Uitgelicht

Brood en spelen

Via een interessant artikel van Evgeny Morozov bij De Correspondent, kwam ik uit bij het Techno optimistisch manifest van Marc Andreessen. Morozov schreef erover dat het: “bol (staat) van verwijzingen naar economische stagnatie,” en dat, “alleen het lef van ondernemers kan voorkomen dat het systeem vastloopt,” en dat, “versnelling (…) (de) enige deugd (is, en) wie pleit voor voorzichtigheid, wordt weggezet als ketter.” Dat moest ik zelf lezen. Dus dat maar gedaan. Ik viel steil achterover en dat niet van bewondering. Ga er maar even voor zitten want dit is een lange Prikker. Korter kon ik het niet maken

Eerst iets over Marc Andreessen en waarom het belangrijk is om kennis te nemen van het manifest. Andreessen is een van de tech-miljardairs. Hij verdiende zijn geld bij onder andere Netscape en investeerde dat vervolgens in andere techbedrijven zoals Facebook, Pinterest, LinkedIn en Twitter. Hij zit de raad van commissarissen van verschillende grote tech-bedrijven, onder andere Meta. Politiek leunde hij naar de democraten maar maakte in 2024 de overstap naar Donald Trump en steunde diens campagne met een grote som geld. Geld waardoor hij invloed kreeg en onder andere mensen wierf voor Musks Department of Government Efficiency (DOGE).

“We worden voorgelogen,” begint Andreessen zijn manifest. Zo wordt ons, aldus Andreessen: “verteld dat technologie onze banen inpikt, onze lonen verlaagt, ongelijkheid vergroot, onze gezondheid bedreigt, het milieu ruïneert, onze samenleving vernedert, onze kinderen corrumpeert, onze menselijkheid aantast, onze toekomst bedreigt en altijd op het punt staat om alles te ruïneren.” Dat technologie banen kost, staat buiten kijf. De auto betekende het einde voor vele hoefsmeden. Die verloren hun baan. De auto leverde dan weer wel werk op voor automonteurs. Zo is er bij alle delen van deze zin wat op te merken. De belangrijkste vraag is echter wie is degene die ons ‘voorliegt’? Die Andreessen creëert een fictieve vijand. Dit is een stropopredenering. Sterker nog, ook de andere ‘leugens’ die ons volgens Andreessen worden verteld, zijn een drogreden van het soort stropop1.

Met één ‘leugen’ is nog iets bijzonders aan de hand. “Ons wordt verteld dat we ons geboorterecht moeten verloochenen – onze intelligentie, onze controle over de natuur, ons vermogen om een betere wereld op te bouwen.” De leugen in deze zin is niet dat we het vermogen hebben om een betere te bouwen. Dat vermogen hebben we. De leugen is dat we controle hebben over de natuur. Die hebben we maar in beperkte mate. Het voorkomen van stormen, aardbevingen, zonnevlammen, maansverduisteringen en vulkaanuitbarstingen behoort niet tot onze mogelijkheden. Het enige wat we daar kunnen, is ze proberen te voorspellen en vervolgens de schade die ze veroorzaken te beperken.

Na de leugens, Andreessens waarheden. Waarheden zoals dat onze beschaving is gebouwd op technologie. Technologie is inderdaad een belangrijk ingrediënt van onze beschaving. Ingrediënt, geen fundament. Een halve waarheid. En daarmee kom ik bij een andere bewering van Andreessen die hij doet onder het kopje ‘Markten’: “David Friedman wijst erop dat mensen alleen dingen voor andere mensen doen om drie redenen – liefde, geld of dwang. Liefde is niet schaalbaar, dus de economie kan alleen draaien op geld of dwang. Het krachtexperiment is uitgevoerd en ontoereikend bevonden. Laten we het bij geld houden.” Als er iets is wat bij uitstek schaalbaar is, dan is het liefde, of beter gezegd vertrouwen. Iemand liefde of vertrouwen geven, maakt niet dat ik het een ander niet kan geven. Een euro kan ik maar één keer uitgeven. Vertrouwen is het fundament van iedere menselijke samenleving in het verleden, in het heden en waarschijnlijk ook in de toekomst. Vertrouwen dat je partner die je lief hebt, voor je klaar staat. Vertrouwen dat de ‘buurman’ je een ‘kopje suiker’ geeft als je dat nodig hebt. Vertrouwen dat de gemeenschap er voor je is als je zonder inkomsten komt te zitten. Vertrouwen dat we elkaar beschermen als onze gemeenschap, ons land, wordt aangevallen. Vertrouwen dat ik voor dat geld wat Andreessen zo belangrijk vindt, een brood kan kopen.

Na de ‘waarheden’ de lofzang op onze technologische mogelijkheden. Of eigenlijk een lofzang op groei en dan vooral economische groei en de vrije markt: “Wij geloven dat groei vooruitgang is – leidend tot vitaliteit, uitbreiding van het leven, toenemende kennis, hoger welzijn.” En er zijn maar: “drie bronnen van groei: bevolkingsgroei, gebruik van natuurlijke hulpbronnen en technologie.” En met twee van die drie is wat aan de hand: “Ontwikkelde samenlevingen ontvolken over de hele wereld, in alle culturen – de totale menselijke bevolking is misschien al aan het krimpen.” Dus de groei zal niet komen van meer mensen. En: “Het gebruik van natuurlijke hulpbronnen heeft scherpe grenzen, zowel reëel als politiek.” Dus ook van die kant komt geen groei. Blijft over technologie: “de enige eeuwigdurende bron van groei is technologie. In feite is technologie – nieuwe kennis, nieuwe gereedschappen, wat de Grieken techne noemden – altijd de belangrijkste bron van groei geweest, en misschien wel de enige oorzaak van groei, omdat technologie zowel bevolkingsgroei als het gebruik van natuurlijke hulpbronnen mogelijk maakte.” Nu zegt mijn logica me dat je bij een krimpende bevolking kunt groeien zonder groei. Of beter gezegd, dat iedere mens in een krimpende samenleving het beter kan krijgen zonder economische groei. Een simpel rekenvoorbeeld. Het bbp van een land is 1.000 en er wonen 100 mensen. Het bbp per hoofd van de bevolking is 10. Als bijvoorbeeld 10 jaar later het bbp nog steeds 100 is maar er wonen slecht 90 mensen, dan is het bbp per hoofd van de bevolking 11,11. Sterker nog, bij een krimp van het bbp naar 95, hebben de dan 90 mensen, nog een hoger inkomen per hoofd van de bevolking dan voorheen. Daarbij kun je terecht afvragen of groei vertaald als economische groei of meer inkomen, de enige vorm van groei is die ertoe doet.

Bij die lofzang een overzicht van ‘problemen’ die technologie oploste: “We hadden een hongersnoodprobleem, dus hebben we de Groene Revolutie uitgevonden. We hadden een probleem met duisternis, dus vonden we elektrische verlichting uit. We hadden een probleem met de kou, dus vonden we de verwarming binnenshuis uit. We hadden een probleem met hitte, dus vonden we de airconditioning uit. We hadden een probleem met isolatie, dus vonden we het internet uit. We hadden een probleem met pandemieën, dus vonden we vaccins uit. We hadden een probleem met armoede, dus vonden we technologie uit om overvloed te creëren. Geef ons een probleem uit de echte wereld en we vinden de technologie uit die het zal oplossen” Even voor techmiljardair Andreessen. Honger en armoede zijn nog steeds problemen. Door technologie gecreëerde ‘overvloed’ lost deze problemen die niet op want er wordt voldoende voedsel geproduceerd en er is voldoende geld. Een gebrek aan ‘overvloed’ is niet het probleem. Het probleem is de verdeling ervan en dus een marktprobleem. Sterker nog, door technologie gecreëerde ‘overvloed’ is op verschillende andere terreinen juist het probleem. We worden overspoeld met goedkope spullen van slechte kwaliteit zoals wegwerp tentjes en als extreem voorbeeld kleding die op de afvalberg in Chili beland. Een berg die je vanuit de ruimte kunt zien2.

Andreessen mag dan wel geloven dat: “markten mensen uit de armoede halen,” en dat markten: “de meest effectieve manier om grote aantallen mensen uit de armoede te halen, en dat is altijd zo geweest. Zelfs in totalitaire regimes leidt het geleidelijk opheffen van de repressieve laars van de keel van de mensen en hun vermogen om te produceren en handel te drijven tot snel stijgende inkomens en levensstandaarden. Til de laars een beetje meer op, nog beter. Haal de laars helemaal weg en wie weet hoe rijk iedereen kan worden.” ‘Geen gezeik, iedereen rijk’, om die spreuk van de Tegenpartij van Jacobse en Van Es aan te halen, zo suggereert Andreessen. Het opheffen van ‘repressieve laarzen’ kan veel goeds opleveren. Een markt zonder ‘laars’ leidt echter tot grote ellende. In het eerste van de 23 dingen in zijn boek 23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme, maakt de Zuid-Koreaanse econoom Ha-Joon Chang op overtuigende wijze een eind aan de mythe van de vrije markt. Dit ding draagt de toepasselijke titel De vrije markt bestaat helemaal niet. Chang: “De vrije markt bestaat niet. Elke markt kent wel regels en grenzen die de keuzevrijheid beperken. Een markt lijkt alleen maar vrij omdat we de beperkingen die eraan ten grondslag liggen zo onvoorwaardelijk accepteren dat we ze niet meer zien.” En iets verderop: “De overheid is altijd bij de markt betrokken en deze vrijemarktadepten zijn net zo politiek gemotiveerd als wie dan ook.3 Als treffende voorbeeld van overheidsbetrokkenheid bij markten noemt hij kinderarbeid waarbij door overheidsregulering een resultaat is bereikt dat we nu allemaal als geheel normaal zien. Toen het werd voorgesteld lag dat geheel anders en kwam er flink protest van juist de aanhangers van de vrije markt. Een ‘markt zonder laars’ gaat hongersnood en armoede niet oplossen. Die zorgt ervoor dat mensen als Andreessen nog rijker worden en dat de armen steeds armer worden. Om het bewijs daarvan te zien hoeft hij alleen maar om zich heen de kijken in de Verenigde Staten. Het land met de meest vrije markt en de meest scheve verdeling van inkomen en vermogen. Dat is voor het overgrote deel geen gevolg van: “verdienste en prestatie,” waar Andreessen in gelooft, of het ontbreken ervan. Dat is voor het grootste deel een gevolg van geluk bij je geboorte.

Als klap op de vuurpijl: “Wij geloven dat de ultieme morele verdediging van markten is dat ze mensen die anders legers zouden oprichten en religies zouden beginnen, afleiden naar vreedzame productieve bezigheden.” Bijzonder als eerste omdat een goede lezer hier leest dat religies mensen op het oorlogspad zetten. Nu leert de geschiedenis dat er veel oorlogen een religieus tintje hadden, daaruit concluderen dat religies oorlogszuchtig zijn, tart de logica. Dit is tot daaraan toe. Beweren dat de ultieme morele verdediging van markten is, dat de mens afhouden van oorlogen, is heel bijzonder. Heel bijzonder omdat veel van de bedrijven techbro’s die Andreessen geloof in de zegende werking van technologie aanhangen, zo laat Morozov in zijn artikel zien, zich richten op de defensie-industrie. Als markten en technologie voor vrede zorgen, waarom dan je richten op de defensie-industrie?

“Wij geloven dat markten ook het maatschappelijk welzijn verhogen door werk te genereren waar mensen zich productief mee bezig kunnen houden. Wij geloven dat een universeel basisinkomen mensen zou veranderen in dierentuindieren die door de staat gekweekt moeten worden. De mens was niet bedoeld om gekweekt te worden; de mens was bedoeld om nuttig te zijn, om productief te zijn, om trots te zijn.” Aldus Andreessen bij zijn lofzang op de markt. Het bijzondere van het huidige tijdsgewricht is dat die ‘markten’ vooral werk creëren dat niets toevoegt. Werk zoals ‘cryptomijnbouwer’ en ‘infuencer’, een dure’ term voor de ouderwetse colporteur die je aan huis een encyclopedie probeerde te verkopen. Alleen kan die moderne colporteur bij ‘zeer veel deuren tegelijk aanbellen’. Het meest bijzondere is dat werk dat het maatschappelijk welzijn verhoogt, zoals lesgeven, mensen verplegen en vuilnis ophalen, slecht worden betaald.

Dan volgt een lofzang op de techno-kapitalistische machine, zoals Andreessen het noemt. “Wij geloven dat de technokapitaalmachine van markten en innovatie nooit eindigt, maar in plaats daarvan voortdurend in een opwaartse spiraal terechtkomt. Comparatief voordeel verhoogt specialisatie en handel. Prijzen dalen, waardoor koopkracht vrijkomt en vraag wordt gecreëerd. Dalende prijzen komen iedereen ten goede die goederen en diensten koopt, dus iedereen. Menselijke wensen en behoeften zijn eindeloos en ondernemers creëren voortdurend nieuwe goederen en diensten om aan die wensen en behoeften te voldoen, waarbij ze onbeperkte aantallen mensen en machines inzetten.” Behoefte creëert vraag, aldus Andreessen. Voor primaire levensbehoeften zoals voedsel is dat zeker zo. Voor andere behoeften, zoals bijvoorbeeld kleding en schoenen, is dat slechts ten dele het geval. Om je te kleden en van schoenen te voorzien, heb je geen veertig t-shirts en spijkerbroeken, laat staan een kast met vierhonderd paar schoenen nodig. Voor het gros van de producten is het veeleer het product en de marketing ervan die de behoefte creëert. Niemand had ‘behoefte’ aan een mobieltje of een smartphone. Het ding was er en er werd een behoefte bij ontwikkeld. Niemand had behoefte aan een ‘sla molen’ om natte sla droog te draaien, een theedoek volstond. Toch bestaan er slamolens. Niemand had behoefte aan een ‘bitcoin’ … I rest my case in deze.

Andreessen vervolgt: “De technokapitaalmachine laat natuurlijke selectie voor ons werken op het gebied van ideeën. De beste en meest productieve ideeën winnen, worden gecombineerd en genereren nog betere ideeën. Die ideeën materialiseren zich in de echte wereld als technologisch mogelijk gemaakte goederen en diensten die nooit de novo zouden zijn ontstaan.” Andreessen gaat mij toch niet wijsmaken dat de Bitcoin het beste en meest productieve idee is? Ja, mensen hebben interactie met andere mensen nodig, maar Andreessen wil toch niet beweren dat Facebook, Instagram en Snapshat de beste en meest productieve ideeën zijn om hieraan invulling te geven? Invulling te geven door, om de uitspraak van Steve Bannon te gebruiken ‘de zone’ met ‘shit’ te ‘overspoelen’ om ons maar te laten scrollen en klikken. Het lijkt mij dat een sportclub, toneelvereniging of fanfare een veel beter en productiever idee is voor interactie met andere mensen en voor het aangaan van vriendschappen?

“Wij geloven dat intelligentie de ultieme motor van vooruitgang is. Intelligentie maakt alles beter. Slimme mensen en slimme samenlevingen presteren beter dan minder slimme op vrijwel elke metriek die we kunnen meten. Intelligentie is het geboorterecht van de mensheid; we moeten het zo volledig en breed mogelijk uitbreiden,” schrijft Andreessen iets verderop onder het kopje Intelligentie. Een citaat waarin ik me volledig kan vinden. Alleen is intelligentie voor mij iets anders dan technologie en zeker dan Artificiële Intelligentie, door Andreessen beschreven als: “onze alchemie, onze Steen der Wijzen.” Intelligentie is nadenken over zaken voordat je eraan begint. Niet: “to boldly go where no one has gone before” om die Star Trek quote aan te halen, maar door je eerst af te vragen waarom je daar naartoe gaat? Wat het ons meer gaat brengen dan alleen ‘daar geweest’ zijn en welke risico’s eraan verbonden zijn? En om terug te komen op honger en armoede, intelligentie is om eerst dat verdelingsprobleem op te lossen. Dat probleem en het probleem van gelijke vertegenwoordiging van eenieder in de besluitvorming. Want, zoals Morozov in zijn artikel schrijft, de techbro’s hebben de sleutels van het Witte Huis terwijl de invloed van Jo Sixpack reikt tot zijn eigen koelkast.

Na intelligentie komt Andreessen bij het onderwerp energie. Hij start met: “Energie is leven. We vinden het vanzelfsprekend, maar zonder energie hebben we duisternis, honger en pijn. Met energie hebben we licht, veiligheid en warmte.” Energie is belangrijk voor de mens. Maar toch. Ook met energie kan er duisternis, honger en pijn zijn en zonder energie kan er veiligheid, licht en warmte zijn. Hij gaat verder: “Wij geloven dat technologie de oplossing is voor de achteruitgang en de crisis van het milieu. Een technologisch geavanceerde samenleving verbetert de natuurlijke omgeving, een technologisch stagnerende samenleving ruïneert deze. Als je milieuverwoesting wilt zien, bezoek dan een voormalig communistisch land. De socialistische USSR was veel slechter voor het milieu dan de kapitalistische VS. Google maar eens op het Aralmeer.” Technologie heeft die crisis van het milieu mede veroorzaakt. Dat wil niet meteen zeggen dat technologie niet ook een deel van de oplossing kan zijn. Techniek is neutraal, het is de manier waarop techniek wordt gebruikt. Wat bijzonder is aan deze bewering, is dat Andreessen twee voorbeelden als maatgevend gebruikt: de VS en de USSR en daaruit concludeert dat een technologisch geavanceerde samenleving de natuur verbetert een technologisch stagnerende samenleving deze ruïneert. Het lijkt me trouwens sterk dat de natuur in de VS nu in een betere staat is dan bijvoorbeeld tweehonderd jaar geleden. Je kunt geen algemene conclusie trekken uit twee voorbeelden. Hier is, net als in het hele manifest, sprake van geloven. Niet van feitelijkheden.

“Wij geloven dat we intelligentie en energie in een positieve feedbacklus moeten plaatsen en beide tot in het oneindige moeten stimuleren. Wij geloven dat we de feedbacklus van intelligentie en energie moeten gebruiken om alles wat we willen en nodig hebben in overvloed te maken. ….Wij geloven dat technologie de wereld uiteindelijk drijft naar wat Buckminster Fuller “efemerealisatie” noemde – wat economen “dematerialisatie” noemen. Fuller: “Technologie laat je steeds meer doen met steeds minder totdat je uiteindelijk alles kunt doen met niets.” Nu is mij altijd geleerd dat je niets voor niets krijgt, alles kost inspanning. Alles doen met niets en zo overvloed creëren in alles, dat klinkt geweldig. Maar dan toch even. Andreessen gelooft heilig in een vrije markt waar de: “(g)ewillige koper (…) (de) gewillige verkoper,” ontmoet en een prijs afspreken waar beide partijen van profiteren. Maar wie is er bereid om iets te betalen als alles er in overvloed is en, als je met ‘niets doen alles kunt’? Wie gaat er dan nog ondernemen?

Hij gaat verder: “Wij geloven dat het ultieme resultaat van technologische overvloed een enorme uitbreiding kan zijn van wat Julian Simon “de ultieme hulpbron” noemde – mensen. Wij geloven, net als Simon, dat mensen de ultieme bron zijn – met meer mensen komt er meer creativiteit, meer nieuwe ideeën en meer technologische vooruitgang. Wij geloven dat materiële overvloed uiteindelijk meer mensen betekent – veel meer mensen – wat weer leidt tot meer overvloed. Wij geloven dat onze planeet dramatisch onderbevolkt is, vergeleken met de bevolking die we zouden kunnen hebben met een overvloed aan intelligentie, energie en materiële goederen. Wij geloven dat de wereldbevolking zich gemakkelijk kan uitbreiden tot 50 miljard mensen of meer, en dan nog veel verder als we uiteindelijk andere planeten gaan bewonen. Wij geloven dat uit al deze mensen wetenschappers, technologen, kunstenaars en visionairs zullen voortkomen die onze stoutste dromen overtreffen.” 50 Miljard, dat is zes keer de huidige aardbevolking. Recht toe recht aan rekenend betekent dat bijna 110 miljoen mensen in Nederland … . Dat is inderdaad overvloed, om de kop waaronder Andreessen dit schrijft aan te halen. Nu laten de feiten zien,, en dat schrijft Andreessen zelf ook, dat: “Ontwikkelde samenlevingen (…) over de hele wereld (ontvolken), in alle culturen – de totale menselijke bevolking is misschien al aan het krimpen.” Dit terwijl we aan technologie nu ook al geen gebrek hebben. Dat de bevolkingsgroei wereldwijd stagneert en neigt naar krimp vanaf zo 2050, komt omdat wij mensen kiezen voor minder kinderen en op latere leeftijd. Het lijkt mij sterk dat ‘technologie’ ervoor gaat zorgen dat hierin verandering komt. Om tot die 50 miljard te komen, zullen vrouwen meer kinderen moeten baren. Of laat Andreessen dit ook over aan de technologie en wordt seks alleen voor het plezier?

“Wij geloven dat technologie universalistisch is. Technologie geeft niets om je etniciteit, ras, religie, afkomst, geslacht, seksualiteit, politieke opvattingen, lengte, gewicht, haar of het gebrek daaraan. Technologie is de ultieme open samenleving,” aldus Andreessen. Dat klinkt geweldig. De praktijk ziet er echter heel anders uit. Techniek geeft inderdaad niets om etniciteit, ras, religie enzovoorts. Techniek is neutraal. De manier waarop techniek wordt gebruikt echter niet. En net zoals alles op deze aarde, leunt techniek naar macht. Of beter gezegd, de mensen die techniek inzetten leunen naar macht en mensen met macht leunen naar techniek om hun macht te vergroten.

“Technologie wordt gebouwd door een virtuele Verenigde Naties van talent van over de hele wereld. Iedereen met een positieve instelling en een goedkope laptop kan bijdragen,” zo gaat hij verder. Techniek werkt vooral voor de ‘Andreessens, Musks, Gates en Zuckerbergs van deze wereld. Mensen met geld die streven naar macht. Ze werkt ook voor de Xi’s, Poetins en Trumps van deze wereld, mensen die techniek inzetten om hun macht te vergroten. Een positieve instelling en een laptop kunnen daar niet tegenop. In die technologische Verenigde Naties van deze wereld vormen de tech bro’s en de autocraten de ‘Veiligheidsraad’. En net als in de echte Verenigde Naties gebeurt er niets als de Veiligheidsraad het niet wil.

Andreessen vervolgt met: “Technologie is de ultieme open samenleving,” De macht van de Xi’s en Poetins aan de ene kant en Musks, Zuckerbergs en Andreessens aan de andere kant maken dat Andreessens ultieme open samenleving een behoorlijk gesloten indruk maakt. Er is niets opens aan Facebook en Twitter. Een open en democratische samenleving vraagt, zoals Jan Werner Müller terecht constateert om intermediaire instellingen zoals politieke partijen en media die breed toegankelijk, nauwkeurig in de zin dat politieke oordelen en meningen moeten worden onderbouwd door feiten, autonoom in de zin van niet op corrupte wijze afhankelijk zijn van min of meer verborgen actoren, evalueerbaar en controleerbaar zijn4. Facebook en Twitter zijn breed toegankelijk. Aan de andere genoemde aspecten waaraan een intermediaire instelling moet voldoen, schort bij Facebook en Twitter het nodige. En dat geldt ook voor alle vormen van artificiële intelligentie die tot op heden zijn ontwikkeld. En als artificiële intelligentie werkelijk intelligenter wordt dan de mens, dan wordt dat helemaal een probleem.

“Wij geloven dat Amerika en haar bondgenoten sterk moeten zijn en niet zwak. Wij geloven dat nationale kracht van liberale democratieën voortvloeit uit economische kracht (financiële macht), culturele kracht (zachte macht) en militaire kracht (harde macht). Economische, culturele en militaire kracht vloeien voort uit technologische kracht. Een technologisch sterk Amerika is een goede kracht in een gevaarlijke wereld. Technologisch sterke liberale democratieën waarborgen vrijheid en vrede. Technologisch zwakke liberale democratieën verliezen van hun autocratische rivalen, waardoor iedereen slechter af is.” Technologie als wondermiddel om de democratie te redden. De ervaringen in de huidige wereld laten zien dat technologie net zo goed gebruikt kan worden ter inrichting en versterking van een autocratie. Als we alle berichten mogen geloven dan is China hard op weg om de dystopische samenleving die Orwell in zijn roman 1984 schetst, te realiseren. Een staat waarin de overheid ieder aspect van het leven bewaakt, controleert en beïnvloedt. En aan de andere kant worden nu onze ogen geopend dat monopolistische bedrijven op de vrije Amerikaanse markt het gewin boven de moraal stellen en zich voegen naar de ‘wil van Trump’. Bedrijven die in het Westen hetzelfde doen en kunnen als de Chinese staat in China. Bedrijven die zich opwerpen als nieuwe intermediaire instellingen zoals Müller ze beschrijft maar die niet voldoen aan belangrijke kenmerken van intermediaire instellingen. Het is niet de techniek die vrijheid en vrede, laat staan de (liberale) democratie, garandeert. Dat kan alleen de mens. Maar dat kan de mens niet in z’n eentje. Daarvoor is een sterke overheid nodig. Een sterke overheid die, om de al genoemde Müller aan te halen, deze monopolies kan opbreken en ze andere wettelijke kaders oplegt5.

Onder het kopje The Meaning of Life wordt het heel bijzonder, verwarrend en tegenstrijdig. Na inleidende opmerkingen dat techno-optimisme een materiële en geen politieke filosofie is en niet links en ook niet rechts, begint het bijzondere: “Een veelgehoorde kritiek op technologie is dat het de keuze uit ons leven wegneemt omdat machines beslissingen voor ons nemen. Dit is ongetwijfeld waar, maar wordt ruimschoots gecompenseerd door de vrijheid om ons leven in te richten die voortvloeit uit de materiële overvloed die wordt gecreëerd door ons gebruik van machines.” Lees ik hier goed dat het inleveren van de politieke vrijheid om belangrijke keuzes te maken wordt goedgemaakt omdat we ons leven makkelijk kunnen maken door de door de machines gecreëerde materiële overvloed? Dat lijkt verdacht veel op het China onder Xi. De Chinezen hebben geen politieke vrijheid maar wel in toenemende mate spullen om hun leven te vergemakkelijken. Als een volleerd Romeinse keizer stelt Andreessen voor om het volk af te kopen met ‘brood en spelen’.

Dat is niet het enige: “Materiële overvloed van markten en technologie opent de ruimte voor religie, voor politiek en voor keuzes over hoe te leven, sociaal en individueel.” Maar wacht even. De markt moest toch voorkomen dat mensen: “legers zouden oprichten en religies zouden beginnen?” Ze moesten toch worden verleid naar: “vreedzame productieve bezigheden?” Nu opent diezelfde markt met de technologie de ruimte voor religie en via religie dan ook weer naar oorlog want dat beschreef Andreessen als een een-tweetje.

Hij gaat verder. Technologie is: “Bevrijdend van menselijk potentieel. Bevrijdend voor de menselijke ziel, de menselijke geest. Uitbreiding van wat het kan betekenen om vrij te zijn, om vervuld te zijn, om te leven. Wij geloven dat technologie de ruimte opent van wat het kan betekenen om mens te zijn.” Technologie heeft niets met vrijheid te maken. Vrijheid kan zonder technologie en onvrijheid kan ook met technologie. Sterker nog, vrijheid is, aldus de digitale Van Dale: “onafhankelijkheid.” Hoe onafhankelijk ben je als je afhankelijk bent van techniek? Techniek bepaalt niet wat het betekent om mens te zijn. Technologie kan het leven makkelijker maken. Het kan het echter ook veel moeilijker maken. Dit laatste zien we iedere dag als we beeld en geluid uit onder andere Oekraïne en Gaza krijgen.

Andreessen ziet ook ‘vijanden’. Onder dat kopje schrijft hij: “Onze vijanden zijn geen slechte mensen, maar eerder slechte ideeën.” En die slechte ideeën worden: “al zes decennia lang,” als een: “massale demoralisatiecampagne – tegen technologie en tegen het leven,” gevoerd. Gevoerd: “onder uiteenlopende namen als “existentieel risico”, “duurzaamheid”, “ESG”, “Sustainable Development Goals”, “sociale verantwoordelijkheid”, “stakeholderkapitalisme”, “voorzorgsprincipe”, “vertrouwen en veiligheid”, “tech-ethiek”, “risicobeheer”, “ontgroeiing”, “de grenzen van de groei”.” Die slechte ideeën zijn: “gebaseerd op slechte ideeën uit het verleden – zombie-ideeën, veel afgeleid van het communisme, toen en nu rampzalig – die weigeren te sterven.” Noem het ‘communistisch’ en inhoudelijke onderbouwing van je bezwaar is niet meer nodig. Laat alles wat achter die ‘uiteenlopende namen’ gebeurt achterwegen en we kunnen terug naar slavernij en kinderarbeid. Naar massale vervuiling van onze leefomgeving door bedrijven. Naar arbeidssituaties waarbij Rana-plaza een walhalla lijkt. Naar zaken die het leven voor het overgrote deel van de mensheid beter maakt. En eigenlijk voor alle mensen want ook de Andreessens, Musks en Bezossen kunnen de aarde nog niet ontvluchten, al willen ze dat wel graag.

Andreessens vervolgt zijn lijst met wat stropoppen: “Onze vijand is stagnatie. Onze vijand is anti-verdienste, anti-ambitie, anti-streven, anti-prestatie, anti-grootheid. … Onze vijand is bureaucratie, vetocratie, gerontocratie, blinde eerbied voor traditie.” Niemand is voor deze zaken. Niemand is voor bureaucratie. Echter, zonder enige vorm van bureaucratie kan een samenleving die groter is dan 500 mensen niet en een moderne westerse samenleving al zeker niet. “Onze vijand is corruptie, regelzucht, monopolies, kartels.” Een bijzondere opsomming want tegen kartels, monopolies en corruptie zijn, kan niet zonder regels. Vervolgens weer een stropop: “Onze vijand zijn instellingen die in hun jeugd vitaal en energiek waren en de waarheid zochten, maar die nu gecompromitteerd en aangetast en instortend zijn – die vooruitgang blokkeren in steeds wanhopiger pogingen om relevant te blijven, die verwoed proberen hun voortdurende financiering te rechtvaardigen ondanks spiraalvormig disfunctioneren en escalerende onbeholpenheid.” Het zou geen stropop zijn als hij man en paard zou noemen. De ene lezer denkt hierbij aan bijvoorbeeld milieudefensie, ik lees hierin Facebook, Twitter en eenmanspartij PVV.

Dan volgt een bijzondere vijand: “Onze vijand is de ivoren toren, de know-it-all gecrediteerde expert wereldbeeld, zich overgeeft aan abstracte theorieën, luxe overtuigingen, sociale engineering, losgekoppeld van de echte wereld, waanvoorstellingen, ongekozen, en onverantwoordelijk – God spelen met het leven van anderen, met totale isolatie van de gevolgen.” Andreessen heeft hierbij vast mensen op het oog. Bijvoorbeeld ‘woke wetenschappers’ die zich bezighouden met milieubescherming of rechtvaardigheid. Maar als we het dan toch over ‘ongekozen voor God spelen met het leven van anderen, met totale isolatie van de gevolgen’ hebben, dan zie ik Andreessens manifest. Door niets en niemand gekozen pleit hij voor het ongehinderd door die misleidende demoralisatiecampagne en bureaucratie ruim baan geven aan ‘techniek en de markt’. De pot verwijt de ketel.

“Onze vijand is spraak- en gedachtecontrole – het toenemende gebruik, in het volle zicht, van George Orwell’s “1984” als handleiding.” En wat maakt spraak en gedachtecontrole mogelijk? Juist ja, de moderne technische middelen. Het probleem van de Stasi was dat ze een karrenvracht aan ‘Informelle’ nodig had. Op vijftig Oost-Duitsers was er één werkzaam voor de Stasi, in totaal zo’n 300.000. ‘Informelle’ die naast de overige burgers ook elkaar bespioneerden. Zuckerbergs Meta controleert met minder dan 75.000 personeelsleden de gedachten en spraak van meer dan 3 miljard mensen. En het bedrijf gaat daarbij verder dan controle. Het verkoopt je gegevens zodat andere bedrijven of politici je gedachten in een bepaalde richting kunnen sturen. In de richting van een nieuw mobieltje wat je te ‘toch echt nodig hebt’ om erbij te horen. Maar ook in de richting van een politieke stroming.

“Onze vijand is vertraging, afnemende groei, ontvolking – de nihilistische wens, zo trendy onder onze elites, voor minder mensen, minder energie en meer lijden en dood.” En ja, daar is weer de vijand nummer één van iedereen en zeker van een populist: de elite die met vooropgezette plannen ons naar de ondergang wil werken. Bijzonder om een miljardair te horen praten over ‘de elite’. Als ‘ontvolking’ de vijand is, dan behoort het gros van de wereldbevolking tot de vijand. Het gros van de wereldbevolking kiest namelijk voor minder kinderen. Zoveel minder dat in grote delen van de wereld, en dan voor de rijkere en technologische geavanceerdere delen van de wereld er minder kinderen worden geboren dan er nodig zijn om de bevolking op peil te houden. Er is geen ‘elite’ die hen daartoe dwingt. Die keuze maken ze zelf in alle vrijheid. Vervult Andreessen nu niet de rol van de ‘elite’ door erop te wijzen dat de wereld naar de 50 miljard mensen moet?

En na de ‘elite’ komt de heks in beeld: “We zullen mensen die gevangen zitten door deze zombie-ideeën uitleggen dat hun angsten ongegrond zijn en dat de toekomst rooskleurig is. Wij geloven dat deze gevangen mensen lijden aan ressentiment – een heksenbrouwsel van wrok, bitterheid en woede dat ervoor zorgt dat ze verkeerde waarden aanhangen, waarden die schadelijk zijn voor zowel henzelf als de mensen om wie ze geven. Wij geloven dat we hen moeten helpen om de weg te vinden uit hun zelfopgelegde labyrint van pijn.” Wat menslievend van Andreessen dat hij mensen wil redden. De ‘heks’ met zoals we eerder zaken ‘communistische wortels. Andreessen schrijft dit onder het kopje vijanden. Dat duidt op ressentiment van zijn kant. Een vijand is, aldus de digitale Van Dale, naast een “vijandelijk leger, of vijandelijk volk” ook: “iemand die haatgevoelens heeft en deze probeert te uiten in daden of woorden.” Zit Andreessen niet gevangen in zijn eigen ‘terminator-ideeën’ en legt hij hier niet vol ressentiment aan ons uit dat wij de verkeerde waarden aanhangen. Moeten we hem niet ‘bevrijden’ uit zijn ‘zelfopgelegde labyrint van pijn’?

Van de vijanden stapt hij over naar de toekomst. “Welke wereld bouwen we voor onze kinderen en hun kinderen en hun kinderen? Een wereld van angst, schuld en wrok? Of een wereld van ambitie, overvloed en avontuur? Wij geloven in de woorden van David Deutsch: “We hebben de plicht om optimistisch te zijn. Omdat de toekomst open is, niet vooraf bepaald en daarom niet zomaar geaccepteerd kan worden: we zijn allemaal verantwoordelijk voor wat die toekomst in petto heeft. Daarom is het onze plicht om te vechten voor een betere wereld.”” Een laatste stropop. Net als er iemand is die een wereld van angst, schuld en wrok wil en daarvoor pleit. Andreessen manier om voor die betere wereld te vechten is het Techno-Optimisme. Mijn manier om te vechten voor een betere en optimistischer wereld is er door bombastische verhalen als die van Andreessen te ontleden tot wat ze zijn. En wat is dat Andreessens verhaal?

Hierboven wees ik al de tegenstrijdigheid in Andreessens manifest met betrekking tot religie. De tegenstrijdigheid dat markten en techniek de mens daarvan weg moest verleiden en dat hij verderop betoogde dat dezelfde markten en techniek hen daar vervolgens de ruimte voor zou geven. Een goede lezer zal het zijn opgevallen dat veel zinnen uit het manifest beginnen met de woorden: ‘wij geloven’. Daarmee kom ik bij het belangrijkste. Andreessen houdt een lofzang op de markt en onbegrensde mogelijkheden van techniek. Techniek is een product van menselijk vernuft en nam een grote vlucht toen de mens wetenschap ging bedrijven. Het manifest krijgt hiermee een zweem van wetenschappelijkheid. Het manifest heeft echter niets met wetenschap te maken. Het is geloof, het is niets meer en niet minder dan een religie. Een geloof waar de techniek de plaats van God heeft ingenomen en aanbeden moet worden. Techniek is echter geen God, het levert middelen die mensen kunnen gebruiken. Ze kunnen ten goede en ten kwade worden gebruik. Net zoals religieuze verhalen uit de bijbel, koran en de thora ten goede en ten kwade gebruikt kunnen worden. En net zoals die religieuze boeken zit het Techno-Optimistisch Manifest vol met tegenstrijdigheden en met hele, halve waarheden en zelfs onwaarheden. Het Manifest zegt alles over Andreessens denken en veel over het denken in de hoogste regionen van de ‘techindustrie’. Dat er in die regionen op deze manier wordt gedacht, baart grote zorgen. Grote zorgen omdat de kringen waarin Andreessen verkeert, de zoals Morozov ze in het Correspondentartikel noemt: “filosoof-koningen van Silicon Valley (…) niet slechts de weldoeners van vroeger (zijn), die geld stoppen in denktanks. Nee, deze mannen bouwen aan zwaarder geschut: hun investeringsportfolio’s zijn manifestaties van hun filosofische standpunten; ze zetten hun overtuigingen om in klinkklare marktposities. Waar de miljardair uit de industriële tijd een stichting optuigde als hij zijn wereldbeeld wilde vereeuwigen, bouwen deze figuren investeringsfondsen die tegelijkertijd dienen als ideologische forten.”

Morozov: “Deze mannen hebben immers drie dodelijke gereedschappen in hun kist: plutocratisch gewicht (zó geweldig veel geld dat ze de fysieke werkelijkheid kunnen vervormen), orakelachtige autoriteit (waarbij ze hun technologische visies presenteren als onvermijdelijke toekomstvoorspellingen) en platformsoevereiniteit (ze bezitten de digitale knooppunten waar maatschappelijke discussies zich ontvouwen).” Deze mannen zijn gevaarlijk en dat maakt dit manifest gevaarlijk. Gevaarlijk omdat het ons in slaap probeert te sussen met een nieuwe ‘religie’. Een nieuwe religie die net als de eerdere religies, uit is op je slaafse gehoorzaamheid. Dat doet ze door je vrijheid in de vorm van een materialistische hemel op aarde te beloven, maar je ondertussen berooft van je echte vrijheid. Hij berooft je van die vrijheid door je ‘brood en spelen’ te beloven.

1 Een stropop is een redenering waarbij niet de werkelijke redenering van een opponent wordt weerlegd, maar een karikatuur ervan.

2 https://www.businessinsider.nl/in-chili-ligt-een-berg-kleding-die-vanuit-de-ruimte-zichtbaar-is/

3 Ha-Joon Chang, 23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme, pagina 18. Nieuw Amsterdam 2010

4 Jan Werner Müller,Democracy Rules, pagina 139-140

5 Idem, pagina 183

Cliteurs kletspraat

Bij De Dagelijkse Standaard een artikel van Paul Cliteur. Cliteur verwijt minister Dijkgraaf van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen de plank volledig mis te slaan. Cliteur: “Dat die cultuur van bedreigingen iets te maken zou hebben met het feit dat “de wetenschap” in twijfel zou worden getrokken, zoals Dijkgraaf poneert, is geheel uit de lucht gegrepen.” Hij ziet een, zoals hij het zelf noemt: “veel realistischer verklaring voor de bedreigingen,” en die luidt: “dat mensen zich realiseren dat de beperking van hun bewegingsvrijheid die onder het Corona-regime begonnen is, en die nog steeds verder dreigt te gaan, iets te maken heeft met een narratief dat bepaalde wetenschappers op door de overheid gecontroleerde media steeds maar blijven uitdragen.”  Hij voegt hier meteen aan toe dat dit nog steeds geen rechtvaardiging is om mensen te bedreigen.

Even dit in mijn eigen woorden vertalen. Ik wil er morgen een dagje op uit en daarvoor moet het natuurlijk wel mooi weer zijn, een graad of 24, een lekker zonnetje van het soort weer waarbij korte broek en T-shirt passen. Nu kijk ik naar het weerbericht en daar zie ik de weervrouw bij RTL of de NOS op basis van haar wetenschappelijke inzichten verkondigen dat er morgen de hele dag een sneeuwstorm woedt bij een temperatuur van maximaal een graad of min 16 en die aanvoelt als min 36. Zij adviseert om binnen te blijven vanwege de kans op insneeuwen en doorvriezen. De regering neemt dat advies over en verplicht morgen iedereen binnen te blijven. Dat past niet in mijn straatje en daarom bedreig ik de weervrouw. Dit bedreigen doe ik, Cliteur volgend, niet omdat ik twijfel aan de wetenschap, maar omdat ik haar advies, dat de overheid overneemt, niet pruim. Een advies gebaseerd op haar wetenschappelijke inzichten waaraan ik dus niet twijfel maar toch bedreig ik haar. Bijzondere logica voor een rechtsgeleerde en filosoof.

De bijzondere logica gaat verder(E)en realistische verklaring voor een bedenkelijk maatschappelijk verschijnsel is wel een eerste aanzet voor de aanpak van een probleem,” betoogt Cliteur terecht. De vraag is of Cliteurs verklaring realistisch is. “Wanneer de minister dan ook denkt middels een oproep “wantrouwen” te kunnen wegnemen dan zou ik zeggen dat het niet erg realistisch is te denken dat hij op deze manier wantrouwen wegneemt en vertrouwen herstelt,” zo vervolgt hij zijn betoog. Hoe dan te handelen? “De minister zou een bijdrage kunnen leveren aan het vertrouwen door binnen het kabinet te gaan pleiten voor de wetenschappelijke methode. Door samen met de staatssecretaris te gaan ijveren voor waarlijk pluriforme media.”  En daarmee kom ik bij Cliteurs beeld van de ‘gecontroleerde media’, bij een stokpaardje van het Forum voor Democratie, de partij waarvan hij Cliteur sinds 2015 lid is, waarvoor hij een periode in de Eerste Kamer zat en aan wiens wetenschappelijk bureau hij nu leiding geeft. Eerder was hij actief voor de Partij voor de Dieren en werkzaam voor het wetenschappelijk bureau van de VVD.

Het beeld wat Cliteur schetst is er een van, om die term uit de Duitse bezetting te gebruiken, ‘gelijkgeschakelde’ media die allemaal aan de leidband van de regering lopen. Een wel heel bijzondere constatering. Kranten zijn er steeds minder en dat is niet omdat de regering ze ‘gelijkschakelt’, maar omdat ze steeds minder worden gelezen. Maar niets staat je in de weg staat een krant te beginnen om je ‘eigen geluid’ te laten horen. Zo is er sinds een tijdje De Andere Krant voor iedereen die al die bedreigde wetenschappers tegenspreekt. Of je begint een medium zoals die De Dagelijkse Standaard die geregeld Cliteurs artikelen publiceert of een blogsite zoals de ballonnendoorprikker.nl.  

In Nederland kan iedereen een omroepvereniging beginnen. Het lastigste wat je moet doen is 50.000 leden voor je club verzamelen en je moet een maatschappelijke, culturele, godsdienstige of geestelijke stroming vertegenwoordigen, maar dat is niet zo lastig. Recentelijk zijn er weer twee toegevoegd waarmee het totaal op 14 komt. Die twee nieuwe, ON en ZWART konden niet meer van elkaar verschillen. De enige overeenkomst, ze vonden allebei dat de rest van de omroepen hen niet vertegenwoordigde. Veel pluriformer kan het bijna niet en als je het niet pluriform genoeg vindt, staat niets je in de weg om, zoals Arnold Karskens van ON deed, een eigen omroep op te richten en zo je ‘geluid’ de ether in te zenden of moderner, via ‘Het Net’ te verspreiden. Daarnaast zijn er nog verschillende commerciële tv-zenders. Sterker nog, als je je boodschap wilt verspreiden begin je gewoon een eigen internet-tv-kanaal. Zo is er al blckbx, een kanaal dat juist spreekt met ‘die andere wetenschappers’ en ook Cliteurs FvD heeft zo’n eigen kanaal waar de eigen standpunten ‘wetenschappelijk’ worden onderbouwd. Al bij al een ‘waarlijk pluriform’ medialandschap waarbij niemand wordt belemmerd om toe te treden. Zou het toevoegen van nog meer kanalen er werkelijk voor zorgen wetenschappers niet meer worden bedreigd?

Is het probleem werkelijk het “narratief dat bepaalde wetenschappers op door de overheid gecontroleerde media steeds maar blijven uitdragen?”  Zou het werkelijke probleem of de eigenlijke drie problemen niet kunnen zijn, als eerste dat er mensen zijn die gaan dreigen als iets ze niet bevalt? Als tweede en belangrijkste het lijderschap van de regering in corona-tijd? En nee, dit is geen verschrijving. Ik bedoel de lafheid, het gebrek aan leiderschap waarmee ze zich achter wetenschappelijke adviezen verborgen en het deden voorkomen alsof de wetenschappers de besluiten namen. Schoven ze hiermee hun verantwoordelijkheid niet af op het OMT en doken vervolgens weg achter de ruggen van de wetenschappers? Een houding waardoor ze lijden terwijl ze het land eigenlijk moesten leiden? En als derde het ‘begrip’ dat Cliteurs partijgenoten zoals Kamerlid Van Meijeren voor bedreigers aan de dag legt en de niet onderbouwde beschuldigingen die hij, gedekt door zijn parlementaire onschendbaarheid, in de Kamer uit aan het adres van wetenschappers. Maar ook het geroep van diens collega Van Houwelingen om ‘tribunalen’? Zaken waarmee ze de bijl zetten aan de wortel van onze democratie.

Met andere woorden is Cliteurs ‘realisme’ niet gewoon kletspraat?

Bedorven onderwijswaar?

In een artikel in de Volkskrant pleiten leraar en lerarenopleider Ton van Haperen en emeritus hoogleraar onderwijsorganisatie en management Jaap Scheerens voor meer meetmomenten in het onderwijs. Of zij hiermee een punt hebben, kan ik niet beoordelen. Ik ben geen onderwijskundige. In het artikel zetten ze zich af tegen het ‘romantische denken over het onderwijs’ zoals zij het noemen: “het vertrouwen in de professionaliteit van leerkrachten. Dat vertrouwen is echter misplaatst, want Nederland heeft al even zowel een kwalitatief als kwantitatief lerarentekort.”  Een bijzondere conclusie waarbij ik moest denken aan het boekje The uncontrollability of the World van Hartmut Rosa.

Eigen foto

Van Haperen en Scheerens zijn hierbij voorbeelden van ideologen van de controle. Een ideologie die Rosa als volgt omschrijft:“If we understand education as an aquisition of certain skills- and that is the dominant understanding today, both in politics and in academia- then we can use standardized curricula to define with precision what should be learned when, comparative global serveys to maesure with precision whether these goals have been reached, and targeted teaching and learning methods, along with accompanying evidence-based academic research, to determine with precision what screws should be turned when in order to improve the results.[1] Of zoals Van Haperen en Scheerens het beschrijven: “Aan het eind van groep vier van de basisschool moet duidelijk zijn wie de basiskennis en -vaardigheid oppikt en wie niet. Aan het eind van groep acht helpt gestandaardiseerde toetsinformatie bij de keuze van het vervolgonderwijs. De derde klas van het voortgezet onderwijs is het jaar dat kinderen definitief kiezen voor een vakkenpakket waarin ze examen doen. Het eindexamen verleent toegang tot het vervolgonderwijs. Deze vier momenten verdienen een centrale, valide en betrouwbare toets, landelijk afgenomen.”

Dit staat tegenover het ‘romantische denken’ en wat Rosa de ideologie van de resonantie noemt. Rosa: “education occurs not when a particular skill has been acquired, but when a socially relevant segment of world “begins to speak,” Als iets in de wereld mij raakt en resoneert met iets in mij dan leer ik en doe ik kennis op. Dat is bijvoorbeeld: “die leraar geschiedenis die zo mooi kon vertellen.” Hierbij zijn de: “deskundigheid en autonomie van hoogopgeleide functionarissen,” belangrijk. “Leraren laten zich in deze gedachtegang leiden door de normen van de eigen professie en hebben weinig met rationalisering middels externe evaluatie.” Leren is een: “autonoom proces, niet gestuurd maar hoogstens ‘uitgelokt.”

Van Haperen en Scheerens zien onderwijs als het aanleren van vaardigheden. De ‘romantici’ pleiten voor ‘Bildung’, onderwijs dat kinderen vormt tot een eigen persoon. Beiden lijken mij belangrijk. Het eerste is tijdens het leerproces te meten via gestandaardiseerde toetsen. Het voldoet aan de kern van het nog steeds dominante New Public Management waarbij ‘weten’ wordt bepaald door ‘meten’. Of zoals Van Haperen en Scheerens het schrijven: “De minimumvoorwaarde voor effectieve besturing en bijsturing is in de hedendaagse context een goed werkend evaluatie-mechanisme. … Meten is de realiteitscheck met aanwijzingen over hoe verder. Een realiteitscheck die schoolleiders en overheden helpt bij verhoging van het prestatiegemiddelde in dit land.” Het laatste niet. Dat kan slechts waar worden genomen bij de bestudering van de levens van mensen. Dan zie je de wetenschapper met een vmbo-diploma die door een bijzonder gebeurtenis geïnspireerd raakte en daardoor de motivatie vond om zich door die toetsen te vechten. Dan zie je de gepromoveerde filosoof die al die toetsen op de sloffen doorstond maar die zijn roeping vond na het aanraken van een hamer en als meubelmaker aan de slag is. Of de ‘drop out’ die een succesvol bedrijf opricht. Het is ‘weten’ dat niet is te ‘meten’. Nu kan Bildung niet zonder vaardigheden als lezen, schrijven, rekenen en logisch redeneren. Vaardigheden die je wel kunt meten met gestandaardiseerde tests. Het leven kan echter niet zonder Bildung.

Met die logica kom ik bij de bijzondere conclusie. Logica, de: “leer van het geldig redeneren,” aldus de Van Dale. Een logische redenering bestaat in de basis uit vier delen: de bewering, de definitie, de gevolgtrekking en het wetenschappelijke bewijs voor die gevolgtrekking. Van Haperen en Scheerens lijken dit niet goed te beheersen. En daarmee kom ik bij het, volgens de beide auteurs misplaatste vertrouwen in de professionaliteit van de leerkracht omdat er een kwalitatief en kwantitatief tekort is aan leerkrachten waardoor het wereldbeeld van de ‘romantici “bedorven waar” zou zijn. Laten we hun redenering eens langs deze vier stappen leggen. De auteurs beweren dat de ‘romantische visie’ bedorven waar is. De definitie is dat ‘romantisch onderwijs’ afhangt van, om met Rosa te spreken, momenten van resonantie, a-ha momenten, waardoor kinderen leren en groeien als persoon. Centraal in dat onderwijs staat de professionele leerkracht die dergelijke momenten moet ‘creëren’ en hen begeleid bij die groei. Hun gevolgtrekking is dat dit niet lukt. Dat wordt onderbouwd met het feit dat er een kwalitatief en kwantitatief lerarentekort is. Die onderbouwing bewijst echter niet dat hun bewering klopt en dus dat de romantici handelen in ‘bedorven waar’. Een kwalitatief en kwantitatief gebrek aan leraren maakt alleen duidelijk dat de door de ‘romantici gedroomde resultaten op dit moment niet haalbaar zijn. Om de ‘romantische visie’ werkelijk te weerleggen moet worden aangetoond dat ze zelfs mislukt als er kwantitatief genoeg leraren zijn die kwalitatief aan de maat zijn.

Om hun eigen onlogische logica te gebruiken. Ik vrees dat het door hen gepropageerde en op verschillende momenten gestandaardiseerd te meten ‘vaardighedenonderwijs’ ook ‘bedorven waar’ is bij een kwalitatief en kwantitatief lerarentekort. De wetenschappelijke bewijzen worden daarvoor jaarlijks aangeleverd door de onderwijsinspectie en andere cijfers zoals: “Het aantal slecht lezende 15-jarigen in 2000 op 10 procent, inmiddels is dit percentage doorgegroeid naar 24,”  die de beide auteurs in hun artikel noemen. Dus toch maar inzetten op kwantitatief voldoende leerkrachten van kwaliteit.


[1] Hartmut Rosa, The uncontrollability of the world, pagina 67


Logica van de koude grond

“Je zou verwachten dat als een van de grootste nettobetalende leden van een vereniging vertrekt, de contributie aan het bestaande budget ook omlaag gaat.” Een zin uit een schrijven van Derk Jan Eppink op de site van Forum voor Democratie. De vereniging waarover Eppink schrijft is de Europese Unie en het nettobetalende lid dat vertrekt is Groot Brittannië. Ik moest toch even achter mij oren krabbelen toen ik dit las. Het vertrek van een lid moet ertoe leiden dat de contributie voor de andere leden omlaag gaat. Hoe zou de penningmeester van een amateurvoetbalclub dit zien?

De club heeft een aantal velden, kleedlokalen en een kantine die moeten worden onderhouden. Wellicht moet er nog een lening op die gebouwen worden afgelost. Ze moet betalen voor gas, water en licht, maar ook voor ballen en andere materialen. Dit alles wordt betaald uit de contributie die de leden betalen. Zouden die kosten dalen en dus de contributie kunnen worden verlaagd als er een lid vertrekt? Ik vrees eerder dat het omgekeerde het geval is. 

Nu is de Europese Unie een bijzondere vereniging. Zij probeert iedereen, ieder land en iedere streek binnen haar vereniging ‘op te stoten in de vaart der volkeren’ om het zo te noemen. De totale uitgaven voor dat ‘opstoten’, moeten worden betaald door alle leden. Dat gebeurt, door ieder land te laten bijdragen. Het ene gebied, Nederland bijvoorbeeld, is al verder ‘opgestoten’ dan het andere, bijvoorbeeld Roemenië. Dit betekent dat de Unie meer investeert in Roemenië dan in Nederland. Roemenië krijgt dan meer geld dan het bijdraagt en Nederland minder. Nederland is, zoals dat wordt genoemd, een ‘netto-betaler’, Roemenië een ‘netto-ontvanger’. Groot-Brittannië was ook zo’n ‘netto-betaler’ en die verlaat de club. Daarmee vervallen alle ‘investeringen’ van de Unie in Groot-Brittannië en ook de bijdrage van de Britten aan de Unie. Omdat de Britten een ‘netto-betaler’ zijn, ontstaat er een gat in de begroting van de Europese Unie. De vraag die Eppink helemaal buiten beschouwing laat, is de vraag achter het ‘netto-betalerschap’ Als ‘opstoten in de vaart der volkeren’ het doel is van de Unie, moeten we in Nederland dan niet blij zijn dat we ‘netto-betaler’ zijn? Dat betekent immers dat we het verst zijn ‘opgestoten’. 

Zou dat gat opgevuld kunnen worden door een verlaging van de contributie  voor de overige leden? Zoals iedere penningmeester van een vereniging weet, is het erg lastig om een tekort te dekken door de inkomsten te verlagen. Het enige wat er dan gebeurt is dat het tekort verder oploopt.

Het gat kan op drie manieren worden gedicht. Als eerste door in de uitgaven te snijden en de inkomsten gelijk te houden. Een eenvoudige en pijnloze manier van ‘snijden’ heeft de Unie al laten liggen. Namelijk het snijden in parlementsleden. De ‘stoeltjes’ die de Britten verlaten, worden verdeeld over de andere landen. Eppinks partij profiteert hiervan, ze krijgen er een stoeltje bij. Ware het niet dat die toevalt aan een aanhanger van ‘ketter’ Otten. Hierover heb ik geen partij gehoord. Snijden betekent dat er minder ‘opgestoten kan worden in de vaart der volkeren’. Als je dat rechtvaardig wilt doen dan snijd je in steun aan gebieden die het verst zijn ‘opgestoten’, bijvoorbeeld Nederland en ontzie je gebieden, zoals Roemenië die nog wel wat ‘opstoting’ kunnen gebruiken. Gevolg hiervan zal zijn dat de ‘netto-betalers’ nog grotere ‘netto-betalers’ zullen worden. De uitgaven aan de Unie blijven immers gelijk en de inkomsten uit de Unie dalen. De Roemenen zullen er niets van merken. Hun inkomsten en uitgaven blijven gelijk. 

De tweede manier om het gat te dichten is door, bij gelijkblijvende uitgaven, de inkomsten te verhogen. Ieder land betaalt dan meer contributie bij gelijkblijvende bijdragen uit de Unie. Nederland wordt ook dan een grotere ‘netto-betaler’. Roemenië betaalt meer contributie bij gelijkblijvende inkomsten uit de Unie. De pijn wordt op deze manier verdeeld over alle leden. De derde manier om uitgaven en inkomsten weer in evenwicht te brengen, is een combinatie van de eerste twee manieren. Ook in dat geval zal ‘netto-betaler’ Nederland meer gaan bijdragen. Welke variant het meest eerlijk en rechtvaardig is, laat ik graag aan anderen over. Helder mag zijn dat Nederland in alle drie de scenario’s meer moet betalen. Hoeveel meer, geen idee. 

Laten we blij zijn dat Eppink geen ‘penningmeester’ is. Wat meer zorgen baart, is dat dergelijke ‘logica van de koude grond’ er bij het Forum voor Democratie in lijkt te gaan als gods woord in een ouderling. 

Populisme is rationele irrationaliteit

Raad een getal in een reeks van 0 tot en met 100 zodanig dat je keuze zo veel mogelijk overeenkomt met twee derde van de gemiddelde gok van alle deelnemers aan deze wedstrijd.” Aan de hand van dit raadsel op pagina 229 legt Richard Thaler in zijn boek Misbehaving het functioneren van de financiële markten uit. Om te ‘verdienen’ op die markt moet je immers een inschatting maken van wat anderen op die markt gaan doen. Anderen die eenzelfde inschatting proberen te maken.

Bron: Pixabay

Thalers boek beschrijft de ‘opkomst en ontwikkeling’ van de gedragseconomie. Een economische discipline die eind vorige eeuw opkwam. Gedragseconomen kijken, net als psychologen naar het gedrag van mensen. Dat gedrag blijkt veel minder rationeel dan waarvan de toen gangbare economische theorie uitging. Die toen gangbare economische theorie is de nu nog steeds dominante neo-liberale. Een theorie die de mens ziet als een volkomen rationeel handelend mens. In  navolging van Thaler, voordat je verder leest, geef eerst eens antwoord op de vraag en om je op weg te helpen: “stel dat er drie spelers zijn die respectievelijk 20, 30 en 40 kiezen. De gemiddelde gok is dan 30 en twee derde daarvan is 20. Degene die 20 kiest, wint dus.”

Ik stel die vraag omdat ik me afvraag of populistische politici niet ook een dergelijke vraag gebruiken om zich te profileren. Die vraag zou dan luiden: ‘neem het standpunt van de gemiddelde Nederlander, overdrijf dat standpunt naar de jou gewenste kant en vent het uit’. Door die overdrijving wijk je af van het gangbare en dat genereert bijna automatisch aandacht. Nou ja afvragen, eigenlijk constateer ik dat het zo werkt.

Als dit naar alle kanten gebeurt, verandert er niets aan het gemiddelde standpunt. Als er naar maar één kant wordt overdreven, dan verschuift het gemiddelde standpunt naar die kant.  Nu zien we tegenwoordig populisme naar alle kanten. Kunnen we daaruit concluderen dat  de ‘schade’ dan meevalt omdat het gemiddelde standpunt niet verandert of is die conclusie voorbarig?

Daarvoor moeten we een stapje verder doorredeneren. Stel Jan ‘overdrijft’ naar ‘rechts’ en krijgt een groep mensen mee. Dan zitten er binnen die groep vast enkele mensen die ook een stuk van de cake willen en die overdrijven nog verder naar ‘rechts’. Dan moet Jan ook weer een stap zetten en eindigt de groep steeds verder ‘rechts’. Aan de andere kant ‘overdrijft ‘Piet’ naar links en daar gebeurt hetzelfde. Het resultaat mag dan zijn dat het standpunt van de gemiddelde Nederlander niet is gewijzigd, Er zijn echter wel steeds minder Nederlanders die zich in dat gemiddelde standpunt herkennen en die het kunnen en willen verdedigen. Dat lijkt mij problematisch.

Als ik naar de ontwikkelingen in onze samenleving kijk, dan zie ik dit patroon. Dan zie ik steeds meer extremen die steeds verder van elkaar afstaan en steeds minder ‘gemiddelden’. Extremen die elkaar steeds meer verketteren en ‘ontmenselijken’. Een zorgelijke ontwikkeling.

Een uitkomst die is te vergelijken met de uitkomst van het raadsel waarmee ik begon. Thaler gebruikt het raadsel om aan te tonen dat ‘beter inschatten’ dan anderen niet kan als iedereen rationeel handelt. Want als iedereen rationeel en logisch doorredeneert dan geeft iedereen het antwoord 0, het meest ‘extreme’ antwoord. Waarom? Als iedereen een willekeurig getal kiest, dan zal het gemiddelde 50 zijn. twee derde daarvan is 33. Dat is logisch en volledig rationele mensen zullen zo redeneren. Logisch doorredenerend zal iedereen dit concluderen en dan is het gemiddelde antwoord 33, twee derde van 33 is 22. Als iedereen volledig rationeel denkt, dan zal iedereen tot die conclusie komen en vervolgens weer rationeel en logisch concluderen dat het antwoord twee derde van 22 en dus 15 zou moeten zijn. Als je zo maar lang genoeg logisch doorredeneert dan kom je bij 0 uit. 

Een ontwikkeling waarop het begrip rationele irrationaliteit van John Cassidy van toepassing is. In zijn boek Wat als de markt faalt omschrijft hij op pagina 159 rationele irrationaliteit als: “Een situatie waarin handelen uit rationeel eigenbelang op de markt tot resultaten die maatschappelijk gezien irrationeel en inferieur zijn,” leidt. Als we dit vertalen naar het handelen van ‘Jan’ en ‘Piet’ dan willen zij gekozen worden en zoveel mogelijk invloed. Met dat in het achterhoofd is het rationeel om te kiezen voor ‘overdrijven’, voor populisme. Het resultaat ervan is een samenleving zonder ‘samen’. Zoals al gezegd een zorgelijke ontwikkeling. Bij deze ontwikkeling moet ik denken aan een parabel van de Chorekee-indiaan en zijn kleinzoon. De oude indiaan vertelde: ‘Er speelt zich een gevecht in mij af. Het is een gruwelijk gevecht tussen twee wolven. De een is slecht, boos, hebzuchtig, jaloers, arrogant en laf. De ander is goed – hij is gelukkig, rustig, liefdevol, aardig, hoopvol, bescheiden, gul, eerlijk en betrouwbaar. Deze wolven vechten ook in jou en in ieder ander persoon.’ Toen de kleinzoon daarop vroeg welke wolf er zou winnen, antwoordde de oude indiaan: ‘diegene die je voedt’. Worden er niet veel slechte wolven gevoed?


Paradoxen aan de keukentafel

Provincies moeten taken van gemeenten kunnen overnemen en sterke gemeenten moeten taken van provincies kunnen overnemen.” Daar kwam een toespraak van minister Ollongren op neer, zo lees ik op binnenlandsbestuur.nl. Zo zou een provincie zorgtaken van gemeenten kunnen overnemen. Dat was tegen het zere been van de Vlissingse wethouder Albert Vader zo is in een ander artikel op binnenlandsbestuur.nl te lezen. Alles is immers pas opgeschud en naar de gemeente gekomen en dat heeft: “tijd, rust en ruimte nodig om tot zijn recht te komen.” Daar heeft de wethouder een punt. Al maar het bed op blijven schudden maakt het lastig om erin te slapen. 

Toch maak ik me zorgen. Zorgen om de mechanische aanpak die ik bij veel gemeenten zie ook bij Vader. “Gemeenten krijgen steeds meer zicht en grip op de werkprocessen in de praktijk. Er worden lessen geleerd en verbeterslagen gemaakt om te komen tot een efficiënte aanpak.” Cruciaal bij de zorg voor en ondersteuning van mensen is de relatie met de mens achter de ‘hulpbehoevende’. Laat zo’n relatie zich vangen in een werkproces? 

Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is loketten.jpg
Bron:Flickr

Vorig jaar bracht het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken een jaarboek uit met als titel De verhuizing van de verzorgingsstaat . Het boek is gebaseerd op onderzoek naar de manier waarop gemeenten sinds 2015 invulling geven aan zorg en ondersteuning. Nabijheid wordt zo ongeveer gezien als de oplossing voor alles of zoals de auteurs het schrijven: “nabijheid is in beleidsteksten een wondermiddel voor ongeveer alles wat het beleid in het sociale domein zich heden ten dage ten doel stelt.” 

De onderzoekers constateren dat gemeenten ‘nabijheid’ centraal stellen en die nabijheid afzetten tegen de bureaucratische logica. Zij zien negen beloften van nabijheid. Allemaal beloften met haken en ogen. Als eerste de belofte dat nabijheid tot maatwerk leidt. De auteurs: “Maatwerk werd tot voor kort helemaal niet gekoppeld aan nabijheid; een voorwaarde voor maatwerk was discretionaire bevoegdheid.”

Als tweede: nabijheid leidt tot een betere aansluiting op de vraag. De auteurs hierover: “Voor een betere aansluiting op de vraag van burgers was evenmin nabijheid, en eerder kennis van gelijksoortige gevallen nodig. Die kennis werd verkregen via grootschalig onderzoek met abstrahering van individuele gevallen. Dat onderzoek leverde het bewijs voor de beste aansluiting van diensten op de vraag van burgers en maakte de dienstverlening evidence-based. Onderzoek vereiste objectiviteit, en dat vroeg om distantie. Nabijheid zou de blik maar beperken tot specifieke, moeilijk te generaliseren gevallen.”

Als derde leidt nabijheid tot vertrouwdheid en vertrouwen. Ook hier lag het tot voor kort anders: “Het fundament waarop de verzorgingsstaat sinds het eind van de Tweede Wereldoorlog tot in de jaren zeventig werd opgebouwd, was vertrouwen in anonieme structuren, die garandeerden dat mensen gelijk behandeld werden. Dat vertrouwen in anonieme structuren werd versterkt door een afkeer van intensieve bemoeienis door paternalistische professionals, die mensen thuis kwamen vertellen hoe zij hun leven moesten leiden. Vooral sinds de jaren zeventig wilde men af van afhankelijkheid van vertrouwensrelaties met professionals bij wie je in goede aarde moest vallen om een prettige behandeling te krijgen.”

Als vierde versterkt nabijheid het preventief werken. Dit: “betekende eerder ook niet de dienstverlening dicht bij individuele gevallen organiseren, maar op afstand collectieve, grootschalige oplossingen bedenken. Openbare gezondheidszorg die sinds de negentiende eeuw ontwikkeld werd bij- voorbeeld, was niet gebouwd op nabije hulp van de dominee of de dokter maar op anonieme, massale maatregelen als riolering, huisvesting, waterleiding en inentingen. Nabijheid associeerde men eerder met besmetting van ziekten. Preventie vereiste afstand houden van besmettingsbronnen zoals armoedige landlopers.” 

Ook zorgt nabijheid, zo luidt het huidige adagium, ervoor dat er integraler wordt gewerkt. Die integriteit: “vereiste eerder sturing op afstand,” zo dacht men tot voor kort. Afstand zo was nog geen twintig jaar geleden de gedachte, versterkt de regiefunctie. 

Dan vergroot, zo denkt men tegenwoordig, nabijheid de creativiteit. Nog niet zo lang geleden werd creativiteit gezien als: “resultaat van afzondering. Ruimte om na te denken, niet afgeleid door beslommeringen van cliënten en de waan van de dag.” 

De laatste ‘belofte’ van het huidige nabijheidsdenken is dat het tot efficiëntie leidt. Dit terwijl efficiëntie vroeger moest komen van: “afstandelijke burelen achter loketten, waar anonieme klerken hulpbehoeften zouden ordenen, stroomlijnen en van aanbod voorzien.” 

De auteurs concluderen: “de beloften van nabijheid worden nauwelijks beargumenteerd. Nabijheid wordt gepresenteerd als logisch en evident voor het bereiken van de doelen. In de recente geschiedenis van zorg en welzijn vond men voor dezelfde doelen afstand vaak een goede route.” Een verontrustende conclusie al hoeft die niet te verbazen. Al eerder schreef ik over de redeneringen achter de verschuiving van zorgtaken naar de gemeenten en dan vooral de aannames die erbij werden gedaan. Over de aanname achter de nabijheid. Nabijheid die moet worden bereikt met wijkteams. Wijkteams die de ‘oplossing voor alle ‘kwalen’ aan de ‘keukentafel’ verzinnen.

Bron: Flickr

Als we vervolgens kijken naar de manier waarop gemeenten het werk vormgeven dan vertoont dat zeer veel kenmerken van een bureaucratische logica: “zicht en grip op de werkprocessen.” Het enige wat er is veranderd is dat het loket is verplaatst naar die ‘keukentafel’. In de verhuizing van de verzorgingsstaat laten de auteurs zien tot welke paradoxale situaties die aannames aan die ‘keukentafel’ leiden.

Oud minister-president Drees sloot zijn verdediging van zijn ‘noodwet’ in de jaren vijftig met de hoop dat die zou uitgroeien: “tot een regeling, die vaste rechten geeft, vaste rechten, die een redelijk zelfstandig bestaan kunnen waarborgen.” Soortgelijke woorden sprak de koning uit in 2013 in de troonrede ter verdediging van de nieuwe manier van denken: “In deze tijd willen mensen hun eigen keuzes maken, hun eigen leven inrichten… .” Eenzelfde ‘verdediging’ voor een tegenovergestelde beweging. Dat paradoxale hoeft geen verrassing te zijn. Met eenzelfde logica het precies tegenovergestelde bereiken, moet wel tot een paradox leiden.


Feiten en meningen

“Ik vind dat leraren en politici moeten streven naar zorgvuldigheid. Het moet duidelijk zijn wanneer iets een mening is en wanneer iets een feit. In een opdracht voor leerlingen feiten en meningen met elkaar verweven vind ik onzorgvuldig.”

Een uitspraak van Karin den Heijer lerares wiskunde en bestuurslid bij Beter Onderwijs Nederland. Ik las dit in een artikel bij TPO. Den Heijer reageert hiermee op de commotie die ontstond toen docent Ivar Gierveld een schrijfopdracht over Thierry Baudet gaf aan zijn leerlingen. Baudet en zijn aanhangers reageerden als door een wesp gestoken op deze opdracht.

Feit en fictie

Illustratie: FOODISH.nl

Het gaat mij niet om Baudet en de commotie, maar om de bewering van Den Heijer. Laten we er eens een voorbeeld bij pakken. Gierveld schreef: “In zijn wereldbeeld is klimaatverandering een verzinsel.” Den Heijer geeft aan dat Baudet dit niet heeft beweerd, Gierveld verdraait de woorden van Baudet. Volgens haar zei Baudet: “Door bakken met geld te besteden aan het klimaat, blijft voor reëel en urgente zaken als armoedebestrijding minder over.” Als Baudet dit precies zo heeft gezegd, dan heeft hij inderdaad niet direct beweerd dat de klimaatverandering een verzinsel is. Maar wat zegt hij indirect? Baudet maakt een vergelijking en zet klimaatverandering af tegen armoedebestrijding. Armoedebestrijding noemt hij urgent en reëel. Mag je, omdat hij deze vergelijking zo maakt, dan niet concluderen dat Baudet klimaatverandering niet urgent en niet reëel en dus irreëel vindt? En van irreëel of onwerkelijk naar een verzinsel is slechts een kleine stap. Inderdaad heeft Baudet niet letterlijk gezegd dat klimaatverandering een verzinsel is. Op basis van logisch redeneren is dit wel een goede interpretatie van hetgeen hij heeft gezegd en is het daarmee niet veel meer dan een ‘mening’?

Feiten en meningen moeten volgens Den Heijer worden gescheiden anders ‘verdwalen’ de leerlingen. Alleen gebeurt dat in het ‘echte leven’ ook niet altijd. Met name in de politiek is zorgvuldigheid, waar Den Heijer voor pleit, vaak ver te zoeken. Kijk maar naar de commotie rond het Wetenschappelijk Onderzoek- en documentatiecentrum (WODC), dat politieke wensen ‘wetenschappelijk’ moest onderbouwen. Het leven zou inderdaad veel makkelijker zijn als feiten en meningen duidelijk van elkaar worden gescheiden.

Moeten we de scholieren en studenten niet opleiden voor het ‘echte leven’? Een leven waar feit en fictie door elkaar heen lopen? Waar je president van een groot land kunt worden door een feit als mening en een mening als feit te verkopen?

‘Echte vrouwen’

Voor de ‘redding van de wereld’ zouden vrouwen het voor het zeggen moeten krijgen. Dat is in het kort (en wellicht een klein beetje overdreven) wat de schrijfster van bijvoorbeeld Brokeback Mountain Annie Proulx in Trouw beweert. Op de vraag of vrouwen beter in staat zijn het evenwicht te bewaren en we dus beter vrouwelijke leiders kunnen kiezen antwoordt ze: “Vroeger (…) zou ik dat onzin hebben gevonden. Maar nu weet ik dat niet meer zo zeker. Vrouwen staan vanwege hun vermogen kinderen te baren dichter bij de natuur, ervaren de natuur anders dan mannen. Vrouwen weten van tuinieren en zaaien en laten groeien. Mannen leven in boardrooms en kantoren.”

tuinieren

Foto: Men’s Health

Laten we de twee argumenten van Proulx, kinderen kunnen krijgen en tuinieren, eens wat nader bekijken. Inderdaad is kinderen krijgen hard werken en vaak een pijnlijke ervaring.  De mannelijke kant van de ervaring is trouwens ook geen pretje, hulpeloos toezien hoe de natuur haar werk doet, je geliefde hard werkt en pijn leidt zonder dat je wat kunt doen. Dat ‘meepuffen’ klinkt leuk, maar voegt het echt wat toe? Die vrouwelijke ervaring wordt tegenwoordig vaak onderdrukt door medicatie. Wat maakt dat vrouwen, na het doorstaan van die ervaring, dichter bij de natuur staan? En wat is de relatie tussen die ervaring en het geschikter zijn van vrouwen als leiders?

Dan het tuinieren. Ik zal de laatste zijn om te beweren dat alle mannen iets weten van ‘zaaien en laten groeien’ en dat er vrouwen zijn die er ‘iets’ van weten. Ik ken echter veel vrouwen die er niets van weten, die hun ‘handen niet vuil’ durven te maken en bang zijn om een nagel te breken. Net zoals ik veel mannen ken die er heel veel van weten. En ook hier weer, wat maakt mensen die weten van ‘tuinieren’ tot betere leiders?

Als in een ‘kantoor wonende’ man kan ik u, mevrouw Proulx, meedelen dat ik er heel veel vrouwen tegenkom. Sterker nog, in de sector waarin ik werk, kom ik meer vrouwen dan mannen tegen.

Beste mevrouw Proulx, u mag best vinden dat vrouwen geschikter zijn als leiders. Uw onderbouwing van deze mening blinkt uit door een gebrek aan deugdelijke bewijsvoering en een overdaad aan generalisaties. Het antwoord dat u geeft als de interviewer verwijst naar leiders als Thatcher, May, Clinton en Merkel, maakt uw argumentatie er trouwens niet sterker op. U serveert hen af met “Die zijn opzettelijk blind.” Het zijn dus eigenlijk geen ‘echte’ vrouwen.

Logica van de koude grond

Bij Trouw een kritisch artikel over de zorg voor onze kinderen. Sinds 2015 zijn de gemeenten hiervoor verantwoordelijk en verschillende belangenorganisaties hangen de kat de bel aan. Gemeenten maken er een potje van en steken: “vooral veel tijd en geld in randzaken en controle, oftewel bureaucratie.”  De belangenorganisaties krijgen bijval van kinderombudsman Margrite Kalverboer die een flinke toename ziet van crisisplaatsingen in de gesloten jeugdzorg en onder toezichtstellingen. Volgens Kalverboer is dit een gevolg van bezuinigingen die aanbieders dwingen om voor lagere prijzen te werken. Vreemd is dan wel dat die bezuinigingen juist tot hogere zorguitgaven leiden. Een gesloten plaatsing van een kind is immers een van de duurste vormen van jeugdzorg.

logica

Daar wil ik het echter niet over hebben. Waar ik het over wil hebben is de logica achter de decentralisatie van de jeugdzorg naar de gemeente. Al eerder schreef ik dat die decentralisatie is gebaseerd op aannames, deze keer over een bijzondere vorm van logica.

Vóór 2015 waren de verantwoordelijkheden verdeeld onder gemeenten de provincies, de ministeries van Veiligheid en  Justitie en Volksgezondheid Welzijn en Sport en de zorgverzekeraars. Dit zorgde voor verdeelde verantwoordelijkheden en gecompliceerde, uit achttien stromen bestaande financiering. De Kamerwerkgroep Toekomstverkenning Jeugdzorg  rapporteerde in 2010 over stand van zaken in de jeugdzorg en deed aanbevelingen. een van die aanbevelingen luidde: “Er moet één financieringsstroom komen voor het huidige preventieve beleid, de huidige vrijwillige provinciale jeugdzorg, de jeugd LVG en jeugd GGZ. De komende jaren moeten worden benut om de gescheiden geldstromen te bundelen. De werkgroep realiseert zich dat het bijeenbrengen van de financieringsstromen voor de verschillende sectoren geen sinecure zal zijn, maar acht dit desalniettemin van groot belang.” In eenvoudig Nederlands staat hier: er moet één opdrachtgever zijn, één baas.

Eén overheid moest verantwoordelijk worden en dat werd de gemeente, de overheid die het ‘dichtst bij de burger staat’ want die zou dat het beste op maat kunnen doen, de aanname waarover ik al eerder schreef. En iedere gemeente kreeg grote vrijheid bij het inrichten van die zorg. Maar, zijn er in Nederland niet ongeveer driehonderdtachtig van die overheden? Werd zo achttien niet één maar driehonderdtachtig financiële stromen, opdrachtgevers, inkopers, administratiekantoren en werkwijzen? Welke logica hanteerde de wetgever?

‘Terreurorganisaties’

Bij de Correspondent een gesprek dat Thomas Vanheste voerde met de Belgische Hoogleraar Dries Lesage. Een gesprek over het boek Wat u niet mag weten over Turkije van Lesage waarin hij ervoor pleit om op een andere manier naar Turkije te kijken, “Want door al onze pijlen op Erdogan te richten en zijn tegenstanders wit te wassen, voeden we het Turkse ressentiment jegens het Westen en zorgen we dat Turkije van ons afdrijft.” In dit artikel wordt ook gesproken over ‘terreurorganisaties’ als de PKK.

Terreurorganisatie, dat stempel krijg je en dan mag je met alle geweld en middelen worden bestreden. Is iets als terrorisme bestempelen niet afhankelijk van je perspectief? Zo woedde er in de jaren tachtig in Nicaragua een strijd tussen de Sandinistische regering en de Contra’s. Met de woorden van nu zou de Sandinistische regering de Contra’s terroristen noemen. ‘The Great Communicator’, de Amerikaanse president Reagan, noemde ze ‘freedom fighters’. Dezelfde mensen vanuit twee invalshoeken op een tegengestelde manier geframed.

sloterdijk

Het boek Sferen. Schuim van Peter Sloterdijk dat ik recent las, bood een andere kijk op terrorisme. Volgens Sloterdijk is de grondgedachte van terreur: “dat niet meer op het lichaam van de vijand werd gemikt maar op zijn omgeving, zijn milieu.”  Terrorisme is: “geen tegenstander, maar een modus operandi, een strijdmethode is, die in de regel door beide partijen in een conflict wordt gehanteerd.” Terrorisme maakt “… een einde aan het onderscheid tussen geweld tegen personen en geweld tegen zaken in de omgeving van die personen: het is geweld tegen die mensen-omgevende ‘zaken’ zonder welke de personen geen personen kunnen blijven.” Terrorisme begint niet met een aanslag: “maar veeleer met de bereidheid en de wil ven de strijdende partijen om op een groter slagveld te opereren.” Slagveld is hierbij niet alleen geografisch bedoeld, het bevat alles wat voor het leven noodzakelijk is.

Heeft Sloterdijk niet een punt? En wordt dat slagveld waarop wordt geterroriseerd niet steeds groter? Wat is ‘digitale oorlogsvoering’ anders dan ‘geweld tegen ‘mensen omgevende zaken’? De cyberaanval op op Amerikaanse kiesregisters en mailboxen een daad van terrorisme, net als digitale aanvallen op nucleaire installaties in Iran?

Bedienen landen zich in de ‘War on Terror’ die ik al eerder dwaasheid noemde, niet van terroristische methoden? Behoren zij daarmee niet ook tot de terreurorganisaties?