Uitgelicht

Het hek en de laatste kans

“Mr. Gorbatshov, tear down this wall.” Die woorden sprak de Amerikaanse president Ronald Reagan op 12 juni 1987 uit in wat toen nog West-Berlijn heette. Die uitspraak werd in de gehele westerse wereld met instemming begroet. Het gejuich werd nog groter toen de muur tweeëneenhalf jaar later werkelijk viel. Muren om mensen te beletten te reizen en een gebied te verlaten, werd als iets archaïsch en barbaars gezien. ‘Het kan verkeeren’, om de zeventiende eeuwse dichter Gerbrand Adriaensz. Bredero te citeren

Nu ruim dertig jaar later, denkt die westerse wereld daar heel anders over. De Amerikanen bouwen, ondanks dat de Mexicanen ze niet betalen, nog steeds verder aan een hek aan hun zuidgrens. De Australiërs wijzen iedereen die aan land probeert te komen uit naar eilandstaatjes als Nauru. De Britten en Denen proberen vluchtelingen in een ‘derde land’ in Afrika onder te brengen om daar ‘hun procedure af te wachten’. De rechterkant van de Nederlandse politiek wil ook die kant op en op een recente op Nederlands verzoek georganiseerde top van de Europese Unie over migratie, was ‘een hek om Europa’ geen taboe meer.

Bron: https://mlpp.pressbooks.pub

Nu was die ene muur, de Berlijnse, bedoeld om mensen binnen te houden en ‘het hek dat geen taboe meer is’, om mensen buiten te houden. Een duidelijk verschil of toch niet? De Berlijnse muur beknotte de vrijheid van de Oost-Duitsers. Die konden niet vrij naar het Westen reizen en hun geluk aldaar beproeven. Zij zaten opgesloten in het Oosten. ‘’ Het hek’ is bedoeld om mensen buiten te houden, niet om de vrijheid van de mensen binnen de muur te beknotten. Of is dit slechts een kwestie van semantiek? Even wat geschiedenis.

De bekendste muur is ongetwijfeld de Chinese muur. Een verdedigingslinie bestaande uit rivieren, heuvels bergen én muren. Die linie is niet in één keer gebouwd. Er is eeuwen aan gewerkt, grofweg tussen 700 voor onze jaartelling en de Ming dynastie die tot 1644 over China heerste. De muur was bedoeld om de ruitervolken van de steppen ten noorden van de muur, op afstand te houden. Om een paar van die steppenvolkeren te noemen, in de begintijd van de muur waren dat de Xiongnu, een volk dat erg bedreven was in het boogschieten tijdens het paardrijden. In de dertiende eeuw de Mongolen onder Dzjengis Khan en in 1644 maakten de noordelijke Mantsjoe een einde aan de Mingdynastie. Voor al deze volkeren was de muur een lastige hindernis in hun opmars, meer niet. Lees Jonathan Holslags boek Vrede en Oorlog. Een wereldgeschiedenis of The Mongol Empire van John Man er maar op na.

Niet dat die muren werkelijk effect hadden bij het buiten houden van de vijand. Al snel ontwikkelde de mens werktuigen om ommuurde steden te belegeren. Als het daarmee niet lukte om de muren te slechten dan lukte het in ieder geval wel om het leven binnen de muren tot een ellende te maken. Bijzonder nadeel van vestingmuren is dat een eventuele belager van de stad ze ‘gratis’ kon gebruiken bij de belegering. Gratis gebruiken door ervoor te zorgen dat er niets meer de stad in kon gaan. Als je lang genoeg wachtte dan verhongerde iedereen binnen de muren omdat het eten op was. Dezelfde muur die de stad die ze bouwde veiligheid zou moeten bieden, zorgde voor ellende en onveiligheid. Met de introductie van het kanon bood de muur nog minder bescherming. Trouwens ook de ‘kleine vijand’, de landloper, wist de muren te slechten en de stad binnen te komen.

Toch bleef men nog heel lang aan vestingen vasthouden. In haar boek Tegen terreur. Hoe Europa veilig werd na Napoleon besteedt Beatrice de Graaf veel aandacht aan de rol van forten in de verdediging van Europa tegen Frans geweld na de Napoleontische oorlogen. In die tijd dacht men dat een bedreiging alleen maar vanuit Frankrijk kon komen. Een eeuw later wist men wel beter. Het is trouwens heel normaal dat men de ‘vorige’ oorlog als maat neemt voor de volgende. Terug naar die forten. Napoleon had al laten zien dat een reeks forten weinig meer te betekenen had. Hij liet ze gewoon links liggen, trok verder en negeerde het bewonende garnizoen. Dat kon je in bedwang houden door een klein deel van je troepen achter te laten. Die les weerhield de Europese machten niet om een fortuin te besteden aan de bouw van forten. De grote man in die tijd de hertog van Wellington, zag dat zelf ook in: “De recente campagnes tijdens de revolutionaire oorlogen hebben laten zien dat versterkte plaatsen enigszins uit de mode zijn geraakt… dat forten en vestingen weinig nut hebben en in ieder geval niet de investeringen waard zijn die ze kosten.[1]” 

Dat forten en vestingen weinig militaire waarde hadden, was al bekend. Dat betekende echter niet dat ze niet meer werden gebouwd. Neem het Belgische fort van Eben Emael. Na de redelijk snelle doortocht van de Duitse troepen in 1914 (redelijk snel, maar voor het Duitse keizerrijk te traag), trok de Belgische regering in de jaren twintig de conclusie dat de oude forten gemoderniseerd moesten worden. De zwakheden van 1914 moesten eruit en het zogenaamde ‘gat van Visé’ moest worden gedicht. De Duitsers hadden in 1914 gebruik gemaakt van dit gat tussen Visé en de Nederlandse grens. Hier verrees het ‘moeder aller forten’, het fort Eben Emael. Volgens de militaire experts was het fort onneembaar en daarmee waren de risico’s die de Belgen zagen, beheerst. Toch werd het fort op 10 mei 1940 binnen een kwartiertje door de Duitse troepen uitgeschakeld. De bekende risico’s waren beheerst, onbekende, vernieuwende risico’s niet. Laat de Duitsers nu net met het onbekende, gedurfde aan de slag zijn gegaan. Zweefvliegtuigen en paratroepen die ongezien op het fort landden en het zo van binnenuit uitschakelden. De Belgen waren trouwens niet de enige. Zo hadden de Fransen de Maginotlinie om een snelle Duitse opmars onmogelijk te maken, de Duitsers hun Westwall en investeerden diezelfde Duitsers veel geld en materiaal in de Atlantikwall die op D-Day niet in staat bleek om een geallieerde landing te voorkomen.

In die Eerste Wereldoorlog was men trouwens ook getuige van het eerste moderne grenshek. Nee, niet in een uithoek van de wereld, maar tussen Nederland en België. Nadat in het najaar van 1914 zo’n 800.000 Belgen vluchtten naar het neutrale Nederland, besloten de Duitsers een 300 kilometer lang hek van prikkeldraad met daarop 2000 volt aan spanning tussen Vaals en Zeeuws-Vlaanderen aan te leggen. “Het ‘doodshek (‘Todeszaun’) was het eerste ‘ijzeren gordijn’ in Europa van de twintigste eeuw, dat aan de ‘staatsgrens’ van DDR-dictatuur doet denken,” aldus Patrick Dassen in zijn boek Sprong in het duister. Duitsland en de Eerste Wereldoorlog.” Een hek was bedoeld om mensen binnen te houden. Met beperkt succes want: “Toch lukte het nog zo’n 20.000 Belgen (maar ook Duitse deserteurs en geallieerde spionnen) om hun land via deze grens te ontvluchten. [2] 

Nederland en ook de andere Europese landen protesteren terecht tegen landen, zoals Noord-Korea, die reizen naar andere landen onmogelijk maken. Zo’n land is in de basis één grote openluchtgevangenis waarbij grensbewaking vooral gevangenenbewaking is en minder het voorkomen van ongeoorloofd binnentreden. Dergelijke protesten waren ook voor het vallen van de Berlijnse muur te horen ten opzichte van de Sovjet Unie en de andere landen van het voormalige Oostblok. Deze landen maakten het hun burgers onmogelijk om naar het Westen te reizen en op mensen die ‘over de muur’ wilden vluchten werd zelfs geschoten. Dit zijn duidelijke schendingen van artikel 13 tweede lid van de Universele Verklaring voor de rechten van de Mens. Dit artikel stelt dat iedereen: “het recht (heeft) welk land ook, met inbegrip van het zijne, te verlaten en naar zijn land terug te keren.”  Nu is een land verlaten iets anders dan een land bezoek. Of toch niet?

Ik schreef al vaker over negatieve vrijheid, de vrijheid van onderdrukking en dwang en positieve vrijheid, de vrijheid om iets te kunnen doen. Een land dat haar inwoners belemmert om naar een ander land te reizen, beperkt de (negatieve) vrijheid van haar inwoners. Het belemmert hen in hun handelen en in dit geval zelfs in handelen dat tot de mensenrechten behoort, namelijk het recht om je land te verlaten. De Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens bevat geen artikel dat bepaalt dat iedereen het recht heeft om naar de Europese Unie te komen. De spiegel van ‘het verlaten van welk land dan ook, met inbegrip van het zijne’ is echter het bezoeken van een ander land. Om bezoek te reguleren, te weten wie er op bezoek komt, is onder andere het visumsysteem in het leven geroepen. Het ‘verlaten’ van een land wordt onmogelijk als andere landen je niet toelaten. Dan heb je niets aan je negatieve mensenrecht om je land te kunnen verlaten omdat de andere landen je positieve vrijheid, je mogelijkheid om je land te verlaten, beperken.

Daarmee kom ik bij Vrij. Opgroeien aan het einde van de geschiedenis van Lea Ypi. In hoofdstuk 13 met als titel Iedereen wil weg schrijft ze over Albanezen die hun land willen verlaten om elders een beter bestaan op te bouwen. De eersten lukt dat. Symbool hiervoor staat het schip de Partizani dat met een groep vluchtelingen aan boord wordt verwelkomt in Italië. Al snel doen zich hierbij onverwachte problemen voor. Een ander schip, de Vlora, dat iets later en volgepakt met mensen de overtocht maakt, staat centraal voor de moeilijkheden. De vluchtelingen worden in Italië in een stadion ondergebracht en van daaruit moeten ze weer terug. Ze zijn niet meer welkom. Wat was er veranderd in die korte tijd? Ypi: “In het stadion verspreidde zich het gerucht dat, omdat ons land technisch gezien geen communistische staat meer was, verzoeken om politiek asiel waarschijnlijk zouden worden afgewezen. In plaats daarvan zouden de nieuw aangekomenen beschouwd worden als economische migranten. Dit was een nieuwe, onbekende categorie.[3] ” Een nieuwe, nu zeer bekende categorie die nu door menigeen gelukszoekers worden genoemd. En dan concludeert ze: “Misschien was bewegingsvrijheid wel nooit echt belangrijk geweest. Het was gemakkelijk om die te verdedigen als iemand andere het vuile werk van gevangenschap opknapte. Maar welke waarde heeft het recht om te vertrekken als het recht om elders binnen te komen ontbreekt? Waren grenzen en muren alleen maar verwerpelijk als ze dienden om mensen binnen, in plaats van buiten te houden?[4]  Was het ijzeren gordijn alleen maar verkeerd omdat het niet ‘ons ijzeren gordijn’ was?

“Ik ben onder de indruk hoezeer we het vertrouwen van het mondiale zuiden verliezen”.  Die ik is de Franse president Macron zo is te lezen in een artikel van Arnout Brouwers in de Volkskrant. Een artikel dat is gewijd aan de jaarlijkse veiligheidsconferentie in München. Macron, spreekt aldus Brouwers: “’van een laatste kans’ om landen in Azië, Afrika en Zuid-Amerika ervan te overtuigen dat de regels van de internationale orde hun ook kansen bieden en beschermen. ‘In 2050 zullen er talloze grote sterke landen in die continenten zijn die zich de les niet laten lezen.’”  Zouden ‘Grenshekken’,’ asielzoekers in Rwanda onderbrengen’ en het opportunistisch uitleggen van mensenrechten eraan bijdragen dat die laatste kans wordt benut?


[1] Beatrice de Graaf, Tegen terreur. Hoe Europa veilig werd na Napoleon, pagina 232

[2] Patrick Dassen”, Sprong in het duister. Duitsland en de Eerste Wereldoorlog, pagina 280

[3] Lea Ypi, Vrij. Opgroeien aan het einde van de geschiedenis, pagina 198

[4] Idem, pagina 203

The Day after Tomorrow

“Mr. Gorbatshov, tear down this wall.” Een uitspraak van de voor de meeste Amerikaanse republikeinen ‘heilige’ president Ronald Reagan. Die muur dat was de Berlijnse muur en die moest weg omdat de muur mensen belemmerde in hun vrijheid. Nu, ruim dertig jaar later zit er weer een, bij een deel van de republikeinen ‘heilige’ president Donald Trump. In die dertig jaar is er veel veranderd. De huidige president wil een muur bouwen. Een muur die er deels al staat. Om het daarvoor benodigde geld te krijgen, ligt een deel van de Amerikaanse overheid al een week of twee plat. En zelfs de gedachte om hiervoor de noodtoestand uit te roepen heeft hij, zo is te lezen, overwogen en wijst hij niet categorisch af: “Ja, dat heb ik….We kunnen het doen. Ik heb het niet gedaan. Maar ik kan het doen.” 

Bron: Pixabay

Nu was die ene muur, de Berlijnse, bedoeld om mensen binnen te houden en wil Trump een muur om mensen buiten te houden. Een duidelijk verschil of toch niet? De Berlijnse muur beknotte de vrijheid van de Oost-Duitsers. Die konden niet vrij naar het Westen reizen en hun geluk aldaar beproeven. Zij zaten opgesloten in het Oosten. Trumps muur is juist bedoeld om mensen buiten te houden, niet om de vrijheid van de mensen binnen de muur te beknotten. Of is dit slechts een kwestie van semantiek? Even wat geschiedenis.

De bekendste muur is ongetwijfeld de Chinese muur. Een verdedigingslinie bestaande uit rivieren, heuvels bergen én muren. Die linie is niet in één keer gebouwd. Er is eeuwen aan gewerkt, grofweg tussen 700 voor onze jaartelling en de Mingdynastie die tot 1644 over China heerste. De muur was bedoeld om de ruitervolken van de steppen ten noorden van de muur, op afstand te houden. Om een paar van die steppenvolkeren te noemen, in de begintijd van de muur waren dat de Xiongnu een volk dat erg bedreven was in het boogschieten tijdens het paardrijden. In de dertiende eeuw de Mongolen onder Dzjengis Khan en in 1644 maakten de noordelijke Mantsjoe een einde aan de Mingdynastie. Voor al deze volkeren was de muur een lastige hindernis in hun opmars, meer niet. Lees Jonathan Holslags boek Vrede en Oorlog. Een wereldgeschiedenis er maar op na.

De Chinezen waren niet de enigen die zich verlieten op muren. Eeuwenlang beveiligde steden zich met vestingmuren tegen indringers. Vestingmuren met poorten waardoor je naar binnen kon als je tenminste binnen mocht. Om te voorkomen dat onverlaten naar binnen kwamen, werden die poorten bewaakt en de bewakers hielden toezicht op wie er naar binnen kwam. Een muur om de boze buitenwereld buiten te houden.

Niet dat die muren werkelijk effect hadden bij het buiten houden van de vijand. Al snel ontwikkelde de mens werktuigen om steden te belegeren. Als het daarmee niet lukte om de muren te slechten dan lukte het in ieder geval wel om het leven binnen de muren tot een ellende te maken. Bijzonder nadeel van vestingmuren is dat een eventuele belager van de stad ze ‘gratis’ kon gebruiken bij de belegering. Gratis gebruiken door ervoor te zorgen dat er niets meer de stad in kon gaan. Als je lang genoeg wachtte dan verhongerde iedereen binnen de muren omdat het eten op was. Dezelfde muur die de stad die ze bouwde veiligheid zou moeten bieden, zorgde voor ellende en onveiligheid. Met de introductie van het kanon bood de muur nog minder bescherming. 

Toch bleef men nog heel lang aan vestingen vasthouden. In haar boek Tegen terreur. Hoe Europa veilig werd na Napoleon besteedt Beatrice de Graaf veel aandacht aan de rol van forten in de verdediging van Europa tegen Frans geweld na de Napoleontische oorlogen. In die tijd dacht men dat een bedreiging alleen maar vanuit Frankrijk kon komen. Een eeuw later wist men wel beter. Het is trouwens heel normaal dat men de ‘vorige’ oorlog als maat neemt voor de volgende. Terug naar die forten. Napoleon had al laten zien dat een reeks forten weinig meer te betekenen had. Je kon ze gewoon links laten liggen, verder optrekken en het bewonende garnizoen negeren. Dat kon je in bedwang houden door een klein deel van je troepen achter te laten. Die les weerhield de Europese machten, de Powers that Be noemde ik ze in De schaduw van Baudet, niet om een fortuin te besteden aan de bouw van forten. De grote man in die tijd de hertog van Wellington, zag dat zelf ook in (pagina 323): “ De recente campagnes tijdens de revolutionaire oorlogen hebben laten zien dat versterkte plaatsen enigszins uit de de mode zijn geraakt… dat forten en vestingen weinig nut hebben en in ieder geval niet de investeringen waard zijn die ze kosten.” 

van het fort Eben Emael. Bron: Wikimedia Commons

Dat forten en vestingen weinig militaire waarde hadden, was al bekend. Dat betekende echter niet dat ze niet meer werden gebouwd. Neem het Belgische fort van Eben Emael. Na de redelijk snelle doortocht van de Duitse troepen in 1914 (redelijk snel, maar voor het Duitse keizerrijk te traag), trok de Belgische regering in de jaren twintig de conclusie dat de oude forten gemoderniseerd moesten worden. De zwakheden van 1914 moesten eruit en het zogenaamde ‘gat van Visé’ moest worden gedicht. De Duitsers hadden in 1914 gebruik gemaakt van dit gat tussen Visé en de Nederlandse grens. Hier verrees het ‘moeder aller forten’, het fort Eben Emael. Volgens de militaire experts was het fort onneembaar en daarmee waren de risico’s die de Belgen zagen, beheerst. Toch werd het fort op 10 mei 1940 binnen een kwartiertje door de Duitse troepen uitgeschakeld. De bekende risico’s waren beheerst, onbekende, vernieuwende risico’s niet. Laat de Duitsers nu net met het onbekende, gedurfde aan de slag zijn gegaan. Zweefvliegtuigen en paratroepen die ongezien op het fort landden en het zo van binnenuit uitschakelden. De Belgen waren trouwens niet de enige. Zo hadden de Fransen de Maginotlinie om een snelle Duitse opmars onmogelijk te maken, de Duitsers hun Westwall en investeerden diezelfde Duitsers veel geld en materiaal in de Atlantikwall die op D-Day niet in staat bleek om een geallieerde landing te voorkomen.

Toch wil de Amerikaanse president Trump een kapitaal besteden aan een muur. Hij is niet de enige en de eerste, zijn voorgangers hebben ook geïnvesteerd in grensbewaking en hekken. Dit tegen hoge kosten, met relatief weinig succes en veel ellende als resultaat. En niet te vergeten, goed gevulde beurzen van smokkelaars. Immers hoe lastiger het wordt, hoe hoger de prijs die de toch al arme sloebers moeten betalen om de grens over te steken. Iets wat we ook langs de Europese grenzen zien. Want we kunnen hier wel lachen om Trump en zijn muur, Europese landen en de Europese Unie doen hetzelfde. De geschiedenis laat echter zien dat alle muren gaten vertonen, dat je erover en eromheen kunt en dat ze het bij voldoende druk begeven.

Al lukt het Trump om langs de hele zuidgrens een muur te plaatsen, dan nog zullen er tunnels onder de muur worden gegraven. Dan zullen slimme smokkelaars een schip kopen, het vullen met mensen en koers zetten naar een haven of gebied ruim voorbij die muur. Nee, de geschiedenis laat zien dat forten en muren om mensen buiten te houden een slechte reputatie hebben. 

Zoals hierboven al een paar keer geschreven, is het makkelijker om mensen binnen een muur te houden. Gedetineerden ontsnappen relatief zelden uit een gevangenis. Dat zal er ook mee te maken hebben dat het hen aan de middelen ontbreekt om gewapende bewakers te overmeesteren of de muren te slechten. Wellicht is dat ook de reden dat de Berlijnse muur zeer succesvol was in het voorkomen van een vlucht naar het Westen. 

Dit schrijvend, moet ik denken aan de ‘rampenfilm’ The Day after Tomorrow. In de film staat klimaatverandering centraal. Daar waar het klimaat in de werkelijkheid tot nu toe langzaam verandert, gaat dat in de film anders. In een paar dagen verandert het grootste deel van het noordelijk halfrond in één ijsmassa. Voor de inwoners van het noordelijke deel van de Verenigde Staten gaat dat te snel om nog te vluchten naar warmer oorden. Het Zuidelijke deel heeft nog een kans en vlucht naar …. Mexico. Ik laat het aan een creatieve scenarist en regisseur om eenzelfde film te maken maar dan met Trumps muur. Dat zou het voor de vluchtende Amerikanen een stuk moeilijker maken om de grens met Mexico over te steken. Het zou het voor Mexico een stuk makkelijker maken om de stoet Amerikanen tegen te houden. Je hoeft alleen maar de poorten in de muur dicht te houden. Net als bij die oude forten. Zou Trump daar al eens over hebben nagedacht?


Terrorisme

In de afgelopen vier Prikkers (Wat was en IS 123 en 4) gaf ik een historische schets waarin IS kon ontstaan. In deze Prikker blijf terrorisme het onderwerp. Onze overheid, de Nationaal coördinator terrorismebestrijding (Nctv), omschrijft terrorisme als volgt: “Terrorisme is het uit ideologische motieven dreigen met, voorbereiden of plegen van op mensen gericht ernstig geweld, dan wel daden gericht op het aanrichten van maatschappijontwrichtende zaakschade, met als doel maatschappelijke veranderingen te bewerkstelligen, de bevolking ernstige vrees aan te jagen of politieke besluitvorming te beïnvloeden.” Ook terreurdeskundige Beatrice de Graaf lijkt terrorisme en terreur te zien als afkomstig van groepen die zich met geweld tegen de samenleving afzetten. In haar DWDD college noemt zij terroristen de ‘klunzen’ en de ‘losers van de geschiedenis’. Terreur als wapen van de zwakkeren. 

Door terrorisme en terreur op deze manier te framen blijft een heel belangrijk aspect van terreur buiten beschouwing. Een deel dat wel eens cruciaal zou kunnen zijn bij het bestrijden van terreur. Voor dat deel eerst naar het woord terrorisme. Terrorisme is, volgens de Van Dale: “het onder druk zetten van een regering of bevolking door daden van terreur.” Een ‘daad van terreur’ is, volgens dezelfde Van Dale: “georganiseerd politiek geweld.” Terrorisme is daarmee het onder druk zetten van een regering of bevolking door daden van georganiseerd politiek geweld. 

Bron: wikipedia

Terrorisme kan volgens deze definitie gericht zijn tegen de regering of bevolking. Volgens deze definitie is terrorisme ook georganiseerd politiek geweld van een overheid tegen haar bevolking. De overheid als terrorist? Dat klinkt vreemd in de oren. Toch is het niet zo vreemd als het klinkt. Als we teruggaan naar de oorsprong van het woord terreur dan komen we uit bij la Terreur met een hoofdletter na de Franse revolutie van 1789. In Liberté schreef ik er al iets over. De belangrijkste vertegenwoordiger van het programma dat ten grondslag lag aan de periode die nu la Terreur heet was Maximilian Robespierre en die was, volgens Palmer in Colton in de zesde editie van hun boek A History of the Modern World (pagina 376): “determined … to bring about a democratic republic made up of good citizens and honest men.” Om zover te komen moest men af van ‘slechte burgers’ en ‘oneerlijke mensen.” Hoe doe je dat? “A Committee of General Security was created as a kind of supreme political police. Disigned to protect the Revolutionary Republic from it’s internal enemies, the Terror struck at those who were in league against te Republic, and those who were merely suspected of hostile activities.” En dat was een uitgebreid palet aan mensen: “It’s victims ranged from Marie Antoinette and other royalist to the former revolutionary colleagues of the Mountain, the Girondin leaders; and before the year 1793-1794 was over, some of the old Jacobins of the Mountain who had helped inaugurate the program went also to the guillotine.” in totaal verloren zo’n 40.000 mensen hun hoofd en honderdduizenden werden gearresteerd en vastgehouden.

La Terreur, de naam van deze periode is uiteindelijk in de negentiende eeuw als een leenwoord vanuit het Frans in het Nederlandse woordenboek verschenen. Terreur heeft haar naam dus te danken aan geweld van de overheid tegen haar burgers. Burgers die als een bedreiging werden gezien voor de Franse republiek. De Franse revolutionaire republiek is trouwens niet de enige die zich aan dergelijke terreur heeft bezondigd. De Russische, Chinese, Iraanse en anderen deden hetzelfde. Sterker, het lijkt min of meer eigen aan revoluties dat na de omwenteling een periode van terreur volgt. Terreur als middel van de machthebbers tegen de eigen bevolking. Stalin startte in 1934 met wat we nu de ‘grote zuivering’ noemen. Die periode volgde trouwens op een terreurcampagne tegen de ‘koelakken’, de boeren. Hitler startte in dezelfde periode met iets soortgelijks. Na de Rijksdagbrand van 1933 startte hij een terreurcampagne tegen zijn gevaarlijkste vijand, de communisten. Die verdwenen in het gevang en in speciaal ervoor gebouwde concentratiekampen. Kampen die later ook werden gevuld met socialisten en andere bedreigingen voor zijn regime. Mao deed het in China zelfs twee keer, eerst tussen 1952 en 1956 toen iedereen gelijkgeschakeld werd tot ‘nieuwe mens’ en vanaf 1966 onder de vlag van de ‘Culturele revolutie’. 

In de ruim tweehonderd jaar dat we het woord terreur kennen, is de dader ineens het slachtoffer geworden. Door deze bijzondere gedaantewisseling verdwijnt terreur door de overheid buiten beeld. Dit terwijl terreur door de overheid veel gevaarlijker is dan terreur door ‘klunzen en losers van de geschiedenis’. De overheid heeft immers het machtsmonopolie. En zoals ik in het laatste deel van Wat was en IS al schreef, staat de geschiedenis: “bol van ‘gesol’ door de machtigen. De onmachtige reageren op dit gesol, zij moeten zich hiertoe verhouden. De machtigen passen vervolgens hun gesol weer aan aan die reactie.”

Laten we eens met de originele bril van terreur, dus met de overheid als dader, naar reacties van overheden op aanslagen kijken. Na de aanslagen van 11 september verklaarden de Verenigde Staten de oorlog aan ‘terreur’ en Nederland ging hierin mee, net als alle andere westerse landen. Artikel 5 van de NAVO trad in werking: een aanval op één is een aanval op allen. In een oorlog gelden andere regels dan in een normale samenleving. Het normale recht wordt opzij gezet. Als we kijken naar de resultaten dan zien we dat dit tot zeer veel doden heeft geleid, dat past in het frame van een oorlog. In een oorlog schakel je je tegenstander uit en heten toevallige slachtoffers ‘collateral damage’. Het heeft tot heel weinig veroordelingen door een rechter geleid. Ook dat past in het oorlogsframe, daar geldt het oorlogsrecht. En dat werd, zie het voorbeeld van de gevangenen in Guantanamo Bay, zelfs opzij geschoven. 

Bron: Flickr 

Politie, inlichtingen- en veiligheidsdiensten kregen veel ruimere bevoegdheden tot het verzamelen van gegevens over mensen. In de strijd tegen het IRA-terrorisme kreeg de Britse politie in de jaren zeventig via de Prevention of Terrorism Act (PTA) uitgebreidere bevoegdheden waaronder het zonder aanklacht vasthouden van mensen gedurende minimaal 48 uur zonder dat de arrestant aanspraak kon maken op de rechten die een normale arrestant heeft. Neem de nieuwe Wet op de inlichtingen en veiligheidsdiensten (Wiv) in Nederland. Een bijzondere wet. Bijvoorbeeld artikel 39 lid 1: “De diensten zijn bevoegd zich bij de uitvoering van hun taak, dan wel ter ondersteuning van een goede taakuitvoering, voor het verzamelen van gegevens te wenden tot bestuursorganen, ambtenaren en voorts een ieder die geacht wordt de benodigde gegevens te kunnen verstrekken.” Hiervoor hoeven ze zich alleen maar te legitimeren als zijnde van de inlichtingendienst een rechterlijk bevel is niet nodig. Of en zo ja hoe en met welke gevolgen die ‘bestuursorganen, ambtenaren en iedereen die geacht wordt de benodigde gegevens te kunnen verstrekken’ zo’n verzoek naast zich neer kunnen leggen, daar rept de wet niet over.

‘Als je niets verkeerds hebt gedaan, dan hoef je je daar geen zorgen over te maken’. Dat is een veel gehoorde reactie als iemand bezwaren maakt tegen deze extra bevoegdheden voor de overheid. Een argument dat geen hout snijdt. De geschiedenis van de Britse PTA laat zien dat ook onschuldige mensen het slachtoffer werden van deze wet. De Amerikaanse ervaringen met Guantanamo Bay laten iets soortgelijks zien. De Toetsingscommissie inzet bevoegdheden (TIB) die moet toezien op de toepassing van de Nederlandse Wiv constateerde in haar eerste rapport: “De TIB heeft het grootste deel van de verzoeken als rechtmatig beoordeeld. Tegelijk constateert de TIB dat in een aantal gevallen de door de minister verleende toestemming als onrechtmatig is beoordeeld.” Niets verkeerd doen is daarmee geen garantie dat je je ‘geen zorgen’ hoeft te maken. De overleden journalist Willem Oltmans zou erover mee kunnen praten. Hij ontving in 2000 achtmiljoen gulden schadevergoeding van de Nederlandse staat omdat die hem jarenlang had tegengewerkt en zijn reputatie had geschaad. Trouwens, zelfs als dit allemaal feilloos verloopt, dan nog is een overheid zoals de Britse, die mensen zonder aanklacht vasthoudt en die zonder tussenkomst van een rechter informatie over iemand verzamelt, een reden tot zorg. Dergelijk handelen, ook al is het gebaseerd op een wet, staat op gespannen voet met het zijn van een rechtstaat.

Zeker als we wat dieper in de overheid als ‘terorismebestrijder duiken.“Terrorismebestrijding in Nederland richt zich niet alleen op de gewelddaden zelf, maar ook op het traject daarvóór. Aan terroristische daden gaat een proces van radicalisering vooraf. Het streven is om radicalisering van groepen en individuen zo vroeg mogelijk te onderkennen, zodat met behulp van persoonsgerichte interventies voorkomen kan worden dat zij terroristisch geweld gaan plegen.” Zo is te lezen op de site van de Nctv en: “Deze combinatie van preventieve en repressieve maatregelen staat bekend als de ‘brede benadering’ en wordt al lange tijd met succes in Nederland toegepast.” Veiligheidsdiensten die radicalisering zo vroeg mogelijk willen onderkennen omdat het vormen van radicale gedachten een voorstadium kan zijn van het toepassen van geweld. Nu is radicaal een rekbaar begrip. Radicaal is volgens Van Dale: “iemand die verregaande hervormingen wil.” Maar wie bepaalt wat radicaal is? Wat voor de een een vergaande hervorming is, is voor de ander een eerste kleine stap in een bepaalde richting. Zo kun je met recht en rede betogen dat een pleidooi voor een basisinkomen een verregaande hervorming is. Het staat immers haaks op de gangbare opvattingen over de rol van onze sociale zekerheid. Een werkloosheidsuitkering stond echter ook jarenlang haaks op de gangbare opvattingen. Zelfs een democraat was eeuwenlang een radicaal. 

Iedereen loopt dus het risico om te worden gezien als radicaal en dus als potentieel subject van bemoeienis door de overheid. De Nctv hierover: Tegenwoordig gaat de grootste dreiging uit van een mondiale politiek-religieuze strijd: het jihadisme. Maar ook terrorisme uit andere hoeken, bijvoorbeeld rechtsextremisme, wordt tegengegaan. Het uitgangspunt is dat terrorisme dient te worden voorkomen en bestreden, ongeacht de ideologische achtergrond.” Daar waar de overheid van dader, slachtoffer van terreur is geworden, wordt de burger van slachtoffer potentieel dader. Een bijzondere positiewisseling waardoor terreur door de overheid niet lijkt te bestaan, terwijl dat de grootste bedreiging voor onze vrije, open, democratische en inclusieve rechtstaat is.

Natuurlijk moeten we proberen om te voorkomen dat verschrikkelijke aanslagen zoals die in New York, Londen, Parijs, Madrid, Berlijn enzovoorts worden gepleegd. Dergelijke aanslagen brengen veel leed met zich mee. Het zijn en blijven, om De Graaf te citeren, ‘klunzen en de losers van de geschiedenis’. Klunzen en losers die niet van ons kunnen winnen, maar waar we wel van kunnen verliezen’ om die spreuk van Johan Cruijff nog maar eens te gebruiken. Overheidsacties gericht tegen groepen mensen en waarbij de groep niet duidelijk is afgegrensd, herbergen het risico om uit te draaien op terreur door de staat. Ervaringen uit het verleden laten zien dat er niets zo vernietigend is voor een samenleving als terreur door een staat tegen inwoners.

Bron: Wikipedia

Zoals al aangegeven, zijn er weinig daders van terrorisme voor de rechter verschenen. Deels omdat ze zichzelf van het leven beroofden en deels omdat ze werden gedood door veiligheidstroepen. Dat is jammer omdat de kracht van onze rechtstaat juist de rechtspraak zou moeten zijn: het eerlijke proces. Dat zou ook zo moeten zijn voor de partners van IS strijders die zijn nagereisd naar Syrië en Irak. Deze partners en hun kinderen wordt het nu bijna onmogelijk gemaakt om naar Nederland terug te keren. Dit terwijl zij in bezit zijn van de Nederlandse nationaliteit. Zo laten we de sterke kant van onze rechtspraak onbenut en dat is een eerlijk proces, het uitzitten van straf en vervolgens weer als vrij burger genieten van de voordelen van onze vrije, open, inclusieve, democratische samenleving. Door te laten zien dat je fouten mag maken, maar dat je na je straf er weer bij hoort.

De weg naar winst maakt gebruik van en versterkt ondertussen de belangrijkste kenmerken van die vrije, open, democratische en inclusieve rechtstaat. Dat doet zij door mensen die geweld gebruiken op te sporen en volgens de normale procedures van het gewone strafrecht te  berechten. Dat doet zij door alle opvattingen en ideeën een plek te geven in het openbare gesprek en debat. Dat doet zij door uit te stralen dat iedereen erbij hoort. Dat doet zij door, zoals ik in Fraternité schreef, door vrijheid, gelijkheid en broederschap op een evenwichtige manier met elkaar te verbinden. Dat doet zij niet door het frame van de ‘oorlog tegen terrorisme’. Dat doet zij ook niet door de roep om meer en verdergaande bevoegdheden voor de overheid in de ‘strijd tegen terrorisme’. Dat doet zij niet door een overheid die zich via een Nctv gaat bezighouden met het denken van mensen en hun al dan niet ‘radicale’ opvattingen. Dat zijn maatregelen waardoor we ‘van ze kunnen verliezen’.


Wat was en IS (deel 4)

Vandaag het vierde en laatste deel in de serie Wat was en IS. Wilt u eerst de andere delen lezen? klik hier voor deel 1, deel 2 en deel 3.

Devaluatie van onze waarden

Naast het gesol in het Midden-Oosten is er nog iets wat kan hebben bijgedragen aan de opkomst van op de islam geïnspireerd terrorisme. Het Westen met als leider de Verenigde Staten zag en verkocht zich als de verspreider van vrijheid, mensenrechten en democratie. Van een open en transparante samenleving. Tot zover de theorie. In de praktijk werden en worden regimes en dictators ondersteund die zich aan die mensenrechten en de democratische waarden weinig gelegen laten. Neem bijvoorbeeld de ‘beste bondgenoot’ van de VS in het Midden-Oosten: Saoedi-Arabië. Een autoritair koninkrijk waar het met de vrijheden slecht is gesteld, waar aan slavernij verwante praktijken nog redelijk gebruikelijk zijn en waar tegenstanders het risico lopen om ‘na een kleine onenigheid’ van de aardbodem te verdwijnen. Een land dat door het Westen gesanctioneerd een ander land, Jemen, naar de middeleeuwen bombardeert. In de praktijk werden er ook, zoals met Allende in Chili gebeurde, democratisch gekozen regeringen afgezet en vervangen door (militaire) dictaturen. Die praktijk staat in redelijk contrast met het beeld dat het Westen van zichzelf heeft en anderen zien dat ook.

Bron: Flickr

Zoals gezegd is ‘sollen’ eigen aan macht. Je ‘solt’ voor je eigen gewin omdat je de macht hebt om te ‘sollen’ en dat verantwoord je door te wijzen op je eigen superioriteit. Je ‘solt’ om de democratie te bevorderen en de mensenrechten te beschermen. Maar hoe aantrekkelijk worden die waarden als je kind wordt gedood door die ‘hellfire’ bij de buren? Hoe aantrekkelijk worden die waarden als je man of ouders worden omschreven als ‘collaterale damage’? Hoe aantrekkelijk worden die waarden als ‘regimes’ worden ondersteund die lak hebben aan die waarden? Hoe aantrekkelijk worden die waarden als internationaal recht met voeten wordt getreden, zoals de VS in Guantanamo Bay en Abu Ghraib? Wat is de morele aantrekkingskracht van zo’n samenleving? Hoeveel waarde zal er aan mensenrechten worden gehecht als landen die ze met woorden prediken ze door hun daden met voeten treden?

Op nog een tweede manier devalueert het Westen haar waarden. Dat gebeurt door de manier waarop het Westen reageert op terrorisme. Wijlen Johan Cruijff deed een legendarische uitspraak over Italië als voetballand en Italiaanse clubs: “Ze kennen niet van je winnen, maar jij ken wel van ze verliezen.” Die uitspraak gaat ook op voor terroristen. Terroristen vormen, zo beweert Beatrice de Graaf in haar DWDD-college terecht, geen existentiële bedreiging voor onze open, inclusieve samenleving. Zij kunnen niet van ons winnen. Wij kunnen wel van hen verliezen. Een vrije, open, inclusieve samenleving is het beste wapen tegen terrorisme. Terroristen kunnen die samenleving niet afbreken, dat kunnen we alleen zelf doen. Wordt de kracht niet ondermijnt als gezagsdragers de plegers van deze aanslagen bestempelen als idioten, barbaren en griezels, door er beesten van te maken? Als mensen worden ‘ontmenselijkt’ want als het geen mensen zijn, hebben ze ook geen mensenrechten en hoeven we ze niet als mensen te behandelen. Wordt de kracht van de samenleving niet juist ondermijnt door deze vrijheden te beperken? Zeker als deze beperkingen steeds dezelfde mensen treffen. Mensen die met daden en woorden ‘buiten de samenleving’ worden geplaatst.

Hoe prettig wordt een samenleving waarin leidende politici delen van de bevolking in een hoek plaatsen alleen op basis van hun religie? Hoe makkelijk worden mensen door de oorlogsretoriek in de ‘hoek’ en buiten de samenleving geplaatst en als vijanden te bestempelen en te behandelen? Door ze te ontmenselijken? Zou het niet de kracht van een open, inclusieve samenleving moeten zijn, om juist mensen als mensen te zien en te behandelen? Hoe open en inclusief is de Nederlandse samenleving nog? Welk samen is er in een samenleving als de ene helft door de andere niet als mens wordt gezien en vice versa?

“Een situatie waarin handelen uit rationeel eigen belang op de markt tot resultaten leidt die maatschappelijk gezien irrationeel en inferieur zijn.” Dat is rationele irrationaliteit volgens de journalist John Cassidy. Hij gebruikt dit begrip in zijn boek Wat als de markt faalt (pagina 159) om de economische situatie vóór de bankencrisis te beschrijven. Als we het economische weglaten en we passen het op de politiek toe, dan is rationale irrationaliteit: ‘een situatie waarin op rationeel eigen belang gebaseerde politieke handelen leidt tot irrationele en inferieure resultaten. Alle stappen die worden gezet kunnen als rationeel worden gezien als er sprake is van een oorlog. En omdat het oorlogsframe wordt gebruikt, lijken de maatregelen rationeel. Maar is het resultaat ook rationeel? De ‘War on Terror’ als een vorm van rationele irrationaliteit?

Ook al deze acties in de ‘oorlog tegen terrorisme’ hebben gevolgen. Maatregelen die onze open, vrije en inclusieve samenleving beperken, verzwakken ons verweer tegen terreur en terrorisme omdat ze bijdragen aan polarisatie en verdeeldheid. Wat belangrijker is door het nemen van maatregelen die de waarden van een open, vrije en inclusieve samenleving verzwakken, straalt die samenleving angst uit. Die angst maakt terrorisme tot een nog aantrekkelijker alternatief voor de, zoals De Graaf ze noemt, ‘klunzen en losers’ van de geschiedenis. Die angst geeft hen meer macht. 

Eigen foto

Conclusie

Daarmee ben ik aan het einde van mijn beschrijving van de wereld waarin terrorisme dat zich baseert op de islam kon ontstaan. Het is, zoals gezegd, geen antwoord op de vraag hoe IS is ontstaan. Voor een antwoord op die vraag is veel diepgaander onderzoek nodig. Wel kunnen we concluderen dat de geschiedenis bol staat van ‘gesol’ door de machtigen. De onmachtigen reageren op dit gesol, zij moeten zich hiertoe verhouden. De machtigen passen vervolgens hun gesol weer aan die reactie aan.

Aan het einde van dit artikel moet ik denken aan het boek  De Mars der Dwaasheid. Bestuurlijk onvermogen van Troje tot Vietnam van historica Barbara Tuchman. Tuchman opent met de volgende alinea (pagina 12): “Een verschijnsel dat we overal en altijd in de geschiedenis tegenkomen is dat regeringen een beleid volgen dat tegen hun eigen belang indruist. Het lijkt alsof de mens van besturen een magerder vertoning maakt dan van elke andere bedrijvigheid. Wijsheid, die men zou kunnen omschrijven als het uitoefenen van een oordeel op basis van ervaring, gezond verstand en beschikbare informatie, is hier ver te zoeken en wordt vaker in de wind geslagen dan eigenlijk zou mogen. Hoe komt het dat hoogwaardigheidsbekleders zo vaak handelen in strijd met wat de rede of het welbegrepen eigenbelang hun influistert? Waarom lijkt het gezond verstand het zo menigmaal af te laten weten?” Om bij haar titel aan te haken: waarom handelen bestuurders zo dwaas? Voor Tuchman is er sprake van dwaasheid als de gevoerde politiek aan drie criteria voldoet. Als eerste moet de gevoerde politiek destijds ook als averechts zijn onderkend en niet pas achteraf. Het tweede criterium is dat er geschikte alternatieve gedragslijnen beschikbaar moesten zijn. Het laatste criterium is dat het de politiek van een groep moet zijn geweest en niet van een individuele heerser. Een politiek die langer heeft geduurd dan een politieke levensduur. De ‘War on terror’ lijkt te voldoen aan alle drie de criteria. Tijd voor herbezinning?

Ik hoop dat de dochter van onze vrienden nu een beter beeld heeft bij het informatie verzamelen, wegen en ordenen en dat verwerken in een betoog met kop en staart. Ik hoop dat ze er ook van opsteekt dat menselijk gedrag door de eeuwen heen vrij constant is en dat we door het verleden te bestuderen veel over dat gedrag kunnen leren en dus veel over onszelf.


Wat was en IS (deel 3)

Vandaag deel 3 in de serie Wat was en IS. Wilt u eerst de andere delen lezen? klik hier voor deel 1 en hier voor deel 2

Wat er ook gebeurde

In 1979, hetzelfde jaar als de Iraanse revolutie maar dan aan het einde van dat jaar, viel de Sovjet Unie Afghanistan binnen. Of in de Sovjet beleving: ze werden gevraagd door een bevriende regering in moeilijkheden om een handje te komen helpen. In de nieuwe op Khomeini gebaseerde retoriek: de islamitische bevolking van een land kwam terecht in opstand tegen de ‘ongelovige’ regering; die regering heeft nu de steun van de ‘ongelovige’ Sovjets. Het is de plicht van de waarlijk gelovige om de broeders te helpen. Deze lokroep werd beantwoord door duizenden Arabieren (waaronder Osama Bin Laden) die zich in Afghanistan aansloten bij de Mujahedien. De Verenigde Staten ondersteunden de Mujahedien met training, wapens en inlichtingen, dit om hun aartsvijand de Sovjet Unie dwars te zitten. Dit onder het aloude adagium: de vijand van mijn vijand is mijn vriend.

De Sovjettroepen trekken zich terug. Bron Wikipedia

De Mujahedien waren succesvol, in 1989 trok de Sovjet Unie zich moegestreden terug. Dit succes werd mede veroorzaakt door de ineenstorting van de Sovjet economie en vervolgens de Sovjet invloedssfeer. Met de val van de Berlijnse muur eindigde de facto de invloedssfeer van de Sovjet Unie. Het succes voor de Mujahedien en hun Arabische medestrijders was er niet minder om. Maar wat te doen na het succes? Een zeer relevante vraag, zeker voor die Arabische medestrijders. Daarvoor bood Bin Laden een oplossing: de wereld als strijdtoneel en dan vooral gericht op het verdrijven van de buitenlandse invloed uit het islamitisch gebied. De vijand van de voormalig vijand keert zich tegen de vriend, trainer en tot dan belangrijkste financier. De opleiding is echter al genoten, de leerling is leraar geworden en nieuwe financiers zijn snel gevonden in de Arabische wereld. Al snel worden er aanslagen gepleegd. De eerste poging op het WTC in New York in 1993. De aanslagen op de Amerikaanse ambassades in Nairobi en Dar es Salaam in 1998. Het Amerikaans marineschip USS Cole in de haven van Aden (Jemen) in 2000. Deze aanslagen werden veelal beantwoord met het sturen van kruisraketten naar plekken waar Al Qaida-leden en vooral leiders zich bevonden. Kruisraketten met alle ‘collaterale damage’ van dien. En met kruisraketten en enkele bombardementen worden grote misdaden al beantwoord met oorlogsgeweld.

De lijnen komen samen

Een alternatief voor de regering Saddam stond niet klaar dus werd er een overgangsregering onder Amerikaanse leiding gevormd. Doel van deze regering was het land zo snel mogelijk klaarstomen voor vrije verkiezingen. Dan zou de macht aan een door het volk gekozen regering kunnen worden overgedragen en kon de Amerikaanse terugtocht zijn aanvang nemen. Iets wat de filosoof John Gray in zijn boek Zwarte Mis met recht en rede een utopisch experiment noemde. Zeker als dit gebeurt met als doel om terrorisme uit te roeien. Want democratisering en terreur en terrorisme gaan volgens hem hand in hand. Gray (p. 205): “De Verenigde Staten en andere landen lezen streng islamitische landen de les over de noodzaak tot ‘modernisering’ – dat wil zeggen: de herhaling van het ontwikkelingspatroon in westerse landen. Ze hebben buiten beschouwing gelaten dat overal waar een poging is ondernomen een westers ontwikkelingsmodel aan niet-westerse landen op te leggen, deze gepaard is gegaan met grootschalige terreur, terwijl het twintigste-eeuwse Europa zelf moorden van staatswege op ongekende schaal heeft meegemaakt. Terreur is een vast onderdeel van het moderne westen geweest. En waar moderne staten in het Midden-Oosten hebben bestaan – zoals in Irak onder Saddam, dat vóór de ontwrichting door economische sancties van dertien jaar lang en de daaropvolgende Amerikaanse invasie een van de hoogst ontwikkelde Arabische landen was – hebben deze ook steeds terreur uitgeoefend. Een groot aantal landen – Groot-Brittannië, Spanje, Italië, Duitsland, Japan, de Verenigde Staten bijvoorbeeld – is met ernstige dreiging geconfronteerd. In Rusland is het terrorisme verhevigd na de democratisering, terwijl het in China in bedwang wordt gehouden. Politieke processen kunnen helpen terrorisme aan te pakken, maar democratie is geen wondermiddel.”

Januari 2005 was het zover, de vrije verkiezingen werden gehouden voor een Assemblee. Die zorgden voor een verschuiving van de macht. Een baaierd aan partijen en kandidaten deden mee. De kandidaten mochten geen banden hebben met het oude leger en mochten ook geen hoge posities hebben bekleed binnen de oude Baath partij. Hierdoor werd het velen, meest Soennieten want die hadden de macht in het ‘oude’ Irak, onmogelijk om zich kandidaat te stellen. In een land waar families en clans een belangrijke rol spelen, betekende dit dat Soennieten ondervertegenwoordigd waren, zeker omdat de grootste populaire Soennitische partij vanwege bedreigingen uit de verkiezingen stapte en soennitische geestelijken opriepen de verkiezingen te boycotten. Een Assemblee die twee opdrachten had. Als eerste het met een 2/3e meerderheid benoemen van de presidentiële raad die uit een president en twee vice presidenten bestond. Die raad moest vervolgens de premier benoemen. De tweede taak bestond uit het opstellen van een definitieve grondwet. Die moest voor half augustus 2005 gereed zijn, zodat in december 2005 opnieuw kon worden gekozen en nu voor het nationaal parlement. De kiezers kozen vooral langs etnische en religieuze lijnen: Koerden op Koerden, Sjiieten op Sjiieten en Soennieten, als ze al stemden, op Soennieten. Het resultaat: “Het ziet ernaar uit dat de Assemblee vooral de sjiitische en Koerdische bevolking zal vertegenwoordigen. Het ontbreken van een soennitische stem bij het kiezen van de presidentiële Raad en het opstellen van de grondwet, kan echter grote gevolgen hebben voor de legitimiteit en de stabiliteit van de toekomstige Iraakse regering.” Zoals te verwachten, leverden de verkiezingen, en ook alle die nog zouden volgen, geen stabiele en alom gerespecteerde en gelegitimeerde regering op.

Verliezers en achtergestelden protesteerden en grepen naar de wapens. Ze pleegden aanslagen, startten gevechten met milities van andere groepen en met het door de Amerikanen opnieuw opgerichte en getrainde Iraakse leger. Een leger dat in ieder geval geen afspiegeling van de bevolking vormde. In het noorden stichtten de Koerden, met ‘goedkeuring’ van de VS, de facto een eigen staat. Een staat die nog wel bij Irak hoorde, maar de regering had er niets te zeggen. De grootste verliezers waren de Soennieten. Zij kwamen er in de nieuwe structuur bekaaid af en wat belangrijker was, hun belangrijkste leiders werden door de Amerikanen en de nieuwe regering gepasseerd, als ze al niet gevangen zaten in onder andere Abu Ghraib. Ze waren immers belangrijke leden van de Baath partij geweest en die werden overal geweerd. 

Chaos in Syrië op kaart. Bron: Wikimedia Commons

Resultaat: chaos en geweld. Als iets een goede voedingsbodem is voor terreur dan is het wel chaos en geweld, zoals Beatrice de Graaf in haar college aangeeft. De Franse en Russische revoluties zijn daar goede voorbeelden van. Daarbij moeten we ons bedenken dat de terrorisme, zoals Beatrice de Graaf het in haar DWDD-college noemde, iets is voor de ‘klunzen’ en de ‘losers van de geschiedenis die liever een short cut nemen dan gebruik te maken van de trage molens van de democratische besluitvormingsprocessen’. De Arabische ‘Afghanistan-veteranen’ en hun aanhangers trokken naar de de Iraakse puinhopen. Die boden hen een mogelijkheid om tegen de ‘grote Satan’ te vechten. Zij begonnen met waarvoor ze waren opgeleid: het zaaien van dood en verderf in Irak. 

Bovendien bevond de aartsvijand zich hier op ‘heilige’ islamitische grond. Irak werd zo een nieuw ‘oorlogsgebied’ voor deze strijders. Een strijd waarbij ze ook wel eens gevangen werden genomen en dan werden opgesloten in onder andere Abu Ghraib. Daar kwamen zij commandanten van Saddams oude leger tegen. Dat gebeurde ook met de latere leider van IS, Abu Bakr al-Baghdadi. En hoewel die commandanten ‘van nature’ geen fanatieke moslims waren, zagen zij een kans om samen met die fanatieke moslims te werken aan herstel van hun oude machtspositie. Eenmaal uit het gevang gingen zij gezamenlijk aan de slag om een machtsbasis te creëren. Een machtsbasis georganiseerd en gestructureerd door de oud commandanten en onder religieuze leiding van al-Baghdadi. Al-Baghdadi voegde een nieuw element toe aan het radicaal gewelddadig jihadisme. Hij riep het kalifaat uit, benoemde zichzelf tot kalief en plaatste zichzelf zo als rechtmatig opvolger van de profeet Mohammed en boven de sultans en koningen in de islamitische landen.

Toen eind 2010 de ‘Arabische Lente’ uitbrak, ontstond er een heel nieuw speelveld voor de ‘klunzen’ en ‘losers’. Vooral in Libië en Syrië bleken er kansen te liggen voor de fanaten. In Libië werd Khadafi verdreven met steun in de vorm van bombardementen van onder andere de NAVO. Net als in Irak ontbrak het aan een alternatief voor een regering waardoor het land in de stammenstrijd belandde waarin het zich nog steeds bevindt. In Syrië weigert leider Assad het veld te ruimen en breekt een burgeroorlog uit. Twee keer chaos en geweld en dus de plek voor terreur en terrorisme. Tot zover de grote lijnen van de geschiedenis van het geschiedenis van het Midden Oosten en Centraal Azië.

Morgen het vierde en laatste deel in de serie Wat was en IS.

Wat was en IS (deel 1)

De dochter van vrienden van ons, moet een studie kiezen. Omdat zij het vak geschiedenis leuk vindt, denkt zij erover om geschiedenis te gaan studeren. Maar wat kun je er later mee worden? Daarom ging zij in gesprek met de historicus achter de Ballonnendoorprikker. Nu kun je allerlei beroepen gaan noemen zoals geschiedenisleraar, ambtenaar of zoiets. Belangrijker is de vraag wat je leert tijdens de studie en bij de studie geschiedenis is dat informatie verzamelen, wegen en ordenen en dit verwerken in een betoog met kop en staart. ‘Oh, dus jij kunt vertellen hoe IS is ontstaan?’ vroeg de meid. Een vraag die een vriend mij een paar jaar geleden al eens stelde in een andere vorm. Een interessante vraag die ik niet kan beantwoorden want ik was niet bij de oprichting van IS. Wat ik in de komende vier Prikkers wel probeer is een schets te geven van de wereld waarin IS en terrorisme dat zich beroept op de islam kon ontstaan en hoe er vervolgens op werd en wordt gereageerd.

Het jihadistisch terrorisme, kent een lange voorgeschiedenis met een duidelijk markatiepunt. Een punt waarna ‘war on terror’ het dominante politieke frame werd: de aanslagen op de Twin Towers en het Pentagon van 11 september 2011. Beatrice de Graaf noemt in haar  DWDD college met goede redenen het jaar 1979 als beginpunt. In dat jaar kwam in Iran Ayatollah Khomeini aan de macht. Iran werd een islamitische republiek. Khomeini bood de wereld en dan vooral de islamitische wereld een alternatief in de tot dan toe redelijk bipolaire wereldorde met aan de ene kant de Verenigde Staten als kapitalistische supermacht en aan de andere kant de Sovjet Unie als communistische supermacht. Hij zei eigenlijk: beste islamitische broeders, we kunnen het ook zelf.

‘Beginpunten’ zijn lastig voor een historicus. Lastig omdat er ook een tijd voor dat punt is en zonder die tijd voor dat punt, was het er nooit gekomen. Om dat beginpunt te verklaren zal een historicus daarom ook altijd de aanloop ernaar beschrijven. Die aanloop moet immers verklaren hoe het tot dat beginpunt kwam. In deze Prikker volg ik Beatrice de Graaf. De oprichting van de islamitische republiek onder Khomeini was een bijzonder moment. Niet omdat Iran een islamitische republiek werd. Landen met een sterk islamitische inslag waren er immers al. Neem alleen al het Saoedische koninkrijk. Wat nieuw was aan Iran was dat het land het Westen, de Amerikanen, buiten de deur zette, zonder dat het een beroep deed op of werd ondersteund door de andere wereldmacht, de Sovjet-Unie. Maar zoals een goed historicus betaamt eerst wat aan dat keerpunt vooraf ging.

Codex Hammurabi. Bron: Wikimedia Commons

De aanloop

De afgelopen tijd staat de term ‘zijderoute’ steeds vaker in de krant. Steevast volgt er dan een verhandeling over China dat spoorlijnen aanlegt en havens opkoopt op de route tussen de Chinese zee en de de Noordzee. Wellicht moet je bij zijderoute denken aan Marco Polo, de Venetiaanse ontdekkingsreiziger die door onbekende gebieden reisde, gebieden zoals China, Perzië en India en die verhalen op schrift stelde. Hij volgde de ‘zijderoute’. Met zijn boek opende hij de Europese ogen voor dat andere deel van de wereld. Twaalfhonderd jaar eerder zou zijn boek weinig indruk hebben gemaakt op de inwoners van het Romeinse rijk. Die waren op de hoogte van het bestaan van China, Perzië en India en van de producten die vanuit die gebieden kwamen. Het Romeinse rijk aan de ene kant en het Chinese rijk onder de Han-dynastie aan de andere kant waren de twee motoren waartussen driftig werd gehandeld. Centraal tussen die twee motoren lag Centraal-Azië. Kennis die langzaam verloren ging na de instorting van het Romeinse rijk.

Als de gemiddelde Westerling nu aan het Midden-Oosten en Centraal-Azië denkt dan is dat vaak in negatieve termen. Het risico is redelijk groot dat, in navolging van een Tweede-Kamerlid, het woord achterlijk valt of barbaars. Toch was dit gebied eeuwen, nee millennia lang het centrum van de wereld. Het gebied waar de eerste steden ontstonden en waar twee wereldgodsdiensten hun oorsprong vinden. Het gebied waar het schrift is ontstaan en waar de eerste verhalen zijn opgetekend. Het gebied waar de eerste wetten, de codex Hammurabi bijvoorbeeld, en de eerste verhalen op schrift zijn gesteld. Maar vooral, lag het gebied centraal tussen de dichtstbevolkte gebieden van de wereld. China, India en het Middellandse Zeegebied en dus op een ideale plek om te profiteren van de handel tussen deze gebieden. Die gunstige ligging maakte het natuurlijk ook aantrekkelijk voor anderen om het te veroveren en er de baas te spelen. Alle grote Euraziatische rijken hebben dat dan ook geprobeerd en als het gebied zelf geen sterk rijk kende, dan lukte dat. Had het een sterk rijk, dan probeerde dat rijk het omliggende gebied te beheersen. In zijn boek De Zijderoutes geeft de historicus Peter Frankonpan een beschrijving van drie millennia geschiedenis van dit gebied. Het gebied vervult ook een grote rol in Jonathan Holslags boek Vrede en Oorlog. Een wereldgeschiedenis.

Eeuwenlang dus het centrum van de wereld. Vanaf het einde van de Middeleeuwen begon dat langzaam te veranderen. Spaanse en Portugese zeelieden voeren om Afrika heen en gingen rechtstreeks naar India, Zuidoost Azië, China en Japan en gingen de specerijen en de zijde zelf halen. Later volgden de Hollanders en Engelsen. Met hun grote en sterk bewapende schepen wisten zij in De Oost handelsposten te stichten en zo Centraal-Azië letterlijk te omzeilen. De eerste paar eeuwen viel de schade nog mee. De handel met Europa was niet van zo’n groot belang voor de Centraal Aziatische rijken. Het grote verlies was immers al geleden na de instorting van het Romeinse rijk. 

Dat werd anders toen de Europeanen handel gingen monopoliseren door gebied te koloniseren en het tot hun exclusieve handelsdomein te benoemen: alle import naar en export van het gebied moest via het koloniserende land. Lijkt dat niet een beetje op de handelwijze van de Chinezen nu? Naast de Engelsen, Fransen en Nederlanders moet hierbij ook tsaristisch Rusland worden genoemd. Dat land koloniseerde steeds meer Centraal Aziatisch gebied en zocht zo een weg naar de producten uit China en India en een afzetmarkt voor hun eigen producten. Het Midden-Oosten en Centraal Azië raakten hun centrale positie kwijt en kwamen steeds meer aan de periferie van de wereld te liggen. Het werd een gebied waar de machtige Europese rijken, vooral Engeland, Frankrijk en Rusland hun invloed deden gelden en waar laatkomer Duitsland een voet tussen de deur probeerde te krijgen. Het gebied verarmde verder en was speelbal van de grote Europese mogendheden. Dat werd nog versterkt na de vondst van grote olievelden in het gebied, als eerste in Perzië, het huidige Iran. 

Zo ging het voort ook tijdens de Eerste Wereldoorlog. Een van de bondgenoten aan de kant van de keizerrijken Duitsland en Oostenrijk, was het Ottomaanse rijk. Een rijk dat geen schim meer was van zijn vroegere zelf toen het grote delen van Zuid- en Oost Europa, Noord-Afrika en het Midden-Oosten omvatte. Geen schim meer, omdat de Europese machten al een paar eeuwen hapjes en happen uit het rijk namen. De strijdende partijen probeerden het elkaar lastig te maken en zetten de bevolking van het Midden-Oosten en Centraal- Azië tegen de ander op. Dit door bijvoorbeeld beloften te doen over toekomstige zelfstandigheid. Het Ottomaanse rijk overleefde de oorlog niet en dat gaf de winnaars Frankrijk en Engeland de kans om delen van het rijk onder zich te verdelen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog herhaalde zich het spel van toezeggingen en beloften door Engelsen en Duitsers. Het einde van die oorlog betekende het einde van de Duitse bemoeienis in het gebied en een flinke verzwakking van de Engelse en Franse. Zij werden echter vervangen door de twee nieuwe supermachten, de Verenigde Staten aan de ene kant en de Sovjet Unie aan de andere kant. De Amerikaanse bemoeienis concentreerde zich in eerste instantie vooral op Perzië (Iran) mede om te voorkomen dat de Sovjet Unie via dat land de belangrijke Perzische Golf bereikte. Het ‘gesol’ ging dus verder want, zoals ik in De Schaduw van Baudet al schreef, is ‘sollen’ de corebusiness van machtigen. Daarmee zijn we aangekomen bij het door Beatrice de Graaf geformuleerde beginpunt van terrorisme dat zich op de islam beroept. De, in de ogen van de voormalige Sjah en zijn Amerikaanse beschermheren ‘terroristische’, aanhangers van Khomeini grepen in 1979 de macht zonder steun van de Sovjet Unie. Ze deden het zelf. Ze verjoegen de Sjah en de Amerikanen. 

Morgen gaan we hier verder.

Egalité

Liberté, egalité , fraternité. In mijn vorige prikker schreef ik over liberté, vrijheid en ik beloofde jullie om deze Prikker te wijden aan egalité. Als we het devies vertalen dan wordt dat al snel gelijkheid. Ik vertaal het als gelijkwaardig. 

Bron: Wikipedia

Op 4 juli 1776 namen dertien Staten in Amerika een verklaring aan waarmee zij zich onafhankelijk verklaarden van het Britse rijk. “We hold these truths to be self-evident, that all men are created equal, that they are endowed by their Creator with certain unalienable Rights, that among these are Life, Liberty and the pursuit of Happiness,” aldus de tweede alinea van de verklaring. In de eerste alinea verbraken de staten hun banden met het Britse rijk. God heeft alle mensen gelijk geschapen. De eerste keer in de geschiedenis dat alle mensen gelijk worden verklaard. Dertien jaar later, in Frankrijk, zette een tweede land een soortgelijke stap. Op 26 augustus 1789, iets meer dan een maand na de bestorming van de Bastille, nam Franse Assemblée Nationale de Déclaration des Droits de l’Homme et du Citoyen aan. Het eerste artikel luidde: “Les hommes naissent et demeurent libres et égaux en droits. Les distinctions sociales ne peuvent être fondées que sur l’utilité commune.” In goed Nederlands: ‘De mensen worden vrij en met gelijke rechten geboren en blijven dit. Maatschappelijke verschillen kunnen slechts op het algemeen welzijn gebaseerd worden.’ Waaruit die vrijheid bestaat maakt het vierde artikel duidelijk: “La liberté consiste à pouvoir faire tout ce qui ne nuit pas à autrui: ainsi, l’exercice des droits naturels de chaque homme n’a de bornes que celles qui assurent aux autres Membres de la Société la jouissance de ces mêmes droits. Ces bornes ne peuvent être déterminées que par la Loi.” Hier kunnen we het schadebeginsel van Mill herkennen.

Zo ‘self-evident’ als de opstellers van de Declaration of Independence  vonden was in die tijde de gelijk(waardig)heid van alle mensen niet. Waarschijnlijk ook niet voor de opstellers. Die zullen ze ermee hebben bedoeld dat alle mannen gelijk waren, vrouwen waren immers ondergeschikt aan de man. Zo waren alle ondertekenaars van de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring man. Trouwens ook niet alle mannen. Je had natuurlijk ook de zwarte slaven, die waren toch wel iets minder ‘gelijk’. Het grootste deel van Europa leefde nog in feodale tijden. Dit hield in dat een groot deel van de mensen als horige of lijfeigene een stukje gepacht land bewerkte voor het eigen levensonderhoud. Daarnaast verrichten ze de ‘gratis’ herendienst. Dit hield in dat ze gratis en voor niets ook nog het land van de landheer moesten bewerken. Dat stukje gepacht land mochten ze trouwens niet verlaten en voor bijna alles moest toestemming worden gevraagd aan de landheer. Een soort van slavernij. In Frankrijk werd die met  Déclaration in 1789 afgeschaft, ten minste in theorie. In grote delen van Europa pas in de tweede helft van de negentiende eeuw ongeveer gelijktijdig met de afschaffing van slavernij.

Met het verklaren en het ‘self-evident’ noemen, is gelijkwaardigheid nog geen feit. In haar recente boek Tegen Terreur. Hoe Europa veilig werd na Napoleon beschrijft Beatrice de Graaf hoe de ‘Powers that Be’, die Napoleon hadden verslagen en daarmee een einde hadden gemaakt aan het revolutionair experiment in Frankrijk, over gelijkheid en gelijkwaardigheid dachten. Die leken alles wat niet in hun straatje paste op één hoop te gooien (pagina 225): “bonapartisten, Jokobijnen en régicides (parlementleden die voor de onthoofding van Lodewijk XVI hadden gestemd) … soms met de gematigde liberalen er nog bij. Het waren, volgens Metternich immers allemaal radicalen – erfgenamen van de Franse revolutie, de aanhangers van de terreur die in de tekst van Thomas Pain, The Rights of man, hun grondwet zagen.” Pain verdedigde in zijn boek de idealen van de Franse revolutie en dus van de Déclaration. De Oostenrijker Metternich stond hierin niet alleen, zijn ‘baas’ keizer Frans I en ook de Russische Tsaar Alexander I, dachten er precies hetzelfde over en drukten ieder streven naar gelijkheid, en in het verlengde ervan democratie, de kop in. 

Bron: Wikipedia

Als we ons richten op de Nederlandse situatie dan heeft die gelijkwaardigheid nog lang op zich laten wachten. Pas in 1917 mochten voor het eerst alle mannelijke inwoners van 25 jaar en ouder stemmen en twee jaar later mochten ook vrouwen stemmen. Tot 1956 waren vrouwen nog volledig afhankelijk van mannen. Op 14 juni in dat jaar kwam er een einde aan de wet die vrouwen handelingsonbekwaam verklaarde. Ook was het regel dat je als vrouw werd ontslagen op het moment dat je trouwde. Hiermee kwam nog steeds geen einde aan de ongelijke behandeling van mannen en vrouwen. De strijd om economische gelijkwaardigheid. De ondervertegenwoordiging van vrouwen in bestuurlijke topfuncties bij overheid en bedrijfsleven duurt nog steeds voort. Het ‘glazenplafond’ haalt nog geregeld de kranten. 

Andere signalen dat volledige gelijkwaardigheid nog niet is bereikt, zijn de aanhoudende discussies over ‘institutionele discriminatie’ en whiteprivilege’. Of er hier werkelijk sprake is van bewuste discriminatie en achterstelling is een vraag die ik hier buiten beschouwing laat. Dat er mensen zich achtergesteld voelen is in ieder geval wel een signaal dat niet iedereen zich even gelijkwaardig voelt en gelijke kansen heeft. Op dit punt is er nog een wereld te winnen.

Met gelijke kansen, kom ik bij een gevaar voor de gelijkheid. Vrijheid kent een positieve en een negatieve variant. Gelijkwaardigheid kent iets soortgelijks. Tot nu toe heb ik het alleen nog maar gehad over politieke gelijkwaardigheid, laat ik dit negatieve gelijkwaardigheid noemen analoog. Dan is naast deze negatieve gelijkwaardigheid, het voor de wet gelijk zijn, ook zoiets als positieve gelijkwaardigheid, de economische mogelijkheid om op een redelijk gelijkwaardig niveau te kunnen leven. Dat er een gebrek is aan deze positieve gelijkwaardigheid werd de afgelopen maanden manifest. Weer in Frankrijk met de ‘gele hesjes’. Een belangrijk punt van dat protest komt voort uit de toenemende economische ongelijkheid, een gebrek aan positieve gelijkwaardigheid. 

Foto: Wikimedia Commons

In Nederland groeide de aandacht voor ongelijkheid met het boek Capital in the Twenty-First Century van de Franse econoom Thomas Piketty. In zijn boek beschrijft Piketty een toenemende ongelijkheid in vermogen. Piketty betoogt, en toont dit aan met cijfers, dat vermogens in toenemende mate ongelijk zijn verdeeld. De top 10% bezit een steeds groter aandeel in het totale vermogen en binnen die 10% bezit de bovenste 10% (dus 1% van de totale bevolking) een steeds groter deel van het vermogen. Vermogen groeit, zo betoogt Piketty, sneller dan de economie en het inkomen. Daar waar tot begin twintigste eeuw het totale kapitaal in de grote Europese landen zes tot zeven keer zo groot was als het jaarinkomen van het betreffende land, daalde dat naar twee tot drie keer het nationaal inkomen. Nu komt het weer in de buurt van verhouding van voor de wereldoorlogen. Zie hiervoor de hoofdstukken drie en vier van Capital in the Twenty-First Century.        

De gevolgen hiervan beschrijft de Amerikaanse econoom Joseph Stiglitz in zijn boek The Price of Inequality. Stiglitz spreekt over de 1% van de Amerikaanse samenleving die in feite bepaalt wat er gebeurt. Die 1% meest vermogenden hebben de mogelijkheid en gebruiken die ook om de zaken in hun voordeel te beïnvloeden. Dit doen zij door invloed te ‘kopen’ bij politici onder andere door hen aanlokkelijke carrièreperspectieven te bieden. Bovendien zijn zij de financiers van de media, de belangrijke universiteiten en denktanks en ook via dit kanaal beïnvloeden zij de beeldvorming en de samenleving in een voor hun belangen gunstige richting. Als laatste kunnen zij met hun kapitaal ook hun ‘recht’ kopen, ook als zij niet in hun recht staan. Met diepe zakken kun je iemand die er niet over beschikt immers ‘failliet’ procederen. Stiglitz spreekt over ‘one dollar, one vote’.

In Nederland ziet het er nog anders uit dan in de door Stiglitz beschreven VS. Dat biedt echter geen garantie dat het zo blijft. Gelukkig kennen wij een sterkere publieke omroep dan in de Verenigde Staten, maar voor die publieke omroep zijn de kijkcijfers steeds belangrijker waardoor programma’s die tot denken aanzetten (anders dan een quiz) steeds meer op een onmogelijk tijdstip worden uitgezonden. Bovendien wordt er steeds luider geageerd tegen het publieke stelsel. Donaties aan partijen zijn gelukkig aan regels gebonden. Maar, via de andere route (die in de verenigde Staten ook bekend is) kopen bedrijven invloed, Dat is de route van het inhuren en indienstneming van oud-politici. Denk hierbij aan de oud-premiers Kok (ING) en Balkenende (partner bij EY), oud-ministers van financiën Zalm (DSB en later ABN-AMRO), Ruding (Citi-group) en De Jager (KPN) en Weijers (Akzo Nobel om maar enkele voorbeelden te noemen. Het niet verwerkelijkte voornemen tot afschaffing van de dividendbelasting is het recente voorbeeld van de grote invloed van het ‘kopen van invloed’. Gelukkig is het onderwijs nog steeds publiek gefinancierd en nog redelijk toegankelijk voor iedereen. En gelukkig wordt het onderwijs hier nog vooral door de overheid bekostigd. Al wordt het voor studenten zonder ouders die bijbetalen, steeds duurder om te studeren. Studeren kan, maar leidt dan tot een forse studieschuld die hen weer hindert in het vervolg van hun carrière. Ook zijn er signalen die in de richting van ‘elite onderwijs’. De opkomst van University Colleges waarvoor het college geld fors hoger is dan voor een reguliere universitaire studie kunnen een eerste stap zijn in die richting. 

Als, en de signalen wijzen in die richting, ‘one dollar’, werkelijk ‘one vote’ aan het worden is, dan staan we op een punt dat we de maximale negatieve gelijkwaardigheid hebben bereikt terwijl juist de positieve gelijkwaardigheid, de mogelijkheid om ook werkelijk een gelijkwaardige invloed op de samenleving te hebben, juist steeds kleiner wordt.

De Franse Socioloog Loïc Wacquant onderzocht en vergeleek marginaliteit, een extreme vorm van positieve ongelijkwaardigheid. Hij vergeleek hierbij de Amerikaanse Getto’s met de Franse Banlieues. Wacquant beschrijft zes kenmerken van marginaliteit. Als eerste de veranderde functie van betaald werk. Daar waar in het industriële tijdperk betaald werk een uitweg bood uit marginaliteit, is dat in steeds mindere mate het geval. Werk is in toenemende mate flexibel in tijd en uren, parttime, met kortdurende contracten, met steeds minder sociale garanties en voorzieningen. Het leidt hierdoor niet tot zekerheid. Wacquant (pagina 271):“Omdat loonarbeid ‘intern’ onstabiel en heterogeen gedifferentieerd en differentiërend is geworden, is het niet langer een bron van homogeniteit, solidariteit en zekerheid, maar eerder een van sociale versnipperingen onbestendigheid voor degenen die opgesloten zitten in de marges van de arbeidsmarkt.”

Foto: Wikimedia Commons

Het tweede kenmerk. Marginaliteit staat steeds meer los van de economische cyclus, zo noemt Wacquant. De marginalen profiteren niet van tijden van economische voorspoed en krijgen extra klappen in tijden van crisis.

Als derde is marginaliteit ruimtelijk gefixeerd. Wacquant (pagina 274):“De nieuwe marginaliteit is niet verspreid over arbeidsbuurten maar geconcentreerd in geïsoleerde, afgegrensde gebieden die door buitenstaanders en door de inwoners zelf steeds meer worden gezien als het vagevuur van de maatschappij, een leprakolonie in het hart van de postindustriële metropool waar alleen verschoppelingen willen wonen.”

De vierde eigenschap is wat Wacquant noemt Ruimtelijke vervreemding en de ontbinding van de ‘plek’. Een plek is een ruimte geworden. Op een plek voel je je thuis en in een ruimte niet (pagina 279):“Een ‘plek’ is een gevulde, stevige stabiele kring. Een ‘ruimte’ daarentegen is een ‘potentiële leegte’, ‘een mogelijke bedreiging’, een gebied dat angst aanjaagt, waarin mensen opgesloten zijn of waaruit ze vluchten.”

De vijfde eigenschap hangt hiermee samen: het verlies van het hinterland. Daar waar men bij verlies van baan in het verleden kon terugvallen op het netwerk in dorp, buurt of wijk, is dat nu steeds minder het geval (pagina 282):”Mensen die langdurig zijn uitgesloten van betaald werk in delegatiebuurten kunnen vandaag niet direct terugvallen op collectieve, informele steun terwijl ze wachten op nieuw werk. … Om te overleven moeten ze hun toevlucht nemen tot strategieën om ‘in hun onderhoud te voorzien’, zwart en grijs werk, ondergrondse handel, criminele activiteiten quasi-geïnstitutionaliseerde ‘hustling’. 

Als laatste laatste eigenschap noemt Wacquant sociale fragmentatie en symbolische versplintering, het uiteenvallen van de oude klassenstructuur.

Als we Nederland naast die zes kenmerken leggen dan zien we steeds meer kenmerken van marginaliteit. Arbeid is en wordt voor  steeds meer mensen onstabiel en onzeker. Neem het neerwaarts bijstellen van lonen bijvoorbeeld in de (thuis)zorg en het ontslaan van mensen om hen vervolgens als ‘zelfstandige zonder personeel’ in te huren om hetzelfde werk te gaan doen. De groep die niet profiteert van economische voorspoed en dus alleen maar klappen krijgt, wordt steeds groter. Ruimtelijke fixatie van marginaliteit is in Nederland diffuus. Er zijn gebieden in steden die in de buurt komen. Maar wellicht kunnen we ook delen van het platteland in dit licht zien. Mensen die vastzitten in een (huur)huis op het platteland. Een ‘hinterland’ een netwerk of dorp waarop mensen kunnen terugvallen, lijkt ook steeds meer afwezig. Een van de grote uitdagingen waar bijvoorbeeld de Nederlandse gemeenten voor staan is dat er om zorg en ondersteuning te kunnen bieden aan mensen die dit nodig hebben, een beroep moet worden gedaan op de kracht van individuen en groepen. Juist de meest kwetsbare personen blijken geen mensen in hun omgeving te hebben die hierin iets kunnen betekenen. En veel van die meest kwetsbare mensen wonen in een omgeving die Wacquant bedoeld met gefixeerde ruimtelijke marginaliteit. Gebieden waar ook ‘hustling’ voorkomt. Zie bijvoorbeeld de productie van wiet en synthetische drugs. De sociale fragmentatie, de versplintering en het uiteenvallen van de klassenstructuur zijn ook in ons land niet onbekend.

Bij vrijheid is het de kunst, zoals ik in mijn vorige Prikker betoogde, om een evenwicht te vinden tussen de negatieve en positieve variant. Voor gelijkwaardigheid ligt dat anders. De, zoals ik het heb genoemd, negatieve gelijkwaardigheid moet maximaal zijn. Voor de wet is en moet iedereen immers gelijk zijn. Voor de tweede variant van gelijkwaardigheid, die ik de positieve gelijkwaardigheid noem, ligt dat anders. Ieder mens heeft immers andere capaciteiten en ook een andere motivatie. Die mogen worden beloond en dat zorgt ervoor dat op dit gebied niet iedereen even gelijkwaardig is. Volledige gelijkwaardigheid op dit gebied is een utopie die in het voormalige Oostblok werd nagestreefd. Dat leidt niet tot de meest prettige samenleving en nodigde niet uit om er voor jezelf en de samenleving het beste van te maken. Het andere uiterste, extreme verschillen in positieve gelijkwaardigheid, leidt ook niet tot de meest prettige samenleving. De meest prettige samenleving ligt ergens in het midden.

Daarmee kom ik bij fraternité, het laatste woord uit het Franse devies. Dat woord is het onderwerp van mijn volgende prikker.


                                                                                                                                                                                                                                                                                       

Nederlands terrorisme

Sylvia Witte geeft op haar weblog een zeer interessante analyse van radicalisering. Zij beschrijft radicalisering van moslimjongeren als een spiegel van de radicalisering van blanke niet-moslims. Allochtoon en autochtoon zal menigeen zeggen, de Ballonnendoorprikker niet want zijn die woorden geen onderdeel van het probleem? Dit naar aanleiding van de aanslagen in Brussel. Radicalisering staat de laatste jaren erg in de schijnwerpers, omdat het als een voorstadium van terrorisme wordt gezien.

RooseveldtIllustratie: quotesgram.com

Wat is terrorisme eigenlijk? Beatrice de Graaf hanteerde in haar DWDD college de definitie van de nationaal coördinator terrorismebestrijding. Die luidt: “Terrorisme is het uit ideologische motieven dreigen met, voorbereiden of plegen van op mensen gericht ernstig geweld, dan wel daden gericht op het aanrichten van maatschappijontwrichtende zaakschade, met als doel maatschappelijke veranderingen te bewerkstelligen, de bevolking ernstige vrees aan te jagen of politieke besluitvorming te beïnvloeden.” Daar kun je wat mee. Er is echter één probleem, deze definitie is er pas net, terwijl we al zeer lang over terrorisme spreken. Daarom naar de Vandale: “het onder druk zetten van een regering of bevolking door daden van terreur” en terreur is: “georganiseerd politiek geweld”. 

Deze definities laten ruimte voor terrorisme gepleegd door (groepen) burgers, maar ook door de staat.  Zo noemden de Nederlanders de Indonesische nationalisten, terroristen. De nationalisten zelf zagen zich als vrijheidsstrijders en met hen een groot deel van de wereld, waaronder de Verenigde Staten. Enkele jaren later noemden de Verenigde Staten Vietnamese opstandelingen terroristen, terwijl zij hetzelfde wilden als de Indonesische nationalisten.

Terug naar Nederland. Kan het bekogelen van gemeentehuizen, het ingooien van ramen van politici en bestuurders, bedreigingen, het ophangen van varkenskoppen niet ook worden gezien als terreur? Wordt er immers niet gedreigd met geweld, geweld toegepast soms met maatschappij-ontwrichtende zaakschade als gevolg? Dit wellicht tot vrees van (een deel van) de bevolking en het is in ieder geval bedoeld om de politieke besluitvorming te beïnvloeden? Zou dit ‘Nederlands’ terrorisme niet net zoveel aandacht moeten krijgen als het ‘IS-terrorisme’? Vraagt dit niet net zoveel inzet en energie van de veiligheidsdiensten, politie en justitie? En net zo’n harde veroordeling door politici? Of is iets anders nodig?

Aanhakend bij de analyse van Sylvia Witte en haar analyse van een gespiegelde radicalisering. “Terreur bestaat voor het grootste deel slechts uit nutteloze wreedheden gepleegd door bange mensen om zichzelf gerust te stellen,”  aldus Friedrich Engels. Zou de oorzaak van radicalisering aan beide zijden angst kunnen zijn? Wellicht zijn ze bang voor hetzelfde, namelijk de angst voor de toekomst?

Achter de oren krabben

Columniste Elma Drayer ergert zich in de Volkskrant aan Peter Vandermeersch, de Vlaamse hoofdredacteur van de NRC: “Ik krabde me achter de oren. Hoe was het mogelijk dat de hoofdredacteur van een gerespecteerde krant zulke gemakzuchtige onzin uitkraamde? Alsof hoge werkloosheid en het lastig hebben (wat dat laatste ook mag betekenen) geheel logisch leiden tot terreurdaden. Alsof daar niet heel veel meer voor nodig is. Bijvoorbeeld een rotsvast geloof in een religieus utopia waarin alle neuzen dezelfde kant op staan, de Almachtige het laatste woord heeft en Israël compleet van de kaart zal zijn gevaagd. Alsof daar niet tevens een naaste omgeving voor nodig is die nauwelijks tegen dit gedachtegoed ingaat, en zo gedoogt dat het zich naar hartelust verspreidt.”

achter de oren krabben

Foto: zoom.nl

Inderdaad is er geen causaal verband tussen werkloosheid en ‘het lastig hebben en terrorisme’. Dat was ook niet wat de hoofdredacteur beweerde, die beweerde dat het een voedingsbodem is. Nu kan er veel groeien op een voedingsbodem, maar moet er dan niet eerst een zaadje wordt geplant? Wat is dan dat zaadje?

Is dat, zoals Drayer het omschrijft ‘een rotsvast geloof in een religieus utopia waarin alle neuzen dezelfde kant op staan’? Zijn er niet heel veel mensen die geloven in een religieus utopia? Zijn de grote monotheïstische religies (en stromingen) niet gebouwd op een dergelijk utopia? Zouden er dan niet veel meer terroristen moeten zijn?

Zouden er naast religieus terrorisme ook andere vormen van terrorisme zijn? Beatrice de Graaf onderscheidde in haar DWDD college vier golven en dit religieus jihadistisch terrorisme behoorde bij de vierde golf. De andere drie golven waren de anarchistische, de nationalistische (gericht op onafhankelijkheid) en de revolutionaire (links georiënteerd en soms bestreden door van overheidswege gesanctioneerd rechts contraterrorisme).

Drayer lijkt de ‘naaste omgeving’ mede schuldig te verklaren. Die ‘gaat nauwelijks tegen dit gedachtegoed in en gedoogt zo de verspreiding’. Hoeveel invloed zou de naaste omgeving hebben op deze jongeren? Hoeveel invloed hebben ouders op puberende kinderen en jong volwassenen? Zeker als die ouders niet echt worden geholpen door de samenleving waarin zij wonen, omdat zij in daad en in woorden vaak worden buitengesloten?

Zou Drayer zich niet ook achter de oren moeten krabben om ‘de gemakzuchtige onzin’ die ze zelf uitkraamt?

Stanford prison en de terrorist

“Technologische mogelijkheden die onze vrijheden ernstig schaden. En waar we erg behoudend zijn om ze te gebruiken. Terecht als je naar de experts luistert. We geven er te veel voor op. Het houdt terroristen niet tegen. Zij zijn vaak early adapters als het om vernieuwende technieken gaat. Altijd een stapje voor op ons staatsapparaat.” Dit schrijft Niels Hagen in een rake column op zijn weblog. De column heeft als titel Laat je niet door angst leiden en is geschreven naar aanleiding van de aanslagen in Brussel en de reacties erop. Hij haalt Beatrice de Graaf aan die, in haar DWDD college, terroristen ‘early adapters’ noemt.

Terroristen zijn volgens De Graaf heel snel met nieuwe technieken en ontwikkelingen. Ze noemt terroristen echter ook de ‘klunzen’ en de ‘losers van de geschiedenis die liever een short cut nemen dan gebruik te maken van de trage molens van de democratische besluitvormingsprocessen’. Terroristen zijn geen existentiële bedreiging voor onze open, inclusieve samenleving. Sterker, die inclusieve samenleving is volgens haar het beste wapen tegen iedere vorm van terrorisme.

Als die open inclusieve samenleving werkelijk de beste verdediging is tegen terrorisme, zouden we daar dan niet veel meer op moeten inzetten? Wat zeggen woorden als autochtoon, allochtoon, inburgeren, integreren en integratie? Hoe open en inclusief is onze samenleving als dergelijke woorden de boventoon voeren? Is dat niet veeleer exclusiverend?

Hoe exclusiverend is de taal die politici, beleidsmakers, opiniemakers en in hun navolging vele mensen gebruiken? Sommigen bewust, vaak ook onbewust zoals bleek tijdens een recente uitzending van Pauw met het ‘minderproces’ als onderwerp. Als je het goed doet ben je een Nederlander, doe je iets verkeerd, dan ben je Marokkaan. Welk effect heeft dat op mensen?

Wat zeggen snelle reacties van politici en opiniemakers waarin een link wordt gelegd tussen terrorisme en de islam? Woorden zoals: “ Dit heeft met de islam te maken en we hebben iemand nodig die daartegen optreedt,” van Wilders.  Zijn dit woorden die passen bij een inclusieve samenleving?

Zou het gebruik van deze woorden en vervolgens het beleid dat erop wordt gemaakt, niet ertoe kunnen leiden dat er ‘losers van de geschiedenis’ worden gecreëerd? Het beroemde Stanford prison experiment liet zien dat mensen heel soepel een rol aannemen en dan tot de meeste extreme daden in staat zijn. De Amerikaanse misdaden in Abu Graib bevestigden dit. Zou het exclusiverend taalgebruik er niet voor kunnen zorgen dat mensen in een rol worden ‘geduwd’ en vervolgens gedrag gaan vertonen dat de ‘duwers’ bij die rol vinden horen? Zou dit niet ook een deel van het probleem kunnen zijn?