Uitgelicht

Brood en spelen

Via een interessant artikel van Evgeny Morozov bij De Correspondent, kwam ik uit bij het Techno optimistisch manifest van Marc Andreessen. Morozov schreef erover dat het: “bol (staat) van verwijzingen naar economische stagnatie,” en dat, “alleen het lef van ondernemers kan voorkomen dat het systeem vastloopt,” en dat, “versnelling (…) (de) enige deugd (is, en) wie pleit voor voorzichtigheid, wordt weggezet als ketter.” Dat moest ik zelf lezen. Dus dat maar gedaan. Ik viel steil achterover en dat niet van bewondering. Ga er maar even voor zitten want dit is een lange Prikker. Korter kon ik het niet maken

Eerst iets over Marc Andreessen en waarom het belangrijk is om kennis te nemen van het manifest. Andreessen is een van de tech-miljardairs. Hij verdiende zijn geld bij onder andere Netscape en investeerde dat vervolgens in andere techbedrijven zoals Facebook, Pinterest, LinkedIn en Twitter. Hij zit de raad van commissarissen van verschillende grote tech-bedrijven, onder andere Meta. Politiek leunde hij naar de democraten maar maakte in 2024 de overstap naar Donald Trump en steunde diens campagne met een grote som geld. Geld waardoor hij invloed kreeg en onder andere mensen wierf voor Musks Department of Government Efficiency (DOGE).

“We worden voorgelogen,” begint Andreessen zijn manifest. Zo wordt ons, aldus Andreessen: “verteld dat technologie onze banen inpikt, onze lonen verlaagt, ongelijkheid vergroot, onze gezondheid bedreigt, het milieu ruïneert, onze samenleving vernedert, onze kinderen corrumpeert, onze menselijkheid aantast, onze toekomst bedreigt en altijd op het punt staat om alles te ruïneren.” Dat technologie banen kost, staat buiten kijf. De auto betekende het einde voor vele hoefsmeden. Die verloren hun baan. De auto leverde dan weer wel werk op voor automonteurs. Zo is er bij alle delen van deze zin wat op te merken. De belangrijkste vraag is echter wie is degene die ons ‘voorliegt’? Die Andreessen creëert een fictieve vijand. Dit is een stropopredenering. Sterker nog, ook de andere ‘leugens’ die ons volgens Andreessen worden verteld, zijn een drogreden van het soort stropop1.

Met één ‘leugen’ is nog iets bijzonders aan de hand. “Ons wordt verteld dat we ons geboorterecht moeten verloochenen – onze intelligentie, onze controle over de natuur, ons vermogen om een betere wereld op te bouwen.” De leugen in deze zin is niet dat we het vermogen hebben om een betere te bouwen. Dat vermogen hebben we. De leugen is dat we controle hebben over de natuur. Die hebben we maar in beperkte mate. Het voorkomen van stormen, aardbevingen, zonnevlammen, maansverduisteringen en vulkaanuitbarstingen behoort niet tot onze mogelijkheden. Het enige wat we daar kunnen, is ze proberen te voorspellen en vervolgens de schade die ze veroorzaken te beperken.

Na de leugens, Andreessens waarheden. Waarheden zoals dat onze beschaving is gebouwd op technologie. Technologie is inderdaad een belangrijk ingrediënt van onze beschaving. Ingrediënt, geen fundament. Een halve waarheid. En daarmee kom ik bij een andere bewering van Andreessen die hij doet onder het kopje ‘Markten’: “David Friedman wijst erop dat mensen alleen dingen voor andere mensen doen om drie redenen – liefde, geld of dwang. Liefde is niet schaalbaar, dus de economie kan alleen draaien op geld of dwang. Het krachtexperiment is uitgevoerd en ontoereikend bevonden. Laten we het bij geld houden.” Als er iets is wat bij uitstek schaalbaar is, dan is het liefde, of beter gezegd vertrouwen. Iemand liefde of vertrouwen geven, maakt niet dat ik het een ander niet kan geven. Een euro kan ik maar één keer uitgeven. Vertrouwen is het fundament van iedere menselijke samenleving in het verleden, in het heden en waarschijnlijk ook in de toekomst. Vertrouwen dat je partner die je lief hebt, voor je klaar staat. Vertrouwen dat de ‘buurman’ je een ‘kopje suiker’ geeft als je dat nodig hebt. Vertrouwen dat de gemeenschap er voor je is als je zonder inkomsten komt te zitten. Vertrouwen dat we elkaar beschermen als onze gemeenschap, ons land, wordt aangevallen. Vertrouwen dat ik voor dat geld wat Andreessen zo belangrijk vindt, een brood kan kopen.

Na de ‘waarheden’ de lofzang op onze technologische mogelijkheden. Of eigenlijk een lofzang op groei en dan vooral economische groei en de vrije markt: “Wij geloven dat groei vooruitgang is – leidend tot vitaliteit, uitbreiding van het leven, toenemende kennis, hoger welzijn.” En er zijn maar: “drie bronnen van groei: bevolkingsgroei, gebruik van natuurlijke hulpbronnen en technologie.” En met twee van die drie is wat aan de hand: “Ontwikkelde samenlevingen ontvolken over de hele wereld, in alle culturen – de totale menselijke bevolking is misschien al aan het krimpen.” Dus de groei zal niet komen van meer mensen. En: “Het gebruik van natuurlijke hulpbronnen heeft scherpe grenzen, zowel reëel als politiek.” Dus ook van die kant komt geen groei. Blijft over technologie: “de enige eeuwigdurende bron van groei is technologie. In feite is technologie – nieuwe kennis, nieuwe gereedschappen, wat de Grieken techne noemden – altijd de belangrijkste bron van groei geweest, en misschien wel de enige oorzaak van groei, omdat technologie zowel bevolkingsgroei als het gebruik van natuurlijke hulpbronnen mogelijk maakte.” Nu zegt mijn logica me dat je bij een krimpende bevolking kunt groeien zonder groei. Of beter gezegd, dat iedere mens in een krimpende samenleving het beter kan krijgen zonder economische groei. Een simpel rekenvoorbeeld. Het bbp van een land is 1.000 en er wonen 100 mensen. Het bbp per hoofd van de bevolking is 10. Als bijvoorbeeld 10 jaar later het bbp nog steeds 100 is maar er wonen slecht 90 mensen, dan is het bbp per hoofd van de bevolking 11,11. Sterker nog, bij een krimp van het bbp naar 95, hebben de dan 90 mensen, nog een hoger inkomen per hoofd van de bevolking dan voorheen. Daarbij kun je terecht afvragen of groei vertaald als economische groei of meer inkomen, de enige vorm van groei is die ertoe doet.

Bij die lofzang een overzicht van ‘problemen’ die technologie oploste: “We hadden een hongersnoodprobleem, dus hebben we de Groene Revolutie uitgevonden. We hadden een probleem met duisternis, dus vonden we elektrische verlichting uit. We hadden een probleem met de kou, dus vonden we de verwarming binnenshuis uit. We hadden een probleem met hitte, dus vonden we de airconditioning uit. We hadden een probleem met isolatie, dus vonden we het internet uit. We hadden een probleem met pandemieën, dus vonden we vaccins uit. We hadden een probleem met armoede, dus vonden we technologie uit om overvloed te creëren. Geef ons een probleem uit de echte wereld en we vinden de technologie uit die het zal oplossen” Even voor techmiljardair Andreessen. Honger en armoede zijn nog steeds problemen. Door technologie gecreëerde ‘overvloed’ lost deze problemen die niet op want er wordt voldoende voedsel geproduceerd en er is voldoende geld. Een gebrek aan ‘overvloed’ is niet het probleem. Het probleem is de verdeling ervan en dus een marktprobleem. Sterker nog, door technologie gecreëerde ‘overvloed’ is op verschillende andere terreinen juist het probleem. We worden overspoeld met goedkope spullen van slechte kwaliteit zoals wegwerp tentjes en als extreem voorbeeld kleding die op de afvalberg in Chili beland. Een berg die je vanuit de ruimte kunt zien2.

Andreessen mag dan wel geloven dat: “markten mensen uit de armoede halen,” en dat markten: “de meest effectieve manier om grote aantallen mensen uit de armoede te halen, en dat is altijd zo geweest. Zelfs in totalitaire regimes leidt het geleidelijk opheffen van de repressieve laars van de keel van de mensen en hun vermogen om te produceren en handel te drijven tot snel stijgende inkomens en levensstandaarden. Til de laars een beetje meer op, nog beter. Haal de laars helemaal weg en wie weet hoe rijk iedereen kan worden.” ‘Geen gezeik, iedereen rijk’, om die spreuk van de Tegenpartij van Jacobse en Van Es aan te halen, zo suggereert Andreessen. Het opheffen van ‘repressieve laarzen’ kan veel goeds opleveren. Een markt zonder ‘laars’ leidt echter tot grote ellende. In het eerste van de 23 dingen in zijn boek 23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme, maakt de Zuid-Koreaanse econoom Ha-Joon Chang op overtuigende wijze een eind aan de mythe van de vrije markt. Dit ding draagt de toepasselijke titel De vrije markt bestaat helemaal niet. Chang: “De vrije markt bestaat niet. Elke markt kent wel regels en grenzen die de keuzevrijheid beperken. Een markt lijkt alleen maar vrij omdat we de beperkingen die eraan ten grondslag liggen zo onvoorwaardelijk accepteren dat we ze niet meer zien.” En iets verderop: “De overheid is altijd bij de markt betrokken en deze vrijemarktadepten zijn net zo politiek gemotiveerd als wie dan ook.3 Als treffende voorbeeld van overheidsbetrokkenheid bij markten noemt hij kinderarbeid waarbij door overheidsregulering een resultaat is bereikt dat we nu allemaal als geheel normaal zien. Toen het werd voorgesteld lag dat geheel anders en kwam er flink protest van juist de aanhangers van de vrije markt. Een ‘markt zonder laars’ gaat hongersnood en armoede niet oplossen. Die zorgt ervoor dat mensen als Andreessen nog rijker worden en dat de armen steeds armer worden. Om het bewijs daarvan te zien hoeft hij alleen maar om zich heen de kijken in de Verenigde Staten. Het land met de meest vrije markt en de meest scheve verdeling van inkomen en vermogen. Dat is voor het overgrote deel geen gevolg van: “verdienste en prestatie,” waar Andreessen in gelooft, of het ontbreken ervan. Dat is voor het grootste deel een gevolg van geluk bij je geboorte.

Als klap op de vuurpijl: “Wij geloven dat de ultieme morele verdediging van markten is dat ze mensen die anders legers zouden oprichten en religies zouden beginnen, afleiden naar vreedzame productieve bezigheden.” Bijzonder als eerste omdat een goede lezer hier leest dat religies mensen op het oorlogspad zetten. Nu leert de geschiedenis dat er veel oorlogen een religieus tintje hadden, daaruit concluderen dat religies oorlogszuchtig zijn, tart de logica. Dit is tot daaraan toe. Beweren dat de ultieme morele verdediging van markten is, dat de mens afhouden van oorlogen, is heel bijzonder. Heel bijzonder omdat veel van de bedrijven techbro’s die Andreessen geloof in de zegende werking van technologie aanhangen, zo laat Morozov in zijn artikel zien, zich richten op de defensie-industrie. Als markten en technologie voor vrede zorgen, waarom dan je richten op de defensie-industrie?

“Wij geloven dat markten ook het maatschappelijk welzijn verhogen door werk te genereren waar mensen zich productief mee bezig kunnen houden. Wij geloven dat een universeel basisinkomen mensen zou veranderen in dierentuindieren die door de staat gekweekt moeten worden. De mens was niet bedoeld om gekweekt te worden; de mens was bedoeld om nuttig te zijn, om productief te zijn, om trots te zijn.” Aldus Andreessen bij zijn lofzang op de markt. Het bijzondere van het huidige tijdsgewricht is dat die ‘markten’ vooral werk creëren dat niets toevoegt. Werk zoals ‘cryptomijnbouwer’ en ‘infuencer’, een dure’ term voor de ouderwetse colporteur die je aan huis een encyclopedie probeerde te verkopen. Alleen kan die moderne colporteur bij ‘zeer veel deuren tegelijk aanbellen’. Het meest bijzondere is dat werk dat het maatschappelijk welzijn verhoogt, zoals lesgeven, mensen verplegen en vuilnis ophalen, slecht worden betaald.

Dan volgt een lofzang op de techno-kapitalistische machine, zoals Andreessen het noemt. “Wij geloven dat de technokapitaalmachine van markten en innovatie nooit eindigt, maar in plaats daarvan voortdurend in een opwaartse spiraal terechtkomt. Comparatief voordeel verhoogt specialisatie en handel. Prijzen dalen, waardoor koopkracht vrijkomt en vraag wordt gecreëerd. Dalende prijzen komen iedereen ten goede die goederen en diensten koopt, dus iedereen. Menselijke wensen en behoeften zijn eindeloos en ondernemers creëren voortdurend nieuwe goederen en diensten om aan die wensen en behoeften te voldoen, waarbij ze onbeperkte aantallen mensen en machines inzetten.” Behoefte creëert vraag, aldus Andreessen. Voor primaire levensbehoeften zoals voedsel is dat zeker zo. Voor andere behoeften, zoals bijvoorbeeld kleding en schoenen, is dat slechts ten dele het geval. Om je te kleden en van schoenen te voorzien, heb je geen veertig t-shirts en spijkerbroeken, laat staan een kast met vierhonderd paar schoenen nodig. Voor het gros van de producten is het veeleer het product en de marketing ervan die de behoefte creëert. Niemand had ‘behoefte’ aan een mobieltje of een smartphone. Het ding was er en er werd een behoefte bij ontwikkeld. Niemand had behoefte aan een ‘sla molen’ om natte sla droog te draaien, een theedoek volstond. Toch bestaan er slamolens. Niemand had behoefte aan een ‘bitcoin’ … I rest my case in deze.

Andreessen vervolgt: “De technokapitaalmachine laat natuurlijke selectie voor ons werken op het gebied van ideeën. De beste en meest productieve ideeën winnen, worden gecombineerd en genereren nog betere ideeën. Die ideeën materialiseren zich in de echte wereld als technologisch mogelijk gemaakte goederen en diensten die nooit de novo zouden zijn ontstaan.” Andreessen gaat mij toch niet wijsmaken dat de Bitcoin het beste en meest productieve idee is? Ja, mensen hebben interactie met andere mensen nodig, maar Andreessen wil toch niet beweren dat Facebook, Instagram en Snapshat de beste en meest productieve ideeën zijn om hieraan invulling te geven? Invulling te geven door, om de uitspraak van Steve Bannon te gebruiken ‘de zone’ met ‘shit’ te ‘overspoelen’ om ons maar te laten scrollen en klikken. Het lijkt mij dat een sportclub, toneelvereniging of fanfare een veel beter en productiever idee is voor interactie met andere mensen en voor het aangaan van vriendschappen?

“Wij geloven dat intelligentie de ultieme motor van vooruitgang is. Intelligentie maakt alles beter. Slimme mensen en slimme samenlevingen presteren beter dan minder slimme op vrijwel elke metriek die we kunnen meten. Intelligentie is het geboorterecht van de mensheid; we moeten het zo volledig en breed mogelijk uitbreiden,” schrijft Andreessen iets verderop onder het kopje Intelligentie. Een citaat waarin ik me volledig kan vinden. Alleen is intelligentie voor mij iets anders dan technologie en zeker dan Artificiële Intelligentie, door Andreessen beschreven als: “onze alchemie, onze Steen der Wijzen.” Intelligentie is nadenken over zaken voordat je eraan begint. Niet: “to boldly go where no one has gone before” om die Star Trek quote aan te halen, maar door je eerst af te vragen waarom je daar naartoe gaat? Wat het ons meer gaat brengen dan alleen ‘daar geweest’ zijn en welke risico’s eraan verbonden zijn? En om terug te komen op honger en armoede, intelligentie is om eerst dat verdelingsprobleem op te lossen. Dat probleem en het probleem van gelijke vertegenwoordiging van eenieder in de besluitvorming. Want, zoals Morozov in zijn artikel schrijft, de techbro’s hebben de sleutels van het Witte Huis terwijl de invloed van Jo Sixpack reikt tot zijn eigen koelkast.

Na intelligentie komt Andreessen bij het onderwerp energie. Hij start met: “Energie is leven. We vinden het vanzelfsprekend, maar zonder energie hebben we duisternis, honger en pijn. Met energie hebben we licht, veiligheid en warmte.” Energie is belangrijk voor de mens. Maar toch. Ook met energie kan er duisternis, honger en pijn zijn en zonder energie kan er veiligheid, licht en warmte zijn. Hij gaat verder: “Wij geloven dat technologie de oplossing is voor de achteruitgang en de crisis van het milieu. Een technologisch geavanceerde samenleving verbetert de natuurlijke omgeving, een technologisch stagnerende samenleving ruïneert deze. Als je milieuverwoesting wilt zien, bezoek dan een voormalig communistisch land. De socialistische USSR was veel slechter voor het milieu dan de kapitalistische VS. Google maar eens op het Aralmeer.” Technologie heeft die crisis van het milieu mede veroorzaakt. Dat wil niet meteen zeggen dat technologie niet ook een deel van de oplossing kan zijn. Techniek is neutraal, het is de manier waarop techniek wordt gebruikt. Wat bijzonder is aan deze bewering, is dat Andreessen twee voorbeelden als maatgevend gebruikt: de VS en de USSR en daaruit concludeert dat een technologisch geavanceerde samenleving de natuur verbetert een technologisch stagnerende samenleving deze ruïneert. Het lijkt me trouwens sterk dat de natuur in de VS nu in een betere staat is dan bijvoorbeeld tweehonderd jaar geleden. Je kunt geen algemene conclusie trekken uit twee voorbeelden. Hier is, net als in het hele manifest, sprake van geloven. Niet van feitelijkheden.

“Wij geloven dat we intelligentie en energie in een positieve feedbacklus moeten plaatsen en beide tot in het oneindige moeten stimuleren. Wij geloven dat we de feedbacklus van intelligentie en energie moeten gebruiken om alles wat we willen en nodig hebben in overvloed te maken. ….Wij geloven dat technologie de wereld uiteindelijk drijft naar wat Buckminster Fuller “efemerealisatie” noemde – wat economen “dematerialisatie” noemen. Fuller: “Technologie laat je steeds meer doen met steeds minder totdat je uiteindelijk alles kunt doen met niets.” Nu is mij altijd geleerd dat je niets voor niets krijgt, alles kost inspanning. Alles doen met niets en zo overvloed creëren in alles, dat klinkt geweldig. Maar dan toch even. Andreessen gelooft heilig in een vrije markt waar de: “(g)ewillige koper (…) (de) gewillige verkoper,” ontmoet en een prijs afspreken waar beide partijen van profiteren. Maar wie is er bereid om iets te betalen als alles er in overvloed is en, als je met ‘niets doen alles kunt’? Wie gaat er dan nog ondernemen?

Hij gaat verder: “Wij geloven dat het ultieme resultaat van technologische overvloed een enorme uitbreiding kan zijn van wat Julian Simon “de ultieme hulpbron” noemde – mensen. Wij geloven, net als Simon, dat mensen de ultieme bron zijn – met meer mensen komt er meer creativiteit, meer nieuwe ideeën en meer technologische vooruitgang. Wij geloven dat materiële overvloed uiteindelijk meer mensen betekent – veel meer mensen – wat weer leidt tot meer overvloed. Wij geloven dat onze planeet dramatisch onderbevolkt is, vergeleken met de bevolking die we zouden kunnen hebben met een overvloed aan intelligentie, energie en materiële goederen. Wij geloven dat de wereldbevolking zich gemakkelijk kan uitbreiden tot 50 miljard mensen of meer, en dan nog veel verder als we uiteindelijk andere planeten gaan bewonen. Wij geloven dat uit al deze mensen wetenschappers, technologen, kunstenaars en visionairs zullen voortkomen die onze stoutste dromen overtreffen.” 50 Miljard, dat is zes keer de huidige aardbevolking. Recht toe recht aan rekenend betekent dat bijna 110 miljoen mensen in Nederland … . Dat is inderdaad overvloed, om de kop waaronder Andreessen dit schrijft aan te halen. Nu laten de feiten zien,, en dat schrijft Andreessen zelf ook, dat: “Ontwikkelde samenlevingen (…) over de hele wereld (ontvolken), in alle culturen – de totale menselijke bevolking is misschien al aan het krimpen.” Dit terwijl we aan technologie nu ook al geen gebrek hebben. Dat de bevolkingsgroei wereldwijd stagneert en neigt naar krimp vanaf zo 2050, komt omdat wij mensen kiezen voor minder kinderen en op latere leeftijd. Het lijkt mij sterk dat ‘technologie’ ervoor gaat zorgen dat hierin verandering komt. Om tot die 50 miljard te komen, zullen vrouwen meer kinderen moeten baren. Of laat Andreessen dit ook over aan de technologie en wordt seks alleen voor het plezier?

“Wij geloven dat technologie universalistisch is. Technologie geeft niets om je etniciteit, ras, religie, afkomst, geslacht, seksualiteit, politieke opvattingen, lengte, gewicht, haar of het gebrek daaraan. Technologie is de ultieme open samenleving,” aldus Andreessen. Dat klinkt geweldig. De praktijk ziet er echter heel anders uit. Techniek geeft inderdaad niets om etniciteit, ras, religie enzovoorts. Techniek is neutraal. De manier waarop techniek wordt gebruikt echter niet. En net zoals alles op deze aarde, leunt techniek naar macht. Of beter gezegd, de mensen die techniek inzetten leunen naar macht en mensen met macht leunen naar techniek om hun macht te vergroten.

“Technologie wordt gebouwd door een virtuele Verenigde Naties van talent van over de hele wereld. Iedereen met een positieve instelling en een goedkope laptop kan bijdragen,” zo gaat hij verder. Techniek werkt vooral voor de ‘Andreessens, Musks, Gates en Zuckerbergs van deze wereld. Mensen met geld die streven naar macht. Ze werkt ook voor de Xi’s, Poetins en Trumps van deze wereld, mensen die techniek inzetten om hun macht te vergroten. Een positieve instelling en een laptop kunnen daar niet tegenop. In die technologische Verenigde Naties van deze wereld vormen de tech bro’s en de autocraten de ‘Veiligheidsraad’. En net als in de echte Verenigde Naties gebeurt er niets als de Veiligheidsraad het niet wil.

Andreessen vervolgt met: “Technologie is de ultieme open samenleving,” De macht van de Xi’s en Poetins aan de ene kant en Musks, Zuckerbergs en Andreessens aan de andere kant maken dat Andreessens ultieme open samenleving een behoorlijk gesloten indruk maakt. Er is niets opens aan Facebook en Twitter. Een open en democratische samenleving vraagt, zoals Jan Werner Müller terecht constateert om intermediaire instellingen zoals politieke partijen en media die breed toegankelijk, nauwkeurig in de zin dat politieke oordelen en meningen moeten worden onderbouwd door feiten, autonoom in de zin van niet op corrupte wijze afhankelijk zijn van min of meer verborgen actoren, evalueerbaar en controleerbaar zijn4. Facebook en Twitter zijn breed toegankelijk. Aan de andere genoemde aspecten waaraan een intermediaire instelling moet voldoen, schort bij Facebook en Twitter het nodige. En dat geldt ook voor alle vormen van artificiële intelligentie die tot op heden zijn ontwikkeld. En als artificiële intelligentie werkelijk intelligenter wordt dan de mens, dan wordt dat helemaal een probleem.

“Wij geloven dat Amerika en haar bondgenoten sterk moeten zijn en niet zwak. Wij geloven dat nationale kracht van liberale democratieën voortvloeit uit economische kracht (financiële macht), culturele kracht (zachte macht) en militaire kracht (harde macht). Economische, culturele en militaire kracht vloeien voort uit technologische kracht. Een technologisch sterk Amerika is een goede kracht in een gevaarlijke wereld. Technologisch sterke liberale democratieën waarborgen vrijheid en vrede. Technologisch zwakke liberale democratieën verliezen van hun autocratische rivalen, waardoor iedereen slechter af is.” Technologie als wondermiddel om de democratie te redden. De ervaringen in de huidige wereld laten zien dat technologie net zo goed gebruikt kan worden ter inrichting en versterking van een autocratie. Als we alle berichten mogen geloven dan is China hard op weg om de dystopische samenleving die Orwell in zijn roman 1984 schetst, te realiseren. Een staat waarin de overheid ieder aspect van het leven bewaakt, controleert en beïnvloedt. En aan de andere kant worden nu onze ogen geopend dat monopolistische bedrijven op de vrije Amerikaanse markt het gewin boven de moraal stellen en zich voegen naar de ‘wil van Trump’. Bedrijven die in het Westen hetzelfde doen en kunnen als de Chinese staat in China. Bedrijven die zich opwerpen als nieuwe intermediaire instellingen zoals Müller ze beschrijft maar die niet voldoen aan belangrijke kenmerken van intermediaire instellingen. Het is niet de techniek die vrijheid en vrede, laat staan de (liberale) democratie, garandeert. Dat kan alleen de mens. Maar dat kan de mens niet in z’n eentje. Daarvoor is een sterke overheid nodig. Een sterke overheid die, om de al genoemde Müller aan te halen, deze monopolies kan opbreken en ze andere wettelijke kaders oplegt5.

Onder het kopje The Meaning of Life wordt het heel bijzonder, verwarrend en tegenstrijdig. Na inleidende opmerkingen dat techno-optimisme een materiële en geen politieke filosofie is en niet links en ook niet rechts, begint het bijzondere: “Een veelgehoorde kritiek op technologie is dat het de keuze uit ons leven wegneemt omdat machines beslissingen voor ons nemen. Dit is ongetwijfeld waar, maar wordt ruimschoots gecompenseerd door de vrijheid om ons leven in te richten die voortvloeit uit de materiële overvloed die wordt gecreëerd door ons gebruik van machines.” Lees ik hier goed dat het inleveren van de politieke vrijheid om belangrijke keuzes te maken wordt goedgemaakt omdat we ons leven makkelijk kunnen maken door de door de machines gecreëerde materiële overvloed? Dat lijkt verdacht veel op het China onder Xi. De Chinezen hebben geen politieke vrijheid maar wel in toenemende mate spullen om hun leven te vergemakkelijken. Als een volleerd Romeinse keizer stelt Andreessen voor om het volk af te kopen met ‘brood en spelen’.

Dat is niet het enige: “Materiële overvloed van markten en technologie opent de ruimte voor religie, voor politiek en voor keuzes over hoe te leven, sociaal en individueel.” Maar wacht even. De markt moest toch voorkomen dat mensen: “legers zouden oprichten en religies zouden beginnen?” Ze moesten toch worden verleid naar: “vreedzame productieve bezigheden?” Nu opent diezelfde markt met de technologie de ruimte voor religie en via religie dan ook weer naar oorlog want dat beschreef Andreessen als een een-tweetje.

Hij gaat verder. Technologie is: “Bevrijdend van menselijk potentieel. Bevrijdend voor de menselijke ziel, de menselijke geest. Uitbreiding van wat het kan betekenen om vrij te zijn, om vervuld te zijn, om te leven. Wij geloven dat technologie de ruimte opent van wat het kan betekenen om mens te zijn.” Technologie heeft niets met vrijheid te maken. Vrijheid kan zonder technologie en onvrijheid kan ook met technologie. Sterker nog, vrijheid is, aldus de digitale Van Dale: “onafhankelijkheid.” Hoe onafhankelijk ben je als je afhankelijk bent van techniek? Techniek bepaalt niet wat het betekent om mens te zijn. Technologie kan het leven makkelijker maken. Het kan het echter ook veel moeilijker maken. Dit laatste zien we iedere dag als we beeld en geluid uit onder andere Oekraïne en Gaza krijgen.

Andreessen ziet ook ‘vijanden’. Onder dat kopje schrijft hij: “Onze vijanden zijn geen slechte mensen, maar eerder slechte ideeën.” En die slechte ideeën worden: “al zes decennia lang,” als een: “massale demoralisatiecampagne – tegen technologie en tegen het leven,” gevoerd. Gevoerd: “onder uiteenlopende namen als “existentieel risico”, “duurzaamheid”, “ESG”, “Sustainable Development Goals”, “sociale verantwoordelijkheid”, “stakeholderkapitalisme”, “voorzorgsprincipe”, “vertrouwen en veiligheid”, “tech-ethiek”, “risicobeheer”, “ontgroeiing”, “de grenzen van de groei”.” Die slechte ideeën zijn: “gebaseerd op slechte ideeën uit het verleden – zombie-ideeën, veel afgeleid van het communisme, toen en nu rampzalig – die weigeren te sterven.” Noem het ‘communistisch’ en inhoudelijke onderbouwing van je bezwaar is niet meer nodig. Laat alles wat achter die ‘uiteenlopende namen’ gebeurt achterwegen en we kunnen terug naar slavernij en kinderarbeid. Naar massale vervuiling van onze leefomgeving door bedrijven. Naar arbeidssituaties waarbij Rana-plaza een walhalla lijkt. Naar zaken die het leven voor het overgrote deel van de mensheid beter maakt. En eigenlijk voor alle mensen want ook de Andreessens, Musks en Bezossen kunnen de aarde nog niet ontvluchten, al willen ze dat wel graag.

Andreessens vervolgt zijn lijst met wat stropoppen: “Onze vijand is stagnatie. Onze vijand is anti-verdienste, anti-ambitie, anti-streven, anti-prestatie, anti-grootheid. … Onze vijand is bureaucratie, vetocratie, gerontocratie, blinde eerbied voor traditie.” Niemand is voor deze zaken. Niemand is voor bureaucratie. Echter, zonder enige vorm van bureaucratie kan een samenleving die groter is dan 500 mensen niet en een moderne westerse samenleving al zeker niet. “Onze vijand is corruptie, regelzucht, monopolies, kartels.” Een bijzondere opsomming want tegen kartels, monopolies en corruptie zijn, kan niet zonder regels. Vervolgens weer een stropop: “Onze vijand zijn instellingen die in hun jeugd vitaal en energiek waren en de waarheid zochten, maar die nu gecompromitteerd en aangetast en instortend zijn – die vooruitgang blokkeren in steeds wanhopiger pogingen om relevant te blijven, die verwoed proberen hun voortdurende financiering te rechtvaardigen ondanks spiraalvormig disfunctioneren en escalerende onbeholpenheid.” Het zou geen stropop zijn als hij man en paard zou noemen. De ene lezer denkt hierbij aan bijvoorbeeld milieudefensie, ik lees hierin Facebook, Twitter en eenmanspartij PVV.

Dan volgt een bijzondere vijand: “Onze vijand is de ivoren toren, de know-it-all gecrediteerde expert wereldbeeld, zich overgeeft aan abstracte theorieën, luxe overtuigingen, sociale engineering, losgekoppeld van de echte wereld, waanvoorstellingen, ongekozen, en onverantwoordelijk – God spelen met het leven van anderen, met totale isolatie van de gevolgen.” Andreessen heeft hierbij vast mensen op het oog. Bijvoorbeeld ‘woke wetenschappers’ die zich bezighouden met milieubescherming of rechtvaardigheid. Maar als we het dan toch over ‘ongekozen voor God spelen met het leven van anderen, met totale isolatie van de gevolgen’ hebben, dan zie ik Andreessens manifest. Door niets en niemand gekozen pleit hij voor het ongehinderd door die misleidende demoralisatiecampagne en bureaucratie ruim baan geven aan ‘techniek en de markt’. De pot verwijt de ketel.

“Onze vijand is spraak- en gedachtecontrole – het toenemende gebruik, in het volle zicht, van George Orwell’s “1984” als handleiding.” En wat maakt spraak en gedachtecontrole mogelijk? Juist ja, de moderne technische middelen. Het probleem van de Stasi was dat ze een karrenvracht aan ‘Informelle’ nodig had. Op vijftig Oost-Duitsers was er één werkzaam voor de Stasi, in totaal zo’n 300.000. ‘Informelle’ die naast de overige burgers ook elkaar bespioneerden. Zuckerbergs Meta controleert met minder dan 75.000 personeelsleden de gedachten en spraak van meer dan 3 miljard mensen. En het bedrijf gaat daarbij verder dan controle. Het verkoopt je gegevens zodat andere bedrijven of politici je gedachten in een bepaalde richting kunnen sturen. In de richting van een nieuw mobieltje wat je te ‘toch echt nodig hebt’ om erbij te horen. Maar ook in de richting van een politieke stroming.

“Onze vijand is vertraging, afnemende groei, ontvolking – de nihilistische wens, zo trendy onder onze elites, voor minder mensen, minder energie en meer lijden en dood.” En ja, daar is weer de vijand nummer één van iedereen en zeker van een populist: de elite die met vooropgezette plannen ons naar de ondergang wil werken. Bijzonder om een miljardair te horen praten over ‘de elite’. Als ‘ontvolking’ de vijand is, dan behoort het gros van de wereldbevolking tot de vijand. Het gros van de wereldbevolking kiest namelijk voor minder kinderen. Zoveel minder dat in grote delen van de wereld, en dan voor de rijkere en technologische geavanceerdere delen van de wereld er minder kinderen worden geboren dan er nodig zijn om de bevolking op peil te houden. Er is geen ‘elite’ die hen daartoe dwingt. Die keuze maken ze zelf in alle vrijheid. Vervult Andreessen nu niet de rol van de ‘elite’ door erop te wijzen dat de wereld naar de 50 miljard mensen moet?

En na de ‘elite’ komt de heks in beeld: “We zullen mensen die gevangen zitten door deze zombie-ideeën uitleggen dat hun angsten ongegrond zijn en dat de toekomst rooskleurig is. Wij geloven dat deze gevangen mensen lijden aan ressentiment – een heksenbrouwsel van wrok, bitterheid en woede dat ervoor zorgt dat ze verkeerde waarden aanhangen, waarden die schadelijk zijn voor zowel henzelf als de mensen om wie ze geven. Wij geloven dat we hen moeten helpen om de weg te vinden uit hun zelfopgelegde labyrint van pijn.” Wat menslievend van Andreessen dat hij mensen wil redden. De ‘heks’ met zoals we eerder zaken ‘communistische wortels. Andreessen schrijft dit onder het kopje vijanden. Dat duidt op ressentiment van zijn kant. Een vijand is, aldus de digitale Van Dale, naast een “vijandelijk leger, of vijandelijk volk” ook: “iemand die haatgevoelens heeft en deze probeert te uiten in daden of woorden.” Zit Andreessen niet gevangen in zijn eigen ‘terminator-ideeën’ en legt hij hier niet vol ressentiment aan ons uit dat wij de verkeerde waarden aanhangen. Moeten we hem niet ‘bevrijden’ uit zijn ‘zelfopgelegde labyrint van pijn’?

Van de vijanden stapt hij over naar de toekomst. “Welke wereld bouwen we voor onze kinderen en hun kinderen en hun kinderen? Een wereld van angst, schuld en wrok? Of een wereld van ambitie, overvloed en avontuur? Wij geloven in de woorden van David Deutsch: “We hebben de plicht om optimistisch te zijn. Omdat de toekomst open is, niet vooraf bepaald en daarom niet zomaar geaccepteerd kan worden: we zijn allemaal verantwoordelijk voor wat die toekomst in petto heeft. Daarom is het onze plicht om te vechten voor een betere wereld.”” Een laatste stropop. Net als er iemand is die een wereld van angst, schuld en wrok wil en daarvoor pleit. Andreessen manier om voor die betere wereld te vechten is het Techno-Optimisme. Mijn manier om te vechten voor een betere en optimistischer wereld is er door bombastische verhalen als die van Andreessen te ontleden tot wat ze zijn. En wat is dat Andreessens verhaal?

Hierboven wees ik al de tegenstrijdigheid in Andreessens manifest met betrekking tot religie. De tegenstrijdigheid dat markten en techniek de mens daarvan weg moest verleiden en dat hij verderop betoogde dat dezelfde markten en techniek hen daar vervolgens de ruimte voor zou geven. Een goede lezer zal het zijn opgevallen dat veel zinnen uit het manifest beginnen met de woorden: ‘wij geloven’. Daarmee kom ik bij het belangrijkste. Andreessen houdt een lofzang op de markt en onbegrensde mogelijkheden van techniek. Techniek is een product van menselijk vernuft en nam een grote vlucht toen de mens wetenschap ging bedrijven. Het manifest krijgt hiermee een zweem van wetenschappelijkheid. Het manifest heeft echter niets met wetenschap te maken. Het is geloof, het is niets meer en niet minder dan een religie. Een geloof waar de techniek de plaats van God heeft ingenomen en aanbeden moet worden. Techniek is echter geen God, het levert middelen die mensen kunnen gebruiken. Ze kunnen ten goede en ten kwade worden gebruik. Net zoals religieuze verhalen uit de bijbel, koran en de thora ten goede en ten kwade gebruikt kunnen worden. En net zoals die religieuze boeken zit het Techno-Optimistisch Manifest vol met tegenstrijdigheden en met hele, halve waarheden en zelfs onwaarheden. Het Manifest zegt alles over Andreessens denken en veel over het denken in de hoogste regionen van de ‘techindustrie’. Dat er in die regionen op deze manier wordt gedacht, baart grote zorgen. Grote zorgen omdat de kringen waarin Andreessen verkeert, de zoals Morozov ze in het Correspondentartikel noemt: “filosoof-koningen van Silicon Valley (…) niet slechts de weldoeners van vroeger (zijn), die geld stoppen in denktanks. Nee, deze mannen bouwen aan zwaarder geschut: hun investeringsportfolio’s zijn manifestaties van hun filosofische standpunten; ze zetten hun overtuigingen om in klinkklare marktposities. Waar de miljardair uit de industriële tijd een stichting optuigde als hij zijn wereldbeeld wilde vereeuwigen, bouwen deze figuren investeringsfondsen die tegelijkertijd dienen als ideologische forten.”

Morozov: “Deze mannen hebben immers drie dodelijke gereedschappen in hun kist: plutocratisch gewicht (zó geweldig veel geld dat ze de fysieke werkelijkheid kunnen vervormen), orakelachtige autoriteit (waarbij ze hun technologische visies presenteren als onvermijdelijke toekomstvoorspellingen) en platformsoevereiniteit (ze bezitten de digitale knooppunten waar maatschappelijke discussies zich ontvouwen).” Deze mannen zijn gevaarlijk en dat maakt dit manifest gevaarlijk. Gevaarlijk omdat het ons in slaap probeert te sussen met een nieuwe ‘religie’. Een nieuwe religie die net als de eerdere religies, uit is op je slaafse gehoorzaamheid. Dat doet ze door je vrijheid in de vorm van een materialistische hemel op aarde te beloven, maar je ondertussen berooft van je echte vrijheid. Hij berooft je van die vrijheid door je ‘brood en spelen’ te beloven.

1 Een stropop is een redenering waarbij niet de werkelijke redenering van een opponent wordt weerlegd, maar een karikatuur ervan.

2 https://www.businessinsider.nl/in-chili-ligt-een-berg-kleding-die-vanuit-de-ruimte-zichtbaar-is/

3 Ha-Joon Chang, 23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme, pagina 18. Nieuw Amsterdam 2010

4 Jan Werner Müller,Democracy Rules, pagina 139-140

5 Idem, pagina 183

Uitgelicht

Soevereiniteit terugwinnen of uitoefenen?

Als de vraag is hoe we de neoliberale wereldorde achter ons kunnen laten, dan is terugwinnen van nationale soevereiniteit inderdaad waar het om draait. Ironisch, omdat veel brexiteers geen benul hadden wat ze met die soevereiniteit wilden. Maar zelfs dan hebben de Britten nu tenminste de democratische mogelijkheid om die soevereiniteit te gebruiken om de noden van burgers te lenigen. Wat meer is dan je van de lidstaten van de EU kunt zeggen.” Woorden van de Duitse socioloog Wolfgang Streeck in een interview dat Ewald Engelen met hem heeft bij De Groene Amsterdammer. Moeten we soevereiniteit terugwinnen?

Volgens Streeck, zo is te lezen: “staan we op een kruispunt. Of we leggen ons neer bij de valse noodzakelijkheden van de neoliberale globalisten en gaan voort op het pad dat naar een wereldregering voert,” of: “we keren terug op onze schreden en leggen ons oor te luisteren bij wijze denkers uit het interbellum, zoals de Hongaars-Oostenrijkse antropoloog Karl Polanyi en de Britse econoom John Maynard Keynes, die snapten dat er geen alternatief bestaat voor de natiestaat en betoogden dat het kapitalisme daaraan moest worden aangepast in plaats van de natiestaat aan het kapitalisme.”

Het betoog van Streeck sluit aan bij The Glabalization Paradox waar politiek econoom Dani Rodrik in zijn gelijknamige boek over schrijft. In dat boek schetst Rodrik ‘The Political Trilemma of the World Economy’ beschrijft de spanning tussen de natiestaat, (hyper)globalisatie en democratie. De economie van landen zijn via de wereldmarkt steeds meer met elkaar verbonden. Handel levert welvaart op en hoe minder kosten ermee zijn gemoeid (handelsbelemmeringen), hoe meer welvaart het oplevert. Daarom worden er diverse vrijhandelsverdragen afgesloten. Hoe meer van dergelijke afspraken en hoe opener een land zich hierin opstelt, hoe aantrekkelijker het is voor bedrijven. Rodrik noemt dit hyperglobalization. Een nieuwe vorm van globalisatie waarbij het managen van de binnenlandse economie ondergeschikt is aan de internationale handel en de kapitaalmarkt. De keerzijde hiervan is dat de welvaart die een gevolg is van deze vrijhandel, scheef wordt verdeeld. De rijkste 1% profiteert, terwijl het grootste deel van de bevolking van een land er de nadelen van ondervindt. Die nadelen zijn minder werk, lagere salarissen, afbrokkelende sociale zekerheid en grotere onzekerheid voor werknemers. Door diezelfde internationale handelsverdragen nemen de mogelijkheden van landen om mensen te beschermen af. Dit terwijl die landen onder democratische druk worden gezet door haar bevolking om die bescherming wel te leveren en aan de andere kant door de multinationals onder druk worden gezet om nog meer belemmeringen weg te nemen. Dit zou opgelost kunnen worden door een democratische wereldregering maar dat is voorlopig een utopie. Dan blijft de natiestaat als enige over om de gewone burger tegen de de zich globaliserende economie te beschermen1. Denkend vanuit de systeemwereld lijkt dat inderdaad de enige oplossing en dan is ‘soevereiniteit terugwinnen’. Dan is bevoegdheden terughalen en barrières opwerpen tegen de ‘boze buitenwereld’ een logische keuze. Dat is de keuze die Trump maakt met zijn tarievenpolitiek. Dat ligt ook aan de basis van het geroep op een ‘Nexit’.

In dezelfde systeemwereld betekenen deze keuzes dat het leven duurder wordt. De markt werkt er minder efficiënt door en dat vertaalt zich in hogere kosten. Dat duurdere leven staat op gespannen voet met het doel waarvoor de ‘soevereiniteit’ wordt teruggewonnen: de bescherming van de burgers. Er wordt soevereiniteit teruggehaald om de burgers uit de gure wind van de globalisatie te halen en dat doe je door ze in de gure wind van stijgende prijzen te zetten. Om die laatste wind af te zwakken, zijn aanvullende maatregelen nodig. Maatregelen die de koek herverdelen van rijk naar arm. Zo raken we van de regen in de drup. Kunnen we op een andere manier ons ‘leven’ terugwinnen opdie neoliberale wereldorde’?

Wat als we het ‘systeemdenken’ laten voor wat het is en naar de mensenwereld kijken? Mensen hebben behoeften. Ze moeten eten en drinken, willen graag veiligheid en zo zijn er nog veel meer. Je kunt er, in navolging van Maslow, piramides van bouwen. De afgelopen vijftig jaar is de markt de manier geworden waar mensen bevrediging voor hun behoeften zoeken. Ze kopen er hun eten en drinken net als energie, kleding en vervoersmogelijkheden. Ze kopen er bijvoorbeeld hun ‘veiligheid’ bij Verisure en ‘gezondheid’ bij Prescan. Overal is een markt van gemaakt en dat heeft ervoor gezorgd dat het bruto binnenlands product stevig is gegroeid. En die groei hebben we nodig om dit allemaal te kunnen blijven betalen.

De markt is echter niet de enige manier voor mensen om in hun behoeften te voorzien. In hun boek De kunst van het vreedzaam vechten beschrijven Hans Achterhuis en Nico Koning 6 manieren om in je behoeften te voorzien. De zes manieren waarbij vanuit een individu geredeneerd, de afstand tot de ander groter wordt. Die manieren zijn achtereenvolgens:

1 de individuele productie: dat wat het individu zelf maakt, produceert, jaagt of verzamelt.

2 de huishouding: de gemeenschappelijke huishouding is gedurende eeuwen de meest belangrijke vorm van samenleven en dus verwerven geweest. Hierin staat de groep centraal, niet het individu. Verlangens waren daarmee bijna altijd verlangens van het huishouden. Hierbij moeten we het huishouden niet eng opvatten, het huishouden kon bestaan uit het dorp, de clan de groep. Ook de groep die gebruik maakt van de meent (dus de gemene gronden) kan worden gezien als een huishouden.

3 toedeling: de hoogst geplaatste toedeelt aan de lager geplaatsten. Tussen hoogste en laagste kunnen meerdere niveaus zitten waarbij het hogere niveau steeds toedeelt aan het lagere. De tegenprestatie bij toedeling bestaat uit onderwerping. De auteurs zien planeconomie als een moderne variant van toedeling.

4 schenking: met het nog groter worden van de wereld komen deze sociale verbanden in aanraking met aangrenzende sociale verbanden. Dit kan leiden tot gewelddadige en destructieve vormen van toe-eigening bijvoorbeeld oorlogen en andere soorten van geweld. Een vreedzame manier van toe-eigening wordt gevormd door de schenkingsrituelen en bruiloften. Hiermee wordt een band gecreëerd tussen schenker en ontvanger. Met een schenking ontstaat een blijvende relatie, een verplichting, tussen de twee partijen. de relatie wordt verzwaard.

5 handel: kenmerk van ruil is dat de beide partijen in de ruil gelijk zijn en er geen verplichting of verzwaring ontstaat in de relatie.

6 roof: de laatste vorm waarin mensen in hun behoeften kunnen voorzien is roof. Daar waar er bij de eerste vijf vormen van toe-eigening voordeel is voor alle betrokken partijen, is dat bij roof niet het geval. Roof is het verwerven ten kosten van anderen. Tot deze vorm van toe-eigening horen ook slavenhandel, dwang-arbeid en kolonisatie. En als we een parallel naar het heden trekken, dan behoort bijvoorbeeld ook het verkopen van risicovolle financiële producten zoals woekerhypotheken aan mensen die deze niet begrijpen, tot roof2.

Neoliberalen zien de markt als de enige en ook perfecte manier van toe-eigening of verwerving. Het neoliberalisme ziet de mens als een homo-economicus die via rationele keuzes zijn eigen belang najaagt. Dit doet die mens via de vrije markt waar hij handelt met andere mensen die ook rationeel hun eigen belang najagen. En als we dat maar vrij laten dan wordt in alle wensen voorzien, krijgt ieder zijn deel en hebben we de perfecte samenleving. Helaas blijkt, dat zien we nu dat die ‘perfecte samenleving’ voor het grootste deel van ons, verre van perfect is.

Streeck wil de markt breken door soevereiniteit te ‘nationaliseren’. Door een krachtige nationale overheid die de mogelijkheid heeft om de markt de wil op te leggen. Zou het versterken van de andere manieren waarop we in onze behoeften kunnen voorzien ook een optie kunnen zijn? En dan vooral van de tweede manier, het huishouden maar dan wel het huishouden als groep, dorp of clan of om het in moderne termen te gieten, als gemeenschap. Door nieuwe ‘meenten’, gemeenschappelijke samenwerkingsverbanden in het leven te roepen of door oude weer tot leven te wekken? Nieuwe ‘meenten’ waarmee we ons onafhankelijk maken van de markt en de grote bedrijven die daar de scepter zwaaien. De manier waarop onze voorouders de stroom, gas en watervoorziening vormgaven. Die richtten daarvoor gemeentelijke bedrijven op die ervoor zorgden dat iedereen in de gemeente deze producten tegen dezelfde voorwaarden kreeg. Door bijvoorbeeld energie-, zorg- en voedselcoöperaties op te richten. Door via broodfondsen ons met elkaar te verzekeren tegen tegenslag. Door deze en andere zaken te regelen in corporaties waar alle deelnemers lid van zijn en in mee kunnen beslissen en die corporatie kan ook een gemeente zijn. Door veel meer gemeenschap te worden en minder consument. Door meer wij en minder ik

Door niet de soevereiniteit terugwinnen, maar deze uit te oefenen.

1 Dani Rodrik, The Globalization Paradox. Democracy and the Future of World Economy, pagina 200-205

2 Hans Achterhuis en Nico Koning, De kunst van het vreedzaam vechten, pagina 406-412.

Uitgelicht

Take Back Control

Op LinkedIn stootte ik op een bericht van Ewoud Engelen. Een bijzonder bericht naar aanleiding van een interview dat hij had gedaan met de Duitse socioloog Wolfgang Streeck. Het bericht eindigt met de woorden: “En dus wordt het tijd to take back control” De slogan waarmee Boris Johnson zijn Brexit-campagne voerde. Een bijzonder bericht met een wel erg bijzondere manier van redeneren. Een manier waarbij ik moest denken aan het ‘nostalgisch nationalisme’.

In het boek betoogt Streeck dat het tijdperk van de hyperglobalisering met de terugtocht van de VS (duidelijk zichtbaar onder Trump) ten einde is en dat de Europese elites er goed aan doen te erkennen dat hun poging om de natiestaat te vervangen door iets anders (van government naar governance) mislukt is. En altijd al (always already) tot mislukken gedoemd was.”Aldus Engelen en hij vervolgt met: “Niet alleen leidt governance per definitie tot slecht bestuur omdat centraal beleid nooit rekening kan houden met lokale verschillen. … Ook gaat het rucksichtslos voorbij aan de cultureel-historische geworteldheid van burgers. Er bestaan geen Europese burgers. Er bestaan alleen Duitse, Nederlandse en Franse burgers.” Daarom: “zullen er op Brexit onvermijdelijk andere exits volgen en kan alleen op het niveau van de aloude natiestaat democratische politiek gevoerd worden die het mogelijk maakt om uit de greep van het Anglofone kapitalisme te ontsnappen.” En daarvoor biedt: ‘Trump …) een uitmuntende mogelijkheid. Helaas zijn de Brusselse technocraten gespeend van ieder realiteitsbesef en zijn ze gaan geloven in hun pipedream van global governance en in hun eigen voortreffelijkheid, zoals de reacties op Trumps vredesvoorstellen voor Oekraïne overduidelijk illustreren.” Tot zover Engelen.

Nu is er van alles mis met het Anglofone kapitalisme, zoals Engelen het noemt. Ook is er veel aan te merken op de manier waarop de Europese Unie nu functioneert en op de ‘Brusselse technocraten’ die geloven in ‘hun pipedream’. Maar, als centraal Europees beleid nooit rekening kan houden met lokale verschillen, geldt dat dan niet ook voor centraal Nederlands, of Duits beleid en voor centraal beleid in de Verenigde Staten of in India? Sterker nog, het centrale beleid van de gemeente Venlo, kan nooit rekening houden met de specifieke situatie van de bewoners van de kern ’t Ven. Moet ’t Ven dan maar een aparte gemeente worden? Dat zal het door Engelen geconstateerde probleem ook niet oplossen. Centraal beleid van ’t Ven kan nooit rekening houden met de bewoners van de Genraydelweg om maar een (dwars)straat te noemen. Als dit een reden is voor andere ‘exits’ dan zouden dat ook ‘exits’ uit Nederland, Limburg, Venlo, ’t Ven kunnen zijn. Aan die ‘exits’ komt dan pas een einde als iedereen zijn eigen land vormt.

Dan de cultureel-historische geworteldheid van burgers’. Die is ook binnen Nederland divers. Zo zijn er velen achter de Hollandse waterlinie die niets hebben met het cultuur-historische fenomeen Vastelaovend. Mijn vorige prikker toonde dit duidelijk aan. Voor ‘cultureel-historische geworteldheid’ geldt hetzelfde als voor het ‘rekening houden met lokale verschillen’. Van achter de Hollandse waterlinie is mijn geworteldheid met zoals zij het noemen carnaval zuiderlijk. Dat ik spreek en schrijf over Vastelaovend maakt het voor ‘zuiderlingen’ duidelijk dat die geworteldheid Limburgs is. Dat in die vorige Prikker het nummer As de sterre dao baove Staole een rol speelt, maakt duidelijk dat die ‘geworteldheid’ niet Limburgs maar Venloos is. Met Vastelaovend en ons dialect als basis voel ik me meer verwant met Keulen dan met Amsterdam. Als ‘geworteldheid’ basis is van je burgerschap en die niet Europees is, zoals Engelen beweert, dan kun je je ook afvragen of die ‘Nederlands’ is. Als het kleinere, zoals Engelen betoogt, boven het grotere gaat, dan gaat het allerkleinste boven alles. Als ik naar mezelf kijk, dan voel ik me Venloos, Limburgs, Nederlands, Europees en wereldburger. Voor mij sluit het ene het andere niet uit. Op al die niveaus kan democratische politiek worden bedreven. Niet alleen op nationaal niveau.

Terecht bekritiseert Engelen de ‘eigen voortreffelijkheid van de Brusselse technocraten. Het zijn echter niet alleen de ‘Brusselse technocraten’, ook de Nederlandse, Duitse et cetera bestuurders zwelgen in de ‘eigen voortreffelijkheid’ en in het verlengde van die laatsten zwelgt Engelen. Of de natiestaat de enige schaal is: “om uit de greep van het Anglofone kapitalisme te ontsnappen,” is zeer twijfelachtig. Het is zeer te betwijfelen of de Googles en Meta’s, zich laten intomen door Nederlandse besluiten. Als ze dat niet doen, rest alleen hen verbieden en eigen Nederlandse alternatieven ontwikkelen. Als ieder land deze weg volgt dan eindigen we op economisch gebied op z’n Noord-Koreaans. De vraag is of we dan beter af zijn.

Engelen heeft wat dit betreft veel gemeen met Baudet en Wilders. Alle drie verheerlijken zij de natie, zwelgen bij een cultuur-historisch bijeengeraapt verhaal en verlangen terug naar een verleden dat er nooit was, nostalgisch nationalisme. Want wanneer was die tijd dat ‘wij de controle hadden’? Was dat in de door Balkenende verheerlijkte VOC-tijd toen de Amsterdamse Heren Zeventien1 de dienst uitmaakten? Was dat in de bourgeoistijd van de achttiende eeuw die Baudet zo verheerlijkt toen de adel in Europa regeerde en de opvolgers van de Heren Zeventien in Nederland? Of was dat de jaren vijftig van de vorige eeuw toen de kerken de dienst uitmaakten waarnaar Wilders terugverlangt?

1 De zeventien bewindvoerders van de Verenigde Oost-Indische Compagnie

De bekrompenheid van Peter de Waard

Misschien is het een idee voor Geert Wilders (uit Venlo) om samen met Frans Timmermans (uit Maastricht) het btw-gat te vullen door carnaval te verbieden. Een mooie polonaise Hollandaise.” Met die woorden eindigt de column Is carnavalseconomie een lust of een last?van Peter de Waard in de Volkskrant. Een bijzondere vraag in een om meerdere redenen bijzonder artikel.

De Waard begint met de constatering dat: “half februari 1975 (…) maar liefst zeven carnavalshits,”in de top -40 stonden en dat: “Die platen (…) ook massaal (werden) verkocht boven de grote rivieren.”De Waard geeft een opsomming van enkele van die ‘hits’ en vervolgt met: “Een hit was verzekerd, hoe stompzinnig de tekst ook was. Dat laatste is niet veranderd. ‘Een goed carnavalslied heeft een onzintekst’, zei het duo Pap en Pudding vorig jaar in deze krant. … Maar scoren…ho maar. Geld wordt er niet meer mee verdiend. In de huidige top-40 staat eigenlijk geen enkele carnavalshit meer, of je zou het nummer Blikkendag (een ode aan de Volendammer kermis) daartoe moeten rekenen. Voor de muziekindustrie is carnaval inmiddels een non-event.” En dan komt hij bij zijn punt: “ook voor de nationale economie wordt de economische waarde van het drink- en hosfeest betwist. SEO Economisch Onderzoek berekende in 2018 dat carnaval de Nederlandse economie elk jaar tussen de 1 en 2 miljard euro kost. …Volgens SEO gaat hierdoor in Limburg en Noord-Brabant 2,5 productiedag verloren – inclusief het ziekteverzuim door katers. Dat is voor die dagen een verlies van tussen de 15 en 30 procent van het bbp.”

En nu even voor De Waard. Als eerste, het nummer Blikkendag. Dat nummer is een cover van een echt Vastelaovesleedje met als titel Vandaag van het Venlose trio W-Dreej. Het zou De Waard sieren als hij de tekst van dat nummer eens zou lezen. Dan zou hij meteen zien dat een Vastelaovesleedje alles behalve een stompzinnige onzintekst heeft’. Niks geen ‘worstjes op de borstjes’ en ‘Willempies’. Het beste voorbeeld daarvan is het Vastelaovesleedje As de sterre dao baove Straoledat ook een ‘Nederlandse vertaling’ heeft gekregen. Het nummer is geschreven door Frans Boermans, een van de grootste Venlose liedjesschrijvers en vader van regisseur Theu Boermans. In de rest van Nederland is het nummer bekend als Als de sterren daar boven stralen uitgevoerd door Duo Onbekend of door Marianne Weber. Zowel in de Venlose als de Nederlandse versie betreft het een liefdeslied. De Venlose versie heeft echter veel meer lagen dan de Nederlandse.

Als de sterren daarboven stralen. En als de maan hoog aan de hemel lacht. Wil ik elke keer weer herhalen. Wat ons voorgoed, toen samen heeft gebracht. Dan denk ik terug aan onze eerste prachtige uren. Dat jij beloofde, dat dit een eeuwigheid zou duren. Als de sterren daarboven stralen. Weet dat de maan, dan altijd naar ons lacht” Aldus her refrein van de Nederlandse versie. Stralende sterren en een lachende maan, dit kan zich overal op de wereld afspelen. In de Venlose versie is dat anders. “As de sterre dao baove Straole,en as de maon dao baove Haerunge hingk. En dan örges in’t greun verschaole, de nachtegaal ein leefdesleedje zingk. Dan wil ik wandele nao Schandele mit mien maedje. Zitte kösmoele beej de Venkoele naeve ’t paedje. As de sterre dao baove Straole,en as de maon dao baove Haerunge hingk.” Dat kan niet over al. De, in de Nederlandse versie lachende maan, hangt hier op een specifieke plek, Namelijk boven het naburige Duitse dorp Herongen, in het dialect Haerunge. En ja, de sterren stralen ook in deze versie, zo blijkt uit de openingszin. Maar ze stralen op een specifieke plaats, namelijk boven het naburige Duitse stadje Straelen, in het dialect Straole, een waaord dat ook stralen betekend. De twee geliefden zitten op een specifieke plek namelijk bij de een gebied dat het Zwarte water heet en in Venlo en omgeving de naam Venkoele draagt. Die plek ligt aan de weg tussen het Venlose buurtschap ’t Ven en het buurtschap Schandelo. Op die plek zie als de omstandigheden gunstig zijn, links boven sterren stralen boven Straelen en rechts de maan boven Herongen hangen. En met nog meer geluk zingt dan de nachtegaal die ergens in het groen verscholen zit, een liefdeslied. Tot zover ‘stompzinnig onzinteksten. Het ware goed dat iemand die zich een mening vormt over Vastelaovend zich er ook eens in verdiept in plaats van vanachter de Hollandse Waterlinie onzin te debiteren.

Dat is echter nog niet het meest storende aan de column van De Waard. Hij rept over ‘de kosten’ die tussen de 1 en 2 miljard bedragen en de verloren tweeënhalve productiedag die op die dag leiden tot tussen de 15 en 30 procent verlies aan bruto binnenlands product. Zou hij zich realiseren dat die tweeënhalve verloren productiedag gewoon opgenomen vakantiedagen zijn? Dagen die ook besteed hadden kunnen worden aan bijvoorbeeld ‘lange latten met skihut’. Iedere vakantiedag is productieverlies wanneer die ook wordt opgenomen. Ik hoor De Waard echter niet pleiten voor het afschaffen van vakantie. En als hem die ‘verloren productiedagen’ zo aan het hart gaan, dan kan hij zijn blik beter richten op Koningsdag. Die ene dag komt qua productieverlies op ongeveer eenzelfde bedrag uit als twee dagen Vastelaovend. En daar staan geen mooie liedjes tegenover.

Het meest stompzinnige aan De Waards column is het wereldbeeld dat eruit blijkt. In dat wereldbeeld leeft een mens om te werken. Niet werken is immers productieverlies. Een erg bekrompen en beperkte kijk op het leven. Als dat de wereld achter de Waterlinie is, dan heb ik nog een extra reden om blij te zijn dat ik in Venlo woon en vastelaovend kan vieren zonder me zorgen te hoeven maken over ‘verlies aan bbp’.

Zorg(en) door criminelen

“Wij zouden graag zien dat gemeenten en verzekeraars nadenken hoe ze de instroom van malafide zorgbedrijven kunnen verlagen.” Het antwoord van officier van justitie Marjolein Verwiel en beleidsmedewerker bij het Openbaar Ministerie Timon van de Kraats op de vraag wat er gedaan kan worden om de zorgfraude te verminderen. Beiden staan: “bekend als de zorgfraudejagers van het OM”,  zo lees ik in een artikel van Judith Spanjers en Klaas den Tek bij Follow the Money. Ik moest weer denken aan een passage uit het boek De steden de Mensen. Nederland 1850-1900 van Auke van der Woud.

Bron: picpedia

Wat is er aan de hand? “Een berg geld, een versnipperde structuur, gebrekkig toezicht en onervaren bestuurders. Het is een ideale cocktail voor kwaadwillenden om hun slag in de zorg te slaan,” zo lees ik. En dat zien ze ook bij het Openbaar Ministerie. “We gaan ervan uit dat er met 10 procent van de 100 miljard euro die jaarlijks in de zorg omgaat, wordt gefraudeerd. Tien miljard euro op jaarbasis dus,” zo betoogt Van de Kraats. Hoe die fraude werkt? “De hoofddaders maken gebruik van stromannen om zelf buiten beeld te blijven. Crimineel A – die wij kennen – schakelt persoon B, C en D in, die wij nog niet in beeld hebben. Die gaan naar de Kamer van Koophandel en starten zonder probleem een nieuw zorgbedrijf, dat vervolgens gaat declareren. Pas als de fraude aan het licht komt en we onderzoek gaan doen, merken we dat B, C en D door crimineel A worden aangestuurd.”  Daarbij worden geregeld: “criminelen op de loonlijst (…)  gezet (die) vervolgens krijgen uitbetaald, terwijl ze niet werken. Het contante geld van een criminele activiteit wordt daarmee legaal gemaakt.

De oorzaak van het probleem: “te veel partijen gaan over een klein stukje van de geldstroom. Verzekeraars, gemeenten, de rijksoverheid: ze weten van elkaar niet precies wie wat wanneer doet. .. Daarbinnen kan een crimineel opereren zonder snel tegen de lamp te lopen.” Hoe datkan? “We hebben met meer dan driehonderd gemeenten te maken. Als je in de ene gemeente wordt betrapt op fraude, ga je gewoon naar een andere toe. Gemeenten kunnen elkaar niet massaal waarschuwen. Daarbij is het nog maar de vraag of ze voldoende capaciteit en kennis hebben om fraude te bestrijden. Sommige gemeenten hebben niet eens een toezichthouder; anderen moeten soms in hun eentje honderden aanbieders controleren.”

‘De instroom van malafide zorgbedrijven verlagen’ dat zou het probleem verkleinen. Daar is geen speld tussen te krijgen. Maar hoe doe je dat? Dat begint, zo betoogt Verwiel met het checken van essentiële zaken: “googlen met wie je zaken doet. Zoek uit met wie je te maken hebt, ga kijken bij het pand waar het zorgbedrijf zit. Als je gaat trouwen, weet je ook met wie je in zee gaat; als je een huis koopt, wil je weten wie de verkoper is.” Dat lijkt eenvoudig maar biedt geen garantie. Zo eindigt, ondanks de controle met wie je gaat trouwen, 40% van de huwelijken in een echtscheiding. En ook een bedrijfspand zegt niet alles over het erin gevestigde bedrijf.

 Zoals in de eerste alinea gezegd, moest ik denken aan een passage uit het boek De steden, de Mensen, Nederland 1850-1900 van Auke van der Woud. In het boek beschrijft hij de ontwikkeling van Nederland tussen 1850 en 1900. De periode dat de basis werd gelegd voor het Nederland zoals we het nu kennen. In 1850 was er, net zoals de afgelopen jaren, een bijna onbegrensd vertrouwen in de werking van de vrije markt. In navolging van Adam Smith was de algemene opvatting en overtuiging dat de markt er automatisch ervoor zorgde dat de bakker ons goed brood bezorgd en het meel niet deels vervangt door zaagsel. Een halve eeuw later dacht men er toch iets anders over. En dat beschrijft Van der Woud treffend: “De staathuishoudkundige handboeken van 1850, 1860 leerde dat de economie zich logisch, systematisch, ordelijk ontplooit, omdat ontwikkeling het karakter van een natuur wet heeft. Het natuurbeeld dat daar impliciet bij hoorde was dat van de Ark van Noach, waarin alle dieren van de schepping vreedzaam bij elkaar waren. Aan het eind van de negentiende eeuw was echter in de hele westerse wereld zichtbaar wat bij de staatshuishoudkundigen van 1850 niet veel aandacht had gekregen: in de natuur leven ook roofdieren, parasieten en bloedzuigers.[1] In die vijftig jaar had de markt vaak voor inferieure producten gezorgd en voor ondernemers die trusts en kartels vormden en zo de prijzen van producten opdreven. Onze voorouders leerden dat Smith ernaast zat. Dat de markt met mensen die hun eigen belang najagen, niet automatisch tot een ideale wereld leidde. Dat een markt ook tot ‘parasieten’ kon leiden, tot misbruik van macht. Eigenlijk precies dat gedrag dat in het Follow the Money artikel wordt beschreven.

Ja, dan kun je maatregelen gaan bedenken om ‘de instroom van malafide bedrijven’ te beperken. Dat kan en leidt tot bureaucratie, tot een flink controleapparaat om toe te zien op de naleving van de regels en tot bemensing van het Openbaar Ministerie om misbruik en fraude te vervolgen. Dat zal allemaal leiden tot minder fraude. Maar ook tot geklaag over de Bureaucratie, controle en inspectie. Want ja, daar leiden ook de goeden onder.

Een andere mogelijkheid is een einde maken aan het verdienmodel van de fraudeurs door de instroom van malafide bedrijven te voorkomen. Een einde maken door de zorg te ‘nationaliseren’. Dan is er geen mogelijkheid meer voor malafide zorgbedrijven om in te stromen Geen markt meer met bedrijven met andere belangen dan de zorg voor mensen. Belangen zoals het maken van winst en uitkering ervan aan de eigenaren of aandeelhouders. Geen mogelijkheid meer om crimineel geld wit te wassen door criminele vriendjes op de loonlijst te zetten. Maar geen controleapparaat om ‘instroom van malafide bedrijven’ te voorkomen. Sterker nog, inkoop en alle ermee gepaard gaande bureaucratie is in één klap overbodig. Dan hoeft er geen winst meer te worden gemaakt en uitgekeerd aan eigenaren en aandeelhouders. Dan moeten Verwiel en Van de Kraats zich op andere misdaden richten. 


[1] Auke van der Woud, De steden de mensen. Nederland 1850-1900, pagina 382-383

If you have eliminated the impossible

In Limburg is: “Een taskforce met specialisten van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de Jeugdautoriteit en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd,” aan de slag om te: “onderzoeken wat er beter kan.” Zo las ik in een artikel in Dagblad de Limburger. Bij het lezen van het artikel moest ik denken aan Spock uit Star Trek.

Probleem is, zo begrijp ik, dat grote instellingen met miljoenenverliezen kampen en: “de geografische ligging”  van Limburg. Het probleem zit,zo lees ik, in: “de zware specialistische zorg. Denk aan jeugdigen met psychische problemen, een verstandelijke beperking of verslavingsproblematiek.” Het gaat dan over: “een relatief kleine groep kinderen die dergelijke specialistische zorg behoeft, wat bedrijfsvoering ingewikkelder maakt. De doelgroep heeft vaak acute zorg nodig, het liefst zo dicht mogelijk bij huis, maar in de praktijk blijkt dat lastig te organiseren. Er is namelijk weinig capaciteit en de uitwijkmogelijkheden zijn beperkt.” Volgens de Venlose wethouder Frans Schatorjé: “zit de kwetsbaarheid van de zorgaanbieders duidelijk in dat segment.”  Die problemen moeten worden opgelost via samenwerking: “een netwerk waar ook Brabantse en Gelderse zorgaanbieders deel van uitmaken. Die kan fungeren als achtervang. Als er geen capaciteit of uitwijkmogelijkheid is in Heerlen of Venlo, zou Eindhoven, Nijmegen of Arnhem soelaas kunnen bieden.” Even tussendoor. Zou het samenvoegen van twee of drie keer schaarste (‘weinig  capaciteit en uitwijkmogelijkheden) tot overvloed leiden. Of iets minder optimistisch, tot minder schaarste? Samenwerken op Limburgse schaal want: “Ga je dat als onafhankelijke regio’s doen, dan heb je te weinig massa om goede regelingen te treffen of zaken uit te wisselen als er problemen zijn in de sector.”

Dat heb ik al eens eerder gelezen en gehoord dacht ik. Nee, wist ik want in 2021 schreef ik er al eens een prikker over met als titel Jeugdzorg, wijn, zakken en druiven. Die sloot ik af met de woorden: “En daarmee werd de ‘oude wijn’ overgegoten in alweer nieuwe zakken.’ Alweer omdat dezelfde ‘oude wijn’ al vaker in een nieuwe zak is gegoten. Zou die ‘oude wijn’ die in de jaren zeventig al wrang smaakte, beter gaan smaken door hem eens per tien, vijftien jaar in ‘nieuwe zakken’ te gieten? Als we werkelijke betere ‘jeugdzorgwijn’ willen, zouden we dan niet beter druiven kunnen gaan plukken om nieuwe wijn te maken?”  In die prikker een korte geschiedenis van de jeugdzorg in de afgelopen vijftig jaar. Een overzicht dat laat zien dat steeds hetzelfde wordt geconstateerd maar niet wordt opgelost. En als ik dit artikel lees, dan gaat die taskforce het ook niet oplossen, denk ik.

Waarom denk ik dat? Ik denk dat vanwege de woorden die er worden gebruikt. Woorden als ‘zorgaanbieders’ en ‘segment’. Maar ook vanwege bijvoorbeeld de redenering dat het probleem bij de zware jeugdhulp ligt. Woorden en redeneringen die het denken vertegenwoordigen dat debet is aan de situatie waarin we ons nu bevinden. Het neoliberale marktdenken.

De afgelopen decennia heeft de marktwerking een belangrijke rol gekregen in de zorg: ‘Laat het aan de markt over, die zorgt voor efficiënte, goedkope oplossingen’. Een aanname waarbij de nodige vraagtekens zijn te zetten. Zo laat de Amerikaanse econoom Robert J. Gordon (lees zijn boek The Rise and Fall of American Growth) zien dat die marktwerking in de Verenigde Staten tot de duurste zorg van de wereld heeft geleid. De VS geven per hoofd van de bevolking het meeste geld uit aan gezondheidszorg terwijl een groot deel van die bevolking verstoken blijft van de meest elementaire vormen van zorg. Maar ook tot grote verspilling zoals twee volledig uitgeruste ziekenhuizen bijna naast elkaar die allebei half leeg staan. Kijken we naar Nederland dan hebben wij bijna de duurste zorg per hoofd van de bevolking in Europa.

In de jaren tachtig van de vorige eeuw werd de New Public Management stroming dominant. Een stroming die in ‘producten en klanten’ denkt en die ‘het model van de private sector’ op de overheid toepast. Centraal staan: doeltreffendheid, doelmatigheid en zuinigheid (zo goedkoop mogelijk). Het model dat politieagenten bonnen laat schrijven omdat ze hun quotum moeten halen. En ook het model dat zorg in stukken hakt en er ‘producten’ van maakt of nog erger: diagnose behandel combinaties.  Of zoals nu ‘segmenten’. Producten die vervolgens in de markt worden gezet.

Maak ergens een markt van en je krijgt marktgedrag. Zoals iedereen die een beetje nadenkt kan bedenken, staat dan het product centraal en niet de mens. Dan krijg je een zee van aanbieders die allemaal met zo min mogelijk inspanning maximaal rendement willen halen. Die kiezen voor de makkelijke problematiek en werken van negen tot vijf. Dan ga je geen nachtdiensten draaien in een instelling voor jeugdigen met zware problemen, maar word je zelfstandige kindercoach. Dan word je na een langjarige investering van de maatschappij in jou als arts, plastisch chirurg en ga je billen liften en borsten vergroten.

De gebruikte woorden en redeneringen laten mij vrezen dat er binnen de logica van het marktframe van neoliberale New Public Managent naar rationele oplossingen wordt gezocht. Maar wat sls we constateren dat die logica tot maatschappelijk gezien irrationele en inferieure resultaten leidt? Als er dus sprake is van, wat  John Cassidy in  boek Wat als de markt faalt?, rationele irrationaliteit noemt. Een situatie waarin rationeel handelen van alle partijen leidt tot een maatschappelijk gezien irrationeel en inferieur resultaat. Moeten we dan niet op zoek naar rationele oplossingen binnen een andere dan de neoliberale logica? Dus zoeken naar een beter passende logica.

Voor velen is het lastig om de neoliberale logica te verlaten. Sterker nog, ze herkennen het niet als neoliberaal, voor hen is het dé logica. Voor degenen die het lastig vinden om de neoliberale logica te verlaten, een uitspraak van een drieëntwintigste-eeuwse kenner van de logica pur sang Spock uit Star Trek: “If you have eliminated the impossible, whatever remains, however improbable, must be the truth.”

Het frame van Vandebron

Midden augustus kondigde energieleverancier Vandebron aan dat het mensen met zonnepanelen een extra heffing gaat opleggen. De financieel directeur Kim Verdouw zei hierover: “Dit besluit is even slikken, maar we denken dat als je de kosten op de juiste plek neerlegt, daar op den duur ook nieuwe innovatie ontstaat. Het alternatief is om de kosten te blijven verdelen; maar dan krijg je dus dat de buurvrouw zonder panelen betaalt voor de buurvrouw met panelen. Dat vinden wij oneerlijk”  Ze zet hier ‘haves’ tegenover ‘havenots’ en als een nobele ridder wil ze opkomen voor de belangen van de ‘havenots’. Een leuk frame maar klopt het?

Bron: De ingenieur

Dat het frame succesvol is blijkt uit het Commentaar van hoofdredacteur Pieter Klok in de Volkskrant. Klok bekritiseert de uitspraak van Verenigd Links-leider Timmermans dat klimaatrechtvaardigheid en sociale rechtvaardigheid hand in hand gaan. Klok: “Het jongste voorbeeld hiervan is de salderingsregeling bij de zonnepanelen. Hierdoor kunnen Nederlanders met zonnepanelen hun stroom altijd tegen een gunstige prijs verkopen. Om dit te bekostigen moet de energierekening van Nederlanders zonder zonnepanelen omhoog. Dat is niets anders dan een subsidiestroom van arm naar rijk.” En: “Toen het kabinet de salderingsregeling wilde afschaffen stemden GroenLinks en de PvdA tegen. De regering moet alles op alles zetten om zoveel mogelijk zonnepanelen op daken te krijgen, was de redenering, het afschaffen van de salderingsregeling leidde tot minder zonnepanelen en was dus niet verstandig. Dat de salderingsregeling sociaal zeer onrechtvaardig is, was van ondergeschikt belang.”

Nu even terug in de tijd. Die salderingsregeling werd in het leven geroepen om het leggen van zonnepanelen aantrekkelijk te maken voor particulieren. Die waren prijzig en met die regeling werd het aantrekkelijker om ze te leggen. Die zonnepanelen moeten een bijdrage leveren aan het uitstootvrij maken de energie van voorziening en het terugdringen van het gebruik van fossiele brandstoffen. Die regeling werd in 2004 ingevoerd.

De regeling houdt in dat een overschot aan stoom dat op een zonnig moment wordt opgewekt verrekend mag worden met afgenomen stroom op momenten dat de zon niet schijnt. Omdat ‘stroom’ een markt is van vraag en aanbod, is de stroom die een panelenbezitter afneemt, duurder dan de stroom die hij levert. Als de zon bij jouw panelen schijnt, schijnt ze immers ook op die van de buurman. Op momenten dat de zon veel schijnt is er daarom een veel groter aanbod aan stroom en daalt de prijs en wordt soms wel negatief. Schijnt de zon niet, dan is er een tekort aan stroom en stijgt de prijs. Voor de panelenbezitter  maakt dat niets uit want die kan die dure stroom wegstrepen tegen de geleverde goedkope aan het net geleverde ‘zonnestroom’. Daarop maakt een stroombedrijf zoals Vandebron dus verlies en dat verlies compenseren ze door de prijs die mensen zonder panelen moeten betalen, te verhogen. Die zijn daarmee de klos en dat is oneerlijk. Bijzonder oneerlijk omdat het vaak de mensen met een laag inkomen zijn die deze hoge prijs moeten betalen. Zij kunnen geen zonnepanelen betalen. Vandebron gaat dit nu dus ‘rechttrekken’ door aan de panelenbezitters een heffing op te leggen en de verwachting is dat andere energieleveranciers dat ook gaan doen. Ik begrijp de verontwaardiging hierover.

Dus het frame klopt? Als dit het enige was dan klopte het frame. De werkelijkheid is echter zelden zo simpel als het op het eerste gezicht lijkt. Wat de stroombedrijven knap doen, daarin bijgestaan door verschillende economen, is er een verhaal van maken waar jij (geen zonnepanelen) tegenover mij (wel zonnepanelen) komt te staan. Het probleem ligt echter niet bij jou en ook niet bij mij. Het probleem ligt bij die energiebedrijven en netbeheerders. Dat zoiets zou gaan gebeuren, was al vanaf het begin bekend. En dat begin ligt al meer dan twintig jaar terug in de tijd. Al die tijd hebben die bedrijven vrolijk geld opgestreken en verdeeld onder hun aandeelhouders. Wat ze niet hebben gedaan, is hierop geanticipeerd.

Geanticipeerd door te investeren in energie opslag, batterijen, in een ‘betonnen blokkentoren’ in een stuwmeer, waterstofproductie of op welke manier dan ook. Ze hebben zelfs veel te laat en veel te weinig geïnvesteerd in het aanpassen van het elektriciteitsnet. Allemaal zaken die je van een bedrijf zou verwachten maar die niet en veel te laat hebben opgepakt. Ze hebben het spaak laten lopen en nu kijken ze naar jou en mij als belastingbetaler om hen daarbij te helpen. Die moet het subsidiëren zo dat ze worden ‘gestimuleerd’ om snel in opslag van energie te investeren zoals de netbeheerders betogen.

Ze hebben er duidelijk blijk van gegeven dat ze geen ondernemers zijn want ze innoveren niet. Ze gaan pas ‘innoveren’ als ze ervoor betaald krijgen. Zie het betoog van Verdouw en de netbeheerders. Dit terwijl het verlies aan geld door die salderingsregeling hen tot innoveren had moeten aanzetten. En als je niet zonder de overheid kunt, dan is er een goede reden om het zonder ‘bedrijven’ te doen.

Er is nog een tweede goede reden om het zonder bedrijven te doen. Bij wie je je stroom afneemt en hoe ‘groen, grijs , paars of blauw’ die ook is, maakt niets uit. Alle stroom zit op hetzelfde net waarop een constante spanning moet staan. Ik kan niet zien of de stroom die ik gebruik opgewekt is door mijn ‘stroombedrijf’. Dat zou alleen kunnen als ieder stroombedrijf een eigen netwerk had. Dat is gelukkig niet het geval. Gelukkig niet omdat er dan net zoveel stroomnetten moeten zijn als er leveranciers zijn en dat zou een enorme verspilling zijn. Dat ene netwerk is eigendom van verschillende ‘netbeheerders’. In een dergelijke situatie is het niet aantrekkelijk om te investeren in energie opslag. Immers als bedrijf A investeert in opslag, dan stijgen de kosten van bedrijf A. De baten, een stabielere stroomvoorziening, komen echter ook ten goede aan alle andere stroombedrijven. Die trekken ook de opslag van bedrijf A leeg. Een tweede goede reden om het ‘zonder bedrijven’ te doen.

Iets voor de komende verkiezingen!

Free to Choose

“In 1988 speelde het Nederlands elftal de finale van het Europees Kampioenschap voetbal tegen de Sovjet-Unie. Nederland won door doelpunten van Gullit en dat prachtige schot van Marco van Basten. Op dat moment was er niemand die zich een wereld zonder Sovjet-Unie kon voorstellen. Een jaar later viel de Berlijnse muur en nog twee jaar later bezweek de Sovjet-Unie. Trouwens in 1914 en zelfs in 1917 kon niemand zich een wereld met Sovjet-Unie voorstellen.” Dit schreef ik in een van mijn laatste prikkers uit 2018. Ik moest eraan denken bij het lezen van het transcript van een interview dat Lex Bohlmeijer bij De Correspondent had met econoom Robert Dur.

Relativity Stairs van MC Escher. Bron: deviantart.com

Bijzonder aan deze passage is dat zij een aantal zaken bevat die alleen voor ons mensen reëel zijn en dus bestaan. Voor ons is Nederland een reëel en werkelijk bestaand iets, net zoals de Sovjet Unie dat vanaf 1917 tot 1991 was. Net als Denemarken, Spanje en Finland. Als we ernaartoe gaan dan verandert er iets. In die landen spreken ze een andere taal en hebben ze vaak net wat andere gewoonten en soms moet je je paspoort laten zien anders kom je het land niet in. We kunnen ze op de kaart aanwijzen. Maar zoals Frits Bom in de jaren negentig met zijn programma De vakantieman liet zien, kan niet iedereen dat. Maar zelfs al kan iemand ze niet aanwijzen op de kaart, toch zijn die landen voor ons zeer reëel. Als je het elk ander dier op Aarde zou kunnen vragen, dan zou het je verdwaasd aankijken: ‘Frankrijk? Wat is dat?’ Of zoals het Klein Orkest zong: “Alleen de vogels vliegen van Oost- naar West-Berlijn. Worden niet teruggefloten ook niet neergeschoten. Over de muur, over het ijzeren gordijn. Omdat ze soms in het westen soms ook in het oosten willen zijn.” Landen zijn spinsels in onze menselijke fantasie maar wel spinsels die voor mensen zeer serieus en reëel zijn. Zo reëel dat het willen gaan van Oost- naar West-Berlijn je dood kon betekenen. 

Daarmee komen we op de grootste kracht van de mens en dat is zijn vermogen om verhalen te verzinnen die voor de verzinner en voor zijn soortgenoten net zo reëel zijn als een boom of een rivier. Of zoals Harari het in zijn Sapiens beschrijft: “Sinds de cognitieve revolutie leven sapiens aldus in een dubbele realiteit. Aan de ene kant heb je de objectieve realiteit van rivieren, bomen en leeuwen en aan de andere kant de imaginaire realiteit van goden, naties en corporaties.”  Twee werelden en sinds de opkomst van het virtuele wellicht zelfs in drie. Voor nu hou ik het even bij de twee van Harari. Dit: “vermogen om met woorden een imaginaire realiteit te creëren stelde grote aantallen vreemden in staat effectief samen te werken.[1]  Maar zoals bijna alles, om de grote helaas te vroeg overleden ‘filosoof’ Johan Cruijff te verhaspelen: ‘ieder voordeel hep z’n nadeel.’ In dit geval meerdere.

Het samenwerkingsvoordeel kent nadelen. Verhalen die ‘binden’, scheiden ook. De verhalen zijn bedoeld om een groep te binden, maar door het binden van die groep, scheiden ze die groep ook meteen van anderen. En zoals Madelaine Böhme c.s. schrijven: “Binnen onze relevante, vertrouwde groepen concurreren wij om sympathie, strijden we om erkenning en reputatie, naar buiten toe sluiten we ons af. Dat is een erfenis uit ons grijze verleden, toen de concurrentie om voedsel, seksuele partners en andere bestaansbronnen nog veel belangrijker was om te overleven dan tegenwoordig.” En daarmee zijn we bij de reden achter ons succes als diersoort maar ook de reden waarom we ‘elkaar groepsgewijs de koppen in slaan’. Dat nadeel is, zoals Böhme c.s. schrijven: “de schaduwzijde van een nog niet volledig ontwikkelde sociale competentie.” Gelukkig heeft dat nadeel ook een voordeel: “door ons vermogen tot zelfreflectie en de mogelijkheid om met elkaar te praten beschikken we in principe over de middelen om kloven te dichten. [2]

Een ander nadeel van dubbele realiteiten brengt me bij  het interview van Bohlmeijer met Dur. Een interview waarin het kapitalistisch systeem centraal staat. Dat systeem is een: ‘figment of our immagination’, iets dat echt lijkt maar het niet is. Kapitalisme is een theorie, een theoretisch model om dat de mens gebruikt om wat er in de objectieve realiteit gebeurt, te verklaren. Het behoort tot wat Harari noemt de imaginaire realiteit. En, zoals de Tsjechische econoom Tomáš Sedláček in zijn De economie van goed en kwaad. De zoektocht naar economische zingeving van Gilgamesh tot Wall Street schrijft, is de economische wetenschap in de ban van het rationalisme en heeft de Franse filosoof René Descartes hier een belangrijke rol in gespeeld. Net zoals hij die rol voor alle andere wetenschappen heeft gespeeld.  Sedláček geeft de kern van dat denken als volgt weer: “De reductie van de menselijke antropologie gaat hand in hand met de reductie van intellect tot wiskunde. In die wereld is er geen ruimte voor emotie, kans of lege ruimte. Alles grijpt met deterministische gestrengheid en de precisie van een horloge in elkaar.[3]” Die ‘reducties van de menselijke antropologie, noemen we modellen en ‘kapitalisme’ is zo’n model. Het zijn, weer Sedláček: “Systemen met interne inconsistenties, die gedeeltelijk in strijd zijn met de werkelijkheid, die vaak zijn gebaseerd op louter en doelbewust onrealistische veronderstellingen, en die in hun uiterste consequentie tot absurde conclusies leiden, worden desondanks met succes toegepast.[4] 

Het geloof, dat is het en niets anders, in dat kapitalistische model bereikte met het denken van Friedrich A. van Hayek haar hoogtepunt. Hayek geloofde in de onfeilbaarheid van de vrije markt. Hij bleef zich verzetten tegen overheidsingrijpen in het algemeen en staatsplanning van de economie in het bijzonder. Volgens Hayek bevatte de markt en de partijen die erop actief zijn, alle kennis die nodig is om altijd tot de juiste beslissing te komen. Hij beschreef het zelf als volgt: ”Als we de ware functie van het prijsmechanisme willen begrijpen, moeten we dit zien als een (…) mechanisme waarmee informatie wordt gecommuniceerd. … Het wonder bestaat erin dat in het geval van schaarste van een bepaalde grondstof, zonder dat er een bevel wordt gegeven, zonder dat meer dan misschien een handvol mensen de oorzaak weet, tienduizenden mensen wier identiteit ook door maandenlang onderzoek niet achterhaald kan worden, ertoe worden aangezet deze grondstof of de hieruit vervaardigde producten spaarzamer te gaan gebruiken; dat wil zeggen dat ze zich in de goede richting bewegen.[5]” Deze manier om de markt te beschrijven noemt Cassidy ‘het telecommunicatiesysteem van Hayek’ en dit systeem is voor de neoliberalen de samenleving.

Het neoliberale model reduceert, om Sedláčeks aan te halen, tot economie en reduceert economie tot ‘vrije markt’. Een mechanisme waar de overheid niet moet ingrijpen want dat verergert de zaken alleen maar. Hayek vertrouwde erop dat de markt alles goed regelt. Het algemeen belang was immers niets meer dan een optellingen van de individuele belangen en als iedereen op de markt zijn eigen belang najaagde, dan komt het vanzelf goed met de samenleving. Hier zat Hayek er echter naast. De filosoof John Gray verwoordt de misser van Hayek: “Er is niets aan marktprocessen dat ervoor zorgt dat ze zich automatisch stabiliseren op het gewenste niveau. Hayek verdienste is erin gelegen dat hij aantoonde dat een succesvolle planeconomie een utopie is. Hij zag echter over het hoofd dat dat ook geldt voor de zelfregulerende markt.[6]” Die blindheid voor de gebreken van de vrije markt, hebben zijn navolgers overgenomen. 

Kapitalisme, neoliberaal uitgelegd of niet, is echter niets meer en niets minder dan een imaginaire realiteit om dat wat in de objectieve realiteit gebeurd, te verklaren. Een imaginaire realiteit in de vorm van een model met alle nadelen waar Sedláček ons op wijst. Het is, om in huidige termen te spreken, een frame. Een imaginaire realiteit frame die Bohlmeijer in het interview lijkt te zien als objectieve realiteit getuige vragen zoals: “Recent onderzoek gaat over de waardering van burgers voor experimenteel beleid. Dat is een manier om te kijken of je binnen het kapitalistische systeem dingen kunt verbeteren?”  En: “Of laat ik het zo zeggen: begint de schade die ons kapitalistische systeem aanricht niet groter en groter te worden?”  een laatste voorbeeld: “Daar is het kapitalisme rechtstreeks verantwoordelijk voor,” waarbij ‘daar;  verwijst naar: “een aanstormende klimaatcrisis.”

Het kapitalisme is nergens voor verantwoordelijk want het is niets. Het is imaginaire realiteit van de mens. Haal de mens weg van de aarde en het klimaat blijft, maar iets wat ‘kapitalisme’ heet, zal je niet vinden. Het ‘kapitalisme’ verplicht ons tot niets en belemmert ons ook niet in ons handelen. Het is nergens voor verantwoordelijk. Het probleem van imaginaire realiteiten is dat de bedenkers ervan de werkelijkheid vervolgens door de mallen van dat construct proberen te persen. Ze denken en handelen volgens de logica van dat imaginaire realiteit. Een gelovige ziet overal de hand van zijn god, zelfs in een doelpunt van Maradonna. Als we zaken anders willen doen, dan is er niets dat ons belemmert behalve wijzelf en de grenzen van de objectieve realiteit. In de objectieve realiteit hebben we de vrijheid om ons te bevrijden van imaginaire realiteiten. We zijn op dit gebied, om de titel van een boek van Milton en Rose Friedman aan te halen: Free to Choose. Alleen kon dat bij de Friedmans, neoliberaal als ze waren, alleen maar op vrije markten.


[1] Yuval Noah Harari, Sapiens, Een kleine geschiedenis van de mensheid, pagina 42  

[2] Madelaine Böhme, Rüdiger Braun, Florian Breier, Hoe wij mensen werden, pagina 214

[3] Tomáš Sedláček, De economie van goed en kwaad. De zoektocht naar economische zingeving van Gilgamesh tot Wall Street, pagina 209

[4] Idem, pagina 213

[5] Geciteerd uit John Cassidy, Wat als de markt faalt, pagina 52

[6] John Gray, Zwarte mis. Apocalyptische religie en de moderne utopieën,  pagina 131

Neoliberale onderwijshomeopathie

“Wat gebeurt er als je tegen kinderen op school zegt: ga je gang, doe maar wat je zelf wilt?” Die vraag staat centraal in een artikel bij De Correspondent van Johannes Visser. In dat artikel bespreekt hij de DOE040 school. De letters zijn de afkorting van Democratisch Onderwijs Eindhoven en dan het kengetal van de stad. Een normale school, zo betoogt Visser: “bereidt leerlingen voor op de samenleving. Op DOE040 is het uitgangspunt dat leerlingen die samenleving al zijn, en dat ze zelf iets van hun leven willen maken.” Hij sluit het artikel af met de zin: “Eind 2020 gaven 1,2 miljoen werkende Nederlanders aan last te hebben van burn-outklachten. Zijn de leerlingen op DOE040 buitenbeentjes, of kanaries in de kolenmijn?” Een bijzondere school.

“DOE040 is geen gewone school. Er zijn geen naar leeftijd opgedeelde klassen. Er is geen dagvullend rooster dat de school voor de leerlingen opstelt. Leerlingen hoeven er geen diploma te halen,”  zo is te lezen. Hoe ze dat doen? (E)r wordt wel lesgegeven, maar die lessen beginnen op het moment dat een leerling op een leraar afstapt. Een leerling kan op DOE040 een diploma halen, maar alleen als zij daar zelf voor kiest. Leerlingen hebben wel een rooster, maar maken dat zelf – op papier of in hun hoofd. Er zijn geen van bovenaf opgelegde regels, maar er worden afspraken gemaakt.” Als ze willen, kunnen de kinderen wel op gaan voor een regulier diploma. Een bijzondere school waar Visser enigszins bewonderend over schrijft en ook reacties van de lezers onder het artikel zijn over het algemeen waarderend en bewonderend. Zo veel bewondering terwijl ik er een wat ongemakkelijk gevoel bij krijg.

Kinderen die mogen eten, drinken en bewegen wanneer ze dat willen, die zelf bepalen wat ze doen, dat gaat wel heel erg uit van het individu, van het IK. Het ik staat ook centraal in het neoliberale. Het denken dat door Thatcher werd samengevat met de woorden: “who is society? There is no such thing.” Denken waar Ayn Rand een belangrijke rol in speelt. Rand werd geboren in 1905, in wat nu weer Sint Petersburg heet, als Anna Rosenbaum. Het gezin Rosenbaum vluchtte in 1917 voor de revolutie naar de Verenigde Staten. Rand staat aan de basis van het objectivisme, een stroming die, zoals Wikipedia het goed omschrijft: “de mens (ziet) als een heroïsch wezen, met zijn eigen geluk als zijn hoogste ethische doel, productieve prestaties als zijn nobelste activiteit en de rede als zijn enige leidraad.” Nu is dit ‘objectivistisch denken’ natuurlijk net zo subjectief als alle andere denkrichtingen. Rands denken is precies het tegenovergestelde van het collectivistische denken waarvoor ze uit Rusland vluchtte.  “Maar vooral was ze een succesvol romanschrijfster die de dikste utopie schreef die ik ken: Atlas shrugged (1957). Dit boek is de kapitalistische utopie ten voeten uit,[1] aldus de filosoof en ‘utopiekenner’ Hans Achterhuis over Rand. Rands ‘objectivisme’ vormt met het onbegrensde vertrouwen in een ongebreidelde vrije markt, de ideologische basis van het neoliberalisme.

“DOE is een democratische school voor leerlingen van 4 t/m 21 jaar. Zij zijn vrij om individueel te beslissen hoe, wanneer, wat, waar en met wie ze willen leren. Zo wordt er continu van elkaar geleerd en leer je verantwoordelijkheid te nemen voor je eigen ontwikkel- en leerproces.” Zo is te lezen op de site van DOE040. En: “DOE volgt en beschrijft de ontwikkelingen van iedere leerling zonder oordeel en met vertrouwen. Het is onze missie om een inspirerende leeromgeving te bieden waarin jonge mensen zich op basis van gelijkwaardigheid ontwikkelen tot zelfbewuste, creatieve wereldburgers die op hun eigen manier bijdragen aan een steeds veranderende samenleving.” Het kind als dat nobele individuele wezen dat het eigen geluk najaagt met de eigen rede als enige leidraad. Rand had het niet beter kunnen formuleren.

Nu wil het geval dat het neoliberale denken sinds een jaar of veertig zo dominant is en zo ingeburgerd dat het vaak niet eens meer wordt herkend en gewoon als liberaal wordt gezien. Achterhuis geeft hier een sprekend voorbeeld van. Hij beschrijft een discussie in De Volkskrant tussen twee vooraanstaande liberalen. Een discussie naar aanleiding van het opzeggen van het lidmaatschap van de VVD door de Groningse filosoof en historicus Ankersmit. Ankersmit besloot hiertoe omdat de VVD met haar neoliberale politiek de klassieke liberale waarden zou verkwanselen. Daarop reageerde voormalig VVD-leider Bolkestein dat hij geen verschil zag tussen het klassieke liberalisme en het neoliberalisme. Waarop Ankersmit repliceerde dat het klassieke liberalisme een scherp onderscheid maakte tussen publiek en privaat, tussen staat en markt en dat het neoliberalisme alleen maar private belangen ziet. Het liberalisme ziet, volgens Ankersmit, de staat als de uitdrukking van de politieke wil en combineert het economische met politieke vrijheid. Ankersmit ziet dat het neoliberalisme het geloof aanhangt van de intrinsieke harmonie van alle (private) eigenbelangen op de vrije markt[2]

Veel van de grote problemen waar we nu mee kampen zijn een gevolg van die veertig jaar neoliberaal denken. In mijn Prikker in briefvorm aan staatssecretaris Van Ooijen over de problemen in jeugdhulp schreef ik er ook al over. Beleid dat het ‘IK’ centraal stelt en het ‘WIJ’ afbreekt en waarvan we nu de gevolgen ondervinden. Beleid waarbij iedereen op zichzelf wordt teruggeworpen. Waarbij ieder verantwoordelijk is voor het eigen geluk dat nagestreefd wordt met de eigen rede als leidraad en je eigen verantwoordelijkheid voor je ontwikkel- en leerproces, betekent ook verantwoordelijk voor het eigen ongeluk. Die verantwoordelijkheid legt grote druk op het individu en dus ook het kind. En laat nu echte maar vooral ook gevoelde druk een van de oorzaken zijn voor burn-outs. Zou deze neoliberale ‘onderwijshomeopathie’ je werkelijk ‘immuun’ maken voor de schade die het neoliberalisme aanricht?


[1] Hans Achterhuis, De utopie van de vrije markt, pagina 7

[2] Idem, pagina 23 – 33.

The inconvenient Truth

Het einde van een jaar is een moment om terug te kijken op dat afgelopen  jaar. Dat kan in de vorm van een eindejaarconference zoals menig cabaretier doet. Het kan in de vorm van lijstjes met de 10 belangrijkste, mooiste, bijzonderste, afschuwelijkste enzovoorts gebeurtenissen. Het kan in de vorm van boeken en films of personen die het jaar hebben getekend. Of aan de hand van bijzondere gebeurtenissen. Deze Prikker besteed ik aan de gebeurtenis die het jaar het beste weergeeft. Nee, dat is niet het vallen van het kabinet of de zin ‘functie elders’. Het is ook niet het wereldkampioenschap van Max Verstappen. Het is de in het Suezkanaal vastgelopen Ever Given. En nee, niet vanwege de rol die Nederlandse bedrijven speelden bij het weer vlottrekken van de kolos die ruim 18.000 containers kan vervoeren. Dat zal best een knap staaltje werk zijn waar je trots op kunt zijn en waar je als bedrijf dat het kunstje flikte een boek over kunt maken waaraan de Volkskrant een artikel wijdt.

De Ever Given was onderweg van China naar de Rotterdamse haven toen het op 23 maart door het Suezkanaal voer. Zoals een medewerker van berger Boskalis in het Volkskrantartikel het verwoordde: “een ‘varende wolkenkrabber’, die zich door het 300 meter smalle Suezkanaal moet wurmen.” Die varende wolkenkrabber: “heeft 18.350 containers aan boord met goederen ter waarde van 1 miljard euro.” Op die 23ste maart zat het qua weer wat tegen, er woedde een zandstorm en het schip belandde: “met de boeg en de achtersteven in de klei van de oostelijke en westelijke oever en blokkeert het Suezkanaal.” Het duurde vervolgens tot 29 maart voordat het schip weer vlot werd getrokken en het Suezkanaal weer gebruikt kon worden. In die bijna week dat de Ever Given het kanaal blokkeerde ontstond er een ‘schepenfile’ voor het kanaal.

Een schip dat meer dan 18.000 containers vervoert en een file van schepen aan beide zijden van het kanaal laten zien hoe verbonden de wereld is. Maar ze laten ook iets anders zien. Die blokkade verstoorde de wereldhandel en diverse Nederlandse bedrijven waren gedupeerd omdat er spullen voor hen op het schip stonden of op de schepen in de file. Toen het schip los werd getrokken was er dan ook sprake van opluchting. Als dat niet was gelukt: “was het een groot drama geworden,” zei een woordvoerder van ‘prularia-keten’ Action. Want stel je voor: “je wil geen tuinspullen pas in oktober,” aldus diezelfde woordvoerder. En daarmee ben ik bij het punt waarom dit voor mij deze gebeurtenis het jaar het beste weergeeft. Of beter gezegd de afgelopen dertig jaar.

‘Tuinspullen’ en de rest van de prularia die bij de Action te verkrijgen zijn die per boot uit China moeten komen? Hoe zijn we zover gekomen dat we een tuintafel en wat stoelen van de ene naar de andere kant van de wereld slepen? Dan moet er toch wel iets helemaal verkeerd zijn gegaan. En daarmee kom ik bij Van muur tot muur. De wereldpolitiek sinds 1989 een boek waarin Jonathan Holtslag het wedervaren van de wereld sinds de val van de muur beschrijft. Aan de hand van voorbeelden zoals Walmart, Ryanair, Amazon en Ikea beschrijft hij wat er fout is gegaan. “Ikea haalde spectaculaire groeicijfers. Overal verschenen enorme blauw met gele winkels, vaak met een uitgestrekte lap asfalt eromheen, zodat bezoekers zoveel mogelijk spullen in hun auto kunnen laden. Veel artikelen kwamen uit lage lonenlanden, maar ze werden met Scandinavische flair en duurzaamheid in de markt gezet. Goedkoop werd chic. Steden vonden het een eer als Ikea neerstreek. Net als bij Walmart kwamen de klanten vooral op de lage prijzen af. Daardoor hadden ze geen oog voor de hoge indirecte kosten van het verdienmodel van het bedrijf. Elke Ikea-vestiging die openging had negatieve gevolgen voor winkels die soortgelijke producten verkochten en het bedrijf bood nagenoeg geen kansen aan plaatselijke fabrikanten. Het grootste deel van wat Ikea verkoopt, komt uit China. Elk jaar gaan er voor Ikea naar schatting tussen de 300.000 en 400.000 containers uit Azië naar Europa. (…) Alleen al dat intercontinentale vervoer genereert een uitstoot van 700.000 ton kooldioxide. Ikea probeert uit te dragen dat het een bedrijf met hoge ethische normen is. De boekhouding vertelt een ander verhaal. De meeste winkels zijn indirect in handen van een in Nederland gevestigde non-profit stichting, die zich zegt te wijden aan ‘vernieuwing op het gebied van architectonisch en binnenhuisdesign. De stichting betaalt geen belasting. Door te shoppen bij Ikea dragen Europese consumenten bij aan de uittocht van kleinere winkels uit stadscentra, de teruggang van industriële productie in eigen land, het verdwijnen van ambachtelijke kwaliteit ten gunste van een monocultuur van producten als Ivar en Billy en de financiële problemen van hun overheid.[1] Voor Ikea kun je Amazon, Walmart en vele andere bedrijfsnamen en dus ook de Action invullen.

Om die ‘Ivar en Billy’ te maken, varen andere enorme schepen met ijzererts, hout en andere grondstoffen vanuit alle delen van de wereld naar China. Daarbij ook tonnen kooldioxide uitstotend. De arbeidsomstandigheden van de matrozen op zowel die container- als die andere schepen laat vaak te wensen over. En om zoveel mogelijk geld te verdienen en aan zo min mogelijk eisen te voldoen, varen die schepen onder de vlaggen van landen die het op die gebieden het minst nauw nemen.

Inderdaad staan lokale overheden te juichen als zo’n bedrijf zich in hun stad vestigt. Op de lokale Venlose omroep staat geregeld een wethouder trotst te verkondigen dat een groot bedrijf vele hectares grond heeft gekocht om er een distributiecentrum te vestigen. Jullie weten wel zo’n grote, de omgeving vervuilende rechthoekige doos zonder enige architectonische kwaliteit. Want ja, je bent logistieke hot spot of niet. Daarbij wordt verteld dat de komst goed is voor de werkgelegenheid. Vervolgens wordt het gros van die werknemers met busjes van een van de vele uitzendbureaus vanuit hun tijdelijke woonplek naar die ‘schuur’ gereden en ‘logistikeren’ ze voor een habbekrats de rommel uit die containers. Van het salaris dat ze daarmee verdienen kunnen ze niets anders kopen dan de rommel die ze ompakken in die schuur. Op dezelfde Omroep Venlo staat ook geregeld een wethouder, en vaak is dat ook nog dezelfde, zijn bezorgdheid uit te spreken over de leegloop van winkels in de centra van Tegelen, Blerick en ook Venlo zelf en de gevolgen hiervoor voor de leefbaarheid van de Tegelen, Blerick en Venlo. Dat die ‘winkels en leefbaarheid’ worden bedreigd door de bedrijven die met gejuich worden binnengehaald, lijkt die wethouder te ontgaan.

Op landelijk niveau zien we hetzelfde. Een overheid die er alles aan doet om bedrijven met aanlokkelijke subsidies en met lage tot geen belastingen probeert te lokken. We moeten immers een ‘interessante vestigingsplek’ zijn voor grote multinationale bedrijven. Bedrijven die hier en ook elders weinig en liefst geen belasting betalen en daarmee alleen de lusten willen van onze samenleving en niet de lasten. Bedrijven die ervoor lobbyen voor zo min mogelijk en liefst hen beperkende regels op het gebied van salarissen, arbeidsomstandigheden en milieubescherming. Wel de baten niet de lasten.

Zoals Holtslag het in het al genoemde boek schrijft: “Het westers liberalisme werd materialisme. Vooruitgang werd niet afgemeten aan de mate waarin er verbetering werd geboekt op het gebied van de menselijke waardigheid, maar aan de mate waarin het consumentisme kon groeien.[2]  Een ontwikkeling die ervoor zorgt dat het samen in de samenleving steeds kleiner wordt, die de ongelijkheid vergroot en de klimaatverandering bevordert. Hij ziet in hoofdlijnen twee reacties op deze ontwikkeling. Aan de ene kant de reactie van partijen van het midden die met woorden spreken over deze ontwikkelingen maar met daden eraan bijdragen dat er niets aan wordt gedaan uit angst voor de tweede groep, de populistische nationalisten. Twee groepen die elkaar in een dodelijke omhelzing houden en daardoor precies dat bereiken wat ze allebei zeggen niet willen: “De pragmatische middenpartijen walgden van het groeiende koor van de rechtse populisten, maar hadden niet de kracht in huis die nodig was om de zwakke markt op te kalefateren, burgers op hun eigen verantwoordelijkheid te wijzen en grote bedrijven ervan te weerhouden om landen tegen elkaar uit te spelen teneinde steeds minder belasting te betalen. Dat pragmatische midden kreeg zelfs het verwijt dat het medeplichtig was aan het zoveel mogelijk winst bezorgen aan het bedrijfsleven, ten koste van het algemeen belang, terwijl het daar zelf van meeprofiteerde. De populisten waren gevaarlijk, wierp het midden tegen. Maar daarbij zag het bewust het destabiliserende effect van het eigen beleid over het hoofd. De samenleving wordt bedreigd door buitenstaanders, zeiden de populisten. Maar daarbij hadden ze weinig oog voor de bedreiging van hun manier van leven die van binnenuit kwam.[3]

 En met die bedreiging die van binnenuit kwam, kom ik bij de Ever Given en de ‘schepenfile. Dat schip met voor een miljard aan handelswaar aan boord en in de file een veelvoud daarvan. Die wel op tijd moeten aankomen zodat de ‘tuinspullen’ er niet pas in oktober zijn. Wij zijn de grootste bedreiging voor onze samenleving. Wij die groeiend consumentisme zien als vooruitgang. Wij die onze tuinmeubelen, ‘Billy’s en Ivars’ gemaakt in China kopen omdat ze zo goedkoop zijn. Wij die bestellen bij Amazon en AliExpress omdat het zo goedkoop is en alles door die onderbetaalde koerier thuis wordt gebracht.

Wij die de rommel bij de Action en de laatste ‘wegwerpmode’ bij de Primark kopen. Wegwerpmode zoals de gestonewashte spijkerbroek met voorgefabriceerde gaten en slijtplekken. Een broek waarvoor op een niet al te milieuvriendelijke manier katoen wordt geteeld. Katoen die wordt gewassen en waarvan draden worden gemaakt. Die draden worden tot stof geweven dat we laten krimpen om te voorkomen dat die wijd zittende broek die je in de winkel kocht na een wasbeurt in een skinny jeans verandert.
Dat stof wordt door een arbeider in een naaiatelier in Bangladesh gesneden en tot een broek genaaid door een arbeider die nog niet volwassen is, in of rond de fabriek woont en er meer dan tien uur per dag werkt. Die raw jeans wassen we vervolgens in een machine met stenen om het stof te verouderen en dus de levensduur ervan aanmerkelijk te bekorten. Bij dat wassen kunnen ook nog verschillende soorten chemicaliën worden toevoegen om speciale effecten te krijgen. Als laatste slijpen we er op wat plekken gaten in om de broek nog ouder te laten lijken. Gaten die er vervolgens voor zorgen dat de broek nog sneller slijt. De kans dat je er met je voet in blijft hangen of ergens achter haakt, neemt door die gaten immers flink toe. En dan na en paar keer dragen, verdwijnt de broek in de afvalbak omdat de nieuwste trend zegt dat de scheuren op een andere plek moeten zitten. Zo verspillen we kostbare grondstoffen en vervuilen het milieu voor een broek die we een paar keer dragen.

Zo dragen wij ook bij aan de migratiestromen. De katoen waar die broek van wordt gemaakt, wordt onder andere geteeld op plantages in West-Afrika. Daarvoor worden enorme arealen landbouwgrond gebruikt en is enorm veel water nodig. Honderdduizenden kleine boeren verloren hierdoor hun grond, bestaan en voedsel en migreerden naar de grote steden en daarna voor een deel ook naar Europa. Zij vormen een deel van migratiestroom die in de regio opgevangen moeten worden als het aan het gros van die pragmatische middenpartijen ligt en die daarvoor miljarden overmaken op de rekeningen autoritaire regimes. Maar waartegen ook de hekken worden gebouwd waar de populistische nationalisten zo op aandringen. En dat niet alleen door die spijkerbroek maar ook voor soja, hout en andere grondstoffen.

Miljarden aan belastinggeld om de gevolgen van ons consumentenkeuzes tegen te gaan. Producten, zoals die broek, waarvan we de werkelijke kosten afwentelen op het collectief want dat betaalt met geld of korter leven voor de slechte arbeidsomstandigheden, de vervuiling die met de productie en het vervoer van de grondstoffen en het eindproduct gepaard gaan en de kosten die migratie. Wordt het niet eens tijd om die op het collectief afgewentelde kosten door te berekenen in die spullen bij de Action of die ‘gestonewashte spijkerbroek’ van de Primark? Zouden ze dan nog zo goedkoop zijn? En nog een stap verder, zouden we (tuin)meubelen, kleren en veel andere producten niet lokaal moeten produceren en kopen? Dan zou die ‘onderbetaalde koerier’ als meubelmaker een goede boterham verdienen. Zouden we de lokale timmerman niet moeten vragen om een ‘Billy’ te maken? En bij de lokale kleermaker een broek gemaakt van hennep, vlas of brandnetels? Zou dat er niet leiden tot echter vooruitgang en dus verbetering op het gebied van de menselijke waardigheid? Menselijke waardigheid zowel hier als ook in China en bijvoorbeeld West-Afrika?

“Het migratievraagstuk kan niet worden opgelost, maar wel beter beheerst dan nu gebeurt. Europese leiders praten graag over opvang in de regio als een manier om vluchtelingen op afstand te houden. Maar de financiering van die opvang schiet vaak tekort. Ook in hun eigen belang zouden Europese landen zich genereuzer moeten tonen,” schrijft Peter Giessen in het Commentaar in de Volkskrant. Inderdaad is migratie eigen aan de mens, zonder migratie hingen we nog in de bomen in Oost-Afrika. Dat beheersen start echter bij de keuzes die we als consument maken. Dat is de boodschap die politici ons niet vertellen. Dat is, om All Gore te parafraseren: the inconvenient truth.


[1] Jonathan Holtslag, Van muur tot muur. De wereldpolitiek sinds 1989,  pagina 192-193

[2] Idem. Pagina 69

[3] Idem, pagina 194-195