Geheime complotten

Complotten, samenzweringen veel mensen zien ze overal. In Nederland is het ‘geloof in een links complot’ groot. Onderzoeker Robert Grimes heeft onderzoek gedaan naar complotten en vooral naar hun houdbaarheid.

complotIllustratie: complotdenken.wordpress.com

Geheel volgens verwachting vraagt een complot dat lang verborgen moet blijven om weinig mensen die ervan weten. Wil je dat je geheim vijf jaar houdt, dan moet je het aan niet meer dan 2.531 mensen vertellen. Bij een geheim dat het honderd jaar moet uithouden, moeten niet meer dan 125 mensen betrokken zijn. Grimes komt tot deze cijfers op basis van populaire voorbeelden zoals de maanlanding.

Ik moest aan dit onderzoek denken toen ik las dat in Turkije weer 50.000 ambtenaren op non actief waren gezet vanwege de mislukte staatsgreep van juli. Daarmee zijn er in totaal al 130.000 ambtenaren ontslagen en zijn hun diploma’s ingenomen. En dan betreft het nog alleen maar ambtenaren en alleen maar in Turkije. In de beeldvorming in de media lijkt het alsof de Turkse regering iedere ‘aanhanger’ van Gülen verdenkt van betrokkenheid. Dan hebben we het over miljoenen mensen.

Als je zoveel mensen ontslaat en van alles uitsluit, dan moet je toch enig bewijs tegen ieder van hen hebben.Zoveel mensen die ‘betrokken’ zouden zijn bij de couppoging. En een coup pleeg je niet van vandaag op morgen, die vraagt om een flinke voorbereidingstijd dan kom je er niet met een weekje. Zeker niet met zoveel mensen die erbij betrokken zijn.

Gezien het grote aantal betrokken mensen komt de vraag op hoe het komt dat er uberhaupt een coup is gepleegd? Had die niet al uitgelekt moeten zijn voordat hij plaatsvond? Wellicht is de coup uitgelekt voordat hij plaatsvond en heeft de Turkse regering hem plaatslaten vinden om nu de teugels aan te trekken?

Nee, dat is denken in complotten. Want zouden er ook bij dat complot zouden niet zoveel mensen betrokken moeten zijn, dat het, volgens het onderzoek van Grimes, al zo ongeveer uit had moeten komen?

Jonge ambtenaren, een wondermiddel

De lat voor jongeren die ambtenaar worden, ligt hoog. “Wij geloven in het talent en de competenties van jong talent, die goed passen bij de uitdagingen van nu. Met een ondernemende, omgevingsbewuste en integrale manier van werken, stellen zij het doel centraal en maken ze de weg vrij voor innovatieve en nieuwe samenwerkingsvormen die nodig zijn om ook in de toekomst maatschappelijke meerwaarde te creëren.”  Dit valt te lezen in de uitnodiging voor een congres georganiseerd door JSConsultancy.

jonge ambtenaar

Foto: www.jsconsultancy.nl

Inderdaad worden veel positieve eigenschappen toegeschreven aan de jeugd: daadkracht, dynamiek, doorzettingsvermogen, enthousiasme, vernieuwingsdrang en nog veel meer met als uitsmijter: wie de jeugd heeft, heeft de toekomst. In zijn boek De Cultuur van het nieuwe kapitalisme  noemt Richard Sennett dit type medewerker de rebel. Dus haal die jeugd maar binnen!

Maar toch. Zijn we niet allemaal jong geweest? Werden aan ons toen niet diezelfde eigenschappen toegeschreven? Een van mijn leidinggevenden noemde mij toen ik al veertig was nog steeds puppy. En als je mij vraagt hoe oud ik ben dan antwoord ik dat ik voor de drieëndertigste keer achttien ben geworden. Daarmee wil ik zeggen dat ik nog steeds dezelfde eigenschappen heb als toen ik voor de eerste keer achttien werd. Toen was ik een creatieve, vernieuwende vrijdenker en dat ben ik nu nog steeds. Wel merk je door de jaren ervaring dat enthousiasme op muren botst. Dat vernieuwingsdrang smoort tussen de wielen van behoudzucht. Muren en wielen die worden gebouwd en onderhouden door mensen met andere eigenschappen en die eigenschappen zitten zeker niet alleen in ouderen, die zijn ook jongeren niet vreemd.

Die zo ‘gewenste, bij de uitdagingen van nu passende eigenschappen zijn ook bij mensen van de ‘oudere generaties’ aanwezig. Aanwezig maar wellicht gesmoord. Zou een eerste stap niet moeten zijn om voor huidige medewerkers met de gewenste eigenschappen ‘de muur weg te halen’ en ze ‘tussen de wielen’ uit te trekken? Zouden deze medewerkers een goede ‘brug’ zijn bij het aantrekken van jeugdigen met de gewenste eigenschappen? Zou dat niet de inspiratie, het enthousiasme en de vernieuwingsdrang van zowel jong als oud versterken?

Lopen we, als we dat niet eerst doen, het risico dat de jeugdigen tegen dezelfde muren aanlopen en tussen dezelfde wielen worden vermalen? Zeker omdat die ‘rebel’ in onderzoeken naar jonge werknemers wordt gelogenstraft, aldus Sennett: “… omdat zij geen ervaring of status in het bedrijf hebben, zijn zij meestal voorzichtig en als de omstandigheden op het werk hun niet bevallen, zullen ze eerder vertrekken dan in opstand komen, een mogelijkheid die zij kunnen benutten omdat de jongeren minder maatschappelijke en gezinslasten met zich meedragen.”

Zelfredzame overheid

Zelfredzaamheid. Een woord dat tegenwoordig een centrale rol vervult in overheidsland. We zijn een ‘participatiesamenleving’ een samenleving waarin iedereen meedoet en zichzelf moet redden. Eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid zijn woorden die hierin centraal staan. Zijn er ook samenlevingen waarin niet iedereen meedoet? Dat er aan die zelfredzaamheid het een en ander schort blijkt uit de vele mensen die aanspraak maken op de schuldhulpverlening. In een artikel in de Volkskrant pleit WRR-onderzoeker Will Tiemeijer voor overheidsbeleid dat rekening houdt met  mensen die niet aan de: “veel te hoge verwachtingen heeft van de financiële zelfredzaamheid van mensen,” die de overheid heeft, voldoen.

Sennett

Een prachtig woord zelfredzaam, wie wil het niet zijn? Wie wil er afhankelijk zijn van de goedertierenheid van anderen? Net zoals eigen verantwoordelijkheid, wil er niet zelf verantwoordelijk zijn? Toch wringt er iets.

Laatst las ik het boek De cultuur van het nieuwe kapitalisme van Richard Sennett weer eens. Een boek waarin Sennett, zoals de achterkaft vermeldt: “een haarscherp en genadeloos beeld (geeft) van hoe de nieuwe economie ingrijpt in ons dagelijks leven.” Hij beschrijft hoe bedrijven veel verwachten van hun medewerkers. Werk is gefragmenteerd, veel losstaande activiteiten en dat vraagt veel van medewerkers. De bedrijven verwachten ‘zelfdiscipline zonder afhankelijkheid’. Klinkt dat niet verdacht naar ‘zelfredzaamheid’ en ‘eigen verantwoordelijkheid’? De cultuur van ‘het nieuwe kapitalisme’ is ook de cultuur achter het overheidsbeleid.

Sennett ziet een risico en waarschuwt op pagina 52: “Maar het is helemaal niet zo onschuldig de zelfredzaamheid te prijzen. Het bedrijf hoeft dan niet meer na te denken over zijn eigen verantwoordelijkheid jegens de werknemer.” Cru geformuleerd, de bedrijven nemen hun ‘eigen verantwoordelijkheid’ niet. Zou dat dan ook opgaan voor de overheid? Neemt de overheid haar verantwoordelijkheid in onvoldoende mate en is zij daarom niet zelfredzaam? Een interessante vraag.

In de retoriek legt de overheid de nadruk op wat zij van de burgers verwacht. Net zoals de bedrijven aangeven wat zij van werknemers verwachten. Zou de overheid niet haar verantwoordelijkheid moeten nemen en zelfredzaamheid moeten tonen door duidelijk aan te geven wat zij doet en wat de burgers van haar kunnen verwachten?

Om John F. Kennedy te parafraseren: “Ask not what your citizens can do for you, but what you do for your citizens!”

Nabij en toch veraf

Uit de vele aanbiedingen van telecombedrijven kiezen, is lastig. Als je eenmaal hebt gekozen en een abonnement hebt afgesloten, dan loopt dat ‘eeuwig’ door. Als je er vanaf wil, moet je het zelf opzeggen en dat moet je tijdig doen. Hiervan zou je willen dat het bedrijf je een bericht zou sturen dat het abonnement op het punt staat af te lopen, alleen dat gebeurt nooit. Er zijn echter ook zaken waarvan je zou hopen dat ze ‘eeuwig’ door zouden lopen, maar je moet ze ieder jaar weer aanvragen en hierbij moet je je hele ‘hebben en houwen’ weer vertellen.

NabijheidFoto: www.demos.be

In die laatste categorie valt het relaas van een vriendin in mijn woonplaats Venlo. Haar dochter is geboren met een beperking, een vorm van autisme, en zal die het hele leven hebben. Hierdoor zal haar dochter nooit zelfstandig kunnen wonen laat staan werken. Zij wil zoveel mogelijk zelf voor haar dochter zorgen, maar dat kan alleen met aanvullende ondersteuning van de gemeente (vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning). Hiervoor moet zij ieder jaar weer een aanvraag indienen en steeds dezelfde vragen beantwoorden. Waarom? Het zou plotseling eens beter kunnen gaan met haar dochter, waardoor er minder zorg nodig is? Dat beter laten gaan, is de afgelopen 22 jaar niet gelukt en deskundigen geven aan dat dit er ook niet inzit.

Iedere keer weer moet ze haar hele verhaal doen. Moet ze uitleggen dat ze zelf voor haar dochter wil zorgen en dat daarvoor wat ondersteuning nodig is die ze zelf niet kan betalen van haar kleine baantje van 14 uur. Dan op verwijtende toon de vraag: je kunt toch best meer dan 14 uur werken? Ja, dat kan, maar dan moet ze ondersteuning inhuren voor haar dochter, ondersteuning die dan wel door de gemeente betaald wordt. Ondersteuning die best €60 per uur mag kosten. In dat uur kan zij dan aan de slag en €15 verdienen???

Het was toch de bedoeling maatwerk te leveren? Om zorg dichtbij te organiseren, dat zou goedkoper zijn? Om samen met de zorgvrager en zijn omgeving te zoeken naar maatwerk? Maatwerk zo licht als kan en zo zwaar als nodig? Maatwerk met een minimum aan bureaucratische rompslomp? De professional moest immers, niet gehinderd door regels, de ruimte krijgen ?

De gemeente zou dat het beste kunnen regelen, zo werd aangenomen. Het beste omdat die het dichtst bij de burger staat. Hoe veraf is nabij? Wellicht kan de gemeente Venlo haar licht eens gaan opsteken bij een Telecombedrijf.

Gouden Dwangbuis

Economie in het algemeen en de ‘vrije markt’ in het bijzonder, spelen tegenwoordig een zeer belangrijke rol in het tegenwoordig dominante, neoliberale denken. Te belangrijk? Dat was de vraag die gisteren centraal stond. Vandaag de rol van de overheid, een rol die volgens dit neoliberale denken beperkt moet zijn. De politiek econoom Dani Rodrik denkt daar heel anders over. In zijn boek The Glabalization Paradox. Democracy and the future of the world. Een interessant boek, zeker met het oog op toekomstige samenwerking binnen de Europese Unie. Neoliberalen geloven in de kracht van de markt. Volgens Rodrik kan een sterke markt niet zonder een sterke overheid: “This need for expansion isn’t just because governments are necessary to establish peace and security, protect property rights, enforce contracts, and manage de macroeconomy. It is also because they are needed to preserve the legitemacy of markets by protecting people from risks and insecurities markets bring with them.” Sociale wetgeving en zekerheden voor mensen zijn volgens Rodrik de andere kant van de medaille van een open economie en worden die niet juist afgebroken en ondermijnd?

globalization_paradox_cover

Illustratie: www.salon.com

Rodrik signaleert een spanningsveld, een Political Trilemma of te World economy, zoals hij het noemt en dat ziet er als volgt uit:

Rodrik 2

De economieën van landen zijn via de wereldmarkt steeds meer met elkaar verbonden. Handel levert welvaart op en hoe minder kosten ermee zijn gemoeid (handelsbelemmeringen), hoe meer welvaart het oplevert. Daarom zijn er diverse vrijhandelsverdragen afgesloten. Hoe meer van dergelijke afspraken en hoe opener een land zich hierin opstelt, hoe aantrekkelijker het is voor bedrijven. Rodrik noemt dit ‘hyperglobalisatie’. Een nieuwe vorm van globalisatie waarbij het managen van de binnenlandse economie ondergeschikt is aan de internationale handel en de kapitaalmarkt. Een ontwikkeling die zijn aanvang neemt met het liberaliseren van de kapitaalmarkt in het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw en de oprichting van de WTO.

De keerzijde hiervan is dat de welvaart die een gevolg is van deze vrijhandel, scheef wordt verdeeld. Die nadelen zijn minder werk, lagere salarissen, afbrokkelende sociale zekerheid en grotere onzekerheid voor werknemers. Ontwikkelingen die worden verkocht door ze in een positief ‘frame’ te plaatsten. Zo worden de toenemende onzekerheden voor werknemers verkocht met de term ‘flexibilisering van de arbeidsmarkt’, wie wil er immers star worden genoemd. De afbraak van de sociale zekerheid wordt modernisering genoemd. Ook hier weer: wie wil van het tegenovergestelde (ouderwets) worden beschuldigd. De neoliberalen blinken uit in het gebruik van taal en het gebruik van framing. Door diezelfde internationale handelsverdragen nemen de mogelijkheden van landen om mensen te beschermen af. Dit terwijl die landen onder democratische druk worden gezet door de bevolking om die bescherming wel te leveren en aan de andere kant door de multinationals onder druk worden gezet om nog meer belemmeringen weg te nemen. We moeten kiezen tussen twee van de drie hoekpunten. Alle drie is, volgens Rodrik, niet mogelijk.

Het opheffen van de natiestaten is iets wat de komende decennia nog niet zal gebeuren. Daarvoor zijn de tegenstellingen en verschillen te groot. Een wereldregering zou betekenen dat er iets van een universele beschaving zou moeten ontstaan en dit is voorlopig een illusie. Gezien de culturele verschillen tussen de diverse beschavingen mag geconcludeerd worden dat een ‘wereldregering’ voorlopig een utopie zal blijven. Als we al zien hoeveel moeite het in Europa kost om intensiever samen te werken tussen een beperkt aantal landen met een min of meer vergelijkbare cultuur dan is een wereldregering op basis van een uniforme cultuur werkelijk enkele bruggen te ver. De natiestaat blijft daarmee een gegeven en een soort wereldregering op democratische leest zit er nog lang niet in.

Daarmee staat één hoekpunt vast (de natiestaat) en valt een manier om de globalisering te beheersen af (de wereldregering). Kiezen voor hyperglobalisatie betekent dat alles in het teken komt te staan van het wegnemen van beperkingen voor de handel en het bedrijfsleven. De spiegel hiervan is dat de bevolking vol in de wind komt te staan omdat dit betekent dat alle bescherming (sociale wetgeving, ontslagrecht etcetera) zullen worden afgeschaft. Dergelijke arrangementen werken immers kostenverhogend en bemoeilijken dus de vrije handel en de concurrentie. Of zoals Rodrik het beschrijf: “In this world, governments persue policies that they believe will earn them market confidence and attract trade and capital inflows: tight money, small government, low taxes, flexibel labor markets, deregulation, privatization, and openness all arround.”  De ‘Gouden Dwangbuis’ noemt Rodrik dit. De markt heerst en regeringen van de natiestaten kunnen niets anders doen dan aan de wensen van de markt tegemoetkomen. Dit betekent het opgeven van de democratische politiek. De wens van het volk is immers ondergeschikt aan de economische vrijheid.

Een tweede mogelijkheid is wat Rodrik het ‘Breton Woods compromie’ noemt.  Afspraken die gelijkenis vertonen met de wereld van de eerste dertig jaar na de Tweede Wereldoorlog. De periode waar individuele landen veel mogelijkheden hadden om hun economie te sturen en hun bedrijven en inwoners, indien nodig, te beschermen tegen buitenlandse concurrentie. Dit betekent de ‘macht’ terughalen van internationale organisaties als de Wereld Handelsorganisatie (WTO) naar de landen en alleen die handelsverdragen handhaven die gunstig zijn voor alle betrokken partijen. Dus het herzien van de bestaande handelsverdragen. Nu zullen economen, vooral van het neoliberale soort, tegenwerpen dat dit de economie in het algemeen en de economische groei in het bijzonder, schade toe brengt. Afgezien van de vraag of het noodzakelijk is dat een economie in het algemeen moet groeien, blijkt uit een vergelijking van de groei in het Bretton Woods tijdperk en de periode erna (de neoliberale periode) zien, dat de economie in de Bretton Woods periode sneller groeide dan de periode erna. Dit wil niet zeggen dat natiestaten niet intensief kunnen samenwerken zoals in Europa in de Europese Unie. Hierbij moeten de landen individueel maar zeker ook samen ervoor waken om niet aan de leiband van de markt te lopen.

Als we eens door deze bril naar de huidige problemen in de Europese Unie kijken, problemen die door de Brexit zeer actueel zijn. Vertoont het beleid van de EU dan gelijkenissen met een ‘Gouden Dwangbuis’? Is die ‘Gouden Dwangbuis’ niet op de muur van de Britse ‘democratische politiek’ gelopen? En met het ‘associatieverdrag-referendum’ eerder dit jaar ook al in Nederland? Zou dit een roep kunnen zijn om een sterke overheid die er voor haar inwoners is? Die voor bescherming biedt tegen ‘tegenwind’ als verlies van inkomen, arbeidsongeschiktheid, ziekte enzovoorts? Een sterke overheid als sterke en krachtige tegenspeler van de markt en die vooral oog heeft voor de ‘ongelukkigen’?

Een brug te ver?

Venlo is momenteel ‘in de ban van een kabelbaan’. Wat is er aan de hand? Tegenover het centrum van de stad, aan de overkant van de Maas ligt een het ‘kazerneterrein’. Een ‘campusachtig’ terrein met gebouwen die deels een monumentenstatus hebben. Onder het terrein, en al deels blootgelegd, ligt een nog monumentaler oud Spaans fort uit de zeventiende eeuw.

Fort sint michielIllustratie: www.l1.nl

Dit terrein krijgt een nieuwe bestemming: “Over enkele jaren zal er een ontspannen, maar ook bedrijvige sfeer hangen in het KazerneKwartier, met voor ieder wat wils. In een parkachtige setting maak je een wandeltochtje rondom de grachten en muren van het mooie Fort Sint Michiel waarna je een lekkere picknick hebt met zicht op de prachtige Maas. De kinderen ravotten, en hebben plezier van al hetgeen er te doen is. Of je ligt heerlijk met vrienden in het gras, genietend van een ijsje en het ruisen van de bomen,” in goed Nederlands Leisure and Pleisure genoemd. Winkeliers in de Venlose binnenstad zien die plannen ook zitten als er maar een ‘goede’ verbinding komt met de binnenstad. Dan komen die vele bezoekers wellicht ook even winkelen. Nu kun je het terrein via het fietspad langs de spoorbrug bereiken of per auto, fiets en te voet via de stadsbrug. Beide bruggen liggen direct naast elkaar en raken de zuidkant van zowel het stadscentrum als het kazerneterrein. Een eenvoudige en zeer goedkope oplossing zou zijn, het fietspad langs de spoorbrug, die het dichts bij beiden ligt, ‘om te bestemmen’ tot een voetgangersbrug.

Maar nee, dat is niet genoeg. Er moet een nieuwe verbinding komen. Een derde brug op steenworp afstand of: een kabelbaan. Een leuk en nieuw idee, vele steden hebben mooie bruggen, daarmee kun je je niet onderscheiden, een kabelbaan wel. De gemeenteraad is in meerderheid voor een kabelbaan. Een belangrijk argument voor de kabelbaan is dat je die kunt exploiteren en als het goed gaat kan ze zichzelf zo betalen. Dat kan met een brug niet. Die ligt er en dan kan iedereen erover.

Waarom zou je een brug niet kunnen exploiteren? Noem het een tolbrug, tolwegen zijn er al en als het met een weg kan, waarom dan niet ook met een brug? Probleem is dan alleen dat de twee andere bruggen gratis zijn. Bij een kabelbaan ligt dat anders, dat is een attractie en daarvoor wordt wel betaald, zo is de redenering. Als bezoeker van het ‘leisure and pleisure park’ kun je gratis mee, als je tenminste met de auto komt en een parkeerkaartje koopt, zo is de idee.

Waarom zou je de kabelbaan moeten ‘exploiteren’? Waarom niet ‘gratis’? Scheelt kassapersoneel en infrastructuur, maakt de attractie, de stad en het ‘leisure and pleisure park’ nog aantrekkelijker. Natuurlijk is niets gratis, maar als je het voor een doelgroep verstopt in het parkeertarief, waarom dan niet een halve euro ‘opcenten’ op alle parkeertarieven? In een kleine verhoging van pecariobelasting, dan betalen degenen die profiteren, de winkeliers en horeca? Of is dat een brug te ver?

James Bond in de bus

Volkskrantverslaggever Toine Heijmans is een dagje meegereisd met de bus in Almere en doet daarvan verslag. Dit naar aanleiding van de recente problemen aldaar. Hij spreekt met de ervaren buschauffeur Bert Groot. Bert chauffeert als zesendertig jaar en geeft aan waar en hoe het fout is gegaan: “Het is begonnen met de aanbesteding van het stadsvervoer in 2003, zegt Bert. Marktwerking. Sindsdien heersen de spreadsheets. Connexxion baat de buslijnen uit, de gemeente houdt rigoureus toezicht: ‘komt er een mannetje met een blokje hout van tien centimeter breed meten of mijn banden dicht genoeg bij de stoeprand van de halte staan. Bij meer dan tien centimeter krijgt Connexxion een boete. Overal krijgen ze boetes voor, per jaar een half miljoen.”

OPENBAAR VERVOER-BUS-AMSTERDAM-CS

Foto: www.refdag.nl

Op tijd rijden is heilig, aldus Bert en daarom wordt er met een ‘open instap’ gewerkt: alle deuren open en instappen maar. Hierdoor rijdt officieel dertig procent zwart, Volgens Bert eerder zestig. Gevolg is ook dat service een ondergeschoven kindje is. Niet bij Bert overigens, maar wel bij zijn vele flex-collega’s die, door precies volgens de richtlijnen te handelen, hopen op een vaste baan. Te vergeefse hoop, volgens Bert.

Marktwerking, de successtory die in de jaren negentig haar aanvang nam en waaraan alles ondergeschikt gemaakt moest worden. De markt zou het klantvriendelijker, efficiënter en goedkoper maken. Besteed diensten als openbaar vervoer, zorg, energie, welzijn en vele andere aan en de markt zal haar heilzame werking doen. Hoe kun je echter een bus die van Venlo naar Nijmegen moet rijden, efficiënter en goedkoper laten rijden? Ligt de maximumsnelheid niet vast? Kan de afstand worden verkleind? Liggen de haltes niet vast. Zijn de strakke tijdsschema’s waaraan Bert zich moet houden niet een illusie? Is de verkeersdrukte te beïnvloeden? Is de prijs niet alleen te beïnvloeden door op de salarissen van de chauffeurs te beknibbelen, de ‘flex-collega’s van Bert? Op een markt heb je keus, Je koopt je boodschappen bij Plus Benders, bij Appie of de Aldi. Welke keuze heeft de busreiziger in Berts Almere? De bus van Connexion die de openbare aanbesteding heeft gewonnen. Aanbestedingen die veel tijd en geld kosten, voor bureaucratie zorgen maar wat verandert er voor de reiziger? De bus blijft de bus welke kleur ze ook heeft.

Wat zou er gebeuren als de ‘markt’ uit het openbaar vervoer wordt gegooid en niet alleen uit het openbaar vervoer? En wat zou er gebeuren als we het gratis maken? Als we Bert mogen geloven, betaalt de belastingbetaler toch al zestig procent van de kaartjes. Zouden die overige veertig niet te betalen zijn uit de bureaucratie die dan wordt bespaard? Uit de uitgespaarde vernielingen en de uitgespaarde Mysteryguest? Zo’n James Bond, aldus Bert, die achter een krant stiekem zijn beoordelingsformulier zit in te vullen.

Paradoxale economie

Een paar jaar geleden gaf een Nederlandse politieke partij (de PVV) een ‘gerenommeerd onderzoeksbureau’ de opdracht om uit te zoeken wat het effect zou zijn als Nederland de Europese Unie  (EU) zou verlaten. In het kort was de conclusie: Nederland is economisch, politiek en maatschappelijk gezien, beter af bij het verlaten van de EU.

monopolieIllustratie: www.favrify.com

Nu heeft ons gerenommeerde Nederlandse Centraal Planbureau (CPB) onderzoek gedaan naar de effecten van een uittreden uit de EU van Groot Brittannië voor de Nederlandse economie. Conclusie in de Volkskrant: “De kosten van een Brexit – het uittreden van Groot-Brittannië uit de EU – kunnen oplopen tot 1.000 euro per Nederlander.” Dit wordt veroorzaakt door een vermindering van de handel, de innovatie en productiviteitsstijging. Alle EU-landen ondervinden economische nadelen van het uittreden van de Britten, Nederland na de Ieren en de Maltezers het meeste.

Zou de conclusie zijn dat uittreden winst oplevert en het verlies bij de achterblijvers terecht komt? Dan zou handel een ‘zero sum game’ zijn, de winst van de een is het verlies van de ander. Maar hoe is dat te rijmen met de economische theorie dat vrijhandel voor beide partijen tot winst leidt, een ‘win-win game’? Een Brexit belemmert handel tussen de Britten en de EU-landen. Het inrichten van handelsbelemmeringen zou dan een ‘lose-lose game zijn. Dan moeten de Britten, net als de andere EU-landen, ook verliezen.

Als dat het geval is, hoe kan het dan dat Nederland er, volgens het ‘PVV-onderzoek’ na het uittreden uit de EU op vooruitgaat? Dat is in het vrijhandelsdenken onmogelijk. Meer vrijhandel is win-win voor alle partijen. Het uittreden van Nederland betekent minder vrije handel en dus zouden alle betrokken partijen in meer of mindere mate moeten verliezen. Bij uittreden winnen kan immers alleen bij een ‘zero sum game’. 

Als de EU werkelijk een ‘zero sum game’ is, waarom stappen dan niet alle landen eruit? Maar wacht eens, als ze er allemaal tegelijk uitstappen, wie wint en wie verliest er dan? Als de EU een economische ‘zero sum game’  is, waarom zouden landen er dan lid van zijn geworden en willen er nog steeds landen bijhoren? Waarom dan steeds verdergaande vrijhandelsverdragen afsluiten zoals TTIP? Toetreden levert je dan immers economisch verlies op.

Of slaat een van de twee gerenommeerde onderzoeksbureaus de plank mis? Welk bureau? Dat zullen we weten als de Britten werkelijk besluiten om de EU te verlaten.

Economie volgens Van Klaveren (7 van 7)

Vandaag het zevende en laatste deel uit de reeks van artikelen over de economische visie die Joram van Klaveren bij The PostOnline verkondigde.

Alles van waarde is weerloos

“Klaver (Jesse Klaver) stelt dat veel wat van waarde is geen prijs heeft, en noemt vrije tijd, kunst en zeggenschap als voorbeelden. Maar alles heeft een prijs. Ook de genoemde zaken. Dit is echter helemaal niet negatief. De wetenschap dat ook deze zaken zijn uit te drukken in geld maakt dat ze onderdeel zijn van de vrije markt. En daarmee bereikbaar voor iedereen,” zo schrijft Van Klaveren. Omdat iets een prijs heeft, wordt het voor iedereen bereikbaar? Wat zou de zorgbehoevende oude man van 93 met alleen AOW van wie de huishoudelijke hulp net is wegbezuinigd daarvan vinden? Die hulp heeft nu een prijs, alleen is die van dien aard dat die hulp voor hem onbereikbaar is en daarom vervuilt zijn huis. Wat zou de alleenstaande werkende moeder ervan vinden, die moet stoppen met werken omdat de kinderopvang voor haar onbetaalbaar is?

LucebertIllustratie: www.creatov.nl

Worden deze zaken, juist doordat de markt er een prijs aanhangt, voor mensen onbetaalbaar? En geldt datzelfde niet ook voor kunst? Wie zou er nog naar een concert van het Concertgebouworkest kunnen gaan, als de kaartprijs aan de markt werd overgelaten? Om alle kosten, onder andere de salarissen van de muzikanten, te kunnen betalen zouden de kaartjes zo duur worden dat slechts weinigen het zouden kunnen betalen. Of die kosten moeten omlaag en de muzikanten moeten voor een hongerloontje spelen.

Wellicht vindt Van Klaveren hongerloontjes geen probleem. “… voedsel, kleding en meer recent: telefonie en internet. Allemaal gereguleerd door de tucht van de vrije markt. En in alle gevallen voldoende concurrentie met meer keuzevrijheid en fors dalende kosten voor de individuele consument. Dat is het ware gezicht van economische vrijheid.” De consument profiteert, de werknemer is het slachtoffer en laat dat in de meeste gevallen dezelfde persoon zijn. Die goedkope kleding wordt gemaakt in dubieuze naaiateliers in onder andere Bangladesh en onder omstandigheden waaronder Van Klaveren niet zou willen werken: lange dagen, slecht geventileerde en brandgevaarlijke gebouwen enzovoorts. Zaken die in Nederland verboden zijn omdat de wetgever hier terecht strenge eisen stelt aan de arbeidsomstandigheden. De productie is daar naar toegegaan omdat Nederlandse arbeid ‘te duur’ werd bevonden en vervolgens werkloos werd of tegen een lager salaris elders aan de slag kon. Goedkoop voedsel omdat de producent ervan, de boer en tuinder, wordt uitgeknepen om de winsten van de aandeelhouders van de grote supermarktketens en inkoopcombinaties zo hoog mogelijk te houden.

Lage prijzen voor telefonie en internet? Is het niet terecht dat door de investeringen die de overheden in de ontwikkeling van internet en mobiele telefonie hebben gedaan, de lagere prijs ten goede komt aan de investeerder in casu de belastingbetaler?  En met de belastingen zijn we bij een derde rol van de mens in de huidige samenleving. De ‘Panamapapers’ bevestigden nogmaals dat belasting ontwijken een sport is van de rijken en de grote (en niet alleen multinationale) bedrijven. Bevestigde omdat dit al bekend was en zelfs Warren Buffet zelf al zei dat hij het vreemd vond dat hij minder belasting hoeft te betalen dan zijn secretaresse. En als het grote geld (Buffet) geen of weinig belastingen betaalt, moet het kleine geld (de secretaresse) meer opbrengen. Extra wrang wordt het, als die belastingbetaler op mag draaien voor bijvoorbeeld het falen van de banken. Zou Van Klaveren zich wel eens afvragen hoe het komt dat de heel ver geliberaliseerde markt faalde? Een advies aan hem en alle andere vrije marktadepten, lees het boek Wat als de markt faalt van John Cassidy eens.

Tot slot

Ik begon met de hoop uit te spreken dat Van Klaveren niet representatief is voor politici in het algemeen en de andere 149 kamerleden in het bijzonder. Ik vrees echter dat Van Klaveren redelijk representatief is voor het economische denken onder politici, bestuurders en wellicht ook ‘gewone’ mensen. In kranten en opinie-websites van allerlei pluimage kom je, aan het denken van Van Klaveren, verwante redeneringen tegen. Dat is niet vreemd na een neoliberale indoctrinatie (of hersenspoeling) van ruim dertig jaar.

Dat een bepaalde manier van denken populair is en vele aanhangers kent, wil echter nog niet zeggen dat het denken de waarheid is, de enig juiste manier. Zeker in de sociale wetenschappen, en economie is een sociale wetenschap, is waar en juist subjectief. Of om John Stuart Mill te citeren: “Het begin van alle wijsheid of verheffing komt en moet van individuen komen; meestal eerst van één individu.” Alleen moeten die individuen de ruimte krijgen om hun wijsheid te berde te brengen. Dat zou in het huidig tijdsgewricht van de vele digitale en analoge media geen probleem moeten zijn. Of juist wel, want om die wijsheid te horen of lezen, moet ze wel de ander bereiken. Dan moeten we voorkomen dat deze eeuw, zoals Pieter Derks vreest, de meest saaie van de eeuw wordt. Dan moeten de Bol.coms van deze wereld, om Derks te parafraseren, aan een algoritme werken dat ons niet almaar hetzelfde pad op stuurt (‘lezers van dit boek, lazen ook), maar juist naar alternatieve paden. Dan moeten mensen (veel meer) open staan voor andere manieren van denken, dan moeten ze nieuwsgierig zijn en in elkaar geïnteresseerd. Geen meningen debiteren, maar vragen stellen. Zelfs als het zo logisch klinkt en helemaal in je straatje past. Sterker nog, juist dan is jezelf bevragen aan te bevelen.

Dit is een zevende artikel in een reeks van zeven. Klik hier om het eerste, het tweede, het derde, het vierde, het vijfde en het zesde te lezen.

‘Burgerparticipatie’

Via een LinkedIn-connectie kreeg ik een artikel van Anke Siegers onder ogen, getiteld Weg met die participatieladder. In plaats van die participatieladder voor burgerparticipatie, pleit zij voor de ‘Trap van Eigenaarschap’. De ladder en de trap zijn modellen die de overheid kan gebruiken om de verhouding tussen burger en overheid weer te geven. Siegers is aanhanger van de trap en anderen hangen de ladder aan. In de basis is er geen verschil tussen ladder en trap. Hoe hoger je erop klimt, hoe groter de rol voor de burger en hoe kleiner de rol van de overheid.

trap

Trap of ladder, daar gaat het me niet om. Siegers onderbouwt haar pleidooi voor de trap: “Mensen willen graag regie voeren en betrokken zijn in de besluitvorming wanneer het gaat over onderwerpen die hen aangaan. Alleen je mening mogen geven, in welke vorm dan ook, waarna nog andere mensen het besluit nemen, is niet meer voldoende. Daar is de inwoner van tegenwoordig te volwassen voor. Uiteraard zijn er mensen die zullen opperen, dat niet iedereen dat kan. Ook dat klopt. Echter, gezamenlijk kunnen mensen dit wel. Een combinatie van kaders aangeven, objectieve informatie delen en een beweging die ingezet wordt in bijvoorbeeld een vorm van een burgertop brengt alle kennis samen. Hierdoor ontstaat een wisdom of the crowd.” ‘Ladder-Aanhangers’ zouden ook hun ladder hiermee kunnen verdedigen. En daar gaat het wringen.

participatieladder

Illustratie: www.nieuwegein.nl

Samen weten we meer en samen komen we tot betere en gedragen besluiten. Dat is het idee achter ‘wisdom of the crowd’. Dat we samen meer weten klopt, maar leidt dat ook tot betere besluiten? Heeft de menigte niet vaak de neiging om vast te houden aan het bekende?  Wordt een genie niet vaak eerst miskend omdat zijn ideeën te ver af staan van de ‘wereld’ van de menigte?  Het overkwam onder andere Copernicus en Galileo Galilei.

Gaan die modellen niet uit van de ‘rationele’ mens? Een mens die op basis van rationele afwegingen tot een besluit komt. Spelen emoties tegenwoordig niet een zeer grote rol in besluitvorming?  Wordt besluitvorming niet overheerst door ‘charismatische goed gebekte’ mensen en is de ratio hieraan niet ondergeschikt? Charismatisch en goed gebekt, maar niet noodzakelijkerwijs het meest verstandig en wijs. Maar wel in staat om een ‘Copernicus’ te negeren.

Samen weten we meer, maar doen we samen met dat meer ook het beste? Of doen we het populairste?