‘De bank van Sigmund’

Frank Kalshoven besteedt zijn wekelijkse column in de Volkskrant deze week aan de medicalisering van het leven. “Druk kind? Naar de dokter. Sombere puber? Naar de dokter. Niet direct zwanger? Naar de dokter. Overbelast met werk en kinderen? Naar de dokter. Lijden aan ouderdom? Drie keer raden.” Onterecht volgens Kalshoven: “Kinderen zijn druk. Ouderdom komt met gebreken. De combinatie van jonge kinderen, hard werken en zorg voor je eigen ouders is een aanslag op je gestel. Dat is altijd al zo geweest. En zal altijd zo blijven. De vraag is hoe we hier mee om willen gaan.” Medicalisering lijkt te lonen: “Een sticker met hierop een medische aandoening is een waardevol papiertje. Het papiertje legitimeert ander gedrag.” Bovendien is het goed voor de dokter en de medische industrie. Bovendien kost het de samenleving veel geld en het: “vertroebelt onze blik op wat er echt met ons (leven) aan de hand is en ontneemt ons hiermee ook zicht op echte oplossingen of op acceptatie van lek en gebrek.” Wat zou er werkelijk aan de hand zijn?

SigmundIllustratie: conservatorial.rssing.com

Kalshoven geeft daarop geen antwoord. Zou Belg Dirk De Wachter in zijn boek Borderlinetimes. het Einde van de Normaliteit het antwoord op die vraag geven? Hij vergelijkt onze samenleving met de stoornis Borderline. “BPS of Borderline Personality Disorder is ‘een diepgaand patroon van instabiliteit en intermenslijke relatie, zelfbeeld en affecten en van duidelijke impulsiviteit, beginnend in de vroege volwassenheid en tot uiting komend in diverse situaties… .” De Wachter legt onze samenleving langs de negen situaties van BPS. Als een persoon er vijf vertoont is er sprake van BPS. Die negen situaties zijn:

  • krampachtig proberen te voorkomen om feitelijk offerend in de steek gelaten te worden;
  • een patroon van instabiele en intense intermenselijke relaties;
  • identiteitsstoornis: duidelijk of aanhoudende instabiel zelfbeeld of zelfgevoel;
  • impulsiviteit op ten minste twee gebieden die in potentie de betrokkenen zelf kunnen schaden;
  • recidiverende suïcidale gedragingen, gestes of dreigingen, of automutilatie;
  • effectlabiliteit als gevolg van duidelijke reactiviteit van de stemming;
  • chronisch gevoel van leegte;
  • inadequate, intense woede of moeite om kwaadheid te beheersen;
  • voorbijgaande, aan stress gebonden paranoïde indelen of ernstige dissociatieve verschijnselen.

Heeft De Wachter een punt met zijn bewering dat de samenleving aan borderline lijdt? Zou de medicalisering die Kalshoven constateert hier een gevolg van kunnen zijn? Wat zou dan de echte oplossing zijn, de-medicaliseren van de individuen of de samenleving op de bank van de psychiater?

 

Fietsenband, blinde darm en hartklep

In zijn wekelijkse column in de Volkskrant bespreekt Frank Kalshoven de gezondheidszorg en dan vooral de pogingen om de kosten ervan te beheersen. Hij verzet zich tegen het collectiviseren van de zorg, iets wat enkele linkse partijen lijken te willen en breekt een lans voor de eigen bijdrage.

lekke-band

Foto: Alles Over Fietsen

Om zijn punt helder te maken, vergelijkt hij de zorg met een fietsenmaker: Mensen kiezen er niet voor om ziek te worden. Mensen kiezen er niet voor een lekke band te krijgen. Mensen gaan niet voor hun lol naar de dokter. Mensen gaan niet voor hun lol naar de fietsenmaker. Het gaat wel om hun gezondheid. Het gaat wel om hun mobiliteit.” Twee keer pech en toch  betalen we de dokter, op een kleine eigen bijdrage na, collectief en de fietsenmaker niet. Kalshoven: “ Als we alles wat we niet voor onze lol betaalden, zouden collectiviseren, leefden we hier binnenkort in het paradijs, het Noord-Koreaanse wel te verstaan.” De dokter is, net als de fietsenmaker geen publiek goed: “de diensten van de dokter zijn net zo uitsluitbaar en rivaliserend als die van de fietsenmaker. We zouden zorg net zo kunnen organiseren als de fietsenmakersbranche: afrekenen voor geleverde diensten, pinnen per consult, operatie, medicijn. Bij een echt publiek goed, pakweg Defensie, kan dat niet: we kunnen niemand in Nederland uitsluiten van de bescherming en de bescherming van u rivaliseert niet met die van mij.” Nu leert de geschiedenis dat mensen ook uitgesloten kunnen worden van bescherming door het leger. Zo werd de oostkant van de Maas in de verdedigingsplannen van het Nederlandse leger tijdens de Tweede Wereldoorlog zonder slag of stoot opgegeven, de Maas was de eerste verdedigingslinie. Dat terzijde.

Terug naar Kalshovens vergelijking. Een lekke band is hooguit hinderlijk, een lekkende blinde darm of hartklep dodelijk. De band kan ik zelf plakken, de blinde darm of hartklep niet. Daar heb ik toch echt een arts voor nodig. Eerst om de diagnose te stellen en vervolgens voor de operatie. Bovendien zijn er voor een fiets alternatieven: je kunt lopen, steppen, met de scooter, auto, trein, bus, vliegtuig. Wat zijn de alternatieven voor mijn blinde darm of hartklep?

Het is alsof we voor 50 cent bij de fietsenmaker onze band konden laten plakken. Als mensen dan zouden zeggen: nou, dan ga ik fietsenmaker mijden hoor, dan zouden we zeggen: wat jij wil. Als je zelf niet eens 50 cent wilt betalen voor een dienst die ons allemaal 10 euro kost, is blijkbaar met jouw lekke band goed te leven.” Zo vergelijkt Kalshoven de fietsenband met de doktersbehandeling. Inderdaad is het goed leven met een lekke band. Is dat ook zo met een lekkende blinde darm of hartklep?

Gaat Kalshovens vergelijking niet mank?

Rendement van een kind

Beste Frank Kalshoven, in uw wekelijkse Het spel en de knikkers in de Volkskrant houdt u een hartstochtelijk pleidooi voor minder deeltijdwerken. “Maar in Nederland overdrijven we schromelijk de andere kant op. Individu én maatschappij hebben er alle belang bij de doorgeschoten deeltijdcultuur krachtig te gaan bestrijden.” Zo eindigt uw betoog. De maatschappij heeft daar belang bij omdat daardoor belastinggeld binnenkomt, het individu omdat hij of zij zo het hele leven economisch zelfstandig kan zijn. “De kern van de zaak hierbij is: we investeren per kop pakweg 150 duizend euro belastinggeld in het onderwijs aan kinderen en jongvolwassenen. … We hebben er, als investeerder in nieuwe generaties, belang bij dat die investering rendeert.” 

Onderwijs.jpg

foto: Yulius

Ik begrijp uw redenering, toch roept deze enkele vragen bij mij op. Hoeveel uur werk is volgens u voldoende om die investering te laten redeneren? Fulltime is nu veertig uur, dat is echter ook maar een afspraak. Zoals u wellicht weet, was een werkweek vroeger veel langer en werkten zelfs kinderen soms wel meer dan twaalf uur per dag en dat minimaal zes dagen in de week. Als meer uren, meer rendement betekent, zouden het er dan ook tweeënzeventig kunnen zijn?

Belangrijker dan die vraag is de vraag of de uren die iemand niet werkt, geen rendement voor de samenleving opleveren? Met andere woorden, is betaald werk de enige manier om rendement te creëren? Leveren de uren die ik steek in de opvoeding van mijn kinderen geen rendement op? Of de uren die ik besteedde aan het zorgen voor mijn overleden vader? Of de uren die ik besteed aan het begeleiden van het honkbalteam van mijn zoon? Allemaal zaken die me geen geld opleveren, moet ik daar dan maar mee stoppen?

De belangrijkste vraag is of we  onderwijs aan kinderen primair als een economische investering moeten zien? Als het primair een economische investering is, waarom besteden we dan zoveel geld aan kinderen die nooit rendement op zullen leveren?

Krenten en de pap

Jubilerend Volkskrantcolumnist Frank Kalshoven besteedt zijn column Het spel en de knikkers aan de vraag van de kersverse nobelprijswinnaar Ben Feringa om meer geld, liefst één miljard euro, voor fundamenteel wetenschappelijk onderzoek. Dat is onderzoek waarvan het nog maar de vraag is of, en zo ja wat het ooit aan nuttigs oplevert. Dergelijk onderzoek is internationaal en reslutaten ervan zijn openbaar.

krentenFoto: www.qualitynuts.be

Waarom zou je daar geld in steken? Jij stopt er geld in en iedereen kan de revenuen ervan plukken. “Platte kostencalculatie leert dat het dan voordelig is om die andere landen de kosten te laten dragen van dat fundamentele onderzoek, en zelf alleen geld uit te geven aan het toepassen van de elders ontwikkelde kennis.” In het kort, laat anderen die dure initiële investering doen, als er iets met potentie uitkomt, dan springen we erop. De krenten uit de pap halen dus. Maar om er krenten uit te kunnen halen, moet er wel pap zijn. Iemand moet in fundamenteel wetenschappelijk onderzoek investeren. Wat als iedereen deze redenering volgt? Als iedereen zit te wachten op de krenten en niemand investeert in de pap? Dan stokt de ontwikkeling van de wetenschap. Dan stokt de motor van de vooruitgang. Is een dergelijke ‘platte kostencalculatie’ niet erg egoïstisch?

Gelukkig constateert Kalshoven dat er een andere reden is om er toch geld aan te besteden: “Wetenschap is mensenwerk en goede wetenschappers verkeren graag in de fysieke nabijheid van excellente wetenschappers. … De baten bestaan uit extra economische groei op de wat langere termijn. Topwetenschap trekt bedrijvigheid aan.”  En dan is het, volgens Kalshoven: “zaak de winstkansen te spreiden en ruim extra wetenschapsgeld uit te delen. Een miljard is een prima begin.” 

Dan investeer je in een papfabriek en is de kans groter dat ‘krentenkenners’ zich melden bij je fabriek. Ook een goede reden, maar toch. Zou het niet van krenterigheid getuigen als een rijk en ontwikkeld land als Nederland voor wat de pap betreft op zijn krent bleef zitten en bleef afwachten om elders de krenten uit de pap te halen?

Op uw gezondheid

In de Volkskrant zet Frank Kalshoven alvast wat aandachtspunten voor het nieuwe kabinet op een rijtje. Nummer één op de lijst, de zorgkosten. Kalshoven: “wat wil de partij met die zorgkosten doen? Ik zou zeggen: tem die beer. Zet het mes in de verwachte stijging van de zorgkosten om ruimte te scheppen voor andere dingen…”  Bij het lezen hiervan, moest ik denken aan het boek The Rise and Fall of American Growth van de Amerikaanse econoom Robert J. Gordon.

Gordon

Illustratie: press.princeton.edu

Gordon besteedt aan heel veel zaken aandacht, zo ook aan de ontwikkelingen in de gezondheidszorg. Natuurlijk beschrijft hij de Amerikaanse situatie, toch biedt het wel stof om over na te denken. Als eerste constateert hij dat commercie in de Verenigde Staten niet tot de beste, meest efficiënte en goedkope zorg heeft geleid. Toch opletten met verdere marktwerking?

Gordon laat zien dat de grote gezondheidswinst, die is bereikt tussen 1870 en nu, voor het grootste deel aan andere zaken is te danken dan pure gezondheidszorg. Collectieve investeringen als aanleg van waterleidingen met schoon drinkwater. De aanleg van rioleringen. Het gebruik van zeep. De komst van de auto. De auto? Ja, de auto want die zorgde ervoor dat het paard uit het straatbeeld verdween en met het paarden de mest, de paardenurine en de paardenlijken. Deze maatregelen zorgden voor een forse daling van de baby- en kindersterfte en daarmee een flinke stijging van de gemiddelde sterfteleeftijd. Vervolgens de toevallige uitvinding van de penicilline door Alexander Flemming en de vaccinaties voor diverse kinderziektes. Deze maatregelen zorgden ervoor dat er voor vele kinderen, vele gezonde levensjaren bijkwamen.

De laatste decennia (in de Verenigde Staten zo ongeveer sinds 1950, ligt de aandacht bij hart- en vaatziektes en kanker, omdat daaraan sinds die tijd de meeste mensen sterven. Verschil met die eerdere maatregelen, is volgens Gordon, dat deze ervoor zorgen dat aan het einde leven het leven een paar jaar worden toegevoegd.

In een tijd waar overgewicht een steeds groter probleem wordt, waar de jeugd steeds minder beweegt en de uittredend commandant der strijdkrachten signaleert dat jeugdige rekruten steeds minder sterk en beweeglijk zijn en de fijne motoriek afneemt. Wat zou dan het nieuwe kabinet van Gordons beschrijving en deze gegevens kunnen leren? In ieder geval dat investeren in  preventie loont.

Inzetten op preventie? Op veel meer sport en spel, bewegingsonderwijs voor kinderen op basis- en middelbare scholen? Sport en spel waarbij tevens aandacht is voor samenwerking en zo ook voor normen en waarden? Want zie je tijdens sport en spel niet het echte kind? Zou dat niet ook kunnen bijdragen aan betere prestaties van jongens?

Van de regen in de drup

De Nederlander krijgt het druk. De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is bedoeld om veel meer ondersteuning en zorg door vrijwilligers en mantelzorgers te laten verrichten. Dit om alles betaalbaar te houden.

Stress

Illustratie: 855winthecase.com

Nu wordt er ook gewerkt aan een nieuwe Omgevingswet waarin de overheid zich ook terugtrekt. Wil je iets bouwen, dan moet je draagvlak zoeken. Dit klinkt mooi, maar heeft ook een andere kant. Wil je voorkomen dat iets wordt gebouwd, dan moet je dat ook zelf organiseren. Martin Sommer omschreef het in de Volkskrant als volgt: “Van de omgevingswet moeten we straks, als we vader zijn steunkousen hebben uitgetrokken, naar het buurthuis om de plannen van de projectontwikkelaars te bespreken.”

Maar daarmee zijn we er nog niet. In diezelfde Volkskrant stelt Frank Kalshoven vast: dat Nederland er lekker van zou opknappen als we erin zouden slagen het totaal aantal gewerkte uren te laten toenemen.” Zo krijgen we meer inkomen om bijvoorbeeld een energietransitie te betalen, vluchtelingen op te vangen, de AOW te verhogen, beter te eten en drinken of de schulden af te lossen. Heb je schoolgaande kinderen, dan verwacht de school dat je je actief inzetDat verwacht de sport- en/of culturele vereniging trouwens ook.

Sommer constateert:“De energieke burger is permanent bekaf.” En dat leidt weer tot meer ziekteverzuim en hogere ziektekosten. Ook krijgen de collega’s van de zieke het nog drukker, net als zijn sociale omgeving. Een neergaande spiraal.

Nederland zou lekker opknappen als er meer uren betaald worden gewerkt. Daarmee zullen veel economen en politici het eens zijn. Is het niet vreemd dat veel van diezelfde economen en politici zich ook kunnen vinden in die Wmo en de Omgevingswet? Vreemd omdat juist deze wetten leiden tot de vernietiging van banen? De Wmo omdat veel werk, en dus banen, als bijvoorbeeld huishoudelijke hulp worden geschrapt. Dat werk moet maar door vrijwilligers en mantelzorgers worden gedaan. Dit schrappen leidt tot minder betaalde uren en de druk op vrijwilligers en mantelzorgers zou ook wel eens tot minder betaalde uren kunnen leiden. En de Omgevingswet omdat hierdoor veel overheidsbanen en dus gewerkte uren verdwijnen. En zou het aantal gewerkte uren niet ook afnemen door de druk die zo op de burger wordt gelegd?

Raken we zo niet van de regen in de drup? Tijd voor herbezinning?

Nationaliseer het onderwijs

Frank Kalshoven zou het interessant vinden als er een soort ‘franchise-formule’ zou komen die landelijk een paar honderd scholen zou exploiteren. Zo’n keten zou een landelijk trainingscentrum kunnen inrichten, wetenschappelijk kunnen experimenteren, schaalvoordelen benutten bij het inkopen van leermiddelen en ICT en beter personeelsbeleid kunnen voeren.  Die scholen zouden meer kwaliteit per euro kunnen leveren en de huidige scholen het goed lastig maken. Meer marktwerking dus. “Wat een walhalla zou dat kunnen zijn,” volgens Kalshoven in de Volkskrant.

FORTIS OVERNAME

Foto: www.nrc.nl

“Creatieve destructie, dat is precies wat het basisonderwijs nodig heeft,” dit concludeert Kalshoven. Creatieve destructie is een proces van voortdurende innovatie, waarbij door succesvolle toepassingen van nieuwe technieken, oude worden vernietigd. De auto die het paard met wagen verving bijvoorbeeld. Nieuwe plannen van staatssecretaris Dekker moeten het stichten van scholen aan de ene kant makkelijker maken en aan de andere kant het sluiten ervan als niet aan de kwaliteitseisen wordt voldaan.

Wat zouden de gevolgen van creatieve destructie via zo’n ketens zijn? Meer kwaliteit per euro kan, maar is dat een zekerheid? Hebben ervaringen in het MBO, HBO en WO niet laten zien dat het geld ook ergens anders aan kan worden besteed? Aan gebouwen bijvoorbeeld. Welk risico lopen ouders en kinderen als zo’n landelijke keten van bijvoorbeeld 200 scholen failliet gaat? Waar kunnen die kinderen dan onderwijs krijgen? Of moet dan de minister ingrijpen net zoals bij het ROC Leiden?

Leren ervaringen in ander sectoren, de financiële sector, de automobielindustrie enzovoorts, niet dat een markt alleen goed functioneert als er een sterke marktmeester is? En is dat niet juist de rol van de overheid. Moet de macht van die marktmeester niet toenemen naarmate de markt complexer is en dichter bij de mens zelf komt? Pleit dat dan niet voor een heel sterke onderwijsmarktmeester? Een meester die bovenop de markt zit?

Volgens Kalshoven zouden de franchise-scholen door hun omvang meer kwaliteit per euro leveren. Als dat zo is waarom dan niet één landelijke keten van scholen? Dan zou je toch de meeste kwaliteit per euro moeten krijgen?

En als we die sterke marktmeester en de kwaliteit per euro combineren. Zou dat er niet voor kunnen pleiten om deze taak te nationaliseren?