Auto(Taal)maatje

“Wil je leren autorijden? Dan is een auto-maatje iets voor jou. Je krijgt een vast auto-maatje, een vrijwilliger, met wie je over koetjes en kalfjes kunt praten en ondertussen oefen je je rijvaardigheid.” Broodroof! Je kunt niet iedere vrijwillige ‘beunhaas’ met een rijbewijs rijles laten geven, dat is vragen om ongelukken. Een rijbewijs hebben en eventueel ook nog goed kunnen autorijden, wil niet zeggen dat je ook goed rijles kunt geven. Daarvoor moet je zijn opgeleid. 

lesauto

Foto: Flickr

“Wil jij Nederlands leren? Maar liever niet in een klas? Dan is een taalmaatje iets voor jou. Je krijgt een vast taalmaatje, een vrijwilliger, met wie je kunt praten, lezen, televisie kijken, koffie of thee drinken, of wandelen. Wat je wilt. Ondertussen oefen je in jullie gesprekken je Nederlands. En natuurlijk leer je zo ook veel van elkaars taal en cultuur. Je taalmaatje trekt ruim een jaar lang met je op.” Deze tekst is te lezen op de site van Humanitas en het is daarmee niet de enige die dit doet. Dit geheel tot plezier van de overheid want het spaart veel geld.

Is het onderwijzen van een taal niet ook een vak? Zouden Nederlandse taallessen niet alleen gegeven mogen worden door gediplomeerde docenten Nederlands? Laten we het eens anders stellen, zouden we het accepteren als een automonteur zonder opleiding in de Nederlandse taal, als vrijwilliger Nederlands gaat geven op een middelbare school? We zouden onze kinderen van die school halen. Waarom staan we dan wel toe dat nieuwkomers Nederlands gaan leren bij ongediplomeerde vrijwilligers? Natuurlijk, het is prachtig dat mensen, anderen, die nieuw zijn in Nederland helpen om hun weg te vinden dat is eigenlijk een ‘burenplicht’, maar Nederlandse les geven?  

Even over die overheid. Die zit aan de ene kant nieuwkomers achter de veren en wil hen het liefst zo snel mogelijk uit de uitkering hebben. Aan de andere kant moeten de nieuwkomers eerst een ‘inburgeringscursus’ volgen voordat ze aan de slag mogen. Als we die tegenstrijdigheid even vergeten, is het dan niet vreemd dat het streven naar betaald werk voor nieuwkomers gerealiseerd moet worden door het inzetten van vrijwilligers? Soms ook vrijwilligers die van dezelfde uitkering gebruikmaken en op eenzelfde manier achter de veren worden gezeten? 

Borden en het bos

De overheid en begrijpelijk communiceren, dat is een lastige combinatie. Mensen vragen duidelijkheid en die wringt vaak met juridische vereisten of ‘slagen om de arm’ die een bestuurder wil houden. Bezuinigen wordt  ‘besparen’, sparen heeft immer een positieve betekenis, je legt een appeltje voor de dorst opzij. Weer een ander maakt er ‘ombuigen’ van, een andere richting nemen, ook dat klinkt positief. Tijdens een wandeling door mijn woonplaats Venlo werd mij duidelijk dat overheidscommunicatie ook op een andere manier lastig kan zijn.

Door de borden het bos niet meer zien

Hoe dat mij duidelijk werd? Bekijk de bijgevoegde foto. Op één punt zeven borden die mij iets duidelijk proberen te maken. Laat ik met de borden aan de rechterkant beginnen. Een goede lezer begint bovenaan de bladzijde: “Parkeervakmarkering ontbreekt.” Nu ken ik de situatie in die straat vrij goed en als je goed kijkt, dan zie de parkeervakmarkering.

Op het bord eronder lezen we: “Uitbreiding zone betaald parkeren ingangsdatum 01-01-2018.” Zou het taalkundig gezien niet logischer zijn om beide borden om te wisselen? Dat even terzijde. Zoals gezegd ken ik de situatie vrij goed en de straat waarvoor het bord staat valt al bijna twintig jaar in de betaald-parkeren-zone, dus hoezo uitbreiding? Deze twee borden geven misleidende informatie.

Dan de bordenreeks links, weer van boven naar beneden. Als eerste het bord met de hand en de munt, we gaan dus een betaald-parkeren-zone in. Oké dat begrijp ik. Dan het tweede, we gaan een betaald-parkeren-zone in. Oké, maar dat wisten we toch al, want dat vertelde het bovenste bord ons. Het derde bord. We verlaten een zogenaamde ‘blauwe zone’, een gebied waar je een parkeerschijf voor je voorruit moet leggen en je maximaal twee uur mag parkeren. Mooi dat we dat weten, maar is het niet logisch dat die zone eindigt als we een betaald-parkeren-zone ingaan? Iets wat de bovenste twee borden ons al lieten weten. De ene zone eindigt immers waar de andere begint.

Nu wordt het pas echt interessant, de laatste twee borden. Het vierde bord van boven verbiedt ons om van deze zijde deze straat in te rijden. Het vijfde, onderste, bord: fietsers mogen wel van deze kant de straat in. Als fietser heb je niets met die borden over de parkeersituatie. Als automobilist mag ik van deze zijde de straat niet in rijden, wat moet ik dan met die andere borden? Die borden geven informatie waar ik niets aan heb. Zeven borden waarvan vijf voor Piet Snot. Een gevalletje van door de ‘borden’ het bos niet meer zien?

Christus en de Inquisitie

Soms lees ik iets en dan vraag ik me af of ik het wel goed heb gelezen. Zoiets gebeurde me dit weekend toen ik bij De Correspondent de ‘bijsluiter’ las bij een luisterinterview (podcast met een modern woord) van Lex Bohlmeijer met Simone Zeefuik. Zeefuik is een van de initiatiefnemers van Decolonize the Museum, een club die: “musea confronteert met hun tekortkomingen wat betreft het koloniale verleden.”

InquisitieIllustratie: Wikimedia Commons

Aanleiding voor het interview was de tentoonstelling Heden van het slavernijverleden in het Tropenmuseum waaraan Zeefuik heeft meegewerkt. In het interview houdt Zeefuik een pleidooi voor ander taalgebruik, niet spreken over slaven maar tot slaaf gemaakten. “In het woord ‘slaaf,’ zit daar niet het idee in dat het om een specifiek type mens gaat dat voorbestemd was om de anderen te dienen? Goed om er bij stil te staan,” aldus Bohlmeijer. Of: “het zinnetje ‘Columbus ontdekte Amerika,’ zoals we dat allemaal op school leerden. Sluipt daar niet stiekem de gedachte in mee, dat Amerika daarvoor niet eens bestond?” Bij mij niet in ieder geval. Ontdekken zegt in dit geval iets over het perspectief van de ontdekker, niet over het zogenaamde ‘ontdekte’ want dat was er al. Zo vielen de appels ook al van de boom voordat Newton de zwaartekracht ontdekte en niet pas na zijn’ ontdekking’.

Over de dekolonisatie en musea wil ik het niet hebben, wel over zorgvuldig taalgebruik en nadenken bij hetgeen je zegt of schrijft. In de bijsluiter las ik het volgende:

“Of internationaal befaamde wetenschappers als Charles Darwin en Carl Linnaeus – die in feite het racisme wetenschappelijk handen en voeten hebben gegeven.” 

En ook in het luisterinterview werd dit zo gezegd.

Nu kan van Linnaeus worden gezegd dat hij de mens in zijn Systema Naturae in vijf groepen indeelde en die groepen beschreef en bij die beschrijving kunnen vraagtekens worden geplaatst, zoals bij ieder beschrijving. Ter verdediging van Linnaeus kan worden aangevoerd dat hij de mens als geheel bij de zoogdieren indeelde, iets waar velen tegenwoordig nog moeite mee hebben. Darwin is bekend van zijn boek On the Origins of Spiecies, waarin hij het principe van de natuurlijke selectie beschrijft. Het principe dat de best aan de omstandigheden aangepaste (the fittest) zullen overleven en als je terug redeneert, dat alle leven een gemeenschappelijke oorsprong heeft.

Het denken van bijvoorbeeld Darwin werd en wordt door lieden met minder fraaie bedoelingen ge- of eigenlijk misbruikt, dat is mij bekend. Dat zij hun eigen superioriteit ermee verklaren en de inferioriteit van anderen zal ik niet ontkennen. Maar dat Darwin en Linnaeus daarmee het racisme ‘wetenschappelijk handen en voeten’ hebben gegeven, is dat niet een paar stappen te ver? Komt dat niet op hetzelfde neer als Karl Marx de Goelags van de Sovjet Unie in de schoenen schuiven? Of Christus verantwoordelijk houden voor de Inquisitie?

 

Zwijgen is goud

Iedere dag struin ik diverse media af op zoek naar iets interessants, nieuws of iets geks waarbij wat vragen gesteld kunnen worden. Vandaag kwam ik een bij ThePostOnline de volgende kop tegen: “Verschillig en verbindend VARA-lid wil leger op Geenstijl.nl afsturen.” Eronder een weinig smakelijke tekst die een reageerder op de site Joop onder een artikel had geplaatst: “In elk geval: wat een zegen voor de natie. Als Willem-Alexander wat lef in zijn donder heeft, stuurt hij meteen een paar pantserwagens en helicopters naar ze toe: mond snoeren, afvoeren en inkerkeren.” De ‘ze’ waar het over gaat is de site GeenStijl.nl.

schelden

Illustratie: Wikimedia Commons

De Ballonnendoorprikker zou dergelijke teksten nooit schrijven. Een klein onderzoekje bij ThePostOnline leverde de volgende teksten op waarvan de honden ook geen brood lusten. Als eerste: (…) is op de wereld gekomen met het uiterlijk van een volgescheten opblaaspop. Daar is op zich niets op tegen. Ware het niet dat er kennelijk met de inhoud van zijn schedel ook iets ernstig is misgegaan. Uit betrouwbare bron heb ik vernomen dat bij het openen van zijn schedel geen hersenen zijn aangetroffen maar een glioom ter grootte van een handbal . …” Op de plek van de puntjes volgen nog enkele van dergelijke ‘literaire’ hoogstandjes. Of op een andere plek die de wet van Godwin weer eens bewijst: “Wanneer pakken ze deze krankzinnige eens op? Hij wordt steeds gekker. Lijkt Adolf wel.” De ‘krankzinnige’ is Eurocommissaris Frans Timmermans. De volgende is vergelijkbaar met de uitspraak van de reageerder bij Joop: “Als Willem-Alexander een beetje lef in zijn donder had, dan stuurde hij het leger naar Amsterdam om alle ambtenaren op te pakken zodat die in een diepe kerker kunnen nadenken over hun daden.” Ik weet niet wie van de twee reageerders het eerste was met zijn reactie want ik voel een plagiaat-zaak aankomen. Verwijt hier al bij al de Pot (ThePostOnline) de ketel (Joop) niet dat hij zwart ziet?

Vier voorbeelden. Ja, in Nederland hebben we gelukkig de vrijheid om onze mening te uiten en ja, het ‘debat’ moet op het scherpst van de snede worden gevoerd allemaal waar.  Maar, is dit ‘scherp’ debatteren? Moeten we dergelijk beledigend gescheld als ‘mening’ kwalificeren? Hoe luidt dat spreek woord ook al weer? Spreken is zilver, zwijgen is … .

Het gaat om ons!?

Beste heer Van Erven Dorens, ik zag uw gesprek met AD-columniste Ajari en de andere ‘tafelgenoten’. Ajari schreef in haar column in het AD dat de ramp met MH17 haar niets deed, dit in tegenstelling tot het ongeluk dat Ajax-voetballer Nouri trof. Zij vroeg zich af hoe het kon dat het ene haar raakte en het andere niet.

rouw

Foto: Pixabay

Een interessante vraag die best gesteld mag worden. Natuurlijk kan het stellen van de vraag via de vergelijking die Ajari maakt, mensen pijn doen. Dat maakt het nog niet verboden om die vraag te stellen. Het antwoord op die vraag is waarschijnlijk eenvoudiger dan menigeen denkt en heeft waarschijnlijk met nabijheid te maken. Waarom doen dertig dode Irakezen na een aanslag de gemiddelde Nederlander minder dan dertig dode westerlingen? Waarom wordt er na een aardbeving op het Griekse eiland Kos bij vermeld dat er geen Nederlanders onder de slachtoffers zijn? Zijn Nederlandse doden erger dan Belgen, Duitsers of Grieken? En ik moet eerlijk bekennen dat de ramp met het vliegtuig mij ook niet in diepe rouw dompelde. Ik vond het erg voor de direct betrokkenen, veel meer ook niet. Net zoals ik een dode bij een auto-ongeluk erg vind voor de nabestaanden. Ik werd niet overmand door diepe gevoelens van rouw. Ben ik dan harteloos? Als dat zo is, dan vraag ik me af waarom ik steevast moeite heb om mijn tranen te onderdrukken als ik een uitvaart bijwoon en ik hoor een van de nabestaanden over de overleden persoon spreken en wat die persoon voor hem of haar heeft betekend.

Om deze vraag en het antwoord gaat het mij echter niet. het gaat mij om een uitspraak die u in dit gesprek doet en wel de volgende: “Het gaat niet alleen om nabestaanden, het gaat ook om ons, een heel land.”  Beste meneer Van Erven Dorens, beweert u, door dit zo te formuleren, dat mevrouw Ajari niet bij die ‘ons’ hoort, dat zij niet bij ‘het hele land’ hoort? Dat zij niet bij Nederland hoort? Sluit u haar uit?

Wilt u in het vervolg namens uzelf spreken en misschien ook nog namens mensen die u hebben gemachtigd om namens hen te spreken. Nu doet u het voorkomen alsof u ook namens mij spreekt en dat doet u niet. Ik hoor niet bij uw ‘ons’.

Trainer of getrainde

Na de aanslagen van elf september 2001 vielen de Verenigde Staten Afghanistan binnen, dit omdat het Al Qaida van Osama bin Laden zich in dat land schuilhield en werd beschermd door de Talibanregering in dat land. Die inval werd een succes en de Talibanregering en Al Qaida werden verdreven. Alhoewel succes, Afghanistan is nog steeds een instabiel, de Taliban zijn nog springlevend en actief en de centrale regering is nog steeds zwak. Lokale heersers en potentaten maken de dienst uit en sluiten zich aan bij de partij die hen het meeste voordeel oplevert.

brits afghaanse oorlog

Illustratie: winsomegriffin.com

Sinds die inval opereren NAVO-toepen in het land. Die activiteiten worden in Nederland ‘opbouwmissie’ (Uruzgan) of ‘ politietrainingsmissie’ (Kunduz) en ook andere landen doen er vrolijk aan mee. Iedere keer als een missie eindigt, dan verdwijnt de gebrachte ‘ stabiliteit’ als sneeuw voor de zon en rukken de Taliban weer op. Nu zijn er nog zo’n 13.000 NAVO-militairen actief in het land en dat schijnen er niet genoeg te zijn. Er moeten er zo’n 3.000 tot 5.000 bijkomen en ook deze keer niet om te vechten maar het centrale leger van Afghaanse regering te ‘trainen’ zo valt bij nos.nl te lezen.

Mooi die eufemismen die worden gebruikt. Het doet denken aan de ‘politionele acties’ van Nederland in Indonesië na de Tweede Wereldoorlog. De 140.000 Nederlanders die toen werden gestuurd, waren alles behalve politie-agenten. Het waren gewoon militairen die een oorlog moesten gaan voeren. Of neem de ‘adviseurs’ die de Verenigde Staten naar Vietnam stuurden. Op het hoogtepunt waren er bijna 600.000 waarvan 535.000 uit de Verenigde Staten. Ongeveer 1 adviseur op nog geen anderhalve Zuid-Vietnamese soldaat., dat was nog eens persoonlijk advies.

Nog wranger is dat Al bijna twee eeuwen wordt geprobeerd om grip te krijgen op het gebied dat we Afghanistan noemen. De Britten hebben het zonder veel succes geprobeerd, daarna probeerde Sovjet Unie ook die kwam bedrogen uit. De Afghaanse oorlog en de erop volgende ‘nederlaag’ was een van de oorzaken van het uit elkaar vallen van de Sovjet Unie. Sinds 2001 pogen de Verenigde Staten en de NAVO om het land te beheersen en zoals we zien tot nu toe zonder succes.

Het huidige eufemisme is dus dat er ‘trainers’ worden gestuurd. Niet Dick Advocaat en Ruud Gullit, die moeten het Nederlands Elftal gaan trainen, maar militairen. Moeten die de Afghanen leren vechten? Dat lijken ze zelf zeer goed te kunnen. Of zou het juist andersom zijn, dat de trainers training gaan volgen bij de getrainden?

Feiten en fictie

In de Volkskrant pleit Jannet Vaessen, directeur van WOMEN Inc., ervoor dat mediaprofessionals erkennen dat ze niet neutraal zijn. Mediaprofessionals hebben ook denkbeelden en vooroordelen die doorsijpelen in hun berichtgeving. Vaessen: “Het wordt tijd dat mediamakers naast hoor- en wederhoor en het checken op feiten ook het controleren op onbewuste vooroordelen – noem het een ‘bias-check’ – tot een cruciaal onderdeel van de journalistieke gereedschapskist maken.” Een terecht pleidooi als de media en mediapersoonlijkheden of neutraal en objectief beweren te zijn. De meeste media en mediapersoonlijkheden beweren gelukkig niet dat ze neutraal een objectief zijn.

hannah-arendt

 Illustratie: AZ Quotes

In haar betoog doet Vaessen een heel bijzondere uitspraak: “Feiten zijn belangrijker dan meningen, klinkt het dan. Maar ook feiten zijn niet neutraal. Alleen gedegen duiding maakt feiten interessant en relevant voor een verhaal. Duiding door mensen die, met al hun onbewuste vooroordelen, juist allesbehalve neutraal zijn.” Hier moest ik toch even een paar keer met mijn ogen knipperen. Het staat er echt: ‘feiten zijn niet neutraal’.

Beste mevrouw Vaessen, feiten zijn en blijven juist wel neutraal. Bij het door u aangehaalde voorbeeld van de bezoekersaantallen bij de inauguratie van Trump, kun je allerlei redeneringen uit de kast halen die verklaren waarom er op foto’s minder mensen stonden dan bij Obama. U schrijft: “Is het nou écht het meest interessant om de focus te leggen op de aantallen bezoekers op het plein? Misschien waren er wel voor het eerst heel veel laagopgeleide bezoekers die hiervoor nooit eerder kwamen? En bleven de mensen eigenlijk langer of korter dan vier jaar geleden? Hadden ze meer of minder contact met de andere bezoekers? Media buitelen de afgelopen dagen over elkaar heen met feiten en berekeningen over volkstellingen en metroverkeer om zo hun eigen betrouwbaarheid en neutraliteit te tonen. Maar over het waarom achter de keuze om de bezoekersaantallen zo uit te lichten, gaat het maar weinig.”

In antwoord op de eerste vraag, nee dat is niet interessant. Het werd interessant door reactie erop van Trump, door Trumps duiding. Daarmee creëerde hij een ander feit. In antwoord op al de andere vragen en opmerkingen, het kan allemaal waar zijn en iets verklaren net als de meest eenvoudige verklaring dat er werkelijk minder mensen waren. Feit blijft dat er op de foto’s minder mensen staan dan bij Obama. Dat verandert niet. Feiten zijn en blijven neutraal, de duiding is subjectief.

What are words worth?

Het commentaar in de Volkskrant behandelt de participatiesamenleving. “… ouderen en zieken moeten niet meer meteen bij de overheid aankloppen, maar hun zorg voortaan zo veel mogelijk zelf organiseren, met behulp van hun sociale netwerk en hun eigen geld.,” met dat streven is volgens de krant niets mis, alleen blijkt de regelgeving van diezelfde overheid dat niet altijd in de hand te werken. Dit commentaar deed mij denken aan een van mijn eerste columns, geschreven voordat deze site de lucht in ging. De titel luidde Uitsluiten met woorden. En omdat hij nog steeds actueel is, publiceer ik hem nog een keer.

“Muren zijn de stenen manifestaties van uitsluiting, intolerantie en ongelijkheid,” woorden van Edith Tulp, gastcollumniste in de Volkskrant. Muren zijn hard, je ziet ze en ze blokkeren je. Taal kan net zo uitsluitend, intolerant en ongelijk zijn. Alleen zie je het niet, het werkt sluipend, maar is uiteindelijk net zo hard als een muur.

Een goed voorbeeld hiervan (er zijn er vele) is het begrip participatiesamenleving. In de diverse beleidsnota’s en brieven wordt dit begrip omschreven als een samenleving, waarin iedereen die dat kan, verantwoordelijkheid moet nemen voor zichzelf en zijn of haar leefomgeving. Dit klinkt positief. Waar zit dan die uitsluiting en intolerantie?

Die zit in de samentrekking van de woorden participatie en samenleving. Om te beginnen met samenleving. Van een samenleving maakt iedereen deel uit die zich erin bevindt; jong en oud, man en vrouw, gezond en ziek, rijk en arm. Er zijn geen uitzonderingen. Alleen al door er te zijn, acteer je in de samenleving.

Door er participatie aan toe te voegen gebeurt er iets bijzonders. Participatie betekent deelnemen en zo staat er deelnemen aan de samenleving. Hierdoor  ontstaat ook de ontkenning ervan, het niet-deelnemen aan de samenleving. Iets dat eigenlijk niet kan, maar door het toevoegen van het woord participatie kan het ineens wel. Zo kunnen mensen en groepen worden benoemd die niet bij de samenleving horen, die niet deelnemen en kunnen mensen dus worden buitengesloten.

Wie worden er buitengesloten? Werkelozen, mensen met gebreken, mensen met een ander geloof, criminelen.  Mensen die afwijken van de norm. Mensen die ‘iets’ moeten doen en ‘aantonen’ om wel ‘bij de samenleving‘ te horen. Dit wordt bevestigd door een overheid die een wet ‘Participatiewet’ noemt. Een wet die aangeeft wat bepaalde mensen moeten doen om bij de samenleving te horen.

Wat ben ik?

Nog iets naar aanleiding van het verkiezingsprogramma van het CDA. Na het lezen van het programma, kwam de vraag bij mij op of je als vluchteling ook een ‘inburgeringsplicht’ hebt?

wie-is-wieIllustratie: Upcoming

Deze vraag kwam bij me op omdat het programma verwarring oproept. Een vluchteling, of ik moet eigenlijk zeggen ‘werkelijke vluchteling’ want alleen die zijn nog welkom in Nederland, krijgt: “een ontheemdenstatus” Wat het verschil is tussen een vluchteling, die in de regio moet worden opgevangen, en een ‘werkelijke vluchteling’, daarover laat de partij zich niet uit. Zo’n onderscheid roept als vanzelf de vraag op wat er moet gebeuren als er ineens te veel ‘werkelijke vluchtelingen’ voor de deur staan? Komt er dan een nieuwe definitie de ‘echt werkelijke vluchteling’? Maar ik dwaal af, of eigenlijk ook niet, want naast vluchtelingen, ‘werkelijke vluchtelingen’, zijn er asielzoekers, nieuwkomers, reguliere migranten, wat meteen impliceert dat er ook niet-reguliere migranten zijn.

Want voor: “reguliere migranten geldt een strikt beleid van toelating en inburgering.”  Voor niet-reguliere migranten dan niet? Zijn die gewoon welkom of juist niet? Nieuwkomers: “die hier mogen blijven zijn via de inburgeringsplicht als eerste zelf verantwoordelijk voor hun integratie.” Omdat zowel de ‘reguliere migrant’ als de ‘nieuwkomer’ moet inburgeren zou je kunnen concluderen dat een nieuwkomer een reguliere migrant is. De inburgering eindigt met het Nederlanderschap: “Als kroon op de integratie hechten wij een groot belang aan een plechtige inburgeringsceremonie om de naturalisatie tot Nederlander te markeren.”

De ‘werkelijke vluchteling’ krijgt dus een ontheemdenstatus: “ waarbij enerzijds de vluchteling de ruimte krijgt om zich via opleiding of (vrijwilligers)werk te ontwikkelen, maar anderzijds vanaf het begin af aan eerlijk en duidelijk wordt vermeld dat het verblijf hier tijdelijk is” ‘Werkelijke vluchtelingen’ mogen hier niet blijven, ze zijn slechts tijdelijk welkom en dat tijdelijk kan ieder moment eindig zijn. Zijn ‘werkelijke vluchtelingen’ dan een vorm van niet-reguliere migranten? Die komen zeker niet in aanmerking voor die ‘kroon’. Daarmee ook geen plicht tot inburgering? Want moet de ‘werkelijke vluchteling’ zich niet voorbereiden op terugkeer?

Veel gegoochel met woorden dat het er helaas niet duidelijker op maakt. En wat gebeurt er trouwens met hier geboren kinderen van ‘werkelijke vluchtelingen’ die al jaren hier verblijven, als hun ouders terug moeten?

Cognitieve dissonantie

Volgens Sietske Bergsma, zo schrijft ze bij ThePostOnline, heeft een groot deel van Nederland last van cognitieve dissonantie. Wat? “Het ongemakkelijke gevoel dat we hebben als iets wat we geloven of hopen wordt tegengesproken door de feiten, of als ons gedrag niet overeenkomt met het positieve beeld dat we van onszelf hebben.” Omdat onze hersenen niet kunnen leven met dergelijke tegenstrijdigheden, wordt de waarneming of tegenspraak aangepast of ‘in overeenstemming gebracht’ met het geloof of eigen beeld. De roker die de gezondheidsschade van roken bagataliseert door te  verwijzen naar zijn opa die met twee pakjes sigaren honderdenvijf is geworden.

cognitieve-dissonantieIllustratie: www.kennislink.nl

Terecht wijst Bergsma erop dat cognitieve dissonantie gevaarlijk kan zijn omdat: “Door een vertrouwd wereldbeeld (en niet de mens zelf) in bescherming te nemen, hoeven de nieuwe feiten niet echt bij mensen binnen te komen, en zo hoeft niemand ergens actie op te nemen.”

Volgens Bergsma leidt een groot deel van Nederland hieraan. Welk deel? De wandelaars van de ieder1-mars bijvoorbeeld. De aanhangers van: “het nieuwe, activistische geloof in het behoud van een vrij, blij, vredig en divers Nederland.” Een geloof dat steeds meer: “in een wanverhouding (komt) te staan ten opzichte van de feiten: onrustige wijken, terreurdreiging, groeiend anti-semitisme, overbevolking, een stuurloze EU, Trump, steeds meer islam in de publieke ruimte en -hoewel dat allerminst een feit is, noem het een stevig gerucht- het algehele gevoel dat Nederland zijn identiteit verliest.” De ‘gelovigen’ passen deze werkelijkheid aan: “Dan krijg je na een aanslag ‘feiten’ over bijvoorbeeld de kans dat zo’n noodlot jou treft, dat die klein is en dat er in de middeleeuwen ook vreemdelingen naar ons land kwamen.”

Ook bij ThePostOnline krijgt zij bijval van Sid Lukkassen. Hij ziet Nederland uiteen vallen in vier zuilen: de Kosmopolitisch/Postmodern/Progressief; de Islam; de Biblebelt/SGP/ChristenUnie, en de Soevereine patriotten/humanistisch realisme/post-progressieven. Ronkende beschrijvingen. Alleen de laatste groep, waartoe: “geaarde mensen die bespiegelingen als die van Bergsma serieus nemen en met interesse lezen” behoren, leidt niet aan cognitieve dissonantie. De groep waartoe Lukkassen zelf behoort. Vandaar natuurlijk ook de woorden realist en soeverein in de omschrijving, dan zijn de andere groepen immers irreëel.

Nu lees ook ik de bespiegelingen van Bergsma en de verhalen van Lukkassen en ik ken het begrip cognitieve dissonantie daarom stel ik ook overal vragen bij. Dus ook bij de analyse van Bergsma. Zou het werkelijk zo zijn dat alleen deze mensen, die het niet met Bergsma en Lukkassen eens zijn, aan cognitieve dissonantie leiden? Zouden Bergsma en Lukkassen er zelf niet ook last van kunnen hebben?