Doe iets nieuws is de titel van het verkiezingsprogramma van Volt. Voor degenen die op de bespreking van de programma’s van het CDA en D66 zitten te wachten, die moeten nog even langer wachten; eerst Volt. Want met de bespreking van het programma van Volt kom ik een belofte aan mijn zoon na. Hij leest de besprekingen van de programma’s voordat ze worden gepubliceerd. Toen ik aangaf dat ik niet van plan was om ze allemaal te bespreken, vroeg hij of ik het programma van Volt wel wilde bespreken. Daarop zei ik JA en belofte maakt schuld. Terug naar Doe iets nieuws, en iets nieuws doet Volt. Het programma bevat enkele keuzes die we, zeker in vergelijking met de andere partijen, ‘nieuw’ mogen noemen. “Wij kiezen voor nieuwe onverwachte ideeën om de vastgelopen politiek definitief uit het slop te halen. Kneiterprogressieve ideeën voorbij de waan van de dag.”1 aldus partijleider Laurens Dassen in zijn inleiding. Dus dan maar eens beoordelen of die ideeën ‘de vastgelopen politiek uit het slop halen.’ En zoals bij alle besprekingen, begin ik met de conclusie.

Conclusie
Om het programma te lezen, moet je even de tijd nemen. 145 pagina’s waarvan vier pagina’s inhoudsopgave. De overige pagina’s betreft de inhoud met redelijk veel tekst maar wel voor het overgrote deel in korte duidelijke zinnen. Zoveel pagina’s en toch ontbreekt het belangrijkste en dat is een analyse. Als je ‘de vastgelopen politiek uit het slop wilt halen’ zoals de partij wil, dan met je duidelijk maken hoe de politiek in dat slop is gekomen. Welke keuzes, gebeurtenissen en reacties op gebeurtenissen hebben gemaakt dat we nu ‘in het slop’ zitten. Maken dus duidelijk waaruit ‘het slop’ bestaat. Pas als we dat duidelijk hebben, kunnen we goed beoordelen of het ‘nieuws’ dat Volt voorstelt het juiste is om uit het slop te komen.
Het belangrijkste ‘nieuwe’ van Volt is de radicale keuze voor de Europese Unie als schaal waar de oplossing wordt gezocht. Daar zijn goede redenen voor te geven, alleen wordt niet onderbouwd waarom dat de beste keuze is. Het ontbreekt aan een analyse. Ook herbergt die keuze een risico. We kiezen op 29 oktober een nieuwe Tweede Kamer die aan de slag moet voor Nederland. Wat doet Volt als haar Europese keuze onmogelijk wordt omdat andere landen een andere keuze maken. Als die niet gaan voor een Europees leger of ‘Silicon Europa’ maar voor een landelijke variant?
Ook ‘nieuw’ is het basisinkomen. Een idee waarmee meerdere ‘vliegen in een klap’ worden geslagen. Alleen worden het ‘verhaal achter die klap’ niet verteld. Niet verteld wordt dat een onvoorwaardelijk basisinkomen, een gift van de gemeenschap aan het individu, een morele vertrouwensband en verplichting schept op een manier die in de menselijke geschiedenis een belangrijke rol heeft gespeeld. Een vertrouwensband in een samenleving waar vertrouwen dun gezaaid is. Ook wordt onvoldoende tot niet uitgelegd hoe de invoering van een basisinkomen meerdere actuele problemen van een oplossing voorziet.
Volt zet fors in op de verbindende kracht van kunst en cultuur. En dan niet van cultuur als iets statisch, maar cultuur als iets wat steeds in ontwikkeling is en waar het verleden in lijn wordt gebracht met de hedendaagse verwachtingen voor de toekomst. En ja, kunst en cultuur kunnen verbinden. Dat is echter geen wet van Meden en Perzen. Kunst en cultuur kunnen ook verdelen en vervreemden.
Als laatste (in deze bespreking) wil Volt onze democratie aanvullen en verbeteren. Van 150 naar 250 Kamerleden, een permanent burgerberaad dat incidentele burger beraden kan instellen, met ondersteuning voor Kamerleden. Allemaal aardige ideeën maar het wordt niet duidelijk welke problemen ermee worden opgelost. Ook wordt niet duidelijk hoe ze zich tot elkaar verhouden. Het ontbreekt ook hier aan een analyse,
Nu is Doe iets nieuws niet het enige programma dat lijdt onder een gebrek aan analyse. Daar lijden alle programma’s die ik tot nu toe heb besproken aan. Bij Doe iets nieuws is dat bijzonder jammer omdat het programma werkelijk andere plannen en ideeën bevat dan de andere partijen. Plannen en ideeën die goed zouden kunnen werken, of in ieder geval beter dan de wat traditionelere plannen en ideeën van andere partijen. Dat maakt het jammer dat een goede analyse en dus onderbouwing ontbreekt. Want die goede onderbouwing zou de ideeën sterker kunnen maken en meer mensen kunnen overtuigen en enthousiasmeren.
Het slop
“De hitte brak deze zomer weer alle records met fikse bosbranden overal in Europa. … Vervuilende industrieën en de intensieve landbouw worden nog steeds uit de wind gehouden. De welvaart is ongelijker verdeeld dan ooit. Het ontbreekt aan nieuwe huizen voor jonge mensen en starters, en de vermogensverschillen nemen hand over hand toe. Terwijl Europa zich door de onbetrouwbaarheid van Trump, de agressie van Poetin en de genocide van Netanyahu uit elkaar laat spelen, verstopt Nederland zich achter de dijken. De tech bro’s Musk, Bezos en Zuckerberg krijgen alle ruimte om AI voor hun eigen businessmodel in te zetten. Om vervolgens op hun sociale media nog meer haatberichten en politieke leugens te verspreiden om onze democratieën te ondermijnen,” aldus Dassen in zijn inleiding, en hij verzucht: “En wat doet de oude politiek? Helemaal niets.” Hij vraagt zich af: “Waar (…) de wilskracht en de overtuiging (is) om onze Europese waarden te beschermen? De oude politiek met hun belangen in het establishment doet helemaal niets. Ze zijn niet in staat om nieuwe oplossingen te bieden waar we al zo lang naar snakken. De politiek zit muurvast. We gaan eerder achter- dan vooruit.” Een conclusie waar veel voor is te zeggen. Wat echter ontbreekt is een goede analyse. Een ontbrekende analyse zagen we al bij meer – en eigenlijk alle – partijen. Waaraan ligt het dat er ‘niets’ gebeurt? Dat er geen oplossingen komen? Wat zorgt ervoor dat vervuilende bedrijven uit de wind worden gehouden? Dat de Tech-bro’s alle ruimte krijgen om AI in te zetten om ons te overstelpen met ‘haatberichten en politieke leugens’? Helaas ontbreekt die analyse in het programma. Wellicht is ze wel gemaakt want ‘het nieuws’ dat Volt wil wijst wel in die richting. Met de analyse erbij, zou dat ‘nieuws’ met meer kracht worden gebracht. En nee, die analyse opnemen zou niet tot meer dan de nu al 145 pagina’s hoeven te leiden. Die had ervoor kunnen zorgen dat de vele pagina’s met puntsgewijze opsommingen van detailmaatregelen veel korter had gekund. Wellicht iets voor de volgende keer. Over naar het ‘nieuws’ dat Volt voorstelt.
Stop TATA Steel
Het eerste nieuws: “Tata Steel moet zo snel mogelijk sluiten. Waarom miljarden aan belastinggeld pompen in een bedrijf dat ons ziek maakt, vervuilt en enorm veel water verspilt? Er zijn andere plekken in de EU waar wel op korte termijn groen staal gemaakt kan worden. Als we Tata Steel sluiten, verminderen we in een klap de CO₂-uitstoot en maken we ruimte voor Tata-stad met duurzame bedrijven en klimaatvriendelijke woningen. Zo zorgen we voor nieuwe banen in deze toekomstgerichte stad. We laten zien hoe het wél kan.”2 Dat is inderdaad iets nieuws en een duidelijke keuze. Een duidelijke keuze in een rijtje duidelijke keuzes gericht op het klimaatneutraal zijn van Nederland en de Europese Unie in 2040: “We kiezen daarom voor een helder en ambitieus klimaatbeleid. We leggen wettelijk vast dat we in 2040 klimaatneutraal zijn. Geen vage beloften, maar duidelijke afspraken. In Nederland en in de EU. Het klimaatbeleid wordt eerlijker. We stoppen met fossiele energie. We maken ons continent beter bestand tegen de gevolgen van het veranderende klimaat. Niet afwachten, maar samen bouwen aan die leefbare toekomst.” De partij kiest voor een gezamenlijke Europese aanpak. Dat betekent: “investeren in één gecoördineerde Europese aanpak om klimaatneutraliteit en energieonafhankelijkheid te bereiken in plaats van de 27 verschillende nationale aanpakken. Zo voorkomen we dat armere lidstaten achterblijven.”3 Stoppen met TATA is daarvan een voorbeeld. Als het elders in Europa sneller schoon kan, dan kiest de partij daarvoor. Dat is inderdaad ‘nieuw’ ten opzicht van alle andere partijen. De partij kiest voor de Europese ‘wij’, niet voor de Nederlandse ‘ik’. Dat is vernieuwend en aantrekkelijk. Op Europese schaal zijn oplossingen mogelijk die we op nationale schaal niet kunnen realiseren en dat is een interessante en aantrekkelijke keuze. Dat het kan werken, laat het Nederlandse verleden zien. Neem de waterschappen, onze oudste democratische bestuurslaag waarin landeigenaren samenwerkten om droge voeten te houden. Samenwerking maakte betere oplossingen mogelijk tegen lagere kosten. Of neem de Republiek, een samenraapsel van zeven provinciën dat gezamenlijk de Spaanse wereldmacht versloeg. Iets wat ze zonder samenwerking niet was gelukt. Samen waren ze sterker en een sterke overheid is onmisbaar. De keuze voor Europa biedt kansen en mogelijkheden om zaken los te trekken.
Radicaal Europees
Iets nieuws dat de partij niet noemt, maar wat het programma wel uitstraalt, is de keuze voor de Europese Unie. Niet alleen op het gebied van klimaat zet vol in op de Europese samenwerking. Zo wil de partij, ook een van de ‘nieuwe’ zaken: “bouwen aan een Europees leger, want samen staan we sterker dan alleen.”4 En iets anders ‘nieuws’, wil de partij ook op Europees niveau: “Wij bouwen onze eigen Silicon Europa. Wij kiezen voor een Europees Tech Fund dat risicovolle investeringen doet in innovaties zoals AI, kwantumtechnologie en biotech. Van Brainport in Eindhoven tot Halicon Valley in Finland: samen maken we één digitale krachtbron.”5 Ook komt er: “een Europese organisatie die het spoor coördineert. Deze organisatie onderzoekt welke knelpunten er zijn en waar we moeten investeren.”6 Komt Frontex: “los te staan van nationale regeringen en legt verantwoording af aan het Europees Parlement,” en vormen: “ Open grenzen (…) de kern van een verenigd, vreedzaam en solidair Europa.”7 Moet de Europese Unie: “een sterke speler zijn die haar waarden en belangen kan beschermen in een wereld waar grootmachten steeds meer inzetten op machtspolitiek en invloedssferen.” En daarvoor is: “een Europese minister van Buitenlandse Zaken met een groot mandaat om namens de EU de wereld in te gaan.”8 Ook strijdt de partij: “voor een sterk, democratisch, federaal Europa.” Dat federaal Europa moet worden bestuurd door: “een regering die verantwoording aflegt aan democratisch gekozen volksvertegenwoordigers. De Europese Commissie wordt opgeheven. Er wordt na de Europese verkiezingen een meerderheidscoalitie gevormd met partijen uit het Europees Parlement, aangestuurd door een Europese minister-president. Zij vormen een regering en sluiten een regeerakkoord.” Ook moet de kiezer: “kunnen stemmen op alle kandidaten binnen de EU. Er komt één Europese kandidatenlijst met genderpariteit.”9 Radicale keuzes die veel verder gaan dan andere partijen voorstellen. Keuzes die de kans vergroten dat zaken worden vlotgetrokken. Keuzes die de Europese democratie versterken en dat is nodig. Want zonder een sterke overheid kan er geen sterke markt zijn, aldus de politiek-econoom Dani Rodrik: “governments are necessary to establish peace and security, protect property rights enforce contract, and manage de macroeconomy.” En ook omdat: “they are needed to reserve the legitimacy of markets by protecting people from risks that insecure markets bring with them.”10 Sociale wetgeving en zekerheden voor mensen zijn volgens Rodrik de andere kant van de medaille van een open economie. Rodrik signaleert hierbij een spanningsveld. Hij schets hier wat hij noemt het The Political Trilemma of the World Economy. Dat trilemma bestaat erin een balans te vinden tussen de natiestaat, de hyperglobalisering en democratische politiek die ieder een punt van een driehoek vormen. Daarmee kom ik weer bij het ontbreken van een analyse van het probleem.
Rodrik biedt met zijn trilemma zo’n analyse. De economie van landen zijn via de wereldmarkt steeds meer met elkaar verbonden. Handel levert welvaart op en hoe minder kosten ermee zijn gemoeid (handelsbelemmeringen), hoe meer welvaart het oplevert. Daarom er diverse vrijhandelsverdragen afgesloten. Hoe meer van dergelijke afspraken en hoe opener een land zich hierin opstelt, hoe aantrekkelijker het is voor bedrijven. Rodrik noemt dit hyperglobalization. Een nieuwe vorm van globalisatie waarbij het managen van de binnenlandse economie ondergeschikt is aan de internationale handel en de kapitaalmarkt. Een ontwikkeling die zijn aanvang neemt met het liberaliseren van de kapitaalmarkt in het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw en de oprichting van de WTO.11
De keerzijde hiervan is dat de welvaart die een gevolg is van deze vrijhandel, scheef wordt verdeeld. Een kleine groep profiteert, terwijl het grootste deel van de bevolking van een land er de nadelen van ondervind. Die nadelen zijn minder werk, lagere salarissen, afbrokkelende sociale zekerheid en grotere onzekerheid voor werknemers. Ontwikkelingen die worden verkocht door ze in een positief ‘frame’ te plaatsten. Zo worden de toenemende onzekerheden voor werknemers verkocht met de term flexibilisering van de arbeidsmarkt. Het tegenovergestelde van flexibel is immers star en wie wil er nou star genoemd worden? De afbraak van de sociale zekerheid wordt modernisering genoemd. Ook hier weer: wie wil er van het tegenovergestelde (ouderwets) worden beschuldigd? De neoliberalen blinken uit in het gebruik van taal en het gebruik van framing.
Door diezelfde internationale handelsverdragen nemen de mogelijkheden van landen om mensen te beschermen af. Dit terwijl die landen onder democratische druk worden gezet door haar bevolking om die bescherming wel te leveren en aan de andere kant door de multinationals onder druk wordt gezet om nog meer belemmeringen weg te nemen. We moeten kiezen tussen twee van de drie hoekpunten; alle drie is, volgens Rodrik, niet mogelijk. Tot nu toe is er gekozen voor de hoekpunten hyperglobalizering en de natiestaat. Alleen blijken die natiestaten individueel te klein om potten te breken en is de manier waarop er nu wordt samengewerkt, te onmachtig. Volt lijkt te kiezen voor de Europese Unie als natiestaat aan de ene kant en voor democratische politiek als de andere hoek. De keuze voor een Silicon Europa wijst in die richting. De partij wil zo: “een autonoom Europa,”12 bouwen. Een keuze die veel van de huidige problemen van een oplossing en antwoord voorziet. Alleen laat de partij bij het versterken van Europa een instituut buiten beschouwing en dat is de Europese raad van ministers. De geregelde vergadering van ministers en uiteindelijke leiders van landen, die een belangrijke rol spelen in de besluitvorming. Hoe die raad in de voorgestelde structuur past, wordt niet duidelijk. En daarmee zijn we weer bij het ontbreken van een analyse. Want pas dan kun je goed beoordelen of de oplossing het geconstateerde probleem oplost.
Radicaal kiezen voor Europa kent een belangrijke maar. We kiezen in 29 oktober de Nederlandse Tweede Kamer. Die moet aan de slag met het aanpakken van problemen waar we in Nederland mee kampen. Nu zijn dat veelal dezelfde problemen die ook in andere landen spelen. Daarom is samenwerken bij het aanpakken ervan zeer aan te bevelen. Om te kunnen samenwerken heb je echter de ander nodig. In dit geval de andere 26 Europese landen. Wat als die dat niet willen?
Basisinkomen
Het tweede ‘nieuws’ betreft het toewerken naar een basisinkomen. In de bespreking van het programma van GroenLinks-PvdA refereerde ik er al aan. “Een basisinkomen zorgt ervoor dat mensen de ruimte krijgen om in alle vrijheid hun keuzes te maken om zo hun talenten te ontwikkelen en schulden te vermijden. … Toen de partij het basisinkomen meenam in de CPB-doorrekeningen van 2023 halveerde dit plan de armoede van 6.1% naar 2.8% en daalde de werkloosheid. Een basisinkomen zorgt ervoor dat mensen centraal staan in de samenleving.”13 Dat basisinkomen: “zorgt voor goede startkansen voor jonge mensen en geeft iedereen de vrijheid om de juiste keuzes te maken in het leven. Het complexe systeem van toeslagen kan de prullenbak in. … Al deze regelingen worden afgedekt door invoering van het nieuwe basisinkomen en door uitbreiding van de inkomstenbelasting met een aantal schijven.”14 Die belastingschijven worden op zo’n manier: “aan(gepast) dat niemand meer onder het sociaal minimum hoeft te leven. Over het algemeen zullen de tarieven lager worden, om de belastingdruk op arbeid te verminderen.” Hierbij maakt het: “voor het belastingtarief (niet uit) of inkomsten worden verkregen uit arbeid, onderneming, winst uit een vennootschap of winst uit vermogen.”15 Niet alleen het basisinkomen is hierbij nieuw. Het hangt samen met een heel nieuw belastingstelsel en stelsel van sociale zekerheid. Een logische keuze omdat het principe van een basisinkomen voor iedereen, een heel andere manier is van het bieden van sociale zekerheid dan regelingen voor specifieke gevallen.
Het principe van een basisinkomen en de manier waarop Volt het wil invoeren, trekt verschillende problemen waar politiek en bestuurlijk Nederland al lange tijd tegenaan kijkt uit ‘het slop’. Zo vergt ons huidige sociale zekerheidsstelsel veel menskracht om het uit te voeren. Is het zo complex dat veel burgers erin verdwalen. Is het sinds Rudings ‘tante Truus’ in toenemende mate gestoeld op wantrouwen. Is ons toeslagenstelsel zo vormgegeven dat meer inkomen uit arbeid lang niet altijd meer netto te besteden inkomen betekent. Is ons belastingstelsel zo vormgegeven dat inkomen uit arbeid anders en vooral zwaarder wordt belast dan inkomsten uit vermogen waardoor het niet de sterkste schouders zijn die de zwaarste lasten dragen. Het voorstel van Volt pakt al deze zaken aan. Bij de invoering van een basisinkomen zullen zich vast nog wat hobbels voordoen. In de basis is het een interessant idee. Een idee waarmee aan genoemde drie problemen waar we al jaren tegenaan kijken, wordt gewerkt. Bovendien biedt het een mogelijkheid om ook iets te doen aan een vierde probleem en dat is het gebrek aan ‘samen’ in onze samenleving. Een basisinkomen straalt uit dat je erbij hoort. En dan hebben we nog niet gesproken over de gevolgen van een basisinkomen voor de (geestelijke) gezondheid.
Jammer genoeg ontbreekt dat bredere verhaal. Het verhaal dat de filosofen Hans Achterhuis en Nico Koning schetsten in hun boek De kunst van het vreedzaam vechten. Het verhaal dat ermee begint dat een gift in traditionele samenlevingen een belangrijke rol vervulde. Een gift was geen individuele handeling was, maar een maatschappelijke verplichting waaraan een individu zich niet kon onttrekken zonder uitgestoten te worden. Bij een giftrelatie ontstond een schuldbalans tussen gever en nemer. Iemand kreeg iets van de gemeenschap en dat gaf de zekerheid erbij te horen en dat erbij horen kwam met de morele plicht. De gift versterkte de onderlinge betrokkenheid binnen de groep. En iemand die de code of vrijgevigheid van de groep negeert, snijdt zichzelf af van de gemeenschap en wordt een buitenstaander.
Achterhuis en Koning onderscheiden zes manier waarop een mens kan komen aan die zaken die nodig zijn om te overleven. Zes manieren van toe-eigening zoals zij het noemen, dat zijn:
- De individuele productie: dat wat het individu zelf maakt, produceert, jaagt of verzamelt. Aangezien de mens van nature een ‘groepsdier’ is, is deze vorm van verwerven niet zo belangrijk als we zouden denken.
- Het huishouden: de gemeenschappelijke huishouding is gedurende eeuwen de meest belangrijke vorm van samenleven en dus verwerven geweest. Hierin staat de groep centraal, niet het individu. Verlangens waren daarmee bijna altijd verlangens van het huishouden. Hierbij moeten we het huishouden niet eng opvatten, het huishouden kon bestaan uit het dorp, de clan of de groep.
- Toedeling: een manier passend bij de hiërarchische samenlevingsvorm. Een vorm waarbij de hoogst geplaatste toedeelt aan de lager geplaatsten. Tussen hoogste en laagste kunnen meerdere niveaus zitten waarbij het hogere niveau steeds toedeelt aan het lagere. De tegenprestatie bij toedeling bestaat uit onderwerping.
- Schenking: hiermee wordt een band gecreëerd tussen schenker en ontvanger. Met een schenking ontstaat een blijvende relatie, een verplichting, tussen de twee partijen. de relatie wordt verzwaard.
- Handel (ruilen): kenmerk van ruil (en dat is handel) is dat de beide partijen in de ruil gelijk zijn en er geen verplichting of verzwaring ontstaat in de relatie.
- Roof: daar waar er bij de eerste vijf vormen van toe-eigening voordeel is voor alle betrokken partijen, is dat bij roof niet het geval. Roof is het verwerven ten kosten van anderen.
De markt is tegenwoordig de dominantste vorm van toe-eigening, een vorm die niet inzet op de relatie. Meer markt betekent minder relatie, minder samenleven en dus een ander soort samenleving.16 Een onvoorwaardelijk basisinkomen is een gift van de gemeenschap aan het individu en benadrukt daarmee de relatie tussen de gemeenschap en het individu. Helaas ontbreekt zo’n soort analyse.
Liefdevolle samenleving
Een liefdevolle samenleving. Nu lijkt mij dat er geen enkele partij een ‘liefdeloze samenleving’ beoogt. Dat maakt het streven naar een liefdevolle samenleving niet ‘nieuw’. Ook de manier waarop de partij liefdevol invult is niet nieuw. Dat: “Mensenrechten (…) voorop (staan) in alles wat we doen. Zodat iedereen zich thuis voelt in Nederland, ook in de toekomst.” onderstrepen veel meer partijen en dat onderstrepen ze ook al veel langer.
Een ander nieuws ‘kunst en cultuur belangrijk maken’ is een middel om tot de samenleving liefdevoller te maken, al kun je je ook daarvan afvragen hoe nieuw het is. “Muziek, theater, de fanfare, het poppodium, het boek op je nachtkastje of een mooie film. Het inspireert tot nieuwe ideeën en brengt ons samen. Kunst zet je aan tot denken. Laat ons ervaren hoe het leven van een ander eruitziet. En we genieten ervan. Kunst en cultuur zijn belangrijk. Daarom maken we hier meer geld voor vrij. Dat is nodig voor een verbonden toekomst.”17 het programma bevat een uitgebreide kunst en cultuur paragraaf. Nieuw is dit echter niet, eerder hernieuwend na jaren waarin kunst in partijprogramma’s alleen maar werd genoemd in combinatie met bezuiniging. De partij kiest ervoor omdat: “Kunst, muziek, theater en literatuur verrijken ons leven. Ze geven plezier, verbinden mensen, bieden een nieuwe blik op de wereld en maken moeilijke onderwerpen bespreekbaar. Kunst kan troosten, uitdagen en inspireren. In een tijd waarin we zoeken naar nieuwe ideeën en meer samenhang in de samenleving, is kunst geen luxe, maar pure noodzaak.” En in een tijdsgewricht waar mensen steeds vaker tegenover elkaar staan omdat de nadruk wordt gelegd op wat ons scheidt in plaats van bindt. Van de programma’s die ik tot nu toe heb besproken heeft Doe iets nieuws de meest uitgebreide kunst en cultuur paragraaf. De partij wil dat: “kunst toegankelijk is voor iedereen.” Ze wil dat de: “ rijke cultuursector (…) meegroeit met onze veranderende wereld en waarmee we ons verleden een plek geven in de toekomst. Ze vormt het hart van onze samenleving.”18 En ook dit wil de partij weer Europees aanpakken.
Dat cultuur het hart van de samenleving is, is voor mij een open deur. Dat cultuur meer is dan de ‘sinterklaastraditie’ en ‘vuurwerk afsteken’ en ‘koningsdag’, staat voor mij als een paal boven water. Net zoals het feit dat cultuur zich ontwikkelt. Ze verandert en vernieuwt zich. Zo zal een Venlose Vastelaovesvierder uit 1950 zich verbazen over de manier waarop het feest nu wordt gevierd. En die verbazing zal veel verder strekken dan zijn verbazing over het gebrek aan mensen die op woensdag in de kerk ‘ut assekruutske’ gaan halen. Hij zal zich er niet over verbazen dat de Vastelaovend nog steeds een belangrijke plek inneemt in de Venlose cultuur. Tradities die zich niet ontwikkelen, zijn ten dode opgeschreven.
Toch zou iets meer uitleg of analyse over de plek die cultuur inneemt in het leven van de mens en de rol die kunst hierbij speelt, het pleidooi versterken. Vooral de relatie tussen kunst en cultuur en die liefdevollere samenleving verdient nadere uitleg. Kunst en cultuur zijn namelijk niet per definitie liefdevol en verbinden. Cultuur vormde namelijk ook het hart van slavensamenlevingen. Ze vormde ook het hart van het martiale oude Sparta en van Hitler Duitsland. Cultuur verbindt, maar verbindt het ook automatisch iedereen?
Onze democratie
Dan iets ‘nieuws’ dat niet in de opsomming van nieuwe zaken staat in het begin van het programma: “Ga voor democratie.” Het zesde hoofdstuk van het programma. De hierboven al genoemde hervorming van de Europse Unie is onderdeel van dit hoofdstuk. Omdat ik die hierboven al heb besproken, laat ik die hier verder buiten beschouwing en concentreer ik me op wat de partij in Nederland wil. “Vrijheid, gelijkheid en solidariteit vormen de kern van onze democratie. Maar die waarden staan wereldwijd onder druk. Ook in Nederland en de Europese Unie (EU). In Hongarije onderdrukt Orbán de rechten van lhbtqia+’ers. Italië zet vluchtelingen zonder oog voor menselijkheid het land uit. En in Nederland zetten rechtsextremisme en polarisatie onze democratie onder druk. Waar andere partijen kiezen voor verdeeldheid, kiezen wij voor verbinding. We kijken niet toe. Met nieuwe ideeën maken we onze democratie klaar voor de toekomst.” Zo opent het hoofdstuk.
Als eerste wil de partij: “de Tweede Kamer uit(breiden) van 150 naar 250 zetels. Onze Tweede Kamer is namelijk te klein, zeker in vergelijking met andere Europese landen. Een grotere Tweede Kamer is nodig om de wetgevende en controlerende taak van de Tweede Kamer te versterken, en vooral om de taak van volksvertegenwoordiging beter te vervullen.”19 Dat kan. Het Nederlandse parlement is klein in vergelijking met parlementen in andere landen. Volgens deze logica zou een groter parlement beter functioneren. Maar als we naar de resultaten in die andere landen kijken, dan zien we dat de resultaten daar ook te wensen over laten. Het probleem zou wel eens kunnen zijn dat het vervullen van de wetgevende en controlerende taak je als politicus geen herverkiezing oplevert.
Ook wil Volt: “het allereerste, nationale, permanente burgerberaad ter wereld op(richten).” Dit burgerberaad wordt: “verantwoordelijk voor het organiseren van burgerberaden in Nederland.” Dat permanente burgerberaad is:“Een groep ingelote inwoners (…) – al dan niet in samenspraak met de politiek – burgerberaden agenderen over onderwerpen die hen na aan het hart liggen, zoals zorg, het klimaat of pensioenen.” Een soort agendaclub die een vraag uitzet. Een vraag die wordt beantwoord door een burgerberaad dat zich specifiek met dat thema gaat bezighouden. En waarvan de: “aanbevelingen (…) door de politiek serieus (worden) meegenomen in de besluitvorming.” En op dat serieus nemen ziet: “Het permanente burgerberaad (…)toe.”20 Dat is inderdaad iets ‘nieuws’. Maar voor welk probleem is het een oplossingen en hoe verhoudt het zich tot het eerste voorstel om de Kamer te vergroten tot 250 leden en het voorstel om: “op elk bestuursniveau een minimumnorm voor ondersteuning van fracties vast te stellen, ten minste gelijk aan het Europese gemiddelde”? Of tot: “het invoeren van een parlementaire wetsverkenning.” Waarmee: “de Tweede Kamer bij het ontwikkelen van nieuwe wetgeving al vroeg de gelegenheid om de beoogde wetgeving op hoofdlijnen te (laten) onderzoeken en adviezen van uitvoeringsorganisaties en de samenleving te verzamelen. Informatie die zo verkregen is, kan dan meegenomen worden bij de behandeling in de Kamer”21 Dat maakt het programma niet duidelijk en dat is jammer. De analyse met daarin de samenhang ontbreekt.
Een democratie is nooit af of perfect. Dus dat partijen voorstellen doen eraan te werken is niet verkeerd. Maar dan wel met een onderbouwing. De Franse denker over democratie Pierre Rosanvallon biedt aanknopingspunten. Democratie herbergt, volgens Roasanvallon, een belofte en een probleem:“a promise insofar as democracy reflected the needs of societies founded on the dual imperative of equality an autonomy; and problem, insofar as these noble ideals were al long way from being realised.” En overal waar: “democracy was tried, it remained incomplete – in some places grossly perverted, in others subtly constricted, in still others systematically thwarted. In a sense there has never been a fully ‘democratic’ regime, if we take the word in its fullest sense.”22 Nooit af en dus kan er altijd ontwikkeld worden. In zijn Spinozalezing van 2012 constateert Rosanvallon ‘democratische onbepaaldheid’ een begrip dat hij als volgt definieert: “het subject van de democratie, haar doel en procedures (gaan samen) met spanningen ambiguïteiten, paradoxen, aporieën, asymmetrie en overlappingen die de definitie en het begrip ervan problematisch maken en derhalve ook een bron zijn van de vele vormen van ontgoocheling.”23 Rosanvallon onderscheidt er vijf.
Als eerste zijn er structurele spanningen. Die openbaren zich bij de keuze van de volksvertegenwoordigers. In een volksvertegenwoordiger zoeken we twee kwaliteiten. Als eerste ‘nabijheid’: kan ik me herkennen in de volksvertegenwoordiger, of zoals Rosanvallon het beschrijft: “de vertegenwoordiger als valoriserende stand-in, getrouwe uitdrukking en stem van de vertegenwoordigde.” De partij GeenPeil zette tijdens de verkiezingen van 2017 extreem in op ‘nabijheid’. De partij beloofde alle stemmingen via digitale peiling aan het volk voor te leggen en in de Kamer vervolgens te stemmen naar de uitkomst van de peiling. De tweede kwaliteit die we zoeken in een volksvertegenwoordiger is ‘geschiktheid’: “de vertegenwoordiger als vertrouwensman, geïnformeerde afgevaardigde,” aldus Rosanvallon. Twee kwaliteiten die: “elkaar vaak uitsluiten en moeilijk in één vertegenwoordiger te verenigen zijn.” En, zo vervolgt hij: “Bovendien verwijzen ze vaak naar de waardering van twee verschillende politieke momenten: dat van de verkiezingscampagne en dat van de regeringsdaad.” Probleem is dat we allebei zoeken. Het vergroten van de Kamer naar 250 leden verandert hier niets aan. Sterker nog, het zou wel eens averechts kunnen werken omdat er dan 250 in plaats van 150 mensen de aandacht op zich willen vestigen. Die vooraan willen staan bij het ‘vragenuurtje’, Kamervragen stellen en moties in dienen om ergens aandacht op te vestigen.
De tweede ambiguïteit vloeit, volgens Rosanvallon: “voort uit het niet overlappen van twee constitutieve definities van hetzelfde object.” Dat object is ‘het volk’. “Het volk is zowel het korps van burgers, dat naar een idee van eenheid, een vorm van totaliteit verwijst, als een sociale vorm, die diversiteit, pluraliteit en zelfs verdeeldheid impliceert.” Volgens Rosanvallon is het volk onmisbaar in een democratie, ook al is het zoals hij beweert: “in de democratie structureel nergens te vinden.” 1n de eerste prikker in deze Election Files serie besteedde ik aandacht aan de verschillende betekenissen van het begrip volk. Die sloot ik af met de woorden: “‘Het volk’ zit op veel meer plekken, wordt op veel verschillende manieren vertegenwoordigt en spreekt zich op veel verschillende manieren uit.” Een burgerberaad lost de diversiteit, pluraliteit en zelfs verdeeldheid niet op. Het kan helpen om bij het komen tot een meer gedragen oplossing. Maar dat kun je ook op andere manier bereiken. Bijvoorbeeld door het idee om de Kamer al vroeg de hoofdlijnen te laten onderzoeken.
Als derde constateert Roasanvallon ‘functionele asymmetrieën: “Als we in aanmerking nemen dat de democratie het dubbele doel heeft de bestuurders te legitimeren en de bestuurden te beschermen, dan moeten we wel vaststellen dat die twee functies elkaar niet kunnen dekken. De legitimering berust op het vormen van een vertrouwensband tussen bestuurders en bestuurden, terwijl de bescherming van de bestuurden juist uitnodigt tot het organiseren van het wantrouwen” De coronapandemie bracht deze asymmetrie duidelijk naar voren. Maatregelen om de verspreiding van het virus tegen te gaan, roepen veel verzet en wantrouwen op en de legitimiteit van de maatregelen wordt ter discussie gesteld.
Als vierde moeten we democratie zien in haar tijd en ruimte. Volgens Rosanvallon: “is er een duidelijk verschil tussen een democratie op het moment van haar constitutie en een permanente democratie.” Wat democratisch is en welke instituties er nodig zijn verschilt in de tijd. Rosanvallon geeft een voorbeeld: “Op het moment van de Franse Revolutie leek het ondenkbaar om vertegenwoordigers te kiezen voor de duur van meer dan een jaar; bovendien werd er elke week een nieuwe voorzitter van het parlement gekozen!” Naast ‘tijd’ kan ook ‘ruimte’ variëren. Met ‘ruimte’ bedoelt hij dat wat de kern is van de democratie: “lange tijd heeft men gedacht dat het gezin de werkelijke school van de democratie was, omdat men in het gezin er het duidelijkst vorm aan geeft. Anderen zeiden dat het lokale niveau de school van de democratie is, omdat de vanzelfsprekendheid van de gemeenschap zich niet hoeft uit te drukken door middel van de oprichting van een institutie. De groep bestaat er direct als gemeenschap.” De recente decentralisatie van verantwoordelijkheden naar gemeenten werd onderbouwd met argumenten in deze lijn. Sinds het midden van de negentiende eeuw is de natie echter, om Rosanvallons woorden te gebruiken, dé school van de democratie. Tegenwoordig ondervindt die school concurrentie van het nieuwe supranationale, namelijk de Europese Unie maar ook van het lokale. Bij het aanpakken van de klimaatproblematiek speelt ‘ruimte’ een belangrijke rol. Klimaat trekt zich immers niets aan van door de mens verzonnen zaken als landsgrenzen.
Als laatste kent democratie, zoals Rosanvallon het noemt: “pluraliteit van vormen en domeinen.” Wat moeten we hieronder verstaan? “De democratie is natuurlijk een politiek stelsel. Maar ze omschrijft ook vormen van burgeractiviteit, die verder reiken dan alleen deelname aan verkiezingen: debat, het woord nemen, informatie, participatie, betrokkenheid. Ze is ten slotte een samenlevingsvorm die gebaseerd is op het project een wereld van gelijken op te bouwen.” Een wereld van gelijken waarbij iedereen betrokken is, iedereen het woord kan nemen, zich kan informeren en kan deelnemen.
De plannen van Volt grijpen hierin in en zullen, als we Rosanvallon mogen geloven, niet leiden tot de ultieme en eeuwige democratie. Maar andere tijden vragen om een anders vormgegeven democratie. Hoe anders, dat moet onderwerp van discussie zijn maar dan wel op basis van een gedegen analyse.
1 Doe iets nieuws, pagina 2. Doe iets nieuws is te vinden via: https://voltnederland.org/storage/doc/volt_concept_verkiezingsprogramma_2025.pdf
2 Idem, pagina 4
3 Idem, pagina 12
4 Idem, pagina 105
5 Idem, pagina 4
6 Idem, pagina 27
7 Idem, pagina 74-75
8 Idem, pagina 108
9 Idem, pagina 129
10 Dani Rodrik,The Globalization Paradox. Democracy and the Future of the World Economy, pagina 19
11 Idem, pagina 76
12 I Doe iets nieuws ,pagina 4
13 Idem, pagina 4
14 Idem, pagina 43
15Idem, pagina 46
16 Hans Achterhuis en Nico Koning, De kunst van het vreedzaam vechten, pagina 406-419
17Doe iets nieuws, pagina 5
18 Idem, pagina 68
19 Idem, pagina 133
20 Idem, pagina 133
21 Idem. Pagina 133
22 Pierre Rosanvallon, Counter-democracy. Politics in an Age of Distrust, pagina 2
23De Spinozalezing waaruit ik hierin en ook hieronder citeer is opgenomen in: Pierre Rosanvallon, Democratie en Tegendemocratie, pagina 65-89.







