Meten met twee maten

In de Volkskrant een artikel over de jonge Haagse villawijk Vroondaal. Een wijk waar al een enkele villa staat, maar die vooral bestaat uit lege percelen. De wijk kwam ‘in de verkeerde periode op de markt’: net toen de economie in crisis schoot. Om wat aan die lege weilanden te doen en natuurlijk ook omdat het verkopen van die grond geld oplevert, komt de gemeente Den Haag nu met een nieuw idee: “Vermogende Chinezen en andere Aziaten die in Den Haag een energieneutrale villa kopen van 1,3 tot 1,6 miljoen euro, krijgen een waardevol welkomstgeschenk: een voorlopige verblijfsvergunning.”

OngelijkheidIllustratie: marketupdate.nl

Het mes snijdt aan twee kanten. De wijk en de gemeentekas worden gevuld en de rijke Aziaten gaan natuurlijk een deel van hun rijkdom uitgeven in De Haag. Dat is natuurlijk goed voor de middenstand en de economie. Een creatief plan, maar …

Hoe verhoudt zich dit tot de komst van vele vluchtelingen, die de gemoederen flink verhit? Voor de ene helft van het land zijn het er ‘teveel van een verkeerde religie en cultuur’ en de andere helft ‘heet ze van harte welkom’. Discussie vooral over de kosten en de zorgen met betrekking tot de (on)mogelijkheid tot integratie. Die vluchtelingen moeten toch een asielaanvraag indienen en dan afwachten of ze een verblijfsstatus krijgen? Moeten ze als statushouder vervolgens niet als de wiedeweerga zorgen dat ze de taal spreken, inburgeren en integreren?

Moeten deze ‘Chinezen en andere Aziaten’ ook de taal leren en inburgeren en integreren? Rijke Aziatische landgenoten kopen een verblijfsstatus en worden met open armen ontvangen. Liggen Syrië, Irak en Afghanistan niet ook in Azië? Hun arme landgenoten treft een heel ander lot. Worden aan die vermogenden ook taal -, inburgerings- en integratie-eisen gesteld of gaan we meten met twee maten?

Zou mijn moeder toch gelijk hebben, als ze de volgende uitspraak deed: ‘d’n duvel schiet altied op de groeëtsten haup’?*

 

 

 

* de duivel schijt altijd op de grootste hoop. Wat wil zeggen dat het geluk degenen die het al goed hebben, goed gezind is.

Zaaien en oogsten

Eigenbelang of hebzucht vervult een centrale rol in het economische denken. De ‘godfather’ van de economische wetenschap, Adam Smith verwoordde het zo: “Het is niet vanwege de welwillendheid van de slager, de brouwer of de bakker dat wij onze maaltijd verwachten, maar vanwege hun eigen belang. Wij doen geen beroep op hun menslievendheid, maar op hun eigenliefde en spreken nooit over onze noden, maar hun belangen. Alleen een bedelaar kiest ervoor om voornamelijk van welwillendheid van medeburgers afhankelijk te zijn.”

Die bakker verkoopt ons goed brood omdat we anders niet meer bij hem kopen, niet omdat hij zo graag goed brood maakt. Voor de bakkers onder de lezers, zo redeneerde Smith en tegenwoordig veel economen en politici. Ik zie ook een intrinsieke motivatie van Bakkerij Rutten om een een lekkere ‘Jocusmik’ te maken

RuttenFoto: https://www.facebook.com/BakkerijRutten

Op dit denken is een groot deel van onze samenleving gebouwd. Daarom is veel sociale wetgeving, zie bijvoorbeeld de Participatiewet, gebouwd op wantrouwen. Als het geld binnen is, zal de uitkeringsgerechtigde niet hard zoeken naar werk. Dus dat moet worden ‘afgedwongen’. Als je met een dergelijke bril naar de wereld kijkt, dan valt inderdaad op dat er mensen zijn die misbruik maken. De ‘brillendrager’ zal dat zien als een bevestiging van zijn gelijk. Wat hij niet ziet, is dat een veel groter aantal mensen geen misbruik maakt. Ziet hij dat wel, dan zal hij daarin ook een bevestiging zien van zijn gelijk. Dat goed gedrag wordt immers door de regels ‘afgedwongen’.

‘Zoals men zaait zo zal men oogsten’ luidt een Nederlands spreekwoord. Zouden we als we eigenbelang en hebzucht zaaien, door in onze regels uit te gaan van wantrouwen, niet ook eigenbelang en hebzucht en dus wantrouwen oogsten? De Zuid-Koreaanse econoom Ha-Joon Chang ziet dit als een van de 23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme. Hij zou het economisch stelsel op dit punt graag wat anders zien: “We moeten een economisch stelsel ontwerpen dat er weliswaar rekening mee houdt dat mensen vaak zelfzuchtig zijn, maar dat optimaal gebruik maakt van andere menselijke motieven en het beste uit mensen haalt.” 

Dat brengt mij bij de Braziliaanse ondernemer Ricardo Semler waarover ik al eerder schreef. Semler gelooft in de kracht van geluk en daar bouwde hij zijn bedrijf op. Voor hem staat vertrouwen centraal en hierdoor boort hij de kracht van mensen aan. Dat doet hij met succes. Laten hij en zijn medewerkers zo niet zien dat uitgaan van het goede in mensen goede resultaten oplevert? Zou uitgaan van het goede en dus vertrouwen in de sociale zekerheid betere resultaten opleveren? En wellicht tegen lagere kosten?

 

 

Staande ovatie

Gisteren haalde ik de Zuid-Koreaanse econoom Ha-Joon Chang aan. Chang is een bijzondere econoom. Want welke econoom zegt van zijn vak dat het voor 95 procent gezond verstand is dat ingewikkeld wordt gemaakt. En dat zelfs voor de resterende 5 procent geldt dat de essentie van de redenering in eenvoudige termen kan worden uitgelegd. Zijn boek 23 Dingen over het kapitalisme die ze je niet vertellen is het bewijs hiervan. Chang heeft een bijzondere en verfrissende kijk op zaken en onderbouwt die met argumenten en feiten.

OvatieFoto: www.operamagazine.nl

Zo heeft Chang een bijzondere en afwijkende kijk op de rol en functie van het onderwijs. Het Nederlandse beleid is gericht op het zo hoog mogelijk opleiden van de jeugdigen. Om een sterke, groeiende economie te behouden, moeten we het immers van de kennis hebben, de kenniseconomie heeft de toekomst.

Chang kijkt er wat anders naar: “Onderwijs is waardevol, maar de belangrijkste waarde is niet dat de productie verhoogt. Die ligt in het feit dat onderwijs ons helpt ons potentieel te ontwikkelen en ons in staat stelt een meer bevredigend en zelfstandig leven te leiden.” Als dat de belangrijkste functie van het onderwijs is, zou het onderwijs dan niet daarop gericht moeten zijn en niet op een plek op de arbeidsmarkt?

Chang gaat verder: “Als we ons onderwijs hebben laten groeien in het geloof dat het onze economie rijker zal maken, zullen we zwaar teleurgesteld worden want het verband tussen onderwijs en nationaal productiviteit is nogal vaag en ingewikkeld.” Om dit standpunt te ondersteunen verwijst hij naar Zwitserland. Een van de rijkste en meest geïndustrialiseerde landen van de wereld. Maar ook het land met verreweg het laagste percentage inschrijvingen voor het hoger onderwijs, aldus Chang.

Volgens Chang verspillen landen veel geld en middelen aan het streven om ‘iedereen’ hoger opgeleid te krijgen. De hogere opleiding is voor het beschikbare werk niet nodig, maar wel om met andere werkzoekenden te kunnen concurreren. Ook voor werk waarvoor een hogere opleiding eigenlijk niet nodig is. Zou dat de oorzaak ervan kunnen zijn dat veel mensen onder hun opleidingsniveau werken?

Chang maakt het beeldend: “Het stelsel van hoger onderwijs is in deze landen te vergelijken met een theater waar enkele mensen besloten te gaan staan om beter zicht te krijgen, waardoor ze anderen achter hen dwongen ook te gaan staan. Als eenmaal genoeg mensen staan, moet iedereen gaan staan, wat betekent dat niemand meer een beter zicht heeft terwijl iedereen het ongemak van staan ondervindt.” 

Revolutionaire waskracht

Gisteren schreef ik over de onderwijsplannen van Maurice de Hond. De Hond sprak over een andere wereld waarin onze kinderen opgroeien dan de wereld waarin mensen van boven de veertig zijn opgegroeid. Door deze zin moest ik denken aan het derde Venlo College dat ik afgelopen week bezocht. Een van de sprekers, crisiscommunicatie-specialist Hans Siepel, sprak over de bijzondere tijd waarin we leven. We staan op een kruispunt  tussen ‘eerlijke’ communicatie en ‘mannetjesmakerij’, zoals ik het interpreteer. En er is nu zo’n druk vanuit de samenleving, dat de eerlijke communicatie gaat winnen van het machtsdenken van de ‘mannetjesmakerij’. Barbara Tuchman heeft een boek geschreven over dat machtsdenken door de eeuwen heen. Conclusie: de mens blijkt hardleers.

wassenFoto: www.ehabweb.net

Nu horen we dat vaker: we leven in bijzondere tijden en de ‘Brave New World’ ligt binnen handbereik. Uitspraken waarbij de nadruk wordt gelegd op het bijzondere van het huidige tijdsgewricht. Aan het eind van het vorige millennium gingen we bijvoorbeeld het tijdperk van de ‘nieuwe economie’ in. Een tijdperk van eeuwigdurende economische groei mogelijk gemaakt door de dot.com revolutie en dat eindigde met een knappende ballon.

Nu denken mensen als De Hond dat er compleet andere tijden aanbreken. Tijden waarin de virtuele wereld de reële langzaam naar de achtergrond zal verdrijven. Het eerste Venlo College was eraan gewijd: “De technologische en digitale ontwikkeling gaat steeds sneller. Dit heeft grote gevolgen voor hoe we in de toekomst ons werk doen en hoe we in contact staan en communiceren met onze inwoners”, zo viel te lezen op de uitnodiging.

Is er sprake van een plotselinge verandering? Een algehele ommekeer? Of is het meer van hetzelfde? Werk vervangen door techniek is al zo oud als de vuistbijl. Informatie vastleggen om die voor het nageslacht beschikbaar te houden heeft ook al een lange baard. Wie kent er nog de oral history? De rotstekeningen? De kleitabletten? De papyrusrollen? De schilderijen? De gedrukte boeken? Is het niet een gestage ontwikkeling die alleen wat sneller gaat omdat we met wat meer mensen zijn?

Nu is het heel menselijk om de huidige tijd en de gebeurtenissen erin als revolutionair te zien. De Zuid-Koreaanse econoom Ha-Joon Chang constateert dat in zijn boek 23 Dingen die je ze niet vertellen over het kapitalisme ook en brengt perspectief aan: … in termen van economische en sociale veranderingen die erdoor teweeg zijn gebracht is de revolutie van het internet (althans tot nu toe) minder belangrijk geweest dan die van de wasmachine en andere huishoudelijke apparaten, … .” 

Zou Chang een revolutionair waskracht-punt hebben?

Modern Times

Maurice de Hond pleit in de Volkskrant voor het op een heel andere manier vormgeven van het onderwijs. De wereld verandert volgens De Hond: “Door Google en Wikipedia, smartphones en sociale media heb je waar ook ter wereld altijd de beschikking over alle informatie in de wereld. Dit leidt tot een compleet andere wereld dan de wereld waarin de mensen boven de veertig jaar zijn opgegroeid.”

ChaplinIllustratie: decentfilms.com

Daarom moet er in het huidige curriculum worden geschrapt (hij denkt aan bijvoorbeeld Latijn, Grieks of wiskunde) om plek te maken voor bijvoorbeeld programmeren en ondernemen. “We leren je het nu, wie weet heb je het ooit nodig. Veel van wat je leerde, was in de rest van je leven nooit meer relevant.” Omdat informatie nu in overvloed beschikbaar is, is dat niet nodig. Als je het nodig hebt, zoek je het immers gewoon even op. De Hond lijkt ervoor te pleiten om het onderwijs af te stemmen op dat wat de markt vraagt.

Volgens De Hond is andere kennis en zijn andere vaardigheden nodig: “We moeten veel ruimte geven aan creativiteit, kritisch denken, leren leren, burgerschap.” Was en is dat niet altijd de opdracht van het onderwijs geweest? Is het daarom niet juist van belang om te weten wat de generaties voor jou dachten? Moet je dan ook niet de kennis van hun taal voor de samenleving behouden zodat die teksten uit de eerste hand gelezen kunnen worden? Is wiskunde niet ook van belang omdat het logisch nadenken en redeneren ontwikkelt en bevordert? Zou de wereld niet juist gebaat zijn bij meer logisch nadenken? En bovenal, is dat niet juist een vaardigheid die je goed van pas komt bij het schrijven van algoritmes en het programmeren?

De Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum hield een paar jaar geleden in haar boek Not for Profit juist een pleidooi voor het opwaarderen van wat zij humanities, de geesteswetenschappen noemt. Zij waarschuwt voor de dominantie van het ‘marktdenken’: “Hongerig naar winst, verwaarlozen landen en hun onderwijssystemen vaardigheden die nodig zijn om de democratie levend te houden. Als die trend doorzet, produceren landen van over de hele wereld generaties van bruikbare machines in plaats van complete burgers die zelf kunnen denken, tradities bekritiseren en die het belang inzien van andermans lijden en prestaties. De toekomst van de democratie staat op het spel (eigen vertaling).” 

Heeft zij hier een punt? Stimuleer je creativiteit niet juist door kinderen kennis te laten maken met andere culturen, of dat nu huidige of vergane culturen zijn? Zou dat niet ook de nieuwsgierigheid en het empathisch vermogen vergroten? Kan dit geen positieve invloed hebben op de samenleving en dus bijdragen aan ‘burgerschap’? Spant De Hond het paard niet achter de wagen?

Genoeg hebben is geluk

In een interview met de Volkskrant licht PvdA-fractieleider Diederik Samsom zijn plan toe hoe om te gaan met de vluchtelingenstroom. Samsom: “Vluchtelingen verdienen een veilig heenkomen maar de mensen die hier wonen verdienen dat wij hun welvaartsstaat overeind houden.” Een interessante zin die uit twee delen bestaat en die delen worden door Samsom tegenover elkaar gezet. Zowel bij die twee delen als ook bij het tegenover elkaar zetten zijn vragen te stellen.

Vluchteling

Foto: www.dewereldmorgen.be

Vluchtelingen verdienen een veiling heenkomen. Even naar het plan. Dat komt erop neer dat vluchtelingen zich moeten melden en laten registreren in ‘veilige’ landen buiten de EU. En om de druk op die landen wat te beperken, is de EU bereid om maximaal 250.000 van hen op te nemen. De rest moet maar in de regio worden opgevangen. Schuift de EU zo niet het probleem terug?  En schuift die vluchteling zo niet uiteindelijk terug naar de oorlog die hij ontvluchtte? Want waarom zouden buurlanden wel al die vluchtelingen opnemen?

De mensen die hier wonen verdienen dat de welvaartsstaat overeind wordt gehouden. Is die welvaartsstaat de afgelopen twintig jaar door de successievelijke kabinetten (met en zonder de PvdA) niet aardig gedecimeerd? Moest die niet worden geofferd op het altaar van de neoliberale ideologie? Een ideologie van ieder voor zich? Is er niet gesneden in de hoogte en de lengte van uitkeringen? En zijn de toegangspoorten voor ondersteuning door de overheid niet steeds verder gesloten? Is die welvaartsstaat met de troonrede 2013 niet doodverklaard ten faveure van de participatiesamenleving?

En dan de hele zin. Is het wel een keuze tussen onze welvaartsstaat en hun veilig heenkomen? Zouden beiden ook samen kunnen? Lao Tse schijnt eens gezegd te hebben: “Genoeg hebben is geluk; meer dan genoeg hebben brengt ongeluk. Dat geldt voor alle dingen, vooral echter voor geld.” Behouden we welvaart niet juist door eerlijk te delen?

Hoe word ik een goede filantroop

 

Goed doen is makkelijk. Er zijn zoveel goede doelen die vragen om je geld. Geef je €100 aan de Hartstichting of aan het Rode Kruis? Allebei de doelen zullen zeer blij zijn met je bijdrage. Maar welke organisatie komt het verst met je €100? Daarover heeft William Macaskill een boek geschreven: Doing Good Better. A Radical New Way to Make a Difference. Een interessant boek dat je ogen opent. Op meerdere manieren. Voor een uitgebreide bespreking van het boek en de erin verwoorde ideeën zie Minder t-shirt voor meer geld..

Eerlijke handelIllustratie: www.happynews.nl

Macaskills benadering past heel goed bij de moderne manier van denken. Hij wil de grote en kleine filantroop handvatten bieden om zoveel mogelijk wel te doen voor hun geld. Hij redeneert hierbij wel heel erg vanuit de gever zelf, terwijl de wereld er voor de ontvanger heel anders uitziet. Dit is hem te vergeven omdat hij wel belangrijke punten maakt. Zo wordt er veel geld verspild aan zaken waarvan het nog maar de vraag is of ze enig effect hebben. Sommigen zouden zelfs wel eens een negatief effect kunnen hebben. Ook de Nederlandse heibel om de salarissen van managers stelt hij terecht in een ander daglicht. Dure managers die succesvolle programma’s organiseren kunnen hun geld wel eens meer dan waard zijn terwijl ‘vrijwillige’ managers van slechte programma’s wel eens heel duur kunnen zijn.

Waar hij echt uit de bocht vliegt is bij zijn carrière-adviezen en dan vooral zijn advies om dan maar een baan te zoeken waar je heel veel kunt verdienen. Hij heeft hier in het geheel geen oog voor de schade die je kunt aanrichten in je jacht naar een zo hoog mogelijk inkomen.

Al met al biedt Macaskill een interessante manier om naar liefdadigheid te kijken. De vijf deelvragen die hij stelt als hij zoekt naar het antwoord hoe je het meeste waar voor je geld krijgt, zijn goede en terechte vragen. Alleen zou je bij het beantwoorden ervan verder moeten kijken dan de utilitaristische-neus lang is. Het is één manier om te kijken, niet de enige. De keuze voor goede liefdadigheid ligt waarschijnlijk in de combinatie. En zou de beste keuze niet kunnen zijn om zaken te doen met bedrijven die hun personeel goed behandelen en goed betalen? En voor de consument het betalen van een eerlijke en rechtvaardige prijs voor producten? Is dat niet de manier om mensen in ontwikkelingslanden zelf te laten kiezen hoe ze zich willen helpen? Dan kunnen ze zelf bepalen of ze een malarianet, ontwormingspillen of boeken kopen.

 

Nationaliseer het onderwijs

Frank Kalshoven zou het interessant vinden als er een soort ‘franchise-formule’ zou komen die landelijk een paar honderd scholen zou exploiteren. Zo’n keten zou een landelijk trainingscentrum kunnen inrichten, wetenschappelijk kunnen experimenteren, schaalvoordelen benutten bij het inkopen van leermiddelen en ICT en beter personeelsbeleid kunnen voeren.  Die scholen zouden meer kwaliteit per euro kunnen leveren en de huidige scholen het goed lastig maken. Meer marktwerking dus. “Wat een walhalla zou dat kunnen zijn,” volgens Kalshoven in de Volkskrant.

FORTIS OVERNAME

Foto: www.nrc.nl

“Creatieve destructie, dat is precies wat het basisonderwijs nodig heeft,” dit concludeert Kalshoven. Creatieve destructie is een proces van voortdurende innovatie, waarbij door succesvolle toepassingen van nieuwe technieken, oude worden vernietigd. De auto die het paard met wagen verving bijvoorbeeld. Nieuwe plannen van staatssecretaris Dekker moeten het stichten van scholen aan de ene kant makkelijker maken en aan de andere kant het sluiten ervan als niet aan de kwaliteitseisen wordt voldaan.

Wat zouden de gevolgen van creatieve destructie via zo’n ketens zijn? Meer kwaliteit per euro kan, maar is dat een zekerheid? Hebben ervaringen in het MBO, HBO en WO niet laten zien dat het geld ook ergens anders aan kan worden besteed? Aan gebouwen bijvoorbeeld. Welk risico lopen ouders en kinderen als zo’n landelijke keten van bijvoorbeeld 200 scholen failliet gaat? Waar kunnen die kinderen dan onderwijs krijgen? Of moet dan de minister ingrijpen net zoals bij het ROC Leiden?

Leren ervaringen in ander sectoren, de financiële sector, de automobielindustrie enzovoorts, niet dat een markt alleen goed functioneert als er een sterke marktmeester is? En is dat niet juist de rol van de overheid. Moet de macht van die marktmeester niet toenemen naarmate de markt complexer is en dichter bij de mens zelf komt? Pleit dat dan niet voor een heel sterke onderwijsmarktmeester? Een meester die bovenop de markt zit?

Volgens Kalshoven zouden de franchise-scholen door hun omvang meer kwaliteit per euro leveren. Als dat zo is waarom dan niet één landelijke keten van scholen? Dan zou je toch de meeste kwaliteit per euro moeten krijgen?

En als we die sterke marktmeester en de kwaliteit per euro combineren. Zou dat er niet voor kunnen pleiten om deze taak te nationaliseren?

Wie zijn heden verprutst

“Het is erg wrang dat er nu zo veel werknemers in de zorg op straat komen te staan, terwijl deze cijfers uitwijzen dat we ze in de toekomst weer keihard nodig hebben.” Een uitspraak van de Limburgse gedeputeerde Daan Prevoo in Dagblad de Limburger als reactie op de laatste bevolkingsprognose. Die laat zien dat de Limburgse bevolking tussen nu en 2050 flink krimpt en veroudert. Dan staat tegenover één werkende één niet-werkende, nu is dat 3 op 2. Hierdoor zal de sociale zekerheid onder druk komen te staan, aldus onderzoeker Hans Kasper: “Minder mensen dragen actief bij aan bijvoorbeeld de bekostiging van uitkeringen. Hoe gaan we dat dan in de toekomst financieren?”

seneca  Illustratie: historiek.net

Nu is het bijzondere aan toekomstvoorspellingen dat het voorspellingen zijn en geen werkelijkheid. Tussen nu en 2050 liggen nog ruim dertig jaar. Dat biedt ruimte om er wat aan of mee te doen. Zou het nu niét ontslaan van de werknemers in de zorg, wat Prevoo lijkt te suggereren, in 2050 een oplossing bieden? Zouden veel van die werknemers dan niet zelf voor zorg in aanmerking komen?  Moeten de oplossingen in een andere richting worden gezocht?

Zou het verhogen van de kinderbijslag of het op een andere manier aantrekkelijk maken van het krijgen van kinderen een oplossing bieden? Als dat beleid nu wordt ingezet, dan levert dat veel extra jongeren en dus meer werkenden. Komen die vele leegstaande schoollokalen ook weer van pas.

Zou de technologische ontwikkeling niet een deel of misschien wel het gehele tekort aan arbeid kunnen oplossen? Zorgrobots die taken van mensen overnemen, administratieve processen die steeds verder worden geautomatiseerd en zaken die we ons nu nog niet voor kunnen stellen. Met andere woorden zou de behoefte aan arbeid niet ook af kunnen nemen? Zou nu daarin investeren over 30 jaar niet tot rendement kunnen leiden?

Met een gelijkblijvend nationaal (of provinciaal) inkomen (alleen voor inflatie gecorrigeerd) en dalende bevolking, stijgt het inkomen per hoofd van de bevolking. In meer dan dertig jaar kan nog veel gebeuren en is nog niets zeker. Of naar een goed Venloos gezegde: “det zit in wiej zek.” Is betaalbaarheid van sociale voorzieningen niet een kwestie van kiezen? Net zoals het nu een keuze was om te bezuinigen op zorg en dus de werknemers in de zorg op straat te zetten?

“Wie zijn heden verprutst, is de slaaf van zijn toekomst,” zei de Romeinse filosoof en staatsman Seneca. Zullen we het heden dan maar niet verprutsen?

ZZP’er avant la lettre

The Tragedy of the Commons, de tragedie van de gemeenschappelijke gronden of de meent en iets ruimer het gemeenschappelijke bezit. Een term gemunt door de Amerikaanse ecoloog Garrett Hardin. De grond, bijvoorbeeld een weide heeft een beperkte omvang en er kunnen dus slechts een beperkt aantal schapen op grazen. Overbegrazing zorgt ervoor dat de hele weide onbruikbaar wordt. Een schaap meer voor herder A betekent voor hem een hoger inkomen, dus zal herder A liever een schaap meer nemen. Voor het geheel betekent dit grotere kans op overbegrazing, dat risico ligt echter bij de hele groep. De rationele conclusie van herder A zal dus dat ene schaap meer te nemen. Dat gaat echter ook op voor alle andere herders en dus is overbeweiding onvermijdelijk. Zo is de redenatie van Hardin.

commonsIllustratie: www.themarysue.com

Hieraan moest ik denken toen ik het eerste, tweede en derde deel in de reeks columns van Frank Kalshoven in de Volkskrant las. Een reeks die handelt over een ander soort economie. In deel twee beschrijft hij in het kort de ‘Off the grid-economie’. Je koppelt je los van de bestaande economie en probeert zo zelfvoorzienend mogelijk te zijn. Dus je eigen energie/stroom opwekken, je eigen drinkwater regelen, je eigen afval verwerken en ook in je eigen voedsel voorzien. Hoe meer je dat lukt, hoe minder geld je nodig hebt en hoe minder je dus afhankelijk bent van de ‘reguliere’ economie.

Is er voldoende grond om iedereen zijn eigen voedsel te laten verbouwen? Want verliezen we dan niet het specialisme van de huidige landbouw? Een specialisme dat tot gigantische productiestijging heeft geleid. Zou dat te ondervangen zijn door bijvoorbeeld ‘Off the Grid’ dorpen? Dorpen waarin mensen samenwerken om gezamenlijk hun eigen voedsel te produceren? Een soort ‘collectieve boerderij’ of beter nog, een ‘collectief dorp’. Waar kennen we die ook al weer van? Alleen met dat verschil dat die, de kolchozen in de Sovjet Unie, van bovenaf werden verordonneerd. Zou dat een richting kunnen zijn om ‘Off the grid’ te leven? Zou dat geen schoolvoorbeeld van participatiesamenleving zijn?

Hoe nieuw is dat ‘Off the grid’ eigenlijk? Lijkt dat niet verdacht veel op de manier waarop het overgrote deel van onze voorouders eeuwenlang geleefd heeft? Een lapje grond met wat vee. Alles bij elkaar bijna genoeg om te overleven. De rest verkregen ze door de meent, de gezamenlijke gronden, wateren of bossen te gebruiken.

Maar ja, die gaan toch in de tragedie ten onder, volgens Hardin?  Inderdaad de meent ging in een tragedie ten onder waardoor velen in absolute armoede werden gestort en als dagloner moesten zien te overleven (de ZZP’er avant la lettre). Maar, kende de tragedie geen andere oorzaak dan die Hardin beschrijft? Ging de meent niet vooral ten onder omdat de landeigenaar er een hek omzette en de grond zelf in productie bracht? Omheining die mogelijk werd gemaakt omdat de opkomende parlementen (bevolkt door landeigenaren) dit mogelijk maakten. Betekende de onmogelijkheid om de grond nog gezamenlijk te gebruiken en dus het einde van de meent niet de poort naar armoede voor de oude ‘off the gridder’?

Het oude ‘Off the grid’ was geen keus maar een noodzakelijkheid. En geldt dat niet net zo voor ons huidige economische bestel? Dit bestel biedt heel veel keuze op triviaal niveau als het gaat over een pak wasmiddel, maar keuzemogelijkheid is er op het fundamentele niveau tussen “Off’ of “On the grid”? Is ons bestel niet erg eenzijdig ingericht en gericht op een leven ‘On the grid’? Is de keuze voor ‘Off the grid’ niet alleen mogelijk als je kiest voor een zeer sober bestaan als zwerver of als je voldoende kapitaal bezit? En hoe eerlijk is dat?

Wat zou er nu nodig zijn om mensen zelf te laten kiezen tussen “Off’ of “On the grid” zonder mensen tot dagloner te laten vervallen? Staat keuzevrijheid niet hoog in ons vaandel in onze westerse samenleving? Ja, maar dus niet op dit fundamentele niveau. Wij kunnen niet kiezen tussen vol blijven deelnemen aan de huidige tredmolens als ene uiterste en volledig individueel ‘Off the grid’ gaan als andere uiterste en alle varianten ertussen in. Daar is ons economische, sociale en maatschappelijke systeem niet op ingericht. Hoe groot is dan onze vrijheid om zelf te kiezen hoe we ons leven willen inrichten?

Zou een basisinkomen een nieuwe vorm van ‘meent’ kunnen zijn om ieder van ons die vrijheid te geven?