Uitgelicht

Election Files 14: Me, Myself and We

De volgende prikker in deze serie Election Files: dit keer geen bespreking van een verkiezingsprogramma maar een artikel naar aanleiding van de besprekingen. Bij de programma’s die ik heb besproken viel een gebrek aan analyse op. Omdat een goede analyse voorafgaat aan het zetten van stappen om iets te veranderen, analyseer ik in de komende Prikkers onze huidige samenleving. Welke grote ontwikkelingen zien we? Waar komen die ontwikkelingen vandaan en waarom staan we nu waar we nu staan? De eerste grote ontwikkeling betreft het individu en de groep, en de groep en het individu. Een ontwikkeling zo oud als de mensheid maar nog steeds actueel. Zeer actueel.

“De geschiedenis schetst de fundamentele morele veranderingen van de mensheid van onze vroegste, nog niet menselijke, voorouders in Oost-Afrika tot en met de recentste conflicten rond identiteit, ongelijkheid, onderdrukking en duidingsmacht over het heden, die online in de metropolen van de moderne wereld worden beslecht,”1 aldus Sauer. In zijn boek schetst hij de reis die de mensheid hierin heeft gemaakt. Een reis waarin het leven van het groepsdier mens centraal staat. Een reis van de Oost-Afrikaanse vlakten zo’n vijf miljoen jaar geleden tot en met de digitaal, en met zo ongeveer de hele wereld, verbonden mens van tegenwoordig. Een reis waarin de mens en zijn relatie tot de te medemens centraal staat. Een reis die aantoont hoe afhankelijk de mens is van zijn medemens. Een reis waarin samenwerking en het aanpassingsvermogen centraal staan. Sauer: “Het beslissende van onze specifiek menselijke evolutie (…) vond plaats in een uiterst volatiele omgeving. … Een instabiele natuurlijke omgeving beloont een toeneming van flexibiliteit en plasticiteit, wat voeding, mobiliteit en vaste woonplaats betreft.” En om het wat beeldender te vertellen: “Als je slechts met minstens zes mensen op een olifant of zebra kunt jagen, is de keus tussen jagen met vijven en het jagen met zessen niet die tussen vijf of zes konijntjes, maar tussen vijf konijntjes en een olifant.”2 Sauer concludeert over dat samenwerken: “Vijf miljoen jaar geleden hebben we de voordelen van samenwerking ontdekt. Maar samenwerking is altijd duur, en niet-coöperatief gedrag blijft voordelig. Om evolutionair stabiel te worden, moesten we onze coöperatieve inspanningen beperken tot een kleine groep mensen: We werden altruïstisch en hulpvaardig, maar alleen in combinatie met een psychologie die mensen verdeelt in ‘wij’ en ‘zij daar.’”3 Wat in die vijf miljoen jaar is gebeurd, is dat de ‘wij’ steeds groter werd. Dat begon met de directe familie en een groep van maximaal zo’n 150 individuen en is nu gegroeid tot hele grote groepen zoals de achttien miljoen Nederlanders of de 1,4 miljard inwoners van India. Gedurende die gehele geschiedenis moest en ook nu moet het individu zich verhouden tot de groep en een plek voor zichzelf in de groep zien te vinden: zichzelf ontdekken. In een kleine groep van bijvoorbeeld dertig jager-verzamelaars was dat makkelijk. Je was de persoon die iets wat er nodig was goed kon, bijvoorbeeld spoorzoeken, dieren ontvellen, vuistbijlen maken, geneeskrachtige planten gebruiken, speerwerpen, kinderen iets leren of iets anders. Niet dat je alleen sporen zocht – nee je deed alles – maar als er sporen gezocht moesten worden, dan werd er naar jou geluisterd. Het ontdekken wie je bent en jezelf kunnen zijn, zijn dingen die in onze complexe samenleving steeds moeilijker worden. Dat ‘ontdekken wie je bent’ is van vrij recente datum.

Ze zegge det de helluf van de wereld van ôs is. Ik weit ’t neet percies maar as det klop is ’t neet mis. Dan staeke we 50 cent van iddere gölde in de tes. En nog ein kwartje van de res.” Het openingsrefrein van het feestnummer Gekke minse van de Venlose band Neet oet Lottum. In de rest van Nederland is de band vooral bekend door het nummer Hald mich ens vas. Die ‘ôs’, ‘ons’ in het Nederlands, zijn gekke mensen. In het boek The Weirdest People in the World. How the West Became Psychologicaly Peculiar and Particularly Prosperous lijkt auteur Joseph Henrich tekstschrijver Frans Pollux gelijk te geven. Weird betekent “raar, gek of eng” volgens de Vandale. Henrich geeft er een heel andere betekenis aan: WEIRD is voor hem een acroniem van “Western, Educated, Industrialized, Rich and Democratic.”4 Wij, de westerse wereld, zijn WEIRD en wijken af van de rest van de wereld en van samenlevingen uit het verleden.

Voor een beschrijving van het niet WEIRDe deel van de huidige en vroegere wereld even terug in de tijd. Een van de mooiste scenes in de film Gladiator is, in mijn ogen tenminste, als de gladiator Juba, gespeeld door Djimon Gaston Hounsou, de poppetjes die de voorouders en kinderen van Maximus, de oud-generaal en later gladiator gespeeld door Russell Crowe, in het zand begraaft. Juba spreekt dan de woorden: “I will see you again… but not yet. Not yet.” Die scene herbergt twee manieren om naar het leven op aarde te kijken. “I will see you again,” duidt op het geloof dat er na het leven op Aarde nog iets is. Een leven na de dood. Dit denken is al oud en heeft vooral als doel om je tijdens het leven op Aarde te disciplineren. Dat disciplineren tijdens het leven kan alleen als het niet zeker bent van dat leven na de dood. Of, en dat is de variant die het meeste voorkomt, dat plek is voor degenen die goed hebben geleefd en zich dus aan de morele regels hebben gehouden en een plek voor hen die dat niet hebben gedaan. Voor christenen de hemel of de hel en voor het katholieke deel van hen zat daartussen nog het vagevuur. Daar kwam je terecht als je niet goed genoeg had geleefd maar ook niet slecht genoeg. Daar doolde je rond totdat je voldoende was gestraft voor je zonden. In de Griekse mythologie, die ook aan de basis van het Romeinse lag waarin Maximus geloofde, was Elysium het gedeelte van de Hades, de onderwereld, waar de goeden naar toegingen en Tartaros was het deel waar je naartoe ging als je uitzonderlijk slecht had geleefd. Zat je ertussen dan ging je naar Asphodel een min of meer ‘kraak nog smaak’ gebied waar je dan bleef ronddolen.

De begraven poppetjes duiden op een andere manier van naar het leven kijken. Dat is denken dat je als mens deel uitmaakt van een groter geheel en wel op twee manieren. De eerste is de doorlopende keten van verre voorouders, via je grootouder, ouders en jezelf door naar je kinderen, kleinkinderen en verder tot je verre nakomelingen. Daar staan de poppetjes voor. Je staat in een familie en tribale lijn waarin je je plek hebt. Je staat onder je ouders en grootouders maar ook ooms, tantes en oudooms en oudtantes, daar heb je naar te luisteren, daar heb je respect voor en wat zij zeggen stel je niet ter discussie. De tweede manier van ‘je plek hebben’ hangt af van de plek die je familie inneemt in de tribale structuur. Behoor je tot de familielijn van de stamleider of priester, dan sta je in hoger aanzien en wordt er eerder naar je geluisterd dan naar een familie van een eenvoudige landbouwer. De plek van je familie is ook jouw plek en toekomst. Is je vader boer, dan word jij ook boer. Is je vader krijger, dan word jij het ook. Je hoeft niet na te denken en leert alles van je ouders. Pas als die dood zijn en jij aan de top van de familielijn staat (en niet een van je broers) dan kun je wat richting bepalen en proberen iets te veranderen. Alleen is dat laatste lastig omdat veranderen betekent afwijken van het oude en de tradities en die zijn heilig. De stam en familie bepalen alles.

Stam en familie stonden centraal. Henrich omschrijft deze samenleving als volgt. “Mensen leefden in een netwerk van verwantenorganisaties binnen stamgroepen of netwerken. Uitgebreide familiehuizen maakten deel uit van grote verwantschapsgroepen (clans, stamhuizen etc.) Erfenis en verblijf na het huwelijk waren patrilineaire; mensen leefden vaak in uitgebreide patrilineaire huizen en vrouwen gingen bij de verwanten van hun man wonen. Veel verwantschapseenheden bezaten of controleerden gezamenlijk grondgebied. Zelfs als er sprake was van individueel eigendom, behielden verwanten vaak het erfrecht, zodat land niet verkocht of anderszins overgedragen kon worden zonder toestemming van verwanten. Grotere verwantschapsorganisaties bepaalden zowel de wettelijke als de sociale identiteit van individuen. Geschillen binnen verwantengroepen werden volgens gewoonte intern beslecht. Gezamenlijke verantwoordelijkheid betekende dat intentionaliteit maar een kleine rol speelde bij het toekennen van straf of het opleggen van boetes voor geschillen tussen verwanten. Verwantschapsorgnisaties boden leden bescherming, verzekering en zekerheid. Deze organisaties zorgden voor zieke, gewonde en arme leden, en voor ouderen. Gearrangeerde huwelijken met familieleden waren gewoonte, net als huwelijkse betalingen zoals bruidsschat of bruidsprijs (…) Polygone huwelijken waren gebruikelijk voor mannen met een hoge status. In veel gemeenschappen konden mannen slechts met één “primaire” vrouw trouwen, meestal iemand van ongeveer gelijke sociale status, maar ze konden dan secundaire vrouwen toevoegen, meestal van een lagere sociale status.5

Menigeen zal nu denken: zie je wel het patriarchaat, door mannen verzonnen om vrouwen eronder te houden. En inderdaad is dit het patriarchaat ten top. Alleen behoorde een flink deel van de mannen tot de grote verliezers. Dat bepalen met wie er getrouwd kon worden, betekende voor een flink deel van de mannen dat er niet getrouwd werd omdat er niemand was om mee te trouwen. Voor vrouwen betekende het dat ze derde, vierde of tiende vrouw van een man konden worden. Voor laag geplaatste families was het weggeven van een dochter als zoveelste vrouw een manier om zich omhoog te werken in de hiërarchie. Voor de top waren huwelijken een manier om macht, aanzien en vooral bezit in de familie te houden. En nee, dit systeem is niet bedacht door mannen. Het is een moderne voortzetting van de op overleving – en dan vooral de doorgifte van DNA – gebaseerde strategie van het leven. Een strategie die de mannelijke leden van een diersoort ertoe aanzet om zoveel mogelijk vrouwen te verzamelen want dat maakt de kans het grootst om nakomelingen te krijgen. Ook voor vrouwelijke leden van de soort was het aantrekkelijk om zich rond een sterke man te voegen. Dat vergrootte voor de vrouw de kans om nakomelingen groot te krijgen.

De WEIRD-heid ligt aan de basis van het succes van de Westerse samenleving, zo betoogt Henrich. Aan die WEIRD-heid hebben we het economisch succes en onze democratie te danken. Het gebrek aan die ‘WEIRD-heid’ is ook een van de oorzaken waarom economische succes op andere plekken ontbreekt. En ook een van de oorzaken waarom de democratie op veel plekken niet echt aanslaat. Henrich geeft Afghanistan als voorbeeld en citeert uit een ander boek een gesprek met een kiezer. Die kiezer geeft aan te hebben gestemd op de kandidaat van keuze: “Besluiten voor hem? Meneer! Wat bedoelt u? Zijn familie woont hier al sinds de dagen van Dost Mohammed Khan en langer … Wist u dat mijn zusters man een neef heeft die getrouwd is met Sayyaf’s schoonzus. Hij is een van de onzen.”6 Democratie in een tribale samenleving is de macht geven aan de grootste stam. Om die te bepalen is het niet nodig om verkiezingen te houden. Maar door die wel te houden krijgt de machtigste stam de staatsmacht en daarmee ook de macht over andere stammen. Ze zal die macht vervolgens gebruiken om zich die staat toe te eigenen.

De oorzaak van onze ‘gekheid’ ligt, zo betoogt Henrich, in de christelijke stroming die in West-Europa uiteindelijk dominant werd. En daarvoor moeten we een heel eind terug in de tijd. Dat die stroming waaruit de huidige katholieke kerk en de vele protestantse stroming uit zijn voortgekomen dominant werd, stond tevoren niet vast, want: “aan het begin van het eerste millennium van de jaartelling was het Romeinse Rijk een borrelende ketel van religieuze concurrentie van de oude Romeinse staatsgodsdienst, het jodendom, het zoroastrisme, het mithraïsme, een potpourri van christelijke geloven en een veelheid aan lokale religies omvatte.” Die WEIRD-heid werd, zo betoogt Henrich, veroorzaakt door de regels rond het huwelijks- en familierecht van de winnende stroming. Hij noemt dit het Huwelijks- en Gezins-Programma van de kerk.

Hoe zag dit Programma eruit? Het: “verbood huwelijken met bloedverwanten. Deze verboden werden geleidelijk uitgebreid naar verre verwanten, tot neven en nichten.” Het: “verbood het huwelijk met aangetrouwde verwanten (…) Als je echtgenoot stierf, kon je niet met zijn broer, je zwager, trouwen. In de ogen van de kerk werd de broer van je man je echte broer (incest).” Het verbood: “huwelijken met niet-christenen tenzij ze bekeerd waren.” Het: “creëerde geestelijke verwantschap, via de instelling van peetouders.” Zo werd: “de adoptie van kinderen ontmoedigd. Moeders moesten voor hun eigen kinderen zorgen: als ze dat niet konden, zouden de kerk of peetouders voor hen zorgen.” Volgens het Programma was: “publieke instemming met het huwelijk door beide partners nodig.” Het: “moedigde nieuw getrouwden aan een eigen huishouden te beginnen.” Het programma: “moedigde het privé bezit van eigendom (land) en erfenis door een persoonlijk testament aan.”7 Deze maatregelen werden niet allemaal ineens ingevoerd en het mag dan met de ogen van nu niet erg spectaculair lijken. Toch maakte dit, zo betoogt Henrich, geleidelijk een einde aan de oude stam en familiebanden en stond daarmee aan de basis van die WEIRDe samenleving.

De reden waarom de kerk voor deze lijn koos is waarschijnlijk niet omdat ze de individuele vrijheid van de mens zo belangrijk vond. Het positieve dat de kerk zag, was dat deze keuze leidde tot een toename van middelen (grond en geld) en dus macht voor de kerk. Een van de bijzonderheden van het christelijk geloof in die tijd was, en daarmee komen we bij de weg naar de hemel, dat je die weg kon kopen. Kopen door al je bezittingen aan ‘de armen’ te geven. En de kerk was de vertegenwoordiger van ‘de armen’. Alleen is het lastig om iets te geven als het eigendom is van je gehele familie. Een individuele lijn sterft nogal eens uit, de kans dat dit met zo’n familielijn gebeurt is veel kleiner en wordt zelfs nihil als je, zoals bij de Romeinen gewoon, makkelijk een kind als je eigen kon adopteren. De maatregelen van het Huwelijks- en Gezins-Programma waren erop gericht om meer middelen en macht te verwerven door juist de basis onder de tribale en familiestructuur te breken. En succesvol was het: “Tegen 900 CE bezat de kerk ongeveer een derde van het cultuurland in West-Europa, inclusief Duitsland (35 procent) en Frankrijk (44 procent). Tijdens de protestantse reformatie in de 16e eeuw bezat de kerk de helft van Duitsland en tussen een kwart en een derde van Engeland.”8 De belangrijkste ‘nevenschade’ van deze keuze is dat mensen steeds meer zelf gingen nadenken. Hiermee zetten de kerk uiteindelijk de bijl aan de wortel van haar eigen bestaan want mensen gingen ook nadenken over hun geloof, hun relatie met god en de rol van de kerk. Was er wel een kerk en priester nodig voor die relatie met god? Nee, dachten zelfs priesters als Luther en timmerde zijn 95 stellingen op de deur van de Wittenbergse kerk en hij was niet de enige noch de eerste. De volgende interessante vraag die werd gesteld was of god wel nodig was en bestond? Nietzsche beantwoordde die vraag uiteindelijk door god dood te verklaren. Had de kerk dit in het eerste deel van het eerste millennium geweten, dan had ze wellicht een andere route gekozen. Maar zoals wel vaker hebben acties die op positief lijken onvoorziene negatieve gevolgen.

En met Luther zijn we bij de man die, volgens Francis Fukuyama aan het begin van het individualisme en het begrip identiteit staat of zoals hij het zelf schrijft: “Luther is dus verantwoordelijk voor het (in identiteitskwesties centrale) idee dat het innerlijke zelf diep is en vele lagen heeft die alleen door persoonlijke introspectie aan het licht gebracht kunnen worden.” Luther was, zo betoogt hij, “de eerste die het innerlijke en uiterlijke scheidde en de nadruk legde op het innerlijke. De keus die de (innerlijke) mens had en die zijn identiteit bepaalde: had slechts één dimensie,” zo betoogt Fukuyama, en dat was: “de aanvaarding van Gods genade. Er waren maar twee keuzemogelijkheden: je was vrij om al dan niet voor God te kiezen.”9

En daarmee zijn we bij het moderne begrip identiteit. De Digitale Van Dale omschrijft identiteit met: “ 1. gelijkheid: je identiteit bewijzen; bewijzen dat je de persoon bent voor wie je je uitgeeft; de identiteit van de dader is nog niet bekend. 2. eigen karakter van een persoon of groep: zijn identiteit proberen te bewaren.” In deze bespreking concentreren we ons op de tweede betekenis: het eigen karakter. De Vlaamse psycholoog Paul schetst in zijn boek Identiteit het jezelf ontdekken in relatie tot anderen als een: “verschuivende beeldscherm van de buitenwereld, die steevast als spiegel voor die identiteit fungeer10 Het gaat dus om de vraag hoe het ‘ik’ zich verhoudt tot de ‘buitenwereld’. Identiteit is, volgens Verhaeghe niet statisch: “De aanname dat we een eeuwig, onveranderlijk ik zouden hebben, is hoogst twijfelachtig.”11

Die spiegel betekent dan het begrip ‘identiteit’: “twee fundamentele gerichtheden die vermoedelijk typerend zijn voor al wat leeft: we willen deel uitmaken van grotere gehelen en tegelijk streven we naar onafhankelijkheid.’12 Je verhouden tot de buitenwereld was vroeger, zo betoogt Francis Fukuyama, een niet bestaande vraag: “Neem de situatie van de jonge boer, Hans, die opgroeit in een klein Saksisch dorpje. Hans’ leven in het dorpje ligt vast: hij woont in hetzelfde huis als zijn ouders en grootouders; hij is verloofd met een meisje dat zijn ouders aanvaardbaar vonden; hij werd gedoopt door de plaatselijke priester; en hij is van plan om hetzelfde stukje land te bewerken als zijn vader. De vraag ‘wie ben ik?’ komt bij Hans niet op, omdat die al door de mensen in zijn omgeving is beantwoord.”13 Zo in de negentiende eeuw (in Engeland iets eerder) werd dat anders voor ‘Hans’. De wereld industrialiseerde in rap tempo, mensen trokken naar de stad en kwamen daar in contact met anderen die vaak ook nog eens een andere taal spraken. ‘Hans’ verhuisde naar het Roergebied en kwam mensen tegen uit heel Noordwest-Duitsland en zelfs uit Nederland en Frankrijk. Die nieuwe omgeving brengt hem vrijheid, los van de dorpspriester, zijn ouders en dorpsgenoten. Met die vrijheid komt ook onzekerheid: op wie kan ik terugvallen als ik ziek ben of geen werk heb? Hans ziet mensen van verschillende politieke partijen en vraagt zich af of ze hem echt vertegenwoordigen of dat ze alleen maar aan hun eigen belang denken. “Voor het eerst in zijn leven kan Hans kiezen hoe hij zijn leven wil leiden, maar hij vraagt zich af wie hij werkelijk is en wat hij graag zou willen zijn. De vraag naar zijn identiteit, die in zijn dorp nooit een probleem zou zijn geweest, wordt nu heel belangrijk.”14 Hans ziet in zijn ‘beeldscherm’ een hem onbekende wereld. Een onbekende wereld die bij hem de vraag oproept: hoe verhoud ik me tot die wereld? Wie ben ik en welke rol speel ik in deze nieuwe wereld? Die vraag stelden zich vele mensen in Europa.

Sinds de negentiende eeuw is er veel veranderd. Eerst de radio, vervolgens de televisie en sinds het einde van de vorige eeuw het internet, bieden steeds meer ‘vensters’ of ‘spiegelbeelden’ waartoe iemand zich moet verhouden en die dus een rol spelen bij het ontdekken wie je bent en dat vervolgens ook zijn. ‘Hans’ kreeg als antwoord: ‘je bent een Duitser’ en kreeg verhalen te horen over ‘grote Duitsers’ uit het verleden om het trots te maken. Nationalisme dus. Een antwoord dat nu ook nog wordt gegeven maar dat niet meer voldoende is. Want het zijn van ‘Duitser’, of in ons geval ‘Nederlander’ zegt niet over bijvoorbeeld je denken over de oorlog in Oekraïne. Tegenwoordig is er meer nodig en wordt het antwoord steeds individueler. En het zoeken naar antwoorden wordt lastig door de druk van sociale media waar mensen veelal een perfectere vorm van zichzelf laten zien. Een mooier beeld dan de werkelijkheid.

In hoofdlijnen zijn er in het denken over identiteit en vooral de politiek rond identiteit twee extreme stromingen. De eerste stroming werd hierboven al aangestipt: die stroming, de extreem nationalistische, ziet nationaliteit als belangrijkste kenmerk van je identiteit. Zolang nationaliteit blijkt uit je paspoort, is er niets aan de hand. Dat wordt anders als er wordt opgeroepen om trotst te zijn op de geschiedenis van een land. Als er mantra zoals: ‘wij zijn een joods, christelijk, humanistische samenleving’, worden gebruikt. Daarbij vergetende dat die christenen elkaar onderling eeuwenlang de tent uit hebben gevochten en dat ze gezamenlijk nogal afwerend, om het zacht uit te drukken, stonden tegenover joden. Als er vervolgens nog iets aan toegevoegd over ‘trots op Nederland’ en nog wat ‘trots op onze geschiedenis’. Dit denken legt mensen een identiteit op en blaast de geschiedenis van het land op tot mytische proporties. Die ‘trots op de geschiedenis’ en ‘trots op de cultuur’ hebben twee uitwerkingen. Ze binden en verdelen. Ze binden mensen die zich in het verhaal herkennen, die maken dat verhaal tot een belangrijk onderdeel van hun identiteit. Ze verdelen omdat iedereen die niet joods, christelijk of humanistisch is of wiens voorouders geen deel uitmaakten van die trotse geschiedenis wordt buitengesloten. Die hoort er niet bij en zal er ook nooit bij horen.

De andere stroming hakt de mens in stukken waarbij ieder stuk bestaat uit twee uitersten en waarbij het ene uiterste meer macht heeft dan het andere: ‘man’ heeft meer macht dan ‘vrouw’, ‘wit’ meer dan ‘zwart’ en zo maar door. Of zoals Seada Nourhussen het stelt: “Intersectionaliteit erkent de macht of onmacht die de verschillende assen van identiteit met zich meebrengen.” Als sociologische theorie om machtsverschillen te verklaren is het al een gemarkeerde theorie, om je identiteit te bepalen is de theorie net zo uitsluitend als de extreem nationalistische. Ook dit denken legt je een identiteit op. Ze bepaalt jouw identiteit op basis van zaken waar je niets aan kunt doen. Of zoals de filosofie Susan Neiman het schrijft:”“Het begint met de zorg voor gemarginaliseerde personen en eindigt met het reduceren van elk tot het prisma van haar marginalisatie. Het idee van intersectionaliteit zou de nadruk hebben gelegd op de manier waarop we allemaal meer dan één identiteit hebben. In plaats daarvan leidde het de focus op die delen van identiteiten die het meest gemarginaliseerd zijn, en vermenigvuldigt ze tot een woud van trauma’s.” Deze manier van denken: “eist dat naties en volkeren hun criminele geschiedenis onder ogen zien. Daarbij komt vaak tot de conclusie dat de hele geschiedenis crimineel is.”15 De hele geschiedenis en dan vooral de hele Westerse geschiedenis. Als die hele geschiedenis crimineel is, dan kan er ook geen sprake zijn van vooruitgang. Dit terwijl vooral de geschiedenis van het Westen vooruitgang laat zien. En nee, dat maakt niet dat alles in het westen goed is. Dat iemand met een donkere huidskleur vaker uit de rij wordt gepikt bij het vliegveld of staande wordt gehouden door de politie is niet goed te praten. Het is echter een hele vooruitgang in vergelijking met de situatie van voor de afschaffing van de slavernij. Ook deze manier van denken over identiteit bindt en verdeelt. Ze bindt mensen op de kruispunten: “Daar moeten we elkaar zien te ontmoeten,”aldus Nourhussen. Maar dan moet je wel op dezelfde kruispunten uit kunnen komen. Dat ontmoeten wordt lastig als er, zoals Nourhussen schrijft: “In de ballroom culture in New York,” mooie dingen gebeuren: “waar queer mensen van kleur hun eigen magische wereld creëren, waar ze beschermd zijn tegen de uitsluiting en onderdrukking van zowel de witte gay scene als cis hetero’s.”16 Wat is er zo mooi aan een ‘eigen eiland’ is dat anderen uitsluit omdat ze wit en gay of zwart en cis zijn? Eilanden waar niet iedereen kan komen.

Voor dergelijke zware en voor een deel op leugens gebaseerde opvattingen over identiteit moeten we uitkijken. Toch kunnen we, volgens de filosoof Kwame Anthony Appiah, niet geheel zonder leugens als het over identiteit gaat: “we hebben die leugens nodig. Elke groep heeft behoefte aan een gezamenlijk verhaal om de leden te binden.”17 Daar heeft Appiah een punt. Neem het antwoord dat Hans kreeg, hoe ‘waar’ zou dat zijn? Iedereen met een beetje kennis van het verleden, weet dat een gesprek tussen een negentiende-eeuwse Duitser uit Beieren en zijn ‘landgenoot’ uit Keulen of Hamburg onmogelijk zou zijn. Hun ‘Duits’ was zeer verschillend. Net zoals een Fransman uit Parijs zijn landgenoot uit Bretagne niet zou begrijpen en ‘unne Venlonaer’ zijn Friese landgenoot niet. Hoezo gemeenschappelijke taal en cultuur? En ook op de kruispunten van Nourhussen verschillen de daar bivakkerende mensen op vele manieren van elkaar.

Terugblikkend op ons verleden valt op dat identiteit steeds zwaarder wordt gemaakt en beleefd. Dat zorgt ervoor dat we steeds meer tegenover elkaar komen te staan. Om samen te leven in een gebied, moeten mensen iets hebben dat hen bind. Er moet enige eenheid in de groep zijn. Volgens Fukuyama kan dat op vier manieren. Als eerste: “verplaatsing van bevolkingsgroepen over over politieke grenzen van een bepaald land.” Dat kan worden bereikt via: “kolonisten naar nieuwe gebieden te sturen, door mensen die in een bepaald gebied wonen met geweld te verdrijven,” en, “door ze domweg om te brengen.”18 Nieuwe gebieden, in zijn geval de planeet Mars, is de manier die Musk najaagt. Op Aarde zijn er, afgezien van Antarctica geen ‘nieuwe gebieden.’ Verdrijven en vermoorden is de manier waarop Israël werkt aan ‘eenheid’. Dit is ook de manier onder het denken van de PVV. De tweede manier die Fukayama onderscheidt is: “om grenzen zodanig aan te passen dat ze overeenkomen met bestaande taalkundige of culturele bevolkingsgroepen,”19 Dit lijkt mij, behalve als we programmapunt 2 van van Rug op ‘81 van de Tegenpartij van Jacobse en Van Es, gespeeld door respectievelijk Kees van Kooten en Wim de Bie willen uitvoeren, niet uitvoerbaar. Zij verdelen Nederland onder gebieden (thuislanden) voor groepen met een specifieke afkomst. En dan geldt het zoals Jacobse betoogt: “het oud geborduurd spreekwoord,” een spreekwoord dat zegt: “het buitenland leg naast de deur,”20 en krijgen we een, “multiradiale samenleving.” De derde manier om iets van een ‘samen’ te creëren, zo betoogt Fukuyama: “is om minderheidsgroepen op te nemen in de cultuur van een bestaande etnische of taalkundige groep.” Met andere woorden: “culturele en biologische assimilatie.” Dit is in de geschiedenis al vaak en met succes gedaan. En, als niet een van de eerste twee manieren dominant wordt, dan is dit iets wat vanzelf gaat gebeuren. Als laatste noemt Fukuyama: “het omvormen van de nationale identiteit zodat die beter aansluit op de bestaande kenmerken van de samenleving.”21

Die laatste manier sluit aan bij hetgeen Appiah adviseert. Dat is je: “identiteit licht (te) dragen.” Een licht gedragen identiteit, is dat niet wat de tijdgenoten van Hans ook deden? Zij zochten naar een overkoepeld iets en dat werd gevonden in de Duitse, Franse enzovoorts taalfamilie. Al begrepen de verschillende ‘familieleden’ elkaar in eerste instantie niet. Bij die ‘taalfamilie’ werden vervolgens andere ‘leugens’ gevoegd en ziedaar de Duitse, Franse, Nederlandse, Italiaanse enzovoorts identiteit. ‘Leugens’ zoals een gedeelde christelijke beschaving waarbij twee eeuwen godsdienstoorlogen voor het gemak wat worden gebagatelliseerd. Maar ook leugens als ‘belangrijke’ historische gebeurtenissen, bijvoorbeeld ‘1600 slag bij Nieuwpoort’, die achteraf worden gezien als ijkpunten van die ‘nationale identiteit’. Achteraf omdat het leven vooruit wordt geleefd en achteruit verklaard. Dat antwoord was passend in een tijd waarin de economie vooral nog regionaal opereerde. Door het steeds internationaler worden van die economie werd die lichte identiteit echter steeds zwaarder. Bedoeld om mensen te binden, werd die ‘nationale identiteit’ een middel om je af te zetten tegen andere ‘nationale identiteiten’. En ja, ook op de Nourhussens kruispunten gebeurt iets bijzonders. De intersectionele theorie beoogt verschillen in macht te verklaren. Als ze wordt gebruikt om de identiteit van levende mensen te beschrijven, dan wordt ze zwaar. Appiah: “Het is de kunst je niet in dat verhaal vast te bijten en je identiteit flexibel te houden, om onnodige polarisatie tussen bevolkingsgroepen te vermijden.” Maak collectieve identiteiten niet ‘uitsluitend’ maar ‘zoals Appiah het noemt, ‘productief’: “Als je een nationale identiteit bouwt die doet alsof iedereen al duizend jaar in Nederland woont, sluit je mensen uit die niet ergens anders naartoe zullen gaan. Maar het is perfectly fair om bijvoorbeeld te zeggen: Nederland is een land dat niet wordt gedefinieerd door religie.’” Een identiteit die: “krachtig genoeg is om betekenis te geven aan burgerschap en flexibel genoeg om gedeeld te worden door mensen met verschillende religieuze en etnische bindingen.”22

Van de vier manieren die Fukuyama beschrijft, zijn de laatste twee het meest interessant om te bewandelen. De derde manier, de culturele en biologische assimilatie ontstaat vanzelf. Culturen veranderen door veranderende omstandigheden. Dat kost even tijd en soms wat ellende maar het gebeurt vanzelf. Maar kan worden versneld door er actief op te sturen. Dat kan door, zoals in Frankrijk in de negentiende eeuw gebeurde, één cultuur als ideaal te kiezen en de overige culturen ernaartoe te laten groeien. Dat kan ook door de Fukuyama’s vierde manier te kiezen en een nieuw ‘samen’ te formuleren dat aansluit bij de huidige samenleving op een manier die Appiah voorstelt. Daarbij kan, zo betoogt David Pilgrim in zijn boek Identity Politics. Were did It All Go Wrong, de deliberatieve democratie een goede manier zijn om dat doel te bereiken: “directe participatie, geen passieve overdracht van bevoegdheden aan onze gekozen vertegenwoordigers.” Maar, zo concludeert hij: “Vandaag de dag zijn we mijlenver verwijderd van deze visie van dagelijks samenleven en samen beslissen. … Dit betekent dat we onze inspanningen moeten verdubbelen om de strategische ambities van een echte deliberatieve democratie te verwezenlijken.”23

Afsluitend. Deze Prikker schets de ontwikkeling in wat Henrich het WEIRD deel van deel van de wereld noemt: grofweg West-Europa, de VS, Canada, Nieuw-Zeeland en Australië. De rest van de wereld heeft een andere geschiedenis. In het WEIRDe deel is het individualisme zover gevorderd, dat het individu nu op zoek is naar een groep om bij te horen. Zover gevorderd datzorgen voor een ander is beperkt tot een hele kleine kringen die soms alleen maar uit het individu bestaat. In het niet WEIRDe deel is dat anders. Migratie heeft ervoor gezorgd dat niet-WEIRD in WEIRD gebied woont en dat kan tot onbegrip leiden.

1Hanno Sauer, Moraal. Goed en kwaad van prehistorie tot polarisatie, pagina 9

2Idem, pagina 28-29

3Idem, pagina 66

4Joseph Henrich, The Weirdest People in the World. How the West Became Psychologicaly Peculiar and Particularly Prosperous, pagina xiii

5Idem, pagina 162-163

6Idem, pagina 409.

7Idem, pagina 165-166.

8Idem, pagina 185.

9Francis Fukuyama, Identiteit. Waardigheid, ressentiment en identiteitspolitiek, pagina 48

10Paul Verhaeghe, Identiteit, pagina 14

11Idem, pagina 15

12Idem, pagina 19

13Francis Fukuyama, Identiteit. Waardigheid, ressentiment en identiteitspolitiek, pagina 89

14Idem, pagina 89

15Susan Neiman, Left Is Not Woke, pagina 5. Eigen vertaling.

16https://www.oneworld.nl/mensenrechten/kruispunten/

17https://www.volkskrant.nl/cultuur-media/filosoof-kwame-anthony-appiah-bijt-je-niet-vast-in-identiteit~ba425159/?referrer=https%3A%2F%2Fballonnendoorprikker.nl%2F

18Francis Fukuyama, Identiteit. waardigheid, ressentiment en identiteitspolitiek, pagina 179

19Idem, pagina 180

20https://www.youtube.com/watch?v=K0lg9KchCqQ

21Francis Fukuyama, Identiteit. waardigheid, ressentiment en identiteitspolitiek, pagina 180

22https://www.volkskrant.nl/cultuur-media/filosoof-kwame-anthony-appiah-bijt-je-niet-vast-in-identiteit~ba425159/?referrer=https%3A%2F%2Fballonnendoorprikker.nl%2F

23David Pilgrim, Identity Politics. Were did It All Go Wrong, pagina 211-212

Uitgelicht

Election Files 9: de BBB folder en werkelijkheid

Na de VVD en de SP is nu het verkiezingsprogramma van de de BBB aan de beurt. In haar programma dat de titel BBB levert draagt, staan vier kernwaarden centraal. De eerste waarde is noaberschap, dat wordt gedefinieerd als: “We zorgen voor elkaar en laten niemand vallen. We bouwen aan gemeenschappen waarin mensen elkaar kennen, steunen en opvangen. Dit betekent dat de overheid terughoudend optreedt. … Wij geloven in de kracht van gemeenschappen van mensen.” De tweede waarde is de gulden regel: “Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet. Respect, wederkerigheid en fatsoen zijn vertrekpunten van ons handelen,” aldus de partij. Als derde de waarde authentiek: “Blijf jezelf, doe gewoon, wees positief (het glas is halfvol). Humorvol. Geen arrogantie, geen spatjes.” En als laatste professioneel: Kijk vooruit, naar de lange(re) termijn. Goede stijl & houding. Stel het algemeen belang boven het persoonlijk belang.”1 Zullen we dan maar eens kijken hoe het gedrag van de partij in het verleden en de plannen voor de toekomst zich tot die waarden verhouden? Zoals ik ook bij de vorige twee besprekingen van verkiezingsprogramma’s deed, begin ik met de conclusie.

Als je het programma oppervlakkig leest, dan ontstaat al snel een combinatie van de hits Een eigen huis van René Froger en 15 miljoen mensen van Fluitsma en Van Thijn als beeld. Een prachtig mooi beeld van een gelukkige ‘ik’ en een fantastische ‘wij’. Alleen blijkt die ‘wij’ een exclusief karakter te hebben en veel ‘ikken’ uit te sluiten. Het document staat vol met mooie volzinnen en woordspelingen: “Of je nu in Groningen woont of in Gouda”2; de derde B wordt in een opsomming met de eerste twee vervangen door ‘bedrijven’; en zo moet de Europese samenwerking: “dienstbaar zijn aan burgers, boeren en bedrijven – niet andersom.”3 Een mooie glossy, maar als je de foto’s wat beter bekijkt ­– en in dit geval wat beter leest ­– dan ziet het er een stuk minder uit. “Blijf jezelf, doe gewoon, wees positief (het glas is halfvol). Humorvol. Geen arrogantie, geen spatjes.” zo beschrijft de partij het woord authentiek en noemt dat een van de vier basiswaarden van de partij. Kijk je naar woorden en daden van de BBB, dan is het glas eerder bijna leeg; je mag jezelf blijven en gewoon doen, maar dan wel net zoals ‘ons’, en die ‘ons’ is een behoorlijk exclusief clubje. Als je het niet met dat clubje eens bent, dan ben je al snel een extremist en mag je niet meer meedoen. Erger zelfs, want extremisten mag je aandoen wat je niet wilt dat jezelf geschiedt. Daar verwacht de partij geen terughoudende overheid. De kracht van de gemeenschap lijkt alleen maar gewaardeerd te worden als die gemeenschap wil wat de partij wil. Verder druipt het programma van het eigen gelijk. En ja, spatjes hebben ze ook. Dat zijn dan ook precies de dingen die de BBB wel levert. Veel meer heeft de partij tot op heden niet geleverd en levert ook dit programma niet. Op het voor haar belangrijkste dossier, het agrarische dossier, is de partij verantwoordelijk voor stilstand en ontbreekt het aan dat professionele. Daar regeert de hele korte termijn en wordt het persoonlijke belang van het agro-industrieel complex boven het algemeen belang gesteld.

Eerst een paar ‘voorafjes’. Zaken die ik in mijn reactie op andere partijprogramma’s ook al heb besproken. Het eerste voorafje is minder regels en bureaucratie. “De overheid moet burgers en ondernemers vertrouwen geven om mee te bouwen aan de samenleving en zich beperken tot haar kerntaken, zonder onnodige bureaucratie en controlezucht.” 4 En: “Minder bureaucratie levert meer geld voor de zorg op.” Ik kan me niet voorstellen dat het verminderen van bureaucratie geld oplevert, wel kan het de kosten verlagen. Of – en dat lijkt me in de zorg van belang – tijd vrijmaken van medewerkers die aan de zorg voor mensen kan worden besteed. Of dat zo is, hangt er helemaal vanaf hoe het georganiseerd is. Als er een speciaal iemand is aangenomen voor die bureaucratie, iemand die niet van zorg weet, dan levert het geen extra handen voor zorg op. “We zullen procesmatige barrières en bureaucratie wegnemen om snelle en effectieve innovatie binnen Defensie en de bijbehorende industrie te garanderen.” Een bijzondere redenering. Zou het werkelijk zo zijn dat bureaucratie innovatie belemmert en minder effectief maakt? Dat lijkt mij sterk. En “Minder Bureaucratie, meer vertrouwen.” 5 Minder bureaucratie klinkt aardig, maar dat vraagt, zoals ik bij de bespreking van Sterker uit de storm, het programma van de VVD aangaf, eerst een maatschappelijk debat over risico’s.

Een tweede voorafje naar aanleiding van de eerste zin: “Bij BBB geloven we dat politiek niet moet draaien om macht of ego, maar om dienstbaarheid aan de samenleving.” Woorden die ik heel moeilijk serieus kan nemen met de ontstaansgeschiedenis van de partij in het achterhoofd. Wie de geschiedenis van de BBB bestudeert, komt al vrij snel uit bij ReMarkAble, een agrarisch marketing en communicatiebureau. De Boer Burger Beweging is opgericht door drie medewerkers van dat bureau: Wim Groot Koerkamp, Henk Vermeer en Caroline van de Plas. De laatste twee zitten nu namens de partij in de Tweede Kamer. “Onze vertegenwoordigers opereren vanuit onze kernwaarden; authentiek en professioneel,”6 zo vervolgt het betoog in de tweede zin. Authentiek en marketing communicatie? Ik kan die eerste zin ook niet rijmen met de acties van de leidende figuren van de partij. Kamerleden en ministers van de partij die zo ongeveer iedere dag wel aansluiten in een of andere talkshow en daar veel praten en weinig zeggen. Precies op de manier zoals het programma is geschreven. Of neem de communicatie van de partij op de sociale media. Daarin figureert steeds een partijlid die weer ‘iets belangrijks’ heeft gedaan, bijvoorbeeld een motie waarin de minister van Asiel wordt verzocht: “de mogelijkheden te onderzoeken voor een tijdelijke algehele stop op gezinshereniging van asielzoekers.” Moties die veel lucht – en in dit geval oude gebakken lucht want die vraag is al verschillende keren gesteld – verplaatsen, maar die tot niets leiden. Dit alles geeft toch de indruk het BBB-ego belangrijker is dan de samenleving.

Dat blijkt ook uit de daden van de partij, Behalve moties heeft twee jaar regeringsverantwoordelijkheid van de BBB niets opgeleverd. Op het voor de partij belangrijke landbouwdossier is van vooruitgang geen sprake. “Iedereen moet kunnen doen waar hij of zij goed in is. Een kip legt een ei, een bij maakt honing, maar een kip dwingen om honing te maken, is onhaalbaar en bovendien een slecht idee. Toch is dat precies wat nu dreigt te gebeuren in Nederland. Veel politieke partijen willen de veestapel halveren en boeren gedwongen uitkopen. Hun boodschap aan boeren is: stop ermee, zoek ander werk,” 7 schrijft de partij in haar programma. Er is in Nederland geen enkele partij die de boeren de boodschap geeft om ermee te stoppen. Sterker nog, er is tot nu toe één partij, de SP, zoals we in de bespreking van Nu de mensen – het programma van deze partij zagen, die zelfs betoogt dat er meer boeren nodig zijn. Ja, er zijn partijen die de veestapel willen verkleinen, en met goede redenen. De veestapel levert een grote bijdrage aan de verslechtering van natuur, milieu en waterkwaliteit. Dat is een probleem dat al bijna veertig jaar bekend is, en er is al net zo lang bekend dat het probleem alleen kan worden aangepakt door het aantal dieren af te stemmen op dat wat de grond kan dragen en dat zijn minder dieren. Al net zolang is er een agrarisch industrieel complex dat dit met technische maatregelen en innovatie wil oplossen. En ja, die maatregelen leveren soms wat effect op, maar nooit voldoende om het probleem op te lossen. Dat agro-industrieel complex heeft al veertig jaar een bijzonder sterke lobby. Een lobby waarin ReMarkAble een belangrijke rol speelde, een lobby die zelfs tot een eigen partij heeft geleid. Die lobby zorgt er al veertig jaar voor dat die keuze niet wordt gemaakt, maar dat er voor ‘innovatie’ wordt gekozen. Innovatie die aan de boeren wordt opgedrongen met als enige resultaat dat hun bedrijven en hun schulden bij de bank groter worden en waardoor de handelingsmogelijkheden van de boeren worden beperkt. Wil een boer kiezen voor boeren binnen de grenzen van de natuur, dan is financiering heel lastig te vinden. Het zijn niet: “De stikstofregels, de afbouw van de derogatie, overhaaste klimaatmaatregelen en opeenvolgende“nationale koppen” op Europees beleid,” die, “zorgen voor onzekerheid en wanhoop bij boerengezinnen.” Dat dit hun onzekerheid veroorzaakt, wordt hen door de BBB lobby van het agro-industrieel complex aangepraat. De oorzaak van die onzekerheid is het gebrek aan politieke en bestuurlijke lef waarmee Nederland op dit dossier al veertig jaar kampt. Veertig jaar waarin het probleem werd ontkend, en er geitenpaadjes zoals het Programma Aanpak Stikstof (PAS) werden gezocht. Een aanpak waarmee door kon worden gegaan op de oude voet omdat ‘toekomstige innovatie’ het probleem wel zou oplossen.

En wat zijn de plannen van de BBB op dit gebied? (D)e derogatie (moet) behouden blijven om verantwoord mestgebruik mogelijk te houden en moeten Europese en nationale regels de praktijk ondersteunen in plaats van belemmeren. Hier blijven wij ons sterk voor maken.” Met die derogatie stond de Europese Unie toe dat Nederlandse boerenveel meer mest op hun land mochten uitrijden. Een aanpak met gevolgen voor de waterkwaliteit: “ Het overschot aan stikstof en fosfor in het oppervlaktewater kan leiden tot giftige algenbloei, vissterfte en een afnemende biodiversiteit. De geselecteerde meetlocaties met een voldoende lange meetreeks (145 locaties) laten een langzame verbetering van de waterkwaliteit zien. Het gevoerde mestbeleid heeft dus effect, maar de dalende trends lijken in de meer recentere jaren af te zwakken. In een aantal wateren blijkt uit de trend dat de waterkwaliteit zelfs achteruitgaat en op de helft van de locaties voldoen de concentraties nog niet aan de gestelde doelen,” aldus recent onderzoek. Bijzonder is hierbij dat de twee laatste kabinetten deze lijn ook voerden en daarbij op een keihard NEE stuitten. Niet bepaald professioneel om, met het idee van ‘vooruitkijken naar de lange(re) termijn’, nog een keer hetzelfde doodlopende pad op te gaan. Meer een struisvogelaanpak: kop in het zand en hopen dat het overwaait.

De partij wil de: “Boer aan het roer. Boeren, tuinders, telers en vissers werken al eeuwen met de bodem, dieren, omgeving en natuur. Zij zijn de professionals. De vakkennis van boeren, tuinders, telers en vissers staat daarom centraal.” Dat in de landbouw al eeuwen met bodem, dieren, omgeving en natuur wordt gewerkt is onmiskenbaar. Alleen werkte die boer al die eeuwen op een heel andere manier. Daarvoor even terug naar de boerenprotesten. Nee, niet die van 2019 en 2020, maar die van een kleine vijftig jaar eerder. Want ook begin jaren zeventig van de twintigste eeuw zagen boeren en boerenzoons hun ‘manier van leven’ ophouden. Toen door de schaalvergroting die hen door de overheid werd opgedrongen. Tot die tijd vond landbouw nog redelijk binnen de grenzen van wat het land kon dragen plaats. Redelijk, want er werd wel al landbouwgif en kunstmest gebruikt, echter nog op beperkte schaal. Toen werkte de boer nog met de grond en zijn dieren. Als een boer van toen een schep in de grond van nu zou steken, dan zou hij zich afvragen waar de pieren, torren en andere insecten zijn gebleven. Als een boer van toen door de weilanden van nu zou lopen dan zou hij zich afvragen waar de kievit en de andere weidevogels zijn gebleven. Ook zou hij de verschillende kruiden die door zijn vroegere gras groeiden missen, en zich verbazen over de monotonie van het Engels raaigras. Hij zou schrikken van de grootte van de percelen en de tractoren en andere werktuigen die erover rijden. Hij zou zich afvragen hoe die boer zijn vijfhonderd koeien gemolken krijgt die 5.000 varkens voert of de eieren van die 500.000 kippen raapt. Een tuinder van toen zou zich verbazen over kassen van dertig hectares vol met paprika’s, een gewas dat hij niet kent, en hij zou zich erover verbazen dat die planten niet in de bodem groeiden maar op iets wat men ‘substraat’ noemt. En zo kan ik wel door gaan. Ja, ik vertrouw de boer. Maar een boer is geen chemicus, terwijl er wel met chemische middelen wordt gewerkt. Een boer heeft er geen zicht op wat zijn activiteit voor bijvoorbeeld de waterkwaliteit betekent.

Vertrouwen in de boer is één. Vertrouwen in het agro-industrieel complex is heel wat anders. De BBB heeft alle vertrouwen in de agrarische sector en het agro-industrieel complex. Niet vreemd vanwege haar ontstaansgeschiedenis. De partij zet nog steeds in op: “Innovatie. Innovatie krijgt de ruimte die het verdient, procedures worden aangepast en innovatiemiddelen zo ingericht dat nieuwe vindingen snel juridisch houdbaar toegepast kunnen worden en doelen behaald kunnen worden.”8 Deze weg wordt al veertig jaar lang bewandeld en is tot op heden een ‘road to nowhere’ gebleken – om de titel van een song van de Talking Heads aan te halen. Ze hopen – om een zin uit die song te parafraseren – dat: ‘here is where time is on their side.’ Alleen was de tijd dat de afgelopen veertig jaar niet. Tenminste niet voor de boer, wel voor dat complex. Dat boerde goed, terwijl de boer en de natuur achteruit boerden. Niet bepaald ‘professioneel’ en ook niet erg ‘guldenregelig’. Deze aanpak biedt de samenleving, de natuur maar ook de boeren geen toekomstperspectief. Ze getuigt van weinig respect en wederkerigheid. Genoeg over het voor de BBB belangrijkste punt.

Of eigenlijk toch niet, maar daarover in de volgende alinea meer. “ De basis voor iedereen begint bij een eigen plek onder de zon. Een huis om in te wonen, een buurt om in te leven. Maar voor steeds meer mensen is dat onbereikbaar geworden. Er zijn te weinig woningen en de huizen die er zijn, zijn vaak onbetaalbaar,” 9constateert de partij. Ahh, ‘een eigen huis, een plek onder de zon’. Maar gelukkig is er licht aan het einde van de tunnel: “Na jaren van stilstand komt er eindelijk beweging. In een nationale woningcrisis is nationale sturing nodig. Er staat weer een ministerie dat wonen serieus neemt. Provincies en gemeenten kunnen alleen verder als het Rijk helpt om door te pakken. Met Mona Keijzer als minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening pakt BBB door waar anderen bleven steken. Denk aan tijdelijke doorstroomwoningen voor starters, gescheiden mensen en statushouders. Aan kleine woningen in de achtertuin die families bij elkaar houden” 10 Allemaal mooie plannen… Alhoewel, mooi? Waarom zou je tijdelijke woningen bouwen als je ook permanente kan bouwen? En dat bouwen is een probleem. Achtereenvolgende kabinetten roepen stoer hoeveel woningen ze gaan bouwen en dat worden er steeds meer. Alleen laat de werkelijkheid zien dat er veel minder worden gebouwd dan gepland. Lastige regelgeving en lange procedures worden aangedragen als oorzaak hiervoor. Gelukkig heeft minister Keijzer de commissie STOER in het leven geroepen en die heeft gerapporteerd. Die leverde een rapport vol maatregelen. Als alle maatregelen zouden worden doorgevoerd, dan zou dat best tot snellere procedures kunnen leiden. Alleen komt dat tegen een prijs. Neem de volgende aanbeveling: “geef de behandeling van bezwaren tegen omgevingsvergunningen voor woningbouwprojecten structureel voorrang ten opzichte van andere bezwaarprocedures, zodat de beschikbare capaciteit als eerste wordt benut voor woningbouw en de 12-weken-termijn wordt gehaald.”11 Die voorrang betekent dat uitspraken op andere bezwaarschriften – waarop ook vaak te laat wordt beslist – nog langer op zich laten wachten. Dat zou dan zomaar eens een boer kunnen zijn die bezwaar heeft gemaakt tegen een besluit op zijn vergunningsaanvraag. Wat gij niet wilt…

Terug naar dat ‘eigenlijk niet’. Een belangrijke reden voor het niet snel kunnen bouwen is gelegen in de stikstofproblematiek en dat raakt het voor de BBB belangrijkste punt, de landbouw. Daarover adviseert de commissie het volgende: “Laat de provincies met ondersteuning van het Rijk snel een resultaatgericht plan maken voor forse emissiereductie en natuurherstel van de meest kwetsbare Natura 2000-gebieden. Een dergelijk solide natuurherstelprogramma zal de noodzakelijke ruimte voor het hanteren van een rekenkundige ondergrens van bijvoorbeeld 1 mol/ ha per jaar onderbouwen waardoor een groot deel van de woningbouwprojecten niet meer valt onder de vergunningplicht. De adviesgroep hoopt dat de door de regering voorgenomen rekenkundige ondergrens van 1 mol/ha per jaar juridisch stand houdt. Het zou de woningbouw enorm helpen.” 12Beleid gebaseerd op hoop en het gestuntel en gebrek aan daadkracht met betrekking tot zo’n natuurherstelplan van het kabinet Schoof en minister Wiersma (BBB) in het bijzonder, is schrijnend. Zelfs een ministeriële commissie met twaalf (sic) bewindslieden onder leiding van premier Schoof kwam tot niets. De BBB levert… gebakken lucht, en zelfs die niet; weinig ‘professioneel’.

Waar de BBB wel levert is op een zeer gevaarlijk terrein. De partij staat, zo schrijft ze: “pal voor onze Nederlandse cultuur en westerse waarden. Waarden zoals vrijheid, gelijkwaardigheid, verantwoordelijkheid en respect voor elkaar. Van Koningsdag tot Dodenherdenking, van dialect tot volkslied: onze tradities zijn geen achterhaalde folklore, maar bouwstenen van een gedeelde cultuur. Een cultuur die verbindt en richting geeft.” Nu definieert ze deze begrippen niet, maar als ik BBB levert doorlees, dan krijg ik het gevoel dat de partij met vrijheid en gelijkwaardigheid iets heel anders bedoelt. “Bij een gedeelde cultuur hoort ook gedeelde verantwoordelijkheid. Wie in Nederland wil wonen, hoort mee te doen. Inburgeren, de taal leren, werk zoeken en bijdragen aan de samenleving. Dat is geen keus, maar een voorwaarde. Wie hier wil blijven, moet hier willen zijn – en zich ook zo gedragen. Onze normen en waarden zijn niet onderhandelbaar. Wij zijn gastvrij, maar niet grenzeloos. Wie zich thuis voelt in Nederland, hoort daar ook verantwoordelijkheid bij te nemen.” 13 Het programma maakt niet duidelijk wat dan die normen en waarden zijn maar als je er niet aan voldoet, dan hoor je hier niet thuis. Ik begin me nu zorgen te maken of ik dan nog wel bij de noaberschap hoor. Ik heb niets met Koningsdag en ik hoop dat de voor mij belangrijke traditie van Vastelaovend in Venlo snel ruimte biedt voor een prinses, of dat de functie van vors Joeccius XI toevalt aan een vrouw. Wordt mijn authentieke ik wel op prijs gesteld? De enige voorwaarde waaraan je je moet houden, is de wet- en regelgeving. Die zegt niets over een gedeelde cultuur.

Deze passages zetten een toon in het programma die al snel gevaarlijk wordt. Een paar regels verder is het al zover: “ Tegelijkertijd zien we dat in sommige delen van Nederland spanningen oplopen. De druk op buurten neemt niet alleen toe door fysieke overbevolking, maar ook door botsende normen en waarden. Een kleine, maar radicale minderheid keert zich actief tegen de vrijheden waarop onze samenleving is gebouwd.” En dat gevaar komt uit de hoek van het: “Moslimextremisme, dat niets te maken heeft met de meerderheid van moslims die in vrede leeft, leidt op sommige plekken tot angst, intolerantie en zelfcensuur.” 14 Dat er extremisten onder de moslims zijn, valt niet te ontkennen. Die heb je onder alle gelovigen – en trouwens ook onder ongelovigen. Sterker nog, extremisten die zich actief keren tegen de vrijheden waarop onze samenleving is gebouwd, bezetten op dit moment al veertig Kamerzetels. De PVV met 37 en het FvD met drie zetels. En als ik het programma van de BBB lees, dan zijn het er al 48. Sterker nog, die extremisten zaten in het kabinet. Uitspraken als: “landen als Syrië, Eritrea, Jemen dat zijn wel echt landen die een jodenhaat hebben die tot diep in hun ziel zitten,” van BBB-leider Van der Plas deed in een uitzending van OP1, of: “veel asielmigranten komen uit landen met een islamitisch geloof. We weten dat daar jodenhaat onderdeel is bijna van de cultuur,” zoals toen nog BBB-Kamerlid Keijzer het verwoorde bij Jeroen en Sophie, zijn – behalve bezijden de waarheid – behoorlijk stigmatiserend. Na de rellen rond de wedstrijd tussen AJAX en Maccabi Haifa wist de BBB ook meteen wie de schuldigen waren: “Marokkaanse en Noord-Afrikaanse jongeren met een islamitische achtergrond.” Uitspraken die vloeken met gelijkwaardigheid en respect voor elkaar. Een uitspraak die zij deed voordat de toedracht van de gebeurtenissen goed was onderzocht, en wetende dat de Maccabisupporters zich in de dagen en uren voorafgaand aan de wedstrijd behoorlijk hadden misdragen. Dat stigmatiseren werd eind november 2025 kracht bijgezet toen de partij een discriminerende motie ondersteunde die opriep om: “culturele en religieuze normen en waarden van Nederlanders met een migratieachtergrond bij te houden.” Het werd helemaal erg toen de partij willens en wetens instemde met discriminerende wetgeving. Allereerst wilde de partij niet meewerken aan het verplaatsen van de stemming over amendementen bij verschillende gevoelige wetsvoorstellen. Die vond tegelijkertijd plaats met de viering van de afschaffing van de slavernij. De partij die van de cultuur en waarden vond niet dat die viering iets met cultuur en waarden te maken had. De behandeling van de twee asielwetten werd hierdoor een ‘soep zooitje’, omdat een meerderheid, waaronder de BBB, een amendement aannam maar het niet gehandhaafd wilde zien. Als klap op de vuurpijl werd, ook met steun van de BBB, een discriminerend amendement aangenomen bij het Wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting. Een amendement dat, zoals de indiener het schreef: “moet voorkomen dat gemeenten “statushouders” als aanvullende urgentiecategorie kunnen opnemen in hun huisvestingsverordening, alsmede dat gemeenten “statushouders” in urgentiecategorieën kunnen plaatsen via de ruimte die ze hebben om de urgentiecategorieën en de criteria die bepalen wanneer woningzoekenden daaronder vallen, breder op te stellen dan de wet voorschrijft.” Voor de BBB telt iedereen mee: “niemand wordt vergeten.”15 Om Orwell te parafraseren behoren behoren alleen ‘some animals’ tot de naoberschap en die zijn ‘more equal than others’. Die laatste groep kun mag je wel aandoen wat je niet wilt dat jezelf geschied.

Tot zover het verleden. “We geven elkaar eerlijke kansen,” 16schrijft de partij. Als je, zoals we zagen, tot de ‘juiste diersoort’ behoort. Die diersoort moet dan wel gewoon doen, want: “dan doe je al gek genoeg,” aldus de partij om vervolgens te verklaren dat de partij zich zorgen maakt:“over de doorgeschoten symboolpolitiek rond LHBTIQ+ beleid.” En dan constateert dat er: “op veel plekken de regenboogvlag wappert en basisscholen al spreken over genderdysforie (,..) op sommige plekken juist de acceptatie van homoseksualiteit,” daalt. De partij lijkt hier te suggereren dat homo’s veel meer geaccepteerd zouden zijn, als die ‘gekke LHBTIQ+-ers’ nu maar normaal deden. Wat dan normaal doen is, wordt er niet bij gezegd, maar het lijkt erop dat de partij deze mensen oproept om in de kast te blijven. Alsof het toen de kast nog gesloten was wel zo goed was gesteld met de acceptatie. Tot zover gelijkwaardigheid, respect en verantwoordelijkheid voor elkaar. Dit doet me denken aan het Venlose Vastelaovesleedje Minse wiej weej, over cultuur en dialect gesproken. Want: “As alle minse ens ware wie weej, wie weej. … Dan hadste gen gehoedel, dan hadste gen gedoedel, dan goof ’t niks wie ingelkes op aerd. Dan waas d’r gen gerômmel, dan waas d’r gen geknômmel, al strukelt auk waal ens ’t beste paerd.” Helaas een kleine maar, op de plek van de puntjes staat namelijk een cruciale zin: “As alle minse ens ware wie weej meuste zién.”

Niet alleen de vrijheid en gelijkwaardigheid van de LHBTQIA+ mensen komt in gevaar. We lopen allemaal kans op achterstelling: “Er is geen plek aan de beleidstafel voor organisaties die via extremistische uitingen of terreur de agrarische en visserijsector aanvallen. Ook organisaties die dierenextremisten steunen zijn geen gesprekspartner op het ministerie van LVVN. BBB werkt aan een wetsvoorstel om dierenextremisme strenger te kunnen bestraffen.”17 Wie bepaalt wat extremisme en een extremistische uiting is en wanneer er sprake is van terreur? De BBB mag dan wel vinden dat: “Dieren in de veehouderij (…) het in Nederland goed en veel beter (hebben) dan in de meeste andere landen,” en dat: “Aanvullende regels op het gebied van dierwaardigheid,” wat haar betreft niet nodig zijn. Over dat goed kun je van mening verschillen. Met evenveel recht en rede kun je betogen dat de industriële manier van vee houden extreem is en dat er sprake is van terreur op dieren. Dat is een legitieme opvatting. Extreem dat ben je voor de BBB al snel: “ De aanhang van terreurbewegingen zoals Hamas is zichtbaar op onze scholen, in wijken en zelfs op universiteiten.” Dit conflict importeren we: “ Via de asielinstroom en via een gebrek aan duidelijke grenzen … naar onze eigen samenleving.”18 Ja, er wordt geprotesteerd tegen het Israëlische optreden in Gaza en tegen het gebrek aan actie vanuit de Nederlandse regering, een regering waar de BBB deel van is. Dat is echter heel wat anders dan aanhangen van Hamas. De partij lijkt hier haar waanbeelden te projecteren op een grote groep mensen die terecht veel meer aandacht en actie vragen om het lijden in Gaza te voorkomen. Wat er in Gaza gebeurt is geen ramp, het is een door mensen georganiseerd drama waarvoor Israël verantwoordelijk is. Een opvatting die net zo goed een plek heeft aan de beleidstafels als de opvatting van de BBB. Een niet erg professionele aanpak die getuigt van weinig naoberschap en die conflicteert met de gulden regel.

Volgende groep waarvoor andere regels gaan gelden:“Neutraliteit. NVWA-medewerkers zijn net als alle andere Rijksambtenaren neutraal en onthouden zich van politiek gekleurde uitingen.”19 Rijksambtenaren zijn gewoon burger van Nederland met dezelfde rechten en plichten. Iedere burger van dit land heeft het recht om zich met de politiek te bemoeien. Dit voorstel getuigt van angst. Alleen politici en bestuurders die bang zijn, willen anderen de mond snoeren. Een krachtig bestuurder weet uit te leggen waarom een ambtelijk advies niet wordt gevolgd. Een open debat komt de besluitvorming alleen maar ten goede. Niet erg professioneel en het conflicteert met de gulden regel.

Een volgende bijzondere punt: “De afweging van belangen bij politieke besluitvorming hoort primair bij de volksvertegenwoordiging. Het ondermijnen van democratische besluiten via de rechter tast het draagvlak en vertrouwen in de democratie aan.” Daarom wil de BBB de wet: “wijzigen zodat alleen direct belanghebbenden in recht kunnen opkomen tegen overheidsbesluiten.”20 Nu is het al zo dat alleen belanghebbenden het recht hebben om op te komen tegen overheidsbesluiten. Als de overheid iemand in Groningen vergunning verleent voor het verbouwen van het huis, dan kan ik vanuit Venlo geen bezwaar maken. Dat kunnen alleen de mensen in de directe omgeving. Wat de partij hier voorstelt is dat actiegroepen die zich inzetten voor het behoud van dieren, de natuur of het milieu geen bezwaar meer kunnen maken.

Het gaat nog verder. De partij beschuldigt het hoogste college van staat, de Raad van Staten ervan dat het politiek gekleurd adviseert. Daarom moet “het benoemingsproces voor staatsraden bij de afdeling Advisering van de Raad van State,” worden herijkt. Daardoor moet: “de politieke kleuring van dit orgaan sterk (worden)verminder(d). En waarom moet dat gebeuren? Omdat: “de Raad van State onvoldoende werkt als het juridische slot op de deur.” Dit is nu onvoldoende, zo betoogt de partij, want: “ Het kan niet zo zijn dat de hoogste Nederlandse rechter eerst allerlei activiteiten vergunningvrij verklaart, om vijf jaar later te bepalen dat voor diezelfde activiteiten met terugwerkende kracht toch een vergunning nodig is.” 21 Hier verwijst de partij naar de uitspraak van de rechter met betrekking tot de PAS systematiek. De partij vergeet dat het niet de rechter, maar de regering was die activiteiten vergunningsvrij verklaarde en daar door de rechter op werd teruggefloten. En dat was volgens de partij niet de eerste keer dat de raad niet goed werkte als juridisch slot. De andere keer was, zo betoogt de partij, de toeslagenaffaire. Een bijzonder verwijt, omdat het juist een uitspraak van de Raad van State was die de fraude-aanpak verbood na er eerder mee te hebben ingestemd. Het is juist eigen aan een rechtsstaat dat ook de hoogste rechter van oordeel kan veranderen. Of mag dat alleen als het in het straatje van de BBB past?

Door naar een ander onderwerp, de wetenschap. “Nederland kent een rijke traditie van wetenschappelijk onderzoek en innovatie. BBB staat pal voor academische vrijheid, maar ziet ook dat wetenschap steeds verder wordt losgezongen van de praktijk. Voor BBB geldt: wetenschap moet bijdragen aan de samenleving, aan onze kennispositie én aan oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken. Dat vraagt om ruimte voor toegepast onderzoek, vakgericht onderwijs en samenwerking met het midden- en kleinbedrijf, zorg, landbouw en industrie.”22 Een ‘maar’ in een zin betekent dat wat na die ‘maar’ komt ontkracht en dat is ook hier het geval. De BBB is niet voor wetenschappelijke vrijheid. De BBB wil uitvinders die problemen oplossen. Die zijn ook belangrijk maar dat is geen wetenschap.

Volgens de partij is: “betrouwbare wetenschap … belangrijk voor een samenleving waarin mensen zich thuis voelen, zich ontwikkelen en bijdragen aan hun omgeving.” Een bijzondere uitspraak omdat deze suggereert dat er ook onbetrouwbare wetenschap is. Het programma geeft een hint waar we die ‘ onbetrouwbare wetenschap’ moeten zoeken. De partij betoogt dat: “onze kracht (niet) ligt (in) modellen op papieren realiteiten.” Die kracht ligt in mensen – in hun arbeid, hun ondernemerschap, hun tradities en hun omgeving.”23 Daarom zijn: “Cijfers op papier ontleend aan de modellen werkelijkheid zijn niet leidend.”24 En zijn: “ Modellen zijn geen werkelijkheid.”25 Nu lijkt het mij sterk dat er ooit iemand heeft beweert dat een model de werkelijkheid is. De kracht van de wetenschap zit hem nu juist wel in het gebruik van modellen. Een model beoogt een theoretische en schematische weergave van de werkelijkheid te zijn, bedoeld om die werkelijkheid beter te begrijpen en om onzekerheden weg te nemen. Vooral in de sociale wetenschappen, die gaan over de mensen, hun omgeving en hun handelen, zijn modellen complex en kennen ze twee problemen. Als eerste beïnvloeden ze onze kijk op de werkelijkheid. We kijken met de bril van het model en zien alles volgens dat model. We zien niet de werkelijkheid, maar het door het model opgelegd beeld van die werkelijkheid. Pas als de signalen die niet in het model passen zo overvloedig zijn, dan pas stellen we het model ter discussie. Het tweede probleem is dat modellen de werkelijkheid kunnen beïnvloeden. Als we een model hanteren dat de mens als een homo-economicus ziet, dan zal een groot deel van de mensen zich na verloop van tijd ook als zodanig gaan gedragen. Zonder modellen is het echter lastig wetenschap te bedrijven, want wetenschap begint bij een theorie: een weergave van de werkelijkheid. De kracht van de wetenschap en dus de menselijke ontwikkeling ligt nu juist wel in modellen. Modellen helpen bij het ‘vooruit kijken naar de lange(re) termijn’.

BBB staat pal voor de vrijheid van onderwijs, zoals vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet. Scholen mogen niet de ruimte krijgen om antidemocratische of haatdragende denkbeelden te verspreiden. De overheid moet deze vrijheid beschermen en bewaken. De komende tijd wordt bezien of dit binnen de grenzen van artikel 23 kan. Indien dat niet zo blijkt te zijn, staat BBB open voor aanpassing om te voorkomen dat deze vrijheid onbedoeld bijdraagt aan radicalisering.”26 En waaraan denkt de partij dan? “Met het oog op de grote problemen bij islamitische scholen vanwege gebrekkige integratie, buitenlandse invloeden, onderwijskwaliteit, radicalisering en anti westerse opvattingen moet er een stop komen op nieuwe islamitische scholen.” 27 Maar beste BBB, die stop kan er alleen komen als dat artikel 23 op de helling gaat. Want als u wilt dat er geen nieuwe islamitische scholen meer mogen komen, dan geldt dat ook voor christelijke, katholieke en joods. Dat is de guldenregel – of beter gezegd – dat is gelijkheid voor de wet.

Er is, zoals ook bij de bespreking van de programma’s van de VVD en SP , nog veel meer te zeggen en vinden van de maatregelen in het programma. Maar ik laat het hierbij. Ik hoop dat ik inzichtelijk heb kunnen maken dat het hebben van kernwaarden moet blijken uit je handelen. Bij de BBB lijken de kernwaarden eerder een marketing truc. Een truc die werkt als je het programma oppervlakkig leest en vooral het handelen buiten beschouwing laat. Dan ontstaat er een prachtig beeld. Dat kun je wel over laten aan eventueel AI gebruikende reclamemensen. Helaas blijkt het product na een goede bestudering niet te voldoen aan de beschrijving in de reclamefolder.

1BBB levert, pagina 6

2BBB levert, pagina 6

3Idem, pagina 9

4Idem, Pagina 42

5Idem, pagina 123

6Idem, pagina 5

7Idem, pagina 10

8Idem, pagina 34

9Idem, pagina 7

10Idem, pagina 42

11Woningbouw sneller meer goedkoper, pagina 100

12Idem, pagina 63

13Idem, pagina 8

14Idem,, pagina 8

15Idem, pagina 17

16Idem, pagina 20

17Idem, pagina 34

18Idem pagina 8

19Idem, pagina 35

20Idem, pagina 93

21Idem, pagina 38

22Idem pagina 102

23Idem, pagina 102

24Idem, pagina 47

25Idem, pagina120

26Idem, pagina 104

27Idem, pagina 54

De daad en de dader

 “Hij is de favoriete vijand van iedere machthebber: de terrorist. Maak van een tegenstander een terrorist en hij kan geen goed meer doen.”  Dit schreef ik in 2016 in een prikker met als titel Terrorisme, rationele irrationaliteit en dwaasheid. Een terrorist moet worden bestreden en oorlog en geweld zijn de middelen waarmee dat gebeurt. Noem iemand een terrorist en de persoon wordt bijkans rechteloos. De reactie op terrorisme, met als meest recente en extreme voorbeeld het optreden van Israël, is in mijn ogen een grotere bedreiging dan het terrorisme.

Mandela reikt na het winnen van de finale van het wereldkampioenschap rugby in 1995 de Web Ellis cup uit aan zijn landgenoot en aanvoerder van de Springboks Francois Pienaar.

Terrorisme is, volgens de Van Dale“het onder druk zetten van een regering of bevolking door daden van terreur.” Een ‘daad van terreur’ is, volgens dezelfde Van Dale: “georganiseerd politiek geweld.” Terrorisme is dus het onder druk zetten van een regering of bevolking door daden van georganiseerd politiek geweld. Onze overheid, de Nationaal coördinator terrorismebestrijding (Nctv), omschrijft terrorisme als volgt: “Terrorisme is het uit ideologische motieven dreigen met, voorbereiden of plegen van op mensen gericht ernstig geweld, dan wel daden gericht op het aanrichten van maatschappijontwrichtende zaakschade, met als doel maatschappelijke veranderingen te bewerkstelligen, de bevolking ernstige vrees aan te jagen of politieke besluitvorming te beïnvloeden.” 

Terrorisme is een gewelddadige en daarmee verkeerde manier van aandacht vragen voor iets wat je verandert wilt hebben. Kern van de huidige omgang met terrorisme is het gelijk stellen van het middel aan de persoon. De dader wordt de daad. Iemand die een terreurdaad pleegt, wordt de daad en wordt ontmenselijkt. De pleger wordt niet meer als ‘mens’ gezien. Een mens die een misdaad pleegt wordt door de politie opgepakt en voor het gerecht gebracht. Een terrorist krijgt een bom op het dag of een hellfire door de brievenbus en als de persoon gevreesd genoeg is wordt zijn of haar dood trots in een persconferentie gemeld. Voor het gerecht komen ze zelden of nooit. “Als Israël een slachtoffer als terrorist bestempelt, krijgt de familie het lichaam niet terug,” aldus een artikel in de Volkskrant. Zelfs als lijk is de ‘terrorist’ nog een gevaar zoals het Israëlische voorbeeld laat zien en trouwens ook de behandeling die Osama bin Laden ten deel viel. Zelfs als ze levend worden opgepakt, zien ze zelden een rechtszaal zoals Guantánamo laat zien en lopen ze in gevangenschap het risico ernstig te worden mishandeld.

Deze behandelingen die plegers van een daad van terreur krijgen, ondermijnt ons op de rechten van de mens gebaseerde rechtssysteem. Een ‘terrorist’ heeft kennelijk niet: “in volle gelijkheid, recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie bij het vaststellen van zijn rechten en verplichtingen en bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde strafvervolging,”  aldus artikel 10 van de Universele verklaring van de rechten van de mens. Voor een terrorist geldt niet het recht op: “voor onschuldig gehouden te worden, totdat zijn schuld krachtens de wet bewezen wordt in een openbare rechtszitting, waarbij hem alle waarborgen, nodig voor zijn verdediging, zijn toegekend”  verwoord in artikel 11 eerste lid. Een verklaring die is opgesteld overwegende: “dat erkenning van de inherente waardigheid en van de gelijke en onvervreemdbare rechten van alle leden van de mensengemeenschap grondslag is voor de vrijheid, gerechtigheid en vrede in de wereld,” en: “dat terzijdestelling van en minachting voor de rechten van de mens geleid hebben tot barbaarse handelingen, die het geweten van de mensheid geweld hebben aangedaan.”  

Het meest pregnante voorbeeld hiervan is het recent laten ontploffen van semafoons. De man die bij de groenten in de supermarkt stond, in de meest getoonde video hierover, was al bij voorbaat schuldig en werd zonder aanklacht, zonder proces gestraft. “You must be guilty. Guilty. Guilty. Guilty ‘till you’re proven innocent, ” om het refrein van het nummer Lie Detector van mijn favoriete Punkband Dead Kennedys aan te halen. Deze manier van handelen is zeer gevaarlijk voor landen die zichzelf een democratische rechtsstaat noemen. Deze manier zet de bijl aan de wortels van de rechtsstaat.

In haar boek Het koninkrijk van de angst schrijft de Amerikaanse filosoof Martha Nussbaum over de rol van angst in het handelen van mensen in het algemeen en de gevolgen ervan voor een samenleving en in het bijzonder een democratische samenleving. Nussbaum schreef haar boek naar aanleiding van de verkiezing van Donald Trump tot president van de Verenigde Staten. Aan het einde beschrijft zij iemand die ondanks het kwaad dat hij in zijn leven zag, bleef geloven in het goede van de mens. Deze persoon maakte: voortdurend onderscheid tussen de dader en de daad, en (liet) duidelijk (…) zien dat hij geloofde in de goede mogelijkheden die diepgeworteld zijn in ieder mens.” Menigeen zal nu denken ‘wat een naïeveling! Ddaad en dader scheiden na 7 oktober, of na al die onschuldige doden in Gaza.’ Nussbaum gaat verder: “Toen zijn begrafenisstoet door de straten reed, vertelde een blanke politieman, terwijl de tranen hem over de wangen liepen, hoe Mandela in 1994 na zijn inauguratie als president dezelfde route had gevolgd. Zijn auto kwam daarbij langs een groepje jonge politierekruten, onder wie de spreker zelf, die zei dat hij niets dan minachting had verwacht. Mandela stapte uit en gaf al deze jongemannen een hand, lachte hen innemend toe en zei: ‘We stellen vertrouwen in jullie.’[1] 

De daad scheiden van de dader, is dat niet wat nodig is? Dat kan iedereen, daarvoor hoef je geen Mandela te zijn. Iedereen kan, om Nussbaum te citeren: “de gewoonte aannemen om mensen die ons dwarszitten niet als monsters te beschouwen maar als mensen met gedachten en gevoelens, echte mensen dus, die niet door en door slecht zijn.[2] De man die groenten kocht. Misschien was hij lid van Hezbollah, misschien ook niet. Dat zullen we nooit weten. Maar zelfs als hij lid was van Hezbollah dan nog was hij een mens net als jij en ik. Een mens die wellicht groenten kocht om zijn kinderen te eten te geven. Een mens met gedachten en gevoelens. Wellicht ander gedachten en gevoelens dan de mijne. We zullen het nooit weten, want we kunnen er niet meer met hem over in gesprek.

En daarmee kom ik bij mijn punt. Moeten we niet ophouden mensen terrorist te noemen en organisaties terroristisch te noemen? Daarmee helpen we niemand. Hamas en Hezbollah zijn organisaties, om een stuk van de NCTV definitie aan te halen: “met als doel maatschappelijke veranderingen te bewerkstelligen.” De Israëlische regering heeft ook het doel om maatschappelijk iets te bewerkstelligen. Zou de aandacht niet uit moeten gaan naar de doelen van de partijen? Zouden ze daar niet een gesprek over kunnen voeren van mens tot mens? Het zou wel eens kunnen dat ze in de kern min of meer hetzelfde nastreven namelijk een plek om een goed leven te kunnen leiden. En als iemand een terreurdaad pleegt, met welk doel dan ook, dan wordt de persoon gearresteerd, voor het gerecht gebracht en is onschuldig totdat de rechter anders beslist.


[1] Martha C. Nussbaum, Het koninkrijk van de angst. Een filosofische blik op angst als politieke emotie, pagina 108-109

[2] Idem, pagina 109

De drie B’s van Van der Galien

Het is nu alweer bijna dertig jaar geleden dat ik door een vriend en een toen voor mij onbekende persoon werd benaderd met de vraag of ik me wilde inzetten voor het behoud van een markant gebouw in Venlo. Dit sloop mijn gedachten binnen bij het lezen van de eerste zin van een artikel van Michael van der Galien bij De Dagelijkse Standaard: Het is ongelooflijk, helaas, maar we staan tegenwoordig voor een enorme strijd in ons land.” ‘Een bijzonder artikel.

Nedinsco gebouw eind jaren twintig van de 20ste een. Bron: Wikimedia.Commons

Voor degenen die de Rotterdamse Van Nelle fabriek kennen, het Venlose gebouw dat gered moest worden, is in dezelfde stijl, nieuwe bouwen genaamd, gebouwd. Het is tussen 1920 en 1929 gebouwd en daarmee ouder dan de  op de Unesco werelderfgoedlijst staande Van Nelle Fabriek. Een bouwstijl waarbij het gebouw werd gemodelleerd naar de functie die het moest gaan vervullen. Het Venlose gebouw, bekend als het Nedisncogebouw is specifiek ontworpen voor de productie van persicopen voor duikboten en daarmee komen we bij de bijzondere geschiedenis. Die geschiedenis begon met vrede van Versailles en de beperkingen die deze vrede de Duitsers oplegde. Hun leger werd ingekrompen en verschillende soorten fabrieken mocht het land niet meer hebben. Het mocht ook geen optische apparatuur voor wapensystemen meer bouwen. Een van de bedrijven die hierdoor werden beperkt was Carl Zeiss uit Jena, een bedrijf dat tegenwoordig nog steeds een grootmacht is in optische apparatuur. Om de beperkingen die het bedrijf waren opgelegd te omzeilen, werd in Nederland een bedrijf opgezet, de Nederlandsche Instrumenten Compagnie (Nedinsco). Maar ik dwaal af. Het pand staat er nog, is opgeknapt en is herbestemd mede dankzij onze inzet. Ik moest denken aan dat gesprek omdat ik tijdens een kleine reünie met bezoek aan Jena vorig jaar een boek op de kop heb getik. Een boek van de Duitse journalist Christian Jakob met als titel Endzeit. Die neue Angst vor dem Weltuntergang und der Kampf um unsere Zukunft. Aan dat boek moest ik denken toen ik dat van die ‘enorme strijd in ons land’.

Terug naar die ‘enorme strijd’. Van der Galien:“Ja, het is duidelijk dat we in een bijzonder belangrijke situatie verkeren in ons land. We moeten nu opstaan – met elkaar – of het gaat helemaal mis.” Maar je kunt er wat aan doen en dat is De Dagelijkse Standaard steunen want die gaat voorop in de strijd. Daar voeren ze:  “ELKE DAG WEER de goede strijd. De strijd voor Nederland, voor onze cultuur, voor onze waarden… kortom, voor ons volk. Net als jij zijn wij patriotten. Liefhebbers van ons vaderland. En ja, net als wij hebben wij een hekel aan het boeren-hatende, vrijheidshatende, onderdrukkende, digitaliserende kartel.”

In zijn boek onderzoekt Jakob het ondergangsdenken dat tegenwoordig velen in hun greep heeft: “Waar ooit het geloof in vooruitgang overheerste, zien steeds meer jongeren nu een toekomst vol somberheid.[1] Angst voor een kernoorlog, pandemieën, kunstmatige intelligentie, instorting van de economie, stroomuitval, financiële ineenstorting,  een klimaatramp, het einde van de mensheid of een deel ervan en met dat deel ervan kom ik bij Van der Galien en zijn strijd voor ‘onze cultuur, waarden en volk. “Niet iedereen vreest het einde van de beschaving als geheel. Sommigen zijn alleen bezorgd over de ondergang van dat deel van de mensheid waartoe ze zichzelf rekenen: het uitsterven van de blanke man.[2]” Met die woorden begin Jakob zijn vijftiende hoofdstuk. Een hoofdstuk met als titel Laatste generatie voor de dood van het volk: het omslagpunt van de migratie. Jakob over die angst: “De enige mensen die hier wakker van kunnen liggen, zijn degenen die geloven dat blanken recht hebben op een natuurlijke suprematie – die ze mogen verdedigen.”  Maar dat is, zoals Jakob terecht schrijft: “Maar dit is een feilloos extreemrechts argument dat al vele jaren in een of andere vorm naar voren wordt gebracht door eenzijdige kringen.[3]

Een ‘volk’  dat moet strijden tegen een ‘zij’: ’het boerenhatende, vrijheidshatende, onderdrukkende, digitaliserende kartel.’ Nu vraag ik me af wie er tot die ‘wij’ van ‘het volk’ behoren en wie tot de ‘zij’. Ik voel me in ieder geval bij allebei niet thuis. Tot de ‘zij’ behoor ik niet en voel ik me al niet aangetrokken.  Van der Galiens ‘volk’ walmt de overdrachtelijke spruitjeslucht van de drie B: benauwd, bekrompen en burgerlijk van het hele kleine soort.


[1] Christian Jakob, Endzeit. Die neue Angst vor dem Weltuntergang und der Kampf um unsere Zukunft, pagina 8 (eigen vertaling)

[2]Idem, pagina 167 (eigen vertaling)

[3] Idem, pagina 168

Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet

Premier Rutte: “wees met name op 1 juli 2023, als het officieel 150 jaar geleden is dat de slavernij in het koninkrijk werd afgeschaft. ‘Maar het proces is pas echt klaar als de discriminatie van mensen vanwege hun huidskleur is gestopt,” zo lees ik in de Volkskrant. Een bijzondere soap rond excuses voor het slavernijverleden. Dat bijzondere is gelegen in het oorzakelijk verband dat er wordt gelegd tussen verschillende feitelijke constateringen.

De eerste feitelijke constatering is dat het begrip racisme een steeds ruimer wordt ingevuld. Volgens de Van Dale is racisme de: “opvatting dat mensen met een bepaalde huidskleur beter zouden zijn dan mensen met een andere kleur, gebruikt als rechtvaardiging om mensen met een andere kleur slecht te behandelen.” Racisme is daarmee een handeling, een actie op basis van een bewuste gedachte. Hier schreef ik al eens een prikker over naar aanleiding van een bijzonder gesprek onder een artikel van Vera Mulder bij De Correspondent met als titel Nog een blik, weer een opmerking: racisme is één plus één plus één. Een gesprek waarin ik Mulder vroeg naar haar definitie van racisme en die niet kwam, want: voor één alomvattende definitie is het onderwerp, het systeem, de ervaring te complex, maar het betrekken van systemisch en onbedoeld racisme in dit gesprek is onontbeerlijk in het ontmantelen ervan” Zonder een duidelijke definitie van is een zinvol gesprek onmogelijk omdat iedereen dan iets anders bedoeld. Dan wordt het zoiets als het partijtje ‘bunkertrefbal’ dat mijn aspiranten honkballers laatst speelden. Op mijn vraag wat ze het laatste half uur wilden doen, kwam het antwoord bunkertrefbal. Ik had geen idee wat het was, maar zij wisten precies wat er werd bedoeld. Totdat ze gingen spelen en er boze gezichten kwamen. Wat bleek, ze speelden met verschillende regels.

Feitelijke constatering twee: als jezelf, je ouders of grootouders van elders naar Nederland gekomen zijn, dan heb je niet dezelfde mogelijkheden als iemand bij wie dat wel het geval is. Als nieuwkomer mis ontbreekt het je aan kennis van de samenleving waar te naartoe migreert. Maar belangrijker dan het ontbreken van die kennis is het ontbreken van kennissen. Je mist een netwerk waardoor het zeer lastig wordt om een plek te vinden die bij je capaciteiten past. Dat laatste heb ik in een eerdere prikker ‘nieuwkomers nadeel’ genoemd. Het gebrek aan kennis is daarbij makkelijker op te lossen dan het gebrek aan die kennissen. Het ‘opklimmen in de rangen’ na migratie kost meerdere generaties tijd

Dan de vierde feitelijke constatering het feit dat Nederland koloniën had. Een feit dat niet is te ontkennen. Het woord kolonie kent een oud Griekse geschiedenis. Werd het te druk in een stad of gebied, dan trok een deel van de inwoners weg naar een leeg stuk land en stichtte daar een onafhankelijke ‘zusterstad’. Als er tegenwoordig over koloniaal verleden wordt gesproken, dan wordt vooral de periode na 1500 waarin Europa economisch en militair de wereld steeds meer ging overheersen[1]. Het streven naar een zo groot mogelijk rijk, was echter niets nieuws. Het enige nieuwe eraan was dat het op wereldschaal gebeurde. De diverse Chinese dynastieën, de Perzen, het Egypte van de farao’s, de Romein, de Magadha, de Olmeken, Inca’s, Azteken, het Islamitische rijk, de Mongoolse horden, allemaal streefden ze naar ‘werelddominantie’ in de hun bekende wereld. Dat Mongoolse rijk wordt qua omvang in de geschiedenis trouwens alleen overtroffen door het Britse Rijk. Tot de Russische inval in Oekraïne waren velen ervan overtuigd dat het veroveren van gebieden tot het verleden behoorde. Wat niet wil zeggen dat het streven naar ‘werelddominantie’ en als je die hebt het behoud ervan, tot het verleden behoort.

Als vijfde het feit dat slavernij is eeuwenlang een algemeen aanvaard maatschappelijk gebruik was. Wat hierbij onder invloed van het christendom en de islam ook geleidelijk algemeen gebruik werd, was dat je geloofsgenoten niet tot slaaf mocht maken. Algemeen aanvaard maar niet door iedereen. Vanaf het midden van de achttiende en versneld in de negentiende eeuw komt daar verandering in. Een bijzondere periode in de West-Europese geschiedenis. Bijzonder omdat heel veel zaken die tot de mores in vroeger eeuwen behoorden, ter discussie werden gesteld. Het is de periode dat Adam Smith zijn Theory of Moral Sentiment waarin hij de emoties en hoe die zich tot elkaar verhouden onderzocht en het beroemdste The Wealth of Nations waarin hij de economische ontwikkeling beschrijft. Met daarin de beroemde passage van de onzichtbare hand. De tijd waarin Immanuel Kant zijn drie ‘kritieken’ schreef[2] en Zum ewigen Frieden. Het tijdperk van de Verlichting, door diezelfde Kant omschreven als: “het uittreden van de mens uit zijn onmondigheid waaraan hij zelf schuldig is. Onmondigheid is het onvermogen gebruik te maken van zijn verstand zonder leiding van een ander. Aan deze onmondigheid is men zelf schuldig wanneer de oorzaak ervan niet ligt in gebrek aan verstand maar ligt in het gebrek aan beslissing en moed het verstand te gebruiken zonder leiding van een ander. ‘Sapere aude!’: ‘Heb de moed te weten’ (d.i. gebruik te maken van uw eigen verstand), is derhalve het devies van de Verlichting’.[3] De leiding van de ander waar de mens het zonder zou moeten doen, betrof vooral de religieuze dogma’s.

Dat ‘gebruik maken van het eigen verstand’ bleef niet zonder gevolgen. Smith, Kant en vele anderen schreven daardoor hun boeken. Het ‘door god gegeven recht’ van heersers werd ter discussie gesteld. Sterker nog, ze konden worden afgezet. Democratie’ werd onderdeel van het gesprek. Nadenken leidde tot de ‘stoommachine’ en ander uitvinding en via Smith tot het nadenken over en proberen te verklaren van iets wat we nu ‘de economie’ noemen. De verlichting leidde ertoe dat er zoiets als een ‘publieke ruimte’ ontstond alwaar over van alles en nog wat gedebatteerd kon worden, dat er kranten ontstonden. De Verlichting leidde tot het ter discussie stellen van god en de godsdienst. De Verlichting leidde er toe dat er allerlei emancipatie- en burgerrechtenbewegingen ontstonden en dus ook een beweging die de slavernij wilde beëindigen. Aan de andere kant leidde de Verlichting ook tot het nadenken over overeenkomsten en verschillen tussen mensen. Ze stond daarmee ook aan de wieg van wat we nu racisme noemen. Want zelf nadenken en willen weten, wil niet automatisch zeggen dat er hetzelfde wordt gedacht en dat voor fenomenen eenzelfde verklaring ‘gedacht’.

De Verlichting was een westers verschijnsel. Het deed zich niet voor in China, India of het Perzische Rijk. Dat slavernij nu in theorie overal is afgeschaft, is daarmee te danken het westen. Slavernij was geen ‘westerse’ uitvinding al zijn er mensen die lijken te geloven dat Europeanen slavernij uitvonden. Sterker nog, als je via google zoekt, kun je de bevestiging zien van die feitelijk onjuiste opvattingen zoals ik een klein half jaar geleden al schreef. Afrikanen, Arabieren, Chinzeen, Indiërs, authentieke Amerikanen, slavernij kwam overal voor. Het oudste ‘wetboek’ de Codex Hammurabi van zo’n 38 eeuwen geleden, spreekt op verschillende plekken over slaven. In de periode van 800 tot 1900 vonden minstens zoveel tot slaaf gemaakte Afrikanen hun weg naar de Arabische wereld. En nee, met die Codex werd slavernij niet ingevoerd. De Codex reguleerde de bestaande praktijk en gaf aan welke straf er op overtreding van die praktijk stond. De afschaffing ervan begon in Europa door het in wetboeken te verbieden en door het verbod ervan vervolgens ook in andere delen van de wereld af te dwingen.

Het wordt bijzonder als deze feitelijke constateringen worden gecombineerd tot een alles verklarende theorie. Die combinatie werd in 2021 beschreven door Fati Benkaddour in een artikel bij Joop: “Racisme is niet een gevolg van historische, militaristische, kapitalistische en economische bewegingen die door de tijd heen at random gebeurden en die de politieke status quo, tegenovergestelde culturele waarden en scheve machtsverhoudingen tussen bevolkingsgroepen, in Nederland hebben veroorzaakt. Racisme ís er de oorzaak van. En dat niet alleen, racisme is een vorm van antisociale persoonlijkheidsproblematiek: narcisme.”  Racisme is in Nederland de oorzaak van historische, militaristische, kapitalistische en economische beweging, aldus Bendakkour. Dus zonder racisme geen ‘geschiedenis’ in Nederland en ook geen kapitalisme, militarisme en economie. Zonder racisme zou het hier stilstaan. Zou dat alleen voor Nederland gelden? Zou er in andere delen van de wereld wel historische, militaristische, kapitalistische en economische beweging mogelijk zijn zonder racisme? Nederland als een soort uitzondering op de regel? Ik probeer me een voorstelling te maken van hoe Nederland er dan uit zou hebben gezien, maar een echt beeld kan ik me er niet bij voor de geest halen. Zouden we hier dan nog in de Middeleeuwen leven? Zou een deel van het land dan nog steeds door de Romeinen bezet zijn? Allebei zou erg lastig zijn als Nederland die uitzondering was. Het Romeinse Rijk zou dan immers nog alleen in Nederland bestaan en alleen Nederland zou dan nog last hebben van invallen van Noormannen. Alhoewel, dat zou niet kunnen, die Noormannen hebben immers wel een geschiedenis, militarisme, kapitalisme en economische ontwikkeling. Dit lijkt mij een heel onwaarschijnlijk scenario.

Een andere mogelijkheid is dat Nederland geen uitzondering op de regel is. Dat zou betekenen dat racisme de oorzaak is van ‘historische, militaristische, kapitalistische en economische bewegingen.’ Dat zou betekenen dat racisme de motor is achter alle menselijke ontwikkeling. Dan waren de Romeinen racisten net als de Qing-dynastie, de oude Egyptenaren, de Maya’s en de Azteken. Maar wacht eens, als we nog wat verder teruggaan in de geschiedenis van de homo sapiens dan zijn onze verre voorvaderen uit oost-Afrika weggetrokken en hebben ze zich over de hele wereld verspreid vanwege racisme. Ook dat lijkt mij heel onwaarschijnlijk want als we teruggaan naar de eerste afsplitsing van de eerste groep homo sapiens, dan was het familie die zich afsplitste. Zou racisme werkelijk ten grondslag liggen aan die eerste afscheiding? Ik was er, net als Benkaddour niet bij, maar ik waag het ernstig te betwijfelen.  Als Nederland geen uitzondering op de regel is en als de regel zelf vastloopt, dan rest er maar één andere mogelijkheid: Benkaddour verkoopt grote onzin. Haar bewering slaat als de welbekende tang op het varken.

Toch zijn er velen die deze tang toch in meer of mindere mate op een varken vinden lijken. Die noemen ‘racisme’ als verklaring voor het eerder behandelde nieuwkomers nadeel. Die zien slavernij doorwerken in de huidige sociale ongelijkheid in Nederland. Die zien overal racisme en institutioneel racisme en zien daarin een voorzetting van de ‘koloniale verhoudingen’. Die zijn als de welbekende hamer die in alles een spijker ziet. Die beweren in navolging van Gloria Wekker dat: West-Europese landen hebben eeuwen deelgehad aan een algemeen Europees ethos – een ‘cultureel archief,’ zoals Edward Said het noemt in zijn boek – waarbinnen ze de plicht hadden om zich buiten hun eigen gebied te begeven en andere volkeren aan zich te onderwerpen.”  Die betogen zoals Angélique Duindam in de Volkskrant dat er een: “systeem bedacht (is) waarin we andere mensen konden ontmenselijken.” Het ‘Risk- kaartje met Saids opdracht’ waar Wekker het overheeft en Duindams ‘bedenken’ verwijzen naar een ‘voorbedachte rade’ waarover mijn vorige prikker handelde. De feiten laten zien dat Europeanen zich over de wereld verspreidden, zich dus buiten hun ‘gebied’ begaven en daarbij volkeren aan zich onderwierpen. Wat Wekker hier doet, is vanuit het heden een ‘voorbedachte rade’ opleggen aan voorouders: ze bezitten koloniën en hebben de daar aanwezige mensen onderworpen dus dat zal dan wel de reden zijn dat ze de wijde wereld introkken. Een ‘voorbedachte rade’ waarvoor elk bewijs ontbreekt. Ze bevoeren de zeeën om de ‘tussenpersoon’ in de handel uit te schakelen en zoveel mogelijk rechtstreeks met de Chinese en Indische bron te handelen, niet omdat ze wilden ‘veroveren’. Dat veroveren en onderwerpen kwam er later bij en was in eerste instantie gericht op het uitschakelen van de ‘West-Europese concurrent’. Het bedachte ‘systeem’ van Duindam is een achterafverhaal om iets te beschrijven. Een achteraf verhaal waarin gebeurtenissen en keuzes van verschillende van onze voorouders op verschillende momenten in de tijd met elkaar in verband gebracht worden en worden gepresenteerd als een logische beschrijving en verklaring van iets. Deze verhalen zijn, om Tom Phillips aan te halen, het gevolg van problemen die ontstaan door short cuts in onze hersenen en dan vooral van de heen short cut  die altijd zoekt naar patronen. “Het probleem daarmee is dat onze hersenen daar zo op zijn gebrand dat ze overal patronen gaan zien, zelfs waar ze helemaal niet zijn.[4]


[1] Bij ‘Europa’ hoorden, na de onafhankelijkheid van Engeland, ook de Verenigde Staten

[2] Kritik der reinen Vernunft (1781), Kritik der praktischen Vernunft (1788) en Kritik der Urteilskraft (1790).

[3] Uit Immanuel Kant, Was ist Aufklärung. Geciteerd bij Historiek.net.

[4] Tom Phillips, De mens. Een kleine geschiedenis van onze allergrootste fuck-ups, pagina29

Racisme: iedereen zijn eigen betekenis

“Even een vraag: hoe kijk je racistisch? Ik stel die vraag naar aanleiding van de titel ‘Nog een blik’.” Die vraag stelde ik Vera Mulder onder een artikel van haar hand bij De Correspondent. In het artikel bespreekt ze de debuutroman Confrontatie van Simone Atangana Bekono. Ik heb het boek van Bekono niet gelezen. Ik stelde die vraag naar aanleiding van de titel van Mulders artikel: “Nog een blik, weer een opmerking: racisme is één plus één plus één.” Daarop ontspon zich een bijzonder gesprek dat ik met jullie wil delen. Een bijzonder gesprek over racisme en toch niet, of wel?

Een eerste lezer antwoordde met: “Nou, dat is kijken met een bevooroordeelde blik, lijkt me.”  Waarop ik antwoordde: “Mijn vraag is hoe iemand kan zien dat een ander met een bevooroordeelde blik kijkt en dat die bevooroordeelde blik met racisme heeft te maken. Want dat is wat de titel suggereert.”  Daarop reageerde een volgende lezer met: ”Goede vraag. Sommige dingen zijn zo overduidelijk, maar hoe maak je het subtiele bespreekbaar?” Ik reageerde met: “Ik denk dat de kaart ‘racisme’, die in dit artikel wordt gespeeld, daar niet erg behulpzaam bij is. Racisme is, aldus de Van Dale de: “opvatting dat mensen met een bepaalde huidskleur beter zouden zijn dan mensen met een andere kleur, gebruikt als rechtvaardiging om mensen met een andere kleur slecht te behandelen.” Het bewust slechter behandelen van mensen met een andere huidskleur. Het helpt niet om die ‘Frits’ van racisme te betichten. Dat is eerder domheid of beter nog onwetendheid. Net zoals het niet helpt om die dorpsgenoot die wel-kom in Ne-der-land zegt van racisme te beschuldigen. Die maakt een verkeerde inschatting van de situatie. Het is veel behulpzamer om het gesprek aan te gaan met ‘Frits’ en zo hem bewust te maken van zijn ‘onwetendheid’. En zo is het veel effectiever om die ‘wel-kom…’ te beantwoorden met: ‘ja u ook welkom in Nederland’ of zoiets.”

Op deze bijdrage reageerde Vera Mulder met: “je gaat er in je beschouwing vanuit dat opvattingen per definitie iets zijn waar je je bewust van bent of waar je bewust naar handelt (en dat je dus geen racistisch kwaad kunt doen vanuit onwetendheid of domheid). Daar begint onze visie uiteen te lopen en dan wordt een inhoudelijk gesprek over wat racisme is of kan zijn ingewikkeld. Ik raad je het boek van harte aan – dat laat zien hoe ook onbewust ontstane of overgenomen opvattingen racistisch kunnen zijn en kwaad kunnen doen – ook (soms: juist) als iemand het niet zo bedoeld heeft. Leed zit hem niet altijd in intentie.” Daarop herhaalde ik met de betekenis van racisme volgens de Van Dale met de toevoeging: “Hier staat in mijn ogen dat je jezelf als beter ziet dan mensen met een andere kleur, dat is een bewuste daad. En ook nog dat je die bewuste daad gebruikt om die ander slechter te behandelen. Onwetendheid kan daar nooit onder vallen. Dat laat onverlet dat onwetendheid pijn kan doen, of zoals jij het zegt: ‘leed zit hem niet altijd in de intentie.’ Ik begrijp dat jij een andere definitie van racisme hanteert. Eentje die onwetendheid bevat. Maar hoe luidt die precies? Daar ben ik dan wel benieuwd naar.”

Na nog wat tussenstappen gaf een andere lezer, Leon ten Have het volgende antwoord op mijn vraag naar een definitie: “Een perfect verwoordde definitie die zo het woordenboek in kan heb ik niet, maar ik denk dat je al een behoorlijk eind komt als je naast bewust/direct ook onbewust/indirect en systematisch racisme meeneemt. Maar eigenlijk denk ik dat de context van dit verhaal voor zich spreekt, en dat discussies beginnen over woordenboekdefinities overkomt als bad faith…” En Vera Mulder viel hem bij: “Ik sluit me aan bij Leon; voor één alomvattende definitie is het onderwerp, het systeem, de ervaring te complex, maar het betrekken van systemisch en onbedoeld racisme in dit gesprek is onontbeerlijk in het ontmantelen ervan.”

Wel heel bijzonder. Om elkaar te kunnen begrijpen lijk het mij van belang dat we het eens worden over de definitie van begrippen en woorden. Een woord is, volgens de Van Dale, een: “groep van spraakklanken met een eigen betekenis.”  Als iedereen zijn eigen betekenis geeft aan een eenzelfde ‘groep van spraakklanken’ is communicatie onmogelijk en wordt het ook onmogelijk om racisme te bestrijden. Of zoals ik Mulder antwoordde: “Dan kunnen jullie beter ophouden met het schrijven over racisme. Zonder een definitie van een begrip is een gesprek zinloos. Dan gaat het namelijk overal en nergens over en heeft iedereen, wat er ook wordt beweerd, gelijk. Racisme zoals in de Van Dale gedefinieerd zal al zeer lastig uit te roeien zijn, zonder definitie is het helemaal onmogelijk.”

De tang en het varken

“Wellicht ontgaat het de meeste mensen, maar er is een psychologische reden waarom racisme bestaat. Racisme is niet een gevolg van historische, militaristische, kapitalistische en economische bewegingen die door de tijd heen at random gebeurden en die de politieke status quo, tegenovergestelde culturele waarden en scheve machtsverhoudingen tussen bevolkingsgroepen, in Nederland hebben veroorzaakt. Racisme ís er de oorzaak van. En dat niet alleen, racisme is een vorm van antisociale persoonlijkheidsproblematiek: narcisme.”  Zo begint een artikel van Fati Benkaddour bij Joop. Een bijzondere bewering.

Racism - Free of Charge Creative Commons Keyboard image
Bron: Picpedia

Laten we deze uitspraak eens bekijken. Racisme is in Nederland de oorzaak van historische, militaristische, kapitalistische en economische beweging. Dus zonder racisme geen ‘geschiedenis’ in Nederland en ook geen kapitalisme, militarisme en economie. Zonder racisme zou het hier stilstaan. Zou dat alleen voor Nederland gelden? Zou er in andere delen van de wereld wel historische, militaristische, kapitalistische en economische beweging mogelijk zijn zonder racisme? Nederland als een soort uitzondering op de regel?

Stilstaan op welk moment? Ik probeer me een voorstelling te maken van hoe Nederland er dan uit zou hebben gezien, maar een echt beeld kan ik me er niet bij voor de geest halen. Zouden we hier dan nog in de Middeleeuwen leven? Zou een deel van het land dan nog steeds door de Romeinen bezet zijn? Allebei zou erg lastig zijn als Nederland die uitzondering was. Het Romeinse Rijk zou dan immers nog alleen in Nederland bestaan en alleen Nederland zou dan nog last hebben van invallen van Noormannen. Alhoewel, dat zou niet kunnen, die Noormannen hebben immers wel een geschiedenis, militarisme, kapitalisme en economische ontwikkeling. Dit lijkt mij een heel onwaarschijnlijk scenario.

Een andere mogelijkheid is dat Nederland geen uitzondering op de regel is. Dat zou betekenen dat racisme de oorzaak is van ‘historische, militaristische, kapitalistische en economische bewegingen.’ Dat zou betekenen dat racisme de motor is achter alle menselijke ontwikkeling. Dan waren de Romeinen racisten net als de Qing-dynastie, de oude Egyptenaren, de Maya’s en de Azteken. Maar wacht eens, als we nog wat verder teruggaan in de geschiedenis van de homo sapiens dan zijn onze verre voorvaderen uit oost-Afrika weggetrokken en hebben ze zich over de hele wereld verspreid vanwege racisme. Ook dat lijkt mij heel onwaarschijnlijk want als we teruggaan naar de eerste afsplitsing van de eerste groep homo sapiens, dan was het familie die zich afsplitste. Zou racisme werkelijk ten grondslag liggen aan die eerste afscheiding? Ik was er, net als Benkaddour niet bij, maar ik waag het ernstig te betwijfelen.  

Als Nederland geen uitzondering op de regel is en als de regel zelf vastloopt, dan rest er maar één andere mogelijkheid: Benkaddour verkoopt grote onzin. Haar bewering slaat als de welbekende tang op het varken.

Wat erger is, en daarmee kom ik bij de titel en het eigenlijke betoog van Bendakkour, is dat ze op basis van die bewering bijna iedere Nederlander en in het verlengde daarvan iedere bewoner van deze planeet, wegzet als racist. “Nederlands narcisme en racisme: tot welk van de drie types behoor jij? Zo luidt de titel van haar betoog. Een betoog waarin ze semi psychologisch begint te leuteren over drie soorten racisten: de ‘narcistische racist, die: “acht zichzelf superieur of extreem belangrijk en onaantastbaar.” Als tweede de ‘stress-afhankelijke racist’: “een individu die pas narcistische en racistische kenmerken vertoont wanneer zijn bestaanszekerheid onder druk komt te staan.” En als laatste de ‘informatiearme racist’: “die het niet heeft gewusst. Hij is geboren met een zilveren, met privileges gevulde, lepel in zijn mond en kent geen noodzaak zich druk te maken over de sociale, financiële en emotionele pijn van een minderheid.” En vervolgens concludeert ze: “Als je echt-niet-behoort tot de drie bovengenoemde categorieën, dan ben je waarschijnlijk een minderheid of actief anti-racist. In een systeem waar een specifieke groep mensen constant wordt gekwetst, gemarginaliseerd, gecriminaliseerd, geïsoleerd, het bestaansrecht ervan wordt bediscussieerd, bestaan geen onschuldige toeschouwers. Iedereen heeft in dit systeem een rol.”

Alle bewoners van deze planeet want tenzij Benkaddour kan aantonen dat de Nederlander een bijzonder soort homo sapiens is, ga ik er vanuit dat die drie soorten onder alle mensen voorkomen. Tenminste als je het semi psychologisch geleuter van Benkaddour voor waar aanneemt en net als haar overal ‘racisme’ ziet.

Koeienvlaai en fraudebestrijding

“Vorige week meldde de Rekenkamer dat landelijke overheidsinstanties nog steeds te weinig doen om vooroordelen te voorkomen bij het gebruik van algoritmes. Deze week onthullen de NOS en de regionale omroepen dat vijfentwintig gemeenten het gebruik van voorspellende algoritmes óók al toestaan, om fraude en criminaliteit op te sporen. Het biedt weinig hoop op het verdwijnen van afkomst uit hun risicoprofielen, omdat institutioneel racisme altijd in meer of mindere mate werd geaccepteerd in Nederland.” Aldus Margriet Oostveen in een column in de Volkskrant. Een bijzonder passage.

Weiland met twee koeien bij een sloot met eenden - PICRYL Public Domain  Image
Bron: Picryl

Een algoritme is niets meer en niets minder dan een set van stappen die je achterelkaar zet om een doel te bereiken: aardappelen schillen, ze even onder de kraan afspoelen, vervolgen in een kookpot doen, de pot met water vullen totdat ze onder water staan, een schepje zout erbij, op een brandend fornuispitje zetten, als het water kookt klein zetten en vervolgens er geregeld even met een vork in prikken en als de vork soepel in de aardappel verdwijnt, dan zijn ze klaar, water afschudden en eten maar. Een algoritme om aardappels te koken.

Wat Oostveens passage bijzonder maakt is dat een algoritme in deze zin van het woord per definitie een vooroordeel is. Bij het maken van een algoritme om fraudeurs op te sporen, wordt gekeken naar reeds bekende fraudeurs en dan vooral naar overeenkomsten tussen die fraudeurs. Als heel veel of zelfs iedere fraudeur een konijn heeft, dan is het hebben van een konijn iets dat je in het mandje van de ‘mogelijke fraudeurs’ doet belanden. En zo wordt er gekeken naar veel meer eigenschappen. Heb je veel van die eigenschappen, dan kom je op een lijstje dat voor ‘verscherpt toezicht’ in aanmerking komt.

Bij deze manier van werken wordt een loopje genomen met de logica. Neem weer dat konijn. Ook al betekent het hebben van een konijn niet dat je fraudeert, sterker al zouden alle fraudeurs een konijn hebben, dan betekent dat nog niet dat iedere konijnenbezitter een fraudeur of zelfs een potentiële fraudeur is. Met slechts één eigenschap waarop je selecteert is de kans dat je een loopje neemt met de werkelijkheid groot. Dat probeert men te ondervangen door veel kenmerken die veel criminelen gemeen hebben te combineren: konijnen, Volkswagen Golf, Gucci tas et cetera. Maar ook al voldoe je aan al die zaken, dan nog wil dat niet zeggen dat je een fraudeur bent.

Een dergelijke manier van werken is inherent discriminatoir. Dat is precies de bedoeling van zo’n algoritme. Dat is de bedoeling omdat het logischerwijs dan misschien niet zo is dat iemand die alle kenmerken gemeen heeft met een fraudeur, een fraudeur is, het maakt de kans dat zo iemand een fraudeur is wel veel groter. Als je vervolgens beperkte middelen voor fraude-opsporing hebt en toch zoveel mogelijk fraude moet opsporen, dan is dit een efficiënte manier. Dan kan het gebeuren dat men, zoals in Oostveens column is te lezen, bij het opsporen van zakkenrollers en winkeldieven in het designer outlet in Roermond kijkt: “naar de kleur van de auto, de nummerplaat en het aantal inzittenden. Het project was opgetuigd om Roma te vangen, terwijl uit een analyse bleek dat 70 procent van de zakkenrollers en winkeldieven van Nederlandse afkomst was. Want ondanks dat 70% van de zakkenroller van Nederlandse afkomst is, is die dertig procent die afwijkt makkelijker te vinden. In het designer-outlet vallen de zakkenrollers van Nederlandse komaf niet op, zij lijken op een zeer groot deel van de bezoekers. Die andere dertig procent van de zakkenrollers valt veel meer op omdat ze afwijken van het zeer grote deel van de bezoekers. Focus je op die 70% dan moet je veel meer moeite doen om tot resultaat te komen dan focussen op die dertig procent. En daarmee kom ik dichter bij het punt dat ik wil maken.

Het is een efficiënte manier, maar wel een manier met heel schadelijke ‘bijwerkingen’. Als eerste omdat er sprake is van een ‘zelfversterkende feedback-loop’. Al zoekend naar fraudeurs onder konijnenhouders, zul je fraudeurs vinden. Die vondsten versterken de zogenaamde relatie tussen fraude en konijnen. En omdat je je kostbare tijd maar één keer kunt besteden en die besteedt aan konijnenhouders, blijven alle frauderende hondenbezitters buiten beeld. Omdat je je concentreert op die 30% niet Nederlandse zakkenroller en winkeldieven zal die 30% procent in de statistieken groter worden dan de dertig procent waardoor het systeem zich er nog meer op gaat richten. Als tweede is het schadelijk omdat het leidt tot vooroordelen. In mijn voorbeeld zal iedereen met een konijn argwanend worden benaderd en bekeken en in Roermond stigmatiseer je Roma als winkeldieven en zakkenrollers.

Niet discrimineren bij het opsporen van fraude is ook mogelijk. In het geval van de kinderopvangtoeslag zou dat kunnen door briefjes te maken met naam en BSN van iedere aanvrager, deze in een doos te doen en er dan willekeurig het aantal uit te halen dat je in een bepaalde periode kunt controleren. Of je laat een koe bepalen door een wei op te delen in bijvoorbeeld honderd vakken en ieder vak correspondeert met een doos dossiers. Vervolgens wacht je waar de koe haar vlaai deponeert en de doos die met dat vak correspondeert, wordt gecontroleerd. Nadeel van deze vorm van fraude-opsporen is dat kans op het pakken van fraudeurs kleiner wordt.  

Als we niet willen dat er wordt gediscrimineerd bij het aanpakken van fraude of criminaliteit, dan moeten we algoritmes afschaffen en ‘de koe’ vragen en accepteren dat we veel minder fraude opsporen.

Civil war part two?

Wat een bijzondere eerste week van een nieuw jaar. Nee, dan doel ik niet op Kristopher Da Graca de Zweedse verdediger die mijn clubje VVV komt versterken. Nee, ik doel op de bestorming van het Capitool in Washington door boze aanhangers van, en aangemoedigd door, de bijna ex-president Trump. Een eindpunt van een opmerkelijk presidentschap maar ook een beginpunt of misschien wel een voortzetting van iets? Maar waarvan?

200+ Free Civil War & Gettysburg Photos - Pixabay
Bron: Pixabay

Ik moest denken aan een passage uit het boek De oorsprong van de politiek van de Amerikaanse politicoloog Francis Fukuyama. Inderdaad de man die begin jaren negentig van de vorige eeuw de geschiedenis dood verklaarde. Fukuyama: “Politieke instellingen ontwikkelen zich, vaak langzaam en pijnlijk, wanneer samenlevingen zich proberen te organiseren om het hoofd te bieden aan hun omgeving. Maar politiek verval vindt juist plaats wanneer systemen er niet in slagen zich aan te passen aan de omstandigheden.[1] De passage geeft precies twee mogelijke antwoorden op de vraag waar dit een beginpunt van is. Het is of het beginpunt van een aanpassing van de instellingen aan de omgeving of van het verval.

De Amerikaanse politieke instellingen zijn van 1776 en dus bijna tweehonderdvijftig jaar oud. Wil je een goede beschrijving van hoe ze bedoeld zijn en hoe ze kunnen werken? Dan raad ik je een aan om Over de democratie in Amerika van Alexis de Tocqueville te lezen. De Tocqueville beschrijft het Amerika van de jaren dertig van de negentiende eeuw, een periode dat het land en de democratische bestuursvorm nog relatief nieuw waren. De Tocqueville lezend moest ik denken aan de ‘participatiesamenleving’ zoals die in de troonrede van 2013 werd geïntroduceerd: “Van iedereen die dat kan, wordt gevraagd verantwoordelijkheid te nemen voor zijn of haar eigen leven en omgeving.”

Een van de pijlers van het systemen is dat zo ongeveer iedere uitvoerende publieke functionaris op ieder niveau wordt gekozen. Van de sheriff van een gat met vijftienhonderd inwoners tot de president. Een andere pijler is dat er altijd een ander gekozen instituut is dat die gekozen functionaris controleert en dat de regels bepaalt. Op federaal niveau zijn dat er zelfs twee: het Huis van Afgevaardigden en de Senaat die samen het congres vormen. En een derde pijler is een rechterlijke macht. Drie machten die elkaar in evenwicht moeten houden. Dat evenwicht moet ervoor zorgen dat er geen ‘gekke dingen’ gebeuren. Dat systeem heeft al die tijd redelijk goed gewerkt. Ondanks dat de twee dominante politieke partijen om de verschillende posities vochten, was er bij alle betrokkenen de bereidheid om samen te werken. Die samenwerking werd niet bemoeilijkt door ideologische scherpslijperij. Beide partijen ontbeerden een scherp ideologisch profiel en dat maakt samenwerking makkelijk. Die samenwerking is nodig omdat er, om het cru te zeggen, bijna permanent verkiezingen zijn. Iedere twee jaar wordt een deel van het Huis en de Senaat opnieuw verkozen waardoor het kan dat er in de beide onderdelen van het Congres verschillende meerderheden zijn. Om wetten te maken, moeten die samenwerken en een president die werk wil maken van zijn agenda, moet daartussen laveren.

De laatste veertig jaar begint het echter in haar voegen te kraken. Of om het met Fukuyama’s woorden te zeggen: ‘de omstandigheden waarbinnen het systeem functioneert, veranderen’. Die laatste veertig jaar worden gekenmerkt door toenemende ideologische scherpslijperij, verkettering en demonisering van de andere partij. De voor het Amerikaanse systeem zo broodnodige samenwerking tussen de partijen wordt hierdoor zeer lastig en het land wordt zo steeds lastiger te besturen. In zijn autobiografie A Promised Land schets voormalig president Obama die moeilijkheid en zelfs de onmogelijkheid om iemand van ‘de andere partij’ mee te krijgen voor een wet, zelfs was die ‘iemand’ daar eerder een voorstander van.

Die huidige scherpslijperij zorgt ervoor dat aan beide zijden de uitersten in het politieke spectrum steeds meer invloed krijgen. Uitersten zoals aan Republikeinse zijde eerst de steng christelijke ‘moral majority’ waarvan verschillende leiders het met de moraal niet zo streng namen, dat even terzijde, en nu de Tea Party. Groepen die zich beroepen op het verleden ‘toen America nog Great’ maar vooral White, Anglo-Saxon  en Protestant was. Aan Democratische zijde zien we een toenemende invloed van de ‘identity politics’ die zich beroepen op een toekomst wanneer “We hold these truths to be self-evident, that all men are created equal, that they are endowed by their Creator with certain unalienable rights, that among these are Life, Liberty and the pursuit of Happiness,” zoals opgenomen in de Declaration of Independence, werkelijkheid is geworden, alle onrecht uit het verleden ongedaan is gemaakt en ‘hersteld’, wat we ons daar ook bij voor moeten stellen, en er het liefst nog een enorme ‘schadevergoeding’ is betaald. De posities die ten grondslag lagen aan de Burgeroorlog zijn weer terug.

Laat dat nu de vorige periode zijn dat scherpslijperij zijn die het land aan de rand van de afgrond bracht. Trouwens, niet alleen de posities, ook de symbolen zoals de vlag van de geconfedereerden. Net als toen zien we nu twee ‘kampen’ met hun eigen waarheid die elkaars ‘taal’ niet spreken en anders tegen de wereld aankijken. De ‘bubbels’ waar we het nu over hebben, bestonden toe ook al. Bubbels zijn geen ‘uitvindingen’ of gevolg van de sociale media. Die zijn een gevolg van menselijk gedrag om te zoeken naar zaken die het eigen gelijk bevestigen of om het met een dure term te zeggen conformation bias. Het enige wat de sociale media en de eronder liggende algoritmes doen, is de zaak versnellen. Je hoeft geen moeite meer te doen door bijvoorbeeld naar de bibliotheek te gaan om je eigen gelijk bevestigd te zien. Die bevestiging komt vanzelf, gevraagd en ongevraagd, naar je toe. En daar waar je in de bieb misschien nog op ‘ander gelijk’ stuit dat je van je stuk breng, de cognitieve dissonantie om de dure term ervoor te gebruiken, kijkt dat algoritme wel uit om je dat ‘andere gelijk’ te sturen. Dat vergroot immers de kans dat je afhaakt en afhaken kost die sociale media geld.

Die vorige periode van polarisatie, van scherpslijperij, liep dus uit op een burgeroorlog waarbij de ene partij won en de andere verloor. Slavernij werd afgeschaft. Door de overwinning van de Noordelijken, leek het systeem weer bij de omstandigheden te passen. De partij die het systeem aanhing, won immers de oorlog en kon haar systeem voorzetten. Wat er daarna gebeurde was dat de verliezende kant er een verhaal van maakte dat ze voor de ‘goede zaak’ vochten. De goede maar verloren zaak, de ‘lost cause’. Slavernij verdween bij hen buiten beeld. De oorlog ging volgens hen over de vrijheid van de staten tegen de federale overheid. En door gebrek aan interesse bij de ‘noordelijken’ voor wat betreft de interpretatie van de burgeroorlog en vooral een gebrek aan belangstelling voor de wederopbouw van de voormalige geconfedereerde staten, werd die ‘lost cause’ het dominante verhaal. Dat verhaal van de ‘lost cause’ en het gebrek aan belangstelling maakte dat wettelijke positie maar vooral de behandeling van voormalig slaven de facto slechter werd dan ze voor de afschaffing van de slavernij was. Hierdoor bleef het spreekwoordelijke mes in het varken zitten voor wat betreft de gelijke behandeling van mensen. Sterker nog, het werd nog even rondgedraaid.

Aan die wetten en behandeling kwam pas in de jaren zestig van de vorige eeuw een einde. Het leidde echter nog niet tot een werkelijk gelijke behandeling. De strijd voor werkelijk gelijke behandeling is nog steeds gaande. Ook in de jaren zestig polariseerden de verhoudingen en veranderden de omstandigheden waarbinnen het systeem functioneerde. Ze veranderden echter niet zo dat het systeem onder spanning kwam te staan. Daar waar in de aanloop naar de burgeroorlog de spanningen langs partijlijnen liepen, de Republikeinen voor afschaffing van de slavernij en de Democraten tegen, was de situatie in de jaren zestig van de twintigste eeuw duidelijk anders. De spanning ‘Noord- Zuid’ zat in beide partijen waardoor een oplossing mogelijk was. Winst en verlies van de oplossing werden immers over de beide partijen verdeeld.

De huidige scherpslijperij is in de basis nog steeds de oude ‘Noord-Zuid’ tegenstelling die ten grondslag lag aan de Burgeroorlog. Wat het zorgelijk maakt, is dat de polarisatie nu weer langs partijlijnen loopt en dat maakt ‘ontspanning’ zeer lastig. Opmerkelijk hierbij is dat de twee partijen van positie zijn gewisseld. In ieder geval staan de Amerikaanse omstandigheden en de politieke instellingen op dit moment op gespannen voet met elkaar. Het is de vraag of ‘langzame aanpassing van het politieke systeem’ het tij nog kan keren. Het alternatief, het politieke verval van de Verenigde Staten in de vorm van het uiteenvallen van het land of een nieuwe burgeroorlog is ook geen aantrekkelijk alternatief

Meest aantrekkelijke optie is de-escalatie. Alleen wordt dat een heel lastige klus. Bijgeven wordt immers al snel gezien als capitulatie, als een nederlaag. Als die deling nu een gevolg was van keuzes van Trump als president, dan lag het makkelijker. Dan kon Trump als schuldige worden aangewezen. Dat is echter niet het geval. Het is eerder zo dat het presidentschap van Trump een gevolg  is van juist die verdeling. Deze optie vraagt om leiders. Leiders die hun eigen ideeën, gevoelens en belangen ondergeschikt laten zijn aan die van het land. Leiders die zich geen zorgen maken om hun politieke toekomst. En als ze dan toch bezig zijn, kunnen ze meteen ook eens kijken of ze het systeem niet zo kunnen veranderen dat het polarisatie straft in plaats van beloond.


[1] Pagina 21

Institutioneel racisme! Of toch niet?

“Ik zat in de afrondende fase van mijn opleiding en zou aan het werk zijn als verloskundige in dezelfde praktijk in de periode dat zij zou gaan bevallen. Haar eis om mijn ontslag kwam voort uit haar voorwaarde om niemand in haar buurt te willen die een hijab draagt.” Dit schrijft Pia Sophia in een artikel op de site Dipsaus. En liet dat volgen door: “Mijn opdrachtgever kwam niet voor me op en vertelde mij dat ik moest leren leven met het feit dat “discriminatie nou eenmaal voorkomt.”” Dit is, aldus Sophia, een van de voorbeelden van institutioneel racisme.  Een bijzondere casus waarbij ik alweer moest denken aan Hannah Arendt.

Beschuit, Muisjes, Geboorte, Kraamweek, Jongetje
Bron: Pixabay

In de bundel Verantwoordelijkheid en oordeel zijn toespraken en colleges van Arendt gebundeld die handelen over juist die twee woorden. Aan één van die artikelen moest ik denken bij het lezen de passage uit Sophia’s artikel. In de bundel een essay uit 1959 met als titel Overpeinzingen bij Little Rock. Even voor degenen die het niet weten. In 1957 moest een middelbare school in  Little Rock, de hoofdstad van de Amerikaanse staat Arkansas, negen zwarte leerlingen toelaten. Dit omdat de Hoge Raad had geoordeeld dat de school deze negen leerlingen niet mocht weigeren. Een uitspraak van de hoogste rechter, en dat is de Hoge Raad in de Verenigde Staten, moet gestand worden gedaan. Dat was echter tegen het zere been van gouverneur Faubus van de staat, die stuurde de Nationale Garde om dit te verhinderen. Daarop kon president Eisenhower niets anders dan ingrijpen. Hij stuurde de 101e luchtlandigsdivisie en gaf hen de opdracht de negen kinderen te beschermen en ervoor te zorgen dat ze de school konden bezoeken. Dit gebeuren was voor Arendt aanleiding tot haar overpeinzingen.

In haar overpeinzingen onderscheidt Arendt drie werelden of sferen: de privé sfeer, de sociale sfeer en de politieke sfeer. Binnen die drie werelden bekijkt ze de rol van gelijkheid. Over de privé sfeer zegt ze het volgende: “… -het gebied van het privé leven – wordt noch door gelijkheid noch onderscheid maken beheerst, maar door exclusiviteit. Hier kiezen we de mensen met wie we ons leven willen doorbrengen, namelijk persoonlijke vrienden en mensen van wie we houden; en onze keuze wordt niet bepaald door overeenkomst of kwaliteit die door een groep mensen worden gedeeld – ze wordt zelfs niet bepaald door welke objectieve maatstaven en regels dan ook – maar richt zich, onverklaarbaar en onfeilbaar, op één persoon in zijn of haar uniciteit, zijn anders zijn dan alle andere mensen die we kennen.” Als ik Arendt goed begrijp dan kan er in de privé sfeer geen sprake zijn van discriminatie. Een duidelijk en begrijpelijk betoog. In de privé sfeer zoekt een ieder zijn eigen passende begeleiding.

Dan het andere uiterste, de politieke sfeer. In de politieke sfeer is, zo betoogt Arendt, gelijkheid absoluut. Het is “haar innerlijke principe.” In het politieke domein: “daar zijn we allemaal gelijk.” Die gelijkheid wordt: “in de eerste plaats geconcretiseerd in het stemrecht; volgens dat recht staan het oordeel en de mening van de hoogst geplaatste burger op één lijn met het oordeel van de persoon die nauwelijks kan lezen en schrijven.” Integraal onderdeel van die gelijkheid is: “Passief kiesrecht of het recht voor een ambt te worden gekozen.” Ook dit is een duidelijk en begrijpelijk betoog.

Als laatste de sociale sfeer, de samenleving. Dit is het domein dat we instappen als we ons huis verlaten. De samenleving: “is dat merkwaardige, wat hybridische gebied tussen het politieke en het persoonlijke waarin sinds het begin van de moderne tijd de meeste mensen het grootste deel van hun leven hebben doorgebracht.” En wat gelijkheid is voor de politieke sfeer, is discriminatie voor de samenleving, zo betoogt Arendt. Discriminatie niet in haar betekenis van achterstellen, maar in haar betekenis van onderscheid maken. Naar die sfeer worden we gedreven: “door (de) noodzaak in ons onderhoud te voorzien, ertoe aangetrokken door het verlangen onze talenten te ontplooien of ertoe aangelokt door het genoegen van gezelschap.” Daarbij kiezen we ons gezelschap, daarbij worden we, zoals Arendt het schrijft: “onderworpen aan het aloude adagium ‘soort zoekt soort’, dat het gehele domein van de samenleving in zijn oneindige variëteit van groeperingen en sociale verbanden beheerst.” Je gaat op voetbal en wel bij die club omdat de mensen daar het beste bij je passen. Je gaat naar een concert van band x omdat die muziek bij je past. De spiegel daarvan is dat een vereniging je mag weigeren. Zo zal je bij de naaktzwemclub worden geweigerd als je per se een boerkini aan wilt. Net zoals je wordt geweigerd als je in je nakie bij de boerkini zwemclub wilt. Zo mag, zoals enkele jaren geleden in Noord-Ierland, een bakker weigeren een taart met daarop de slogan ‘steun het homohuwelijk’ te bakken voor een huwelijk van twee mannen. Net zoals de bakker ook geen taart hoeft te bakken voor iemand die ‘eigen volk eerst’ erop wil. Dit weigeren gaat volgens Arendt niet op voor: “diensten die, of ze nu particulier of publiek eigendom zijn, in feite openbaar zijn, diensten die iedereen nodig heeft om zijn zaken te behartigen en zijn leven te leiden. Al behoren deze diensten niet strikt tot het politieke domein, ze bevinden zich wél in het publieke domein waar alle mensen gelijk zijn”. Daar waar de bakker mag weigeren een taart met spreuk te bakken, mag het busbedrijf niet weigeren iemand te vervoeren. Ook deze redenering kent een te begrijpen logica.

Als we met Arendts bril naar Sophia’s voorbeeld kijken, hoe zou Arendt dit voorbeeld beoordelen? Dan staat de zwangere vrouw in haar recht om Sophia te weigeren als verloskundige. De verloskundige betreedt immers de privé sfeer van de betreffende vrouw. Dat zij een publieke functie vervult doet daar niets aan af. Het is aan de patiënt om de arts te kiezen en dus ook aan de zwanger vrouw om een verloskundige te kiezen. Haar motieven, of die nu racistisch, godsdienstig of persoonlijk van aard zijn doen hierbij niet ter zaken. Sterker nog, de zwangere vrouw hoeft haar motieven niet eens te geven. ‘Jou niet’ is al voldoende. Dubieus is het verzoek van de zwangere vrouw om Sophia te ontslaan om zo te voorkomen dat Sophia toch bij de geboorte van het kind van de vrouw is. Een zwangere vrouw gaat niet over het personeelsbeleid van een verloskundigenpraktijk.

Dan de werkgever die haar, aldus Sophia, onvoldoende steunde en haar vertelde dat ze maar moest ‘leren leven met het feit dat discriminatie nou eenmaal voorkomt.’ Als ik het artikel goed begrijp, heeft de werkgever haar niet ontslagen en heeft Sophia de betreffende mevrouw niet geholpen bij de bevalling, maar heeft de werkgever daar een andere medewerker naartoe gestuurd. Ook de werkgever heeft niets verkeerd gedaan. Hij heeft de wens van de zwangere mevrouw gerespecteerd. Wat hij wat handiger had kunnen doen, is dit met Sophia bespreken. Daarbij had Arendts betoog hem zeker kunnen helpen.