Denken over economie (deel 2)

Deel 1 handelde over de klassieke economie en het denken van Adam Smith en John Stuart Mill. Ik kondigde de hoofdpersoon van het tweede deel, Karl Marx, er al in aan.

Marx’s kijk op het kapitalisme 

Marx was een van de (zo niet de) belangrijkste denkers van de arbeidersbeweging en het socialisme. Het economische denken van Marx komt voort uit de klassieke economie van Smith en zijn navolgers. Maar daar waar de klassieke economen de samenleving vooral bekeken met de ogen van de kapitalist, stelde Marx de arbeider centraal. En dan niet de arbeider als individu maar de arbeidersklasse (het proletariaat). In zijn boek Das Kapital geeft Marx een beschrijving van de werking van de economie. Voor Marx is het kapitalisme een strijd tussen de arbeider en de kapitalist (de fabriekseigenaar). Volgens Marx wordt de waarde van een product bepaald door de erin verwerkte grondstoffen en de arbeid die erin wordt gestoken. De waarde die de arbeider erin stopt, zou hem in zeer belangrijke mate moeten toebehoren en niet aan de ‘kapitalist’. In het kapitalistische systeem zoals Marx dat in zijn tijd zag, eigende de fabriekseigenaar zich die waarde voor het grootste deel toe. Zo zou het kapitaal zich verzamelen in steeds minder handen. 

Eigen foto

Marx’s denk was sterk beïnvloed en doordrongen van de dialectiek dat wil zeggen een strijd tussen twee tegengestelden die uiteindelijk zou leiden tot een synthese (een betere of hogere staat van zijn). Het toenmalige kapitalisme was in zijn ogen ontstaan uit de strijd tussen het feodalisme en vroege kapitalisme, De strijd in Marx’s zijn tijd was er een tussen de industriële ondernemers (de kapitalisten) en de loonarbeiders (het proletariaat).

Net zoals het feodalisme uiteindelijk het loodje moest leggen tegen het kapitalisme, zou het kapitalisme het loodje leggen tegen de kracht van de arbeiders. Dan zou de socialistische samenleving zijn bereikt. De vrije concurrentie moest immers onherroepelijk tot monopolievorming leiden en omdat dit onrechtvaardig was, zouden de arbeiders hiertegen in verzet komen. In die volledig geïndustrialiseerde socialistische samenleving zou de staat, en daarmee iedereen, eigenaar zijn van grond en kapitaal. Daarmee zou de geschiedenis eindigen. 

Marx verzette zich niet tegen het kapitalisme, in tegendeel, het was volgens hem een noodzakelijke fase in de ontwikkeling naar de eindtijd. Dat denken in een wetmatigheid die aan de geschiedenis ten grondslag ligt en haar voortdrijft naar een eindpunt, een eindpunt of toekomst die je kunt kennen door het verleden te bestuderen en die wetmatigheid door te trekken naar de toekomst, noemen we historicisme. Die manier van denken zit ook verpakt in de neoliberale manier van denken over economie en samenleving. Ook neoliberalen denken dat de geschiedenis een einde kent, alleen een ander einde zoals ik in een later deel zal betogen.

Marx was tevens de eerste die verder nadacht over de rol van het geld. Geld werd voor Marx vooral gezien als een ruilmiddel bedoeld om het ruilen te vergemakkelijken. Marx zag de eigenstandige macht van geld, geld als vermogen. Marx (geciteerd bij Hans Achterhuis, De utopie van de vrije markt, pagina 198): “Wat door het geld van mij is, wat ik kan betalen, dat wij zeggen wat het geld kan kopen, dat ben ik, de bezitter van het geld zelf. Hoe groter de macht van het geld, des te groter mijn eigen macht. De eigenschappen van het geld zijn de eigenschappen en essentieel vermogens van mij – de bezitter van het geld. Wat ik ben en wat ik kan hangt dus allerminst af van mijn individualiteit.” Deze eigenstandige macht van het geld speelt nu een zeer belangrijke rol. Tegenwoordig lijkt iets pas waarde te hebben en lijkt het pas te bestaan en de moeite van het behouden waarde als het in geld is uit te drukken. Zo hebben bedrijven pas belangstelling getoond voor het verminderen van de uitstoot van kooldioxide sinds er wordt gewerkt met verhandelbare quota voor de uitstoot.

Het kapitalisme ‘verzamelde’ de proletariërs in grote aantallen in en rond de fabriekssteden en maakte zo ook haar tegenmacht mogelijk: politieke bewegingen en vakbonden die opkwamen voor de belangen en de emancipatie van de arbeiders. Ook enkele grootindustriëlen zagen dat er iets moest gebeuren, zij het vanuit een andere invalshoek. Om hun afzet te laten groeien en daarmee de mogelijkheden op winst, hadden zij nieuwe consumenten nodig en de arbeiders zouden dit kunnen worden. Voorwaarde hiervoor was dat zij een redelijk inkomen konden verwerven en in betere omstandigheden zouden leven. Zij gaven hieraan handen en voeten door fatsoenlijke huisvesting te verzorgen (met goede voorwaarden voor hygiene) en redelijke salarissen en zo hun arbeiders aan hen te binden. Daarbij werden vaak wel eisen gesteld op bijvoorbeeld drankgebruik.  De druk vanuit (en vaak ook de angst voor) de arbeidsbeweging en ook door de voorbeelden vanuit enkele ondernemers, ontkwamen de regeringen er niet aan om wetten op te stellen die aan de belangen en eisen van de arbeiders tegemoet kwamen.

Dit leidde vanaf het eind van de negentiende eeuw tot een groeiend stelsel van sociale wetgeving. De eerste wetten betroffen vaak verboden zoals het al eerder genoemde verbod op kinderarbeid maar ook het verbod op slavernij past in dit rijtje. Daarna volgden wet- en regelgeving met betrekking tot huisvesting en hygiene (denk hierbij aan het aanleggen van riolering) en arbeidstijden. Na de Tweede Wereldoorlog werd dit uitgebreid met sociale zekerheidswetgeving, wetgeving die inkomen garandeerde bij ondermeer ouderdom, ziekte en arbeidsongeschiktheid en ook wetgeving die werknemers beschermt bij ontslag. Een stelsel dat zijn hoogtepunt bereikte eind jaren zestig en begin jaren zeventig van de vorige eeuw. Sindsdien staat dit stelsel onder druk. Die druk werd het eerst gevoeld bij de inkomensregelingen. Die zijn drastisch versoberd en de mogelijkheden om er gebruik van de te maken zijn drastisch beperkt. Maar ook andere regelingen staan onder druk en zijn beperkt. Denk hierbij aan de bescherming bij ontslag, de verschuiving van de pensioenleeftijd en de intrede van uitzendkrachten en zelfstandigen zonder personeel. Ook hier wordt de afbraak verkocht door deze in een positief frame te zetten: het heet modernisering en flexibilisering. Wie wil er immers ouderwets en star zijn.

Tot zover Marx. De volgende aflevering in deze reeks zal gaan over de Britse econoom John Maynard Keynes. Een bijzondere econoom.


Overheid, economie en samenleving

“Het socialisme is niet een goed plan dat slecht wordt uitgevoerd, het is gewoon een heel slecht plan,” zo betoogt Willem Melching in de Volkskrant. Socialisten maken, volgens Melching, twee denkfouten. Als eerste dat het kiezen voor collectief bezit en planning: “vanzelf een rationele en rechtvaardige maatschappij,” oplevertDe tweede denkfout: “Het socialisme gaat namelijk uit van het idee dat de mens van nature goed is. Maar dat is helemaal niet zo. De mens is een egoïst, die tot alle kwaad geneigd is.” Naast die structurele fouten zien socialisten ook de rol van crises in het kapitalisme verkeerd: “het kapitalisme verkeert in een permanente crisis. Maar daarom blijft het functioneren, daarom blijft het zich aanpassen en daarom wordt de mensheid elk jaar weer een beetje rijker en een beetje gezonder en een beetje knapper.” Melching sluit af met de opmerking dat: “Wie na 1989 nog steeds pleit voor meer planning en meer overheid in de economie moet wel een geweldig bord voor zijn kop hebben.”

bord voor de kop

Foto: Flickr

Bij deze solliciteer ik naar dat bord. Niet omdat ik pleit voor een ‘socialistische samenleving, maar omdat ik pleit voor meer overheidsingrijpen. Meer overheidsingrijpen omdat de mensheid wellicht rijker wordt van die permanente crisis, maar die rijkdom en de schade van die crisis erg slecht worden verdeeld. Zo zijn de banken en hun aandeelhouders na de laatste grote crisis gespaard en is het gelag betaald door de belastingbetalende  Jan met de Pet. Meer overheidsingrijpen dat zich richt op de bescherming van Jan tegen de Shells en Unilevers die via een ‘wetenschappelijk onderzoekje’ een belastingverlaging van anderhalf miljard afdwingen dat door Jan moet worden betaald. 

Meer overheidsingrijpen omdat de markt slecht is in fundamenteel onderzoek. Je weet daarvan immers niet op voorhand of en wanneer het iets gaat opleveren. Alle producten waar de Apple’s, Google’s en andere techgiganten nu mooie sier mee maken, zijn gebouwd op producten die met overheidsgeld zijn ontwikkeld, zoals Mariana Mazzucato laat zien.

Maar vooral meer overheidsingrijpen om de economie een veel minder prominente plek te geven in de samenleving. Veel recentelijk ‘vermarkte’ zaken verhouden zich slecht tot de markt. Neem de zorg, als je je been hebt gebroken, dan ga je niet eerst een marktonderzoek doen en offertes opvragen bij verschillende ziekenhuizen. Meer overheidsingrijpen dat ervoor zorgt dat ‘economie’ weer een middel wordt om iets anders te bereiken, een prettige samenleving voor iedereen, en niet het ‘heilige doel’ is.

Als dit een ‘bord voor de kop’ waard is, dan zal ik het met trots dragen.

De illusionist

Linkse partijen zouden niet moeten willen regeren, niet op nationaal niveau en niet op lokaal niveau. Dat standpunt bepleit Ewout van den Berg van de Internationale Socialisten bij Joop. Volgens Van den Berg is regeringsverantwoordelijkheid nemen voor links: “een gevaarlijke illusie. Binnen het kapitalisme stuit elke regering die principieel links beleid wil doorvoeren op grote weerstand vanuit het bedrijfsleven.” 

konijn in de hoed

Illustratie: Pixabay

Hij onderbouwt zijn betoog met de ervaringen van Allende in Chili, Mitterand in Frankrijk en recentelijk Syriza in Griekenland. Het alternatief van Van den Berg: “Socialisten zouden zich niet moeten opstellen als de beste manager van het kapitalisme, maar alles moeten doen om het einde te bespoedigen van een systeem dat winst boven mens en leefomgeving plaatst.” Van den Berg geeft geen beeld of schets van hoe dat nieuwe systeem eruit zou moeten zien en dat is jammer. Je inzetten voor een aansprekend alternatief trekt waarschijnlijk meer mensen dan alleen maar tegen iets zijn. Een alternatief zoals de verzorgingsstaat, een mooi voorbeeld van beteugeling van het, door Van den Berg gewraakte, kapitalisme. Alleen moet je daarvoor regeren. 

Dan het lokaal niveau. Door verantwoordelijkheid te nemen worden: “Linkse colleges (…) op deze manier verantwoordelijk gemaakt voor het doorvoeren van landelijk afbraakbeleid. Rutte III.” Een tip van Van den Berg: “Als antwoord op de decentralisering moet links niet pleiten voor meer bevoegdheid voor gemeenten om lokaal belasting te heffen, zoals bijvoorbeeld de Vereniging Nederlandse Gemeenten, maar juist een beweging bouwen die de dividendbelasting opnieuw invoert, en de vennootschaps- en vermogensbelasting weer verhoogd in plaats van verlaagd.” Dat de afschaffing van de dividendbelasting een foute keuze was en dat de vermogensbelasting, in iedere geval voor grote vermogens, moet worden verhoogd, laat ik even ‘links’ liggen. ‘Links’ liggen omdat je, om hier iets aan te doen, toch echt nationaal moet regeren. En om aan die door Van den Berg zo gehate decentralisaties wat te doen, moet je ook aan de Haagse knoppen zitten. De partijen die nu aan de knoppen draaien, zullen die decentralisatie niet terug willen draaien.

Zou, als dat het speelveld is, pleiten voor een groter gemeentelijk belastinggebied niet een interessant alternatief zijn? Een alternatief waar ook ‘rechtse’ partijen zich achter zouden kunnen scharen? Links dat als een volleerd illusionist rechts ‘betovert’? Een konijn bestaande uit mooie voorbeelden van een systeem dat ‘mens en leefomgeving boven winst’ stelt? Voorbeelden die nagevolgd kunnen worden? Had dan de door Van den Berg geciteerde Nijmeegse GroenLinks-informateur niet de vraag kunnen stellen: Bent u bereid de belastingen te verhogen om de oplopende tekorten te stoppen?”

Verkeerde vijand

Op Joop een artikel van Anousha Nzume waarin zij het ‘witte culturele superioriteitsgevoel’ aan de kaak stelt. Overdreven gezegd komt het erop neer dat alle ellende in de wereld een gevolg is van de ‘witte mensen’. In haar artikel waarin het denken over  ‘witte onschuld’ en ‘witte superioriteit’ waarover ik al eerder schreef op de achtergrond een belangrijke rol speelt, viel mij één passage op. Nzume: “Ik zie het in de ogen van journalisten tijdens interviews over mijn boek. “Hoe durf je de vrijspraak van OJ Simpson te omschrijven als een overwinning op het systeem?” Omdat het waar is. Een zwarte man wint terecht of onterecht van een corrupt en racistisch systeem omdat hij rijk genoeg en populair genoeg is. Naar goed westers gebruik.”

SimpsonIllustratie: Daily Mail

OJ Simpson ‘versloeg een corrupt en racistisch systeem en werd vrijgesproken terwijl alles erop wees dat hij schuldig was aan de moord op zijn ex-vrouw Nicole Brown en haar vriend. In een latere civiele procedure werd Simpson wel verantwoordelijk gehouden voor die moorden. Nzume is blij dat iemand niet wordt veroordeeld voor moorden die hij heeft gepleegd. Zij is blij omdat de ‘zwarte’ Simpson zoveel geld had, dat hij zijn ‘onschuld’ kon kopen en zo als ‘zwarte’ het ‘corrupte, racistische, witte systeem’ versloeg.

Toont de casus Simpson aan dat het systeem racistisch is? Dat: “Wij allen (…) nog steeds (praten) in dezelfde witte ruimtes waar diezelfde culturele aannames en codes leidend zijn,” dat:  Racisme (…) een tool (was) in de koloniale tijd en het (…) nog steeds een tool (is) in het huidige kapitalistische neoliberale systeem,” of dat: “witte westerse dominantie,” in stand wordt gehouden zoals Nzume schrijft?

Laat de de casus niet juist zien dat in het ‘kapitalistische neoliberale systeem’ vrouwe Justitia kleurenblind’ is? ‘Kleurenblind’ maar wel ‘te koop’ met geld en macht? Want won met OJ Simpson niet het geld en de macht? Is dergelijk machtsmisbruik niet iets van alle tijden, alle culturen en alle ‘kleuren’?  Hoe beoordeelt Nzume het Zuid-Afrika van Zuma, het Zimbabwe van Mugabe, het Egypte van Al Sisi, het Rusland van Poetin, het Turkije van Erdogan, het Saoedi-Arabië van Salman en zo zijn er veel meer te noemen? Hoe beoordeeld zij de manier waarop multinationals invloed kopen in Den Haag, Brussel, Washington, Lagos of Johannesburg? De manier waarop China invloed koopt in Afrika, maar ook in Europa, denk bijvoorbeeld aan de haven van Piraeus?

Allemaal praktijken waar mensen van alle kleuren de dupe van zijn. Mensen die het aan geld en macht ontbreekt om tegenwicht te bieden. Is het niet jammer dat Nzumes strijd juist verdeeldheid zaait tussen mensen die alleen tegenwicht kunnen bieden als ze eensgezind optrekken? Bestrijdt Nzume niet de verkeerde vijand?

Zelfredzame overheid

Zelfredzaamheid. Een woord dat tegenwoordig een centrale rol vervult in overheidsland. We zijn een ‘participatiesamenleving’ een samenleving waarin iedereen meedoet en zichzelf moet redden. Eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid zijn woorden die hierin centraal staan. Zijn er ook samenlevingen waarin niet iedereen meedoet? Dat er aan die zelfredzaamheid het een en ander schort blijkt uit de vele mensen die aanspraak maken op de schuldhulpverlening. In een artikel in de Volkskrant pleit WRR-onderzoeker Will Tiemeijer voor overheidsbeleid dat rekening houdt met  mensen die niet aan de: “veel te hoge verwachtingen heeft van de financiële zelfredzaamheid van mensen,” die de overheid heeft, voldoen.

Sennett

Een prachtig woord zelfredzaam, wie wil het niet zijn? Wie wil er afhankelijk zijn van de goedertierenheid van anderen? Net zoals eigen verantwoordelijkheid, wil er niet zelf verantwoordelijk zijn? Toch wringt er iets.

Laatst las ik het boek De cultuur van het nieuwe kapitalisme van Richard Sennett weer eens. Een boek waarin Sennett, zoals de achterkaft vermeldt: “een haarscherp en genadeloos beeld (geeft) van hoe de nieuwe economie ingrijpt in ons dagelijks leven.” Hij beschrijft hoe bedrijven veel verwachten van hun medewerkers. Werk is gefragmenteerd, veel losstaande activiteiten en dat vraagt veel van medewerkers. De bedrijven verwachten ‘zelfdiscipline zonder afhankelijkheid’. Klinkt dat niet verdacht naar ‘zelfredzaamheid’ en ‘eigen verantwoordelijkheid’? De cultuur van ‘het nieuwe kapitalisme’ is ook de cultuur achter het overheidsbeleid.

Sennett ziet een risico en waarschuwt op pagina 52: “Maar het is helemaal niet zo onschuldig de zelfredzaamheid te prijzen. Het bedrijf hoeft dan niet meer na te denken over zijn eigen verantwoordelijkheid jegens de werknemer.” Cru geformuleerd, de bedrijven nemen hun ‘eigen verantwoordelijkheid’ niet. Zou dat dan ook opgaan voor de overheid? Neemt de overheid haar verantwoordelijkheid in onvoldoende mate en is zij daarom niet zelfredzaam? Een interessante vraag.

In de retoriek legt de overheid de nadruk op wat zij van de burgers verwacht. Net zoals de bedrijven aangeven wat zij van werknemers verwachten. Zou de overheid niet haar verantwoordelijkheid moeten nemen en zelfredzaamheid moeten tonen door duidelijk aan te geven wat zij doet en wat de burgers van haar kunnen verwachten?

Om John F. Kennedy te parafraseren: “Ask not what your citizens can do for you, but what you do for your citizens!”

Back to the Future

“Begrijp me goed: ik ben hier niet tegen. Maar het werkt zo niet, ben ik bang. Lonen laten zich niet zo gemakkelijk omhoog praten, ook niet als vakbonden zich hard zouden maken voor een loongolf.” Zo betoogt Frank Kalshoven in zijn wekelijkse column in de Volkskrant. Dat ‘het’ waar hij over schrijft is een flinke loonsverhoging die ervoor zou moeten zorgen dat de binnenlandse bestedingen stijgen en dat tevens het grote handelsoverschot kleiner wordt. Volgens Kalshoven gaat het niet werken omdat de arbeidsmarkt ruim is en: “Op een ruime arbeidsmarkt pleiten voor een loongolf – omdat het macro-economisch lekker zou uitkomen – is wel begrijpelijk. Maar het gaat niet gebeuren.”

Back to the Future DeLorean Time Machine

Illustratie: en.wikipedia.org

Volgens de nu gebruikelijke economische theorieën heeft Kalshoven gelijk. Een te groot aanbod zorgt voor lage prijzen. Maar wat als er een permanent overaanbod is op de arbeidsmarkt? Wat als de de automatisering en robotisering tot minder werk leidt? Welke oplossingen bieden die modellen dan? Bieden ze wel oplossingen of moet er vanuit een ander paradigma naar oplossingen worden gezocht?

Dat laatste doet Paul Mason, economieredacteur bij Channel 4 News in zijn laatste boek Postkapitalisme. Een gids voor de toekomst. Hij betoogt dat het kapitalistische systeem op zijn einde loopt omdat steeds meer producten uit ‘informatie’ bestaan. Mason zoekt oplossingen voorbij de huidige kapitalistische economische modellen. Geen kapitalisme? Dat klinkt vreemd, we zijn immers niet anders gewend en de enige concurrent, het communisme, heeft bijna dertig jaar geleden het loodje gelegd. Zoals Mason terecht betoogt, is het kapitalisme pas iets van de laatste 250 jaar. De mensheid heeft eeuwen zonder gekund. In het boek beschrijft Mason het ontstaan van het kapitalisme en, in navolging van de Russische econoom Kondratieff, de verschillende ongeveer vijftig jaar durende cycli. Cycli met eerst een periode van voorspoed en ontwikkeling en daarna een ongeveer even lange periode van stagnatie en crises.

Een cyclus begint met een innovatie, denk aan de stoommachine, de spoorwegen maar ook aan de arbeidsdeling van Taylor en de lopend band van Ford. Dit trekt kapitaal omdat investeren hierin lucratief is. Het kost echter ook arbeid en om daar een plek voor te vinden worden nieuwe ‘markten’ ontwikkeld. Tegenwoordig zijn dat diensten en vooral diensten die eerst gratis waren zoals hulp in de huishouding, kinderopvang en ouderenzorg. Diensten die vroeger tot het huishouden behoorden. Als de markt verzadigd is, op het hoogtepunt van de cyclus, rendeert het kapitaal niet meer en dat gaat op zoek naar rendement. Dat zijn meestal financiële producten: er wordt geld met geld gemaakt. Tegenwoordig bijvoorbeeld de bundels van verschillende hypotheken, rentes en andere -swaps en dergelijke. Dit gaat een tijdje goed en dan klapt de financiële markt. Waarna een nieuwe cyclus begint.

De belangrijkste innovatie nu, is informatie. Informatie heeft tegenwoordig als kenmerk dat zij oneindig en onbeperkt wordt gedeeld en dat betekent dat de prijs ervan naar nul neigt en het dus gratis is. Kapitalisme kan hier, volgens Mason, niet mee omgaan omdat het een systeem is dat is gebaseerd op schaarste. Als een machine van €1 miljoen oneindig lang producten en dus oneindig veel kan maken, dan bedragen de machinekosten per product €1 miljoen gedeeld door oneindig en dat neigt naar € 0, dus gratis.

De enige manier waarop kapitalisme er wel mee kan omgaan, is via een monopolie en dat is wat we tegenwoordig zien. Facebook monopoliseert informatie die mensen er gratis in hebben gestopt. Google, Apple maar ook bijvoorbeeld Appie Heijn met de bonuskaart, doen precies hetzelfde. Zij monopoliseren informatie die zij gratis hebben gekregen. En die berg informatie neemt, volgens Mason, de komende jaren alleen nog maar toe. Omdat steeds meer apparaten aan het internet worden gekoppeld, het Internet of things. Het monopoliseren van informatie leidt in een netwerksamenleving tot steeds meer wrevel en die wrevel leidt tot wiki-oplossingen. Gezamenlijk ontwikkelde producten die geen eigenaar kennen en die gratis beschikbaar zijn. Producten zoals Linux, Android en Wikipedia waaraan mensen met veel energie werken zonder er ook maar een cent aan te verdienen. Hoeveel rendement kan kapitaal maken op gratis?

Een tweede reden waarom Mason voorbij het kapitalisme zoekt, heeft te maken met de ecologische crisis, gecombineerd met de bevolkingscrisis, groei in met name Afrika en vergrijzing in de rest van de wereld. Volgens Mason kan die crisis niet worden opgelost door de markt en dus niet binnen het kapitalisme. Die crisis vraagt om een ‘open source’ aanpak. Een aanpak waarbij we voort kunnen borduren op elkaars werk. Het kapitalisme, met een belangrijke rol voor eigendom en patenten, maakt een dergelijke aanpak onmogelijk

Een overgang naar postkapitalisme gaat niet van de ene op de andere dag, daar gaan jaren overheen. Het feodalisme is immers ook niet van de ene op de andere dag verdwenen. Mason ziet vier topdoelstellingen op de korte termijn voor zijn postkapitalisme-project. Het terugdringen van de CO2 uitstoot, het stabiliseren van het financiële systeem, het bieden van materiële voorspoed en als laatste het afstellen van de technologische ontwikkeling op het terugdringen van ‘noodzakelijke arbeid’. Dit laatste om de transitie naar een geautomatiseerde economie te bevorderen en daarmee een samenleving waarin werk niet langer belangrijk is. De vrije beschikbaarheid van informatie is voor deze doelstellingen cruciaal. Zijn beleidsvoorstellen bevatten daarom het stimuleren van WIKI oplossingen, het beteugelen of socialiseren van monopolies en ook het financieel systeem.

Terug naar de arbeidsmarkt. Die is ruim en Mason pleit voor nog veel meer ruimte. Hij wil immers een samenleving waarin werk geautomatiseerd is, een arbeidsvrije samenleving. Volgens de huidige economische logica is loonsverhoging een manier om die ruimte te creëren. Als arbeid duurder wordt, zal er sneller naar een machinale, dus geautomatiseerde oplossing worden gezocht. Probleem is alleen, zoals Kalshoven aandraagt, dat de arbeidsmarkt al ruim is en naar verwachting ruim zal blijven. Bovendien is de arbeidersmacht zeer beperkt omdat de positie van vakbonden sinds de jaren tachtig ernstig is uitgehold. Een gebeurtenis die Mason ook beschrijft. Wie dwingt die hogere lonen af? Toch hoeft de zwakke vakbondsmacht geen belemmering te zijn. De acties voor een verhoogd minimumloon in de VS, kennen successen. Successen met als keerzijde dat er banen door verdwijnen en er weer nieuwe moeten komen. Laagwaardige banen die Mason ‘bullshit banen’ noemt zoals boodschappen inpakkers, banen zoals de oude Melkert-, en ID banen in Nederland. Banen zoals ze nu gecreëerd moeten worden om de Participatiewet een succes te laten zijn. Mason wil af van de centrale rol van arbeid.

Een van de maatregelen die Mason bepleit, is het basisinkomen. Dit laatste tenminste voor zo lang als nodig. Want als bijna alles gratis is, dan is inkomen overbodig. Zou een basisinkomen voor krapte op de arbeidsmarkt kunnen zorgen omdat mensen hun ‘bullshit baan’ opzeggen of gedeeltelijk stoppen met werken? Krapte waardoor de innovatie die nodig is om de geautomatiseerde economie dichterbij te brengen, wordt aangewakkerd?

Het interessante van Mason is dat hij buiten de gebaande paden kijkt en zoekt. Alhoewel buiten de gebaande paden? In hoeverre verschilt de ideale netwerksamenleving van Mason waarin delen centraal staat, van de oude pre-kapitalistische samenleving? Het ‘netwerk’ was veel kleiner, maar delen en gezamenlijkheid stonden daarin centraal. Misschien moeten we de verbouwde DeLorean Van Emmett Brown (Doc) uit Back to the Future lenen en net als Marty McFly teruggaan naar het verleden om daar ideeën en contouren voor de toekomstige samenleving op te doen.

Een pleidooi voor bureaucratie

Een van de zaken waar Groot Britannië binnen de Europese Unie wat aan wil doen, is het verminderen van de bureaucratie en dus de regels. Die werken immers verstikkend, hinderen ondernemers en zorgen er zo voor dat de verdiencapaciteit voor bedrijven  flink slinkt. De Britten staan daarin niet alleen, ook in Nederland wordt steen en been geklaagd over de Brusselse regelzucht. Goed dus dat daarvoor aandacht is en dat bureaucratische belemmeringen worden weggesneden. Dit leidt tot meer ruimte, meer ondernemen en dus meer economische groei.

chang

Illustratie: www.flipkart.com

Tot zover de populistische opvatting over regelgeving en bureaucratie. Een opvatting die veel aanhang heeft. Laten we er eens op een andere manier naar kijken. Met de ogen van de Zuid-Koreaanse econoom Ha-Joon Chang. Die haalt in zijn boek 23 Dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme een voorbeeld aan van een zakenblad dat zich erover verbaasde dat “… hoewel er tot wel 299 vergunningen nodig waren van wel 199 instanties om in het land een fabriek neer te zetten, Zuid-Korea in de drie voorafgaande decennia met 6 procent was gegroeid.” Flinke groei met zeer forse regelgeving. Aan de andere kant: “Daarentegen hadden veel ontwikkelingslanden in Latijns Amerika en Afrika bezuiden de Sahara in deze drie decennia hun economieën gedereguleerd… . Maar op raadselachtige wijze groeiden zij in de voorafgaande twee decennia, toen werd aangenomen dat ze belemmerd werden door excessieve regulering.” Meer regels met als resultaat meer groei en minder regels met als resultaat minder groei? Vanwaar dit vreemde, niet in het ‘bureaucratie snijden’ discours passende resultaat? Hoe kunnen we dit verklaren?

Chang geeft de volgende antwoorden. Als eerste stappen ondernemers over die regels heen als er aan het einde maar voldoende te verdienen is.  Daar komt, volgens Chang, bij dat veel van die regels goed zijn voor de bedrijven. Veel van die regels beperken de winst op korte termijn, maar behouden winstkansen op lange termijn. Ze zorgen er bijvoorbeeld voor dat hulpbronnen niet worden verwoest. Denk bijvoorbeeld aan vangstquota in de visserij. Ook kan regelgeving bedrijven dwingen dingen te doen die niet in hun individueel belang zijn, maar die op den duur wel de productiviteit van de hele bedrijfstak vergroten. Bijvoorbeeld investering in de training van medewerkers.

Regels helpen aldus Chang: “Alleen als we dat onderkennen, kunnen we zien dat het niet om de absolute hoeveelheid regels gaat, maar om wat ermee beoogd wordt en wat ze behelzen.” Toch maar voorzichtig zijn met het schrappen van regels?