De Ballonnendoorprikker schrijft korte prikkelende columns, waarin kromme redeneringen, verhullend taalgebruik en rammelend beargumenteerde standpunten aan de kaak worden gesteld
Bied als winkelbedrijf ‘verstop-eitjes’ aan en spreek van ‘voorjaarsfeest’ en dat is het begin van het einde van: “waar we als land voor staan.” Een uitspraak van VVD-fractievoorzitter Halbe Zijlstra. Dit naar aanleiding van reclame van de HEMA. Want: “Als de Hollandsche Eenheidsprijzen Maatschappij Amsterdam afscheid neemt van Pasen, dat onderdeel uitmaakt van onze maatschappij, dan glijden we langzaam af.” Want: “Pasen en Pinksteren hóren bij Nederland. Dat vind ik, ook al ben ik zelf niet religieus. Als je daar aanstoot aan neemt, dan ben je toch intolerant? Pasen hoort erbij, net als gelijkheid tussen man en vrouw en tussen homo’s en hetero’s.” Zijlstra maakt zich zorgen om de ondergang van een christelijke natie. De eitjes zijn voor hem een voorbeeld van een dreigende islamitische onderwerping.
Beste meneer Zijlstra. Is de HEMA daadwerkelijk zo’n belangrijke poot ‘onder alles waar we als land voorstaan’? Waarom begint u dan geen actie om het bedrijf terug te kopen van de Britse eigenaar Lion Capital? Het zou immers toch niet mogen zijn dat deze belangrijke drager van ‘alles’ waar Nederland voor staat, in buitenlandse handen is? Want wat als de Britten de HEMA verkopen aan een sjeik uit een van de Golfstaten?
Is het huidige Pasen geen ‘verchristelijkte’ voortzetting van voorchristelijke lentefeesten, gewijd aan het leven en de vruchtbaarheid? Net zoals ook Kerst een ‘heidense’ geschiedenis kent. Zou de HEMA met haar voorjaarsfeest niet een verdere vernieuwing kunnen zijn? Of beter, een moderne manier van teruggrijpen op een oeroude traditie?
Meneer Zijlstra, als u Pasen en Pinksteren op gelijke hoogte stelt met de gelijkheid tussen man en vrouw en homo’s en hetero’s, waarom dan geen voorstel tot wijziging van de Grondwet? En vervolgens een Paas- en Pinksterenwet waarin formaat, smaak, gewicht etcetera van het paasei kan worden vastgelegd. De hoeveelheid spijs en suiker op een Paasbrood. Zou politieke bemoeienis dit Pasen en Pinksteren goed doen?
Moet de politiek zich niet verre houden van bemoeienis met tradities en volksfeesten, zeker als ze zijn gelieerd aan een godsdienst? Want loopt zij daardoor niet het risico de ene godsdienst boven de andere te plaatsen? En is dat niet in strijd met onze Grondwet.
Als iemand een misdaad pleegt en hij wordt opgepakt, dan moet een rechter of rechtbank zich over de zaak buigen en namens de samenleving een uitspraak doen. En hierbij is de verdachte onschuldig totdat de rechter anders oordeelt. Dat moet ook gelden voor iemand die van terrorisme wordt verdacht. Dat is een van de fundamenten van een zichzelf respecterende rechtstaat.
In Dagblad de Limburg stond een uitspraak van de republikeinse voorman in het Huis van Afgevaardigden Paul Ryan: “ Het is in strijd met de wet en het blijft in strijd met de wet om terreurgevangenen naar Amerikaanse grond over te brengen.” Wat doe je als mogendheid die wereldwijd actief is tegen terroristen en je pakt er eentje op? Hoe zorg je er dan voor, dat die terrorist een eerlijk proces krijgt? Dat kan op deze manier nooit door een Amerikaanse rechter. En waar zet je die in het gevang? De terrorist mag de VS immers niet in.
De regering Bush richtte hiervoor de gevangenis op Guantanamo Bay in. Een Amerikaanse basis, geen Amerikaans grondgebied en geen wetgeving van enig ander land. Er golden en gelden immers geen regels, een rechteloos gebied. Nu wil president Obama zijn verkiezingsbelofte uit 2008 nakomen en deze gevangenis sluiten. Daardoor kan de gevangen terrorist nergens naar toe. Ryan wilde gevangenis daarom open houden. Maar hoe verhoudt het hebben van een gebied waar mensen rechteloos zijn, zich met het zijn van een rechtstaat?
In een normale oorlog moeten landen zich ook aan ‘wetten’ houden, namelijk Geneefse conventies. Nu zien de Verenigde Staten de strijd tegen het terrorisme wel als een oorlog, maar van een bijzondere soort. Het is immers geen strijd tussen landen en dat is waar de Geneefse conventies voor bedoeld zijn. Omdat zij terroristen niet zien als ‘reguliere’ soldaten, zien zij terroristen ook niet als krijgsgevangenen. En daar is wat voor te zeggen. Maar hoe moet je terroristen dan zien?
Als het geen soldaten zijn, moet je ze dan niet zien als burgers en ook zo behandelen? En wat doen we met burgers die wetten overtreden? Die bijvoorbeeld moorden plegen? Worden die niet door de civiele rechter berecht? Zou dat niet ook voor van terrorisme verdacht personen moeten gelden? Creëren de VS zo niet een rechtsvacuüm? Is een rechtsvacuüm niet strijdig met de grondbeginselen van een rechtstaat?
Zou het een zichzelf rechtstaat noemend land niet sieren als het rechteloze gebieden afschaft en rechtsvacuüms opheft? Is het handhaven van de principes van een rechtstaat niet de eerste en belangrijkste stap in de strijd tegen onrecht zoals terrorisme?
“Gemeenten zijn de meest nabije overheid en zij kunnen het beste de zorg voor mensen organiseren.” Een zin uit de column van Tof Thissen, de algemeen directeur van UWV Werkbedrijf en vaste columnist in Dagblad De Limburger in zijn column van zaterdag 20 februari 2016. Veel mensen zullen zich kunnen vinden in deze zin. In de diverse media is dit immers zeer vaak gezegd, politici hebben er jaren op gehamerd. Sterker, deze zin vormt de basis voor de grote decentralisatie van zorgtaken naar gemeenten, de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning zijn erop gebaseerd.
Maar iets roepen en herhalen, maakt het nog niet tot een feit. Is de gemeente wel de meest nabije overheid? Als ‘meest nabij’ wordt uitgelegd als kleinste schaal (na provincie en Rijk) dan klopt het. Maar wat als we naar de opkomst bij verkiezingen kijken? Trekken landelijke verkiezingen niet steevast meer kiezers? Zou dat kunnen duiden op grotere nabijheid bij mensen? Hoe bepalen we wat ‘meest nabij’ is?
De redenering van Thissen suggereert ook dat er een relatie is tussen nabijheid en het organiseren van zorg. Hoe nabijer, hoe beter de zorg is die georganiseerd wordt. Uiteindelijk zou ik dan de beste zorg voor mijn vrouw en kinderen kunnen organiseren. En als ik nergens naar zou hoeven te kijken en alles wist, dan zou er een leger aan zorgverleners klaar staan. Laten we zeggen een compleet ziekenhuis met alle kennis en kunde van de wereld. Net zoals mijn buurman dat ook zou doen voor zijn gezin.
Zou het niet slimmer zijn om zoiets op wat meer afstand te organiseren? Basiszorg in de wijk of het dorp. Een ziekenhuis op regionale schaal. En specialistische zorg, zoals het Antonie van Leeuwenhoek, op landelijke schaal? Zou zo’n meer afstandelijke organisatie niet tot betere zorg kunnen leiden? Is de overheid die het meest nabij is ook het beste in staat om zorg voor mensen te organiseren? Brengt beleid, en dat is wetten opstellen, op basis van zo’n aannames niet risico’s met zich mee? Zijn we ons bewust van die risico’s? Zit nabijheid trouwens niet veeleer in de zorgverleners persoonlijk?
Bij zo’n aannames moet ik altijd denken aan de film Under Siege 2: Dark Territoriry, een film met actieheld Steven Seagal in de hoofdrol. Het karakter van Seagal lijkt onder de trein te zijn gekomen, maar als er toch nog bad guys dood worden gevonden, vraagt het personage gespeeld door de acteur Al Sapienza of ze het lijk hebben gezien. ‘Ik zag hem vallen en ik zag bloed, dus ik nam aan dat ….’ Waarop Sapienza’s personage de volgende legendarische uitspraak doet: “Assumption is the mother of all fuck ups!”
In de Volkskrant een artikel over de jonge Haagse villawijk Vroondaal. Een wijk waar al een enkele villa staat, maar die vooral bestaat uit lege percelen. De wijk kwam ‘in de verkeerde periode op de markt’: net toen de economie in crisis schoot. Om wat aan die lege weilanden te doen en natuurlijk ook omdat het verkopen van die grond geld oplevert, komt de gemeente Den Haag nu met een nieuw idee: “Vermogende Chinezen en andere Aziaten die in Den Haag een energieneutrale villa kopen van 1,3 tot 1,6 miljoen euro, krijgen een waardevol welkomstgeschenk: een voorlopige verblijfsvergunning.”
Het mes snijdt aan twee kanten. De wijk en de gemeentekas worden gevuld en de rijke Aziaten gaan natuurlijk een deel van hun rijkdom uitgeven in De Haag. Dat is natuurlijk goed voor de middenstand en de economie. Een creatief plan, maar …
Hoe verhoudt zich dit tot de komst van vele vluchtelingen, die de gemoederen flink verhit? Voor de ene helft van het land zijn het er ‘teveel van een verkeerde religie en cultuur’ en de andere helft ‘heet ze van harte welkom’. Discussie vooral over de kosten en de zorgen met betrekking tot de (on)mogelijkheid tot integratie. Die vluchtelingen moeten toch een asielaanvraag indienen en dan afwachten of ze een verblijfsstatus krijgen? Moeten ze als statushouder vervolgens niet als de wiedeweerga zorgen dat ze de taal spreken, inburgeren en integreren?
Moeten deze ‘Chinezen en andere Aziaten’ ook de taal leren en inburgeren en integreren? Rijke Aziatische landgenoten kopen een verblijfsstatus en worden met open armen ontvangen. Liggen Syrië, Irak en Afghanistan niet ook in Azië? Hun arme landgenoten treft een heel ander lot. Worden aan die vermogenden ook taal -, inburgerings- en integratie-eisen gesteld of gaan we meten met twee maten?
Zou mijn moeder toch gelijk hebben, als ze de volgende uitspraak deed: ‘d’n duvel schiet altied op de groeëtsten haup’?*
* de duivel schijt altijd op de grootste hoop. Wat wil zeggen dat het geluk degenen die het al goed hebben, goed gezind is.
Goed doen is makkelijk. Er zijn zoveel goede doelen die vragen om je geld. Geef je €100 aan de Hartstichting of aan het Rode Kruis? Allebei de doelen zullen zeer blij zijn met je bijdrage. Maar welke organisatie komt het verst met je €100? Daarover heeft William Macaskill een boek geschreven: Doing Good Better. A Radical New Way to Make a Difference. Een interessant boek dat je ogen opent. Op meerdere manieren. Voor een uitgebreide bespreking van het boek en de erin verwoorde ideeën zie Minder t-shirt voor meer geld..
Macaskills benadering past heel goed bij de moderne manier van denken. Hij wil de grote en kleine filantroop handvatten bieden om zoveel mogelijk wel te doen voor hun geld. Hij redeneert hierbij wel heel erg vanuit de gever zelf, terwijl de wereld er voor de ontvanger heel anders uitziet. Dit is hem te vergeven omdat hij wel belangrijke punten maakt. Zo wordt er veel geld verspild aan zaken waarvan het nog maar de vraag is of ze enig effect hebben. Sommigen zouden zelfs wel eens een negatief effect kunnen hebben. Ook de Nederlandse heibel om de salarissen van managers stelt hij terecht in een ander daglicht. Dure managers die succesvolle programma’s organiseren kunnen hun geld wel eens meer dan waard zijn terwijl ‘vrijwillige’ managers van slechte programma’s wel eens heel duur kunnen zijn.
Waar hij echt uit de bocht vliegt is bij zijn carrière-adviezen en dan vooral zijn advies om dan maar een baan te zoeken waar je heel veel kunt verdienen. Hij heeft hier in het geheel geen oog voor de schade die je kunt aanrichten in je jacht naar een zo hoog mogelijk inkomen.
Al met al biedt Macaskill een interessante manier om naar liefdadigheid te kijken. De vijf deelvragen die hij stelt als hij zoekt naar het antwoord hoe je het meeste waar voor je geld krijgt, zijn goede en terechte vragen. Alleen zou je bij het beantwoorden ervan verder moeten kijken dan de utilitaristische-neus lang is. Het is één manier om te kijken, niet de enige. De keuze voor goede liefdadigheid ligt waarschijnlijk in de combinatie. En zou de beste keuze niet kunnen zijn om zaken te doen met bedrijven die hun personeel goed behandelen en goed betalen? En voor de consument het betalen van een eerlijke en rechtvaardige prijs voor producten? Is dat niet de manier om mensen in ontwikkelingslanden zelf te laten kiezen hoe ze zich willen helpen? Dan kunnen ze zelf bepalen of ze een malarianet, ontwormingspillen of boeken kopen.
Vorige week stond er een interview met de Zweedse minister van Migratie Morgan Johansson in de Volkskrant. In dit interview geeft hij een schets van het Zweedse en het Europese probleem. Volgens hem is er maar één oplossing: “… vasthouden aan het principe van de solidariteit tussen lidstaten. Dat we elkaar helpen in moeilijke tijden. Dat betekent de vluchtelingen eerlijk verdelen over de lidstaten. Hoe? De enige manier is de asielaanvraag aan de Europese buitengrenzen af te handelen, in een Europees centrum, een hotspot. Daar worden zij die recht hebben op asiel verdeeld over de lidstaten. Vluchtelingen kunnen niet kiezen waarheen ze gaan, lidstaten niet of ze ze ontvangen.”
Asielaanvragen buiten de EU en pas daarna naar binnen. Dat klinkt logisch. Het voorkomt immers dat mensen tevergeefs een lange, dure en gevaarlijke reis maken. Ook hoeft er zo niemand meer te worden teruggestuurd omdat alleen de erkende vluchtelingen binnen mogen. Op het eerste gezicht een goede oplossing. Maar hoe is dat als we wat verder kijken?
Waar komen die hotspots? Komen die in de buurlanden van de Unie? Als dat zo is, dan moet een vluchteling uit China nog steeds een verre en dure reis aanvaarden met als risico om vlak voor het einde te worden geweigerd en dan zit de Afghaan bijvoorbeeld in Turkije en zit Turkije met het probleem. En zou Turkije dat lang volhouden als er zo veel vluchtelingen in Turkije blijven? Komt het er dan niet op neer dat de landen waar de hot-spots gevestigd zijn met de problemen worden opgescheept? Waarom zouden die landen dat accepteren? En wat let hen dan om hetzelfde te doen als de EU en dus het probleem naar de buurlanden te exporteren? Leidt dit in extremis niet tot eenzelfde situatie als opvang in de regio? Namelijk dat iedereen in zijn eigen land vastzit en niet kan vluchten?
Of komen de hotspots in ieder land? Hoe gaan we dat regelen in Syrië, is een eerste redelijk obligate vraag. Maar stel dat dit toch lukt en ik wil vluchten uit een land omdat het regime aldaar, mij wil oppakken vanwege mijn ideeën, godsdienst of geaardheid. Wat zou er dan gebeuren als ik die hotspot binnenloop? Zou ik die dan nog wel kunnen verlaten tijdens de behandeling van mijn aanvraag of als mijn aanvraag wordt afgewezen? Of staat de politie mij al op te wachten bij de poort? Is Julian Assange, de man van Wikileaks, niet een sprekend voorbeeld van wat er dan gebeurt?
Het vluchtelingenprobleem is dan opgelost omdat vluchten onmogelijk wordt. Maar is dat de wereld die we willen? Stel we moeten zelf vluchten? Al is het maar voor de stijging van de zeespiegel?
De vluchtelingenproblematiek en de rol van de media zijn het onderwerp van een artikel van Kristel van Teeffelen in Trouw. De media zouden het negatieve beeld rond vluchtelingen aanwakkeren door veel aandacht te besteden aan de boze burger en incidenten en te weinig aan de meerderheid die bereid is vluchtelingen op te vangen en te helpen. Van Teeffelen verwijst naar VVD-Eerste Kamerlid Annemarie Jorritsma: “dat media angstgevoelens onder burgers vergroten. Incidenten, bijvoorbeeld in azc’s, worden breed uitgemeten, waardoor ze ineens heel groot lijken, aldus Jorritsma. Het maakt mensen onzeker.”
Nu doen de media verslag van wat er gebeurt en staat bij dat verslag doen niet de uitzondering centraal? Zijn incidenten niet die uitzondering? Een vliegtuig dat veilig op de plaats van bestemming aankomt, haalt de krant niet. Dat doet het pas als het misgaat. Zou daaruit het beeld kunnen ontstaan dat vliegtuigen onveilig zijn omdat ze alleen de krant halen als ze neerstorten? Is nieuws niet per definitie iets wat van het gewone afwijkt?
Als we het opiniërende deel van de media erop naslaan, komen daar niet alle denkbare inzichten aan bod? Regent het niet verwijten van politieke correctheid en vluchtelingenknuffelaars van de ene kant? En zijn van de andere kant de verwijten van extreem rechts en racisme niet van de lucht? Het ene medium neigt meer naar de ene en het andere meer naar de andere kant, maar is dat niet altijd zo?
Ligt het probleem niet elders? Want missen we niet juist de politici en de politieke leiders in de discussie? Moet Jorritsma dus niet in de spiegel kijken? Duikt de politieke hoek niet veel te veel weg? Missen we daar niet visie en leiderschap? Is visie niet veel meer dan een olifant die het uitzicht belemmert of het noemen van een getal? Is visie niet de manier waarop waarden zoals vrijheid, rechtvaardigheid, solidariteit enzovoorts worden ingevuld in goede en in slechte tijden?
“Het is beter achter de schermen leiding te geven en anderen op de voorgrond te zetten, vooral wanneer je overwinningen viert en er mooie dingen gebeuren. Als er sprake is van gevaar, dien je vooraan te staan. Dan zullen de mensen je leiderschap waarderen.” Aldus een wijze raad van Nelson Mandela. Welke leider volgt dit advies en gaat vooraan staan?
In een artikel bij de Correspondent gaat Marc Chavannes in op de vraag die de Eerste Kamer binnenkort gaat bespreken. De vraag of er een staatscommissie moet komen over het nut van de Eerste Kamer. Chavannes stelt terecht dat dan het hele bestel mee moet worden genomen. Uiteindelijk concludeert hij: “In tijd van crisis moet je niet aan de instituties gaan morrelen, maar zorgen dat zij overleven en het broodnodige beetje eenheid belichamen.” Een terecht conclusie, maar wat dan wel?
Zou het met de democratie, en niet alleen bij ons, niet net hetzelfde kunnen zijn als in het bedrijfsleven? Het draait niet goed omdat er wat aan de bedrijfscultuur schort. En omdat cultuur lastig te veranderen is, gaat het bedrijf de structuur veranderen. Al snel blijkt dat dit niet tot het gewenste resultaat leidt en volgt de volgende structuurverandering.
In haar boek De Mars der Dwaasheid onderzoekt de Amerikaanse historica Barbara Tuchman dwaasheid bij bestuurders. Dat doet zij onder andere aan de hand van voorbeelden als de Renaissancepausen, het ontstaan van Amerika en de strijdt in Vietnam. De eerste zinnen van de afsluitende alinea van haar boek zijn leerzaam: “Hoewel zulke deugden werkelijk binnen ieders bereik kunnen liggen, hebben zij in ons systeem minder kans dan geld en meedogenloze ambitie om bij de stembus de overwinning te behalen. Het probleem is misschien wel niet zozeer een kwestie van het opleiden van regeringsfunctionarissen als wel het opvoeden van de kiezers om integriteit van karakter te herkennen en te belonen en het surrogaat te verwerpen. Misschien bloeien betere mensen in betere tijden. Een wijzere regering moet het eerder van een dynamische samenleving hebben dan van een gekwelde en verbijsterde samenleving.” De deugden waarnaar in de eerste zin wordt verwezen zijn waarheid, rechtvaardigheid en gematigdheid.
Als we dit op ‘onze democratie’ toepassen. Zouden we dan niet veeleer in ons onderwijs moeten investeren zodat dit goede burgers aflevert? En dus het onderwijs veel meer aan de samenleving koppelen en veel minder aan ‘opleiden voor de arbeidsmarkt’? Onze kinderen empathie, nieuwsgierigheid en helder denken bijbrengen? Zouden dat niet ook precies de eigenschappen zijn om kinderen voor te bereiden op werk dat nu nog niet bestaat? Dus investeren in cultuur?
“Als we de cultuur willen behouden, moeten we haar blijven scheppen,” zei de historicus Johan Huizinga. Moeten we onze democratische cultuur niet blijven scheppen door de kiezers op te voeden? Door onderwijs gericht op het versterken van waarheid, rechtvaardigheid en gematigdheid? Zou dat ons weerbaar maken tegen extremisme?
In een artikel bij de Correspondent schrijft Gloria Wekker over de ‘witte onschuld’. Het fenomeen dat het zelfbeeld van ‘Nederland’ en de ‘Nederlanders’ anders wordt gezien dan de werkelijkheid. Dat ‘witte Nederlanders’ dit niet weten en van de andere kant ook niet willen weten dat de voorvaderen imperialistisch en racistisch waren en dat dit nog steeds in de huidige ‘witte’ Nederlanders sluimert. Zij wil de ogen van die ‘witte Nederlanders’ hiervoor openen. Dit artikel roept bij mij wat vragen op.
In dit artikel valt de volgende passage te lezen: “Nederland heeft bijna vierhonderd jaar een imposant koloniaal rijk gehad. … Dat rijk strekte zich ooit uit van Nieuw-Amsterdam, Indië, Formosa, Ceylon, Zuid-Afrika en allerlei forten aan de westkust van Afrika tot delen van Noord-Brazilië, Suriname en de Antillen. Het zette Nederland op de kaart als een belangrijke wereldspeler en bezorgde diens inwoners gevoelens van superioriteit.”
Nederland bestaat toch pas sinds 1815? Daarvoor bestond er geen Nederland. Werd dat koloniale rijk niet gesticht door kooplui uit Holland en Zeeland? Is mijn eigen woonplaats en omgeving, Venlo, in die vierhonderd jaar niet wingewest geweest van Holland, Spanje, Oostenrijk en Frankrijk? Werd het niet pas in 1815 een onderdeel van het koninkrijk der Nederlanden? Deed het vervolgens in de opstand tegen koning Willem I niet mee aan de Belgische kant? Werd het niet pas in 1839 weer een onderdeel van het verkleinde koninkrijk der Nederlanden? En was het als hertogdom Limburg niet ook nog lid van de Duitse bond waarvan het pas in 1866 afscheid nam? Werd het niet pas toen eenduidig en definitief een onderdeel van het koninkrijk der Nederland?
Vertoont Venlo zo niet meer overeenkomsten met Formosa, Ceylon en Indië dan met Holland? Holland was immers een van ‘kolonisatoren’ die het gebied als een wingewest behandelden. Heeft dat niet ook het denken over Limburgers flink beïnvloed en werkt dat niet nog steeds door? Zullen er in de Gouden Eeuw niet ook Hollanders zijn geweest die helemaal niets vandoen hadden met het bouwen van dat wereldrijk? Die alleen maar bezig waren met het dagelijkse overleven? En dat zouden er wel eens heel veel kunnen zijn. Zijn er zo niet meerdere geschiedenissen, of is eenzelfde gebeurtenis niet vanuit meerdere invalshoeken te bekijken?
Iets verder schrijft Wekker over:”… een algemeen Europees ethos waarbinnen ze de plicht hadden om zich buiten hun eigen gebied te begeven en andere volkeren aan zich te onderwerpen.” Met een andere woord imperialisme, een proces waarbij landen hun macht, invloed en cultuur in andere delen van de wereld willen laten gelden. Is imperialisme een typisch West-Europees iets? Deden de Maya’s, Inca’s, het Chinese rijk en Djengis Khan niet ook aan imperialisme? En het Ottomaanse Rijk? En wat deed het oude Egypte? Wat je wel kunt constateren is dat de West-Europese landen vanaf 1500 het meest succesvol waren door hun superieure (wapen)techniek. Vertonen landen, en niet alleen westerse, nu niet nog steeds imperialistische neigingen? Vertoont het conflict in Syrië niet sterk imperialistische trekken en dus lastig om op te lossen? Hoe moet het gekrakeel tussen Iran en Saoedi Arabië van de afgelopen dagen anders worden beoordeeld? En is het handelen van Kagama van Ruanda niet ook imperialistisch geïnspireerd? En wat te denken van China, Japan, Vietnam en de Filippijnen in de Zuid-Chinese zee? En het robbertje met de Oekraïne als inzet?
Is dit een ‘ethos van landen’ of van heersers en machtigen, de mensen die de koers van landen bepalen dus? Zeker als die machtigen (koningen, stadhouders etcetera) niet door het totale volk worden gekozen. Want kent Nederland niet pas sinds de Grondwetswijziging van 1917 algemeen kiesrecht? En kun je zelfs in een democratie niet macht kopen en zo je zin doordrukken? Zijn er zo niet weer vele geschiedenissen mogelijk?
Is het superioriteitsdenken dat ten grondslag ligt aan racisme, niet ook iets waar niet-westerse landen zich schuldig aan maken? En niet alleen landen. Maakt bijvoorbeeld een beweging als IS, die uitgaat van de superioriteit van haar ideologie en eenieder die deze niet onderschrijft als minderwaardig ziet, zich niet ook hieraan schuldig? Net zoals iedere godsdienst of deel ervan dat zich als de ware ziet? Is dit niet een manier van denken waaraan iedereen zich schuldig kan maken? En begint het aanpakken ervan niet juist ermee dat we dit ons realiseren?
Kunnen wij niet alleen iets in het hier en nu doen? Het verleden kunnen we immers niet meer veranderen. Kunnen we dat niet alleen maar vanuit de positie waarin we per toeval terecht zijn gekomen? Heb jezelf invloed gehad op de plaats en de situatie waarin je bent geboren? Kan ik er iets aan doen dat ik uit blanke ouders in Velden ben geboren of is dat voor mij een feit waarmee ik het moet doen? Spelen toeval en geluk daarbij geen belangrijke rol?
Kunnen we niet pas dan wat aan racisme doen, als we ons realiseren en erkennen dat wij niet voor onze eigen ‘kleur’ hebben gekozen? En dat het een menselijke neiging is om zich af te zetten tegen anderen, om welke redenen die dan ook anders mag zijn? Maar vooral als we ieder mens als individu en doel op zich zien? Of om Frank Boeijen aan te halen: “Denk niet wit, denk niet zwart. Denk niet zwart-wit. Maar in de kleur van je hart.”
“Doofheid is een wereldwijd voorkomend verschijnsel en doven kunnen zonder implantaat een aanvaardbaar bestaan leiden.” Dit is de reden dat een driejarig meisje geen gehoorimplantaat krijgt, zo is te lezen op opiniesite JOOP. Een implantaat dat haar leven aanmerkelijk makkelijker zou maken. Als dit een kind zou zijn van twee ouders wiens familie hier al generaties lang woont, zou dan het land te klein zijn? Ik denk het wel.
Het meisje heeft echter de pech dat haar ouders uit Afghanistan komen en hun asielaanvraag hier afgewezen is. Ze moeten terug. En daarom komt het kind niet in aanmerking voor een implantaat. Zo heeft staatssecretaris Dijkhof besloten. Is dit besluit rechtvaardig?
In Het geluk van een kopje koffie, Lone Survivoren Hoofdprijsheb ik de utilitaristische kijk op rechtvaardigheid beschreven. Als iets tot maximaal geluk leidt, dan is het voor een utilitarist rechtvaardig. Bekijken we dit geval vanuit de optiek van landen, dan moet Nederland investeren en neemt het geluk in Afghanistan toe, want daar moeten ouders en kind naar terug. Niet doen dus. Maar wat als het kind een tweede Malala wordt, het Pakistaanse kind dat door de Taliban ernstig werd verminkt, in Engeland is geopereerd en nu met de Nobelprijs gelauwerd voor vrede strijdt?
Wat als je geluk op wereldniveau beschouwt? Hoeveel ongelukkiger wordt Nederland ervan om dit kind te helpen? En hoeveel gelukkiger het gezin en Afghanistan? Zouden de kosten dan niet ruimschoots tegen de baten kunnen opwegen?
Maar rechtvaardig kan ook zijn dat wat goed is. En over wat goed is valt te twisten en dat doen gelovigen, ongelovigen, socialisten, communisten enzovoorts dan ook, zoals ik in Het Goede Doelal aankaartte. Maar zouden ze ook twisten over de vraag of het implantaat goed is?
Er is nog een derde stroming in het denken over rechtvaardigheid. Een stroming die individuele vrijheid centraal stelt. Deze stroming vindt haar oorsprong bij de Duitse filosoof Immanuel Kant. Volgens Kant is een mens altijd een doel op zich. Ziet de staatssecretaris hier het meisje als doel? Of als middel om een harde boodschap uit te stralen? Hoe zou Kant oordelen?
De Amerikaanse filosoof John Rawls heeft dit verder uitgewerkt en kwam tot twee beginselen van rechtvaardigheid. Als eerste dat iedereen recht heeft op een zo maximaal mogelijk stelsel van vrijheid dat verenigbaar is met een vergelijkbaar stelsel voor iedereen. Het tweede dat iets rechtvaardig is als de minstbedeelden er meer van profiteren dan de beter bedeelden. Zou het meisje, als een van die minst bedeelden, niet veel meer van een implantaat profiteren dan Nederland van die paar euro? Hoe zou Rawls oordelen?
De Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum en de Indiase econoom Amartya Sen zijn verder gaan bouwen op het werk van Rawls. Zij kwamen met de capability approach, de vermogens benadering. Vermogens, zo schrijft Nussbaum in haar boek Mogelijkheden scheppenop pagina 40: “zijn antwoorden op de vraag: ‘Wat kan deze persoon doen en zijn?” Het zijn: … “substantiële vrijheden’ … een reeks van (over het algemeen onderling gerelateerde) kansen om te kiezen en te handelen.”
Lichamelijke gezondheid is een van deze vermogens. Net als het gebruik van je zintuigen om te denken, fantaseren en te redeneren. Een rechtvaardige samenleving zorgt voor een goed basisniveau en vervolgens wordt het tweede beginsel van Rawls toegepast. Hoe zouden Sen en Nussbaum Oordelen?
Zou de staatssecretaris naar hun argumenten willen luisteren of zou hij zich oostindisch doof houden?