IJzer smeden

“Verdere verdieping vraagt om een democratisch debat, omdat het gaat over enorme overdracht van soevereiniteit naar Europees niveau. En dat democratisch debat kan in crisistijd niet goed gevoerd worden.” Dit schrijven SP-Tweede Kamerlid Renske Leijten en SP-senator Bastiaan van Apeldoorn  op de site Joop. Ze schrijven dit naar aanleiding van de discussie over ‘Eurobonds’. Een vreemde uitspraak.

De auteurs: “Georganiseerde solidariteit is in Nederland, maar ook in Europa en de wereld het antwoord op deze crisis. Regeringen en parlementen dragen nu overal de verantwoordelijkheid om te doen wat nu nodig is. Internationale georganiseerde solidariteit biedt ook hier een uitweg. Daarom moet de Nederlandse regering nu snel eerlijke afspraken maken met alle andere lidstaten van de Europese Unie om de zwaarst getroffen landen onmiddellijk de steun te geven die zij nu nodig hebben.” Dat ik schulden aangaan niet de weg vindt, heb ik in een eerdere Prikker al betoogd. Dus daarin kan ik de beide SP-ers volgen. Geen ‘Europese schulden’ maar dat hoeft geen probleem te zijn want: “ Er zijn vele manieren om financieel getroffen landen te steunen,” zo schrijven de auteurs. Hoe die vele manieren eruit zien, blijft een raadsel. Ze noemen er geen. Daardoor blijft hun betoog in de lucht hangen. Dat is jammer, maar daar gaat het mij nu niet om. 

Het gaat mij om de opmerking dat er nu geen goed democratisch debat gevoerd kan worden. Inderdaad is onze samenleving voor een deel ‘stilgelegd’ omdat we elkaar niet niet meer lijfelijk kunnen ontmoeten. Als dit in het oude Athene zou zijn gebeurd, dan was het democratische debat inderdaad niet mogelijk. De Atheners hadden nog geen krant, radio en TV laat staan Internet. Het democratische debat werd immers gevoerd op het plein in de stad. Waarom zou er nu in Nederland geen goed democratisch debat gevoerd kunnen worden? 

Zoals ze terecht schrijven legt: “Deze crisis (…) overal ter wereld vele mankementen in de organisatie van onze maatschappijen en economieën bloot.” Laten we het daar nu over hebben en niet zoals ze betogen dat we: “afspreken dat hetgeen we nu zien, straks niet vergeten maar zullen gebruiken om duurzame maatschappelijke verbeteringen te bewerkstelligen, om zodoende een komende crisis beter het hoofd te kunnen bieden.” Zoals een bekend Nederlands spreekwoord luidt, moet je het ijzer smeden als het heet is. Het is nu heet en er moet nu dus gesmeed worden. Als we het nu laten lopen, wordt het weer ‘koud’, gaat de druk eraf en schieten we weer in een modus van alledag. 

Laten we juist wel nu het debat voeren want ook zonder dat debat wordt er ijzer gesmeed dat de ‘na-coronese periode’ mee vorm geeft. Besluiten die nu worden genomen en zaken die nu in gang worden gezet, zijn straks lastig weer terug te draaien. Als de ‘apps’ waarover nu wordt gesproken, worden ingevoerd, dan is de kans groot dat ze blijven ook al is er geen crisis meer. Dus nu ook het debat over Europa, de Euro, al dan niet Eurobonds of een Europese belasting op bedrijfswinsten. Laten we nu het ijzer heet is, alle mogelijke oplossingen bestuderen en bespreken op hun voor- en nadelen en dan een keuze maken. 

Zo werd het debat over de wereld na de Tweede Wereldoorlog al tijdens die oorlog vormgegeven. Al in augustus 1941, toen de VS nog niet eens in oorlog waren, stelde het samen met de Britten het Atlantisch handvest vast. De belangrijke conferentie in Bretton Woods over de financiële wereld na de oorlog werd al in 1944 met een akkoord bezegeld.

Beste SP-ers, jullie en je collega’s voeren al enkele weken debatten over mondkapjes en beademingsapparatuur. In die debatten willen jullie ‘harde toezeggingen’ over het aantal IC plekken. Alsof de minister en zijn ambtenaren niet alles binnen hun mogelijkheden doen om die zaken te regelen. Mogelijkheden die beperkt zijn omdat de hele wereld op mondkapjes en beademingsapparatuur jaagt. Laat dat maar aan de ministers en de uitvoerders over. Ga alsjeblieft NU aan de slag met smeden. Als jullie dat niet doen, dan zijn jullie geen knip voor de neus waard.

Een ‘gewoon’ gesprek

“Mogen we het hier over hebben?” Die vraag stelt student Brent Hadderingh bij Opiniez. Waarover? Over: “een demografische transformatie van Nederland.” Wat? Over het feit dat de Nederlandse bevolking alleen maar groeit door immigratie. Zonder immigratie zou de bevolking krimpen omdat er te weinig kinderen worden geboren en dat is al lange tijd het geval. Gevolg? “De inheemse bevolking neemt af en de niet-inheemse bevolking neemt toe.” En daarom vraagt Hadderingh zich af of we dit niet moeten: “vaststellen als een feit en een normaal politiek debat over deze ontwikkeling en zijn gevolgen (moeten) voeren?” Een debat zonder: “schrikreacties over dogwhistles, Nazi’s en terroristen? Kunnen we stoppen met elke benoeming van een demografisch feit proberen weg te zetten als een complottheorie?

House of Commons 1834. Bron: Wikipedia

Ja meneer Hadderingh, daar kunnen we best over praten. We kunnen overal over praten. Om het gesprek te openen, een paar vragen. Als eerste de vraag wanneer ben je inheems? Ik stel die vraag omdat u het CBS aanhaalt dat voor 2050 een krimp voorspelt van de bevolking met 1 miljoen en een stijging van mensen met een migratieachtergrond van 50%. Waarop u aanvult: “Neem hierin mee dat met de afbakening die CBS gebruikt, ook mensen tot “Nederlandse achtergrond” gerekend worden, zelfs als zij misschien niet tot de inheemse bevolking horen.” Wanneer verwordt een ‘migratieachtergrond’ tot een ‘Nederlandse achtergrond’ en waarin verschilt die van ‘inheems’ zijn? Dit zijn geen “verboten woorden” zoals u ze noemt, ze zijn wel beladen omdat ze mensen verdelen in drie hiërarchisch, door u verschillend, gewaardeerde groepen.

In uw laatste alinea schrijft u: “Is het nu eindelijk mogelijk om over dit feit een gewoon gesprek te hebben met bepaalde kanten van het politiek spectrum?” Deze zin is op meerdere manieren te begrijpen. Zo kan eruit worden begrepen dat dit gesprek alleen met die bepaalde kanten van het politieke spectrum gevoerd moet worden. Dat roept dan de vraag op: welke kanten? En als vervolg daarop: waarom alleen met die kanten? Er kan ook uit worden begrepen dat hierover met ‘bepaalde kanten’ nu geen gewoon gesprek kan worden gevoerd. Dat roept weer de vraag op welke kanten dat zijn en waarom er met die kanten geen gewoon gesprek is te voeren? Door de manier waarop u ze gebruikt, claimt u morele superioriteit: ‘met mij is wel een gewoon gesprek te voeren’. Sterker nog, het suggereert dat uw gesprekken altijd ‘normaal’ zijn en dat u geen politiek bedrijft.

Daarmee kom ik op een volgende punt. Wat is een gewoon gesprek hierover? Uit uw betoog meen ik op te kunnen maken dat dit een politiek debat is en wel een ‘normaal’ politiek debat. Als ik dit combineer met de ‘bepaalde kanten van het politieke spectrum’ dan lijkt u te zeggen dat met die ‘bepaalde kanten’ geen ‘normaal politiek debat’ is te voeren. Hoe ziet een ‘normaal politiek debat’ eruit? Een politiek debat in onze Tweede Kamer verloopt geheel anders dan in het Engelse Lagerhuis. Trouwens een Kamerdebat van vijftig jaar geleden verschilt wezenlijk van de huidige manier van debatteren. Voor mij is een gewoon gesprek iets anders dan een politiek debat.

Als laatste de belangrijkste vraag. Waarom wilt u dat gesprek voeren? Met andere woorden wat is het doel van een dergelijk gesprek? Omdat u het ‘gewone gesprek’ op een lijn lijkt te stellen met een ‘normaal politiek debat’ wordt die vraag nog belangrijker. In een politiek debat, normaal of abnormaal, hebben de deelnemers altijd een politiek doel. Daarom met welk doel moet dit gesprek of debat worden gevoerd? Ik ben benieuwd naar uw antwoorden

Open debat

Volgens Geerten Waling ben je politiek correct als: “je eigen gevoel, of dat van anderen, (…) zwaarder (weegt) dan redelijke argumenten.” In een artikel bij Elsevier verdiept hij zich in het begrip. Waling verwijt mensen die andere beschuldigen van ‘politieke correctheid’ luiheid. Hij ziet, en daar kan de Ballonnendoorprikker zich bij aansluiten, liever dat er op de inhoud wordt ingegaan in plaats van het beschuldigen van de persoon: “Een open debat valt of staat met de gedachte dat de tegenstander ook een mens is. Een mens, bovendien, met hoogstwaarschijnlijk een moreel besef en de overtuiging dat zijn ideeën de wereld echt beter maken.” Een mooi betoog, maar hij ondersteunt zijn betoog met een karikaturaal voorbeeld.

Debat_in_Tweede_Kamer_Maarten_Vrolijk_aan_het_woord,_Bestanddeelnr_911-4021

Foto: Wikipedia

Waling: “Is het daarom politiek correct om, zoals ‘links’ bijvoorbeeld doet, voor meer immigratie te pleiten? Nee, niet per definitie. Er zijn best rationele argumenten te geven voor die stelling. Maar als die argumenten achterwege blijven, of als tegenargumenten niet serieus worden genomen, dan domineert al snel het gevoel dat pro-immigratie het betere standpunt is. En zulke morele superioriteit kan nooit vriendjes zijn met een open debat.” Een bijzonder voorbeeld.

Bijzonder omdat links in dit voorbeeld wordt verweten te pleiten voor meer immigratie. Inderdaad zijn er argumenten waarmee je immigratie van mensen in Nederland kunt onderbouwen en die zijn ook geregeld te horen. Maar, wie is of zijn dat links dat voor meer migratie pleit? Welke ‘linkse’ politieke partij heeft in haar programma staan dat Nederland meer migranten moet toelaten? 

Zijn er niet juist alleen maar politici die voor goede regulering van migratie pleiten en verschillen ze over het doel van en de manier waarop er gereguleerd moet worden?  Aan de ene kant mensen die de migratie tot nul willen reguleren. Partijen die ‘ontschepingsplatforms‘ in landen buiten Europa willen, anderen willen. Aan de andere kant mensen die gereguleerd migratiemogelijkheden willen bieden, bijvoorbeeld door een soort ‘green-card-systeem’. Maar pleiten voor meer migratie? 

“Het is misschien niet de makkelijkste weg, maar het serieus nemen van andermans overtuiging, en de moeite nemen om zinnige argumenten daartegen te formuleren, is het absolute minimum dat een democratie van ons vraagt,’ aldus Waling. begint dat serieus nemen niet met het goed verwoorden van het standpunt van de ander?

Pestprotocol

In een passage uit de column bij Jalta bespreekt Rik de Jong de rechtszaak die Sylvana Simons heeft aangespannen tegen mensen die haar op de sociale media bedreigden of beledigden. Volgens De Jong dient bedreiging gestraft te worden, “uitspraken die geen directe bedreiging of smaad en laster behelzen,” niet: “Ook platte, domme, achterlijke en bovendien verwerpelijke uitlatingen die iemand geen aantoonbare schade toebrengen, moeten in een publiek debat besproken kunnen worden.”

pesten

Illustratie: Moed

Een redelijk betoog van De Jong, we kennen immers de vrijheid van meningsuiting. In dat vrije debat moet je elkaar goed de maat kunnen nemen en dat is niet iets voor watjes. Maar toch…

Kinderen die worden gepest, een gruwel en bron van zorg voor ouders en opvoeders. Scholen zijn er alert op, hebben ‘pestbeleid’ en een pestprotocol. Terecht want er is niets zo vervelend voor een kind dan gepest worden. Niet alleen op school wordt gepest, ook bij de sportvereniging of op het werk worden mensen gepest. Google op pesten en je vindt vele sites en berichten (3.550.000 in 0,44 seconden op het moment dat ik googelde) over pesten.“Platte, domme, achterlijke en bovendien verwerpelijke uitlatingen,” brengen de kinderziel wel schade toe.

Zouden die “platte, domme, achterlijke en bovendien verwerpelijke uitlatingen” de volwassen ziel geen schade toebrengen, net als aan de kinderziel? Kun je dit ook zien als een vorm van pesten? Pesten op scholen en het werk krijgt terecht veel aandacht. Moeten we ‘pesten’ in het publieke debat dan wel zo normaal vinden?

Bespreken in het publieke debat klinkt mooi, maar heeft dat effect als de ene helft niet naar de ander luistert? Als de ene helft uitlatingen toejuicht die de andere helft verfoeit? Misschien toch een ‘pestprotocol’ voor het publieke debat opstellen?

 

Ik ben de elite!

In de Volkskrant is een hele discussie losgebarsten over een artikel van NIOD onderzoeker Ton Zwaan. Zwaan betoogt dat een referendum een vorm van volksverlakkerij is. Dit leidde tot veel ingezonden brieven en reacties. Een van die reacties is van Frank van Dalen, de voorzitter van de stichting Politieke Academie. Volgens Van Dalen slaat Zwaan de plank volledig mis en kunnen burgers heel goed met referenda omgaan.

eliteIllustratie: jaar2011.middendelfland.net

Volgens Van Dalen is Zwaan door zijn artikel: “… de verpersoonlijking van de elite die schande spreekt dat het volk soms het heft in eigen hand neemt.” Het gaat mij nu niet om het middel referendum, maar om deze opmerking. Van Dalen gebruikt ‘elite’ op eenzelfde manier als Zwaan de woorden ‘namaakjournalisten, neppolitici en pseudo-intellectuelen’. Beide heren zijn niet de enigen die dergelijke woorden gebruiken. Ook Kamerleden zoals bijvoorbeeld Wilders (‘nepparlement’ ) maken zich hieraan schuldig.

Wanneer ben je een pseudo-intellectueel? En wie hoort er bij de elite? Is Wilders bijvoorbeeld een pseudo-intellectueel die, ondanks zijn bijna twintigjarig Kamerlidmaatschap niet bij de elite hoort?

Is het effect van dergelijke woorden niet dat degene die ervan wordt beschuldigd, in een hoek wordt gezet? Dat zijn redeneringen en argumenten er niet meer toe doen? Dat je er dus niet meer op in hoeft te gaan? Dat je er niet meer naar hoeft te luisteren? Dat inleven in de positie van de ander niet meer hoeft? De elite moet immers worden verafschuwd. Wat pseudo-intellectuelen zeggen telt immers niet mee. Voor anderen telt wat intellectuelen zeggen niet mee.

Is dat niet een verarming en verenging van het gesprek en het debat? Want is het maatschappelijk debat er niet bij gebaat dat alle standpunten en argumenten aan bod komen? Is het maatschappelijk debat niet gebaat bij het inleven in de leefwereld, standpunten en argumenten van de ander? Is deze manier van debatteren niet schadelijk voor de samenleving als geheel? Schadelijk omdat er zo groepen ontstaan die niet meer met elkaar praten en die langs elkaar heen leven? Groepen die steeds onverschilliger en wellicht zelfs vijandig tegenover elkaar komen te staan?

Daarom, in navolging van Kennedy. ‘Ik ben de:

  • pseudo-intellectueel
  • intellectueel
  • namaakjournalist
  • neppoliticus
  • …, en
  • elite!

Debat, partijen en parlement

In de Volkskrant stelt Willem van Ewijk een bijzondere vraag naar aanleiding van het Oekraïnereferendum. Een referendum waardoor er eindelijk een debat over de inhoud en niet over ‘poppetjes’ werd gevoerd. Eindelijk een debat tussen mensen die het niet met elkaar eens zijn. Eindelijk een debat over concreet beleid, zo constateert Van Ewijk, alleen jammer dat het was over een verdrag dat al getekend was.

debat

Foto: dspace.library.uu.nl

Zo’n debat smaakt naar meer, want dat is: “waar een gezonde democratie op draait: het voortdurende debat”, zoals Van Ewijk terecht constateert.  Alleen: “Het is een ideaal natuurlijk, maar iets waar de Tweede Kamer al lang niet meer in uitblinkt”  Het debat wordt, aldus Van Ewijk, nu beheerst door het kleine groepje Nederlanders dat lid is van een politieke partij. En dan stelt hij de vraag: “Als burgers niet meer debatteren via politieke partijen, waarom houden we dan zo krampachtig vast aan die parlementaire democratie?” Op de vraag wat er dan voor in de plaats moet komen, geeft hij geen antwoord, maar daar gaat het nu niet om.

Een bijzondere vraag, omdat er een relatie wordt gelegd tussen het publieke debat, politieke partijen en het parlement. Eerst de relatie tussen het publieke debat en politieke partijen. Van Ewijk lijkt het publieke debat te beperken tot de het debat in de Tweede Kamer. Is dat niet heel erg beperkt? Die partijen zouden het debat moeten voeren en dat doen ze niet. Is het publieke debat niet het gesprek tussen burgers op straat, in kranten, via Facebook en Twitter, via sites als www.ballonnendoorprikker.nl? Zijn politieke partijen hierbij onmisbaar?

Dan de relatie tussen politieke partijen en de parlementaire democratie. Van Ewijk lijkt te suggereren dat partijen cruciaal zijn in een parlementaire democratie. De Grondwet kent geen politieke partijen. Die kent parlementsleden die: “stemmen zonder last (artikel 67 lid 3). Zij zijn vrij om naar eigen oordeel en goeddunken te stemmen. Zou een parlementaire democratie kunnen functioneren zonder politieke partijen? Gewoon 150 landgenoten die we kiezen en die ons representeren, of ze representatief kunnen uitloten naar de ideeën van David van Reybrouck?

En daarmee zijn we aanbeland bij de relatie tussen parlement en publiek debat.  Parlementsleden moeten het publieke debat volgen, vragen stellen en op basis van de argumenten voor en tegen en hun eigen opvattingen, een keuze maken. Een keuze die niet overeen hoeft te komen met de ideeën en wensen van de meerderheid. Want het publieke debat kan eeuwig doorgaan, op enig moment moet er echter worden besloten en daarvoor worden die 150 mensen gekozen. Zou onze parlementaire democratie zo kunnen werken?

Het kind en het badwater

Pegida, de beweging die zich keert tegen vluchtelingen, migranten en de islam, demonstreerde in Den Haag. Een demonstratie waarbij tientallen mensen zijn opgepakt. Zij werden door de politie aangehouden, omdat er een ordeverstoring dreigde. Volgens de berichtgeving bij de NOS ging het hierbij voornamelijk om tegendemonstranten.

Demonstratie Pegida tegen de huidige vluchtelingenstroom

Foto: nos.nl

Van Dale beschrijft de openbare orde als: ”de maatschappelijke rust en orde,” waarbij orde begrepen moet worden als “een regelmatige plaatsing of schikking van iets.” Verstoring van de openbare orde is dan iets wat de normale regelmatigheid verstoort en daarmee de maatschappelijke rust. Aangezien een demonstratie niet tot de ‘normale regelmatigheid’ behoort, is er bij een demonstratie dus al sprake van een verstoring van die openbare orde. Maar in onze democratie hebben we het recht om onze mening te uiten en dat kan ook in een demonstratie, maar dan moet je wel een vergunning hebben om te demonstreren.

Een demonstratie, of uiting van een mening door een grote groep, kan ertoe leiden dat de omstanders aanstoot nemen aan die mening en hun afkeer van die mening duidelijk laten horen. Dat moet kunnen in een gezonde democratie. Het wordt pas een probleem als het tot een handgemeen of erger een vechtpartij komt. Pas dan is de openbare orde in de klassieke zin, in het geding. Dan wordt het recht met geweld in eigen hand genomen en dat kan niet, omdat de overheid immers het geweldsmonopolie heeft. Dan moet de overheid optreden.

Gaat de overheid niet te ver als zij het laten horen van een tegengeluid bij een demonstratie ziet als een verstoring van de openbare orde? Belemmert de overheid daarmee niet het publieke debat? Zeker als “Agenten … een linkse activist die met Pegida-aanhangers in discussie ging,” arresteerden. Is het in gesprek gaan, of het voeren van een discussie een (dreigende) verstoring van openbare orde?

Wordt zo een gesprek, discussie of debat tussen mensen met verschillende opvattingen niet onmogelijk? En moet een sterke democratie het niet juist van een gesprek, die discussie of dat debat hebben? Gooit, de overheid door zo te handelen, het democratische kind niet met het badwater weg?

 

 

Allemaal politiek correct

Politiek correct. Eerst een artikel van Rutger Bregman bij de Correspondent en een dag later besteedt de ombudsvrouw van de Volkskrant, Annieke Kranenberg, er haar bijdrage in de zaterdagkrant aan. In reacties van lezers op het net, wordt het woord veelvuldig gebruikt. Met name ‘links’ wordt ervan beschuldigd politiek correct te zijn.

Politiek correctFoto: www.pinterest.com

Maar wat betekent het? Wikipedia, voor zover die betrouwbaar is, geeft de volgende omschrijving: “voorzichtig taalgebruik over, of het vermijden van, onderwerpen die politiek gevoelig liggen, om belediging (van met name minderheden) te voorkomen.” Het cultureel woordenboek geeft een wat bredere omschrijving: “Het taboeïseren van benamingen en opvattingen en het gebruiken van eufemismen bij wijze van oplossing van maatschappelijke problemen en gevoeligheden.” Dus in plaats van gehandicapt heeft iemand een functiebeperking.

Zou het kunnen dat iemand ‘politiek correct’ noemen een manier is om het gesprek, de discussie of het debat te vermijden? Vermijden door de ander te diskwalificeren? Net zoals je een andere kunt diskwalificeren door hem of haar irreëel of onpraktisch te noemen. Of juist door jezelf als praktisch en realistisch neer te zetten. Met onpraktische en niet realistische mensen hoef je immers niet te praten. Die kun je negeren. Is de ander irreëel, onpraktisch en ook politiek correct noemen daarmee niet een zwaktebod in een gesprek, discussie of debat?

Zou je niet juist het gesprek aan moeten met mensen wiens opvattingen anders zijn dan de jouwe? In gesprek door de ander te bevragen en andersom? Zou een dergelijk gesprek niet veel meer opleveren dan het zwaktebod van de gespreksvermijding?

Interessant is de vraag wie nu bepaalt wat politiek correct is? Als ik tegen de opvang van vluchtelingen ben en ik haal alle negatieve voorbeelden aan ben ik dan politiek correct omdat ik de positieve verzwijg? En als ik voor de opvang van vluchtelingen ben en ik haal juiste de positieve voorbeelden en roem de diversiteit, ben ik dan politiek correct omdat ik de negatieve gevolgen verzwijg? Zou het niet kunnen dat iedereen in een debat of discussie zijn zienswijze in een positief daglicht zet en de negatieve kanten ‘vergeet’ of ‘niet ziet’.

Dus: we zijn allemaal irreëel, onpraktisch en vooral POLITIEK CORRECT!

Stem ballonnendoorprikker!

“Ongekozen CDA-asielmeneer het beste bewijs voor de noodzaak van snelle invoering van de gekozen burgemeester.” Een tweet van Geert Wilders en een zin aan het einde van een artikeltje in de Volkskrant. Aanleiding voor de uiting van Wilders is de boodschap die de burgemeester van Katwijk, Jos Wienen, zendt. Die boodschap luidt dat uitspraken van politici effect hebben op mensen en dat politici zich hiervan bewust moeten zijn.

stemmenIllustratie: slimbeleggen.net

Het gaat nu even niet om de boodschap van de burgemeester, nog nut en noodzaak van gekozen burgemeesters. Het gaat erom dat een ‘ongekozen’ iemand een uitspraak doet en van Wilders een veeg uit de pan krijgt omdat hij ongekozen is.

Sinds wanneer is het recht om uitspraken te doen alleen voorbehouden aan gekozen functionarissen? Hoe zit het dan met de rolverdeling? Mogen raadsleden alleen een mening hebben over zaken die hun gemeente raken en niet over provinciale of landelijke zaken? Daar zijn ze immers niet voor gekozen. Betekent dat ook dat Wilders zijn mond moet houden over Europa omdat hij ‘alleen maar’ een nationaal gekozene is?

Ik was altijd van mening dat de vrijheid om een mening te uiten aan iedereen toebehoorde? Is dat nu niet meer het geval? Als dat zo is dan kunnen alle kranten, media en ‘meningenmensen’ en ook de ballonnendoorprikker wel opdoeken. Ze zijn niet gekozen en mogen hun mening dus niet uiten. Jammer, ben ik net begonnen moet ik al weer ophouden.

Gaat het in een gesprek, discussie of debat niet om de inhoud van wat iemand zegt en zijn kennis en kunde van het onderwerp? Gaat het niet om de inhoud? Of zou het kunnen zijn dat de ontvanger van de boodschap nattigheid voelt en om die te verdoezelen de boodschapper op de korrel neemt? Als de boodschap je niet bevalt dan schiet je gewoon de boodschapper neer. Is dit niet een bijzonder zwakke en laffe manier van gespreks- discussie- of debatvoering? Is dergelijk gedrag niet een parlementslid onwaardig?

En als het toch zo is dat alleen gekozenen een mening mogen hebben, dan bij deze een oproep aan jullie, mijn lezers. Voor een frisse mening: STEM op de BALLONNENDOORPRIKKER!