Erfelijk vluchtelingschap

“Historici zeggen graag dat wie zijn geschiedenis niet kent, gedoemd is deze te herhalen. In het Midden-Oosten is het eerder omgekeerd: daar zouden alle partijen gebaat zijn bij totaal historisch geheugenverlies.” Met die woorden eindigt een artikel van Arnout Jaspers bij Wynia’s Week. Jaspers windt zich erover op dat er grote woorden worden gebruikt zoals ‘genocide op de Palestijnen’ terwijl de Palestijnse bevolking tijdens al die conflicten alleen maar is gegroeid. Hij verbaast zich vooral over  het ‘erfelijk vluchtelingschap’ want dat  suggereert het recht op terugkeer en dat is: “na al die jaren (…) een dolzinnige eis, louter bedoeld om elke geweldloze oplossing onmogelijk te maken.” Dat ‘erfelijk vluchtelingschap’ is echter niet zo vreemd als Jaspers het doet voorkomen.

Eerst even Jaspers betoog. Palestijnen hebben “een in de wereld uniek privilege (…): erfelijk vluchtelingschap. Alle nakomelingen van degenen die in 1948 gevlucht zijn (de zogeheten Nakba), kunnen zich ook laten registreren als vluchteling. Je kunt zelfs door adoptie vluchteling worden. Dat erfelijk vluchtelingschap houdt nooit op: het zet zich van kinderen op kleinkinderen op achterkleinkinderen voort.”  Dat ‘erfelijk vluchtelingschap: “heeft een uiterst kwalijke consequentie: het pseudo-legitimeert ‘het recht op terugkeer’. Palestijnse jongeren van zestien, zeventien jaar eisen, desnoods met geweld, het land op waarvan hun grootouders of overgrootouders vijfenzeventig jaar geleden gevlucht zijn.”  Inderdaad hebben de Palestijnse vluchtelingen een unieke status gebaseerd op VN resolutie 302 van december 1949. Andere vluchtelingen, zoals de recente Oekraïense kunnen zich niet beroepen op zo’n unieke status. Van waar die ongelijkheid?

Die unieke status is een gevolg van de bijzondere verantwoordelijkheid van de Verenigde Naties voor die Palestijnse vluchtelingen. Voor die verantwoordelijkheid moeten we terug naar het einde van de negentiende eeuw. ‘Maar toen bestond de VN toch nog niet?’  Inderdaad die bestond toen nog niet en zelfs haar voorloper de Volkerenbond liet nog een decennium of drie op zich wachten. Toch moeten we, om die bijzondere situatie goed te begrijpen, terug naar het einde van de negentiende eeuw. Naar het boek Der Judenstaat van Theodor Herzl dat in 1896 wordt gepubliceerd en de zionistische beweging die hij vervolgens opricht. Herzl zag ‘een eigen staat’ als enige oplossing voor de eind negentiende eeuw weer oplaaiende haat tegen joden. En waar moest die staat komen? Herzl noemde er twee: Argentinië en Palestina. Zijn betoog vond bij menig prominent Europese politicus een luisterend en gewillig oor. Een ‘oor’ dat enkele andere mogelijke locaties voor die Joodse staat voorstelden zoals Suriname. De voorkeur van het Zionistische Congres ging om religieuze redenen, uiteindelijk uit naar Palestina. Dit op aandringen van Oost- Europese joden die in die tijd het meeste te lijden hadden onder jodenhaat.

Nu maakte Palestina al sinds het sultanaat van Selim I in het begin van de zestiende eeuw deel uit van het Ottomaanse Rijk. Een groot rijk waarin vele volkeren woonden dat op godsdienstig gebied redelijk tolerant was maar waar de islam de dominante godsdienst was. De sultan was naast sultan ook kalief, de leider van de islam. Die tolerantie blijkt uit het feit dat onderdrukte joden uit verschillende delen van Europa een veilig toevluchtsoord in het rijk vonden. Voor wie meer wil weten over het Ottomaanse Rijk kan ik het boek De Ottomanen. Khans, Keizers en Kaliefen van Marc David Baer aanbevelen. Er werd dus gesproken over een gebied waarover men niets te zeggen had en aan de inwoners waarvan men niets had gevraagd. Die inwoners waren overwegend islamiet met minderheden van verschillend christelijk pluimage en joden. Groepen die al eeuwen redelijk vreedzaam met elkaar samenleefden. Dat wil niet zeggen dat er niet af en toe conflicten waren en er bloed vloeide. Conflicten waarvan ook de joodse minderheid slachtoffer was.

Dit eens machtige rijk was, eind negentiende eeuw echter al zo’n 150 jaar in verval. De Ottomanen kozen in de Eerste Wereldoorlog de kant van de As-mogendheden (Duitsland, het Oostenrijks Hongaarse Rijk en hun bondgenoten. Frankrijk, Engeland en Rusland, de drie geallieerde mogendheden, waren al veel langer om verschillende redenen geïnteresseerd in stukken van het Ottomaanse Rijk. Redenen die met elkaar botsten maar die in deze oorlog even samenkwamen onder de vlag van ‘de vijand van mijn vijand’. Een vlag die gedurende de geschiedenis voor veel ellende heeft gezorgd. De drie mogendheden brachten de oorlog met meer en minder succes naar het Ottomaanse grondgebied. De door The Pogues in hun lied And the Band played  Waltzing Mathilda bezongen slag bij Gallipoli was die minder succesvolle. Een slag waar de latere Turkse leider Mustafa Kemal aan Ottomaanse kant een belangrijke heldenrol vervulde. Een van de manieren om de oorlog in hun voordeel te beslissen, was het beloven van zaken aan groepen. Zo boden de Britten de Arabieren zelfbeschikking als ze in opstand kwamen tegen de Ottomanen. Om zich te verzekeren van de steun van de joden, schreef minister  Arthur Balfour op 2 november 1917 een brief: “ Zijne Majesteits Regering staat positief tegenover de vestiging in Palestina van een nationaal tehuis voor het Joodse volk, en zal zich tot het uiterste inspannen om de verwezenlijking van dit doel te vergemakkelijken, met dien verstande dat niets zal worden gedaan dat afbreuk kan doen aan de burgerlijke en godsdienstige rechten van de bestaande niet-joodse gemeenschappen in Palestina, of aan de rechten en de politieke status die de Joden in enig ander land genieten. De brief was gericht aan een van de zionistische leiders Walter Rottschild. Op het moment van schrijven was Palestina nog steeds Ottomaans.

Dat veranderde in 1918 toen de Egyptische expeditie macht van het Britse Rijk samen met Arabische opstandelingen de Ottomanen verdreven. De Arabieren die de beloofde zelfbeschikking verwachtten, kwamen in Palestina bedrogen uit. Die zelfbeschikking zou er wellicht in de toekomst komen maar vooraleerst maakten de Britten er de dienst uit. Die ‘dienst’ werd in 1922 geformaliseerd met het verdrag van Sèvres, het vredesverdrag tussen het Ottomaanse Rijk en de geallieerden. Met dat verdrag tekenden de Ottomanen uiteindelijk hun doodvonnis en ontstond Turkije onder leiding van Mustafa Kemal. Het verdrag verdeelde het Arabische deel van het Ottomaanse Rijk onder tussen de Britten en de Fransen. Dit zoals beide mogendheden met het Sykes-Picot verdrag overeen waren gekomen. De laatsten kregen de gebieden die we nu Libanon en Syrië noemen in Mandaat. De eersten Palestina en Irak. Het gebied Palestina werd hierbij gesplitst in Palestina (het, huidige Israël inclusief de Gazastrook, de Westelijke Jordaanoever) en Trans-Jordanië (grofweg het huidige Jordanië). De Volkerenbond bekrachtigde dit met mandaatverdragen. Het Britse mandaatverdrag voor Palestina bevatte in de preambule de volgende passage: “Overwegende dat de belangrijkste geallieerde mogendheden eveneens zijn overeengekomen dat het Mandaat verantwoordelijk is voor de tenuitvoerlegging van de verklaring die oorspronkelijk op 2 november 1917 door de regering van Zijne Britse Majesteit is afgelegd en door voornoemde mogendheden is aangenomen ten gunste van de vestiging in Palestina van een nationaal tehuis voor het Joodse volk, met dien verstande dat niets mag worden ondernomen dat afbreuk zou kunnen doen aan de burgerlijke en godsdienstige rechten van bestaande niet-joodse  gemeenschappen in Palestina of aan de rechten en de politieke status die de Joden in enig ander land genieten.”  Die opdracht werd vastgelegd in het tweede artikel dat de Britten de opdracht gaf om: “het land onder zodanige politieke, bestuurlijke en economische omstandigheden te brengen dat de vestiging van het joodse nationale tehuis, zoals vastgelegd in de preambule, en de ontwikkeling van zelfbesturende instellingen verzekerd zijn, en tevens de burgerlijke en religieuze rechten van alle inwoners van Palestina, ongeacht ras of godsdienst, te waarborgen.[1]

In het mandaatgebied Palestina vestigden zicht na de Eerste Wereldoorlog steeds meer joden. Dit aangemoedigd door de tekst in het mandaatverdrag. Die kwamen daarna in steeds grotere getalen en dat leidde tot steeds meer frictie met de er wonende bevolking. Niet vreemd want die frictie zien we ook in Europa met de komst van migranten. Zeker als die migranten jouw land zien als het hunne en dus jou als een lastige bijkomstigheid. En dat was de manier waarop de nieuwkomers, zionisten, naar de wereld keken. Dit leidde al snel, in 1920, tot  botsingen en de eerste doden en gewonden. Die botsingen leidden tot de oprichting van zionistische paramilitaire organisaties zoals de Hagana en Arabische protest- en verzetsbewegingen. De Hagana werd in eerste instantie opgericht om de joden te beschermen tegen Arabisch geweld want daarvan was sprake. De Hagana werd na 1948 de ruggengraat van het Israëlische leger. De frustratie en druk over de steeds toenemende migratie van joden naar Palestina en de gevoelde voorkeurshandeling van joden door het Britse bestuur, leidde tot steeds meer frustratie bij de Palestijnen.

Enige voorkeur voor de joodse zaak was de Britten niet vreemd. De eerste handeling van de eerste civiele bestuurder van Palestina was het wijzigen van het landeigendomsrecht. Dat was traditioneel in handen van het collectief, de uitgebreide familie, de clan of het dorp en werd omgezet naar privé eigendom. Dit maakte het voor de joodse migranten makkelijker om grond te verwerven. makkelijker om grond in eigendom te verkrijgen. De wet maakte het mogelijk om onbebouwd (woning en landbouw) land in bezit te krijgen door er te gaan wonen en er iets te gaan verbouwen. Het ging verder. De Britten stelden een Wetgevende Raad in die hen moest adviseren. De leden van die raad werden via verkiezingen benoemd. De raad zou worden bezet door acht Arabische moslims, twee christelijke Arabieren, twee joden en tien door de Hoge Commissaris, het Britse bestuur, benoemde leden. De Arabieren boycotte deze verkiezingen omdat zij, slechts 45% van de zetels kregen terwijl ze 88% van de bevolking uitmaakten. De voorkeur bleek ook uit het gegeven dat Britten de Hagana ging trainen. Zij leerden de Hagana moderne gevechtstechnieken en effectieve strafmaatregelen tegen mensen die zich verzetten.

Daarmee komen we in het jaar 1936. In dat jaar organiseerde een Arabische groep een algemene staking in Jaffa en Nabloes. Een staking met drie eisen: stopzetting van de joodse migratie, een verbod op de verkoop van gronden aan joden en de instelling van een representatieve regering. Die staking liep uit in gewelddadigheden en een opstand  toen de Britse politie het vuur opende op de protesterende Arabieren.  In de drie jaar durende opstand maakten de Britten gebruik van het door hen getrainde Hagana bij het neerslaan van de opstand. Uiteindelijk stuurden de Britten 20.000 soldaten om een einde te maken aan de opstand. De manier waarop Israël nu in Gaza en eigenlijk al jaren tegen de Palestijnen optreedt, is een voorzetting van de manier waarop de Britten met verzet en dan vooral van Arabische kant, in Palestina omgingen, namelijk het collectief straffen. Collectief straffen door het opleggen van boetes, het in bezit nemen van vee, het vernielen van huizen en soms hele dorpen en het detineren van groepen in concentratiekampen, die vervolgens de kans liepen om gemarteld en gedood te worden. Zo werden na de Arabische opstand onder andere 5.000 huizen vernietigend, 150 Arabische leiders ter dood veroordeeld en andere leiders verbannen. Resultaat van de opstand was dat de Arabieren zonder leiders zaten en door de Britten werden ontwapend. Dit terwijl de Britten  veiligheidsafspraken maakten met het joodse leiderschap, dit van wapens voorzag en een deel van de kosten ervan voor haar rekening nam. En net zoals  nu was een veelvoud van de doden en gewonden Arabier. Nog geen 1.000 doden aan Britse en joodse kant tegen ongeveer 5.000 aan Arabische kant.

Toen brak de Tweede Wereldoorlog uit. Voor de zionisten was het duidelijk welke kant er gekozen moest worden: de geallieerden. De al bestaande samenwerking tussen de Britten en de joodse paramilitaire organisaties werden verstevigd en joodse strijdgroepen werden verder getraind en bewapend en vochten aan diverse fronten mee. Dit betrof zo’n 30.000 soldaten. Daarnaast vochten joden mee in de reguliere geallieerde troepen. In totaal ongeveer anderhalf miljoen. Voor de Arabieren lag dat anders. Zij herinnerden zich de beloften van een oorlog eerder en zagen hun werkelijkheid. Die twee verschilden behoorlijk van elkaar. Die waren verdeeld. Een deel had al tijdens de Arabische Opstand contact gezocht met nazi-Duitsland en zetten dat contact heimelijk voort. Een deel koos voor de geallieerde kant en vocht net als, en soms zelfs zij aan zij met, de joodse strijders tegen de Duitsers en Italianen. De rest hield zich stil en koos geen kant.

Na de overwinning op nazi-Duitsland zochten veel Europese joden een veilig heenkomen. Een grote groep wilde naar de Verenigde Staten maar ook een flink deel naar die ‘eigen staat’ in Palestina. Alleen ging dat nog niet zo makkelijk want de Britten hadden na de Arabische Opstand besloten om de joodse migratie naar Palestina te beperken tot 25.000 eenmalig, 10.000 in de eerste vijf jaar na 1939 en in de vijf jaar daarna zou migratie afhankelijk worden gemaakt van toestemming van de Arabische gemeenschap. Dit zeer tegen het zere been van het joods leiderschap in Palestina. Daarom legde de diverse joodse strijdgroepen zich toe op het naar Palestina smokkelen van zoveel mogelijk joodse vluchtelingen. Een van die ‘smokkelacties’ heeft Leon Uris geromantiseerd in het boek Exodus. Dit boek is later verfilmd. Dit boek en de film hebben het beeld van Israël en ook van de Arabieren lang bepaald. De eerste ten positieve en de tweede ten negatieve. Die verboden migratie en het Britse optreden hiertegen maakte dat de zionisten zich nu ook tegen de Britten keerden: de Joodse Opstand van 1944-1947. Vooral Irgun, een van de joodse strijdgroepen onderscheidde zich met terreurdaden. Daar waar die voor de Tweede Wereldoorlog vooral gericht waren op Arabische doelen en dan vooral Arabieren in het algemeen, waren vanaf medio 1944 ook de Britten het slachtoffer en niet alleen in Palestina. De meest bloedige was gericht tegen het dorp Deir Yassin op 8 en 9 april 1948. Een actie die vergelijkbaar is met de recente Hamasaanval. Die actie vond plaats vlak voor de vijftiende mei, de dag dat de Britten zich terugtrokken.

In 1947, het jaar vóór die terugtrekking, nam de opvolger van de Volkenbond en dus de mandaatgever, de Verenigde Naties, resolutie 181 aan. Een resolutie met een twee statenoplossing, een Joodse en aan Arabische,  die samen een economische unie zouden vormen. Jerusalem en omgeving zou door de VN worden bestuurd. De Arabische zijde zag niets in dit plan, zij wilden wat zij met goede argumenten als hun land zagen, niet verdelen en zeker geen genoegen nemen met 43% van het land terwijl ze twee derde van de bevolking besloegen. De andere zijde, het Joods Agentschap onder leiding van David Ben Goerion zag dit ook niet zitten en riep op 14 mei vlak voordat de Britten hun mandaat zouden beëindigen de onafhankelijke staat Israël uit en gaf de opdracht aan haar troepen om belangrijke gebieden te bezetten en indien nodig te vernietigen. Dit conform het hiervoor door de Hagana opgestelde plan Dalet. Het voormalige dorp Al-Tantoera is daarvan een schrijnend voorbeeld. Hiermee werd invulling gegeven aan het derde doel dat de Israëliërs zich hadden gesteld: zo min mogelijk Arabieren binnen de grenzen. De andere twee waren de oorlog overleven en als dat lukte zo ruim mogelijke veilige grenzen. De Arabieren in Palestina waren zonder leiderschap en bijna volledig ontwapend door de Britten, geen partij voor de Israëlische strijdkracht. Hulp moest van buiten komen.

Behalve de Arabische buren, erkende bijna alle landen Israël als onafhankelijke staat. Dit paste immers in het afgesproken verdelingsplan. Dat die staat in de erop volgende oorlog datzelfde verdelingsplan schond door zich een groter gebied toe te eigenen dan waarvan in het plan sprake was, leidde afgezien van de Arabische wereld, tot weinig protest. Voor de Arabische buurlanden Jordanië, Egypte, Syrië en Irak was die uitroeping van de staat Israël aanleiding om in te grijpen. Zij stuurden hun legers maar dat werd geen succes omdat de invallende troepen niet samenwerkten en niet hetzelfde nastreefden. Zo wilde Jordanië de Westelijke Jordaanoever die het dan ook veroverde en een jaar later annexeerde. Egypte bezette het zuidelijke deel van Palestina maar werd uiteindelijk overal, behalve uit de Gazastrook verdreven. De goed getrainde en door oorlog en strijd geharde en door de Britten en bewapende Israëlische troepen pakte vervolgens met geweld bijna de hele koek.

Zo’n 700.000 Arabieren wachtten niet af en ontvluchtten de nieuwe staat Israël. Een andere ongeveer even grote groep maakte de omgekeerde tocht. Die verlieten Arabische landen omdat ze vreesden voor hun veiligheid maar ook omdat ze het beter hoopten te krijgen in de nieuwe staat Israël. De Palestijnse vluchtelingen hadden geen staat waar ze naartoe konden vluchten. Die Palestijnen en hun nakomelingen waren inwoners van het VN mandaatgebied Palestina en dat verklaart de bijzondere door de VN gegarandeerde status van deze vluchtelingen. Zij zijn een verantwoordelijkheid van de Verenigde Naties. Het zijn inwoners van de staat Palestina die er tot op heden nog niet is: ze zijn stateloos.  Ze zijn stateloos door niet of halfslachtig optreden van de Verenigde Naties.


[1] https://web.archive.org/web/20060518044016/http://www.mtholyoke.edu/acad/intrel/britman.htm

Terrorisme revisited

Na de gebeurtenissen in het Midden-Oosten werden woorden als ‘terroristen’ en ‘terroristische organisatie’ gebruikt.  Onze overheid, de Nationaal coördinator terrorismebestrijding (Nctb), omschrijft terrorisme als volgt: “Terrorisme is het uit ideologische motieven dreigen met, voorbereiden of plegen van op mensen gericht ernstig geweld, dan wel daden gericht op het aanrichten van maatschappij ontwrichtende zaakschade, met als doel maatschappelijke veranderingen te bewerkstelligen, de bevolking ernstige vrees aan te jagen of politieke besluitvorming te beïnvloeden.” Ook terreurdeskundige Beatrice de Graaf lijkt terrorisme en terreur te zien als afkomstig van groepen die zich met geweld tegen de samenleving afzetten. In haar DWDD college noemt zij terroristen de ‘klunzen’ en de ‘losers van de geschiedenis’. Terreur als wapen van de zwakkeren. Door terrorisme en terreur op deze manier te framen blijft een heel belangrijk aspect van terreur buiten beschouwing. Een deel dat wel eens cruciaal zou kunnen zijn bij het bestrijden van terreur en het beëindigen van het opgelaaide conflict.

Terrorisme is, volgens de Van Dale“het onder druk zetten van een regering of bevolking door daden van terreur.” Een ‘daad van terreur’ is, volgens dezelfde Van Dale: “georganiseerd politiek geweld.” Terrorisme is daarmee het onder druk zetten van een regering of bevolking door daden van georganiseerd politiek geweld. Terrorisme kan volgens deze definitie gericht zijn tegen de regering of bevolking. Volgens deze definitie is terrorisme ook georganiseerd politiek geweld van een overheid tegen haar bevolking. De overheid als terrorist? Dat klinkt vreemd in de oren. Toch is het niet zo vreemd als het klinkt.

Als we iets meer dan twee eeuwen terug gaan in de tijd dan komen we uit bij la Terreur met een hoofdletter na de Franse revolutie van 1789. De belangrijkste vertegenwoordiger van het programma dat ten grondslag lag aan de periode die nu la Terreur heet was Maximilian Robespierre en die was: “vastbesloten … om een democratische republiek tot stand te brengen die bestaat uit goede burgers en eerlijke mannen.” Om zover te komen moest men af van ‘slechte burgers’ en ‘oneerlijke mensen.” Hoe doe je dat? “Er werd een Comité van Algemene Veiligheid opgericht als een soort opperste politieke politie. De Terreur had de opdracht om de Revolutionaire Republiek te beschermen tegen haar interne vijanden en richtte zich op degenen die samenspanden tegen de Republiek en degenen die alleen maar verdacht werden van vijandige activiteiten.” En dat was een uitgebreid palet aan mensen: “De slachtoffers varieerden van Marie Antoinette en andere koningsgezinden tot de voormalige revolutionaire collega’s van de Berg, de Girondijnse leiders; en voordat het jaar 1793-1794 voorbij was, gingen enkele van de oude Jakobijnen van de Berg die het programma hadden helpen inluiden ook naar de guillotine.[1]” in totaal verloren zo’n 40.000 mensen hun hoofd en honderdduizenden werden gearresteerd en vastgehouden.

La Terreur, de naam van deze periode is uiteindelijk in de negentiende eeuw als een leenwoord vanuit het Frans in het Nederlandse woordenboek verschenen. Terreur heeft haar naam dus te danken aan geweld van de overheid tegen haar burgers. Burgers die als een bedreiging werden gezien voor de Franse republiek. De Franse revolutionaire republiek is trouwens niet de enige die zich aan dergelijke terreur heeft bezondigd. De Russische, Chinese, Iraanse en anderen deden hetzelfde. Sterker, het lijkt min of meer eigen aan revoluties dat na de omwenteling een periode van terreur volgt. Terreur als middel van de machthebbers tegen de eigen bevolking. Stalin startte in 1934 met wat we nu de ‘grote zuivering’ noemen. Die periode volgde trouwens op een terreurcampagne tegen de ‘koelakken’, de boeren. Hitler startte in dezelfde periode met iets soortgelijks. Na de Rijksdagbrand van 1933 startte hij een terreurcampagne tegen zijn gevaarlijkste vijand, de communisten. Die verdwenen in het gevang en in speciaal ervoor gebouwde concentratiekampen. Kampen die later ook werden gevuld met socialisten en andere bedreigingen voor zijn regime. Mao deed het in China zelfs twee keer, eerst tussen 1952 en 1956 toen iedereen gelijkgeschakeld werd tot ‘nieuwe mens’ en vanaf 1966 onder de vlag van de ‘Culturele revolutie’.

In de ruim tweehonderd jaar dat we het woord terreur kennen, is de dader ineens het slachtoffer geworden. Door deze bijzondere gedaantewisseling verdwijnt terreur door de overheid buiten beeld. Dit terwijl terreur door de overheid veel gevaarlijker is dan terreur door ‘klunzen en losers van de geschiedenis’. De overheid heeft immers het machtsmonopolie.

Laten we eens met de originele bril van terreur, dus met de overheid als dader, naar reacties van overheden op aanslagen kijken. Na de aanslagen van 11 september 2001 verklaarden de Verenigde Staten de oorlog aan ‘terreur’ en Nederland ging hierin mee, net als alle andere westerse landen. Artikel 5 van de NAVO trad in werking: een aanval op één is een aanval op allen. In een oorlog gelden andere regels dan in een normale samenleving. Het normale recht wordt opzij gezet. Als we kijken naar de resultaten dan zien we dat dit tot zeer veel doden heeft geleid, dat past in het frame van een oorlog. In een oorlog schakel je je tegenstander uit en heten toevallige slachtoffers ‘collateral damage’. Het heeft tot heel weinig veroordelingen door een rechter geleid. Ook dat past in het oorlogsframe, daar geldt het oorlogsrecht. En dat werd, zie het voorbeeld van de gevangenen in Guantanamo Bay, zelfs opzij geschoven. 

“Zeker.” Dat was het antwoord van demissionair premier Rutte op de vraag of Nederland Israël onvoorwaardelijk steunt. “Heel veel, heel veel onschuldige slachtoffers en ook aan Palestijnse kant zijn heel veel slachtoffers door dit vreselijke geweld van Hamas. Nederland, zoals gezegd, erkent volledig het recht van Israël om zichzelf te verdedigen. Wij roepen op om dit geweld onmiddellijk te beëindigen en wij veroordelen het geweld.”  Ook premier Rutte bedient zich hier van het oorlogsframe en gaat daarmee mee in het Israëlische frame.  

Sinds 11 september 2001 worden organisaties die verandering in een gebied nastreven te pas en te onpas beplakt met het label terroristische organisatie. Eenmaal beplakt met het label ‘terroristische organisatie’ hoeft er niet meer serieus naar de grieven te worden gekeken. Dit terwijl er goede redenen kunnen zijn waarom een groep streeft naar, om de een deel van de Nctb-defenitie van hierboven aan te halen: “maatschappelijke veranderingen te bewerkstelligen.” Neem de situatie van de Palestijnen in de Gazastrook en op de Westelijke Jordaanoever. Ze wonen er maar hoe moeten we de plek waar ze wonen definiëren? Alhoewel 130 landen waaronder enkele EU-lidstaten maar Nederland niet, Palestina als staat erkennen, kun je het geen staat noemen. Daarvoor ontbreken enkele belangrijke kenmerken van een staat. Controle over de eigen grenzen, het eigen luchtruim en de eigen wateren ontbreekt. Zo lopen Gazanen het risico om in ‘eigen land’ te worden doodgeschoten als ze de grens met buurland Israël te dicht naderen. Natuurlijk mag een land een ‘buffer’ creëren tussen haarzelf en een buurland. Die zone vervolgens creëren op het grondgebied van dat andere land dat gaat veel te ver. Toch is dat wat Israël doet. Op de Westelijke Jordaanoever vestigen Israëlische burgers zich en stichten er nederzettingen. Hiervoor verdrijven ze met steun van de Israëlische overheid de op die grond wonende Palestijnen. Tegen geweld van kolonisten tegen Palestijnen wordt zelden opgetreden en bestraft. Het lijkt mij, om premier Rutte te parafraseren, dat we het volledige recht van de Palestijnen erkennen om zich te verzetten tegen deze door de staat Israël tegen de Palestijnen uitgeoefende staatsterreur. Aanleiding en reden genoeg om maatschappelijke verandering te bewerkstelligen’.

Ja, een oproep om geweld onmiddellijk te stoppen heeft mijn steun. Maar dan wel alle geweld en dus ook het staatsgeweld waarmee Israël de Palestijnen kleineert en koeioneert. En daarmee kom ik bij een tweede bezwaar tegen het mensen ‘terrorist’ noemen. Net zoals de soms terechte grieven van een als ‘terroristisch’ gelabelde organisatie uit beeld verdwijnen, verdwijnt de mens uit beeld als je hem ‘terrorist’ of ‘idiote barbaren en griezels’ zoals dezelfde premier Rutte de plegers van de aanslagen in Parijs noemde. Net zoals het discours is dat je met grieven van ‘terroristische organisaties’ niets hoeft te doen, is het discours ook dat je het met de rechten van een ‘terrorist’ niet zo nauw hoeft te nemen, ‘dat doen zij met jouw rechten immers ook niet’.

Terrorisme is een methode om de strijd aan te gaan. Een methode die niet zoveel verschilt van guerrilla, een gewapend conflict waarbij ongeregelde strijders een reguliere krijgsmacht trachten te ontregelen en uit te putten. Waarbij ze vanwege het verschil in vuurkracht een rechtstreekse confrontatie zoveel mogelijk vermijden. Voor ‘klunzen’ en de ‘losers van de geschiedenis’, om de woorden van De Graaf te herhalen is terrorisme een manier om de strijd aan te gaan met een sterkere tegenstander. Voor machthebbers is terrorisme een manier om zich te beschermen tegen interne vijanden, om Robespierre er weer bij te halen. Wat we nu, en eigenlijk al de afgelopen vijftig jaar, in Israël en in de door het land bezette en gedomineerde Gazastrook en  Westelijke Jordaanoever zien, is een spiraal van terreur waarin de beide partijen elkaar gevangen houden. ‘Het recht om zichzelf te verdedigen’ waar premier Rutte en Israël zich op beroepen, gaat deze spiraal niet beëindigen. Die gooit slechts olie op het vuur. Die spiraal kan alleen door de machtige partij worden beëindigd. Dus door Israël. En nee, dat kan niet met kogels, bommen en granaten. Dat kan alleen als de machtige inziet dat de machteloze een mens is net als de machthebber. Net zoals de slavernij alleen beëindigd kon worden door vrije mensen. Daarbij helpt het plakken van het label ‘terrorist’ niet, dat ontmenselijkt.


[1] Palmer and Colton, A History of the Modern. Sixth edition, pagina 376 eigen vertaling

Bezettingsrecht

Deel zoveel van het ‘Israëlisch Palestijns’ gebed zonder einde is deze week weer begonnen. Er vallen weer raketten op Israël en de Gazastrook. Nee, ik ga hier niet dit hele conflict uitdiepen. Het gaat mij om de uitspraak van onze demissionaire premier Mark Rutte: “Ik ben zeer bezorgd over het aanhoudend geweld in Israël en Gaza. Het is onacceptabel dat Hamas willekeurig raketten op de burgerbevolking afvuurt. Nederland steunt het recht van Israël op zelfverdediging, binnen de grenzen van het internationale recht en proportionaliteit.”  En dan vooral om het gebruik van het woord zelfverdediging. Is er sprake van zelfverdediging?

File:Gazastrook Nederlandstalige kaart.svg - Wikimedia Commons
Bron: WikimediaCommons

Ja, ben je geneigd te zeggen. Er vallen immers vanuit de Gazastrook afgeschoten raketten op Israël en die beschadigen gebouwen en erger, doden mensen. Laten we dat internationale recht er eens bijhalen. Het recht tot zelfverdediging is opgenomen in artikel 51 van het Handvest van de Verenigde Naties: “Geen enkele bepaling van dit Handvest doet afbreuk aan het inherente recht tot individuele of collectieve zelfverdediging in geval van een gewapende aanval tegen een Lid van de Verenigde Naties,” zo begint het artikel. Israël, is lid, wordt aangevallen en dus heeft het land het recht om zich te verdediging. Zaak gesloten niet meer over het recht praten, alleen over de proportionaliteit. Dat gaat mij echter iets te snel.

Het Handvest is een verdrag gesloten tussen staten en gaat er vanuit dat de agressor een andere staat is. De raketten worden, afgezien van enkele vanuit Libanon, afgeschoten vanuit de Gazastrook. De Gazastrook is 465 vierkante kilometer groot, dat zijn er vijftig meer dan Vlieland groot is. Op Vlieland wonen nog geen 1.200 mensen, in de Gazastrook meer dan 2 miljoen. Dat betekent dat er op iedere vierkante kilometer iets meer dan 4.300 mensen wonen. Dat is acht keer zoveel dan er op een gemiddelde vierkante kilometer in Nederland wonen. Ondanks al deze cijfers, is de Gazastrook geen staat. Het gebied werd in 1967 door Israël bezet en dat wordt het nu de facto nog steeds. Daar doet het gegeven dat Israël in 2005 haar troepen uit het gebied terugtrok en het bestuur ervan overdroeg aan de Palestijnse Autoriteit niets aan af. Ook die Palestijnse Autoriteit is geen staat.

De Gazastrook is, om het cru te zeggen, een openluchtgevangenis. Het bestuur van de Gazastrook heeft geen zeggenschap over haar eigen grenzen, die worden door Israël gecontroleerd en bewaakt. Ze heeft geen zeggenschap over de zee waaraan zij ligt, ook die wordt door Israël gecontroleerd. Ze heeft geen zeggenschap over haar luchtruim, ook dat wordt door Israël gecontroleerd. Het is een openluchtgevangenis waarbij de directie (Israël) de dagelijkse gang van zaken in de gevangenis heeft overgelaten aan de in de rivaliserende bendes in de gevangenis en waarvan Israël de toevoer van water, voedsel, medicijnen et cetera beheerst.

Een openluchtgevangenis die door Israël en haar bondgenoten wordt voorgeschoteld als een soort ‘staat’. Een openluchtgevangenis waar Israël de ‘gevangenen’ in hun sop laat gaarkoken en waar het zich alleen maar mee bemoeit als er gevangenen dreigen uit te breken of als ze het leven van de gevangenisdirecteur lastig maken.

Aangezien het bezet gebied is, is het bezettingsrecht van toepassing. Het bezettingsrecht verplicht de bezetter om de openbare orde te verzekeren en het leven, eigendom, eer, gezinsrecht en godsdienst van de bevolking te eerbiedigen. Ik vraag me af of bombardementen een legitiem middel zijn die een bezetter mag gebruiken om de openbare orde te verzekeren. Het bezettingsrecht verbiedt represailles tegen bevolkingen na handelingen waarvoor zij niet in hun geheel hoofdelijk aansprakelijk gesteld kunnen worden. Zijn bombardementen niet te willekeurig en wordt de bevolking van Gaza hier niet in hun geheel gestraft?

En in de Nederlandse context, neemt Rutte geen loopje met het internationale recht?

Ellian, islamisme en zionisme

Bij Elseviers weekblad een artikel van Afshin Ellian over Trumps vredesplan. Ellian sluit af met de zin: “Zolang de Palestijnen in de greep van het islamisme zijn, komt er geen vrede.” Dat ‘islamisme’ is volgens Ellian: “de werkelijke reden waarom Arafat in 2000 niet akkoord kon gaan met een definitieve vredesovereenkomst.” En daarmee is het voor Ellian duidelijk wie er de oorzaak van is dat er nog steeds geen vrede is: het islamisme en de Palestijnen.

Laten we even teruggaan in de tijd. Nee, niet zover als in mijn vorige Prikker toen ik liet zien dat de strijd tussen de Israëlieten en de Palestijnen een lange voorgeschiedenis kent waarbij ‘verhalen’ een belangrijke rol spelen. Bij een film of in een roman krijg je bijna automatisch sympathie voor de persoon door wiens bril het verhaal is geschreven. In die strijd hebben de Israëlieten het ‘propagandavoordeel’ van de bijbel aan hun zijde. Dat boek vertelt de wereld vanuit hun perspectief. Nee, nu maar iets meer dan honderd jaar en dan zullen we zien dat verhalen en perspectief ook hier centraal staan.

Aan het einde van de negentiende eeuw ontstond het zionisme, de joodse tegenhanger van het islamisme. In A History of the Modern World (editie 1984) typeren de auteurs R.R. Palmer en Joel Colton de negentiende eeuw als een eeuw van toenemende emancipatie en assimilatie (pagina 602): “Science and secularism had the same dissolving effect upon Orthodox Judaism as upon traditional Christianity. … Individual Jews increasingly gave up their old distinctive Jewish way of life.”  Tegen het einde van de negentiende eeuw worden twee trends sterker die deze emancipatie en assimilatie tegenwerken: “ One, a cultural and political nationalism  … The other counter tendency or barrier to assimilation, was the rise of anti-Semitisme.” Die eerste trend kende ook een joodse kant: “… some of whom feared an assimilation that would lead to a loss of Jewish identity and perhaps even the disappearance of Judaism itself.”  Die trend wordt het zionisme. In 1881 vinden er verschillende, door antisemitisme en nationalisme gedreven pogroms plaats in Rusland. Die zetten Leon Pinsker, een arts uit Odessa, ertoe aan om het pamflet Autoemanzipation te schrijven. Samen met anderen richt hij de Vereniging van Zionsvrienden op. Zij eisen een vaderland voor bedreigde joden en streven naar kolonisering van Palestina door joden. Bekender in onze streken is Theodor Herzl. “Appalled by the turbulence of the Dreyfus affair in civilised France, which he observed firsthand as a reporter for a Vienna newspaper, he founded modern, or political, Zionism when he organised a first international Zionist congress at Basel in 1897.”  Zo schrijven Palmer en Colton op pagina 603 en zij vervolgen met het doel van de beweging: “ Zionist hoped to establish a Jewish state in Palestine, in which Jews from all over the world might find refuge, although there had been no independent Jewish state there since ancient times.”  

Land voor jezelf claimen waar je niet woont, is een lastige zaak. Palestina was in die tijd onderdeel van het Osmaanse rijk. Een rijk dat zich op het hoogtepunt uitstrekte van Hongarije en de Balkan tot de steppen van het zuiden van Rusland en van Algerije tot de Perzische golf. Het was daarmee de opvolger van het Oost-Romeinse rijk. Voor de liefhebbers, de serie Ottoman verhaalt over de val van Constantinopel (of Byzantium zoals de stad ook werd genoemd) in 1453. Het laatste stukje van dat Oost-Romeinse rijk. Eind negentiende eeuw was het rijk geen schim meer van zijn vroegere zelf. Nationalistische bewegingen in bijvoorbeeld Servië en Griekenland hadden tot afsplitsingen geleid en de imperialistische machten, de Britten en Fransen, namen delen in hun bezit of onder hun hoede. De Eerste Wereldoorlog betekende de uiteindelijke val van het rijk. Turkse nationalisten onder leiding van Mustapha Kemal stichtten Turkije en Engeland en Frankrijk kregen grote delen van het rijk door de Volkenbond toegewezen als protectoraat. 

In de strijd tegen het Duitse keizerrijk en zijn bondgenoten, waaronder het Osmaanse rijk, zochten de Britten steun in alle hoeken en gaten. Zo ook bij de zionisten. In 1917 stuurde de Britse minister Arthur Balfour een brief naar Lord Rothschild, een prominent Britse zionist, met daarin het volgende: “Harer Majesteits regering staat welwillend tegenover de vestiging van een nationaal huis voor het Joodse volk in Palestina, en zal naar beste vermogen het bereiken van dit doel ondersteunen, waarbij het duidelijk moet zijn dat niets zal worden gedaan dat de burgerlijke en religieuze rechten van bestaande niet-Joodse gemeenschappen in Palestina kan schaden, of de rechten en politieke status die Joden genieten in enig ander land.” Maar ook bij anderen werd steun gezocht, bijvoorbeeld bij Arabieren. Om de Arabieren te stimuleren in opstand te komen tegen de Osmaanse heersers, werd hen onafhankelijkheid toegezegd in een gebied dat ook Palestina omvatte. 

Geen van tweeën werd na de oorlog werkelijkheid. De Britten hadden namelijk nog iets anders afgesproken. Dit keer met de Fransen. Met het Sykes-Picotverdrag hadden de beide imperiale mogendheden het gebied onder zich verdeeld. Tot grote teleurstelling van zowel de zionisten als de Arabieren werden de resten van het Osmaanse rijk uiteindelijk verdeeld als ‘mandaatgebied’ gesanctioneerd door de Volkerenbond. Beide landen waren prominente leden van de Volkerenbond en de enige mogelijke tegenmacht van betekenis, de Verenigde Staten, trok zich meer en meer terug van het wereldtoneel. Palestina viel toe aan de Britten. Doel van het mandaat was het begeleiden van de bevolking naar onafhankelijkheid. Ondanks het niet nakomen van de Britse belofte en waarschijnlijk wel- dankzij de Britse toezegging trokken steeds meer joden naar het nieuwe Britse mandaatgebied Palestina. 

Deze situatie duurde voort tot na de Tweede Wereldoorlog. Toen namen de Verenigde Naties resolutie 181 aan. Het Britse mandaat over Palestina moest worden beëindigd en het land zou worden verdeeld in een onafhankelijke joodse en een onafhankelijke Arabische staat, volgens het opgestelde verdelingsplan. Van de aanwezige leden (landen) stemden er 33 voor, 13 tegen en 10 onthielden zich van stemming. Bij de 13 tegenstanders alle Arabische leden van de VN. Maar helaas de twee supermachten, de Verenigde Staten en de Sovjet Unie stemden voor. De tegenstemmers beriepen zich op een schending van het zelfbeschikkingsrecht, de bevolking van het gebied zou zelf moeten besluiten en niet de VN. Ellian heeft daarmee gelijk als hij beweert dat: “De Joden (…) de resolutie (hebben) aanvaard, de Arabieren hebben haar afgewezen.” Zou dat er misschien ook mee te maken kunnen hebben dat de resolutie de joden iets gaf en de Palestijnen het gevoel gaf dat ze iets verloren? 

Daarop brak een burgeroorlog uit en zo begon de geschiedenis van het Israëlisch-Arabische conflict,” vervolgt Ellian. Een conflict dat via verschillende oorlogen tot de huidige situatie heeft geleid. Verschillende oorlogen, opstanden, bezetting van gebieden, maar ook pogingen om een einde te maken aan het conflict. Dat is tot op heden niet gelukt. Het islamisme, dat Ellian als schuldige aanwijst, doet pas vrij laat haar intrede in het conflict. De PLO van Arafat was vooral panarabisch. Een beweging die is te omschrijven als seculier, socialistisch en antiwesters en was de dominante partij in alle vredesoverleggen tot nu toe. Het islamitische Hamas werd pas in 1988 opgericht en pas in 2007 kwam het in de Gazastrook aan de macht.

Met de PLO werden in 1993 de Akkoorden van Oslo getekend. Een weg naar vrede in het Midden-Oosten. Die weg werd in 2000 abrupt beëindigd. Toen Arafat, zo betoogt Ellian, bang was voor het islamisme. In die periode ondernamen beide betrokken partijen acties die vrede belemmerden. Toen, maar ook daarna nog. Raketten afgeschoten door de ene partij, bombardementen door de andere. De bouw van nederzettingen, gebruik van water, de bouw van een muur, terreur van beide zijden. Maar ook pogingen om het conflict te beëindigen. Pogingen al dan niet gesteund door andere partijen. Andere partijen zoals de Verenigde Staten die, onder leiding van president Clinton,  ’bemiddelden’ tussen beide partijen Maar ook anderen. Zo was er een Saoedisch vredesplan in 2002 dat behelsde dat Israël vrede en normale relaties met de Arabische landen zou krijgen in ruil voor het ongedaan maken van de bezetting die in 1967 begon. Een plan dat door Israël werd afgewezen. 

Het conflict kent, zoals ik hier heb proberen aan te tonen, een lange vooral Europese geschiedenis. Een Europese geschiedenis die is ‘geëxporteerd’ naar het Midden-Oosten. Een lange geschiedenis met vanuit joods perspectief het zionisme, het joodse politieke programma, als belangrijkste drijfveer. Een zeer succesvol programma omdat de doelstelling ervan, een onafhankelijke joodse staat in Palestina, is gerealiseerd. Gerealiseerd ten koste van een groot deel van de oorspronkelijke bewoners van dat gebied, de Palestijnen. Palestijnen van wie het leven op dit moment van alle kanten wordt bemoeilijkt door de Israëlische bezettingspolitiek. Voor wie een  actueel beeld wil krijgen van die politiek, de Israëlische verdediging ervan en de ellendige gevolgen voor de Palestijnen, kijk naar de serie Het Israeël van Heertje en Bromet. Is het niet erg kort door de bocht om het mislukken in 2000 aan alleen de Palestijnen te wijten en hun eventuele ‘angst voor het, van recente datum zijnde, islamisme’?

‘Historische rechten’

“Mij is het altijd een politiek raadsel gebleven waarom een overwegend democratisch Westen liever despotisme en geschiedvervalsing steunt dan een bloeiende democratische rechtsstaat als Israël.” Een zin in een artikel van Ernst Lissauer bij Opiniez. Die geschiedvervalsing is, zo betoogt Lissauer het Palestijnse volk. “De Arabieren – zo’n 70.000 – die in 1948 het VN-mandaatgebied met de naam Palestina ontvluchtten nadat hen door de buurlanden was verteld dat de Joden van de kaart zouden worden geveegd – organiseerden zich met hun nakomelingen in 1964 tot het Palestijnse volk.”  En: “ Met en door die geuzennaam ontwikkelden de Palestijnen het idee dat zij de oorspronkelijke bewoners waren van Brits Palestina (een voor Joden bestemd Brits mandaatgebied) en niet het Joodse volk, dat daar ruim 3000 jaar geleden ontstond.” Lissauer is niet de enige die Palestijnen maar een verzinsel vindt en dat er ‘recht’ moet worden gedaan aan de geschiedenis. Een tijdje geleden schreef ik al over Jan Roos die iets soortgelijks beweerde.

De Palestijnen een verzonnen volk dat het idee ‘verzon’ dat zij de oorspronkelijke bewoners waren. Toen ik dit las moest ik terugdenken aan mijn studie geschiedenis en dan vooral aan de oude geschiedenis gedoseerd door professor Luuk de Blois. Een prachtige docent die samen met Bert van der Spek het boek Een kennismaking met de oude wereld schreef. Het standaardwerk over de Oudheid. 

Zij schrijven over een schok die rond 1200 voor de start van onze jaartelling door de oude wereld ging. Een schok die het machtsevenwicht verstoorde en belangrijke machten zoals Mycene, het Hettitische rijk en de Syrische handelsstad Ugarit ten gronde richtte. Het grote Egyptische rijk wist ter nauwer nood te overleven. Deze schok werd veroorzaakt door de zogenaamde ‘zeevolken’. “Deze kwamen uit de Balkan, trokken door Griekenland en Klein-Azië en bedreigden Egypte.” Zo schrijven de beide auteurs op pagina 35 in mijn editie uit 1983. En ietsjes verder: “Eén van de bekendste van de Zeevolken waren de Filistijnen die zich in het zuidwesten van het naar hen genoemde Palestina hebben gevestigd.” Dus ook al ruim drieduizend jaar geleden waren er al Palestijnen. Precies in de periode dat volgens Lissauer het Joodse volk ontstond.

De herkomst van de Palestijnen is voor de auteurs geen raadsel. Die van het volk van Israël wel. “Het bijbelboek Exodus vertelt verder dat de Israëlieten onder leiding van Mozes uit Egypte wisten te ontsnappen en na een lange woestijnreis in Palestina binnendrongen, steden veroverden en zich daar vestigden.” Zo schrijven De Bois en Van der Spek op pagina 37. Dat zou betekenen dat het huidige Israël het resultaat is van een tweede intocht in Palestina. Nu is het de vraag of het werkelijk zo is gegaan als de bijbel het in Exodus beschrijft. “Theologen en historici hebben begerig gezocht naar vermelding van deze gebeurtenissen in buitenbijbelse bronnen…” maar die zijn niet gevonden. Volgens de auteurs zijn er al ‘rivieren van inkt’ aan deze vraag besteed. “Mogelijk moeten wij denken aan een proces van geleidelijke infiltratie, dat vergelijkbaar is met dat van de vestiging van de Amorieten in Babylonië en de Hyksos in Egypte.” Die Israëlieten streken neer in een gebied waar al mensen woonden en gingen: “een precaire tijd tegemoet in hun strijd tegen de Kanaänitische steden en andere volken die er neersteken.”

Volgens De Blois en Van der Spek hebben juist de Palestijnen bijgedragen aan het ontstaan van het Joodse volk en de hun staatsvorming. Op pagina 38 lezen we: “De Israëlieten leefden tamelijk ongeorganiseerd en verbrokkeld in Palestina en kwamen soms in oorlogstijd tot samenwerking o.l.v. ‘Rechters’. … . Na enige tijd kregen zij, vooral door hun strijd tegen de Filistijnen, behoefte aan een koning. De eerste koning was Saul.” Ook de ‘eeuwige hoofdstad’, Jerusalem, kent een voor Israëlitische geschiedenis. Die stad werd zo rond 1000 voor onze jaartelling veroverd door de Israëlieten. Die werden toen geleid door David. De David die de oude ‘staat’ Israel stichtte.  

Inderdaad leefde het Joodse volk ‘daar’ drieduizend jaar geleden. Ze leefden er echter niet alleen. Nee, er leefden meerdere volken in dat gebied. Volkeren zoals de Kanaänieten en ook de Filistijnen of zoals ze ook bekend staan, de Palestijnen. Toch lastig die ‘historische rechten’. Het enige wat de Israëlieten aan hun zijde hebben, is het ‘verhaal’ in de bijbel dat voor velen de ‘waarheid’ is. Maar zou het met de bijbel niet net zo zijn als met alle ‘verhalen’ over gebeurtenissen in het verleden? Zou de schrijver ervan niet ook de groep waar zijn sympathie ligt er goed uit laten komen?

Wie is er slim?

“Hoe proportioneel zijn rubberkogels en traangasgranaten als antwoord op stenen en brandende autobanden die je nooit bereiken? Hoe proportioneel is een tankgranaat als antwoord op, laten we even van de Israëlische visie uitgaan, twee personen die zich ‘verdacht gedragen’?” Deze vragen stelde ik enige weken geleden. Nadat ik het artikel van collega historicus Willem Melching in de Volkskrant las, vraag ik me af of ik me hierdoor schuldig heb gemaakt aan antisemitisme. 

Louis_van_Gaal_(4136181545)

Foto: Wikimedia Commons

Melching constateert in een bijzonder artikel, dat de joden steeds meer het slachtoffer zijn van antisemitisme en hierbij door zowel links als rechts in de steek worden gelaten. Links omdat het: “uit principe meebuigt met de minderheden,” zo betoogt hij en rechts omdat het: “zich voornamelijk door opportunisme (laat) leiden.” 

Ik vraag me dus af of ik me schuldig maak aan antisemitisme omdat volgens Melching: “overdreven kritiek op Israël wel degelijk antisemitisch is.” Ben ik overdreven kritisch als ik me afvraag of een tankgranaat een proportioneel antwoord is op twee personen die zich verdacht gedragen? Ben ik overdreven kritisch als ik me afvraag of rubberkogels en traangasgranaten een antwoord zijn op brandende autobanden die je nooit bereiken? Ben ik overdreven kritisch als ik me afvraag hoe menselijk het is om een gebied zoals de Gaza-strook ongeveer hermetisch af te sluiten van de buitenwereld zodat de mensen in dat gebied in een soort ‘openluchtgevangenis’ zitten? Ben ik overdreven kritisch als ik aandacht vraag voor de mensen in deze ‘gevangenis’? Ben ik overdreven kritisch als ik me afvraag hoe ‘democratisch’ het is om een muur te plaatsen langs de grens en dat niet te doen op je eigen grond, maar op dat van de ander? Welke reacties op acties van Israel getuigen van ‘antisemitisme’?

Tot mijn verdediging pleit dat ik ook kritiek lever op de Amerikaanse acties in het Midden-Oosten. Ook heb ik het Turkije van Erdogan niet gespaard. Dat is relevant omdat:  “Wie voor Israël andere maatstaven aanlegt dan voor pakweg Turkije of de Verenigde Staten maakt zich schuldig aan antisemitisme.” Aangezien ik voor deze drie landen dezelfde maatstaven aanleg,  maak ik me, als ik Melching goed begrijp niet schuldig aan ‘antisemitisme’.

Helemaal zeker ben ik er echter niet van omdat Melching schrijft dat: “wie nalaat de Armeense genocide te benoemen, geeft daarmee vrij spel aan het moderne antisemitisme en legitimeert haat.” Niet dat ik de moord op vele Armeniërs en ook andere volkeren tijdens de Eerste Wereldoorlog ontken, die heeft plaatsgevonden en heeft heel veel leed veroorzaakt. Nee, ik heb moeite met de redenering van Melching dat dit geen genocide noemen, vrij spel geeft aan antisemitisme en dat het haat legitimeert.  

Eigenlijk heb ik moeite met het gehele betoog van Melching en vraag ik me, vrij naar Louis van Gaal af of hij nu zo slim is en ik zo dom of omgekeerd?

Buitenspelgoal

Wie bepaalt in deze wereld of een land ‘straf’ verdient omdat het iets heeft gedaan wat niet door de beugel kan? Dat zouden de Verenigde naties moeten zijn, zo concludeert ook de Volkskrant in haar Commentaar. Alleen door: “de muur van Russische veto’s tegen pogingen de VN een grotere rol te geven, is het begrijpelijk dat westerse landen buiten de Veiligheidsraad om naar een weg zoeken om Assad te straffen voor het gebruik van verboden ­wapens.” Dat straffen is nu dus weer gebeurd. Syrië is bestookt met een aantal raketten. De Amerikanen, Britten en Fransen straffen het land zo voor het gebruik van chemische wapens. 

buitenspel

Foto: Flickr

Daarmee is ook de vraag beantwoord wie bepaalt welk land straf verdient. Dat zijn landen met macht en invloed. Die kunnen straf uitdelen en, en dat is de spiegel van straf uitdelen, redelijk ongestraft hun gang gaan en regels overtreden. Die kunnen landen binnenvallen, regimes omverwerpen en vervolgens een puinhoop achterlaten. Die kunnen, zoals Saoedi Arabië in Jemen vele slachtoffers maken. Niet met chemische wapens maar met conventionele ‘precisiebombardementen’. Geen haan die er naar kraait, geen vergadering van de veiligheidsraad, geen vergeldingsraket zet ervoor koers naar Riaad, Mekka of welke Saoedische stad dan ook. Sterker nog, het land kan rekenen op flinke wapenleveranties.

Die kunnen, zoals Israel, een heel gebied min of meer van de buitenwereld afsluiten en de mensen die er wonen in feite gevangen houden. Als die mensen zich verzetten en te dicht bij het hek van de ‘gevangenis’ komen of met een steen gooien naar de ‘bewakers’ die ze nooit kunnen bereiken, dan worden ze door sluipschutters of met een tankgranaat uitgeschakeld. Ook hier ‘de muur van’, in dit geval Amerikaanse, ‘veto’s tegen pogingen de VN een grotere rol te geven. Alleen een verschil met Syrië, er zijn geen landen die ‘buiten de Veiligheidsraad om een weg zoeken om Netanyahu te straffen’. Dit terwijl de door een tankgranaat getroffen boer en de door sluipschutters neergeschoten demonstranten net zo dood zijn als de gifgasslachtoffers.  

De Volkskrant: “Ongewild ­signaleren de westerse machten vooral hoezeer ze inzake Syrië buitenspel zijn komen te staan.” Hoezo buitenspel? Als je als voetballer buitenspel staat en je scoort, dan wordt de goal afgekeurd en begint het spel met een vrije trap. Voor de slachtoffers van de buitenspel staande Westerse machten ligt dat anders, die worden niet tot leven gewekt.

Roos en de Filistijnen

“Ik heb een uitgesproken hekel aan domme mensen met een uitgesproken domme mening.” De eerste zin uit de wekelijkse column van Jan Roos bij De Dagelijkse Standaard. In die column geeft Roos zijn visie op het Israëlisch Palestijns conflict. Domme mensen met domme meningen, wat dom is hangt vaak af van de opvattingen van degene die oordeelt. Laten we eens, zonder etiketten te plakken naar Roos’ betoog kijken. Volgens Roos zijn er: “maar twee redenen om antipathie te hebben ten aanzien van de enige democratie in het Midden-Oosten. Eén: omdat je denkt dat er ooit een Palestina heeft bestaan en de Joden dat land hebben ingepikt. Of twee: omdat je gewoon een hekel aan Joden hebt.” Vervolgens gaat Roos in op de beide redenen waarbij de eerste een bijzondere redenering oplevert.

Illustratie: wikipedia.org

Ergens schrijft hij: “Laten we beginnen met het Palestijnse volk. Dat bestaat namelijk niet en heeft in de huidige vorm nooit bestaan. Ook het land Palestina is pas veel later verzonnen. De streek Palestina, vernoemd naar de inwoners van toentertijd, de Filistijnen, bestond echter wel al. Deze Filistijnen zijn overigens in het niets verdwenen na de verovering van het gebied door de Babyloniërs. Oftewel: de huidige Palestijnen zijn helemaal niet de oorspronkelijke bewoners van het gebied Palestina.” Het Palestijnse volk bestaat niet? 

Inderdaad heeft het land ‘Palestina’ in het verleden nooit bestaan en is het een recente uitvinding. Geldt dat trouwens niet voor de meeste landen? Kosovo bestaat nog maar kort, net als Oekraïne, Azerbeidzjan en Kazachstan. Het land Israel bestaat ook pas sinds 1948. Trouwens ook Nederland is van vrij recente datum en ‘bestaat’ pas sinds 1814 en in de huidige omvang sinds 1839 toen België en Luxemburg ‘apart’ gingen. Het hele begrip ‘land’ zoals wij het kennen, is van recente datum.

Gelukkig realiseert Roos zich dat de streek Palestina, genoemd naar de Filistijnen, wel al zeer lang bestaat. Zouden inwoners van een streek geen ‘volk’ kunnen zijn? De wereld wemelt van de ‘volkeren’ die geen land hebben. Neem bijvoorbeeld de Xhosa en de De Hausa, die bestaan echt, ‘Hausanië of Xhosaland niet. Het land Friesland heeft ook nooit bestaan, bestaat er dan volgens Roos ook geen Fries volk?

Volgens Roos zijn de Filistijnen ‘in het niets verdwenen’ en zijn zij die zich Palestijn noemen dus ook niet de oorspronkelijke bewoners van dat gebied. Zouden de Filistijnen werkelijk van de aardbodem zijn verdwenen? Ik weet niet of Roos ooit  een Arabier Palestina heeft horen uitspreken, dan hoor je toch echt iets wat op ‘Filistijn’ lijkt.

Of Roos ‘een dom iemand is met een domme mening’ laat ik graag aan anderen. Op zijn argumentatie valt in dit geval het een en ander af te dingen.

Het kanon en de mug

“De boer was volgens ooggetuigen groenten aan het oogsten om te verkopen, toen hij door de granaat werd getroffen. Een tweede persoon raakte gewond. Het Israëlische leger heeft het incident bevestigd. Volgens het leger hadden twee personen het veiligheidshek genaderd en gedroegen zij zich verdacht.” Een passage uit een nieuwsbericht in de Volkskrant. De opening van het artikel spreekt zelfs van een tankgranaat.

mosquito-2566773_960_720

Foto: pixabay.com

In het artikel wordt verslag gedaan van de protesten van de Palestijnen in de Gaza. Het protest wordt georganiseerd door Hamas die het plan heeft om: “zes weken lang vreedzaam (te) protesteren om op 15 mei een ‘Mars voor de terugkeer’ te lopen om te eisen dat de vluchtelingen die in 1948 tijdens de eerste Israëlisch-Arabische oorlog uit hun huizen zijn verdreven, mogen terugkeren.” Dat vreedzame mislukte toen: “demonstranten zwaaiend met vlaggen direct naar de grens (liepen) waar zij stenen en brandende autobanden richting hekken en Israëlische veiligheidstroepen wierpen. Het Israëlische leger voelde zich hierdoor genoodzaakt om gericht terug te vuren, zo verklaarde een woordvoerder.” De Israëlische regering heeft zich gedegen voorbereid op de protesten: “Sluipschutters, paramilitairen en commando’s zijn in stelling gebracht en prikkeldraad is opgetrokken.”

Natuurlijk hebben de Israëliërs het recht om zich te verdedigen als ze worden aangevallen. Dat recht zal bijna niemand hen ontzeggen. Stenen en brandende autobanden op je af zien komen is natuurlijk geen pretje. Alleen laten beelden bij de NOS zien, dat die stenen en autobanden het hek waarachter de Israëlische troepen zich bevonden, niet eens bereikten. De rubberkogels en traangranaten die de Israëliërs afvuurden bereikten de Palestijnen wel en zorgden voor honderden gewonden en zes doden.

Aan Israëls kant wordt geen melding gemaakt van gewonden laat staan doden. Hoe ‘bedreigend’ was het dan voor Israel? Hoe proportioneel is de reactie van de Israëlische troepen? Hoe proportioneel zijn rubberkogels en traangasgranaten als antwoord op stenen en brandende autobanden die je nooit bereiken? Hoe proportioneel is een tankgranaat als antwoord op, laten we even van de Israëlische visie uitgaan, twee personen die zich ‘verdacht gedragen’?

Beste Israëlische regering, schiet u niet met een kanon op een mug?

‘Het kan verkeeren’

In 2005 sprak de Amerikaanse vice-president Dick Cheney, als Peter Frankonpan in zijn boek De Zijderoutes hem goed citeert, de volgende woorden uit: “De Iraniërs zitten op een hele hoop olie en gas. Niemand kan zich voorstellen dat ze ook nog kernenergie nodig zouden hebben voor het opwekken van energie.” Toch sloot de vorige Amerikaanse president Obama een overeenkomst met Iran over nucleaire technologie. Een overeenkomst die zijn opvolger het liefste ongedaan wil maken. Menigeen zal denken dat we inderdaad geen risico moeten lopen dat Iran kernwapens zou kunnen maken. Vooral Israel is daarvoor beducht, Iran is immers de aartsvijand van het land.

Cheney

Foto: Bush White House Archives

Nu sloten de VS van president Ford in 1974 een overeenkomst met Iran over verkoop van twee kernreactoren en verrijkt uranium aan Iran. Een jaar later werd overeengekomen dat Iran een achttal kernreactoren voor de vaste prijs van 6,4 miljard dollar zouden krijgen. Een jaar later werd er weer een deal gesloten over nucleair materiaal en technologie. De chefstaf van Ford had er geen bezwaren tegen en dat was … diezelfde Dick Cheney. Nu was Iran een ‘bondgenoot’ al nam die het niet te nauw met de mensenrechten om het voorzichtig uit te drukken.

Dat Iran werd in 1980 aangevallen door buurland Irak van Saddam Hoessein. Op zoek naar reserve onderdelen voor haar Amerikaanse wapens vond het land een partner in … Israel. Israel was banger voor Irak en dan is de vijand van je vijand al gauw je vriend. Nu waren de VS in die tijd naarstig op zoek naar houvast in het Midden-Oosten, hun bondgenoot het Iran van de sjah, was immers een vijand geworden onder leiding van Khomeini. Die houvast werd gevonden in … het Irak van Saddam. Dus gingen er allengs meer ‘spullen’ naar Irak en werd het gebruik van gifgas door de vingers gezien. Een paar jaar later begonnen de VS weer te ‘vrijen’ met het Iran van Khomeini wat leidde tot de Iran-Contra-affaire en een Saddam wiens paranoia nog verder toenam. Paranoia die nog toenam nadat toegezegde hulp er weer niet kwam en er alsnog een veroordeling volgde voor gifgasgebruik.

Ietsjes later, het was 1990, zat Irak behoorlijk in de ellende. De schulden als gevolg van de inmiddels beëindigde oorlog met Iran, drukten zwaar op het land. Pogingen om meer olie te mogen leveren werden door de ‘vrienden’ (en veelal buren) van de OPEC afgewezen. Met een van die ‘vrienden’, buurman Koeweit, was er nog een appeltje (een grensconflict) te schillen. Toen Saddam uit de mond van de Amerikaanse ambassadeur in Bagdad, Clair Glaspie hoorde dat (ik citeer weer Frankonpan die dit hele relaas in geuren en kleuren beschrijft): “ Minister Baker heeft me opgedragen met nadruk te verwijzen naar de instructie die voor het eerst aan Irak werd gegeven in de jaren zestig, dat de kwestie Koeweit niets met Amerika te maken heeft,” Viel hij Koeweit binnen. Vervolgens viel de hele wereld, de VS incluis, over Irak en Saddam heen en inmiddels is Iran weer vijand nummer één. Of is dat Noord-Korea?  

Tja belangen, ze kunnen veranderen. Of zoals Bredero het zei: ‘Het kan verkeeren’. Alleen jammer dat bij dat ‘verkeeren’ de korte termijn de lange vaak hindert.