I’ve got the power…

Recentelijk las ik Marx’ Het Kapitaal. In dat boek geeft Marx een goed beeld van de leefomstandigheden van de arbeiders in het algemeen en op de Britse eilanden in het bijzonder. Marx geeft in dit boek ook inzicht in de manier waarop er over arbeiders werd gedacht en dat is niet mals. Waarom begin ik hierover? Ik begin hierover omdat Marx over zijn tijd schrijft en probeert te verklaren waarom zaken lopen zoals ze lopen. Die tijd is precies de tijd die centraal staat in de huidige racismediscussie. Het is de periode van de afschaffing van de slavernij, de race om koloniën en de rassenleer. Het is echter ook de periode van de sociale – en de klassenstrijd. In die laatste speelde Marx een belangrijke rol. Ik begin hierover omdat door de huidige min of meer beperking van die periode tot ‘trans-Atlantische slavernij en racisme’ ons, naar mijn mening, op een verkeerd been zet.

Eigen foto

De ellende waarin de slaven in de Amerika’s leefden was schrijnend en krijgt terecht aandacht. De situatie van de slaven verschilde echter niet zoveel van de situatie van de arbeiders. Een voorbeeld dat Marx geeft: “In de laatste weken van juni 1863 kwamen alle dagbladen om Londen met een stuk onder de sensationele kop: Death from simple overwork (Dood door louter overmatige arbeid). Het ging over de dood van de modiste Mary Anne Walkley, 20 jaar, werkzaam in een zeer achtenswaardige hofmodezaak, die werd geëxploiteerd door een dame met de gemoedelijke naam Elise. Het oude en al vaak vertelde verhaal weer nu opnieuw ontdekt: deze meisjes werken gemiddeld 16 1/2 uur, tijdens het seizoen vaak zelfs 30 zonder onderbreking, waarbij hun ‘arbeidskracht’ in stand wordt gehouden door hun af en toe sherry, port of koffie toe te dienen. En men zat juist in de drukste tijd. De pronkgewaden van de nobele ladies moesten in de kortst mogelijke tijd worden klaargetoverd voor het galabal, dat gegeven werd ter inhuldiging van de vers geïmporteerde prinses van Wales. Mary Anne Walkley had samen met zestig andere meisjes 261 uur onafgebroken gewerkt. Met dertigen zaten ze in één kamer, die nauwelijks de helft van de noodzakelijke kubieke meters lucht bevatte; ’s nachts moesten ze in een van de stinkholen, waarvan men slaapkamers had gemaakt door ze met verschillende tussenschotten te verdelen, met z’n tweeën één bed delen. En dit was een van de betere modezaken in Londen. Mary Ann Walkley werd op vrijdag ziek en overleed op zondag, en – tot grote verbazing van madame Elise – zonder het laatste kleding stuk te hebben afgemaakt. De te laat aan het sterfbed geroepen arts verklaarde bij de lijkschouwing voor de jury in droge bewoordingen:´Mary Anne Walkley is gestorven door lange arbeidsuren in een te vol arbeidsvertrek en in een te klein en slecht geventileerd slaapvertrek.’ Om de arts een lesje in goede manieren te geven verklaarde de jury: ‘De overledene is gestorven aan apoplexie, maar er zijn redenen om te vrezen dat haar dood werd bespoedigd door overmatige arbeid in een te volle werkplaats enzovoorts.”  

Dit is slechts één van de vele beschrijving van de arbeidsomstandigheden die Marx geeft en de manier waarop er over arbeiders werd gedacht en hoe ermee werd omgegaan. Mary Anne was twintig en daarmee al een ervaren naaister. Kinderen werden in die tijd al vroeg ‘aan het werk’ gezet, soms al vanaf hun zesde. En dan niet een paar uurtjes, de arbeidsdag duurde minimaal 10 uur en die uren werden vaak ook nog eens gespreid over twee of drie blokken met een tussenpauze van een paar uur. Kwam je ‘tussen de machine’ en kon je niet meer werken, dan had je pech en was je aangewezen op de bedeling.

Naast de arbeidsomstandigheden beschrijft Marx ook de huisvesting van de arbeiders en ook daar lusten de honden geen brood van. Laat staan dat ze in die omstandigheden zouden willen wonen. Die woning zat in de regel verbonden aan je werk. Zonder werk geen huis en dat maakte je afhankelijkheid van de ‘kapitalist’ zoals Marx hem noemt. nog steviger. Bovendien woonde je zelden alleen met je gezin achter een voordeur. Was er een periode minder of geen werk, dan had je ook minder of geen inkomen. Je huur moest je natuurlijk wel blijven betalen.

Een van de uitwassen van de trans-Atlantische slavernij was het ‘verbruiken’ van mensen alsof ze het ‘gebruiksgoederen’ zijn. Ook daarvan geeft Marx een treffende beschrijving. “De slavenhouder koopt zijn arbeiders zoals hij een paard koopt.” Ook zag hij de funeste invloed van toestroom van steeds nieuwe slaven op de manier waarop ze werden behandeld. Zodra de slaaf namelijk makkelijk kan worden vervangen: “wordt zijn levensduur minder belangrijk dan zijn productiviteit tijdens zijn leven.” Op eenzelfde manier werd echter ook over arbeiders gedacht. In tijden van overschot aan arbeid werden arbeiders ‘verscheept’ naar andere plekken: “Maar de heren fabrikanten stelden toen de opzichters van het armenwezen voor de ‘overtollige bevolking’ van de landbouwgebieden naar het noorden te sturen, waarbij ze verklaarden dat ‘de fabrikanten hen zouden absorberen en verbruiken’”. En hoe dat in zijn werk ging: “De fabrikanten gingen naar de kantoren van de agenten en nadat ze daar hadden uitgezocht wat hun geschikt leek, werden de gezinnen vanuit het zuiden van Engeland verzonden. Deze pakketten mensen werden, zoals balen goederen, voorzien van etiketten en per boot of wagen afgevoerd; sommigen kwamen te voet aan en velen dwaalden verloren en half uitgehongerd in de industriegebieden rond. Dit alles ontwikkelde zich tot een ware tak van handel. … Deze regelmatige handel, dit gesjacher met mensenvlees, duurde voort en deze mensen werden gekocht en verkocht door agenten in Manchester aan fabrikanten in Manchester, even simpel als negers aan de katoenplanters in de zuidelijke staten.”

De behandeling van de arbeiders lijkt verdacht veel op de manier waarop de slaven werden behandeld. Enige verschil met de trans-Atlantische slavernij is dat de arbeiders een lichte huidskleur hadden. In de huidige discussie wordt een hele snelle link gelegd kolonialisme, slavernij en racisme. Racisme waarbij blank zich superieur acht aan donker. Nu zullen die arbeiders waarmee net zo werd gesold als de Afrikaanse slaven, echt wel wat anders aan hun hoofd hebben gehad, dan zich ‘superieur’ te voelen. Daar waren ze in het geheel niet mee bezig. Daar hadden ze geen tijd voor omdat ze minstens tien en meestal tussen de veertien en achttien uur per dag moesten werken.

Door nu de nadruk te leggen op ‘racisme dat een gevolg is van kolonialisme en slavernij’ en daarbij te kijken naar ‘blank’ als dader en veroorzaker, raakt iets anders buiten beeld. Buiten beeld raakt dat uitbuiting en superieur voelen niet verbonden is aan kleur, maar aan macht. Macht en rijkdom moet zich op een of andere manier ‘legitimeren’. Het moet ‘normaal’ gemaakt worden. Dat is in de geschiedenis van de mensheid al op verschillende manieren gedaan. Neem bijvoorbeeld de farao van oude Egyptenaren. Dat was een ‘god’, bovenaards en daarmee is het niet vreemd om die figuur de absolute macht te geven en te laten baden in rijkdom en luxe. Als de god-koning ineens minder ‘goddelijk’ blijkt, dan kun je hem nog altijd ‘gezant van god’ maken of ‘aangesteld door god’. Of je introduceert een door god of de goddelijkheid geïnstigeerd soort kastensysteem zoals in India of in Europa tijdens het feodalisme. Dan word je geboren als ‘onaanraakbare’ of ‘lijfeigene’ en dat blijf je en je kinderen ‘erven’ het van je. Net zoals je de adellijke status ‘erft’. Als we naar onze huidige samenleving kijken, dan speelt het ‘erven’ van luxe en positie nog steeds een rol. Neem bijvoorbeeld de entertainmentfamilie De Mol. Dat wordt tegenwoordig ‘gelegitimeerd’ op een meritocratische manier. Door te betogen dat het ‘verdiend’ is op basis van kwaliteit en kennis. Ja, in Nederland is de groep die zich van deze redenering moeten bedienen om hun macht en rijkdom te verdedigen, voor het overgrote deel blank. Dat is te verklaren omdat mensen met een andere huidskleur dan de blanke tot voor een jaar of vijftig, zestig met een lamp gezocht moesten worden en ook nu heeft het overgrote deel nog steeds de blanke huidskleur.

Aan de andere kant, het overgrote deel van de mensen met een blanke huidskleur behoort niet tot degenen die hun macht en rijkdom moeten verdedigen. Simpelweg omdat die er niet is. Een groot deel van hen ziet wellicht ook veel in een eerlijkere verdeling van macht en rijkdom. Zou het in de strijd voor een betere, eerlijker en rechtvaardigere samenleving helpen om die strijd te voeren door de nadruk te leggen op huidskleur? Volgens mij is het veel belangrijker om die strijd tegen de macht samen te voeren dan in ‘kleuren verdeeld’ elkaar onderling de tent uit te vechten. Daar worden de machtigen alleen maar machtiger van.

Grenzen, grensgebieden en grenzenloos

“Grensgebieden zijn poreus, grenzen zijn dat niet. Bij de grens eindigt alles … . Een grensgebied is minder hard.” Een passage uit het boek Stadsleven. Een visie op de Metropool van de toekomst van Richard Sennett dat ik al eerder als inspiratie gebruikte. Een passage waaraan ik moest denken toen ik een betoog van SP’ers Lilian Marijnissen en Arnout Hoekstra in de Volkskrant las.

Bron: Wikimedia Commons

“Deze oneerlijke concurrentie moet stoppen: het slepen met werknemers zet juist mensen tegen elkaar op,” betogen de SP’ers. Want, ‘ongebreidelde arbeidsmigratie’ zet mensen tegen elkaar op en heeft: “ontwrichtende gevolgen… eenderde van de jongeren is uit het land vertrokken. Jongeren die in Letland werden opgeleid, werken in Nederland voor het minimumloon.” Daarom: “pleit de SP al jaren voor een vergunningplicht voor uitzendbureaus zodat we malafide bureaus eindelijk kunnen aanpakken. Daarnaast moeten we arbeidsmigratie beter reguleren om grootschalige uitbuiting en verdringing te voorkomen. Er dient een einde te komen aan de subsidiemaatregelen en fiscale routes waardoor lonen kunstmatig laag blijven.” Immers: “Echte internationale solidariteit bestrijdt uitbuiting, ontwrichting en verdringing hier én daar, en stopt de concurrentie op onze arbeidsvoorwaarden die door Brussel is gestart.”

Echt internationale solidariteit. Mooie woorden, maar wat betekenen ze? De SP’ers pleiten voor begrenzing van de mobiliteit van arbeid. Het (grotendeels) sluiten van de grenzen door de ‘arbeidsmigratie te reguleren’ zal er best voor zorgen dat de Letse bevolking in Letland blijft. Of het de levens van deze Letten zal verbeteren, kun je afvragen. Die Letten komen hier immers niet uit weelde werken voor het minimumloon. Die komen hier voor dat minimumloon werken omdat het ze in Letland een beter leven oplevert. Van het geld dat ze hier in een half jaar verdienen, kunnen ze daar een paar jaar leven. En als ze dat een paar keer doen, dan kunnen ze in Letland iets beginnen.

Zou er na het sluiten van de grenzen ook geld naar Estland verplaatsen? Nu is geld sinds het einde van de afspraken van Bretton Woods heel mobiel geworden. Geld kent geen grenzen en ‘flitst’ zoekend naar rendement en dus meer geld in enkele seconden de wereld over. Ook goederen zijn, door het wegnemen van handelsbelemmeringen, steeds mobieler geworden. Dus geld zou zomaar naar Letland kunnen ‘flitsen’. Het ‘flitst’ er echter niet naar toe en dus moeten de Esten, net als vele anderen, naar de plekken waar het geld wel naartoe ‘flitst’.  

Zou de uitbuiting, ontwrichting en verdringen geen gevolg zijn van de grenzeloze wereld van het geld en de begrensde wereld van mensen zonder geld? Immers, mensen met geld zijn overal welkom zelfs zonder enige vorm van ‘inburgering’. Die mogen overal hun ‘geluk’ zoeken.

Hedendaags kolonialisme

Op de site OneWorld kaart Sander Philipse de omgang met het koloniale verleden aan. Volgens Philipse gaat de: “hele discussie (…) dan ook niet echt over het verleden, maar over wat wij nu met dat verleden doen. Straatnamen en standbeelden zijn geen geschiedenislessen, maar eerbetonen die in het heden bestaan. Zij zijn een reflectie van onze prioriteiten, van onze huidige waarden en normen.” Het gaat, volgens Philipse, dus over onze huidige normen en waarden. Daar heeft Philipse een punt, de discussie gaat over onze hedendaagse normen en waarden en hoe die worden geprojecteerd op het verleden. Iets waar ik moeite mee heb zoals ik al eerder schreef.

fabriek

Foto: Pixabay

Philipse wil de discussie over het koloniale systeem voeren. Philipse: “Een koloniaal systeem is niet slechts handel, maar gebouwd op overheersing en uitbuiting, en valt niet te rehabiliteren. De ‘goede delen’ (lees: kapitaalaccumulatie in de Nederlanden) zijn niet te scheiden van de slechte, maar een gevolg ervan. En een echte confrontatie met dat feit zou veel ingrijpender gevolgen hebben voor onze nationale musea: hun collecties zijn bezaaid met objecten van koloniale origine.” Nu is de wereldgeschiedenis bezaaid met ‘kolonialisme’, dat is echt geen Nederlandse en zelfs geen West-Europese uitvinding. Het is iets van alle grote rijken uit de wereldgeschiedenis. Allen bouwden ze een systeem dat niet slechts op handel maar ook op overheersing en uitbuiting was gebaseerd.

Sterker nog, ‘kolonialisme’ is nog steeds zeer actueel. Is de strijd tegen IS werkelijk een strijd tegen terrorisme? Zouden er werkelijk Amerikaanse, Russische en Nederlandse soldaten zijn gestuurd, als er geen olie in de grond zat? Waarom heeft China een groot deel van de haven van Piraeus gekocht? Waarom reageren de Amerikanen en ook onze Nederlandse regering zo mak op de Turkse inval in Noord- Syrië? Zijn de ‘vluchtelingendeals’ die het huidige kabinet wil sluiten met landen, niet ook een vorm van kolonialisme? Zouden de Amerikanen Afghanistan alleen maar zijn binnengevallen om de Taliban te verdrijven en Bin Laden te vangen? Of zou de strategische ligging van het land er iets mee te maken kunnen hebben? Een ligging die eerder de Britten en de Sovjet Unie verleidde tot een inval. Allemaal met pijnlijke afloop.

Als de discussie over straatnamen, standbeelden en het koloniale verleden een reflectie zijn van onze prioriteiten, liggen die prioriteiten dan niet verkeerd? Zou de discussie niet moeten gaan over hedendaags kolonialisme, hedendaagse vormen van slavernij, uitbuiting en overheersing? Lopen we, als we dat niet doen, het risico dat onze kinderen of kleinkinderen ons gaan verwijten dat we, door onze fixatie op het verleden, onze ogen sloten voor de misstanden in onze huidige tijd?

De volgende genocide?

Sylvana Simons kreeg een hele strontkar aan verwensingen en verwijten over zich, toen ze bekend maakte als politica actief te willen worden bij de nieuwe partij DENK. Vervolgens werden en worden nieuwe strontkarren uitgekeerd over de hoofden van de ‘kiepers van de karren’ over Simons. In dit ‘strontkarren kiepen’ speelt ook het woord genocide een rol en dan vooral de Armeense genocide. Aan de hand van een gebeurtenis in het verre verleden, nu de Armeense genocide maar het kan ook de slavernij of het kolonialisme zijn, een gebeurtenis waar de laatste overlevende waarschijnlijk al van is overleden, wordt bepaald hoe fout iemand in het heden is. Zo ook in de discussie onder een column van collega Sylvia Witte.

genocideFoto: www.examiner.com

Nu dus het onderwerp Armeense genocide, een gebeurtenis uit 1915 terwijl het woord genocide pas in 1944 is gemunt. Was er dan sprake van een genocide avant la lettre? Er wordt een nieuwe lat langs oud verleden gelegd en het is de vraag of dat wel correct is. Het is verleidelijk om te doen. Ligt echter misbruik van het verleden voor doelen in het heden dan niet op de loer? Houdt die fixatie op ‘fout’ zijn in de vorige, niet meegemaakte, oorlog niet het risico in dat we de huidige oorlog missen?

Neem het begrip genocide. De Engelse wikipedia onderscheidt acht stadia. Stadium één: mensen worden verdeeld in wij en zij. Stadium twee: als dit wordt gecombineerd met haat kunnen symbolen aan de paria-groepen worden opgedrongen. Stadium drie: de ene groep ontkent de menselijkheid van de andere groep en vergelijkt ze met dieren, ongedierte en ziektes. Stadium vier: speciale ‘legereenheden en milities’ worden getraind en bewapend. Stadium vijf: haatgroepen zenden hun propaganda uit. Stadium zes: slachtoffers worden geïdentificeerd en gesepareerd. Stadium zeven: de uitvoering van de ‘uitroeiing van de ander die toch geen mens is. Stadium acht: de ontkenning van de begane misdaad.

Wij versus zij, komt dat bekend voor? Symbolen als de ‘varkenskop’? De  IS-vlag? Vergelijkingen: de tsunami van islamisering? Onze cultuur is superieur? Ongelovigen mogen worden gedood? En ik vergeet vast nog wel iets. Hoe moeten we het duiden als steeds dezelfde mensen het slachtoffer zijn van de oorlog tegen het jihadisme? Als zij steeds uit de rij worden gepikt, uit vliegtuigen verwijderd omdat ze er ‘anders’ uitzien, je raar aankijken of een differentiaalvergelijking oplossen? Staan de sociale en reguliere media niet vol met propaganda voor ‘het goede doel’ en met afkeer van de andere? Hoe moeten we de segregatie in de samenleving duiden? Is dit een voorstadium van separatie. Gelukkig is de uitroeiing nog niet aan de orde. Maar komt het toejuichen van verdrinkende vluchtelingen niet al in de buurt?  Zouden de strontkarren die onder het mom van de vrije meningsuiting worden gestort, straks als ‘ontkenning’ worden gebruikt: ik maakte alleen van het recht op vrije meningsuiting gebruik?