Vandaag deel 3 in de serie Wat was en IS. Wilt u eerst de andere delen lezen? klik hier voor deel 1 en hier voor deel 2
Wat er ook gebeurde
In 1979, hetzelfde jaar als de Iraanse revolutie maar dan aan het einde van dat jaar, viel de Sovjet Unie Afghanistan binnen. Of in de Sovjet beleving: ze werden gevraagd door een bevriende regering in moeilijkheden om een handje te komen helpen. In de nieuwe op Khomeini gebaseerde retoriek: de islamitische bevolking van een land kwam terecht in opstand tegen de ‘ongelovige’ regering; die regering heeft nu de steun van de ‘ongelovige’ Sovjets. Het is de plicht van de waarlijk gelovige om de broeders te helpen. Deze lokroep werd beantwoord door duizenden Arabieren (waaronder Osama Bin Laden) die zich in Afghanistan aansloten bij de Mujahedien. De Verenigde Staten ondersteunden de Mujahedien met training, wapens en inlichtingen, dit om hun aartsvijand de Sovjet Unie dwars te zitten. Dit onder het aloude adagium: de vijand van mijn vijand is mijn vriend.

De Mujahedien waren succesvol, in 1989 trok de Sovjet Unie zich moegestreden terug. Dit succes werd mede veroorzaakt door de ineenstorting van de Sovjet economie en vervolgens de Sovjet invloedssfeer. Met de val van de Berlijnse muur eindigde de facto de invloedssfeer van de Sovjet Unie. Het succes voor de Mujahedien en hun Arabische medestrijders was er niet minder om. Maar wat te doen na het succes? Een zeer relevante vraag, zeker voor die Arabische medestrijders. Daarvoor bood Bin Laden een oplossing: de wereld als strijdtoneel en dan vooral gericht op het verdrijven van de buitenlandse invloed uit het islamitisch gebied. De vijand van de voormalig vijand keert zich tegen de vriend, trainer en tot dan belangrijkste financier. De opleiding is echter al genoten, de leerling is leraar geworden en nieuwe financiers zijn snel gevonden in de Arabische wereld. Al snel worden er aanslagen gepleegd. De eerste poging op het WTC in New York in 1993. De aanslagen op de Amerikaanse ambassades in Nairobi en Dar es Salaam in 1998. Het Amerikaans marineschip USS Cole in de haven van Aden (Jemen) in 2000. Deze aanslagen werden veelal beantwoord met het sturen van kruisraketten naar plekken waar Al Qaida-leden en vooral leiders zich bevonden. Kruisraketten met alle ‘collaterale damage’ van dien. En met kruisraketten en enkele bombardementen worden grote misdaden al beantwoord met oorlogsgeweld.
De lijnen komen samen
Een alternatief voor de regering Saddam stond niet klaar dus werd er een overgangsregering onder Amerikaanse leiding gevormd. Doel van deze regering was het land zo snel mogelijk klaarstomen voor vrije verkiezingen. Dan zou de macht aan een door het volk gekozen regering kunnen worden overgedragen en kon de Amerikaanse terugtocht zijn aanvang nemen. Iets wat de filosoof John Gray in zijn boek Zwarte Mis met recht en rede een utopisch experiment noemde. Zeker als dit gebeurt met als doel om terrorisme uit te roeien. Want democratisering en terreur en terrorisme gaan volgens hem hand in hand. Gray (p. 205): “De Verenigde Staten en andere landen lezen streng islamitische landen de les over de noodzaak tot ‘modernisering’ – dat wil zeggen: de herhaling van het ontwikkelingspatroon in westerse landen. Ze hebben buiten beschouwing gelaten dat overal waar een poging is ondernomen een westers ontwikkelingsmodel aan niet-westerse landen op te leggen, deze gepaard is gegaan met grootschalige terreur, terwijl het twintigste-eeuwse Europa zelf moorden van staatswege op ongekende schaal heeft meegemaakt. Terreur is een vast onderdeel van het moderne westen geweest. En waar moderne staten in het Midden-Oosten hebben bestaan – zoals in Irak onder Saddam, dat vóór de ontwrichting door economische sancties van dertien jaar lang en de daaropvolgende Amerikaanse invasie een van de hoogst ontwikkelde Arabische landen was – hebben deze ook steeds terreur uitgeoefend. Een groot aantal landen – Groot-Brittannië, Spanje, Italië, Duitsland, Japan, de Verenigde Staten bijvoorbeeld – is met ernstige dreiging geconfronteerd. In Rusland is het terrorisme verhevigd na de democratisering, terwijl het in China in bedwang wordt gehouden. Politieke processen kunnen helpen terrorisme aan te pakken, maar democratie is geen wondermiddel.”
Januari 2005 was het zover, de vrije verkiezingen werden gehouden voor een Assemblee. Die zorgden voor een verschuiving van de macht. Een baaierd aan partijen en kandidaten deden mee. De kandidaten mochten geen banden hebben met het oude leger en mochten ook geen hoge posities hebben bekleed binnen de oude Baath partij. Hierdoor werd het velen, meest Soennieten want die hadden de macht in het ‘oude’ Irak, onmogelijk om zich kandidaat te stellen. In een land waar families en clans een belangrijke rol spelen, betekende dit dat Soennieten ondervertegenwoordigd waren, zeker omdat de grootste populaire Soennitische partij vanwege bedreigingen uit de verkiezingen stapte en soennitische geestelijken opriepen de verkiezingen te boycotten. Een Assemblee die twee opdrachten had. Als eerste het met een 2/3e meerderheid benoemen van de presidentiële raad die uit een president en twee vice presidenten bestond. Die raad moest vervolgens de premier benoemen. De tweede taak bestond uit het opstellen van een definitieve grondwet. Die moest voor half augustus 2005 gereed zijn, zodat in december 2005 opnieuw kon worden gekozen en nu voor het nationaal parlement. De kiezers kozen vooral langs etnische en religieuze lijnen: Koerden op Koerden, Sjiieten op Sjiieten en Soennieten, als ze al stemden, op Soennieten. Het resultaat: “Het ziet ernaar uit dat de Assemblee vooral de sjiitische en Koerdische bevolking zal vertegenwoordigen. Het ontbreken van een soennitische stem bij het kiezen van de presidentiële Raad en het opstellen van de grondwet, kan echter grote gevolgen hebben voor de legitimiteit en de stabiliteit van de toekomstige Iraakse regering.” Zoals te verwachten, leverden de verkiezingen, en ook alle die nog zouden volgen, geen stabiele en alom gerespecteerde en gelegitimeerde regering op.
Verliezers en achtergestelden protesteerden en grepen naar de wapens. Ze pleegden aanslagen, startten gevechten met milities van andere groepen en met het door de Amerikanen opnieuw opgerichte en getrainde Iraakse leger. Een leger dat in ieder geval geen afspiegeling van de bevolking vormde. In het noorden stichtten de Koerden, met ‘goedkeuring’ van de VS, de facto een eigen staat. Een staat die nog wel bij Irak hoorde, maar de regering had er niets te zeggen. De grootste verliezers waren de Soennieten. Zij kwamen er in de nieuwe structuur bekaaid af en wat belangrijker was, hun belangrijkste leiders werden door de Amerikanen en de nieuwe regering gepasseerd, als ze al niet gevangen zaten in onder andere Abu Ghraib. Ze waren immers belangrijke leden van de Baath partij geweest en die werden overal geweerd.

Resultaat: chaos en geweld. Als iets een goede voedingsbodem is voor terreur dan is het wel chaos en geweld, zoals Beatrice de Graaf in haar college aangeeft. De Franse en Russische revoluties zijn daar goede voorbeelden van. Daarbij moeten we ons bedenken dat de terrorisme, zoals Beatrice de Graaf het in haar DWDD-college noemde, iets is voor de ‘klunzen’ en de ‘losers van de geschiedenis die liever een short cut nemen dan gebruik te maken van de trage molens van de democratische besluitvormingsprocessen’. De Arabische ‘Afghanistan-veteranen’ en hun aanhangers trokken naar de de Iraakse puinhopen. Die boden hen een mogelijkheid om tegen de ‘grote Satan’ te vechten. Zij begonnen met waarvoor ze waren opgeleid: het zaaien van dood en verderf in Irak.
Bovendien bevond de aartsvijand zich hier op ‘heilige’ islamitische grond. Irak werd zo een nieuw ‘oorlogsgebied’ voor deze strijders. Een strijd waarbij ze ook wel eens gevangen werden genomen en dan werden opgesloten in onder andere Abu Ghraib. Daar kwamen zij commandanten van Saddams oude leger tegen. Dat gebeurde ook met de latere leider van IS, Abu Bakr al-Baghdadi. En hoewel die commandanten ‘van nature’ geen fanatieke moslims waren, zagen zij een kans om samen met die fanatieke moslims te werken aan herstel van hun oude machtspositie. Eenmaal uit het gevang gingen zij gezamenlijk aan de slag om een machtsbasis te creëren. Een machtsbasis georganiseerd en gestructureerd door de oud commandanten en onder religieuze leiding van al-Baghdadi. Al-Baghdadi voegde een nieuw element toe aan het radicaal gewelddadig jihadisme. Hij riep het kalifaat uit, benoemde zichzelf tot kalief en plaatste zichzelf zo als rechtmatig opvolger van de profeet Mohammed en boven de sultans en koningen in de islamitische landen.
Toen eind 2010 de ‘Arabische Lente’ uitbrak, ontstond er een heel nieuw speelveld voor de ‘klunzen’ en ‘losers’. Vooral in Libië en Syrië bleken er kansen te liggen voor de fanaten. In Libië werd Khadafi verdreven met steun in de vorm van bombardementen van onder andere de NAVO. Net als in Irak ontbrak het aan een alternatief voor een regering waardoor het land in de stammenstrijd belandde waarin het zich nog steeds bevindt. In Syrië weigert leider Assad het veld te ruimen en breekt een burgeroorlog uit. Twee keer chaos en geweld en dus de plek voor terreur en terrorisme. Tot zover de grote lijnen van de geschiedenis van het geschiedenis van het Midden Oosten en Centraal Azië.
Morgen het vierde en laatste deel in de serie Wat was en IS.
Pingback: Wat was en IS (deel 4) – Ballonnendoorprikker
Pingback: Terrorisme – Ballonnendoorprikker
Pingback: Boemerang – Ballonnendoorprikker
Pingback: Lessons Learned? Not! – Ballonnendoorprikker