Uitgelicht

Election Files 13: geloof, hoop en fatsoen

“Wij kiezen voor een politiek die eerlijk is over wat moet en hoopvol over wat kan.” Met die woorden van CDA-leider Henri Bontebal opent Onze keuzes voor een fatsoenlijk land, het verkiezingsprogramma van het CDA. Volgens Bontebal: “voelen veel mensen onzekerheid. We zijn minder veilig in Europa dan we dachten, internationale conflicten komen dagelijks de huiskamer binnen en we zien hoe nieuwe technologieën ons leven ingrijpend veranderen. Dichter bij huis merken we dat de samenleving verhardt.” Dan verwacht je, zo betoogt hij: “van de politiek dat zij verantwoordelijkheid neemt en moedige keuzes durft te maken. Je verwacht een politiek die begint bij waarden, gericht is op de lange termijn en oog heeft voor het gemeenschappelijk belang. Een politiek die in staat is om te verbinden in plaats van te verdelen.” Dat ontbreekt zo betoogt hij. Zijn partij wil het anders, die: “kiest voor verantwoordelijkheid, fatsoen en vertrouwen als de weg vooruit. Een politiek die eerlijk is over wat moet en hoopvol over wat kan. Een politiek die doet wat nodig is.”1 Als laten we het programma dan eens beoordelen op die drie begrippen: verantwoordelijkheid, fatsoen en vertrouwen. Ik begin met de conclusie.

Een deel van de ‘bad guys’ uit de film Under Siege: Dark Territory met links de man van de beroemde uitspraak. Bron: clubdatelevisao.wordpress.com

Conclusie

Drie woorden staan centraal in het programma. Helaas definieert de partij deze woorden niet. Neem verantwoordelijkheid: voor mij is verantwoordelijkheid een gevoel. Ik voel me verantwoordelijk en vanuit dat gevoel handel ik en over die handeling leg ik verantwoording af. Het CDA gebruikt het woord vooral in combinatie met het werkwoord nemen: verantwoordelijkheid nemen. Verantwoordelijkheid nemen wordt dan vooral gelinkt aan in de regering zitten en ‘moedige keuzes maken’. Wat opvalt is dat het CDA verantwoordelijk collectief maakt. Om in de termen van de partij te spreken: verantwoordelijkheid neem je samen. In tegenstelling tot smart, die als je hem deelt de helft is, leidt gedeelde verantwoordelijkheid er vooral toe dat er niets gebeurt. Dat risico lopen we met het CDA-programma op belangrijke thema’s als woningbouw, zorg en maatschappelijke voorzieningen als openbaar vervoer. Dat wordt duidelijk en is vooral extra wrang met betrekking tot de oorlog tegen de Palestijnen. Daar ‘voelt’ het CDA iets van verantwoordelijkheid en vult die ook weer collectief in. In dit geval in Europees verband. Dat Europese collectief laat echter al twee jaar zien tot niets bijzonders te komen.

Dan fatsoen, als in goede manieren in de omgang. Daar laat de partij steken vallen. Het getuigt niet van fatsoen anderen de schuld te geven van het eigen falen. Dat is wat de partij doet met betrekking tot het asieldossier. Daar baseert de partij haar beleid op de zeer dubieuze redenering dat: “wij niet in staat zijn om mensen fatsoenlijk op te vangen doordat we geen controle hebben over wie in Nederland mag blijven en wie niet.” Ook wil de partij het asielbeleid baseren op een aanpak die het mensen, die voor hun leven moeten vrezen, onmogelijk maakt om hun land te ontvluchten. Fatsoen is ook dat je je eigen ‘rommel opruimt’ en dat je een ander niets aandoet wat je niet wilt dat anderen jou aandoen. Op beide punten laat het CDA steken vallen.

Als laatste vertrouwen. Het vertrouwen, in de betekenis van ‘met zekerheid hopen’, van het CDA bevat weinig zekerheid. Het is voor een deel gebaseerd op aannames, maar zoals het Engelse gezegd het treffend verwoord: assumption is the mother of all fuck ups. En voor een ander deel gebaseerd op de hoop dat Tom Poes een list verzint die opeens ‘overbodige regels’ laat verdwijnen. Als burger geeft het weinig vertrouwen dat de partij pleit voor ongelijke straffen en voor minder transparantie van de overheid.

What are words word

“What are words worth? What are words worth? Words.” Het refrein van het lied Wordy Rappinghood van de Tom Tom Club. De band was een nevenactiviteit van twee leden van de Talking Heads: een Amerikaans band met David Byrne als frontman. Dit refrein was het eerste wat me te binnen schoot. Want het eerste probleem dat zich bij het beoordelen van het programma voordoet, is een probleem waar zo ongeveer alle verkiezingsprogramma’s mee kampen: cruciale begrippen worden niet gedefinieerd. Zo ook het programma van het CDA. Wat zien we de partij doen als ze, zoals ze schrijft, verantwoordelijkheid neemt? Fatsoenlijk handelt? Of handelt vanuit vertrouwen?

Verantwoordelijkheid

Verantwoordelijkheid is: “1. de plicht verantwoording af te leggen. 2. grote zorg en toewijding die voor iets vereist zijn,” aldus de digitale Van Dale. Legt de partij dan ‘grote zorg en toewijding aan de dag’ of voelt ze de plicht om verantwoording af te leggen? Voor mij persoonlijk is verantwoordelijkheid iets wat je voelt en van waaruit je handelt. Het is een vorm van betrokkenheid. Als trainer/coach van een jeugd honkbalteam voel ik me verantwoordelijk voor het gedrag van de spelers op en om het veld. Vanuit die gevoelde verantwoordelijkheid handel ik leg ik grote zorg en toewijding aan de dag en leg ik verantwoording af.

Verantwoordelijkheid is voor het CDA vooral iets wat je samen doet. Zo kiest de partij voor: “al die mensen die ons land mooier maken, die gezamenlijk verantwoordelijkheid nemen voor hun buurt, school of natuur.” Vertrouwt de partij op: “Mensen die verantwoordelijkheid nemen voor elkaar en voor anderen kansen creëren, juist ook als je die ander niet dagelijks in je eigen bubbel tegenkomt.”2 Hebben we: “een gezamenlijke verantwoordelijkheid om uitsluiting tegen te gaan en discriminatie hard te bestrijden.”3 Zo wil de partij de: “samenwerking met migrantenorganisaties, kerken en moskeeën (versterken) zodat zij mede de verantwoordelijkheid dragen voor een succesvolle integratie van nieuwkomers.”4 Is een: “vrije democratie (…) alleen mogelijk als we het democratisch ethos versterken: als we samen verantwoordelijkheid nemen.” Begint: “Een weerbare samenleving (…) met mensen die verantwoordelijkheid nemen” en: “dragen (we) met elkaar de verantwoordelijkheid om de orde en veiligheid in de samenleving te bewaken.” 5 Moet de zorg toekomstbesteding worden en moet daarbij een gezocht worden naar: “balans tussen collectieve en individuele verantwoordelijkheid.”6 Voor wat betreft woningbouw: “Het bestrijden van het woningtekort is een gezamenlijke opgave van het Rijk, gemeenten, provincies, corporaties, investeerders, ontwikkelaars en bouwers.”7Moeten ouders: “medeverantwoordelijkheid (…) nemen voor hun scholen in schoolverenigingen en ouderinitiatieven.”8 Dat laatste lijkt me overbodig. Als iemand een initiatief neemt, dan voelt die persoon zich verantwoordelijk en handelt vanuit die verantwoordelijkheid. Voor wat betreft het klimaat beleid moet er: “stabiel en duidelijk (financieel) beleid (zijn) om de verantwoordelijkheid van inwoners en ondernemers te ondersteunen in adaptatie en transitie.”9 Mooie woorden die duidelijk maken dat een samenleving uit een ‘samen’ bestaat. Mooie woorden waar geen speld tussen is te krijgen. Afgezien dan van die ene met betrekking tot de ouderinitiatieven. In tegenstelling tot smart, die als je hem deelt de helft is, leidt gedeelde verantwoordelijkheid er vooral toe dat er niets gebeurt.

Je kunt dan wel de regelgeving: “verduidelijken (…) zodat voor gemeenten jongeren en ouders en aanbieders duidelijk is wat er wel en wat niet onder jeugdzorg valt,’” Dat lost vragen waarmee kinderen en ouders zitten niet op. Die vragen kun je dan: “zoveel mogelijk in de eigen omgeving (..): via school, huisarts, wijkteam of informele netwerken,” willen oppakken, maar dat is niets nieuws. Dat is altijd al het streven geweest. Niets nieuws is ook dat de school en huisarts hun handen al vol hebben. Om dat nu wel te realiseren kun je dan wel: “investeren in verenigingen, maatschappelijk werk en andere ondersteunende instanties,” wie of wat die ‘andere ondersteunende instanties’ zijn wordt niet duidelijk, maar van verenigingen weet ik dat die hun handen vol hebben aan dat doen waarvoor ze zich hebben opgericht: voetballen, muziek maken, toneel spelen enzovoorts. Wat daarbij zeker niet gaat helpen is: “de eigen bijdrage die wordt ingevoerd vooral toepassen bij lichte jeugdzorg.”10 Die zal ervoor zorgen dat kinderen en ouders deze zorg gaan mijden met alle gevolgen van dien. Voor het bewijs hiervan hoeven we alleen maar naar de uit de basiszorgverzekering verdwenen tandarts te kijken. Ook hier maakt het CDA iedereen verantwoordelijk.

Je kunt wel betogen dat: “het bestrijden van het woningtekort (..) een gezamenlijke opgave (is) van het Rijk, gemeenten, provincies, corporaties, investeerders, ontwikkelaars en bouwers,” maar om iets gedaan te krijgen is echter meer nodig. Gedeelde verantwoordelijkheid betekent in de praktijk dat niemand af te rekenen is op het resultaat en dat is wat we de afgelopen jaren hebben gezien. Als je je als partij werkelijk verantwoordelijk voelt, dan doe je meer dan regisseren en: “Pensioenfondsen (te vragen) een belangrijke rol te spelen in investeringen,”11

Als gewenste: “maatschappelijke voorzieningen niet van de grond (komen) vanwege gebrek aan geld,” en: “Maatschappelijke baten (…) voor de financiële baten uit(gaan) bij: “regionale spoorlijnen/ov-verbindingen, sociale woningbouw, maar ook buurtcentra en huisvesting voor het verenigingsleven,” en je voelt je daarvoor als overheid verantwoordelijk, dan kun je, zoals het CDA voorstelt: “ondersteuning (geven)van(uit) overheden bij het dekken van de onrendabele top.” Je zou er ook voor kunnen kiezen die gevoelde verantwoordelijkheid vorm te geven door de hele maatschappelijke voorziening te financieren en af te zien van: “publiek-private samenwerkingen.”12 Dat maakt het veel eenvoudiger en de kans op resultaat groter.

Slechts in een passage spreekt de partij over zichzelf: “Wij stellen orde op zaken door politiek verantwoordelijkheid te nemen en op een fatsoenlijke manier met elkaar om te gaan.”13 Wat betekent ‘politiek verantwoordelijkheid nemen’? De manier waarop het CDA en ook eerder de VVD (zie mijn bespreking van dat verkiezingsprogramma) erover spreken, is verantwoordelijkheid iets wat ergens ligt en dat je kunt pakken door: ‘moedige keuzes (…) te maken.”14 Verantwoordelijkheid lijkt gekoppeld te worden aan regeren. Alleen als je regeert ‘neem’ je verantwoordelijkheid. Ik mag toch hopen dat iedere politicus verantwoordelijkheid voelt en op basis daarvan handelt. Dat handelen kan ook leiden tot niet deelnemen aan een regering. Dat niet regeren niet meteen betekent dat je je niet verantwoordelijk voelt voor het wel en wee in het land. Dat verantwoordelijkheid ook betekent dat je vanuit je rol buiten de regering je invloed uitoefent om zaken in de gewenste richting te bewegen. En weerbare samenleving is een samenleving waarvoor mensen verantwoordelijkheid voelen en vanuit dat gevoel handelen.

“De Nederlandse regering moet zich inspannen voor de handhaving van het internationaal recht. Hierbij past grotere druk op Israël via de economische en politieke kanalen van de EU, bijvoorbeeld door de handelsvoordelen uit het EU – Israël associatieverdrag op te schorten, of sancties op personen.”15 Hier ‘voelt’ het CDA iets van verantwoordelijkheid, echter het ernaar handelen blijft beperkt. Er wordt naar de Europese Unie gekeken en dat zou een goede actie zijn. Zou, want als de afgelopen twee jaar iets hebben laten zien dan is het dat er landen zijn die hier geen actie in willen ondernemen en de manier waarop er in de Unie wordt besloten, maakt dat er dan ook geen acties komen. Als je hier werkelijk verantwoordelijkheid voelt, dan zoek je naar mogelijkheden die je zelf hebt; die binnen jouw mogelijkheden liggen.

Fatsoen

Fatsoen: “goede manieren in de omgang,” aldus dezelfde digitale Van Dale. Er zijn genoeg mensen die in de omgang zeer fatsoenlijk zijn, die goede manieren in de omgang hebben maar er vrolijk op los discrimineren of anderen uitbuiten. Al die telefonische verkopers tonen goede manieren in de omgang maar proberen je ondertussen wel een nieuw energie-, telefoon- of een ander soort contract aan te smeren. Of die jongeren die langs de deur komen om je op je gemoed te praten dat je toch echt moet doneren voor een of andere groep die het minder heeft. Laat ik hier eerlijk bekennen, als ze na één keer ‘geen interesse’ aankomen met een ‘maar’ dan verlaat mijn ‘fatsoen’ me, en herhaal ik op bitse toon dat ik geen interesse heb en hang op of sluit ik de deur.

Anderen de schuld geven van zaken waar jezelf de hand in hebt, getuigt voor mij niet van fatsoen. Dat is wel wat het CDA doet: “als wij niet in staat zijn om mensen fatsoenlijk op te vangen doordat we geen controle hebben over wie in Nederland mag blijven en wie niet, doen we iedereen tekort: zowel de mensen die we willen opvangen als de mensen die hier al zijn.” 16 Een bewering die kant nog wal raakt. Als eerste kunnen we prima mensen fatsoenlijk opvangen. Waar het aan ontbreekt is de wil om dat te doen. Ten tweede dat er niet fatsoenlijk wordt opgevangen wordt niet veroorzaakt door het gebrek aan controle over wie hier mag blijven. De overheid heeft alle controle over wie er wel of geen status tot verblijf krijgt. Er is niemand anders die dit kan bepalen. Op een dergelijke leugen een asielparagraaf baseren, is een gotspe. Niet erg fatsoenlijk en getuigend van een gebrek aan verantwoordelijkheid.

En nu we toch bij die asielparagraaf zijn. Het nieuwe systeem waar de partij voor pleit: “waarbij aanvragen alleen nog buiten de EU in behandeling worden genomen en waar asielmigranten op uitnodiging naar Europa mogen komen,” klinkt mooi, maar waar hadden de Oekraïners naar toe moeten vluchten als dit beleid in 2021 al had gegolden? Hadden ze dan allemaal in bootjes moeten klimmen en naar Turkije moeten trekken? Realiseert de partij zich dat het logische gevolg van een dergelijke asielsysteem is dat er niemand meer asiel kan aanvragen? Als ieder land dit als beleid gaat voeren, dan is vluchten niet meer mogelijk. Dan is de enige plek waar een politieke vluchteling of iemand die een oorlog wil ontvluchten asiel aan kan vragen het land van waaruit de persoon wil vluchten. Dan geldt: “vluchten kan niet meer, ‘k zou niet weten hoe. Vluchten kan niet meer, ‘k zou niet weten waar naar toe,” om Frans Halsema en Jennie Arean na te zingen,

Om: “inhumane en illegale mensensmokkel,” 17 te beëindigen hoeft er trouwens geen nieuw asielsysteem te worden ingevoerd. Daarvoor is het voldoende om EU directief 2001/51/EC te herzien. Op basis van die richtlijn worden luchtvaartmaatschappijen verplicht om mensen terug te brengen als blijkt dat ze de EU zonder geldige verblijfspapieren willen betreden. Vluchten per vliegtuig, dat veel goedkoper en veel minder gevaarlijk is dan over land en zee en dat kan zonder een beroep op smokkelaars, wordt hierdoor onmogelijk18. De EU heeft hiermee de grenscontrole uitbesteed aan de check-in van vliegmaatschappij. Die laten niemand door ook al stelt de richtlijn dat vluchtelingen op basis van het vluchtelingenverdrag hiervan zijn uitgezonderd. Het financiële risico van een verkeerde beoordeling licht bij de vliegmaatschappij en daarom laten ze niemand door die niet over een visum beschikt.

Fatsoen betekent voor mij ook dat je problemen op jouw bordje oppakt en die niet op het bordje van anderen legt. Het CDA wil: “in overleg met gemeenten komen tot vereenvoudiging en een basisniveau van gemeentelijke regelingen, met mogelijkheden voor maatwerk.” Ze wil dit omdat het: “niet wenselijk (is) dat de gemeente waar je woont bepalend is in hoeverre je kunt rondkomen en werken kan lonen.”19 Als een inkomen of uitkering niet voldoende is om rond te komen, en dat is voor veel mensen het geval, dan is het verhogen van dat inkomen of die uitkering de weg om dat probleem op te lossen. Dat is een, om dat woord nog maar eens te gebruiken, verantwoordelijkheid van de rijksoverheid en het is wel zo fatsoenlijk om die dan ook te nemen. Als dat ertoe leidt arbeid te duur wordt voor een bedrijf of sector, dan is dat jammer voor dat bedrijf of die sector.

Fatsoen betekent ook ‘wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.’ “Toegang tot het recht raakt de kern van onze democratische rechtsstaat.” Een waarheid als een koe. Daarom zet het CDA in: “op alternatieve vormen van geschilbeslechting waar dat kan (zoals mediation), en zetten in op het voorkomen van doorprocederen.”20 Niet duidelijk wordt welk probleem dit moet oplossen want net als in alle programma’s ontbreekt het aan een goede analyse – maar dat laat ik rusten. Het gaat mij om de dat doorprocederen. De overheid is zelf een van de partijen die zich schuldig maakt aan dat doorprocederen. Als je dan toch de mond vol hebt over verantwoordelijkheid en fatsoen, en trouwens ook over vertrouwen waarover hieronder meer, dan zou je meer verwachten dan alleen inzetten op mediation. Dan zou je er als overheid voor kunnen kiezen om niet door te procederen als de recht je ongelijk geeft.

Zo belangrijk lijkt de partij die toegang tot het recht niet te vinden want de partij wil de: “bezwaarprocedures (verkorten) door de omgevingswet aan te passen om het stapelen van bezwaar op bezwaar tegen te gaan.” Daarbij wil men: “een scherper belanghebbende-criterium, zodat niet direct belanghebbenden geen bezwaar en beroep kunnen aantekenen.” En ja, er is woningnood. “De Raad van State (…) het behandelen van woningbouwzaken met voorrang (laten oppakken), via een aparte ‘vastgoedkamer’”21 is een keuze. ‘Met voorrang oppakken’ betekent dat andere zaken blijven liggen. Het zou wel zo fatsoenlijk zijn om dat erbij te vermelden.

Vertrouwen

Als laatste vertrouwen: “(vertrouwde, heeft vertrouwd) 1. met zekerheid hopen; 2. vertrouwen stellen. Vertrouwen (het; o) 1. geloof in iemands goede trouw en eerlijkheid,” volgens dezelfde Van Dale.

“Betrouwbare overheid, vertrouwen in mensen,” aldus de titel van het negende hoofdstuk van het programma. “De afgelopen jaren is het vertrouwen in de overheid gedaald. Door politieke keuzes heeft de overheid haar basistaken verwaarloosd. Daarbovenop stuurt de overheid met een veelheid van regels in plaats van op basis van vertrouwen. De pijn daarvan landt vooral bij mensen die al moeite hebben om zich staande te houden. Op andere onderwerpen heeft de overheid zelf een vertrouwensbreuk veroorzaakt, zoals bij het toeslagenschandaal en de winning van het gas in Groningen. Het ontbrak te vaak aan daadkracht om problemen werkelijk op te lossen,”22 zo is te lezen.

Om betrouwbaar te worden moet de overheid, zo betoogt het CDA gemeenten de ruimte geven want: “De gemeente is de eerste overheid,” aldus het CDA. Die gemeente moet: “ruimte in de regelgeving (krijgen) om lokaal te doen wat lokaal nodig is,” en dat vergt: “een lagere verantwoordingslast, en meer ruimte voor de menselijke maat in beleid.”23 Dat klinkt mooi, maar is lokaal daarmee beter? Lokaal, en dan vooral uitgesproken als ‘couleur locale’, zijn woorden waarmee veel gemeenten betogen erg bijzonder te zijn. De gemeente als eerste overheid die het dichtstbij de burger stond waren kreten waarmee de decentralisaties van 2015 in de jaren ervoor werden verkocht. Maar iets roepen en herhalen, maakt het nog niet tot een feit. Is de gemeente wel de meest nabije overheid? En betekent dit dat de gemeente dan ook meteen het beste in staat is om iets te organiseren? Die aanname dat gemeenten het dichtstbij de burger staan en daarom het beste in staat zijn om problemen op te pakken is een aanname. Bij aannames moet ik altijd denken aan de film Under Siege 2: Dark Territoriry, een film met ‘actieheld’ Steven Seagal in de hoofdrol. Het karakter van Seagal lijkt onder de trein te zijn gekomen, maar als er toch nog bad guys dood worden gevonden, vraagt de leider van de ‘bad guys’ of ze het lijk hebben gezien. ‘Ik zag hem vallen en ik zag bloed, dus ik nam aan dat ….’ Waarop de leider de volgende legendarische uitspraak doet: “Assumption is the mother of all fuck ups!”

Even een persoonlijke anekdote om dit duidelijk te maken. Toen ik het ouderlijk huis verliet betrok ik een klein zolderappartement in Venlo. Een appartement met bijzondere buren. Aan de ene kant had groenteboer Janssen zijn zaak: een echt familiebedrijf. Iedere dag verse groenten en vers fruit. Ik kwam er minstens eens per week en vaak nog wel vaker. Aan de andere kant – en meteen ook de andere kant van het gezondheidsspectrum – zat een frietzaak. Daar kwam ik af en toe. Die frietzaak stond bekend als ‘De Vettigen Handdook’. Het was mijn buurman en dat maakte het makkelijk. Voor het gros van mijn plaatsgenoten was die fysieke nabijheid niet zo belangrijk. Die gingen naar de ‘Mac’. Laat McDonalds niet zien dat het goed mogelijk is om vanuit Chicago het ‘hongerprobleem’ lokaal aan te pakken? Het bedrijf geeft haar basismenu een ‘lokale twist’: in Nederland de McKroket en in Japan de Teriyaki burger. Het bedrijf sluit daarmee veel beter aan bij de wensen van het gros van de klanten dan mijn oude buren van ‘De Vettigen Handdook’. Die zaak is jaren geleden opgedoekt.

Terug naar de gemeenten. Nu zitten zo’n 340 gemeenten lokaal zaken te regelen en organiseren op min of meer dezelfde manier. Ze noemen het allemaal anders en zeggen ook allemaal dat ze ‘echt iets speciaals’ doen wat andere gemeenten niet doen. In werkelijkheid doen ze allemaal hetzelfde op een andere manier. Dat maakt het voor veel inwoners en vooral ook voor veel bedrijven die zorg en ondersteuning leveren lastig. Voor inwoners, want bij verhuizing heet alles net iets anders en is het net iets anders georganiseerd. Voor die bedrijven is het lastig omdat ze zaken in iedere gemeente net weer iets anders moeten doen. Zou één ‘Mac-gemeente’ die in iedere gemeente actief is niet makkelijker zijn?

De overheid moet, zo betoogt de partij: “burgers en bedrijven ruimte en vertrouwen geven. Daartoe zetten we rigoureus het mes in de regelgeving: minder regels, betere regelgeving en efficiëntere verantwoording. Zo versnellen we besluitvorming. Waar minder regels zijn en waar meer vertrouwen is, kan de overheid krimpen.”24 Op verschillende plekken in het programma komen dergelijke passages voor. Zoals ik al bij de bespreking van het programma van de VVD aangaf moet: “Een streven naar minder regels (…) beginnen met een een gesprek over risico’s.” Het gros van onze regels is gericht op het voorkomen van risico’s. Het CDA lijkt hier te hopen op een list van Tom Poes.

De Nederlandse grondwet stelt dat iedereen voor de wet gelijk is. Daar moet je op kunnen vertrouwen. Het CDA lijkt daar anders over te denken, want: “veroordeelde terroristen met een dubbele nationaliteit moeten de Nederlandse nationaliteit kwijtraken en worden teruggestuurd naar het land van herkomst.”25 Dit betekent dat mensen met een dubbele nationaliteit voor eenzelfde misdaad anders gestraft worden en dat is in strijd met onze grondwet. Wat hier bijzonder aan is, is dat de partij ervan uitgaat dat iemand met een dubbele nationaliteit uit een ander land afkomstig is. Terwijl een flink deel gewoon hier is geboren en getogen.

Geloof in iemands eerlijkheid en goede trouw, dat vult het CDA op bijzondere manieren in. Zo wil de partij: “de stekker uit het wietexperiment,” 26 trekken. Nu zijn er in het land op verschillende plekken ondernemers aan de slag gegaan om invulling te geven aan het wietexperiment. Dat experiment stond in het regeerakkoord van Rutte III in 2017. een kabinet waar het CDA onderdeel van uitmaakt. Een hele tijd geleden. Toch is de experimenteerfase pas afgelopen april werkelijk van start gegaan en die duurt vier jaar. Doel van het experiment is: “om te onderzoeken of gereguleerde productie, distributie, en verkoop van cannabis mogelijk is.” Nu de stekker eruit trekken getuigt niet van eerlijkheid en goede trouw, maar eerder van willekeur en machtsmisbruik.

Wat getuigt van weinig vertrouwen is het voorstel om de: “wet open overheid (WOO) efficiënter,” zoals het CDA het noemt, te maken. Inderdaad is het veel efficiënter om: “conceptteksten tot aan de besluitvormingspositie,”27 niet onder de wet te laten vallen. Dat scheelt heel veel werk omdat veel documenten dan niet openbaar gemaakt hoeven te worden. Een ambtelijke notitie die anders adviseert dan er uiteindelijk is besloten, wordt dan niet openbaar. Dat getuigt van weinig vertrouwen in onze democratische rechtsstaat. Openheid met betrekking tot alle ambtelijke adviezen en bestuurlijke afwegingen, maakt helder waarom het advies is zoals het is en het besluit genomen is zoals het is genomen. Het maakt alle afwegingen helder en te volgen. Dat hoeft niet te beteken dat iedereen het eens is met het advies of besluit, maar dat hoeft ook niet. Het sterke punt van onze democratische rechtsstaat is juist, of dat zou het moeten zijn, de open en transparante manier waarop besluiten worden genomen.

1 Onze keuzes voor een fatsoenlijk land, pagina 2. Onze keuzes voor het land is te vinden op https://www.cda.nl/verkiezingsprogramma/

2 Idem, pagina 8

3 Idem, pagina 10

4 Idem, pagina 15

5 Idem, pagina 18

6 Idem, pagina 27

7 Idem, pagina 31

8 Idem, pagina 38

9 Idem, pagina 49

10 Idem, pagina 25

11 Idem, pagina 31

12 Idem, pagina 63

13 Idem, pagina 5

14 Idem, pagina 2

15 Idem, pagina 73

16 Idem, pagina 78

17 Idem, pagina 78

18 De overleden Noorse statisticus Hans Rosling legt het in dit korte filmpje uit: https://duckduckgo.com/?q=rosling+refugees&iar=videos&t=ffab&iai=https%3A%2F%2Fwww.youtube.com%2Fwatch%3Fv%3DYO0IRsfrPQ4

19 Onze keuzes voor een fatsoenlijk land, pagina 67

20 Idem, pagina 17

21 Idem, pagina 32

22 Idem, pagina 58

23 Idem, pagina 59

24Idem, pagina 60

25 Idem, pagina 20

26 Idem, pagina 20

27 Idem, pagina 60

‘De paus van de overheid’

In maart mogen we weer naar de stembus om de leden voor de Tweede Kamer te kiezen. Ik moet zeggen dat ik het steeds moeilijker en lastiger vind om een keuze te maken. Moeilijk niet omdat er steeds meer partijen zijn, omdat Kamerleden zich afscheiden en een (eigen) nieuwe partij beginnen en ze het allemaal beter denken te weten. Nee, al die malloten en de partijen die ze hebben opgericht komen zeker niet voor mijn stem in aanmerking. Nee, het wordt me steeds moeilijker gemaakt door het gebrek aan besef bij Kamerleden van hun rol, positie, invloed en vooral hun verantwoordelijkheid.

Bestand:Lid van de Tweede Kamer voor de VVD dhr. Edzo Toxopeus  interrumpeert de fractiev, Bestanddeelnr 919-6733.jpg - Wikipedia
Bron: Wikipedia

“De gemeente Wijdemeren gaat nog eens kijken naar de zaak van een vrouw met een bijstandsuitkering, die ruim 7000 euro moet terugbetalen. Ze ontving boodschappen van haar moeder en had dat aan de gemeente door moeten geven, oordeelde de rechter,” zo lees ik bij de NOS. Gevolgd door Tweede Kamerleden die zoals Lilian Marijnissen zich twitterend afvragen: Hoe een overheid een monsterlijke machine kan worden die mensen kapot maakt omdat niet het vertrouwen voorop staat maar het wantrouwen.”  Of zoals enig PVV-lid Wilders: “dat de overheid “dus helemaal niets” heeft geleerd van de toeslagenaffaire.” En zij zijn niet de enige. Ik word er heel erg moe van. Ze hebben gelijk en toch word ik er heel erg moe van of beter gezegd teleurgesteld of nog beter gezegd boos.

Ze hebben gelijk. Dat wantrouwen voorop staat en dat dit de overheid tot een ‘monsterlijke machine’ maakt die mensen kapot kan maken, daarover schreef ik al eerder. Nee, ik word moe, teleurgesteld en boos van de manier waarop zij zich met hun woorden buiten de overheid plaatsen. De overheid, dat zijn anderen. Dat zijn ‘hardvochtige ambtenaren’ en rechters die de vastgestelde regels toepassen. Met hun manier van praten, plaatsen zij zich buiten de overheid. Terwijl zij er integraal onderdeel van zijn. Sterker nog, zij zijn lid van het belangrijkste onderdeel van onze overheid. Zij zijn lid van de Tweede Kamer. Een Kamer die namens en voor ons besluit. Een Kamer die namens ons wetten vaststelt waaraan we ons allemaal moeten houden. ‘Ja maar ik of wij hebben tegen die wet gestemd’, zal menig politicus roepen. Tegen een wet stemmen, weerhoudt hen er echter niet van om te pleiten voor een ‘harde aanpak’ bij geconstateerde fraude. Neem bijvoorbeeld het debat over bijstandsfraude door Turkse Nederlanders van 6 februari 2019. De handelingen doorlezend kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat de ene partij fraude nog steviger wil aanpakken dan de andere.

Even wat citaten. “Ik kan me nog de debatten met mevrouw Klijnsma hierover herinneren. Die uitzonderingen moeten een keer stoppen, want er zit altijd aan het eind van het verhaal nog een ambtenaar in de gemeente die allerlei uitzonderingsbepalingen mag toepassen waardoor alsnog half geïmporteerd Nederland een uitkering krijgt.”  Aldus PVV’er De Graaf. Nu kan het dat hij alleen voor strengheid pleit ten opzichte van ‘geïmporteerd Nederland’. Op dit taalgebruik werd hij aangesproken, niet op zijn pleidooi om ambtenaren de ruimte om uitzonderingen te maken, af te nemen.

Iets verder in het debat is VVD’er Nijkerk-De Haan aan het woord: “Zoals wij eerder al hebben ingebracht, betekent dit wat ons betreft dat gemeenten en de Sociale Verzekeringsbank uitkeringen bij geconstateerde fraude niet alleen stopzetten, maar ook moeten terugvorderen. Tijdens de begrotingsbehandeling van vorig jaar november hebben mijn collega Wiersma en collega Peters van het CDA precies hierover een motie ingediend, een motie die de staatssecretaris vraagt om twee zaken op te pakken: bevorderen dat gemeenten actief invulling gaan geven aan hun verplichting om bij aangetoonde fraude een boete op te leggen en de onterecht ontvangen uitkeringsbedragen terug te vorderen.” En daarmee kennen we meteen ook de positie van het CDA. Vanwege de aanleiding voor het debat, de bijstandsfraude door Turkse Nederlanders vult Öztürk namens DENK iets verder aan: “Ook richting de woordvoerder van de VVD, mevrouw Nijkerken-de Haan, zeg ik: alle fraudeurs moeten wij aanpakken met z’n allen; dan zijn we unaniem.”

“ GroenLinks is niet naïef: waar nodig moet streng gehandhaafd worden. Er wordt namelijk in deze situatie publiek geld uitgegeven aan mensen die het niet nodig hebben. Overtreders moeten we bestraffen, want anders gaat het ook ten koste van het draagvlak voor sociale zekerheid. Wel pleiten we voor slim handhaven; dat heb ik al in meerdere debatten gedaan. Een slimme handhavingsstrategie, gekenmerkt door persoonlijke aandacht, leidt namelijk tot betere resultaten. Daar is ook veel onderzoek naar gedaan. Daarom willen wij dat er slim wordt gehandhaafd waar dat kan maar zeker ook streng waar dat nodig is.” Aldus de bijdrage van GroenLinks Kamerlid Renkema. Streng maar wel via een persoonlijke aanpak. Het CDA vult nog aan: “De meeste mensen vinden dat vertrouwen goed is, maar controleren beter. Zij vinden dat mensen zichzelf en elkaar de kans niet moeten geven de fout in te gaan. Misschien is dat geen idealistisch wereldbeeld, maar het is wel zo nuchter.” SP’er Van Dijk: “Dit is niet de eerste keer dat wij over bijstandsfraude debatteren. Het kwam al voorbij in maart 2011. Inmiddels zijn we acht jaar verder. Je zou dus verwachten dat er meters gemaakt zijn. Maar daar lijkt het niet op. En dat terwijl het helder is: fraude is ontoelaatbaar, die moet je opsporen en aanpakken, ongeacht de afkomst. …  Fraude moet je aanpakken zonder aanziens des persoons.”

Waarom zijn jullie dan boos? Wat is de boodschap die jullie, Kamerleden, hier afgeven? Ik kan tot geen andere conclusie komen dan: pak fraude zonder uitzondering heel streng aan! Als dit de opdracht is waarmee jullie een minister het bos in sturen en jullie kennen, al hebben jullie er misschien niet mee ingestemd, de betreffende wet, waarom dan zo boos en verbaasd? Maar wat erger is dan jullie boosheid, en dat is de oorzaak van mijn boosheid, is dat jullie duiken voor jullie medeplichtigheid. Of sterker nog, want medeplichtigheid is eigenlijk nog wat zwak uitgedrukt, waarom nemen jullie niet jullie verantwoordelijkheid hiervoor? Nee, als een schijnheilige van buiten naar binnen roeptoeteren en schande spreken, terwijl jullie de ‘paus van de overheid’ zijn.

Schuld en verantwoordelijkheid

“Er bestaat zoiets als verantwoordelijkheid voor dingen die je niet hebt gedaan: je kunt ervoor aansprakelijk worden gesteld. Maar er bestaat niet zoiets als schuldig zijn aan of je schuldig voelen over dingen die zijn gebeurd zonder dat je daar zelf actief aan hebt deelgenomen. Dit is een belangrijk punt, waard om luid en duidelijk te worden gesteld op een tijdstip waarop zoveel weldenkende progressieve blanken bekennen dat ze zich schuldig voelen ten aanzien van de problemen van zwarten.” Een zeer actuele uitspraak. Toch zijn dit de eerste zinnen van een lezing die de filosofe Hannah Arendt op 27 december 1968 gaf op een conferentie van de American Philosophical Society. Een lezing met als titel Collectieve verantwoordelijkheid. Een ook nu, nu er flink wordt gedebatteerd over racisme, slavernij en kolonialisme, een zeer actuele lezing.

De bundel waarin de toespraak Collectieve verantwoordelijkheid is opgenomen. Eigen foto

Arendt maakt onderscheid tussen schuld en verantwoordelijkheid. Schuldig ben je alleen voor daden die jezelf hebt begaan. Schuld “zondert (…) je altijd af; zij is strikt persoonlijk.” Als iedereen schuldig is dan is er niemand schuldig, zo betoogt Arendt: “We zijn allemaal schuldig,” zo was, aldus Arendt, de eerste reactie van de Duitsers op hetgeen het nazi-regime de joden had aangedaan. Die uitspraak, zo betoogt zij: “die op het eerste gehoor zo aanlokkelijk klonk,” heeft: “in feite alleen maar gediend om mensen die werkelijk schuldig waren in aanzienlijke mate van blaam te zuiveren. Waar iedereen schuldig is treft niemand blaam.”  

Je kunt wel verantwoordelijk zijn voor daden die je niet hebt begaan. Er is dan sprake van collectieve verantwoordelijkheid. Van collectieve verantwoordelijkheid is sprake als er aan twee voorwaarden is voldaan: “ik moet verantwoordelijk worden gehouden voor iets wat ik niet heb gedaan en de reden van mijn verantwoordelijkheid moet mijn lidmaatschap zijn van een groep (een collectief) dat door geen enkel vrijwillig ingrijpen van mezelf tenietgedaan kan worden, dat wil zeggen een lidmaatschap dat in niets lijkt op een zakelijk partnerschap dat ik naar believen kan beëindigen.” Om duidelijk te maken wat collectieve verantwoordelijkheid niet is, geeft Arendt een voorbeeld van duizend geoefende zwemmers op een strand die een verdrinkende man niet te hulp schieten. Die duizend zijn niet collectief verantwoordelijk omdat er geen sprake is van een groep waarvan zij lid zijn. Toch kunnen zij schuldig zijn aan het verdrinken. Daarover kan een rechter in een rechtszaak beslissen, maar dan moet die schuld per individu worden aangetoond.

Collectieve verantwoordelijkheid is daarmee, zo betoogt Arendt, altijd politiek van aard: “of het zich nu voordoet in de oudere vorm, waarbij een gemeenschap de verantwoordelijkheid op zich neemt voor wat een van haar leden gedaan heeft, of in vormen waarin een gemeenschap verantwoordelijk wordt gehouden voor wat in haar naam is gedaan.” Deze laatste vorm kennen we als de politieke verantwoordelijkheid van een minister of de hele regering voor daden van eerdere ministers en regeringen.

Wat zien we, als we met de ogen van Arendt naar de huidige discussie kijken? Als eerste is er niemand in het huidige Nederland schuldig aan de trans-Atlantische slavenhandel. Dat wil niet zeggen dat er niemand schuldig is aan slavernij. Ook tegenwoordig kennen we immers nog slavernij en mensenhandel en als we die nog kennen, dan maken er zich ook mensen aan schuldig.

Wat we ook zien is dat activisten rond Sylvana Simons en Gloria Wekker spreken van schuld. Door te spreken over ‘wit privilege’ en ‘witte onschuld’ leggen zij een collectieve schuld neer bij blanken. Zij wijzen iedereen met een blanke huidskleur als schuldig aan racisme aan. Als Arendt het bij het rechte eind heeft, dan helpen ze daar de echte racisten mee. Die kunnen zo schuilen in de groep ‘blanken’. En die groep voelt zich, voor het overgrote deel terecht, niet aangesproken. Zij maken zich niet ‘schuldig’ aan racisme en zijn niet geïndoctrineerd met een ‘cultureel archief van witte superioriteit’. Daarom verzetten zij zich terecht tegen deze beschuldiging en in dat verzet kunnen de echte racisten veilig schuilen. En daarmee lijkt Arendt gelijk te krijgen.

Wat als er niet over schuld, maar over verantwoordelijkheid zou worden gesproken? En nee, niet over verantwoordelijkheid voor het ‘racistische kolonialisme dat de oorzaak zou zijn van het huidige racisme’, maar over verantwoordelijkheid voor een samenleving waarin iedereen als persoon van gelijke waarde wordt behandeld. Zou dat tot een echt gesprek leiden? Een gesprek dat ons allemaal verder helpt?

Eigen kracht, eigen verantwoordelijkheid

De auto moest naar de garage voor een jaarlijkse keuring en een onderhoudsbeurt, of ik het voertuig om acht uur wilde brengen. Omdat ik geen zin had om te wachten tot ik hem weer mee kon nemen, wandelde ik naar huis. Het was immers maar een half uurtje lopen. Die wandeltocht voerde mij door de binnenstad van Venlo waar het op dit vroege tijdstip nog erg rustig was. Winkelmedewerkers fietsten en liepen naar hun winkels en een clubje mensen met oranje hesjes was vuilnis aan het prikken. Nou ja prikken, ze hadden zo’n lange knijper waarmee je rommel op kan rapen.

zwerafval-delen-2

Foto: MilieuCentraal

Ik heb het ze niet gevraagd, maar het leek mij een groepje mensen dat dit deed als ‘tegenprestatie’ voor een uitkering en zo ‘werkritme’ opdeed voor het ‘echte werk’. De ‘participatiesamenleving’ in optima forma: voor wat hoort wat. Zij een uitkering om van te leven, de samenleving schone straten, een win-win toch? Om de ‘newspeak’ waarmee dit beleid gepaard gaat aan te halen: deze mensen worden weer in hun eigen kracht gezet. Wacht eens even, nu we het toch over eigen kracht hebben en over participatiesamenleving, zouden er ook andere oplossingen mogelijk zijn voor zowel de vuile straten als ook voor ‘eigen kracht’ van deze mensen? Laten we er eens wat dieper op ingaan.

Mensen lopen over straat met een blikje cola, zakje chips of een sigaret. In dat blikje zit cola, in de zak chips en in de sigaret tabak. Deze mensen kunnen dat blikje, het zakje of die sigaret dragen. Als de cola, chips of tabak op is, gebeurt er iets vreemds. Het blikje, het zakje en de peuk, die er van de sigaret is overgebleven, wordt zwaar. Zo zwaar dat die mensen het niet meer kunnen tillen en dus maar laten vallen. Dat geeft rommel op de straat en dat ziet er niet uit. Dan komen de ‘vuilprikkers’ in  beeld. Zij kunnen wat de coladrinkers, chipseters en sigarettenrokers niet kunnen: het lege blikje, zakje en de peuk optillen en in een vuilnis zak doen.

Zou er niet aan de ‘eigen kracht’ en de eigen verantwoordelijkheid’ van de coladrinkers, chipseters en rokers die hun blikje, zakje en peuk niet meer kunnen dragen, gedaan moeten worden? Moeten die niet worden ‘getraind’ zodat ze sterk genoeg zijn om het zelf in een prullenbak te gooien? Zouden de ‘vuilprikkers’ niet aangenomen kunnen worden als ‘trainer’ of anders benoemd, als gastheer? Een echte baan met een echt salaris en met als taak ervoor te zorgen dat de coladrinkers, chipseters, sigarettenrokers en alle anderen die zich niet aan de ‘huisregels’ houden, op hun gedrag aan te spreken? Aanvullend kunnen ze mensen helpen bij het vinden van de weg. Zou dat een beter alternatief zijn?

Oh ja, de auto heeft een beurt gehad en de keuring goed doorstaan.

‘By your command’

Volgens het CDA valt de samenleving langzaam uit elkaar: “Mensen leven langs elkaar heen en er ontstaan nieuwe scheidslijnen: tussen hoog- en laagopgeleiden, tussen jong en oud, tussen oorspronkelijke en nieuwe Nederlanders. We wonen in andere wijken en gaan naar andere scholen. We ontmoeten elkaar niet meer en begrijpen elkaar daarom steeds minder.” Dit valt te lezen in haar verkiezingsprogramma.  Daarom wil de partij de samenleving versterken en zet in op burgerschap. Wat is burgerschap? Daarover wordt geen uitsluitsel gegeven. Als inwoner van een stad of land ben je een burger van die stad of dat land, je hebt het burgerschap ervan. Dat betekent dat je alle plichten (houden aan de wetten en het betalen van belastingen) nakomt en aanspraak mag maken op de geldende rechten, bijvoorbeeld de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst.

Cylon.png

Illustratie: Keep Calm-o-Matic

Het CDA lijkt er van alles aan toe te willen voegen: “Burgerschap vraagt om een gedeeld besef van waarden en normen,” en daarmee zijn we er nog niet: “…de bereidheid om verantwoordelijkheid te nemen voor de mensen om je heen en om te zien naar elkaar. Het gaat om de inzet voor anderen die het eigen belang overstijgen.” En als klap op de vuurpijl: “Burgerschap vraagt om een brede acceptatie van onze kernwaarden en tradities, zoals die in symbolen als het Koninklijk Huis en het volkslied tot uitdrukking komen. Historisch besef, de beleving van tradities en het respect voor hetgeen onze voorouders met elkaar hebben opgebouwd, bevorderen het gevoel van saamhorigheid en identiteit, ook voor nieuwkomers in onze samenleving. Daarbij zorgen gemeenschappelijke nationale en religieuze feestdagen voor een gevoel van herkenning en verbinding.”

Sinterklaas, kerst vieren en op tweede kerst- en paasdag naar de meubelboulevard, het Wilhelmus zingen en trots zijn op het koningshuis. Ik begin me toch wat zorgen te maken of ik wel aan de burgerschap-eisen van het CDA kan en wil voldoen. Ik heb niets met het koningshuis. ‘Onze voorouders’ hebben goede en ook slechte dingen op hun kerfstok. Voor veel wat ze hebben gedaan, heb ik respect, voor veel ook niet. Zo kan ik geen respect opbrengen voor het slavernij- en koloniale verleden. Ik kan wel begrijpen hoe het zo is gekomen, dat de normen, waarden en gebruiken in het verleden anders waren. Is er trouwens ook plek voor een islamitische feestdag of voor een ‘dag van de atheïst’?

Fundamenteler wordt het als het gaat over het nemen van verantwoordelijkheid voor elkaar, of je inzetten voor een ander. Daarmee is niets mis, het overgrote deel van de mensen zal dat ook al doen: op het kind van de buren passen, de tuin van een vriend in orde maken, leider zijn van een jeugdelftal of het schrijven van columns op een website. Wordt het niet een ander verhaal als de overheid dit gaat ‘afdwingen’ en die richting lijkt het CDA op te willen gaan? ’Afdwingen’ via morele druk? Zou de overheid zich daar niet verre van moeten houden?

Bomen en het bos

Als kind speelde ik vaak in de bossen rondom de boerderij van mijn ouders. Krijgertje, vlagveroveren, in de herfst dode takken uit het bos slepen om een sintmaartenshoop te bouwen en op tien november genieten van het vuur van die hoop. In het bos hadden we verschillende boom- en grondhutten gebouwd. Onze mooiste boomhut zat in een grote dikke eik. De hut kende wel zeven etages en je kon er alleen maar via een touw in. Soms viel je uit de boom en dat deed pijn. Vaak meer voor je ego dan fysiek. Van wie het bos was weet ik niet en de eigenaar wist, volgens mij, ook niet veel van onze activiteiten in het bos.

boomhutFoto:www.omroepbrabant.nl

Als ik nu eigenaar zou zijn van zo’n bos, dan zou ik mij grote zorgen moeten maken. Er zou eens een kind uit een boom of een in het bos gemaakte boomhut vallen. Zou ik dan aansprakelijk worden gesteld voor de eventuele gebroken arm of het gekrenkte ego dat natuurlijk met een bezoek aan een psycholoog opgekalefaterd moet worden? Hoe zou ik me hier als eigenaar tegen kunnen beschermen? Een metershoog hek om het bos zetten? Maar wat als daar een kind opklimt en ervan af valt? Nee, de enig veilige manier zou zijn om het bos te rooien. Jammer voor die bomen. Maar wacht eens, daar krijg ik natuurlijk geen vergunning voor van de gemeente. Groen en zeker zo’n mooi bos als het mijne, moet worden behouden. Rest het afsluiten van een verzekering. Alleen zal die eisen dat ik het bos goed onderhoud en eventuele dode bomen en takken verwijder. Maar dat vloekt met mijn en de huidige filosofie dat de natuur haar beloop moet krijgen. Dat dode bomen en takken gewoon om moeten kunnen vallen en alleen aan de randen preventief gekapt moeten worden.

Absurd? Wellicht alleen begint de werkelijkheid er verdacht veel op te lijken. In Tilburg bouwden kinderen een boomhut in een kers die in hun woonwijk staat. De kers is van de gemeente. En die gemeente heeft de hut, na anderhalf jaar, verwijderd met een verwijzing naar de aansprakelijkheid van de gemeente als er een kind uitvalt, zo valt in de Volkskrant te lezen. Hierboven een foto van de boom en dan vraag ik me af, of de gemeente wel genoeg doet om een val te voorkomen. De boom ziet er makkelijk beklimbaar uit. Moet hij daarom niet worden gekapt?

Absurd? Ja want een kind kan ook van zo’n mooi, kostbaar, modern, geheel aan de eisen van het attractiebesluit voldoende en dus veilige klimtoestel vallen, dus moeten die ook weg. Maar is het meest absurde niet dat de gemeente (of andere eigenaar van een boom) aansprakelijk gesteld wordt voor de val van iemand uit een boom? En is het niet helemaal van de pot gerukt als dat aansprakelijk stellen ook nog lukt?

 

Je verwacht meer

“Een groot Amerikaans advocatenkantoor gaat de strijd om schadevergoeding voor door VW gedupeerde beleggers aan via Nederland.” De eerste zin van een uitgebreid artikel in de Volkskrant. Deze beleggers vinden dat zij de dupe zijn van de affaire met de ‘sjoemelsoftware’ die vorig jaar groot nieuws was. Auto’s van Volkswagen bleken een stukje software te bevatten dat kan ‘ruiken’ als het aan testapparatuur wordt gekoppeld. De motor ging dan over op een energiezuinige en uitstoot-vriendelijke modus. De auto kon zo als milieuvriendelijk worden verkocht terwijl de werkelijkheid anders was. En verkopen deed Volkswagen, wellicht mede hierdoor.

volkswagen-clean-diesel-550Illustratie: www.autoblog.nl

De beleggers vinden dat zij door deze sjoemelsoftware zijn gedupeerd. Sinds het uitkomen van deze affaire zijn de aandelen flink in waarde gedaald. Bovendien hangt VW een stevige boete en schadevergoeding aan gedupeerde kopers boven het hoofd. En dat gaat ten laste van de winst en weer de waarde van het aandeel. Inderdaad, de waarde van de aandelen is fors verminderd en de verkoopbaarheid van het aandeel is wellicht verminderd. Dus terecht dat de beleggers voor een schadevergoeding gaan strijden. Of niet?

Zijn de aandeelhouders niet medeverantwoordelijk voor de sjoemelaffaire? De aandeelhouders zijn immers eigenaar van het bedrijf. Zij hebben een flinke vinger in de pap bij de benoeming van de raad van commissarissen. Die raad heeft als taak toe te zien op de bedrijfsvoering en benoemt het bestuur van het bedrijf. Zijn die commissarissen niet de eersten waarbij de aandeelhouders zich moeten melden als zij vinden dat er iets niet goed is gegaan?

Hebben aandeelhouders niet ook flink geprofiteerd van de fraude door VW? Door die fraude ging het heel goed met VW, wellicht beter dan dat het zonder de fraude zou zijn gegaan. Heeft dit de aandeelhouders niet extra rendement opgeleverd? Onverdiend extra rendement naar nu blijkt, maar nog steeds rendement dat in de zakken van de aandeelhouders is verdwenen. Zouden de aandeelhouders ook bereid zijn dit extra rendement terug te betalen? Het was immers niet verdiend.

Moeten niet juist de aandeelhouders, als eigenaren, voor de schade opdraaien? Zij hebben in goede tijden (voor het uitkomen) geprofiteerd van de fraude en willen nu, in slechte tijden, hun risico op anderen afwentelen. Maar wie is die andere? Het VW-concern zijn ze toch zelf? Je verwacht meer als je Volkswagen rijdt, aldus de reclame. Zou dat ook voor Volkswagen-aandeelhouders gelden?

Leadership from behind

In Dagblad de Limburger roept Sjoerd Mossou de voetbalsupporter op om in actie te komen. Volgens hem laten tienduizenden zich in de stadions gijzelen door een klein groepje idioten. Hij adviseert deze tienduizenden: “Loop massaal het stadion uit. Zing een ander – veel beter – lied. Ga in discussie met je buurman. Breng de humor terug in plaats van dat verstikkende oliedomme gebrek aan relativering. Verzin een ludieke actie.” Nu denk ik dat juist dat kleine deel dat ‘poppen ophangt’ etcetera, denkt dat dit ludiek is, een vorm van humor. Volgens Mossou is het verleidelijk en ook deels terecht om naar de KNVB, de club of de overheid te wijzen.

leiderschapIllustratie: www.michellesmirror.com

In de Volkskrant heeft Max Pam een ander, wellicht aanvullend idee: “Zo kan iedereen die getuige is van een voetbalwedstrijd waarbij zich ongeregeldheden voordoen en die daar op de een of andere manier niet tegen is opgestaan, worden beschouwd als een lid van een criminele organisatie.” En om dit kracht bij te zetten, stelt hij voor om de stadionbezoekers borg te laten betalen. Die krijgen ze terug als alles goed gaat, anders niet.

Opvallend is dat beide heren de eigen verantwoordelijkheid van de stadionbezoeker aanspreken. Dat is deels ook terecht. En als niets anders werkt, dan is dat een laatste redmiddel. Laatste, omdat er ook andere zijn. Laten we eens naar de beroepsgroep van Mossou en Pam kijken. Zou het niet meer verslaan van wedstrijden door alle media, een één na laatste redmiddel kunnen zijn? Dit betekent geen TV-gelden voor de clubs en sterk verminderde aantrekkelijkheid voor sponsors.

En met die sponsors komen we bij het op twee na laatste redmiddel. Wat als sponsors zich om die reden terugtrekken? En dan de scheidsrechters? Die kunnen een wedstrijd staken of niet laten beginnen. En daar weer voor de spelers en trainers. Wat zou er gebeuren als die niet verder spelen? En daarvoor de clubs. Zouden die gasten die zich misdragen niet de deur uit kunnen zetten? Het is immers hun huis. Indien nodig kunnen ze hiervoor politieondersteuning vragen. En daar weer voor de voetbalbond. Zou die geen gedragsregels kunnen uitvaardigen hoe te handelen in een dergelijke situatie?

Toont echt leiderschap zich niet juist in moeilijke tijden? Zien we niet een schrijnend gebrek aan leiderschap en verantwoordelijkheidsbesef? Maar ja, waarom zou het voetbal een uitzondering zijn op het algehele gebrek aan leiderschap en verantwoordelijkheidsgevoel bij bestuurders, in de politiek en de samenleving? Zien we daar niet ook vormen van hooliganisme en wegduiken? Van het ontwijken en ontduiken van verantwoordelijkheid? Is dit het nieuwe ‘leadership from behind’?