Hoe inclusief is inclusief?

In de Volkskrant een interview met Annemarieke Nierop van de Wiardi Beckman Stichting. Zij doet onderzoek naar de voortgang met het creëren van banen voor mensen die gebruikmaken van de sociale werkvoorziening (SW). Om te voorkomen dat in de Participatiewet die op 1 januari 2015 inging, een wettelijk quotum voor het in dienst hebben van SW-ers kwam, hebben de werkgeversorganisaties beloofd om uiterlijk in 2026, 100.000 banen voor SW’ers te creëren. Eind 2015 zouden de eerste 1.600 zijn gerealiseerd, dit is niet gehaald. Nierop herhaalt het doel van de wet:“We willen een inclusieve samenleving, waarin iedereen meedoet. Daar sta ik volledig achter. Over twintig jaar kijken we net zo terug op het betrekken van mensen met een beperking bij de arbeidsmarkt als we nu terugkijken op het betrekken van vrouwen bij de arbeidsmarkt.”

inclusie

Foto: www.hln.be

Mooie woorden een inclusieve samenleving, een samenleving waar iedereen bij hoort. Hoe zit het dan met gedetineerden, waarvan we zeggen dat we ze, al dan niet tijdelijk, uit de samenleving verwijderen? Impliceert dat niet dat een gevangene niet bij de samenleving hoort? Hoe verklaren we dan het gebruik van het woord allochtoon? Is dat niet een woord dat mensen uitsluit? Creëren we daarmee niet meerdere verschillende samenlevingen op het Nederlandse grondgebied? En moslims, hindoes en boeddhisten, horen die erbij? Nederland heeft immers een joods-christelijke cultuur?

Horen werklozen erbij? Die moeten immers ook reïntegreren, maar dan op de arbeidsmarkt? Sinds wanneer horen werklozen trouwens niet meer bij de arbeidsmarkt? Nierop lijkt dit ook te onderschrijven, want SW’ers moeten net als vrouwen werken, anders horen ze er niet bij. Is werken dan het doel van het leven?

Afgelopen week haalden PSV-supporters het nieuws omdat ze bedelaars voor geld lieten kruipen. Een obligate reactie hierop kwam al snel: dat zijn geen echte supporters. Deze reactie kwam ook toen een Ajax-supporter een opblaaspop verkleed als Kenneth Vermeer ophing en toen Feijenoord-supporters fonteinen in Rome vernielden. Het lijkt wel of niet passende zaken altijd buiten de ‘samenleving’ worden geplaatst.

Dat maakt de vraag wat dan wel passend is, belangrijk. Hoe inclusief is die inclusieve samenleving eigenlijk als ze mensen om verschillende redenen buiten lijkt te sluiten?

Ons soort mensen

In Trouw een artikel over de aantrekkingskracht van Rotterdam. De stad is populair want er trekken meer mensen naar toe, dan dat er weg gaan. Hoe gaat dat, die opwaardering: “Het patroon werkt meestal zo: slechte buurten trekken eerst creatievelingen en studenten, waarna coffeebars en restaurants ze ook zien zitten. Dan komen ze in beeld bij rijkere en hoogopgeleide stadsbewoners, die in de al langer populaire buurten geen huis kunnen vinden. Zo knapt de wijk verder op en stijgen de huizenprijzen. Als ook in de opgewaardeerde buurt de huizen schaars worden, zijn de aanpalende buurten aan de beurt, waar het proces opnieuw begint.” Een proces dat ook wel met de Engelse term gentrification wordt aangeduid

rotterdamFoto: www.woonstadrotterdam.nl

Die opwaardering kan op veel bijval rekenen van het stadsbestuur. De stad wordt zo aantrekkelijker voor hoger opgeleiden en welgestelden, ‘sociaal-economisch weerbaarder’ in de termen van de Rotterdamse woonvisie. Een positieve ontwikkeling, maar toch.

Wat betekent dit voor de niet zo welgestelden? Voor de mensen die hun huurhuisje moeten verlaten omdat de wijk opnieuw ontwikkeld wordt. Ontwikkeld door er vooral koopwoningen en duurdere huurwoningen te bouwen. Mensen die niet worden gezien, omdat ze geen ‘kapitaalkrachtige’ marktpartij zijn en waar dus niets aan te verdienen is. Mensen die bij de gemeenten in beeld zijn, omdat zij in de bijstandsbestanden oververtegenwoordigd zijn. Mensen die geld kosten.

Waar moeten die mensen naar toe? Wordt er ook voor hen nieuw gebouwd? Of moeten zij naar wijken met veel huurwoningen? Naar wijken met minder gewilde woningen? Naar wijken waar geen welgestelden te vinden zijn? Dit met het risico dat die wijk verloedert en in ‘een getto’ verandert? Met het risico dat de sociaal-economische tweedeling een nog sterkere ruimtelijke vertaling krijgt dan nu al het geval is? Zou dit de keerzijde van de ‘succesmunt’ kunnen zijn?

Zouden stadsplanners, politici en bestuurders hier niet oog voor moeten hebben? Zou niet iedere wijk een divers aanbod aan woningen moeten hebben. Woningen zowel in de lage huursector als ook in de dure koopsector. Zodat de bedrijfsdirecteur de bijstandsgerechtigde in zijn straat tegen komt en kent en niet alleen ‘ons soort mensen’?

Wat wil Bussemaker?

“Parttime werken is voor vrouwen vooral een strategie om niet overbelast te raken. Het is niet een doelbewuste keuze voor minder carrièrekansen en financiële afhankelijkheid van hun partner.” Zo valt te lezen in de Volkskrant. Dit omdat vrouwen, zo blijkt uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau, werk, zorg en ontspanning minder goed kunnen scheiden dan mannen. Gevolg is wel dat veel vrouwen financieel afhankelijk zijn. Dit zou volgens minister Bussemaker wel moeten. Bovendien leidt dit, volgens haar, tot verspilling van talent. Dit moet niet alleen thuis maar ook op het werk worden besproken. Bussemaker: Het zou goed zijn als werkgevers vrouwen vragen wat zij kunnen doen om hen te ontlasten en tegelijk meer uren te laten werken. Dat kan bijvoorbeeld gaan om meer mogelijkheden voor flexibele werktijden of thuis werken.”

stressIllustratie: www.loyalist.nl

Dus om financieel onafhankelijk te zijn en zorg en werk goed te kunnen combineren en zo de druk te verminderen moeten vrouwen meer gaan werken. Zou meer en flexibeler werken ervoor zorgen dat vrouwen minder voelen dat ze “tekortschieten op het werk en voor naasten”? Dat vrouwen minder spanning ervaren en meer relaxt gaan leven? Zou dit probleem, dat ‘in het hoofd’ van vrouwen zit, zo worden opgelost?

Niet alleen vrouwen ervaren problemen, één op de vijf fulltime werkende vaders wil korter werken om voor hun kinderen te zorgen. Zo valt te lezen in een ander artikel in de Volkskrant. En ook dat moet met de werkgever worden besproken. Deze mannen hebben volgens dezelfde minister goede redenen om korter te willen werken. Ze zijn “belangrijke bondgenoten in de vrouwenemancipatie.” Wat als die mannen door korter te werken ineens niet meer financieel op eigen benen kunnen staan? Is dat dan géén probleem?

Maar is het niet vreemd dat de minister mannen adviseert om minder, en vrouwen juist om meer te werken? Zou de minister in de gaten hebben dat haar adviezen op het oog tegenstrijdig zijn?

Zou een verkorting van de werkweek een oplossing kunnen zijn? Naar 30 uur zoals in Zweden? Dit leidt wel tot minder inkomen bij een fulltime baan, maar zou banen creëren voor werklozen. Of wellicht een basisinkomen? Waarschijnlijk leidt dat via een omweg ook tot een verkorting van de gemiddelde werkweek en tot werk voor meer mensen. Beide ideeën zouden de druk verminderen. Een experiment waard?

Restjesmensen

“Ze lopen beiden dezelfde gezondheidsrisico’s, ze maken dezelfde inschattingsfouten ten aanzien van pensioen en langleven, en ze hebben dezelfde inkomensbescherming nodig.” Zo valt te lezen in de column van Sandra Phlippen. Ze, dat zijn werknemers en ZZP’ers. Zij houdt een pleidooi voor het anders kijken naar de arbeidsmarkt, omdat de Wet werk en zekerheid mislukt lijkt. Daarom adviseert zij minister Asscher: “Begin eens bij de vraag wat een arbeidsmarkt is: een markt waar taken te doen zijn en waar arbeidskrachten voor nodig zijn met de juiste vaardigheden. Voor het uitvoeren van die taken moet een fatsoenlijke prijs worden betaald. Van die prijs moet worden meebetaald aan een sociaal stelsel waar we in meerderheid achterstaan.”  

Bacon

Illustratie: izquotes.com

Francis Bacon zei het al:“A prudent question is one half of wisdom.” Dus een goede suggestie van Phlippen om eerst eens goed te definiëren en het probleem te beschrijven, alvorens te komen met oplossingen. Maar zouden we dan niet nog wat verder moeten doorvragen? Zouden we ons dan niet ook moeten afvragen waarom we een arbeidsmarkt nodig hebben? Of sterker nog, waarom hebben we arbeid nodig? Of anders geformuleerd, moeten we wel arbeiden? Of nog anders geformuleerd, en steeds dichter bij de kern komend, wat is de rol van arbeid in het leven? Leven we om te werken of werken we om te leven?

Het antwoord op die vraag, is heel bepalend voor het vervolg. Als we leven om te werken, staat werk centraal en moet er werk bij iedere mens worden gezocht. Zonder werk is een leven dan immers zinloos. Is dit niet de manier waarop er nu naar het leven wordt gekeken? Zonder werk neem je immers niet deel aan de samenleving? Je bent, volgens de Italiaanse filmmaker Giorgio de Finis, een ‘restjesmens’. Een begrip dat hij gebruikte in de Tegenlicht documentaire De Man door Europa. ‘Restjesmensen’ hebben geen waarde, ze horen er niet bij en men wil ze ook het liefst niet zien. “Globalisering leidt tot een mensheid die voor de vuilnisbelt bestemd is”, aldus De Finis

Werken we om te leven, dan staat leven centraal en moeten we kijken hoe we leven voor iedereen mogelijk kunnen maken. En vervolgens moeten we dan kijken wat we met z’n allen moeten doen, om dat leven mogelijk te maken en hoe we de lasten daarvan verdelen. Zou dat een veel rustigere wereld kunnen opleveren? Een wereld die rekening houdt met de ecologische grenzen? Een wereld waarin een product wordt ontwikkeld voor een gebruiksdoel en niet als bezitsdoel of als middel om geld mee te verdienen. Voor wat de filosofe Hannah Arendt, in haar boek The Human Condition, de primaire waarden noemt? Een wereld waarin iedereen wordt gezien en dus zonder ‘restjesmensen’.

Not everything that counts can be counted

“Subsidies in Venray zijn doelloos,”  de kop van een artikel in Dagblad de Limburger. Het artikel bespreekt de uitkomst van een onderzoek dat de Venrayse rekenkamer heeft uitgevoerd naar het gemeentelijke subsidiebeleid. De gemeente heeft geen helder beeld wat ze met de subsidies wil bereiken. Doelen zijn niet helder, effecten blijven onduidelijk en daarom is het moeilijk om goede prestatieafspraken te maken met de instellingen die subsidie ontvangen. Het is daarom een raadsel  voor de gemeenteraad of het geld goed wordt besteed. De raad kan zo haar controlerende taak niet goed vervullen.

doelmatigheid

Illustratie: www.focusopdalton.nl

Venray zal niet de eerste en zeker niet de laatste gemeente zijn waar de rekenkamer of een andere onderzoeker tot soortgelijke conclusies komt. En ook daar zal worden geconcludeerd dat een schouwburg of een kunstencentrum vele tonnen subsidie krijgen, zonder dat precies duidelijk is wat zij moeten bereiken voor dat geld.

Dit concluderen is één, maar wat eraan te doen? Simpel duidelijke doelen en meetbare effecten formuleren en goede prestatieafspraken maken. Dat is ook wat meestal wordt geadviseerd. Als het zo simpel is, waarom gebeurt het dan niet?

Het is inderdaad heel simpel om een doel te formuleren. Ook is het makkelijk om effecten te formuleren. Goede prestatieafspraken maken het lastiger maar zal ook nog wel lukken. Maar hoe bepaal je de relatie tussen het doel en het effect en hoe meet je het? En nog lastiger, hoe bepaal je wat en zo ja op welke wijze een actie, die je in je prestatieafspraken maakt, bijdraagt aan het effect?

Een sportpark, sporthal of zwembad, een schouwburg en een kunstencentrum waar inwoners laagdrempelig les kunnen krijgen in diverse vormen van kunst. Om een beetje leefbaar te zijn, moet een dorp of stad bepaalde voorzieningen hebben. Hoe groter de stad, hoe meer van dergelijke voorzieningen er moeten zijn. Net zoals voor de leefbaarheid de verenigingen die activiteiten organiseren en mogelijk maken onmisbaar zijn.

Van Einstein is de gevleugelde uitspraak: “Not everything that counts can be counted. And not everything that can be counted counts.”  Zou deze uitspraak voor dergelijke onmisbare voorzieningen kunnen gelden? En als dat zo is, zouden we dan niet beter kunnen stoppen met dergelijke voorzieningen te benaderen vanuit het doelmatigheidsdenken?

Weapons of Mass destruction

In de Volkskrant valt te lezen dat de Verenigde Naties (VN) zeer strenge sancties tegen Noord-Korea hebben uitgevaardigd. Het land wordt gestraft voor een kernproef van begin januari 2016. Nu zou geen enkel land naar het bezit van kernwapens en andere massa-vernietigingswapens moeten streven of ze moeten bezitten. Laat er nu veel meer landen zijn die dergelijke wapens hebben en ernaar streven. Zoals de Verenigde Staten, zij bezitten dergelijke wapens en hebben in het verleden dergelijke proeven gehouden. Net als trouwens Rusland, China, India, Pakistan en nog enkele andere landen. Dit zonder dat de VN sancties aan deze landen hebben opgelegd. Over deze ongelijke behandeling schreef ik al eerder.

belastingontwijkingIllustratie: antioligarch.wordpress.com

De Amerikaanse ambassadeur bij de VN, Samantha Powers, rechtvaardigt de strenge sancties omdat het land: “nagenoeg alle hulpbronnen van Noord-Korea worden aangewend voor zijn roekeloze en niet aflatende zucht naar massa-vernietigingswapens.” Dit roept vragen op. Mag het ene land oordelen over de manier waarop het andere land zijn hulpbronnen inzet? Of is dit aan de regering van het betreffende land? In hoeverre mag het ene land zich met de binnenlandse aangelegenheden in het andere land bemoeien?

Als een dergelijke bemoeienis is toegestaan, zou op basis van een dergelijke redenering niet ook Rusland kunnen worden veroordeeld? Dit land zet hulpbronnen in voor ‘een roekeloze en niet aflatende zucht naar macht en invloed’ en schuwt geweld hierbij niet. Zouden trouwens ook de VS niet met een soortgelijk redenering worden veroordeeld vanwege hun zucht naar grondstoffen van andere landen? Een zucht waarbij geweld en oorlog niet wordt geschuwd. Iets wat nog schadelijker is dan het inzetten van eigen hulpbronnen.En zouden zo niet aan vele landen sancties opgelegd kunnen worden?

Wie bepaalt dan waarvoor hulpbronnen wel mogen worden gebruikt? Mogen ze wel worden gebruikt voor een roekeloze en niet aflatende zucht’ naar winst? Zeker als die winst in de zakken van slechts enkelen verdwijnt? Zeker als die winst vervolgens met behulp van schimmige belastingconstructies via van de Kaaiman-eilanden en een dubbele sandwich tussen Ierland en de Amsterdamse Zuidas, aan de belastingbetaling worden onttrokken? Is dit geen ‘weapon of mass destruction’ dat wellicht nog schadelijker is dan een atoombom in een schuur in Noord-Korea?

Rooffonds Dijsselbloem

Afgelopen maand kwam er definitief een einde aan V&D. Failliet en een doorstart zat er niet in. Hierdoor verloren duizenden mensen hun baan. Hieraan moest ik denken toen het volgende in de Volkskrant las: “Met instemming van de enige aandeelhouder, het ministerie van Financiën, stoot de NS winstgevende stationswinkels en busbedrijf Qbuzz af. Het spoorbedrijf wil zich toeleggen op zijn kerntaak, het rijden van treinen op het hoofdrailnet.” Zo valt te lezen. De NS doet dit op aandringen van de enige aandeelhouder, de Nederlandse staat. Die drong, bij monde van minister Dijsselbloem, aan op een strategische heroriëntatie en gaf de gewenste richting meteen aan: het op tijd laten rijden van de treinen op het hoofdrailnet.

SAMSUNG DIGITAL CAMERA
Foto: www.ovinnederland.nl

Positief dat de minister er bij de NS op aandringt dat de treinen op het hoofdnet op tijd moeten rijden. Positief maar ook vreemd. Vreemd omdat dit is wat de treinreiziger, de klant, verwacht. En de klant is toch koning?

Maar ook vreemd op een andere manier. De onderdelen die de NS gaat afstoten droegen voor een aanzienlijk deel bij aan de winst van het bedrijf. Winstgevende delen worden verkocht. Als aandeelhouder zou ik hier niet blij mee zijn. Hogere winst is toch beter voor mijn dividend? Natuurlijk, de verkoop van winstgevende onderdelen zal eenmalig een flink bedrag opleveren en dat zal de winst in de jaren van die verkoop flink doen toenemen. Maar hoe zit het met de jaren daarna? Wat blijft er dan nog over?  Maakt het bedrijf dan nog winst?

Waarom moest ik hierbij denken aan V&D? Natuurlijk was de gebrekkige aansluiting tussen de winkelformule en de wensen van de klant een probleem. Maar speelde er niet meer? Was het ooit trotste V&D niet in handen van een Private Equity fonds? Of eigenlijk verschillende na elkaar. Hebben die het bedrijf niet ontmanteld door diverse winstgevende onderdelen (winkelformules en panden) voor veel winst te verkopen? Hebben die achtereenvolgende fondsen de prooi niet zorgvuldig gestript en uitgeknepen totdat er iets overbleef wat niet meer gestript kon worden, de V&D winkelformule? Komt dat nu niet ten laste van de samenleving?

Zou het met de NS, op aandringen van Dijsselbloem, niet op een zelfde manier kunnen gaan? Wellicht laat de staat de NS niet failliet gaan. Wel worden winstgevende onderdelen via verkoop geprivatiseerd. Komt dit er niet op neer dat de winst wordt geprivatiseerd en het verlies genationaliseerd? Gedraagt Dijsselbloem zich zo niet als een rooffonds?

Zijn in de tijd

Als jullie dit lezen, is hij weer voorbij en duurt het weer vier jaar tot de volgende. De schrikkeldag. En zoals tegenwoordig bij alles, moeten ook de kosten van een schrikkeldag worden berekend. €60 extra uitgaven en €47 extra inkomsten voor een gezin en dus kost die dag €13, aldus het NIBUD. We vinden tijd belangrijk en willen er het liefst meer van hebben. Zeker omdat we tegenwoordig het maximale moeten halen uit de schaarse tijd die ons is gegeven. Tijd is immers geld en je mag geen kostbare tijd verloren laten gaan.

SchrikkeldagIllustratie: nl.dreamstime.com

In Trouw besteedt Ger Groot er een column aan en concludeert dat met tijd niet valt te manipuleren. Wel constateert hij dat we collectief de grootste tijdswinst hebben geboekt met de spectaculaire stijging van de levensverwachting. Maar hoe spectaculair die stijging ook is, als je tijd is gekomen ontsnapt je niet. Geniet van de tijd die je is gegeven en bekommer je niet teveel om de prijs ervan, zo concludeert Groot. Een wijze raad?

Tijd vervult een belangrijke rol in onze samenleving en ons leven. Zou dat altijd zo zijn geweest? Of zouden onze voorvaderen een heel ander begrip van tijd hebben gehad? Of wellicht wel helemaal geen?

Volgens Hannah Arendt (The Human Condition) vormde, vóór de komst van het christendom, de samenleving (stam, familie) de kern van het denken. De stam of familie en het overleven ervan, stond centraal en daarop was alle actie gericht. Ook acties die een einde maakten aan het leven van een individu. Die stierf in het belang van het voortbestaan van de familie of stam. Min of meer vergelijkbaar met het huidige ‘vallen voor het vaderland’. En stammen en families hebben generaties de tijd. Het christendom daarentegen plaatste het (leven van het) individu centraal. Dit betekende een flinke beperking van de tijdshorizon en maakte tijd schaars. Die is immers beperkt tot één mensenleven. Daarin moet hét gebeuren.

Genieten we dan het meeste van betaald werk, de scholing ervoor of de zoektocht ernaar? Want besteden we daar niet het grootste deel van onze tijd aan? Door toegenomen levensverwachting wordt immers ook de pensioenleeftijd steeds hoger. “In de ene helft van ons leven offeren we ons leven op om geld te verdienen, in de andere offeren we geld om weer gezond te worden. En al die tijd gaan gezondheid en leven er zachtjesaan van door”,  zo omschreef de achttiende-eeuwse Franse filosoof en schrijver Voltaire het. Hollen we zo niet onze eigen staart achterna?

Destructie van creativiteit

Creatieve destructie, de continue innovatie waarbij nieuwe technieken oude vernietigen. Nieuwe efficiëntere technieken waardoor er steeds minder arbeid nodig is om een product te produceren. Het kapitalisme draait erop. De auto vervangt paard en wagen. De wasmachine die de wastijd met uren bekort.

PolluxIllustratie: http://www.sounds-venlo.nl

Tegenwoordig worden veel internet-bedrijven en diensten gezien als voorbeelden van creatieve destructie. Denk aan Uber en de taxi, Amazon en winkelen, en diensten als Spotify bij het luisteren naar muziek. Deze internetbedrijven kunnen over het algemeen rekenen op een positieve pers. Ze zorgen ervoor dat markten worden opengegooid en producten in prijs dalen. Ze worden gezien als vernieuwend en creatief.

Toch kent deze creativiteit en vernieuwingsdrang ook een keerzijde. “Van een miljoen streams houd ik 20 dollar over, ik vind dat misdadig.” Een uitspraak van de Amerikaans singer-songwriter Dayna Kurtz in een interview met de Volkskrant. In dit interview beschrijft Kurtz de situatie van vele goede en talentvolle muzikanten. CD’s verkopen niet meer door de streaming diensten als Spotify waar de artiest dus niets aan verdiend en ook zalen betalen steeds minder voor een optreden. Voor de meeste muzikanten is het sappelen voor weinig geld. Kurtz: “Ik verdien niet meer dan iemand in de McDonalds.” In de VS is muzikant worden alleen nog weggelegd voor rijkeluiskinderen met ouders die alles betalen, aldus Kurtz.

Dit kun je afdoen als gezeur van verliezers. Net als de paardenverkoper en de wagenmaker verloren met de uitvinding van de auto. Zo zijn er ook nu mensen die hun baan verliezen of waarvoor hun baan veranderd. Veel administratief werk vervalt door automatisering. De taxichauffeur moet maar wennen aan de nieuwe mores. Of niet?

Gebeurt er met de muzikant niet iets wat Uber bij de taxichauffeurs doet? Het werk van de chauffeur is niet verandert met de komst van Uber, net als het werk van Kurtz niet is veranderd door de komst van Spotify. Spotify maakt zelf geen muziek, het biedt muziek van anderen aan. Het vervangt de rol van de plantenmaatschappij als distributeur van muziek. Alleen die andere rol van de platenbaas, het financieren van muzikanten zodat ze een nieuwe cd kunnen maken, neemt het niet over. Spotify verdient veel geld via abonnementen en de artiest krijgt een habbekrats De internetbedrijven zijn miljoenen en vaak zelfs miljarden waard, de artiest is vogelvrij.

De Venlose muzikant Frans Pollux maakte zijn cd Neet vergaete de bloome water te gaeve via crowdfunding. Een creatief voorbeeld om te voorkomen dat de creatieve destructie leidt tot destructie van creativiteit? In ieder geval tot een mooie CD.

Zombie-jacht

De favoriete dystopie van de tegenwoordige filmmakers lijkt de zombie, de levende dode. Een dystopie is het tegengestelde van een utopie. Daar waar een utopie een toekomstige ideale samenleving beschrijft, beschrijft een dystopie een negatief toekomstbeeld. En tegenwoordig lijkt een zombie tot de favorieten te behoren van de filmmakers. Denk bijvoorbeeld aan de film World War Z en de tv-serie The Walking Dead.  Zombies die ontstaan omdat de mens bijvoorbeeld genetisch heeft zitten stoeien en er iets gruwelijk fout is gegaan, waardoor het grootste deel van de mensen zombies worden. De overgebleven mensen strijden vervolgens tegen de zombies en vaak ook tegen elkaar zoals in The Walking Dead. In die serie is een zombie levenloos, strompelt voort en voedt zich met het vlees en bloed van de levenden. Levenden die door een beet van een zombie zelf ook tot zombie verworden.

Tim Jackson

Illustratie: www.chrispacke.com

Nu waarschuwt de Duitse minister van financiën, Wolfgang Schäuble ons: “Door de toegenomen schulden ontstaan zeepbellen en wordt de economie als een zombie.” De economie als een levende dode die voortstrompelt en zich voedt door de levenden ‘uit te zuigen’, door ze in de schulden te steken. Volgens Schäuble hebben regeringen die met  stimulerende maatregelen de economie probeerden aan te jagen, hiermee de basis gelegd voor de volgende crisis. Ze hebben de zombie gevoed met schulden, die tot nieuwe zeepbellen leiden.

Een interessante en misschien wel passende vergelijking. Maar is die vergelijking niet nét iets anders dan Schäuble voorstelt? Want is het kapitalisme niet de zombie? Volgens Schäuble maken schulden de zombie. Zijn schulden niet een volgende manier van de zombie om zich te voeden en is groei niet het werkelijke voedsel van de zombie? Is krediet sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw niet de populaire manier om te groeien?

Zijn crises niet hét kenmerk van het kapitalisme? De Aziatische crisis, de Argentijnse crisis, de Roebelcrisis en dat zijn er nog maar drie in de vijftien jaar voor de bankencrisis die werd gevolgd door de eurocrisis. Zijn zeepbellen niet inherent aan het kapitalisme? Wie herinnert zich de Hollandse tulpenmanie, de zeepbel uit de Gouden zeventiende eeuw, nog?

Hoe nu deze ‘zombie’ te bestrijden? Schäuble stelt voor om te bezuinigen en de economie te hervormen. Hij zegt het niet, maar dat hervormen betekent deregulering en flexibilisering, omdat de markten de ruimte moeten krijgen. Daar moet de groei immers vandaan komen. Krijgt de zombie zo niet waar hij van leeft? Namelijk groei?

De Engelse econoom Tim Jackson geeft een goede analyse van onze huidige, op groei draaiende, economie. In Prosperity without Growth. Economics for a Finite Planet analyseert hij de werking van ‘de zombie’ al spreekt hij niet over zombies.

Volgens Jackson is de mens bang voor zijn eigen leegheid of onbeduidendheid. Die leegheid maskeert hij met producten. Zo zijn producten meer dan alleen producten, het zijn manieren om je als mens te onderscheiden van de groep, of er juist bij te horen. Tegenwoordig roepen producten sterke gevoelens op mensen en daardoor zijn ze dominant bij het bepalen van het succes of falen van een persoon, groep of samenleving.

Tegelijkertijd ziet hij de groeigerichtheid van de economie. Die gerichtheid is, volgens Jackson, eigen aan het streven naar efficiency:  “Efficiency stimuleert letterlijk groei. Het beperken van arbeid (en grondstoffen), zorgt voor het dalen van de kosten van producten. Hierdoor wordt de vraag gestimuleerd en daarmee ook de groei” (eigen vertaling).

De sociale logica om erbij te horen (om niet achter te blijven) en de economische fixatie op efficiency houden elkaar in de ‘ijzeren kooi van het consumentisme’, zoals Jackson het noemt. Volgens Jackson kunnen de problemen in onze samenleving (Schäubles zombie) alleen worden bestreden, door zowel aan de sociale logica als aan de economische fixatie op efficiency wat te doen.

De economische kant van de zombie, door onze economie in overeenstemming te brengen met ecologie. Hij denkt dan aan plafonds voor grondstoffengebruik en uitstoot van schadelijke stoffen. Plafonds met een verminderingsdoelstelling. Dit ondersteunt met fiscale maatregelen. Hierbij zouden de ontwikkelingslanden moeten worden geholpen. Ook zou de rol en de plek van arbeid in de samenleving moeten worden herzien. Het streven naar efficiency aan de ene kant en volledige werkgelegenheid aan de andere kant, jagen elkaar en daarmee de productie op.

En met arbeid komen we op het terrein van de sociale logica. Arbeid anders beoordelen, vraagt om een andere sociale logica. Anders dan werk beschouwen als toppunt van participatie. Anders denken over arbeid betekent ook werken aan andere, liefst sterkere sociale verbanden. Het belangrijkste waaraan, volgens Jackson, moet worden gewerkt is het verkleinen van ongelijkheid. Ongelijkheid versterkt, volgens Jackson, de statuscompetitie die de ‘zombie’ voedt.

Met wie gaan we op zombie-jacht met Schäuble of met Jackson?