Vrijheid door regels

“Als we kijken naar de samenstelling van de Nederlandse wet- en regelgeving dan kan men ook niet anders dan concluderen dat minimaal de helft kan worden geschrapt. Een sanering van de Rijksoverheid en haar ambtenarij met ten minste 50% zou een zegen voor het land zijn.” Zo die zit! Moet Teunis Dokter hebben gedacht toen hij deze regels schreef in zijn korte artikeltje bij De Dagelijkse Standaard. Nu is Dokter niet de eerste die roept dat ‘de helft’ van de regels en overheid overbodig zijn. Ronald Reagan riep het ook al. En dan vaak ook gevolgd door woorden gelijk aan die van Dokter dat: “de economie gestimuleerd (wordt) en (…) mensen de vrijheid  zullen krijgen die ze ook verdienen.” Een paar vragen en opmerkingen bij dergelijke oproepen.

Bron: Wikipedia

Als eerste de vraag, welke regels behoren tot die overbodige? Omdat de roep van Dokter al zo oud is en deregulering al jaren overheidsbeleid is, zou ondertussen toch al wel duidelijk moeten zijn welke regels overbodig zijn. Dat die duidelijkheid er naar al die jaren nog niet is, zou dat kunnen betekenen dat er toch veel minder overbodige regels zijn dan Dokter suggereert? Dokter zal best veel regels kunnen aanwijzen die hij overbodig vindt. Zijn betoog lezend, denkt hij vooral aan milieuwetten. Alleen vinden anderen die regels juist belangrijk en dringen ze aan op naleving. Dat is precies wat Urgenda heeft gedaan. Dat is ook wat die, zoals Dokter ze noemt, “schimmige juristenkartels” hebben gedaan met de ‘stikstofregels’. Ze hebben aangedrongen op naleving van wetgeving.

Waarom investeren bedrijven graag in het volgens Dokter, ‘over gereguleerde’ Nederland en Duitsland maar niet in Congo, Liberia of Eritrea? In zijn boek 23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme schrijft de Zuid-Koreaanse econoom Ha-Joon Chang hierover: “regulering die de vrijheid van individuele bedrijven beperkt, het collectieve belang van het hele bedrijfsleven kan dienen, om nog maar te zwijgen van de natie als geheel. … Veel regulering helpt gemeenschappelijke hulpbronnen beschermen die alle bedrijven delen, terwijl andere het bedrijfsleven helpen door bedrijven te dwingen dingen te doen die op den duur hun productiviteit verhogen.”

‘En China dan?’ Kun je tegen werpen. Chang: “De Chinese economie werd de afgelopen drie decennia van snelle groei op soortgelijke wijze zwaar gereguleerd. Daarentegen hadden veel ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika en Afrika bezuiden de Sahara in deze drie decennia hun economieën gedereguleerd in de hoop dat dit de zakelijke activiteiten zou stimuleren en hun groei zou versnellen. Maar op raadselachtige wijze groeiden zij trager dan in de voorafgaande twee decennia, toen werd aangenomen dat ze belemmerd werden door excessieve regulering.” De ‘soortgelijke wijze’ waar Chang het over heeft, verwijst naar Zuid-Korea, Taiwan en Japan die China voorgingen.

Dan de vrijheid van de individuele mens. Zou het voor een individu niet precies hetzelfde zijn als voor een bedrijf? Zijn de regels die de vrijheid van het individu beperken niet juist bedoeld om het collectieve belang van de hele samenleving te dienen? Verplicht rechts rijden beperkt het individu maar dient het belang van de samenleving en daarmee ook het belang van het individu. Immers als iedereen voor zich zelf bepaalde op welke manier wordt gereden dan stond het verkeer voornamelijk stil. 

Als laatste een vraag? Waarom willen zovelen van elders naar hier komen? Zo graag dat ze het risico op dood door verdrinking en slavernij in Libië voor lief nemen?  Waarom komen ze liever naar hier dan dat ze hun geluk beproeven in Saoedie Arabië of Koeweit? Landen met een hoger bruto nationaal product dan Nederland. Als het om de welvaart zou gaan, dan zouden de deuren van die Qatar en de Verenigde Arabische Emiraten worden platgelopen door migranten. Of zou dat een gevolg zijn van die ‘ veel te veel’ regels die onze vrijheid ‘belemmeren’?

Natuurlijk moeten wetten en regels iets toevoegen, moeten ze zo eenduidig mogelijk te handhaven zijn. Daar zal iedereen het mee eens zijn. Zou het echter niet kunnen dat regulering hand in hand gaat met vrijheid en (economische) ontwikkeling?

De koning van Roermond

Aan een verouderde wet hoef je je niet te houden. Dat is, zo valt in de Volkskrant te lezen, in het kort wat voormalig Roermonds wethouder Jos van Rey ter verdediging betoogde op de eerste dag van het strafproces tegen hem. Van Rey “Er vindt geen politieke benoeming plaats zonder overleg binnen de partijlijn. Dat is ingeburgerd in Nederland. We doen alsof hier hel en verdoemenis is uitgebroken, maar zo gaat het met alle benoemingen. De gemeentewet is verouderd.” Hij bekend hiermee al vast schuld aan hetgeen hem ten laste wordt gelegd.

Van ReyIllustratie: www.yoopdeloop.com

De redenatie van Van Rey volgend, zijn er twee soorten wetten: verouderde waar je je niet aan hoeft te houden en niet verouderde waar je je wel aan moet houden. Wanneer is een wet verouderd? Welke criteria worden hierbij gehanteerd? Wie bepaalt die criteria en dus welke wetten er verouderd zijn?

Van Rey noemt één criterium voor ‘verouderheid’ van een wet. Als iets bij wet verboden is en toch gangbaar is in een sector, als ongeveer ‘iedereen’ het doet, dan duidt dat op verouderde wetgeving. Zou Holleeder dit argument ook kunnen gebruiken? Zo van: ‘in mijn wereld is een moord, afpersing en bedreiging ingeburgerd, ongeveer iedereen doet het.’ Of een bouwbedrijf ‘in de bouwwereld is een steekpenninkje of een snoepreisje om iemand om te kopen heel ingeburgerd. De wet is verouderd.’ Of en hardrijder ‘in de wereld van ons asfaltracers is 150 kilometer per uur een slakkengangetje.’ Wellicht kan de liborverantwoordelijke Rabobankier er ook nog wat aan hebben: ‘in onze sector is het heel gebruikelijk dat we gezamenlijk bepalen hoe hoog die rente is.’  Holleeder, de bouwers, de asfaltpiraten en de Rabo-bankier zouden worden weggehoond met politici en bestuurders voorop.

Voor aanvang van het proces gaf Van Rey aan te vrezen geen eerlijk proces te krijgen. Mocht hij worden veroordeeld, welke wetten zouden dan nog meer verouderd zijn? Van iemand die jarenlang wethouder is geweest zou je mogen verwachten dat hij ervan op de hoogte is dat er maar één soort wet is, een geldende wet en daaraan moet iedereen zich houden.  Gelukkig bekent hij met deze woorden al vast schuld aan hetgeen hem ten laste wordt gelegd.

Als de wet tegen je is, discussier dan over de feiten. Als de feiten tegen je zijn, discussieer dan over de wetten. Als alles tegen je is, scheldt dan de advocaat van de tegenpartij uit,”  Van Rey lijkt  dit advies van de Amerikaan William Badgarden te volgen. Zou een houding zoals die van Van Rey een belangrijke oorzaak kunnen zijn van het gebrek aan vertrouwen in politiek en bestuur?

 

Vrijheid, democratie en verbieden

”Salafisme met verbod bestrijden” De kop van een artikel op de voorpagina van Dagblad de Limburger van zaterdag 28 november 2015. In dit artikel wordt aandacht besteed aan een motie van de Kamerleden Marcouch (PvdA) en Tellegen (VVD),  waarin de minister van Veiligheid en Justitie wordt verzocht: “onderzoek te (laten) doen naar de mogelijkheid om salafistische organisaties vanwege strijd met de openbare orde te laten verbieden.”  Omdat zij constateren dat: “ het salafisme in Nederland isolationistisch van karakter is gericht op onverdraagzaamheid, antidemocratische activiteiten en polarisatie en daarmee een kweekvijver vormt voor radicalisering en gewelddadig jihadisme.” Krachtige taal en dat gaat er wel in, zo kort na aanslagen gepleegd door mensen die zich op een van de salafistische stromingen beroepen. Populair of niet, is verbieden de juiste weg?

vrijheidIllustratie: www.amnesty.nl

Hoe verhoudt zich het verbieden van een manier van denken en naar de wereld kijken met de vrijheid van meningsuiting? Of met de vrijheid van godsdienst? Of het verbieden van organisaties met de vrijheid van vereniging en vergadering? Vrijheden waarvoor in het verleden hard is gevochten. Vrijheden die tot de kernwaarden van onze samenleving behoren. Zijn deze vrijheden niet de waarden die we moeten verdedigen en niet het ‘recht om op een terras te zitten’?

Hoe verhoudt het verdedigen van deze rechten zich met het verbieden van een religieuze stroming? Of een politieke ideologie, ook al is het een kwaadaardige? Hebben stromingen die isolationistisch van karakter zijn geen recht op bescherming? En van de andere kant, moeten dan ook niet enkele streng gereformeerde stromingen verboden worden? Stromingen waarbij de vrouw het ‘aanrecht’ heeft? Hoe democratisch is het om stromingen die de democratie afwijzen, te verbieden? Zou niet ook de extreem-rechtse ideologie waarnaar Marcouch ter vergelijking wijst, ook ruimte moeten krijgen?

Is het niet veel verstandiger en beter voor de openbare orde om iedereen de ruimte te bieden om te denken wat hij wil en zijn leven zo in te richten als hij wil, als het maar binnen de wet is? En ligt de grens niet precies daar: bij de wet? Is het niet juist de kracht van onze democratie en de waarden, (vrijheid van meningsuiting, godsdienst en vereniging en vergadering) waarop deze is gebaseerd, dat deze meningen en ideologieën in een open debat worden besproken? Begrijpen de Kamerleden het concept democratie wel?