De Ballonnendoorprikker schrijft korte prikkelende columns, waarin kromme redeneringen, verhullend taalgebruik en rammelend beargumenteerde standpunten aan de kaak worden gesteld
“Het is schandalig wat hier gebeurt. Minister Keijzer kondigde in februari al een wetsvoorstel aan om de voorrang voor statushouders op sociale huurwoningen af te schaffen, een maatregel die rechtvaardig is en de Nederlandse woningzoekenden eindelijk een eerlijke kans geeft. Maar wat doen die linkse, eigenwijze gemeenten? Ze negeren het simpelweg.“Zo lees ik in een artikel van Michael van der Galien bij De Dagelijkse Standaard. Bij dat bericht een tweet van enigst PVV-er van Nederland Geert Wilders met de boodschap: “Roep die gemeenten tot de orde @minister_vro Keijzer het is totaal onaanvaardbaar dat ze dwars gaan.” Want zo sluit hij af: “De afspraak is dat de voorrang voor statushouders voor huurwoningen verdwijnt en met minder nemen we geen genoegen.” Die stoute gemeenten. Of ligt het anders?
De vraag stellen is hem beantwoorden. Het ligt anders. Het bijzondere is dat Wilders in de tweede vragende zin die tussen de beide genoemde zinnen staat, al aangeeft dat hij met die eerste de plank mis slaat. Die zin luidt: “En waarom duurt het zo lang met die wet?” Er is geen sprake van een schandaal omdat niets gemeenten belet om statushouders voorrang te geven.
Ja, minister Keijzer heeft een plan en dat is die voorrangspositie van statushouders wettelijk te verbieden. Daartoe heeft ze een wetsvoorstel opgesteld. Met het opstellen van een wetsvoorstel verandert er niets. Er verandert pas iets als dat wetsvoorstel door de Tweede – en Eerste Kamer is aangenomen, de koning het heeft bekrachtigd en als het vervolgen is bekendgemaakt in de Staatscourant. Dan is een wet pas een wet. Zo is het bepaald in hoofdstuk 5 eerste paragraaf van onze Grondwet. Tot die tijd is de oude wet van kracht en onder huidige wet staat het gemeente vrij om statushouders voorrang te geven.
Dat Van der Galien dit niet weet kan, want ondanks dat iedere Nederlander geacht wordt de wet te kennen, zijn er maar weinig Nederlanders die aan deze voorwaarde voldoen. En bij die weinigen hoor ik niet. Ook ik ken niet alle wetten. Van der Galien en Wilders verspreiden misleidende en onjuiste informatie. Doen ze dat omdat ze de Grondwet echt niet kent, dan verspreiden ze misinformatie. “Bij misinformatie draait het om valse of misleidende informatie die niet goed wordt begrepen en wordt verspreid zonder verdere schadelijke bedoelingen. De verspreider is er niet van op de hoogte dat de informatie onjuist is, maar het effect van de verspreiding kan nog steeds schadelijk zijn voor de samenleving.” Wilders laat dan zien dat hij niet geschikt om als Kamerlid te fungeren. Niet geschikt omdat je mag verwachten dat een Kamerlid dat informatie naar buiten brengt naar vermogen controleert of die informatie juist is of niet. Dat was in dit geval heel eenvoudig. Een blik in onze Grondwet en het was duidelijk. Dat niet alleen. Wilders, en Van der Galien in zijn kielzog, maken zich schuldig aan smaad, het: “opzettelijk iemands eer of goede naam aanrand(en), door telastlegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven.”Aldus artikel 261 eerste lid van het Wetboek van strafrecht.
Doen ze dat bewust, en in het geval Wilders kan ik me niet voorstellen dat Wilders dit niet weet, dan is er sprake van een bewuste actie. Dan is hij te kwader trouw en dan verspreidt hij desinformatie: “doelbewust misleidende informatie,” die: “met kwade bedoelingen,” wordt verspreid met de intentie: “om willens en wetens meningen te beïnvloeden, geld te verdienen of de samenleving, democratie of volksgezondheid te schaden.” In dit geval om onze democratie te schaden. Schaden door mede-overheden in een kwaad daglicht te zetten waardoor het vertrouwen in de overheid wordt ondermijnd. Die worden als onbetrouwbaar weggezet. Wilders maakt zich dan schuldig aan laster, zo is te lezen in artikel 262 eerste lid van het Wetboek van strafrecht. Hij pleegt: “het misdrijf van smaad of smaadschrift pleegt, wetende dat het te last gelegde feit in strijd met de waarheid is,”
Het wachten is op een gemeente die aangifte doet. In dat geval kan de straf die op smaad of laster staat met een derde worden verhoogd, zo regelt artikel 267 van het Wetboek van strafrecht.
“Dus, als je de volgende keer een linkse activist hoort schreeuwen dat de AfD het nieuwe nazi-Duitsland is, herinner die persoon dan aan dit gesprek. Weidel en Musk hebben de waarheid laten zien: de AfD heeft niets, maar dan ook níets, met nazisme te maken. Het is hoog tijd om de leugens te ontmaskeren en de werkelijke agenda van de gevestigde orde te doorzien.” Met die woorden eindigt een artikel van Michael van der Galien bij De dagelijkse standaard. Ik moet denken aan dwazen, dwaallichten en dwaze dwaallichten.
Even voor de duiding. Wat een dwaas is, zal ieder van jullie wel weten. Maar toch, een dwaas is, volgende Van Dale, een: “gek, blijk gevend van gebrek aan gezond verstand.” Een dwaallicht is een blauwachtig, beweeglijk lichtverschijnsel dat boven moerassen en poelen kan verschijnen en waarin onze voorouders dolende zielen zagen die de levenden probeerden te lokken. Vanwege de alliteratie zou ‘dwaze dwaallichten’ zomaar een titel kunnen zijn van een Suske en Wiske album. Dat is niet het geval. De reeks avonturen van het duo kent wel een album met als titel Het laatste dwaallicht. Dit even terzijde.
Dwazen, dwaallichten en dwaze dwaallichten daar moest ik aan denken toen ik in het artikel las dat Alice Weidel, de leidster van de Duitse politieke partij Alternative für Deutschland (AfD), in haar gesprek met Musk betoogde dat: “Adolf Hitler niet de ‘rechtse boeman’ was die de geschiedenisboeken van hem hebben gemaakt, maar eerder een socialist in hart en nieren.” Volgens Michael van der Galien, de auteur van het artikel is dit: “het meest controversiële, maar misschien ook het meest overtuigende argument,” dat aantoont dat AfD niet racistisch, antisemitisch noch een nazi-club is. Het socialistische gehalte van Hitler wordt met vier argumenten onderbouwd.
Als eerste: “Staatsinterventie in de economie: Het Hitler-regime nationaliseerde grote delen van de Duitse industrie. Bedrijven kwamen feitelijk onder controle van de staat, een klassiek socialistisch principe.” Ja Hitlers nazi’s intervenieerden in de economie. Dat deden ze echter niet door de Duitse industrie te nationaliseren of met andere woorden tot staatseigendom te maken. Die bedrijven bleven in private handen, in de handen van de grootindustriëlen zoals de Krupps, de Boschs en de Oetkers. Die verdienden er groot geld aan over de ruggen van de arbeiders. Het economische model van Nazi-Duistland lijkt verdacht veel op het Russische oligarchenmodel. Een model waar ook de Verenigde Staten onder Trump met de met hem samenwerkende techgiganten als Musk en Zuckerberg, steeds meer op begint te lijken. Dit lijkt niet op het socialistische idee van arbeiders die de vruchten van hun arbeid onder elkaar verdelen en die het in de bedrijven voor het zeggen hebben.
Het tweede argument: “Centrale planning en controle: De nazi-economie werd gekenmerkt door strikte centrale planning, inclusief prijscontrole en productiequota—fundamentele principes van socialistische systemen.” Centrale planning was de manier waarop de communisten eerst in de Sovjet Unie en later in de rest van Oost-Europa, probeerden goederen te verdelen onder hun burgers. Dat maakt centrale planning echter nog geen ‘fundamenteel principe van socialistische systemen’. En zelfs als het wel een van de fundamenten van een socialistisch systeem is, dan wil dat nog niet automatisch zeggen dat overal waar centraal gepland wordt, sprake is van socialisme. Als alle vissen rood zijn en rood dus een fundamenteel principe van een vis is, dan wil dat niet automatisch zeggen dat alles wat rood is meteen ook een vis is.
Het derde argument: “Sociale welvaart en werkgelegenheid: Programma’s als de “Volksarbeit” voor werkverschaffing en de verplichte vakantie (Kraft durch Freude) draaiden op het socialistische idee dat de staat verantwoordelijk is voor de arbeidersklasse.” Die verantwoordelijkheid voor de arbeidersklasse, of nog breder voor iedere burger, staat ook verankerd in de Nederlandse Grondwet. Die stelt in artikel 20 eerste lid dat: “De bestaanszekerheid der bevolking en spreiding van welvaart zijn voorwerp van zorg der overheid,” en in het derde lid dat: “Nederlanders hier te lande, die niet in het bestaan kunnen voorzien, (…) een bij de wet te regelen recht op bijstand van overheidswege” hebben. Maakt dat Nederland een socialistisch land? Ook hier weer de hypothetische rode vissen.
Dan het laatste argument: “Propaganda en onderwijs: De manier waarop de nazi’s propaganda inzetten en het onderwijssysteem hervormden om hun ideologie te verspreiden, lijkt op de socialistische benadering om de jeugd te indoctrineren.” Ook hier kan ik weer over rode vissen beginnen, want dat geldt ook voor deze redenering. Daar komt bij dat iedere overheid, of iedere groep die een ideologie wil verspreiden het onderwijs zo vormgeeft dat het maximale kans op indoctrinatie biedt. Dat is ook een van de redenen dat de Nederlandse katholieken en protestanten in de negentiende en begin twintigste eeuw zo hard vochten voor het bijzonder onderwijs. Voor het fameuze artikel 23 dat ervoor zorgde dat religieus georiënteerde scholen op staats financiering konden rekenen. Zo konden de scholen met belastinggeld worden ingezet voor de religieuze indoctrinatie van kinderen.
Het nationaal-socialisme had niets, behalve dan dat het de term in haar naam gebruikt, gemeen met het socialisme. Die term werd gebruikt als lokkertje net zoals Wilders het woord vrijheid in de naam van zijn eenmanspartij gebruikt. De vrijheid die Wilders wil, is net zo vrij als dat het nationaalsocialisme socialistisch was. Het nationaalsocialisme was de Duitse vorm van fascisme. Een fascisme vermengt met virulente haat tegen alles wat als niet Duits werd gezien. En van die grote groep die als niet Duits werden gezien, waren de communisten en socialisten de eersten die werden bestreden gevolgd door de joden, Roma en Sinti.
Weidel en in zijn kielzog Van der Galien laten met een dergelijke redenering een gebrek zien aan gezond verstand en dus van dwaasheid. In hun dwaasheid laten ze hun bijzonder licht schijnen op het troebele en donkere nationaalsocialistische Duitse verleden. Met dat bijzondere licht proberen ze mensen voor hun ideeën te lokken. Het zijn dwaze dwaallichten.
De PVV is, aldus Michael van der Galien in een artikel bij De Dagelijkse Standaard furieus omdat: “Oekraïense ‘vluchtelingen’ in ons land (ik zie trouwens dat veel ‘vluchtelingen’ man zijn, van ergens tussen de 20 en 40 jaar, en fit) geen eigen bijdrage betalen aan hun opvang. Dat is raar. Want dat moeten ze wél doen.” Dat gebeurt niet omdat: “gemeenten te lui zijn de bijdrage te innen. Dat vinden ze maar lastig. En dus moeten gewone Nederlanders de héle rekening van de opvang van Oekraïners zelf bekostigen.” Oei dat klinkt ernstig. Daarom heeft PVV-Kamerlid Marina Vondeling een reeks vragen ingediend.
“”Hoe is het mogelijk dat vrijwel geen enkele gemeente de eigen bijdrage die Oekraïners moeten betalen voor hun opvang int?” Zo vraagt Vondeling. En: “Bent u het ermee eens dat het niet meer dan logisch is dat Oekraïners meebetalen aan hun opvang temeer omdat Nederlanders wel voor alles zelf moeten betalen?” Ze vervolg met: “Gaat u ervoor zorgen dat alle gemeenten voor 1 januari 2025 de eigen bijdrage die Oekraïners moeten betalen voor de opvang gaan innen?” Als laatste: “wil Vondeling ook weten wanneer minister Faber “deze eigen bijdrage voor opvang, zoals afgesproken in het Hoofdlijnenakkoord, [gaat] verhogen?” Want ja, dat is immers ook met elkaar afgesproken. Bizar, eigenlijk, dat dit een afspraak is maar dat gemeenten het weigeren te innen – ook de lagere bijdrage.”
Zo en nu even de lucht uit de ballon. Je bent Ballonnendoorprikker of niet. Voor degenen die het snelle antwoord willen: Vondeling en in haar spoor Van der Galien blaten voor de bühne. De gemeenten zijn niet te lui. Ze hebben zelf gevraagd om kosten in rekening te mogen brengen. Dit omdat het nogal scheef is dat een werkende Oekraïner gratis woont. De minister hoeft niets te doen om ervoor te zorgen dat per 1 januari alle Oekraïners met voldoende eigen inkomsten die vergoeding betalen. De wetgever heeft gemeenten namelijk de tijd gegeven om dit te regelen. Die tijd is gegeven omdat het besluit om die inning mogelijk te maken pas medio juni 2024 is genomen. Voor degenen die wat meer achtergrond willen, lees verder want de ballon bevat nog meer lucht. Die lucht is al oud. Al van voor de komst van de Oekraïners in maart 2022.
Gevluchte Oekraïners, in politiek bestuurlijke kringen ‘ontheemden’ genoemd, moeten worden opgevangen. Daar moet, aldus artikel 2 eerste lid van de Regeling opvang ontheemden Oekraïne, de burgemeester zorgdragen. Bijzonder omdat de opvang van vluchtelingen een Rijks verantwoordelijkheid is. Deze bijzonderheid is een gevolg jarenlange politieke onwil op Rijks niveau. Politieke onwil om de opvang van vluchtelingen goed te regelen. Politieke onwil die zich kenmerkt door hard schreeuwen dat het allemaal te veel is en niet investeren in oplossingen. Ik schreef er al eerder over. Dus toen er een oorlog in de regio uitbrak en de schreeuwers niet meer konden roepen dat de opvang toch echt in ‘de regio’ moest omdat we tot ‘de regio’ behoren, ontbrak het aan menskracht en locaties om de toestroom van Oekraïense vluchtelingen op te pakken.
Daarop speelde het Rijk de bal snel door naar de gemeenten. Die bal ging vergezeld van een zak geld waar je u tegen zegt en de boodschap: zoek het verder maar uit! Zoek het maar uit werd netjes in de regeling verwoord met de woorden ‘de burgemeester draagt zorg’, ‘-verstrekt’ of ‘zorgt voor’ dit al naar gelang het beste paste in de zin. Dus daarmee gingen de gemeenten aan de slag. Gevolg hiervan is dat de opvangplekken variëren van kamers in een klein kasteeltje via een woonhuis, een kamertje met een of meerdere personen in een hotel, met vier tot zes personen in een lokaal van een school die op de nominatie om gesloopt te worden staat tot een cel in een voormalige gevangenis.
Maar met een dak alleen waren de gemeenten er niet. Die vluchtelingen moesten ook ergens van leven. Het meest eenvoudige zou zijn om daarvoor aan te sluiten bij al bestaande regelingen, de regelingen rond asielzoekers of de bijstand. Die laatste lag het meeste voor de hand omdat iemand met een verblijfstatus mag werken en bij gebrek aan werk recht heeft op bijstand. Aangezien een vluchteling uit Oekraïne, in tegenstelling tot vluchtelingen uit andere landen die asiel aanvragen, meteen aan het werk mag. Meest eenvoudig omdat alles hiervoor is geregeld en georganiseerd. Hiervoor werd echter niet gekozen. Er werd een aparte leefgeldregeling opgetuigd. Extra werk en dus extra moeilijkheden want er kon geen gebruik worden gemaakt van bestaande systemen, procedures en afspraken. Daar werd niet voor gekozen want er zouden weleens ‘rechten’ aan ontleend kunnen worden. De hoogte van het leefgeld is trouwens afhankelijk van de gezinssituatie.
Gratis onderdak en wat geld om te leven was daarmee geregeld. Dat geld komt trouwens te vervallen als de vluchteling werkt en zelf voldoende geld verdient. Wat niet geregeld was, was het betalen van een eigen bijdrage aan dat onderdak als men voldoende verdiende. Huur in rekening brengen, daar wilde de regering niet aan. Dan zou immers het huurrecht gelden. Bovendien hoe hoog zou die huur dan moeten zijn? Is die voor die kamers in dat kasteeltje even hoog als voor die zes man in een schoollokaal?
Na lang wikken en wegen nam het kabinet in juni 2024 het besluit dat gemeenten vanaf 1 juli 2024 een vergoeding in rekening kunnen brengen voor gas, water en elektra: “De vergoeding bedraagt € 105,00 per maand per meerderjarige ontheemde en diens meerderjarige gezinslid tot een maximum van € 210,00,” aldus artikel 8 tweede lid van de genoemde regeling. Gemeenten kunnen dus vanaf 1 juli een vergoeding in rekening brengen en dat gebeurt nog niet. Dat is echter geen onwil. Gemeenten hebben tot 31 december van dit jaar de tijd om de inning van de vergoeding te organiseren. Op Vondelings vraag wat de minister eraan gaat doen om ervoor te zorgen dat per 1 januari 2025 een vergoeding wordt betaald, kan de minister makkelijk antwoorden met NIETS want gemeenten hebben tot eind 2024 tijd om het te regelen.
Dat vervolg kan dan weer worden vervolgd met: en dat het nu nog niet gebeurd niet is, is niet omdat: “gemeenten te lui zijn de bijdrage te innen.” Lastig is het wel, en daarom krijgen gemeenten er ook een half jaar de tijd voor. Het moest eenvoudig worden maar eenvoudig is in dit geval niet zo eenvoudig als het lijkt. De ins en outs van de regeling en hoe ermee om te gaan werden op 28 juni 2024 door het Rijk gepubliceerd. Dat had de regering toch maar mooi net voor het zomerreces geregeld.
Het Rijk wel. Voor de gemeenten begon toen het werk. De vergoeding mag in rekening worden gebracht maar het mag niet gebeuren dat de persoon na betaling minder overhoudt dan er aan leefgeld zou zijn ontvangen. Dat lijkt vrij duidelijk. Verdient iemand afhankelijk van zijn gezinssituatie €105 of €210 meer dan aan leefgeld zou worden ontvangen, dan wordt de vergoeding in rekening gebracht. Simpel, tenminste op het eerste oog. Dan komt de vraag: moet werken lonen? Als je na betaling van die vergoeding net zoveeloverhoudt als iemand zonder werk, waarom zou je dan gaan werken? Dat is niet het enige. Voordat je een vergoeding in rekening brengt, moet eerst worden aangekondigd dat dit gaat gebeuren. Dit moet via een persoonlijke brief. Met die brief wordt de vluchteling gevraagd om informatie over zijn werkstatus aan te leveren. Op basis van die informatie moet een besluit worden genomen over het al dan niet in rekening brengen van een vergoeding. Als de vluchteling het niet eens is met het besluit, dan kan bezwaar worden aangetekend. Daarvoor moet een proces worden ingericht en daar werken gemeenten aan. Gemeenten hebben tot en met 31 december de tijd om dit te organiseren en daar werken ze nu aan.
Vondeling blaat zoals gezegd voor de bühne. Wat ze vergeet te doen, is haar werk. Zoals gezegd stond het Rijk met haar handen omhoog en wentelde het probleem af op de gemeenten. Dit omdat ze na heeft gelaten haar verantwoordelijkheid voor de goede opvang van vluchtelingen te organiseren. Resultaat hiervan zoals gezegd dat de vluchtelingen uit Oekraïne ongelijk worden behandeld voor wat betreft hun huisvesting. Ze worden echter ook ongelijk behandeld in vergelijking met andere vluchtelingen. Daar doet Vondeling niets aan.
Waar ze ook niets aan doet is nadenken over de lange termijn en daar de regering op bevragen. Die blijft de opvang als tijdelijk zien en denkt niet na over de lange termijn. De oorlog waarvoor de Oekraïners zijn gevlucht duurt nu al, afhankelijk van wat je als beginpunt ziet tweeëneenhalf of ruim veertien jaar en is nog lang niet voorbij. De geschiedenis kent de Honderdjarige oorlog tussen Engeland en Frankrijk. Die duurde trouwens nog wat langer dan honderd jaar. De Atheners en Spartanen vochten tussen 460 en 404 BCE twee Peloponnesische oorlogen die je ook al één kunt zien. Ook kennen we de ons bekende Tachtigjarige oorlog. En in het Midden-Oosten woedt al meer dan honderd jaar een strijd/oorlog tussen Israël en de Palestijnen. Die tijdelijkheid kon wel eens heel lang duren. Nadenken over die lange termijn gebeurt nog steeds niet. Hoe lang kun je kinderen in een hotelkamer of met de hele familie in een klaslokaal opvangen of in een cel van een voormalige gevangenis? Wat doet dit met die kinderen? Kinderen waarvoor de gemeente de plicht heeft om ze, als dat nodig is jeugdhulp te verlenen. Kinderen die hier naar school gaan en vrienden maken en zelfs kinderen die hier geboren worden. Kinderen die hier hun leven gaan opbouwen. Worden die straks, wanneer dat straks ook is, allemaal teruggestuurd? En niet alleen kinderen? Helaas rijkt de blik van het nu regerende deel van politiek Nederland niet veel verder dan de eigen neus. PVV-Kamerlid Vondeling is daarvan een sprekend voorbeeld.
Het is nu alweer bijna dertig jaar geleden dat ik door een vriend en een toen voor mij onbekende persoon werd benaderd met de vraag of ik me wilde inzetten voor het behoud van een markant gebouw in Venlo. Dit sloop mijn gedachten binnen bij het lezen van de eerste zin van een artikel van Michael van der Galien bij De Dagelijkse Standaard: Het is ongelooflijk, helaas, maar we staan tegenwoordig voor een enorme strijd in ons land.” ‘Een bijzonder artikel.
Nedinsco gebouw eind jaren twintig van de 20ste een. Bron: Wikimedia.Commons
Voor degenen die de Rotterdamse Van Nelle fabriek kennen, het Venlose gebouw dat gered moest worden, is in dezelfde stijl, nieuwe bouwen genaamd, gebouwd. Het is tussen 1920 en 1929 gebouwd en daarmee ouder dan de op de Unesco werelderfgoedlijst staande Van Nelle Fabriek. Een bouwstijl waarbij het gebouw werd gemodelleerd naar de functie die het moest gaan vervullen. Het Venlose gebouw, bekend als het Nedisncogebouw is specifiek ontworpen voor de productie van persicopen voor duikboten en daarmee komen we bij de bijzondere geschiedenis. Die geschiedenis begon met vrede van Versailles en de beperkingen die deze vrede de Duitsers oplegde. Hun leger werd ingekrompen en verschillende soorten fabrieken mocht het land niet meer hebben. Het mocht ook geen optische apparatuur voor wapensystemen meer bouwen. Een van de bedrijven die hierdoor werden beperkt was Carl Zeiss uit Jena, een bedrijf dat tegenwoordig nog steeds een grootmacht is in optische apparatuur. Om de beperkingen die het bedrijf waren opgelegd te omzeilen, werd in Nederland een bedrijf opgezet, de Nederlandsche Instrumenten Compagnie (Nedinsco). Maar ik dwaal af. Het pand staat er nog, is opgeknapt en is herbestemd mede dankzij onze inzet. Ik moest denken aan dat gesprek omdat ik tijdens een kleine reünie met bezoek aan Jena vorig jaar een boek op de kop heb getik. Een boek van de Duitse journalist Christian Jakob met als titel Endzeit. Die neue Angst vor dem Weltuntergang und der Kampf um unsere Zukunft. Aan dat boek moest ik denken toen ik dat van die ‘enorme strijd in ons land’.
Terug naar die ‘enorme strijd’. Van der Galien:“Ja, het is duidelijk dat we in een bijzonder belangrijke situatie verkeren in ons land. We moeten nu opstaan – met elkaar – of het gaat helemaal mis.” Maar je kunt er wat aan doen en dat is De Dagelijkse Standaard steunen want die gaat voorop in de strijd. Daar voeren ze: “ELKE DAG WEER de goede strijd. De strijd voor Nederland, voor onze cultuur, voor onze waarden… kortom, voor ons volk. Net als jij zijn wij patriotten. Liefhebbers van ons vaderland. En ja, net als wij hebben wij een hekel aan het boeren-hatende, vrijheidshatende, onderdrukkende, digitaliserende kartel.”
In zijn boek onderzoekt Jakob het ondergangsdenken dat tegenwoordig velen in hun greep heeft: “Waar ooit het geloof in vooruitgang overheerste, zien steeds meer jongeren nu een toekomst vol somberheid.[1]” Angst voor een kernoorlog, pandemieën, kunstmatige intelligentie, instorting van de economie, stroomuitval, financiële ineenstorting, een klimaatramp, het einde van de mensheid of een deel ervan en met dat deel ervan kom ik bij Van der Galien en zijn strijd voor ‘onze cultuur, waarden en volk. “Niet iedereen vreest het einde van de beschaving als geheel. Sommigen zijn alleen bezorgd over de ondergang van dat deel van de mensheid waartoe ze zichzelf rekenen: het uitsterven van de blanke man.[2]” Met die woorden begin Jakob zijn vijftiende hoofdstuk. Een hoofdstuk met als titel Laatste generatie voor de dood van het volk: het omslagpunt van de migratie. Jakob over die angst: “De enige mensen die hier wakker van kunnen liggen, zijn degenen die geloven dat blanken recht hebben op een natuurlijke suprematie – die ze mogen verdedigen.” Maar dat is, zoals Jakob terecht schrijft: “Maar dit is een feilloos extreemrechts argument dat al vele jaren in een of andere vorm naar voren wordt gebracht door eenzijdige kringen.[3]”
Een ‘volk’ dat moet strijden tegen een ‘zij’: ’het boerenhatende, vrijheidshatende, onderdrukkende, digitaliserende kartel.’ Nu vraag ik me af wie er tot die ‘wij’ van ‘het volk’ behoren en wie tot de ‘zij’. Ik voel me in ieder geval bij allebei niet thuis. Tot de ‘zij’ behoor ik niet en voel ik me al niet aangetrokken. Van der Galiens ‘volk’ walmt de overdrachtelijke spruitjeslucht van de drie B: benauwd, bekrompen en burgerlijk van het hele kleine soort.
[1] Christian Jakob, Endzeit. Die neue Angst vor dem Weltuntergang und der Kampf um unsere Zukunft, pagina 8 (eigen vertaling)
“Er is echter nog op een ander punt dat Van der Galien nodig een lesje geschiedenis nodig heeft en dat is de uitspraak dat Nederland tot voorkort een natiestaat was. Dat lesje geschiedenis komt in deel twee van dit lesje geschiedenis.” Met die woorden sloot ik deel 1 van de les geschiedenis af. Een les naar aanleiding van een artikel van Michael van de Galien bij De Dagelijkse Standaard. In het artikel geeft hij ‘geschiedenisles’ aan Jesse Klaver. Klaver deed bij Jinek de uitspraak dat ‘migranten dit Nederland hebben opgebouwd’. In deel twee zoals gezegd de uitspraak dat Nederland tot voor kort een natiestaat was.
Daarvoor eerst even naar Wikipedia.“ Een natiestaat of nationale staat is een staat met één dominante natie waarmee een soeverein territorium wordt geboden aan een bepaalde natie en haar culturele identiteit.” Om te weten wat hier staat moeten we eerst weten wat een natie is. Een natie is een: “groep van individuen van hetzelfde staatsburgerschap die in een begrensd gebied wonen.” Maar ook wat een culturele identiteit is. Een identiteit is het: “eigen karakter van een persoon of groep.” En cultuur: “het geheel van normen, waarden, tradities, regels, kunstuitingen enz. van een land, volk of groep.” En nu in mijn woorden. Een natiestaat is een staat waarvan de mensen tot eenzelfde culturele groep behoren.
Volgens Van der Galien was Nederland tot voorkort een natiestaat, een staat met mensen die tot eenzelfde culturele groep behoren. Mensen met dezelfde normen en waarden, tradities, regels en kunstuitingen. Nu zagen we in deel 1 al dat migratie een permanent kenmerk was van het gebied dat nu Nederland is. Migranten met andere taal, gebruiken en tradities. Als ik van der Galien goed begrijp zijn al die immigranten goed geïntegreerd met de al aanwezige Friezen, Hollanders en Zeeuwen. Of ze hebben samen een ‘nieuwe cultuur’ ontwikkeld. Een van twee, maar wat zien we bij het bestuderen van de geschiedenis.
‘Twee geloven op één kussen, daar slaapt de duivel tussen.’ Als er een uitspraak is die de verhoudingen in de Nederlandse samenleving het beste weergeeft, dan is het wel deze uitspraak. En nee, die heeft geen betrekking op het christendom en de islam. In zijn De Lage Landen 1780/1980. Twee eeuwen Nederland en België deel II 1914-1980 beschrijft historicus Kossmann de Nederlandse samenleving aan het begin van de twintigste eeuw als volgt: “Verzuiling betekent dat de staat het de grote, in hun levensbeschouwing onderscheidende groepen van de bevolking mogelijk maakt om hun dagelijkse leven geheel volgens eigen inzicht en behoefte te organiseren, in eigen scholen, jeugdbewegingen, universiteiten, huizen, sportclubs, vak- en wekgeversbonden, met instellingen voor sociale verzekering en voor de culturele verzorging van de volksmassa in theaters, weekbladen, zangverenigingen, leesportefeuilles enz., en in Nederland zelfs eigen radioverenigingen. … Dit was geen vredelievend pluralisme, dit was strijd. De gedachten en de levenswijze van een rooms-katholiek en een protestant, van een liberaal en een socialist werden voorgesteld als zo totaal verschillend, hun doeleinden werden gezien als vijandig aan elkaar, dat niet alleen samenwerking tussen hen onmogelijk was, maar dat zij ook werden geacht elkaar voortdurend aan te vallen in het niets ontziende gevecht om de laatste waarheid.[1]”
Nederland was een land van langs elkaar levende bevolkingsgroepen. Geen natiestaat maar een staat met erin verschillende naast elkaar heen levende naties. Was je katholiek dan kocht je je brood bij een katholieke bakker, voetbalde je bij een katholieke voetbalclub op de zondag. Als protestant ging je naar de protestantse bakker en voetbalde je bij een protestantse club maar dan op zaterdag. Zelfs de duiven vlogen gescheiden. Die ‘angst’ voor de ander zat er diep in en kende ook een ‘omvolkingstheorie’. De opdracht van de katholieke pastoor om ‘heen te gaan en je te vermenigvuldigen’ zorgde voor hoge katholieke geboortecijfers. Veel hoger dan de protestantse en dat leidde in protestantse kringen tot de vrees voor een katholieke meerderheid. Een meerderheid die er wel eens voor zou kunnen zorgen dat het gezag niet meer uit Den Haag maar uit Rome zou komen. Een van de laatste voorbeelden van de manier waarop de groepsdruk werd opgevoerd, betrof het Mandement van kardinaal De Jong uit 1954. Op straffe van het onthouden van de sacramenten werd het katholieken verboden om lid te zijn van de socialistische vakbond en socialistische vergaderingen bij te wonen, de socialistische pers te lezen of naar de VARA te luisteren.
De leden van Van der Galiens natiestaat zagen de Nederlandse staat in het geheel niet als één natie en behorend tot eenzelfde culturele groep.
[1] E.H. Kossmann, De Lage Landen 1780/1980. Twee eeuwen Nederland en België deel II 1914-1980, pagina 48-49
Bij De Dagelijkse Standaard een artikel van Michael van de Galien. In het artikel geeft hij ‘geschiedenisles’ aan Jesse Klaver. Klaver deed bij Jinek de uitspraak dat ‘migranten dit Nederland hebben opgebouwd’. Een uitspraak die, zo betoogt, Van der Galien: “a) belachelijk is en b) beledigend ten opzichte van al die Nederlanders die door de jaren heen keihard hebben gewerkt om iets van ons land te maken.” Een idiote uitspraak want: “ Nederland was tot voor heel kort geen immigrantenland, maar een natiestaat. De ‘migranten’ zijn pas sinds de jaren 60/70 op significante schaal naar ons land gekomen; toen het economisch herstel van de Tweede Wereldoorlog zo groot was dat we ‘extra’ werkkrachten dachten nodig te hebben.” Een wel heel beperkte kijk op de geschiedenis van wat nu Nederland is. Daarom een lesje geschiedenis in twee delen. Vandaag deel 1 over de bewering dat Nederland tot voorkort geen migratieland was.
De eerste bewoners van het gebied dat nu Nederland is, waren waarschijnlijk Neanderthalers maar er zouden ook zomaar al eerdere mensensoorten in deze omgeving hebben kunnen geleefd. Als we daar even van afzien en ons concentreren op de laatste 10.000 jaar dan weten we dat de jager-verzamelaars die hier rondliepen zo’n 8.000 jaar geleden begonnen aan de overstap naar de landbouw. Hierdoor nam de bevolking toe en ontstonden de eerste culturen, de Bandkeramische en de Rössencultuur. Naast deze agrarische culturen leefden er ook nog steeds jager-verzamelaars. Zo rond 5.000 jaar geleden werden deze voorouders verrast door migranten van de Jamnacultuur die vanuit de steppen van wat nu Oekraïne en Zuid-Rusland is, naar het westen trokken. Aan hen hebben we onze taal te danken, net zoals bijna alle andere Europese talen. Ze brachten ook het wiel en de wagen mee. Net zoals trouwens de lichte huidskleur en blonde haren. De tot dan toe hier levende mensen hadden een donkerdere huidskleur. Dus ja, ‘we’ hebben het een en ander te danken aan migranten.
Zo moet een Bandkeramische boerderij er naar archeologen denken, uitgezien hebben. Bron: WikimediaCommons
Genoeg oude geschiedenis. Op naar de Middeleeuwen. “Omstreeks het jaar 1000 krioelden ook hier ten lande allerlei min of meer feodale gebieden naast en door elkaar. Een duidelijk patroon ontbrak.[1]” Zo omschrijft de historicus Peter W. Klein de politieke situatie in het gebied dat nu Nederland heet. Het gebied lag aan de rand van het continent Europa en uit niets kon je opmaken dat het 600 jaar later zou zijn uitgegroeid tot het centrum van Europa. Sterker nog, geheel Europa lag in die tijd waar het altijd al had gelegen en dat was ‘aan de rand van de wereld’. Het centrum van de wereld dat was het gebied met aan de ene uiteinde wat we nu het Midden-Oosten of de Levant noemen en aan de andere kant het China langs de Yangtze. Het gebied, waar Peter Frankonpan zijn bekende werk naar heeft genoemd, van De zijderoutes. De Romeinen waren erin geslaagd om ‘aan te haken’ bij dat centrum en zo het gebied wat te vergroten. Omdat het zuidelijke deel van het huidige Nederland vanaf het begin van onze huidige jaartelling bij dat Rijk behoorde, was het verbonden met het centrum van de wereld.
Na de val van Rome en het afzetten dan Romulus Augustulus de laatste West-Romeinse keizer op 4 september 476 kwam daaraan echter weer een einde. De ‘Nederlandse’ verbinding met ‘de wereld’ was al eerder verbroken omdat de val van het Romeinse Rijk een geleidelijk proces was. Het verval van het ooit machtige Romeinse Rijk zette al veel eerder in en de wereld van na die val kondigde zich al meer dan twee eeuwen eerder aan. Germaanse en andere stammen begonnen te knibbelen aan de Romeinse macht. Een maaltijd begint met de eerste hap, niet met de laatste. Als we die metafoor op de scheiding tussen Oudheid en Middeleeuwen toepassen, dan kun je met recht en rede betogen dat de Middeleeuwen begonnen met de eerste Germaanse hap in het Romeinse Rijk. Een derde-eeuwse Romein zou bij die eerste hap aan de grenzen van het Rijk niet meteen spreken van een ‘nieuw tijdperk’. Er werd wel vaker ‘geknabbeld’ maar dat werd later wel weer hersteld.
Voor de Germaan Odoakar stelde het afzetten van die laatste keizer niet zoveel meer voor. De macht van de keizer reikte niet veel verder dan de poorten van zijn paleis. Tenminste sinds de Visigotische leider Alarik I in 410 Rome plunderde, stelde het westelijk deel van het Romeinse Rijk al niet meer zoveel voor. Niemand kon zich zo rond het begin van onze jaartelling een wereld zonder Romeinse Rijk voorstellen. Net zo onvoorstelbaar was het in het jaar 1000 dat die uithoek van Europa tot het ‘centrum van de wereld’ zou uitgroeien.
In dat jaar 1000 bestond Holland, de later machtigste van de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën nog niet. Het gebied was Fries. “Reeds vanaf de vroege middeleeuwen was de Maas-, Rijn-, en Schelde regio de operatiebasis van de Friezen voor hun verre handel tussen West-Europa en Scandinavië.[2]” Onder de rivieren was het vooral Frankisch. Toch gebeurde er in 1018 iets bijzonders. Een van de graven in West-Friesland, Dirk III, behaalde in 1018, zo beschrijft Klein, de eerste militaire ‘Hollandse’ overwinning. Een ‘Hollandse’ overwinning avant la lettre want, zo beschrijft Klein het: “Deze Dirk was en bleef zijn leven lang namelijk niets anders dan een graaf ín (West-)Friesland. Zelfs tot graaf ván (West-)Friesland heeft hij het niet kunnen brengen.[3]” Dirks oorspronkelijke ‘rijk’ bestond uit: “twee losse West-Friese gebieden (…) Kennemerland en Rijnland.” En Dirks prestatie bestond eruit dat hij daar “bij stukjes en beetjes Neder-Maasland,” aan toevoegde. Tegenwoordig een zeer rijk gebied, in die tijd: “niet veel anders dan de moerassige zilte gronden aan de mond van de samenvloeiing van Maas en Merwede.[4]” Uiteindelijk mocht een van zijn nazaten, Floris II, zich in 1101 echt graaf van Holland noemen. Dat had hij te danken aan de bisschop van Utrecht die bereid bleek om hem als leenman te aanvaarden. Daarmee zijn we honderd jaar verder in de tijd. Ook toen wees er niets op het succes van dat ‘Holland’. De eerste graaf van Holland, graaf van drassig land langs de monding van de Rijn en de Maas, ‘onderknuppel’ van de bisschop van Utrecht. Iets meer dan niets en daarmee is alles gezegd.
De Graaf van Holland was niet de enige ‘onderknuppel’. Er waren er veel meer zoals de graaf (later hertog) van Gelre, de hertog van Brabant, de graaf van Zeeland die allemaal hun eigen rijkje stichtten en knibbelden aan de macht van de Friezen en aan elkaars macht. Allemaal gebieden die niets met elkaar hadden. “The northern provinces felt no tie with each other and no sence of difference from the south. Each of the seventeen provinces was a small state or country in itself,[5]” zo beschrijven Palmer en Colton in hun A history of the Modern World de relatie tussen de verschillende provinciën in het midden van de zestiende eeuw en dat was in de eeuwen daarvoor niet anders. Sterker nog, zelfs binnen een zo’n rijkje hadden mensen vaak al niet veel met elkaar behalve dan dat ze eenzelfde ‘onderknuppel’ boven hen hadden.
Nu ontwaakte Europa zo rond de tijd van Dirks avonturen uit de slaap die het met de val van West-Romeinse Rijk begon. Europa, en dan vooral Italiaanse steden zoals Genua en Venetië begonnen weer te handelen met de Levant, ze herstelden de verbroken verbinding met de Zijderoute. “By the end of the tenth century, Venice was shipping grain, wine, and Lumber to Constantinople and receiving in return fine silken cloth that they sold to her north Italian Neighbors. Allso by that time merchants from Amalfi had established extensive trading contacts with Cairo. The inland towns of northern Italy began to have some industry of their own, natably weaving of woolen cloth, but markets fort his cloth were very limited at first.[6]” Dirks’ gebied was nog niets maar iets ten Zuiden van zijn moerassige zilte gronden werd het al iets. Die opleving in Italië had zijn uitwerking op ‘staatjes’ die enkele eeuwen later de 17 provinciën werden genoemd. Voor de Friezen betekende ze een ‘nagel aan hun doodskist’ als dominante macht omdat: “De Friese handel (…) niet bij machte (was) op deze opleving in het zuiden in te haken.”
Anderen wel: “De kooplieden van de Maas- en Scheldevallei daarentegen, die als stedelingen een meer moderne handelstechniek hadden ontwikkeld en die vanouds contacten met de het continentale achterland onderhielden, grepen de geboden kansen. Ze brachten een systematische verbinding tussen Noord-West Europa en het Middellandse-Zeegebied tot stand.” Die handel liep niet over zee en dan via de rivieren het land in met Rotterdam[7] als schakelpunt, zoals in onze tijd. “Het werd een overlandse handel op het zuiden, die steunde op het uitwisselen van luxe producten uit Italië, Noord-Afrika, de Levant en het Verre Oosten enerzijds en van industriële fabrikaten uit eigen streek anderzijds[8].” De Zuidelijke Nederlanden vervulden in toenemende mate een stapelmarktfunctie voor Noord-West Europa.
Stadslucht mocht dan wel vrij maken naar een Middeleeuwse gebruik, de lucht in de stad was in ieder geval niet vrij van ziektekiemen. De steden in de Lage Landen, groeiden maar dat was geen natuurlijke groei: “Zij kwam tot stand ondanks een negatieve natuurlijke groei, dat wil zeggen ondanks het feit dat er veel meer mensen in steden stierven dan dat er geboren werden . … Met andere woorden, de groei van de steden was alleen maar mogelijk door massale immigratie,[9]” aldus Leo en Jan Lucassen in hun boek Vijf eeuwen van migratie. Wie waren die migranten? Het waren: “Duitsers als belangrijkste groep, maar in textielsteden zoals Leiden en Haarlem waren het, zeker aanvankelijk, vooral Zuid-Nederlanders uit het huidige België en Frans-Vlaanderen. Daar buiten waren Engeland, Schotland en Noorwegen de belangrijkste herkomstgebieden. … Daar waar het economisch leven in het teken stond van handel en scheepvaart, zoals in Amsterdam, maar ook Veere en Hoorn, kwamen de migranten overwegend uit verre streken.[10]” Naast deze ‘vaste’ migranten was er de vlottende migranten, de trekarbeiders voor de landbouw, het huishouden, de scheepvaart en het leger. Op een schip was het eerder regel dan uitzondering dat de bemanning voor meer dan 50 procent uit buitenlanders bestond.
Door de eeuwen heen zijn er steeds mensen naar en van hier gemigreerd. In de ene tijdsperiode wat meer zoals met de komst van de Jamna of in de zeventiende eeuw. In een andere tijdsperiode wat minder. Migratie is echter een constant gegeven. Dus in tegenstelling tot wat Van der Galien beweert, is migratie niet iets van de periode: “sinds de jaren 60/70” . Het antwoord op de vraag of migranten Nederland hebben opgebouwd ligt daarmee genuanceerder dan Klaver, maar ook dan dat Van der Galien denkt. Successievelijke groepen migranten hebben wat nu Nederland is mee opgebouwd.
Er is echter nog op een ander punt dat Van der Galien nodig een lesje geschiedenis nodig heeft en dat is de uitspraak dat Nederland tot voorkort een natiestaat was. Dat lesje geschiedenis komt in deel twee van dit lesje geschiedenis.
[1] Peter W. Klein, 1000 jaar vaderlandse geschiedenis, pagina 33
[2] Schöffer, I c.s, De Lage Landen van 1500 tot 1780, pagina 15
Nog niet eens zolang geleden schreef ik over het idee van Rabobankeconoom Barbara Baarsma om te gaan werken met een persoonlijk CO2 quotum of budget. Een voorstel dat door menigeen de grond in werd geboord omdat het de rijken zou de belonen en de vrijheid van mensen zou aantasten. Nu schijnt er gedacht te worden over een basishoeveelheid water voor iedereen tegen een basisprijs. Gebruik je meer dan kost een liter van dat meerdere wel het dubbele van een liter uit de basis. Dat is tegen het zere been van Michael van der Galien die ertegen tekeergaat in een schrijven bij De Dagelijkse Standaard: “De gewone burger drinkt dan dus het minimale en doucht zo kort als maar mogelijk is, terwijl de rijken (inclusief politici) lekker zwembaden onderhouden en de tuin dagelijks besproeien in de zomer.”
Van der Galien ziet dat niet zitten. “De achterlijke gladiolen kijken daarbij naar België. Consumenten betalen daar een basisprijs voor “de hoeveelheid die een gemiddeld huishouden per persoon nodig heeft.” Dat wordt dus even voor je bepaald, hoeveel jij nodig hebt. Daar betaal je een “basisprijs” voor. Maar als je meer gebruikt dan wat Vadertje Staat nodig vindt dan moet je een comfortprijs betalen. Die is het dúbbele van de basisprijs.” En dat is: “de zoveelste maatregel die eerst levensbehoeften bewust duurder maakt voor de burger – die het financieel toch al lastig heeft – én die ervoor zorgt dat er een extreme tweedeling komt in het land tussen haves en have-nots. Een tweedeling waarin de haves lekker kunnen blijven leven, terwijl de have-nots (99% van de bevolking) net kunnen rondkomen en dus totaal geen comfort meer kennen.” Mooi dat Van der Galien zich druk maak over de minderbedeelden. Maar is dat werkelijk zo?
Laten we het eens even doordenken. Recentelijk kreeg ik de jaarafrekening van mijn waterleverancier. Uit die afrekening blijkt dat een m3 water (1.000 liter) nu € 0,8024 kost, exclusief alle belastingen. Een alleenstaande Nederlander gebruikt ongeveer 50m3 per jaar en bij het groter worden van het huishouden wordt dat per persoon minder. Dat is meer dan de gemiddelde Belg verbruikt. In België zie je eenzelfde patroon maar de alleenstaande Belg verbruikt gemiddeld zo’n 39m3. Bij een prijs van € 0,80 is dat voor de gemiddelde Nederlander € 40 per jaar. Laten we die 50m3 als uitgangspunt nemen. Laten we de helft hiervan als ‘basis’ bestempelen en de andere helft als ‘luxe’. Dat betekent een basishoeveelheid van 25m3.
Dan hebben we een tweede vaste gegeven nodig, de basisprijs want de comfortprijs is het dubbele van de basisprijs. Laten we er hierbij van uitgaan dat de waterbedrijven niet meer hoeven te verdienen. Die gemiddeld 50m3 leveren bij een prijs van 80 eurocent met 17,5 miljoen Nederlanders, jaarlijks een omzet van € 700 miljoen. Dit bedrag blijft na het nemen van die maatregel gelijk. Bij de helft van de hoeveelheid water als basis, en de helft als luxe, kost 1m3 basis van € 0,53 en die basishoeveelheid van 25m3 kost dan € 13,33 en de ‘luxe 1m3 € 1,07. De tweede 25m3 tot het huidige gemiddelde gebruik kosten je dan in totaal € 26,67. Samen weer € 40,00 die er nu ook worden betaald en dan blijft de totale jaaromzet € 700 miljoen.
Voor de gemiddelde gebruiker verandert er niets. Gebruik je minder dan gemiddeld dan spaar je per 1.000 liter € 1,07 tot dat je minder dan 25m3 gebruikt. Gebruik je nu 40m3 dan betaal je nu € 32. In de nieuwe situatie € 29,38 (€ 13,33 voor de eerste 25m3 + 16,05 voor de andere 15m3). Je bent dus goedkoper uit. Gebruik je meer dan die gemiddelde 50m3, dan ga je erop achteruit. 10m3 bovenop het gemiddelde kosten je dan € 10,70 tegen nu € 8,00. Die ‘tuin-sproeide’ en ‘zwembad-onderhoudende’ rijken gaan meer voor hun luxe betalen terwijl de gewone burger zonder dat zwembad goedkoper kan drinken en douchen. Is dit werkelijk een belabberd idee dat het leven voor de ‘gewone burger’ duurder maakt en de ‘elite’ spekt?
Bij De Dagelijkse Standaard maakt Michael van der Galien zich druk omdat bemiddelaar, of gespreksleider in de stikstofcrisis, Johan Remkes gaat spreken met natuurorganisaties in het algemeen en met Natuurmonumenten in het bijzonder. “Je zou denken dat het die organisaties geen reet aangaat aangezien Nederland iets van een democratie pretendeert te zijn, maar nee. Blijkbaar leven we in een natuurdictatuur en moeten natuurorganisaties eerst hun oké geven alvorens de regering kan toegeven aan de wensen van burgers.” Ik word argwanend als iemand namens het volk of ‘de burgers’ spreekt, dit terzijde. Een bijzondere redenering.
Bijzonder om meerdere redenen. Als eerste omdat boeren grond bezitten, gebruiken en exploiteren en ook Natuurmonumenten bezit, gebruikt en exploiteert grond en wel zo’n 110.000 hectare. Veel meer dan de grootste boer. Het gebruik en de exploitatie van die grond is anders dan de gemiddelde boer en zeker dan de gemiddelde boer die lid is van Farmers Defence Force. De manier waarop veel boeren hun grond gebruiken en exploiteren, hindert Natuurmonumenten bij hun gebruik en exploitatie. Dat maakt dat het die organisatie wel ‘een reet aangaat’ en die ‘reet’ is vergelijkbaar met de ‘reet’ van de boeren en hun organisaties. Als die voor de eigen belangen op mogen komen, dan mag Natuurmonumenten ook voor de eigen belangen opkomen.
Die andere manier van gebruiken en exploiteren maakt dat Natuurmonumenten het gesprek ingaat met een heel andere insteek dan de boerenorganisaties. Natuurmonumenten formuleert haar insteek als volgt: “De hoeveelheid stikstof die op natuurgebieden neerkomt moet echt snel aanzienlijk omlaag. Decennialang heeft falend overheidsbeleid de problematiek voort laten bestaan. Dat betekent dat de natuur in al die tijd zwaar overbelast is geraakt met stikstof. Daar moet nu echt een eind aan komen. De rek is eruit.” Volgens Van der Galien leven we daarmee in een ‘natuurdictatuur’ en daar past volgens hem maar één reactie op: “flikker op met je angstzaaierij. Oh, en er past ook nog een tweede reactie op: wie denken jullie eigenlijk dat jullie zijn? Deze geschifte organisaties denken werkelijk dat ze zo moreel verheven zijn, dat ze zulk goddelijk werk doen, dat ze gewoon kunnen besluiten dat boeren maar even onteigend moeten worden.”
De boerenorganisaties zitten, net als Van der Galien, op de lijn dat er geen stikstofprobleem is en dat zij niet in hun bedrijfsdoelstellingen belemmerd mogen worden. Van der Galien zit ook op die lijn en adviseerde Farmer Defence Force in een ander schrijven op dezelfde site de om door te gaan met harde acties: “nu een stap terugdoen is het domste wat je kunt doen. Iedereen die ook maar een beetje verstand heeft van actievoeren weet dat je op zo’n moment niet op de handrem gaat staan, maar er een schepje boven op moet doen.” Belachelijk aldus Van der Galien want: “het betekent nog steeds dat a) het kabinet net doet alsof stikstof een probleem is en b) dat het kabinet het recht heeft boeren te vertellen dat ze hun stikstof terug moeten brengen.” Daar waar Van der Galien een ‘natuurdictatuur’ niet ziet zitten, lijkt hij een fervent aanhanger van een ‘boerendictatuur’ al zal hij dat zelf anders zien. Hij en in zijn verlengde ‘de boeren’ zijn immers ‘de burgers’ en dus het volk aan wiens wensen de regering tegemoet moet komen.
Gelukkig leven we in geen van beide dictaturen. Noch de natuurorganisaties noch de boeren hoeven eerst hun oké te geven voordat de regering en het parlement maatregelen kunnen afkondigen. Parlement en regering hebben die bevoegdheid wel.
Bij De Dagelijkse Standaard bericht Michael van der Galien over een botsing tussen FvD-leider Baudet en Nilüfer Gundogan van Volt. “Met name Sorospoppetje Nilüfer Gundogan (Volt) had zichzelf niet in de hand. Ze liep woedend naar de interruptiemicrofoon en ging vervolgens los.” Dit terwijl Baudet, zo schrijft Van der Galien: “alleen de feiten (deelt)”. En: “Uit de feiten blijkt dat er in twee coronaseizoenen net zoveel mensen zijn omgekomen als in twee recente griepseizoenen. Dat Gundogan daar een probleem mee heeft doet daar niets aan af. Cijfers zijn cijfers… zijn cijfers. Punt.” Dat zijn de ‘keiharde statistieken’ op het ontkennen waarvan Baudet minister De Jonge aansprak, zo schrijft Van der Galien. Hoe ‘hard’ is die statistiek?
Tot nu toe zijn er 19.414 (stand 1 december 2021) mensen gestorven aan Covid-19, zo blijkt uit het coronadashboard. Volgens de data van het Centraal Bureau voor Statistiek overlijden er in een gemiddeld griepseizoen zo’n ruim 6.400 mensen direct of indirect aan influenza. Soms zijn het er minder en soms meer. Als we met dat gemiddelde rekenen dan sterven er ongeveer 50% meer mensen aan Covid-19 dan er in een gemiddeld jaar aan influenza sterven. Voor de afgelopen twee winters klopt het niet omdat de sterfte door influenza toen veel lager was dan gemiddeld. In de winters 2016-2018 klopt het wel ongeveer. In die twee winters stierven zo’n 17.000 mensen aan infuenza en dat ligt iets lager dan de sterfte aan Covid-19 tot nu toe. En tot nu toe is een periode van een jaar en tien maanden. De feiten laten daarmee iets anders zien dan de ‘keiharde statistiek’, die Baudet aandraagt en die Van der Galien na toetert.
Er zit echter een verhaal achter die ‘cijfers, cijfers … cijfers‘ De boodschap die Baudet en in navolging Van der Galien willen uitdragen, is het verhaal dat Covid-19 niets meer is dan een eenvoudige griep en dat daarmee alle maatregelen die worden genomen om de verspreiding van Covid-19 te voorkomen, overbodig zijn. Nu zijn er wel maatregelen genomen: van afstand houden, handen wassen en thuiswerken tot een al dan niet ‘intelligente’ lockdown en veel er tussenin en uiteindelijk vaccinatie. Maatregelen die het aantal besmettingen en daarmee ook het aantal sterftegevallen omlaag brengen. Wat zou er zijn gebeurd als er geen maatregelen waren genomen en we Covid-19 hadden behandeld als zo’n gewone griep?
Dat zullen we nooit precies weten. Maar dat wil niet zeggen dat we er ons niet een beeld van kunnen proberen te vormen. Laten we, om ons daar een beeld van te vormen, eens vergelijken met een land waarvan de president vond dat er geen extra maatregelen nodig waren: Brazilië. In dat land stierven tot nu toe ruim 614.754[1] mensen aan Covid-19. In 2018 stierven in dat land 92.498 mensen aan influenza en longontsteking. Het griepvirus was in dat jaar als we naar Nederlandse cijfers kijken, mild. In Nederland stierven er 4.706 tegen de gemiddelde 6.400. Als we uitgaan van een even mild seizoen in Brazilië dan ligt de gemiddelde sterfte per jaar aan influenza in Brazilië op ruim 125.000 mensen (6.400 gedeeld door 4.706 vermenigvuldigd met 92.498). Dus terwijl er in Brazilië in twee jaar zo’n 250.000 mensen sterven aan influenza, stierven er in een periode van nog geen twee jaar meer dan 600.000 aan Covid-19, dat is tweeëneenhalf keer meer. Stel dat Nederland de door Baudet en Van der Galien voorgestane Braziliaanse aanpak had gekozen? Dan zouden er tot nu toe al zo’n 32.000 mensen aan Covid-19 zijn gestorven.
Die ‘keiharde statistiek’ waaruit moet blijken dat Covid-19 een gewone griep is, wijst een heel andere kant op. Aan Covid-19 sterven meer dan twee keer zoveel mensen dan er aan influenza sterven. Of er: “geen bodem van ethiek bij de FVD,” is, zoals Gundogan gezegd heeft, daarover doe ik geen uitspraak want dat weet ik niet. De kennisbodem van statistiek lijkt binnen de partij heel laag te liggen.
In het leven is maar één ding zeker en dat is dat het eindigt met de dood. Tenzij …. Tenzij de dood een overgang is naar een nieuwe staat van zijn, de opname in de hemel, de poort naar een nieuw leven via reïncarnatie. Wat mij betreft komt die nieuwe staat van ‘zijn’ het dichtstbij mijn beeld. Namelijk als meststof voor nieuw leven. In de kist onder de grond langzaam vergaand en opgegeten worden door allerlei insecten. Of na crematie onbrandbare mineralen die, als ze worden uitgestrooid en niet in een pot worden bewaard, weer aan de bodem worden toegevoegd. Op allebei de manieren wordt ‘The Circle of Life’, om de titel van die Disneyklassieker te gebruiken, in stand gehouden. Waarom begin ik hierover?
De aanleiding hiervoor is te vinden in een bericht van Michael van der Galien bij De Dagelijkse Standaard. Volgens Van der Galien is er: “iets heel aparts aan de hand in Nederland. In oktober is de oversterfte serieus hoog geweest. Er werd melding gemaakt van 1.250 meer overlijdens dan verwacht. Voor iemand roept dat dit natuurlijk door corona moet komen: het RIVM meldde in diezelfde maand maar 233 corona-sterfgevallen. Hmm.” Want, zo redeneert Van der Galien: “ het RIVM zegt dat 1 mens overleden is aan corona (dan) maakt het CBS daar zeg maar 2 van. Maar als we de 233 coronadoden verdubbelen komen we alsnog maar uit op 466 sterftegevallen door Covid-19. Dan zijn er nog steeds 800 extra overlijdens in oktober die niet verklaard kunnen worden.” Nou ja niet, Van der Galien: “Thierry Baudet heeft wel een suggestie of twee,” en verwijst naar een twitterbericht waarin Baudet de volgende verklaring geeft: “Oversterfte schiet omhoog. Niet door corona, maar hoogstwaarschijnlijk door de vaccins. De staatsgezinde media wringen zich in alle bochten om het tóch op corona te gooien, terwijl daar nul basis voor is. En geen woord over de enge gentherapie!”
Nu zijn Baudet en statistieken geen goede combinatie. Zo dook wetenschapsjournalist Maarten Keulenmans in de cijfers achter een tabel waarmee Baudet in de Kamer stond te zwaaien. Uit die grafiek moest blijken dat je je beter niet kon laten vaccineren want in het Verenigd Koninkrijk betrof 75% van alle ziekhuisopnamen vanwege corona van alle sterfgevallen was 85% gevaccineerd. Niet vaccineren dus! Cijfers die kloppen volgens Keulemans. Alleen is dat maar het halve verhaal. Van de niet gevaccineerde mensen belande in de betreffende periode zo’n 37 van de 100.000 niet gevaccineerde mensen in het ziekenhuis en stierven er zo’n 23 van de 100.000 tegenover respectievelijk 14 en 8 van de mensen die zich wel hebben laten vaccineren.
Maar terug naar de oversterfte in oktober. Het Centraal Bureau voor Statistiek houdt nauwkeurig bij hoeveel mensen er sterven en inderdaad stierven er dit jaar, net als vorig jaar veel meer mensen dan in eerdere jaren. 2021 is nog niet voorbij, maar in 2020 waren er bijna 17.000 meer sterfgevallen te betreuren dan in 2019. An als je de cijfers vanaf 1995 bekijkt dan zien we dat er zo vanaf 2015 iets bijzonders aan de hand is. In dat jaar waren er zo’n 7.000 sterfgevallen meer te betreuren dan gemiddeld in de jaren ervoor. Die stijging is niet te danken aan mensen tot 65 jaar. De sterfte onder deze groep toont een langjarig dalende lijn met alleen in 2020 ene kleine stijging van zo’n 700 sterfgevallen. Dit zou het coronaeffect kunnen zijn. De sterfte onder 65 tot 80 jarigen daalde van 1995 van ongeveer 48.000 tot bijna 40.000 in 2009 om daarna weer te stijgen tot bijna 46.000 in 2019 en ruim 51.000 in 2020. Ook dit zou het gevolg kunnen zijn van corona. De sterfte van mensen van 80 jaar en ouder stijgt al jaren van bijna 62.000 in 1995 tot ongeveer 85.000 in 2019 en in 2020 ruim 95.000. Ook die forse stijging zou voor een deel door corona verklaard kunnen worden.
Er is echter nog een veel logische reden voor de ‘oversterfte’. We zagen dat de sterfte onder de groep van 65 tot 80 in 2009 omsloeg in een stijging en de sterfte onder 80 plussers stijgt als sinds 1995. Die omslag bij de 65 tot 80 jarigen is interessant. Die valt namelijk zo goed als samen met het 65 jaar worden van de mensen die na 1940 werden geboren. Nu kennen we allemaal het begrip babyboomer. Mensen geboren direct na de Tweede Wereldoorlog. En hoewel babyboomers geboren zijn tussen 1946 en 1955 hield die geboortegolf nog aan tot begin jaren zeventig. Minder bekend is dat die golf al zo rond 1940 begon. Ja, jullie lezen het goed, in de oorlogsjaren werden er meer kinderen geboren dan in de voorafgaande periode. Zo werden er in 1944 220.000 kinderen geboren tegenover 181.000 in 1939. En laat nu net die mensen zo in 2009 toetreden tot die groep 65 plussers en daarmee werd die groep flink uitgebreid. Dat verklaart de stijgende sterfte onder die groep. Zou die ‘oversterfte’ niet veeleer het ‘nieuwe normaal’ zijn in plaats van een afwijking van het normaal? Dit omdat, zoals ik begon, er in het leven één zekerheid is en dat is dat het eindigt met de dood. En hoe ouder je wordt, hoe groter de kans dat Magere Hein met zijn zeis je komt halen. En hoe meer ouderen, hoe meer werk hij heeft.