De Ballonnendoorprikker schrijft korte prikkelende columns, waarin kromme redeneringen, verhullend taalgebruik en rammelend beargumenteerde standpunten aan de kaak worden gesteld
Groepsdruk: “sociale dwang binnen een groep waardoor iemand tot bepaald gedrag kan vervallen.” We hebben er allemaal wel eens mee te maken. We geven er vast ook allemaal wel eens aan toe. Soms met tegenzin andere keren omdat het onderwerp de ellende van het niet toegeven niet waard is. Soms geven we er niet aan toe en verzetten we ons. De voetballer Redouan El Yaakoubi, tot voorkort aanvoerder van eredivisieclub Excelsior gaf recentelijk een mooi voorbeeld hiervan.
De Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond (KNVB) voert sinds enkele jaren onder de vlag van OneLove een: “campagne van het voetbal vóór verbinding en (dus) tegen elke vorm van discriminatie.” Onderdeel van die campagne is een actie waarbij in een bepaalde speelronde de spelers van beide teams voor de start van de wedstrijd achter een spandoek gaan staan en alle aanvoerders wordt gevraagd om met een ‘Onlove-aanvoerdersband’ te spelen. En in het weekend van 18 en 19 maart was het weer zover. In stadion De Koel zag ik er 19 maart alle spelers en ook de eerste tot en met vierde man plaatsnemen achter zo’n spandoek. Een dag eerder, op een ander veld, gebeurde iets bijzonders. Bij de wedstrijd van Excelsior tegen Cambuur weigerden twee spelers achter het dok plaats te nemen. Een ervan was aanvoerder Redouan El Yaakoubi. En niet alleen ging hij niet achter het doek staan, hij speelde ook niet met de speciale OneLove-aanvoerdersband maar met een band met het woord respect op. Dit alles was voor zijn club Excelsior aanleiding om met hem in gesprek te gaan en resultaat van dat gesprek is dat hij niet langer aanvoerder is.
Met een eerste, vluchtige blik denk je: wie is er nu tegen verbinding en discriminatie? Dus waarom doe je niet mee aan die actie? Ja, waarom niet? Hoe goed een actie ook is, het is aan ieder persoon zelf om af te wegen eraan deel te nemen. Bijzonder aan deze actie is dat degenen die de actie bedenken en die vinden dat ze gevoerd moet worden, de actie niet voeren. Het zijn niet de bestuurders van de KNVB die de actie moeten dragen. Nee, zij besteden de ‘hete kolen’ uit aan anderen. Ze besteden het via de clubs, uit aan voetballers van de clubs en de aanvoerders in het bijzonder. De bond zegt daarmee: ‘wij willen via jullie goede sier maken’. Of zoals El Yaakoubi het in een interview zegt: “Nu lijkt het voor mij meer op een marketing stunt.”
Bij dat uitbesteden komt groepsdruk om de hoek. Want hoe vrij ben je als speler in het algemeen en als aanvoerder in het bijzonder om te kiezen of je al of niet deelneemt? Je werkgever, want dat is een club, wil dat jij als werknemer actie gaat voeren voor iets. Hoe vrij is je keuze als degene die je salaris betaalt je ‘vraagt’ om actie te vooern? Maar dat is nog niet alles. Als speler van een profclub sta je voor tv camera’s. Hoe vrij voel jij je als speler om nee te zeggen en niet achter zo’n doek te gaan staan als het gevolg daarvan is dat jij moet uitleggen waarom je niet deelneemt? Bij normale acties zijn het de actievoerders die moeten uitleggen waarom ze actievoeren. Dat is hier niet het geval. Een dergelijke manier van actievoeren legt, in mijn ogen, ontoelaatbare druk op iemand. Dit is niet de manier om actie te voeren hoe goed je doel ook is.
Gelukkig is er dan iemand als Redouan El Yaakoubi die in het al aangehaalde interview helder uitlegt waar de schoen wringt. Hulde.
In zijn column in de Volkskrant schrijft Ari Elshout over de strijd tussen universalisten en multiculturalisten in Europa. Volgens Elshout vinden universalisten dat rechten, plichten en wetten voor iedereen gelden. De multiculturalisten vinden dat er: “rekening (moet worden) gehouden met andere culturen, ook al accepteren die het gelijkheidsbeginsel voor vrouwen en homo’s niet. Hameren op de universele rechten leidt tot uitsluiting van bevolkingsgroepen met andere waarden, is het argument.” Hij ziet dat vooral ‘links’ het hier lastig mee heeft: “zo streng als links is voor een steenrijk emiraat ver weg, zo voorzichtig opereert het doorgaans in de omgang met minderheden thuis die vanuit hun geloof niet veel anders denken over vrouwen en lhbti-plus dan de Qatarezen.” Een bijzonder betoog.
Bijzonder omdat ‘minderheden thuis’ van een hele andere orde zijn dan ‘de Qatarezen’. De ‘minderheden’ thuis die ‘anders denken’ hebben in Nederland de vrijheid om te mogen denken wat ze willen. Er is geen wet in Nederland die zegt ‘gij moet zus en zo denken over vrouwen of lhbti+’. Gelukkig is die er niet. In Nederland hebben we de vrijheid om ergens anders over te denken dan alle anderen. Het staat al die anderen ook vrij om jouw manier van denken verwerpelijk te vinden. De ‘strengheid’ naar de Qatarezen is gericht tegen de Qatarese overheid en haar wetgeving. Niet tegen wat de inwoners van Qatar vinden. De Qatarese overheid en wetgeving probeert mensen juist wel op te dringen wat ze moeten denken en vinden. De Qatarese wetgeving beperkt de vrijheid van haar inwoners.
Bijna aan het einde van zijn column geeft hij een advies aan links: “Ik zou zeggen: wees consequent, veroordeel achterstelling van bepaalde groepen niet alleen daar maar ook hier. Protesteren tegen de hoofddoekplicht in Iran gaat moeilijk samen met het verdedigen van de hoofddoek hier.” Het probleem in Iran is niet dat vrouwen hoofddoeken dragen. Het probleem is dat de overheid hen dwingt tot iets. De Iraanse overheid decreteert: ‘gij zult een hoofddoek dragen.’ Het probleem met Nederlandse partijen die de hoofddoek willen verbieden, is dat ze willen dat de Nederlandse overheid hetzelfde doet als de Iraanse, namelijk mensen dwingen tot iets: ‘gij zult geen hoofddoek dragen’. Het recht van de Iraanse vrouw om geen hoofddoek te dragen en het recht van de Nederlandse vrouw om er wel een te dragen, baseren zich op dezelfde vrijheid, namelijk de vrijheid van het individu om zonder dwang van wie dan ook en zeker zonder overheidsdwang, te bepalen welke kleren de persoon draagt. Het probleem van ‘links’ is dat het meegaat in een discussie over onvergelijkbare onvergelijkbaarheden. Hameren op universele rechten laat zich prima combineren met andere waarden. Problemen ontstaan pas als ‘waarden’ worden opgedrongen via wettelijke ge- en verboden. Als de vrijheid van het individu wordt aangetast om bepaalde normen op te dringen.
“Nu kan het zijn dat jij een van de mensen bent die geloven dat het breken van de wet altijd fout is. Bedenk dan óók: de democratie kan het zodanig bij het verkeerde eind hebben dat geweldloos verzet niet alleen geoorloofd, maar zelfs onmisbaar wordt.” Dit schrijft Simon van Teutem in een artikel bij De Correspondent. In dat artikel bespreekt hij het recente fenomeen van zich aan schilderijen vastlijmende en met soep of puree bekogelende activisten die aandacht vragen voor de ernstige toestand waarin het klimaat zich bevindt en de rol die de mens hierin speelt. In zijn betoog vergelijkt Van Teutem deze acties met historische voorbeelden van geweldloos verzet en dat leidt tot een bijzondere vergelijking. Even voorop stellen. Wat ik hier schrijf en dat ik het schrijf wil niet zeggen dat ik de urgentie die de ‘plaktivisten’ drijft niet begrijp.
Terug naar Van Teutem. “De Amerikaanse essayist Henry David Thoreau, uitvinder van het begrip ‘burgerlijke ongehoorzaamheid’, vertikte het om bij te dragen aan slavernij en weigerde daarom vanaf 1840 nog belasting te betalen. Zes jaar later sloeg de lokale sheriff hem in de boeien. Dat incident schrok hem niet af, maar zette hem aan tot het schrijven van zijn befaamde essay ‘On the Duty of Civil Disobedience’.” Hij vervolgt met: “68 jaar later werd precies die tekst gelezen in de gevangenis, door de Indiase vrijheidsstrijder Mahatma Gandhi. De burgerlijke ongehoorzaamheid van Gandhi – die mensen opriep te staken en mee te doen aan geweldloze marsen – bezielde weer een jonge Amerikaanse dominee. ‘We who engage in nonviolent direct action are not the creators of tension’, schreef Dr. Martin Luther King in zijn Letter from a Birmingham Jail. ‘We merely bring to the surface the hidden tension that is already alive.’” Daarmee plaatst hij de ‘plaktivisten’ in een rijtje met groten.
Gaat die vergelijking van de ‘plaktivisten’ met Thoreau, Gandhi en King niet heel erg ver en betreft het appels met peren vergelijken of het verkopen van knollen voor citroenen? Thoreau, Gandhi en King kwamen op voor mensen die werden onderdrukt en geen burgerlijke of politieke rechten hadden of waarvan die rechten flink werden beperkt. Die hun stem in de figuurlijke zin niet konden laten horen en waarvan de letterlijke stem vaak het zwijgen werd opgelegd. Die als ze toch hun stem lieten horen of zich verzetten in het gevang belandden of erger.
‘Maar deze activisten komen op voor toekomstige generaties die nog geen stem hebben’, kun je dan tegenwerpen. Maar werp ik dan tegen: ‘Iemand die het anders ziet kan met evenveel recht en rede beweren op te komen voor toekomstige generaties die hun stem nog niet kunnen laten horen. Daar hebben deze actievoerders niet het alleenrecht op.’
‘Maar ze doen het voor nobel doel en voor ons allemaal’, kun je dan weer tegenwerpen. Waarop ik weer tegenwerp: ‘De nobelheid van een doel is arbitrair. Het ene (schilderij plakken voor een beter milieu) en het andere (blokkeren van wegen, gier op straat laten lopen) zijn acties die je alleen maar ‘nobel’ vindt als het doel je nader aan het hart gaat. Acties voor een doel waar je sympathie voor hebt kunnen op meer sympathie rekenen dan soortgelijke acties voor een doel waar je geen sympathie voor hebt.’
Maar belangrijker. Thoreau, Gandhi en King verzetten zich tegen onrechtvaardige wetten. Rosa Parks ging in de bus op een plek zitten waar ze met haar huidskleur niet mocht zitten om zich tegen de regelgeving die dit onderscheid legitimeerde te verzetten. Gandhi spinde het garen voor zijn eigen kleren en riep iedereen op dit te doen om de Britse import van textiel en zo dus de beurs van de Britten te raken. Hij liep in 24 dagen vierhonderd kilometer om zout uit zee te winnen om het Britse zoutmonopolie aan de kaak te stellen. Thoreau betaalde geen belasting omdat een overheid die een deel van haar burgers rechteloos laat, geen overheid is. Nu was voor Thoreau, zoals voor bijna iedere Amerikaan: “That government is best which governs least;” and I should like to see it acted up to more rapidly and systematically. Carried out, it finally amounts to this, which also I believe—“That government is best which governs not at all,” zoals hij het in zijn On the Duty of Civil Disobedienceverwoordde. En dat is precies wat overheden bij het bestrijden van de klimaatcrisis doen.
“I submit that an individual who breaks a law that conscience tells him is unjust, and who willingly accepts the penalty of imprisonment in order to arouse the conscience of the community over its injustice, is in reality expressing the highest respect for law.” Aldus Martin Luther King in zijn Letter from a Birmingham jail. Gandhi, King en Thoreau voerden actie om onrechtvaardige wetten en onrechtvaardig beleid aan de kaak te stellen en richtten hun acties op die wet of dat beleid. Welke onrechtvaardige wet of beleid, om King aan te halen, stel je aan de kaak door je aan een schilderij te plakken en/of er soep over te gooien? De enige wet die je overtreedt is de wet die het vernielen of beschadigen van eigendom van anderen verbiedt. Het lijkt mij niet dat de activisten de wet die het vernielen of beschadigen van andermans eigendom verbiedt, onrechtvaardig vinden. De ‘plaktivisten’ op deze manier naast Thoreau, Gandhi en King plaatsen slaat, om het cru uit te drukken, als ‘k.. op Dirk’.
De Oekraïners vechten voor onze vrijheid, voor de Europese waarden. Menig Europees en ook Nederlands politicus sprak die of soortgelijke woorden uit sinds de Russische inval in dat land. Dergelijke woorden gevolgd door iets als ‘want Poetin stopt niet bij Oekraïne’. Vormt Rusland werkelijk een bedreiging voor onze vrijheden en Europese waarden of zijn er andere, grotere bedreigingen voor die waarden?
Chileense vluchtelingen komen aan in Nederland in 1973. Bron: WikimediaCommons
Ik denk niet dat de Oekraïners voor onze vrijheid vechten. Ze vechten voor hun eigen vrijheid, dat is hun goed recht. Ook denk ik dat de Russische militaire dreiging schromelijk wordt overdreven. En nee, die gedachte is niet iets van de laatste weken waarin het Oekraïense leger successen boekt. Nee enkele dagen voor de Russische inval sprak ik al mijn twijfels uit over de Russische kansen Oekraïne te veroveren en vervolgens te bezetten. Twijfels gebaseerd op het aantal soldaten aan beide zijden. Nu zegt het aantal beschikbare troepen niet alles. Zo lukte het de troepen van de Korintische Bond onder leiding van Alexander de Grote om het Perzische leger onder leiding van Darius III te verslaan terwijl ze flink in de minderheid waren.
Sinds Poetin de mobilisatie heeft afgekondigd, vluchten Russen die het risico lopen opgeroepen te worden het land uit. Hierbij moeten we aantekenen dat het vooral de beter gesitueerden zijn die vluchten. Zij hebben middelen om een vlucht mogelijk te maken die het gros van de Russen niet heeft. Die vluchtende Russen vluchten ergens naar toe en dat leidt tot de vraag of we deze vluchtelingen op moeten vangen en asiel moeten verlenen. De regeringen van enkele lidstaten (Polen en de Baltische staten) van de Europese Unie geven NEE als antwoord. De Litouwse minister van buitenlandse zaken Gabrielius Landsbergis formuleerde het als volgt: “Russen moeten blijven en vechten tegen Poetin.” Zijn Letse collega Rinkevics voegde eraan toe: “Er zijn genoeg landen buiten de EU om naar toe te gaan. Veel van de Russen die Rusland nu ontvluchten vanwege de mobilisatie, vonden het prima om Oekraïners te doden, ze protesteerden toen niet. Het is niet juist om ze te beschouwen als gewetensbezwaarde.”
Nu weet ik niet of veel Russen het prima vonden Oekraïners te doden. Hiervoor ontbreken betrouwbare opiniepeilingen. Zelfs als die er wel zijn, kun je je afvragen of ze betrouwbaar zijn in een land waar propaganda en indoctrinatie hoogtij vieren. Dit even terzijde.
Als Russen in Rusland moeten blijven om tegen Poetin te vechten en ze daarom niet als vluchteling mogen worden toegelaten, gaat dat dan niet ook op voor Oekraïners? Zouden die dan niet ook in Oekraïne moeten blijven om voor de vrijheid van hun land te vechten? Sterker nog, met dit argument hoeft er niemand als vluchteling te worden toegelaten. De politieke vluchteling uit Noord-Korea moet dan in Pyongyang blijven om te strijden tegen Kim Jong Un. De homo uit Iran moet daar blijven om te strijden tegen de ayatollahs en voor zijn recht om zichzelf te zijn.
Maar belangrijker, de andere kant, de vrijheden en waarden waar die leiders zich met woorden zo druk om maken. Wat zijn die waard als ze selectief worden toegepast? Als we ze gebruiken om anderen, zoals Rusland, China, Noord-Korea, mee om de oren te slaan maar ze, als puntje bij paaltje komt en we ernaar moeten handelen, negeren? Dat: “Er (..) aanzienlijke veiligheidsrisico’s als ze worden toegelaten,” zijn, zoals Rinkevics vreest, doet daar niets aan af. Vormt die selectieve toepassing niet een veel grotere bedreiging voor onze waarden en vrijheden?
Zo nu en dan, en tegenwoordig steeds vaker, roept er weer iemand dat Nederland ook uit de Europese Unie kan stappen. Deze keer is het Raisa Blommestijn, zo lees ik bij De Dagelijkse Standaard. Blommestijn in een tweet: “Laffe Rutte wil het migratieprobleem niet aanpakken en verschuilt zich achter de EU en internationale verdragen… Newsflash, je kunt uit de EU en je kunt die verdragen opzeggen – en tot die tijd je rug recht houden voor globalistische intimidatie, zoals Hongarije al jaren doet.”
Voor Blommestijn en voor veel voorstanders van zo’n Nexit zoals de FvD van Baudet, is Nederland het verhaal van Coen, de VOC en die sterke handelsnatie. Voor de toenmalige inwoners van bijvoorbeeld de huidige gemeente Venlo zag dat verhaal er heel anders uit. De Oost en zelfs Amsterdam en de VOC waren ver weg. Sterker nog, voor een groot deel van het grondgebied van de huidige gemeente Venlo gold dat het tot een heel ander land, of eigenlijk landen, behoorde. Zo hoorde Tegelen en Steyl bij het Graafschap Gulick en sloten zij pas in 1817 aan bij het koninkrijk der Nederlanden. Juist ja, toen de “Powers that Be’ daartoe besloten. Een van die ‘Powers’, de Pruisen, moest daar een veer laten want ook zij wilden de plaats erbij hebben. Dit gebeurde met het Traktaat van Aken. Hierin werd de grens tussen het koninkrijk en Pruisen bepaald door een kanonschot vanaf de oever van de Maas. Nederland zou dus een stuk groter zijn geweest als de kanonnen in die tijd wat verder hadden geschoten dan ongeveer 5 kilometer. Voor Arcen, Lomm en Velden ligt dat weer anders. Die behoorde eerst bij Spaans Gelre, na de Spaanse successieoorlog vielen ze toe aan Pruisen en sinds dat beruchte ‘kanonschot’ tot het koninkrijk der Nederlanden.
Bron: WikimediaCommons
Wat voor alle dorpen gold, was dat er geregeld legers voorbij trokken. Legers op weg naar de ‘hoofdprijs’ de stad Venlo. Die stad wisselde gedurende de Tachtigjarige Oorlog geregeld van eigenaar. Dan weer was het Spaans, dan weer Republikeins. Aan de Spanjaarden heeft de stad de restanten van het Spaanse fort Sint Michiel ten westen van de Maas te danken. Dat fort moest de stad beschermen tegen aanvallen vanaf de overkant (de westelijke kant) van de Maas. Met de Vrede van Utrecht in 1713 werd Venlo aan de Republiek toebedeeld, werd het een onderdeel van de Generaliteitslanden en zo min of meer een kolonie van de Republiek. Een kolonie omdat die Generaliteitslanden werden bestuurd door de Raad van State, een raad waarin ze zelf geen zeggenschap hadden. De Spaanse invloed tref je, zo betoogde de ‘Venloloog’ Sef Derks in een column op de site van Omroep Venlo, aan het Venlose dialect. Het Venlose woord voor hoofd: “kieëbus heeft een verrassende oorsprong. Het is afgeleid van het Spaanse cabeza.”
Sinds 1817 hoort het volledige grondgebied van de gemeente Venlo dus bij het Koninkrijk der Nederlanden en ging het op in de provincie Limburg. Of toch niet? Nee, inderdaad toch niet. In 1830 stonden de Zuidelijke Nederlanden op tegen het Koninkrijk en scheidden zich af. Limburg, exclusief de stad Maastricht, sloot zich aan bij de opstandelingen. Een afscheiding die pas in 1839 formeel werd maar dan zonder het huidige Nederlands-Limburg. Dat werd afgesplitst en viel toe aan het huidige Nederland. Viel toe want het werd niet veroverd of terugveroverd op de Belgen. Nee, ook hier beslisten weer de ‘Powers that Be’. De Fransen, die toen weer bij die ‘Powers’ hoorden, trokken hun steun aan de Belgen in en daarop werd Limburg gesplitst. De inwoners werd niets gevraagd. Als die zouden mogen stemmen, dan zou Venlo, nu waarschijnlijk Belgisch zijn. Limburg was dan wel, een provincie, voor de Hollandse koning, bleef het, net als de overige Zuidelijke Nederlanden, toch een soort Generaliteitsland, een soort kolonie.
Nu was die grens in de beginjaren van dat Koninkrijk niet hard en hinderlijk. Als je van Venlo naar Straelen wilde, dan liep je er gewoon naartoe. Een paspoort was in theorie nodig, de praktijk was anders. Die praktijk veranderde tijdens de Eerste Wereldoorlog, toen werden de grenzen gesloten. Je kon alleen de grens over als je in bezit was van een paspoort. Aan de grens stond de douane die je papieren controleerde. Aan de ene kant de Nederlandse die het verkeer vanuit Duitsland controleerden en aan de andere kant de Duitse die het verkeer dat vanuit Nederland het land inkwam, controleerden. Dat leidde toen al geregeld tot flink oponthoud aan de grenzen. Nou ja, al het verkeer. Als opgroeiende puber ging ik, net als veel van mijn leeftijdsgenoten, in de zomer graag zwemen in Walbeck net over de grens met Duitsland. Zo’n mooi en groot zwembad met een zo’n lage entreeprijs lag er in Nederland in de wijde omgeving niet. Voor vijftien Duitse Marken, in Nederlandse guldens zo’n fl. 16,50, kocht je een tienrittenkaart. Maar om daar te komen moest je de grens over en dus je paspoort meenemen en soms lang wachten. En dat wachten daar hadden we het geduld niet voor. Dus zochten we onze weg via bospaadjes en gingen we illegaal de grens over. Een beetje zoals veel vluchtelingen nu. Maar ook die werden soms gecontroleerd en dat maakte het tot een spannende fietstocht. Diezelfde en andere paadjes, werden in de jaren vijftig en zestig gebruikt om spullen, zoals boter, de grens over te smokkelen. En dat bleef zo tot het Verdrag van Schengen hieraan een einde maakte.
Ieder jaar wordt de Atlas der Gemeenten uitgebracht. De lijst met meest aantrekkelijke Nederlandse steden. Al jaren staat Amsterdam bovenaan en al jaren bungelt Venlo, net als andere Limburgse steden, onderaan de lijst. Om die ranglijst te bepalen wordt er naar veel zaken gekeken zoals de beschikbaarheid van werk, de prijs van huizen, de aanwezige natuur, de nabijheid van zee en nog wat andere zaken. Venlo scoort slecht omdat het aan de grens ligt en alles wat over die grens ligt, daar wordt niet naar gekeken. Zo is de hoeveelheid natuur in de omgeving beperkt. Klopt, tussen de Maas en de grens is immers maar een kilometer of vijf plek en daar past niet veel op. Als je echter van de Groote Hei de grens over fietst of wandelt, dan loop je zo het bos in en niet veel verder kom je bij de prachtige Krickenbecker Seen. Voor degenen die geen Duits spreken, in Duitsland is een meer een ‘See’ en de zee een ‘Meer’. Op het grootste deel van zowel de Groote Hei als het Duitse natuurschoon, was in de Tweede Wereldoorlog trouwens het grootste Duitse militaire vliegveld van West Europa gevestigd: Fliegerhorst Venlo. De restanten ervan zie je nog links en rechts tussen het natuurschoon.
Nu wil het geval dat de onderzoekers achter de lijst ook eens hun ‘grenzen hebben verlegd’. En wat blijkt, dan stijgen de Limburgse steden ineens naar topposities in de lijst. Maastricht en Heerlen in de top tien en Venlo naar plek elf. Als ‘Venlonaer’ verbaast mij die hoge klassering niet. Het verbaast mij wel dat Heerlen en Maastricht hoger staan maar dat kan aan mij liggen. Het verbaast mij niet omdat er aan de andere kant van de grens een veel grotere wereld ligt dan aan deze kant. Als ik driekwartier autorijd vanuit Venlo dan ben ik aan de Nederlandse kant in Eindhoven, Nijmegen en nog niet eens in Maastricht. Ga ik de grens over dan ben ik in Duisburg, een stad met bijna een 500.000 inwoners en de grootste binnenhaven van Europa. Op weg daarnaartoe passeer ik Krefeld met 225.000 inwoners, net zo groot als Eindhoven en groter dan Maastricht en Nijmegen. Ook ben ik in Düsseldorf de hoofdstad van deelstaat Nordhein-Westfalen met ruim 600.000 inwoners. Daarbij passeer ik Mönchengladbach met bijna 260.000 inwoners. Maak ik er een uur en een kwartier van, dan ben ik aan de Nederlandse kant in Tilburg en Arnhem. Aan de Duitse kant in miljoenenstad Keulen, in Dortmund met meer dan 580.000 inwoners. Een gebied met veel inwoners waar, naast dat er op hoog niveau wordt gevoetbald (vijf clubs in de Bundesliga), vele musea te bezoeken zijn. Waar je naar pop- en andere concerten kunt. Waar je tegen een goede prijs, goed kunt eten. Een gebied waar je, als je de taal spreekt, goede kansen op een baan hebt en waar het prettig en goedkoper wonen is dan aan deze kant van de grens. Een Nexit zou daaraan abrupt een einde maken. Dan ligt Venlo weer ingesloten tussen de Maas en een ‘grenshek’. Dan worden de mogelijkheden van de Venlonaar ineens weer flink begrensd. Dan ligt het zwembad in Walbeck, het bestaat nog steeds, ineens weer veel verder weg en staat er een hek over het oude Fliegerhorst Venlo en kan ik niet meer naar de Krickenbecker Seen wandelen. Ook moet ik dan afscheid nemen van mijn softbal-teamgenoten van ‘euver de päöl’.
Er is meer. Sinds mijn jeugd is het wagenpark in Nederland meer dan verdubbeld. Tussen mijn jeugd en 2007 nam het wagenpark met 70% toe en sinds 2007 is het wagenpark met weer zo’n 16% gegroeid. Dat zal voor onze buurlanden niet zoveel anders zijn. Als het toen al geregeld ‘stroopte’ aan de grens, hoe zal het dan zijn als er nu weer gecontroleerd gaat worden aan de grens? Voor de grote grensovergang op de A67 bij mijn woonplaats Venlo zou, gezien het aantal vrachtwagens dat er per dag over deze weg rijdt, een file kunnen ontstaan tot aan de Belgische grens. Een file die zich aan de Belgische kant zou voortzetten omdat ook daar gecontroleerd moet worden. Op Schiphol zullen lange rijen ontstaan voor de paspoortcontroles. Wat zal dit betekenen voor bijvoorbeeld de haven van Rotterdam? Een container voor Duitsland kan dan beter in Hamburg worden gelost, dat scheelt een grensovergang en dus veel tijd en controle. Wat betekent dit voor de nummer één logistieke hotspot Venlo? Als die container niet meer in Rotterdam komt, komt hij ook niet meer naar Venlo. Is er dan nog winst te behalen met het centraliseren van logistiek voor verschillende landen op één plek? Komen al die grote logistieke ‘dozen’ dan leeg te staan? Wat betekent dit voor de toenemende groep van grenswerkers?
“De waarheid is dat Rutte gewoon méér migratie wil. Hij wil méér globalisme. Hij wil minder nationale identiteit en minder democratie. Maar in plaats van dat gewoon toe te geven, “verschuilt” hij zich achter verdragen en de EU. Laf.” Voor wat betreft de lafheid van het huidige kabinet in de omgang met het onderwerp migratie, ben ik het met Blommestijn eens. Hierbij de oplossing zoeken in een sentimenteel beeld van het verleden van Nederland en de ‘identiteit’ van ‘de Nederlander’, lijkt mij geen goed idee. Naast douanier is smokkelaar dan de enige beroepsgroep, als je smokkelaar een beroep mag noemen, die er wel bij vaart. Trouwens, met uit de EU stappen verdwijnen migranten en vluchtelingen niet zoals de Britten nog steeds ervaren.
Een drogreden: “een bedrieglijke redenering” aldus de Van Dale, “een reden of redenering die niet correct is, maar wel aannemelijk lijkt,” aldus Wikipedia. Dat dacht ik bij het lezen van een gesprek met Angela Davies op de Belgische site De Wereld van morgen. Een gesprek in een serie van gesprekken met Angela Davies. Het eerste gesprek belicht een tegenwoordig populair onderwerp: institutioneel racisme.
De site omschrijft Davies als, “het boegbeeld van de burgerrechtenbeweging.” Davies heeft, zo lees ik op Wikipedia: “een groot gedeelte van haar werk gewijd aan het onderzoeken naar en het schrijven over vrouwen en feminisme, en dan vooral over de onderdrukking van zwarte vrouwen. Ze zag in dat de zwarte bevrijdingsbeweging niet voor de rechten van de zwarte vrouw opkwam, maar ook dat de feministische beweging zich niet voor de zwarte vrouw inzette.” Aan die strijd en haar inzet wil ik niets af doen. Wel op enkele opmerkelijke observaties en redenaties van haar.
Davies: “Door het feit dat je in de VS, Europa en Zuid-Amerika in de gevangenis een onevenredig groot aantal zwarte mensen ziet, kan je een verband leggen tussen slavernij en het gevangenisinstituut. Dit heeft weer te maken met het feit dat dit instituut grotendeels was opgericht om het falen in het creëren van een rechtvaardige maatschappij, in de nasleep van de slavernij, aan te pakken. Want je kan niet gewoon zeggen dat het instituut van slavernij is afgeschaft, en ervan uitgaan dat het probleem dan is opgelost.” Nu heb ik menig Middeleeuws kasteel bezocht en die hadden allemaal een ‘kerker’ alwaar misdadigers en iedereen die daarvoor werd aangezien in werden opgesloten. Een kerker was niets meer en niets minder dan het cachot, de gevangenis. Ons mooie Venlose stadhuis had ook een ‘gevangenis’ gesitueerd onder in de rechter ‘toren’ als je ervoor staat met je gezicht ernaartoe.
De gevangenis was vooral een ruimte waar je zat te wachten tot het vonnis werd uitgevoerd. Dat vonnis bestond uit een lijfstraf, verbanning of de dood. Dat laatste eventueel voorafgegaan en soms zelfs nog gevolgd door het eerste. Voor wie daar een beeld bij wil krijgen, lees de opening van het eerste hoofdstuk van Foucaults Discipline, Toezicht en Straf. De geboorte van de gevangenis over de straf en de oplegging ervan die vadermoordenaar Damiens op twee maart 1757 ten deel viel[1]. Pas in de loop van de zestiende eeuw ontstonden de voorlopers van de huidige gevangenissen. Die waren in eerste instantie gericht op het opsluiten van bedelaars en landlopers. Die kregen er verplicht onderdak en eten. Iets wat werd gezien als een vorm van liefdadigheid. Aan het einde van de zestiende eeuw werd in Amsterdam vrijheidsberoving voor het eerst als straf opgelegd. Mannen gingen naar het rasphuis alwaar ze hout moesten raspen en vrouwen naar het spinhuis alwaar ze wol moesten spinnen. Vanuit Amsterdam verspreidde deze vorm van straf zich over Europa. Uiteindelijk heeft de gevangenisstraf de lijf- en doodstraf vervangen. Ten minste in de meeste landen van de wereld. Het gevangenissysteem is daarmee ouder dan de nasleep van de slavernij en die slavernij speelde hoegenaamd geen rol in het ontstaan van het Europese gevangeniswezen.
Davies: “De gehele notie van veiligheid is volgens mij diep gelinkt aan racisme. Want wat voor instellingen zijn er opgericht om ‘veiligheid’ te garanderen in onze samenleving? De politie, die geweld gebruikt, dat zijn bewapende mensen. Wel, als je een samenleving veilig wil maken door meer geweld toe te voegen aan de samenleving, dat is voor mij een contradictio in terminis.” Twee bijzondere uitspraken. Als eerste ‘Veiligheid is diep gelinkt aan racisme’ en als tweede ‘de politie voegt geweld toe aan de samenleving’.
Eerst ‘veiligheid is diep gelinkt aan racisme’. Racisme zorgt inderdaad voor onveiligheid. Als ik weet dat iemand mij eigenlijk geen plek gunt om wie ik ben dan voel ik mij niet veilig. Dus ja, er is een link tussen racisme en veiligheid. Maar hoe ‘diep’ is die link? In de meest uiterste variant is die link één op één en dan komt alle gevoel van onveiligheid door racisme. In dat geval zou een einde aan racisme een einde aan onveiligheid betekenen. De werkelijkheid is echter anders. Het gros van het geweld en onveiligheid heeft geen verband met racisme. Dat zwarte mensen oververtegenwoordigd zijn in gevangenissen, waar Davies naar verwijst, heeft in onze contreien veeleer andere, sociaal economische oorzaken dan racisme. De moord van Damiens, waar het hierboven aangehaalde boek van Foucaults mee begint, had geen link met racisme. Net zoals de overgrote meerderheid van de geweldsdaden tot die tijd en ook in de periode erna, geen link had met racisme. De link tussen veiligheid en racisme speelde in de Middeleeuwen en eigenlijk tot het oplaaien van de huidige racismediscussie maar een zeer beperkte rol in het garanderen van onze veiligheid.
Dan ‘de politie voegt geweld toe’. Om de veiligheid te bevorderen, en het geweld te beteugelen, richtten de inwoners van steden de schutterijen op die zich met de handhaving van de openbare orde en veiligheid bezighielden. Vaak onder toezicht van een schout of baljuw die weer belast was met de rechtspraak. Die schutterijen kun je in de termen van tegenwoordig, de vrijwillige politie noemen. Aan Napoleon hebben we de opkomst van de landelijke politie te danken en die nam ‘Willem I’ netjes over. Naast die landelijke politie bleven lokale ordehandhavers als de schout en de veldwachter actief. Ja, deze waren bewapend en hadden het geweldsmonopolie. Een monopolie niet bedoeld om geweld toe te voegen maar om gewelddadige conflicten tussen burgers te voorkomen en te beëindigen.
Twee opmerkelijke observaties van Davies. Opmerkelijk aan deze opmerkelijke observaties is dat het lijkt alsof Davies een stukje specifieke geschiedenis uit de Verenigde Staten in het algemeen en de zuidelijke staten van dat land in het bijzonder, overplant naar in de basis de hele wereld maar Europa in het bijzonder. De Amerikaanse geschiedenis van de ‘nieuwe slavernij’ zoals Nijman het in haar boek Wat we van de Duitsers kunnen leren in navolging van de journalist Douglas Blackmore noemt: een systeem van gevangenissen met verplichte tewerkstelling: “In het nieuwe systeem waren de veroordeelden geen eigendom meer maar werden ze enkel door staatgevangenissen verhuurd aan private ondernemingen in de mijnbouw, de staalindustrie of de baksteenproductie.” Nog lucratiever dan slavernij omdat: “Onder het oude systeem (…) een slaaf ook werkelijk het eigendom (was) van zijn meester. Nadat hij een aanzienlijke investering had gedaan in een zwarte mens, had de slavenhouder er economisch belang bij om die investering niet verloren te laten gaan en toch in elk geval te voorzien in een minimum aan voedsel en gezondheidszorg.[2]” Dat hoefde onder de ‘nieuwe slavernij’ niet meer en dat was daarom zo mogelijk nog wreder dan de oorspronkelijke slavernij, aldus Nijman. Een soort moderne versie van de spin- en rasphuizen die vanaf de zestiende eeuw ontstonden. Die ‘gratis gevangenen’ zorgden er vervolgens voor dat de lonen voor de zwarte arbeiders laag bleven, als ze al werk konden vinden. Een systeem dat mede mogelijk werd gemaakt door de politie in de Zuidelijke staten die hierbij samenwerkten met de eigenaren van de bedrijven.
Als laatste combineert Davies de twee voorgaande uitspraken: “… neem dus het feit dat wereldwijd een onevenredig aantal zwarte, bruine en inheemse mensen in de gevangenis zit en gevangenissen juist instituties zijn, ontworpen om ‘veiligheid’ te verzekeren. Dit weergeeft ook weer het rechtstreekse verband tussen veiligheid en racisme.” Daarom pleit Davies voor het opheffen van de politie en het gevangenissysteem. Haar redenering lijkt aannemelijk maar bij nadere beschouwing klopt ze wellicht voor het Zuiden van de Verenigde Staten. In de Europese situatie in het algemeen en de Nederlandse in het bijzonder, raakt ze kant nog wal. Een drogreden.
[1] Michel Foucault, Discipline, Toezicht en Straf. De geboorte van de gevangenis, zesde druk 2010, pagina 20 en verder.
[2] Susan Nijman, Wat we van de Duitsers kunnen leren, pagina 495.
Rabobankeconoom Barbara Baarsma schijnt zich de woede van half (of misschien wel meer) Nederland op de hals te hebben gehaald. In de strijd tegen de CO2 uitstoot kwam Baarsma met het idee om de maximale uitstoot van Nederland eerlijk te verdelen over alle Nederlanders. Kom je niet uit met het je toebedeelde deel, dan koop je bij van iemand die ‘over’ heeft. “Zo’n voorstel gaat natuurlijk lijnrecht in tegen zo’n beetje iedere gangbare opvatting over vrijheid en gelijkwaardigheid,” oordeelt Wout Willemsen bij De Dagelijkse Standaard. “ontzettend guitig klassenmaatschappij-ideetje hoor, maar je CO2-paspoort kan de tering krijgen zolang de Shells, BP’s en Tata Steels gestut door elke overheid van deze wereld doen wat ze doen,” aldus Tim Hofman die wordt geciteerd in een artikel bij Metronieuws. Is het wel zo’n slecht idee? Worden vrijheid en gelijkwaardigheid hierdoor aangetast?
Eerst even rekenen. Nederland stootte in 1990 163 miljard kilogram CO2 equivalent uit. Volgens de Parijse afspraken moet dit in 2030 49% minder zijn. Dan resteren een kleine 84 miljard kilogram. Delen we dat door 17,6 miljoen (het aantal Nederlanders) dan mag iedere Nederlander iets meer dan 47.700 kilogram uitstoten. De gemiddelde Nederlander stoot ruim 9.000 kilogram uit met zijn gedrag. Dat is dubbel zoveel als de gemiddelde aardbewoner. Bij een eerlijke verdeling van de hoeveelheid voor 2030 houdt de gemiddelde Nederland 38.000 kilogram over die verkocht kunnen worden. Als die gemiddelde Nederlander in 2030 ook 49% bespaart, dan kunnen nog 4.500 kilogram meer worden verkocht. Aangezien Shell geen persoon is krijgt het bedrijf geen budget, geen enkel bedrijf trouwens. Daarom zullen bedrijven in de rij staan om een deel van je budget te kopen. Immers zonder budget, geen uitstoot. Dat kan een aardige cent opleveren.
Shell en al die andere bedrijven zullen die aardige cent aan kosten voor CO2 inkoop verrekenen in hun productprijzen. De prijs van een liter benzine zal erdoor stijgen net als de prijs van een vliegticket, een auto, en eigenlijk de prijs van alles. Alles waar CO2 uitstoot voor nodig is, wordt duurder. Je kunt vervolgens kiezen hoe je dat geld besteedt. Voordeel van deze manier van werken is dat de kosten van de CO2 vervuiling in de prijs van producten wordt meegenomen. Dit maakt voor de koper duidelijk wat die vervuiling kost. Wil je vliegen, dan betaal je een flinke prijs voor de CO2 uitstoot. Zo koop je dan een deel van je verkochte CO2 weer terug. Als je dan als ‘privéjet bezitter’ een retourtje naar Ibiza wilt maken dan weet je wat je aan extra kosten voor je CO2 uitstoot moet betalen, het gemiddelde jaarlijks gebruik van een Europeaan. Je kunt dat geld natuurlijk ook steken in het isoleren van je huis en in zonnepanelen waardoor je nog minder CO2 voor jezelf nodig hebt. Het geeft de bedrijven de prikkel om te zoeken naar productiewijzen die de CO2 uitstoot verminderen. Dat maakt hun producten immers goedkoper. De ‘Shells en Tata Steels’ worden zo niet gestut, maar uitgedaagd. Vanuit dit oogpunt bekeken is het verdelen van de ‘uitstootruimte’ over de inwoners geen verkeerd idee.
Dan het ‘klassenmaatschappij’ en het ‘ingaan tegen opvattingen over vrijheid en gelijkwaardigheid’. Willemsen: “Het wordt leuk verpakt maar de gemiddelde Nederlander zou dan dus gewoon regelrecht worden beteugeld in zijn doen en laten, omdat D66’ers als Baarsma zo graag extra willen vliegen.” Bijzonder aan Willemsens betoog is dat het zichzelf in de staart bijt. Om dat uit te leggen neem ik de inaugurale rede van Isaiah Berlin erbij. Een rede met als titel Twee opvattingen over vrijheid. Berlin ziet twee concepten van vrijheid. De ene noemt hij negatieve vrijheid, de vrijheid van dwang en inmenging door anderen en die anderen kan ook een overheid zijn. De tweede noemt hij positieve vrijheid en dat is de vrijheid om te doen wat de persoon wil. Die twee opvattingen zijn, zo betoogt Berlin, onverenigbaar.
Willemsen lijkt vrijheid te zien als ‘kunnen doen en laten wat je wilt’, positieve vrijheid en ziet Baarsma’s voorstel als een beperking hiervan. Met zijn betoog tegen deze inbreuk op de negatieve vrijheid, bereikt hij precies dat wat hij niet wil en dat is, om het in zijn woorden te zeggen dat: “Het (…) leuk (wordt) verpakt maar de gemiddelde Nederlander (wordt) regelrecht (…) beteugeld in zijn doen en laten, omdat D66’ers als Baarsma zo graag extra willen vliegen.” De ‘gemiddelde Nederlander’ wordt ook nu al ‘beteugeld in zijn doen en laten’ en dus in zijn positieve vrijheid. Zo kan de gemiddelde Nederlander ook nu al niet met een privéjet naar Ibiza vliegen. Daarvoor ontbreekt het geld. Het CO2 budget vergroot de financiële mogelijkheden van die gemiddelde Nederlander juist en dus zijn positieve vrijheid om te doen wat hij wil door het extra geld wat ter beschikking komt door de verkoop van het overschot van het CO2 budget. De mogelijkheden van die ‘D66ers die extra willen vliegen’ worden erdoor beperkt. Zij moeten extra CO2 budget kopen wat hun mogelijkheden beperkt.
Alleen door de negatieve vrijheid te beteugelen, wordt de positieve vrijheid voor iedereen vergroot. Vergroten van de negatieve vrijheid voor iedereen betekent het beperken van de positieve vrijheid voor velen. Het vergroten van de positieve vrijheid door het verbod op moord op te heffen, verkleint de positieve vrijheid van iedereen. Het verbod om slaven te houden verkleinde de negatieve vrijheid van slavenhouders maar vergrote de positieve vrijheid van iedereen omdat niemand meer in slavernij kon vervallen.
Mensen houden er bijzondere redeneringen op na. Zo las ik de volgende in de Volkskrant: “De vlaggen hangen als landelijk vreedzaam protest in de openbare ruimte en die is van iedereen. Hier wordt de vrijheid van meningsuiting geschonden’, redeneren de boeren.” Of het werkelijk boeren zijn die zo redeneren weet ik niet maar daar gaat het mij ook niet om. Het gaat mij om de uitspraak dat de openbare ruimte van iedereen is en dat het weghalen van daar opgehangen vlaggen een schending is van de vrijheid van meningsuiting.
Als er in Nederland, en trouwens ook in de andere westerse landen, iets heilig is, dan is dat eigendom. Dat is heilig, daar moet je van afblijven. Ja, dat kan worden onteigend maar dat dient dan wel gecompenseerd te worden. Dat is niet iets van tegenwoordig. Dat is trouwens ook de reden dat de slavenhouders werden gecompenseerd voor het verlies van hun slaven. Iets waarvan Marvin Hokstam in het interview bij De Kanttekening waar mijn vorige prikker over handelde, van zei: “Probeer maar eens te bevatten op hoeveel fronten dat niet klopt.” Als je het onvervreemdbare recht op eigendom bekijkt, dan is compensatie van de slavenhouders ineens niet meer zo vreemd. Het mag dan op ‘hoeveel fronten’ niet kloppen, vanuit het onvervreemdbare recht op eigendom klopt het. Dit even terzijde.
Veel grond in Nederland is in handen van particulieren. Een zeer flink deel hiervan is in handen van boeren. Het Kadaster houdt bij van wie welk stuk grond is. Dat die grond je eigendom is, wil niet zeggen dat je ermee kunt doen en laten wat je wilt. De Nederlandse wet- en regelgeving beperkt je in je vrijheid om dat grondbezit te gebruiken. Het eigendomsrecht van grond geeft je nog niet het recht om er zomaar een huis op te bouwen of er afval op te deponeren. Als je er als boer mest op wilt uitrijden dan moet je je daarbij aan de daarvoor geldende regels houden.
Naast grond in eigendom is er ook de openbare ruimte. Openbare ruimte is voor iedereen toegankelijk. Niemand kan erop geweerd worden. De openbare ruimte is de verbinding tussen ‘private ruimtes’. Daarom zijn ze ook voor iedereen toegankelijk. Was dat niet het geval, dan kon niemand zijn huis of perceel verlaten zonder aan iemand toestemming te vragen. De openbare ruimte is daarmee voor iedereen maar dat wil niet zeggen dat ze ook van ‘iedereen’ is. Een groot deel van de openbare ruimte is eigendom van overheidsorganen, van het Rijk, bijvoorbeeld de rijkswegen, van de provincies, gemeenten of de waterschappen. Maar ook stichtingen, zoals Natuurmonumenten en in de contreien waar ik woon het Limburgs Landschap, kunnen eigenaar zijn van openbare ruimte.
Dat iedereen de openbare ruimte mag gebruiken, wil ook niet zeggen dat alles erop is toegestaan. Ook het gebruik van de openbare ruimte is onderhevig aan dezelfde wet- en regelgeving. Zo is de Wegenverkeerswet 1994van toepassing op: “voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten,” aldus artikel 1 eerste lid onder c. Dat betekent dat deze wet van toepassing is op alle vlaggen die aan bruggen viaducten en lantaarnpalen worden gehangen. De wet bepaalt dat het een ieder is: “verboden zich zodanig te gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt gehinderd of kan worden gehinderd.” Het opzettelijk storten van asbest, banden, strobalen en stront en het in brand steken hiervan is daarmee verboden en ook het ophangen van vlaggen, al dan niet op de kop, kunnen het verkeer hinderen. Zelfs het zonder toestemming van de wegbeheerder met een tractor rijden op een autoweg of autosnelweg is verboden.
Dan het grote goed van de vrijheid van meningsuiting. Het staat iedereen vrij zijn mening te uiten, ook in de openbare ruimte. Dit natuurlijk behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de wet. Over die verantwoordelijkheid voor de wet, specifiek de Wegenverkeerswet, heb ik het hierboven al gehad. En nee, het storten van rommel op wegen en het stichten van brand valt niet onder het uiten van je mening. Een mening uit je met woorden en eventueel met symbolen zoals een omgekeerde vlag. En ja, je mag je mening uiten in de openbare ruimte. Je mag er zelfs demonstreren. Daarvoor moet je wel eerst een vergunning aanvragen. Een vergunning die slechts bij hoge uitzondering geweigerd zou mogen worden zoals ik al eerder betoogde.
Dus, ja een symbolisch omgekeerde vlag valt onder de vrijheid van meningsuiting. Je mag ermee zwaaien om je mening te uiten. Je mag ze aan je eigendom hangen maar doe het wel degelijk want als ze loswaait en op een voorbijrijdende auto komt, dan ben je aansprakelijk. Je mag ze niet ongevraagd aan andermans eigendom hangen en dus ook niet aan lantaarnpalen, bruggen, viaducten en bomen langs de weg. Daarvoor moet je eerst toestemming vragen aan de eigenaar. Nu zijn ze toch opgehangen en hebben ze er een tijdje gehangen. Dat deze illegaal opgehangen vlaggen vervolgens worden verwijderd, betekent niet dat de vrijheid van meningsuiting wordt aangetast. Indien bekend is van wie de vlag is, kan de eigenaar van de openbare ruimte de kosten ervan zelfs op die persoon verhalen.
Trouwens. Als je mening uiten door een omgekeerde vlag aan elementen in de openbare ruimte zoals bomen, bruggen viaducten en lantaarnpalen op te hangen wel zou mogen, zou het weghalen door een willekeurige andere die zich beroept op een andere mening daar dan ook niet onder vallen? Die ander heeft dan immers evenveel recht om zijn mening te uiten. Een reden te meer om uiterst terughoudend om te gaan met het op die manier uiten van meningen.
Sinds 1999 wordt de laatste week van het jaar opgeluisterd door de TOP2000. De lijst met 2000 liedjes die door de luisteraars van Radio2 wordt samengesteld. En zoals ieder jaar staat ook Me and Bobby McGee van Janis Joplin in de lijst. Joplin behoort bij de beroemde club van 27, de lijst met popartiesten die niet ouder werden dan 27 jaar. Die lijst bevat naast Joplin illustere namen als Brian Jones de medeoprichter en gitarist van de Rolling Stones, de legendarische gitarist Jimi Hendrix, Doors voorman Jim Morrison, Nirvana voorman Kurt Cobain en Amy Winehouse. Terug naar Me and Bobby McGeeen vooral naar het eerste refrein dat begint met de zin: “Freedom’s just another word for nothin’ left to lose.Nothin’, it ain’t nothin’ honey, if it ain’t free.”
Vrijheid, een woord dat tegenwoordig te pas en te onpas wordt gebruikt. Zo vonden er verleden jaar, en op het moment dat ik deze woorden schrijf is er weer een aan de gang, veel demonstraties plaats waarin mensen werd opgeroepen om op te staan en te demonstreren ‘voor de vrijheid’. Ik schreef er al eerder over. Bij het voeren van een gesprek over vrijheid is het van belang om duidelijk te maken wat er met het begrip wordt bedoeld. Als er wordt gevraagd of je voor vrijheid bent, zal zo ongeveer iedereen JA zeggen. Als je de vraag toespitst op iets specifieks dan kan dat heel anders liggen. Zo leert de discussie rond het waardig levenseinde of abortus ons dat lang niet iedereen de vrijheid om je eigen einde te kiezen of de vrijheid van een vrouw om te kiezen voor een abortus ondersteund. Joplin geeft een definitie: “freedom is ( …) nothing left to lose.” Als je niets meer te verliezen hebt, ben je vrij. De ‘demonstranten voor de vrijheid’ denken daar anders over. Zij protesteren omdat ze iets verliezen waardoor hun vrijheid verloren gaat.
In het redactioneel Commentaar van een van de eerste edities van De Andere Krant wordt een uitspraak van Spinoza aangehaald in relatie tot vrijheid. Die: “al in 1673 stelde dat het doel van de staat vrijheid is. De staat moet er alles aan doen om iedereen een zo vrij mogelijk leven te laten leiden.” Volgens de auteur van het Commentaar, Sander Compagner, gaat het daar mis want: “Bij iedere crisis is de reactie van de verschillende overheden om hun controle op de samenleving te vergroten. Dit gaat ten koste van onze vrijheid.” De staat die vrijheden inperkt in plaats van iedereen een zo vrij mogelijk leven te laten leiden. Precies dat wat nu, zo betoogt de auteur, bij de aanpak van de coronacrisis gebeurt. Met de definitie van Joplin zou je dat anders kunnen beoordelen: de controle van de staat zorgt ervoor dat je weer minder te verliezen hebt en je dus vrijer wordt.
Als we Joplin even vergeten en kijken naar Spinoza. Compagner ziet een overheid die de burger wil controleren. Hij zoekt daarbij steun bij de genoemde zeventiende-eeuwse filosoof die immers verkondigde dat het doel van de staat vrijheid is’. Dat Spinoza dat verkondigde is niet te ontkennen, maar wat bedoelde hij daarmee? Bedoelde hij daarmee dat de overheid ons allen niet mag beperken en ons vrij moest laten om onze hartstochten na te jagen? Met andere woorden wat verstaat Spinoza onder vrijheid?
Spinoza deed deze uitspraak in 1670 in een van zijn belangrijke werken het Tractatus theologico-politicus. Het werd anoniem gepubliceerd en dat wat niet voor niets omdat hij pleitte voor volledige vrijheid van meningsuiting en de godsdienstvrijheid. Zaken die in de zeventiende eeuw nog lang geen gemeengoed waren. Hij sprak vooral over burgerlijke en politieke vrijheid. Over de manier waarop een staat bestuurd zou moeten worden en beschreef democratie als: “het meest natuurlijke staatsbestel, dat het dichtst in de buurt komt van die vrijheid die de natuur ieder mens schenkt. Want in een democratische staat draagt niemand zijn natuurlijk recht volledig aan een ander over zodat hij daarna niet meer hoeft te worden geraadpleegd; hij draagt het over aan de meerderheid van de volledige gemeenschap waar hij deel van uitmaakt. Op die manier blijven alle mensen gelijk, zoals ze waren in hun natuurlijke staat.[1]”
Hij schreef niet over het ‘recht op de kroeg’ of de vrijheid een festival te bezoeken of op vakantie te gaan. Daar handelde zijn hoofdwerk Ethica dat na zijn dood verscheen over. Daarin zet hij vrijheid tegenover slavernij. En nee, niet slavernij in de zin van het bezitten van andere mensen, dat trouwens ook een manier is om vrijheid te beschrijven. Spinoza’s slaaf zit in ons allen. “Het menselijk onvermogen om de gevoelens te matigen en in tetomen noem ik slavernij.” En vervolgt met: “Een mens die aan zijn gevoelens onderworpen is, is immers niet onafhankelijk, maar afhankelijk van het lot; en hij is dusdanig in de macht van dat lot dat hij vaak gedwongen is het slechte te volgen, hoewel hij iets ziet wat beter voor hem is.[2]” Voor Spinoza was en is een vrij mens een mens die volgens de rede leeft en niet volgens zijn hartstochten: “De mens die door de rede wordt geleid, is vrijer in de staat – waar hij volgens het gemeenschappelijk besluit leeft – dan in eenzaamheid, waar hij alleen zichzelf gehoorzaamt.[3]” Wat betekent deze achtergrond voor de door Compagner aangehaalde uitspraak van Spinoza dat het doel van de staat derhalve in werkelijkheid de vrijheid is?
[1] Geciteerd bij Annelien de Dijn, Vrijheid. Een woelige geschiedenis, pagina 205
[2] Benedictus de Spinoza (vertaling Corinna Vermeulen), Ethica, pagina 179 (deel IV De slavernij van de mens of de kracht van de gevoelens)
Covid-19, het vaccin, maatregelen, het blijft de gemoederen bezig houden. Een tijdje geleden vroeg ik mij af of een 2G maatregel een schending van de grondrechten zou zijn. Mijn conclusie was dat als er iets wordt geregeld waardoor mensen die zich om medische redenen niet kunnen laten vaccineren mee kunnen doen als ze dat willen, dan is er geen sprake van aantasting van grondrechten. Nu zag ik bij De Correspondent vijf vragen van Eva Kremers over het onderwerp. Interessante vragen, interessant genoeg om een Prikker aan te wijden.
Kremers stelt de volgende vragen: “Is het normaal om een medicijn/vaccin aan iemand te forceren om een ander te beschermen? Willen we die kant op? Is het niet normaal om ‘egoïstisch’ te zijn wanneer het over je eigen lichaam gaat? Aan welke plichten onttrekt een ongevaccineerde zich dat het gerechtvaardigd is om zijn/haar recht om vrij te bewegen te schenden? Is het proportioneel om miljoenen gezonde mensen een vaccin op te dringen om er enkele honderden/duizenden(?) uit het ziekenhuis te houden? Is het de maatschappij die zich moet aanpassen aan de zorg, of zou de zorg aangepast moeten worden aan de maatschappij?” Kremers spitst de vragen toe op het vaccin tegen Covid-19. Ik behandel ze in het algemeen. In het algemeen omdat het algemene antwoord de vragen in een breder perspectief plaatst.
Als eerste de vraag of het normaal is om iemand een middel toe te dienen om anderen te beschermen. Dat is niet de normale praktijk maar wil niet zeggen dat het niet kan. Als degene aan wie je het medicijn wilt toedienen een gevaar is voor zichzelf en anderen, dan is het de plicht van de samenleving om de anderen te beschermen en dus die persoon tegen diens wil medicijnen toe te dienen. Dit is staande praktijk in Nederland.
Dan de vraag of je lichaam aan jou toebehoort en je er alleen zelf over kunt beschikken. Je lichaam is van jou en het is aan jou om erover te beschikken. Tot op zekere hoogte tenminste. Als je een gevaar bent voor jezelf of voor anderen, dan kan inbreuk worden gemaakt op je zelfbeschikkingsrecht over je lichaam. De samenleving kan echter ook nog op een andere manier over je lichaam beschikken. Neem de militaire dienstplicht, die regelt dat dienstplichtigen hun lichaam ter beschikking stellen voor de verdediging van het land. Die dienstplicht kan ertoe leiden dat dienstplichtigen hun leven moeten geven om de samenleving te beschermen.
Dan de plichten waaraan iemand die zich niet laat vaccineren onttrekt. Als duidelijk is dat iemand een gevaar oplevert voor de gezondheid van anderen, dan hebben die anderen het recht om die persoon te weren en zichzelf te beschermen. Dat gevaar hoeft niet direct te zijn het kan ook indirect zijn omdat iemands keuze, of de keuze van een groep de gezondheidszorg overbelast. Het is niet zo zeer dat die persoon of groep zich aan een plicht onttrekt, maar veeleer dat het recht om vrij te bewegen botst met het recht van anderen om in veiligheid en gezondheid te leven. Die anderen kunnen zichzelf beschermen door die persoon of groep te weren maar dat kan ook collectief door de overheid die dan de rechten tegen elkaar afweegt.
Als vierde de vraag of het proportioneel is om mensen iets op te dringen om anderen te beschermen. Ja, dat kan proportioneel zijn. Een overheid heeft de plicht om over ieders gezondheid en leven te waken en als dat waken betekent dat een deel iets moet doen om het andere deel te beschermen dan is dat gerechtvaardigd. Ook hier weer de dienstplicht als voorbeeld dat mensen iets wordt opgedrongen en dat ze in het uiterste geval hun leven kost ten faveure van anderen.
Als laatste de vraag of de maatschappij zich aan de zorg moet aanpassen of de zorg aan de maatschappij. Ook hierop een antwoord met een maar. In normale omstandigheden past de zorg zich aan de samenleving aan. Dat is wat er in Nederland vanaf de jaren negentig van de vorige eeuw tot in extreme mate is gebeurd. De zorg werd ‘lean and mean’ en alle eventuele overcapaciteit werd eruit gesneden. Als er in normale tijden maximaal 800 mensen op de IC liggen, dan zorg je ervoor dat er hooguit een paar meer dan die 800 bedden zijn. En zelfs sinds het uitbreken van de Covid-19 pandemie werd de zorg aan de samenleving aangepast. Er waren meer IC bedden nodig en de meer speciale zorgvoorzieningen en daarop werd en wordt de gezondheidszorg aangepast. Aangepast door niet acute zorg uit te stellen en de zo vrijkomende middelen en mensen ten dienste te stellen aan die speciale voorzieningen en de IC’s. Als dat niet meer kan, en nu komt de maar, dan kan je de samenleving aan de zorg aanpassen. Kan, want je kunt ook verder gaan met wat je in normale omstandigheden doet, namelijk de zorg aan de samenleving aanpassen. Dat krijgt dan de vorm van triage bij de poort. Triage waarbij op zo rationeel mogelijke gronden een keuze wordt gemaakt wie zorg krijgt en wie niet.