Uitgelicht

Brood en spelen

Via een interessant artikel van Evgeny Morozov bij De Correspondent, kwam ik uit bij het Techno optimistisch manifest van Marc Andreessen. Morozov schreef erover dat het: “bol (staat) van verwijzingen naar economische stagnatie,” en dat, “alleen het lef van ondernemers kan voorkomen dat het systeem vastloopt,” en dat, “versnelling (…) (de) enige deugd (is, en) wie pleit voor voorzichtigheid, wordt weggezet als ketter.” Dat moest ik zelf lezen. Dus dat maar gedaan. Ik viel steil achterover en dat niet van bewondering. Ga er maar even voor zitten want dit is een lange Prikker. Korter kon ik het niet maken

Eerst iets over Marc Andreessen en waarom het belangrijk is om kennis te nemen van het manifest. Andreessen is een van de tech-miljardairs. Hij verdiende zijn geld bij onder andere Netscape en investeerde dat vervolgens in andere techbedrijven zoals Facebook, Pinterest, LinkedIn en Twitter. Hij zit de raad van commissarissen van verschillende grote tech-bedrijven, onder andere Meta. Politiek leunde hij naar de democraten maar maakte in 2024 de overstap naar Donald Trump en steunde diens campagne met een grote som geld. Geld waardoor hij invloed kreeg en onder andere mensen wierf voor Musks Department of Government Efficiency (DOGE).

“We worden voorgelogen,” begint Andreessen zijn manifest. Zo wordt ons, aldus Andreessen: “verteld dat technologie onze banen inpikt, onze lonen verlaagt, ongelijkheid vergroot, onze gezondheid bedreigt, het milieu ruïneert, onze samenleving vernedert, onze kinderen corrumpeert, onze menselijkheid aantast, onze toekomst bedreigt en altijd op het punt staat om alles te ruïneren.” Dat technologie banen kost, staat buiten kijf. De auto betekende het einde voor vele hoefsmeden. Die verloren hun baan. De auto leverde dan weer wel werk op voor automonteurs. Zo is er bij alle delen van deze zin wat op te merken. De belangrijkste vraag is echter wie is degene die ons ‘voorliegt’? Die Andreessen creëert een fictieve vijand. Dit is een stropopredenering. Sterker nog, ook de andere ‘leugens’ die ons volgens Andreessen worden verteld, zijn een drogreden van het soort stropop1.

Met één ‘leugen’ is nog iets bijzonders aan de hand. “Ons wordt verteld dat we ons geboorterecht moeten verloochenen – onze intelligentie, onze controle over de natuur, ons vermogen om een betere wereld op te bouwen.” De leugen in deze zin is niet dat we het vermogen hebben om een betere te bouwen. Dat vermogen hebben we. De leugen is dat we controle hebben over de natuur. Die hebben we maar in beperkte mate. Het voorkomen van stormen, aardbevingen, zonnevlammen, maansverduisteringen en vulkaanuitbarstingen behoort niet tot onze mogelijkheden. Het enige wat we daar kunnen, is ze proberen te voorspellen en vervolgens de schade die ze veroorzaken te beperken.

Na de leugens, Andreessens waarheden. Waarheden zoals dat onze beschaving is gebouwd op technologie. Technologie is inderdaad een belangrijk ingrediënt van onze beschaving. Ingrediënt, geen fundament. Een halve waarheid. En daarmee kom ik bij een andere bewering van Andreessen die hij doet onder het kopje ‘Markten’: “David Friedman wijst erop dat mensen alleen dingen voor andere mensen doen om drie redenen – liefde, geld of dwang. Liefde is niet schaalbaar, dus de economie kan alleen draaien op geld of dwang. Het krachtexperiment is uitgevoerd en ontoereikend bevonden. Laten we het bij geld houden.” Als er iets is wat bij uitstek schaalbaar is, dan is het liefde, of beter gezegd vertrouwen. Iemand liefde of vertrouwen geven, maakt niet dat ik het een ander niet kan geven. Een euro kan ik maar één keer uitgeven. Vertrouwen is het fundament van iedere menselijke samenleving in het verleden, in het heden en waarschijnlijk ook in de toekomst. Vertrouwen dat je partner die je lief hebt, voor je klaar staat. Vertrouwen dat de ‘buurman’ je een ‘kopje suiker’ geeft als je dat nodig hebt. Vertrouwen dat de gemeenschap er voor je is als je zonder inkomsten komt te zitten. Vertrouwen dat we elkaar beschermen als onze gemeenschap, ons land, wordt aangevallen. Vertrouwen dat ik voor dat geld wat Andreessen zo belangrijk vindt, een brood kan kopen.

Na de ‘waarheden’ de lofzang op onze technologische mogelijkheden. Of eigenlijk een lofzang op groei en dan vooral economische groei en de vrije markt: “Wij geloven dat groei vooruitgang is – leidend tot vitaliteit, uitbreiding van het leven, toenemende kennis, hoger welzijn.” En er zijn maar: “drie bronnen van groei: bevolkingsgroei, gebruik van natuurlijke hulpbronnen en technologie.” En met twee van die drie is wat aan de hand: “Ontwikkelde samenlevingen ontvolken over de hele wereld, in alle culturen – de totale menselijke bevolking is misschien al aan het krimpen.” Dus de groei zal niet komen van meer mensen. En: “Het gebruik van natuurlijke hulpbronnen heeft scherpe grenzen, zowel reëel als politiek.” Dus ook van die kant komt geen groei. Blijft over technologie: “de enige eeuwigdurende bron van groei is technologie. In feite is technologie – nieuwe kennis, nieuwe gereedschappen, wat de Grieken techne noemden – altijd de belangrijkste bron van groei geweest, en misschien wel de enige oorzaak van groei, omdat technologie zowel bevolkingsgroei als het gebruik van natuurlijke hulpbronnen mogelijk maakte.” Nu zegt mijn logica me dat je bij een krimpende bevolking kunt groeien zonder groei. Of beter gezegd, dat iedere mens in een krimpende samenleving het beter kan krijgen zonder economische groei. Een simpel rekenvoorbeeld. Het bbp van een land is 1.000 en er wonen 100 mensen. Het bbp per hoofd van de bevolking is 10. Als bijvoorbeeld 10 jaar later het bbp nog steeds 100 is maar er wonen slecht 90 mensen, dan is het bbp per hoofd van de bevolking 11,11. Sterker nog, bij een krimp van het bbp naar 95, hebben de dan 90 mensen, nog een hoger inkomen per hoofd van de bevolking dan voorheen. Daarbij kun je terecht afvragen of groei vertaald als economische groei of meer inkomen, de enige vorm van groei is die ertoe doet.

Bij die lofzang een overzicht van ‘problemen’ die technologie oploste: “We hadden een hongersnoodprobleem, dus hebben we de Groene Revolutie uitgevonden. We hadden een probleem met duisternis, dus vonden we elektrische verlichting uit. We hadden een probleem met de kou, dus vonden we de verwarming binnenshuis uit. We hadden een probleem met hitte, dus vonden we de airconditioning uit. We hadden een probleem met isolatie, dus vonden we het internet uit. We hadden een probleem met pandemieën, dus vonden we vaccins uit. We hadden een probleem met armoede, dus vonden we technologie uit om overvloed te creëren. Geef ons een probleem uit de echte wereld en we vinden de technologie uit die het zal oplossen” Even voor techmiljardair Andreessen. Honger en armoede zijn nog steeds problemen. Door technologie gecreëerde ‘overvloed’ lost deze problemen die niet op want er wordt voldoende voedsel geproduceerd en er is voldoende geld. Een gebrek aan ‘overvloed’ is niet het probleem. Het probleem is de verdeling ervan en dus een marktprobleem. Sterker nog, door technologie gecreëerde ‘overvloed’ is op verschillende andere terreinen juist het probleem. We worden overspoeld met goedkope spullen van slechte kwaliteit zoals wegwerp tentjes en als extreem voorbeeld kleding die op de afvalberg in Chili beland. Een berg die je vanuit de ruimte kunt zien2.

Andreessen mag dan wel geloven dat: “markten mensen uit de armoede halen,” en dat markten: “de meest effectieve manier om grote aantallen mensen uit de armoede te halen, en dat is altijd zo geweest. Zelfs in totalitaire regimes leidt het geleidelijk opheffen van de repressieve laars van de keel van de mensen en hun vermogen om te produceren en handel te drijven tot snel stijgende inkomens en levensstandaarden. Til de laars een beetje meer op, nog beter. Haal de laars helemaal weg en wie weet hoe rijk iedereen kan worden.” ‘Geen gezeik, iedereen rijk’, om die spreuk van de Tegenpartij van Jacobse en Van Es aan te halen, zo suggereert Andreessen. Het opheffen van ‘repressieve laarzen’ kan veel goeds opleveren. Een markt zonder ‘laars’ leidt echter tot grote ellende. In het eerste van de 23 dingen in zijn boek 23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme, maakt de Zuid-Koreaanse econoom Ha-Joon Chang op overtuigende wijze een eind aan de mythe van de vrije markt. Dit ding draagt de toepasselijke titel De vrije markt bestaat helemaal niet. Chang: “De vrije markt bestaat niet. Elke markt kent wel regels en grenzen die de keuzevrijheid beperken. Een markt lijkt alleen maar vrij omdat we de beperkingen die eraan ten grondslag liggen zo onvoorwaardelijk accepteren dat we ze niet meer zien.” En iets verderop: “De overheid is altijd bij de markt betrokken en deze vrijemarktadepten zijn net zo politiek gemotiveerd als wie dan ook.3 Als treffende voorbeeld van overheidsbetrokkenheid bij markten noemt hij kinderarbeid waarbij door overheidsregulering een resultaat is bereikt dat we nu allemaal als geheel normaal zien. Toen het werd voorgesteld lag dat geheel anders en kwam er flink protest van juist de aanhangers van de vrije markt. Een ‘markt zonder laars’ gaat hongersnood en armoede niet oplossen. Die zorgt ervoor dat mensen als Andreessen nog rijker worden en dat de armen steeds armer worden. Om het bewijs daarvan te zien hoeft hij alleen maar om zich heen de kijken in de Verenigde Staten. Het land met de meest vrije markt en de meest scheve verdeling van inkomen en vermogen. Dat is voor het overgrote deel geen gevolg van: “verdienste en prestatie,” waar Andreessen in gelooft, of het ontbreken ervan. Dat is voor het grootste deel een gevolg van geluk bij je geboorte.

Als klap op de vuurpijl: “Wij geloven dat de ultieme morele verdediging van markten is dat ze mensen die anders legers zouden oprichten en religies zouden beginnen, afleiden naar vreedzame productieve bezigheden.” Bijzonder als eerste omdat een goede lezer hier leest dat religies mensen op het oorlogspad zetten. Nu leert de geschiedenis dat er veel oorlogen een religieus tintje hadden, daaruit concluderen dat religies oorlogszuchtig zijn, tart de logica. Dit is tot daaraan toe. Beweren dat de ultieme morele verdediging van markten is, dat de mens afhouden van oorlogen, is heel bijzonder. Heel bijzonder omdat veel van de bedrijven techbro’s die Andreessen geloof in de zegende werking van technologie aanhangen, zo laat Morozov in zijn artikel zien, zich richten op de defensie-industrie. Als markten en technologie voor vrede zorgen, waarom dan je richten op de defensie-industrie?

“Wij geloven dat markten ook het maatschappelijk welzijn verhogen door werk te genereren waar mensen zich productief mee bezig kunnen houden. Wij geloven dat een universeel basisinkomen mensen zou veranderen in dierentuindieren die door de staat gekweekt moeten worden. De mens was niet bedoeld om gekweekt te worden; de mens was bedoeld om nuttig te zijn, om productief te zijn, om trots te zijn.” Aldus Andreessen bij zijn lofzang op de markt. Het bijzondere van het huidige tijdsgewricht is dat die ‘markten’ vooral werk creëren dat niets toevoegt. Werk zoals ‘cryptomijnbouwer’ en ‘infuencer’, een dure’ term voor de ouderwetse colporteur die je aan huis een encyclopedie probeerde te verkopen. Alleen kan die moderne colporteur bij ‘zeer veel deuren tegelijk aanbellen’. Het meest bijzondere is dat werk dat het maatschappelijk welzijn verhoogt, zoals lesgeven, mensen verplegen en vuilnis ophalen, slecht worden betaald.

Dan volgt een lofzang op de techno-kapitalistische machine, zoals Andreessen het noemt. “Wij geloven dat de technokapitaalmachine van markten en innovatie nooit eindigt, maar in plaats daarvan voortdurend in een opwaartse spiraal terechtkomt. Comparatief voordeel verhoogt specialisatie en handel. Prijzen dalen, waardoor koopkracht vrijkomt en vraag wordt gecreëerd. Dalende prijzen komen iedereen ten goede die goederen en diensten koopt, dus iedereen. Menselijke wensen en behoeften zijn eindeloos en ondernemers creëren voortdurend nieuwe goederen en diensten om aan die wensen en behoeften te voldoen, waarbij ze onbeperkte aantallen mensen en machines inzetten.” Behoefte creëert vraag, aldus Andreessen. Voor primaire levensbehoeften zoals voedsel is dat zeker zo. Voor andere behoeften, zoals bijvoorbeeld kleding en schoenen, is dat slechts ten dele het geval. Om je te kleden en van schoenen te voorzien, heb je geen veertig t-shirts en spijkerbroeken, laat staan een kast met vierhonderd paar schoenen nodig. Voor het gros van de producten is het veeleer het product en de marketing ervan die de behoefte creëert. Niemand had ‘behoefte’ aan een mobieltje of een smartphone. Het ding was er en er werd een behoefte bij ontwikkeld. Niemand had behoefte aan een ‘sla molen’ om natte sla droog te draaien, een theedoek volstond. Toch bestaan er slamolens. Niemand had behoefte aan een ‘bitcoin’ … I rest my case in deze.

Andreessen vervolgt: “De technokapitaalmachine laat natuurlijke selectie voor ons werken op het gebied van ideeën. De beste en meest productieve ideeën winnen, worden gecombineerd en genereren nog betere ideeën. Die ideeën materialiseren zich in de echte wereld als technologisch mogelijk gemaakte goederen en diensten die nooit de novo zouden zijn ontstaan.” Andreessen gaat mij toch niet wijsmaken dat de Bitcoin het beste en meest productieve idee is? Ja, mensen hebben interactie met andere mensen nodig, maar Andreessen wil toch niet beweren dat Facebook, Instagram en Snapshat de beste en meest productieve ideeën zijn om hieraan invulling te geven? Invulling te geven door, om de uitspraak van Steve Bannon te gebruiken ‘de zone’ met ‘shit’ te ‘overspoelen’ om ons maar te laten scrollen en klikken. Het lijkt mij dat een sportclub, toneelvereniging of fanfare een veel beter en productiever idee is voor interactie met andere mensen en voor het aangaan van vriendschappen?

“Wij geloven dat intelligentie de ultieme motor van vooruitgang is. Intelligentie maakt alles beter. Slimme mensen en slimme samenlevingen presteren beter dan minder slimme op vrijwel elke metriek die we kunnen meten. Intelligentie is het geboorterecht van de mensheid; we moeten het zo volledig en breed mogelijk uitbreiden,” schrijft Andreessen iets verderop onder het kopje Intelligentie. Een citaat waarin ik me volledig kan vinden. Alleen is intelligentie voor mij iets anders dan technologie en zeker dan Artificiële Intelligentie, door Andreessen beschreven als: “onze alchemie, onze Steen der Wijzen.” Intelligentie is nadenken over zaken voordat je eraan begint. Niet: “to boldly go where no one has gone before” om die Star Trek quote aan te halen, maar door je eerst af te vragen waarom je daar naartoe gaat? Wat het ons meer gaat brengen dan alleen ‘daar geweest’ zijn en welke risico’s eraan verbonden zijn? En om terug te komen op honger en armoede, intelligentie is om eerst dat verdelingsprobleem op te lossen. Dat probleem en het probleem van gelijke vertegenwoordiging van eenieder in de besluitvorming. Want, zoals Morozov in zijn artikel schrijft, de techbro’s hebben de sleutels van het Witte Huis terwijl de invloed van Jo Sixpack reikt tot zijn eigen koelkast.

Na intelligentie komt Andreessen bij het onderwerp energie. Hij start met: “Energie is leven. We vinden het vanzelfsprekend, maar zonder energie hebben we duisternis, honger en pijn. Met energie hebben we licht, veiligheid en warmte.” Energie is belangrijk voor de mens. Maar toch. Ook met energie kan er duisternis, honger en pijn zijn en zonder energie kan er veiligheid, licht en warmte zijn. Hij gaat verder: “Wij geloven dat technologie de oplossing is voor de achteruitgang en de crisis van het milieu. Een technologisch geavanceerde samenleving verbetert de natuurlijke omgeving, een technologisch stagnerende samenleving ruïneert deze. Als je milieuverwoesting wilt zien, bezoek dan een voormalig communistisch land. De socialistische USSR was veel slechter voor het milieu dan de kapitalistische VS. Google maar eens op het Aralmeer.” Technologie heeft die crisis van het milieu mede veroorzaakt. Dat wil niet meteen zeggen dat technologie niet ook een deel van de oplossing kan zijn. Techniek is neutraal, het is de manier waarop techniek wordt gebruikt. Wat bijzonder is aan deze bewering, is dat Andreessen twee voorbeelden als maatgevend gebruikt: de VS en de USSR en daaruit concludeert dat een technologisch geavanceerde samenleving de natuur verbetert een technologisch stagnerende samenleving deze ruïneert. Het lijkt me trouwens sterk dat de natuur in de VS nu in een betere staat is dan bijvoorbeeld tweehonderd jaar geleden. Je kunt geen algemene conclusie trekken uit twee voorbeelden. Hier is, net als in het hele manifest, sprake van geloven. Niet van feitelijkheden.

“Wij geloven dat we intelligentie en energie in een positieve feedbacklus moeten plaatsen en beide tot in het oneindige moeten stimuleren. Wij geloven dat we de feedbacklus van intelligentie en energie moeten gebruiken om alles wat we willen en nodig hebben in overvloed te maken. ….Wij geloven dat technologie de wereld uiteindelijk drijft naar wat Buckminster Fuller “efemerealisatie” noemde – wat economen “dematerialisatie” noemen. Fuller: “Technologie laat je steeds meer doen met steeds minder totdat je uiteindelijk alles kunt doen met niets.” Nu is mij altijd geleerd dat je niets voor niets krijgt, alles kost inspanning. Alles doen met niets en zo overvloed creëren in alles, dat klinkt geweldig. Maar dan toch even. Andreessen gelooft heilig in een vrije markt waar de: “(g)ewillige koper (…) (de) gewillige verkoper,” ontmoet en een prijs afspreken waar beide partijen van profiteren. Maar wie is er bereid om iets te betalen als alles er in overvloed is en, als je met ‘niets doen alles kunt’? Wie gaat er dan nog ondernemen?

Hij gaat verder: “Wij geloven dat het ultieme resultaat van technologische overvloed een enorme uitbreiding kan zijn van wat Julian Simon “de ultieme hulpbron” noemde – mensen. Wij geloven, net als Simon, dat mensen de ultieme bron zijn – met meer mensen komt er meer creativiteit, meer nieuwe ideeën en meer technologische vooruitgang. Wij geloven dat materiële overvloed uiteindelijk meer mensen betekent – veel meer mensen – wat weer leidt tot meer overvloed. Wij geloven dat onze planeet dramatisch onderbevolkt is, vergeleken met de bevolking die we zouden kunnen hebben met een overvloed aan intelligentie, energie en materiële goederen. Wij geloven dat de wereldbevolking zich gemakkelijk kan uitbreiden tot 50 miljard mensen of meer, en dan nog veel verder als we uiteindelijk andere planeten gaan bewonen. Wij geloven dat uit al deze mensen wetenschappers, technologen, kunstenaars en visionairs zullen voortkomen die onze stoutste dromen overtreffen.” 50 Miljard, dat is zes keer de huidige aardbevolking. Recht toe recht aan rekenend betekent dat bijna 110 miljoen mensen in Nederland … . Dat is inderdaad overvloed, om de kop waaronder Andreessen dit schrijft aan te halen. Nu laten de feiten zien,, en dat schrijft Andreessen zelf ook, dat: “Ontwikkelde samenlevingen (…) over de hele wereld (ontvolken), in alle culturen – de totale menselijke bevolking is misschien al aan het krimpen.” Dit terwijl we aan technologie nu ook al geen gebrek hebben. Dat de bevolkingsgroei wereldwijd stagneert en neigt naar krimp vanaf zo 2050, komt omdat wij mensen kiezen voor minder kinderen en op latere leeftijd. Het lijkt mij sterk dat ‘technologie’ ervoor gaat zorgen dat hierin verandering komt. Om tot die 50 miljard te komen, zullen vrouwen meer kinderen moeten baren. Of laat Andreessen dit ook over aan de technologie en wordt seks alleen voor het plezier?

“Wij geloven dat technologie universalistisch is. Technologie geeft niets om je etniciteit, ras, religie, afkomst, geslacht, seksualiteit, politieke opvattingen, lengte, gewicht, haar of het gebrek daaraan. Technologie is de ultieme open samenleving,” aldus Andreessen. Dat klinkt geweldig. De praktijk ziet er echter heel anders uit. Techniek geeft inderdaad niets om etniciteit, ras, religie enzovoorts. Techniek is neutraal. De manier waarop techniek wordt gebruikt echter niet. En net zoals alles op deze aarde, leunt techniek naar macht. Of beter gezegd, de mensen die techniek inzetten leunen naar macht en mensen met macht leunen naar techniek om hun macht te vergroten.

“Technologie wordt gebouwd door een virtuele Verenigde Naties van talent van over de hele wereld. Iedereen met een positieve instelling en een goedkope laptop kan bijdragen,” zo gaat hij verder. Techniek werkt vooral voor de ‘Andreessens, Musks, Gates en Zuckerbergs van deze wereld. Mensen met geld die streven naar macht. Ze werkt ook voor de Xi’s, Poetins en Trumps van deze wereld, mensen die techniek inzetten om hun macht te vergroten. Een positieve instelling en een laptop kunnen daar niet tegenop. In die technologische Verenigde Naties van deze wereld vormen de tech bro’s en de autocraten de ‘Veiligheidsraad’. En net als in de echte Verenigde Naties gebeurt er niets als de Veiligheidsraad het niet wil.

Andreessen vervolgt met: “Technologie is de ultieme open samenleving,” De macht van de Xi’s en Poetins aan de ene kant en Musks, Zuckerbergs en Andreessens aan de andere kant maken dat Andreessens ultieme open samenleving een behoorlijk gesloten indruk maakt. Er is niets opens aan Facebook en Twitter. Een open en democratische samenleving vraagt, zoals Jan Werner Müller terecht constateert om intermediaire instellingen zoals politieke partijen en media die breed toegankelijk, nauwkeurig in de zin dat politieke oordelen en meningen moeten worden onderbouwd door feiten, autonoom in de zin van niet op corrupte wijze afhankelijk zijn van min of meer verborgen actoren, evalueerbaar en controleerbaar zijn4. Facebook en Twitter zijn breed toegankelijk. Aan de andere genoemde aspecten waaraan een intermediaire instelling moet voldoen, schort bij Facebook en Twitter het nodige. En dat geldt ook voor alle vormen van artificiële intelligentie die tot op heden zijn ontwikkeld. En als artificiële intelligentie werkelijk intelligenter wordt dan de mens, dan wordt dat helemaal een probleem.

“Wij geloven dat Amerika en haar bondgenoten sterk moeten zijn en niet zwak. Wij geloven dat nationale kracht van liberale democratieën voortvloeit uit economische kracht (financiële macht), culturele kracht (zachte macht) en militaire kracht (harde macht). Economische, culturele en militaire kracht vloeien voort uit technologische kracht. Een technologisch sterk Amerika is een goede kracht in een gevaarlijke wereld. Technologisch sterke liberale democratieën waarborgen vrijheid en vrede. Technologisch zwakke liberale democratieën verliezen van hun autocratische rivalen, waardoor iedereen slechter af is.” Technologie als wondermiddel om de democratie te redden. De ervaringen in de huidige wereld laten zien dat technologie net zo goed gebruikt kan worden ter inrichting en versterking van een autocratie. Als we alle berichten mogen geloven dan is China hard op weg om de dystopische samenleving die Orwell in zijn roman 1984 schetst, te realiseren. Een staat waarin de overheid ieder aspect van het leven bewaakt, controleert en beïnvloedt. En aan de andere kant worden nu onze ogen geopend dat monopolistische bedrijven op de vrije Amerikaanse markt het gewin boven de moraal stellen en zich voegen naar de ‘wil van Trump’. Bedrijven die in het Westen hetzelfde doen en kunnen als de Chinese staat in China. Bedrijven die zich opwerpen als nieuwe intermediaire instellingen zoals Müller ze beschrijft maar die niet voldoen aan belangrijke kenmerken van intermediaire instellingen. Het is niet de techniek die vrijheid en vrede, laat staan de (liberale) democratie, garandeert. Dat kan alleen de mens. Maar dat kan de mens niet in z’n eentje. Daarvoor is een sterke overheid nodig. Een sterke overheid die, om de al genoemde Müller aan te halen, deze monopolies kan opbreken en ze andere wettelijke kaders oplegt5.

Onder het kopje The Meaning of Life wordt het heel bijzonder, verwarrend en tegenstrijdig. Na inleidende opmerkingen dat techno-optimisme een materiële en geen politieke filosofie is en niet links en ook niet rechts, begint het bijzondere: “Een veelgehoorde kritiek op technologie is dat het de keuze uit ons leven wegneemt omdat machines beslissingen voor ons nemen. Dit is ongetwijfeld waar, maar wordt ruimschoots gecompenseerd door de vrijheid om ons leven in te richten die voortvloeit uit de materiële overvloed die wordt gecreëerd door ons gebruik van machines.” Lees ik hier goed dat het inleveren van de politieke vrijheid om belangrijke keuzes te maken wordt goedgemaakt omdat we ons leven makkelijk kunnen maken door de door de machines gecreëerde materiële overvloed? Dat lijkt verdacht veel op het China onder Xi. De Chinezen hebben geen politieke vrijheid maar wel in toenemende mate spullen om hun leven te vergemakkelijken. Als een volleerd Romeinse keizer stelt Andreessen voor om het volk af te kopen met ‘brood en spelen’.

Dat is niet het enige: “Materiële overvloed van markten en technologie opent de ruimte voor religie, voor politiek en voor keuzes over hoe te leven, sociaal en individueel.” Maar wacht even. De markt moest toch voorkomen dat mensen: “legers zouden oprichten en religies zouden beginnen?” Ze moesten toch worden verleid naar: “vreedzame productieve bezigheden?” Nu opent diezelfde markt met de technologie de ruimte voor religie en via religie dan ook weer naar oorlog want dat beschreef Andreessen als een een-tweetje.

Hij gaat verder. Technologie is: “Bevrijdend van menselijk potentieel. Bevrijdend voor de menselijke ziel, de menselijke geest. Uitbreiding van wat het kan betekenen om vrij te zijn, om vervuld te zijn, om te leven. Wij geloven dat technologie de ruimte opent van wat het kan betekenen om mens te zijn.” Technologie heeft niets met vrijheid te maken. Vrijheid kan zonder technologie en onvrijheid kan ook met technologie. Sterker nog, vrijheid is, aldus de digitale Van Dale: “onafhankelijkheid.” Hoe onafhankelijk ben je als je afhankelijk bent van techniek? Techniek bepaalt niet wat het betekent om mens te zijn. Technologie kan het leven makkelijker maken. Het kan het echter ook veel moeilijker maken. Dit laatste zien we iedere dag als we beeld en geluid uit onder andere Oekraïne en Gaza krijgen.

Andreessen ziet ook ‘vijanden’. Onder dat kopje schrijft hij: “Onze vijanden zijn geen slechte mensen, maar eerder slechte ideeën.” En die slechte ideeën worden: “al zes decennia lang,” als een: “massale demoralisatiecampagne – tegen technologie en tegen het leven,” gevoerd. Gevoerd: “onder uiteenlopende namen als “existentieel risico”, “duurzaamheid”, “ESG”, “Sustainable Development Goals”, “sociale verantwoordelijkheid”, “stakeholderkapitalisme”, “voorzorgsprincipe”, “vertrouwen en veiligheid”, “tech-ethiek”, “risicobeheer”, “ontgroeiing”, “de grenzen van de groei”.” Die slechte ideeën zijn: “gebaseerd op slechte ideeën uit het verleden – zombie-ideeën, veel afgeleid van het communisme, toen en nu rampzalig – die weigeren te sterven.” Noem het ‘communistisch’ en inhoudelijke onderbouwing van je bezwaar is niet meer nodig. Laat alles wat achter die ‘uiteenlopende namen’ gebeurt achterwegen en we kunnen terug naar slavernij en kinderarbeid. Naar massale vervuiling van onze leefomgeving door bedrijven. Naar arbeidssituaties waarbij Rana-plaza een walhalla lijkt. Naar zaken die het leven voor het overgrote deel van de mensheid beter maakt. En eigenlijk voor alle mensen want ook de Andreessens, Musks en Bezossen kunnen de aarde nog niet ontvluchten, al willen ze dat wel graag.

Andreessens vervolgt zijn lijst met wat stropoppen: “Onze vijand is stagnatie. Onze vijand is anti-verdienste, anti-ambitie, anti-streven, anti-prestatie, anti-grootheid. … Onze vijand is bureaucratie, vetocratie, gerontocratie, blinde eerbied voor traditie.” Niemand is voor deze zaken. Niemand is voor bureaucratie. Echter, zonder enige vorm van bureaucratie kan een samenleving die groter is dan 500 mensen niet en een moderne westerse samenleving al zeker niet. “Onze vijand is corruptie, regelzucht, monopolies, kartels.” Een bijzondere opsomming want tegen kartels, monopolies en corruptie zijn, kan niet zonder regels. Vervolgens weer een stropop: “Onze vijand zijn instellingen die in hun jeugd vitaal en energiek waren en de waarheid zochten, maar die nu gecompromitteerd en aangetast en instortend zijn – die vooruitgang blokkeren in steeds wanhopiger pogingen om relevant te blijven, die verwoed proberen hun voortdurende financiering te rechtvaardigen ondanks spiraalvormig disfunctioneren en escalerende onbeholpenheid.” Het zou geen stropop zijn als hij man en paard zou noemen. De ene lezer denkt hierbij aan bijvoorbeeld milieudefensie, ik lees hierin Facebook, Twitter en eenmanspartij PVV.

Dan volgt een bijzondere vijand: “Onze vijand is de ivoren toren, de know-it-all gecrediteerde expert wereldbeeld, zich overgeeft aan abstracte theorieën, luxe overtuigingen, sociale engineering, losgekoppeld van de echte wereld, waanvoorstellingen, ongekozen, en onverantwoordelijk – God spelen met het leven van anderen, met totale isolatie van de gevolgen.” Andreessen heeft hierbij vast mensen op het oog. Bijvoorbeeld ‘woke wetenschappers’ die zich bezighouden met milieubescherming of rechtvaardigheid. Maar als we het dan toch over ‘ongekozen voor God spelen met het leven van anderen, met totale isolatie van de gevolgen’ hebben, dan zie ik Andreessens manifest. Door niets en niemand gekozen pleit hij voor het ongehinderd door die misleidende demoralisatiecampagne en bureaucratie ruim baan geven aan ‘techniek en de markt’. De pot verwijt de ketel.

“Onze vijand is spraak- en gedachtecontrole – het toenemende gebruik, in het volle zicht, van George Orwell’s “1984” als handleiding.” En wat maakt spraak en gedachtecontrole mogelijk? Juist ja, de moderne technische middelen. Het probleem van de Stasi was dat ze een karrenvracht aan ‘Informelle’ nodig had. Op vijftig Oost-Duitsers was er één werkzaam voor de Stasi, in totaal zo’n 300.000. ‘Informelle’ die naast de overige burgers ook elkaar bespioneerden. Zuckerbergs Meta controleert met minder dan 75.000 personeelsleden de gedachten en spraak van meer dan 3 miljard mensen. En het bedrijf gaat daarbij verder dan controle. Het verkoopt je gegevens zodat andere bedrijven of politici je gedachten in een bepaalde richting kunnen sturen. In de richting van een nieuw mobieltje wat je te ‘toch echt nodig hebt’ om erbij te horen. Maar ook in de richting van een politieke stroming.

“Onze vijand is vertraging, afnemende groei, ontvolking – de nihilistische wens, zo trendy onder onze elites, voor minder mensen, minder energie en meer lijden en dood.” En ja, daar is weer de vijand nummer één van iedereen en zeker van een populist: de elite die met vooropgezette plannen ons naar de ondergang wil werken. Bijzonder om een miljardair te horen praten over ‘de elite’. Als ‘ontvolking’ de vijand is, dan behoort het gros van de wereldbevolking tot de vijand. Het gros van de wereldbevolking kiest namelijk voor minder kinderen. Zoveel minder dat in grote delen van de wereld, en dan voor de rijkere en technologische geavanceerdere delen van de wereld er minder kinderen worden geboren dan er nodig zijn om de bevolking op peil te houden. Er is geen ‘elite’ die hen daartoe dwingt. Die keuze maken ze zelf in alle vrijheid. Vervult Andreessen nu niet de rol van de ‘elite’ door erop te wijzen dat de wereld naar de 50 miljard mensen moet?

En na de ‘elite’ komt de heks in beeld: “We zullen mensen die gevangen zitten door deze zombie-ideeën uitleggen dat hun angsten ongegrond zijn en dat de toekomst rooskleurig is. Wij geloven dat deze gevangen mensen lijden aan ressentiment – een heksenbrouwsel van wrok, bitterheid en woede dat ervoor zorgt dat ze verkeerde waarden aanhangen, waarden die schadelijk zijn voor zowel henzelf als de mensen om wie ze geven. Wij geloven dat we hen moeten helpen om de weg te vinden uit hun zelfopgelegde labyrint van pijn.” Wat menslievend van Andreessen dat hij mensen wil redden. De ‘heks’ met zoals we eerder zaken ‘communistische wortels. Andreessen schrijft dit onder het kopje vijanden. Dat duidt op ressentiment van zijn kant. Een vijand is, aldus de digitale Van Dale, naast een “vijandelijk leger, of vijandelijk volk” ook: “iemand die haatgevoelens heeft en deze probeert te uiten in daden of woorden.” Zit Andreessen niet gevangen in zijn eigen ‘terminator-ideeën’ en legt hij hier niet vol ressentiment aan ons uit dat wij de verkeerde waarden aanhangen. Moeten we hem niet ‘bevrijden’ uit zijn ‘zelfopgelegde labyrint van pijn’?

Van de vijanden stapt hij over naar de toekomst. “Welke wereld bouwen we voor onze kinderen en hun kinderen en hun kinderen? Een wereld van angst, schuld en wrok? Of een wereld van ambitie, overvloed en avontuur? Wij geloven in de woorden van David Deutsch: “We hebben de plicht om optimistisch te zijn. Omdat de toekomst open is, niet vooraf bepaald en daarom niet zomaar geaccepteerd kan worden: we zijn allemaal verantwoordelijk voor wat die toekomst in petto heeft. Daarom is het onze plicht om te vechten voor een betere wereld.”” Een laatste stropop. Net als er iemand is die een wereld van angst, schuld en wrok wil en daarvoor pleit. Andreessen manier om voor die betere wereld te vechten is het Techno-Optimisme. Mijn manier om te vechten voor een betere en optimistischer wereld is er door bombastische verhalen als die van Andreessen te ontleden tot wat ze zijn. En wat is dat Andreessens verhaal?

Hierboven wees ik al de tegenstrijdigheid in Andreessens manifest met betrekking tot religie. De tegenstrijdigheid dat markten en techniek de mens daarvan weg moest verleiden en dat hij verderop betoogde dat dezelfde markten en techniek hen daar vervolgens de ruimte voor zou geven. Een goede lezer zal het zijn opgevallen dat veel zinnen uit het manifest beginnen met de woorden: ‘wij geloven’. Daarmee kom ik bij het belangrijkste. Andreessen houdt een lofzang op de markt en onbegrensde mogelijkheden van techniek. Techniek is een product van menselijk vernuft en nam een grote vlucht toen de mens wetenschap ging bedrijven. Het manifest krijgt hiermee een zweem van wetenschappelijkheid. Het manifest heeft echter niets met wetenschap te maken. Het is geloof, het is niets meer en niet minder dan een religie. Een geloof waar de techniek de plaats van God heeft ingenomen en aanbeden moet worden. Techniek is echter geen God, het levert middelen die mensen kunnen gebruiken. Ze kunnen ten goede en ten kwade worden gebruik. Net zoals religieuze verhalen uit de bijbel, koran en de thora ten goede en ten kwade gebruikt kunnen worden. En net zoals die religieuze boeken zit het Techno-Optimistisch Manifest vol met tegenstrijdigheden en met hele, halve waarheden en zelfs onwaarheden. Het Manifest zegt alles over Andreessens denken en veel over het denken in de hoogste regionen van de ‘techindustrie’. Dat er in die regionen op deze manier wordt gedacht, baart grote zorgen. Grote zorgen omdat de kringen waarin Andreessen verkeert, de zoals Morozov ze in het Correspondentartikel noemt: “filosoof-koningen van Silicon Valley (…) niet slechts de weldoeners van vroeger (zijn), die geld stoppen in denktanks. Nee, deze mannen bouwen aan zwaarder geschut: hun investeringsportfolio’s zijn manifestaties van hun filosofische standpunten; ze zetten hun overtuigingen om in klinkklare marktposities. Waar de miljardair uit de industriële tijd een stichting optuigde als hij zijn wereldbeeld wilde vereeuwigen, bouwen deze figuren investeringsfondsen die tegelijkertijd dienen als ideologische forten.”

Morozov: “Deze mannen hebben immers drie dodelijke gereedschappen in hun kist: plutocratisch gewicht (zó geweldig veel geld dat ze de fysieke werkelijkheid kunnen vervormen), orakelachtige autoriteit (waarbij ze hun technologische visies presenteren als onvermijdelijke toekomstvoorspellingen) en platformsoevereiniteit (ze bezitten de digitale knooppunten waar maatschappelijke discussies zich ontvouwen).” Deze mannen zijn gevaarlijk en dat maakt dit manifest gevaarlijk. Gevaarlijk omdat het ons in slaap probeert te sussen met een nieuwe ‘religie’. Een nieuwe religie die net als de eerdere religies, uit is op je slaafse gehoorzaamheid. Dat doet ze door je vrijheid in de vorm van een materialistische hemel op aarde te beloven, maar je ondertussen berooft van je echte vrijheid. Hij berooft je van die vrijheid door je ‘brood en spelen’ te beloven.

1 Een stropop is een redenering waarbij niet de werkelijke redenering van een opponent wordt weerlegd, maar een karikatuur ervan.

2 https://www.businessinsider.nl/in-chili-ligt-een-berg-kleding-die-vanuit-de-ruimte-zichtbaar-is/

3 Ha-Joon Chang, 23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme, pagina 18. Nieuw Amsterdam 2010

4 Jan Werner Müller,Democracy Rules, pagina 139-140

5 Idem, pagina 183

Zuckerberg, Goebbels en de deugdenleer

“Goed zijn in morele zin.”  De eerste betekenis die de digitale van Dale geeft voor het woord deugd, de tweede betekenis is: “goede eigenschap.”  Deugdenethiek is een tak van de filosofie die stoeit met de vraag hoe te leven? Die vraag kwam bij mij op toen ik las dat Mark Zuckerberg aankondigde dat zijn bedrijf Meta ging stoppen met factchecken. Dat factchecken door professionals heeft, zo betoogt hij: “het vertrouwen meer kwaad dan goed gedaan,”  omdat ze: “politiek bevooroordeeld’ zijn, zo las ik in de Volkskrant de uitgeschreven versie van zijn boodschap. Bijzonder. Trouwens een heel bijzondere boodschap.

Bijzonder omdat een oordeel iets anders is dan een feit. In de aanloop naar de laatste Tweede Kamerverkiezingen beweerde Dilan Yeşilgöz er door ‘nareis op nareis’ duizenden mensen naar Nederland kwamen. Na controle van de cijfers bleek dat er de afgelopen jaren jaarlijks nog geen 200 nareis op nareis aanvragen werden ingediend en het aantal mensen dat na zo’n verzoek wordt toegelaten, nog lager is. De door Yeşilgöz als ‘feit’ gepresenteerde boodschap, werd gecheckt en bleek fictie. Nu zijn er mensen, Trump is er daar een van, die er ‘alternatieve feiten’ op nahouden. Zo verkondigt hij nog steeds het ‘alternatieve feit’ dat de verkiezingswinst in 2020 van hem is gestolen door fraude. Een ‘alternatief feit’ is echter niets meer en niets minder dan een mening. Nu kan het best zijn dat de ‘factchecker’ een politieke richting aanhangt die anders is dan Yeşilgöz of dan Zuckerberg. Een aanhanger van Yeşilgöz zal die uitspraak niet zo snel gaan checken. Maar dat doet voor het feit niet ter zaken. Wat Zuckerberg hier eigenlijk zegt, is dat er geen feiten zijn. Dat alle feiten ‘meningen’ zijn. Hij toont zich daarmee een volwaardige doorgeschoten postmodernist. Postmodernisme is een filosofische stroming waarvoor, zoals ik in een recente prikker aangaf: “de realiteit een sociale constructie is, een verhaal in een bepaalde taal, tijd en plaats.” En in de doorgeschoten vorm, waarvan Zuckerberg hier getuigt, leidt die ertoe dat iedereen zijn eigen waarheid heeft en dat wetenschap ook maar gewoon een mening is.

Dat is niet het enige bijzondere en ‘postmoderne’ aan zijn boodschap. Zuckerberg: “Er is een wijdverspreid debat geweest over de mogelijke schade van online content. Regeringen en gevestigde media hebben steeds meer aangedrongen op censuur. Veel hiervan is duidelijk politiek, alhoewel er wel degelijk slecht materiaal te vinden is – drugs, terrorisme, uitbuiting van kinderen.” Censuur is: “toezicht van een overheid of kerk op voor publicatie bestemde teksten, films, voorstellingen enz., met de mogelijkheid om die te verbieden of er delen uit te schrappen.” Van censuur was en is geen sprake. Er was geen sprake van overheidstoezicht op welke publicatie dan ook.. Wat Zuckerberg hier beweert is dat overheden en gevestigde media de vrijheid van meningsuiting wilden inperken. Daarvan was en is geen sprake. Niemand vroeg om censuur ook de gevestigde media niet

Wat overheden en ‘gevestigde’ media wel deden en doen, is waarschuwden voor beïnvloeding en manipulatie via platforms als Facebook. De overheden waarschuwden voor een bekende uitspraak van de nazi-propagandaminister Joseph Goebbels die bij platforms als Facebook, Instagram en X in de programmatuur zijn ingebouwd: ‘Een leugen die eenmaal uitgesproken wordt, blijft een leugen maar een leugen die duizend keer verteld wordt, wordt waarheid.’ Die platforms willen je binden en het bijzondere, vreemde en afwijkende trekt de aandacht. Een boodschap zoals: ‘de Clintons runnen een pedofielennetwerk vanuit de kelder van een pizzeria in Washington’ is te absurd voor woorden. Zo absurd dat velen het lezen en delen en het, om Goebbels aan te halen: ‘na duizend keer waarheid wordt’.  Zo werd ook Trumps oproep ‘stop the steal’ uit 2020 voor velen ‘de waarheid’ terwijl het een ‘alternatief feit’ of beter nog, een leugen is. En door de manier waarop dergelijke platforms werken, is de kans veel groter dat je eerder duizend keer de ‘pizzagate-leugen’ of ‘stop the steal’ ziet, dan dat je leest of ziet wat er feitelijk aan de hand is.

Door consequent van censuur te spreken, doet Zuckerberg het voorkomen alsof hij strijdt voor de vrijheid van meningsuiting. Zuckerberg: “Tot slot gaan we samenwerken met president Trump om regeringen over de hele wereld tegen te werken die achter Amerikaanse bedrijven aan zitten en meer willen censureren. (…) Europa heeft steeds meer wetten die censuur institutionaliseren en het moeilijk maken om daar iets innovatiefs op te bouwen. Latijns-Amerikaanse landen hebben geheime rechtbanken die bedrijven kunnen bevelen om dingen stilletjes te verwijderen.” Ook hier weer een postmodern ‘alternatief feit’ dat voor velen al een echt ‘feit’ is geworden omdat de wet van Goebbels ook hier zijn werk al heeft gedaan. De Europese Unie maakt geen wetten om te ‘censureren’. Europa maakt wetten om de privacy en de gegevens van haar inwoners te beschermen. Dat is een gevaar voor dergelijke bedrijven omdat ze leven van onze gegevens. Die gebruiken ze om je nog langer op hun platform te laten rondhangen en al doende nog meer reclame door je mik te duwen. Die wetten beperken niemand om de eigen mening te verkondigen en zelfs niet om die als ‘alternatief feit’ te poneren. Latijns-Amerikaanse landen (hier wordt Brazilië bedoeld) hebben geen ‘geheime rechtbanken’ die bedrijven bevelen. Brazilië heeft rechters die de wetten van het land handhaven. Een van die wetten is dat een bedrijf een vertegenwoordiger moet hebben in het land. Iemand die aanspreekbaar is voor de daden van het bedrijf. Musk weigerde dat en daarom werd X op zwart gezet. Niet omdat er onwelgevallige berichten op werden geplaatst. En laat je voor wat betreft die ‘innovatie’ waar Zuckerberg het over heeft, geen rad voor ogen draaien. Iedere innovatie van dergelijke platforms is erop gericht om je nog afhankelijker te maken van het platform. Niet om jouw leven beter te maken.

Geheel zonder ‘inhoudscontrole’ wordt het toch niet. Zuckerberg: “We gaan onze teams voor (…) inhoudsbeoordeling verhuizen uit Californië en vestigen in Texas. (…) Het zal het vertrouwen vergroten als dit werk wordt gedaan op plaatsen waar minder zorgen bestaan over de vooringenomenheid van onze teams.”  Een bijzondere maatregel. Zou het ter voorkoming van het slechte materiaal: ‘drugs, terrorisme, uitbuiting van kinderen, uitmaken waar dat gebeurt? Mogen kinderen in Texas meer of minder worden uitgebuit dan in Californië? Het lijkt mij trouwens dat de vooringenomenheid tegen Facebooks ‘controleteams’ in Texas groter is dan in Californië. Maar ik ben geen Amerikaan dus ik kan het verkeerd hebben. Als die relatie tussen plaats en vooringenomenheid er echt is, loopt Zuckerberg dan niet het risico dat er elders geklaagd gaat worden over vooringenomenheid? Of zou die maatregel te maken hebben met het zich: “ontdoen (…) van een heleboel beperkingen op onderwerpen als immigratie en gender.” Iets dat, zo gaat Zuckerberg verder: “begon als een beweging om meer inclusief te zijn,” maar dat: “steeds vaker (wordt) gebruikt om meningen de kop in te drukken en mensen met andere ideeën buiten te sluiten. Dat is te ver gegaan. Daarom wil ik ervoor zorgen dat mensen hun overtuigingen en ervaringen kunnen delen op onze platforms.”  Dan loopt hij nu het risico dat een andere groep hun overtuigingen en ervaringen niet meer kunnen delen zonder te worden overstelpt met een rivier van stront.

Over rivier van stront gesproken. De kans dat je op Facebook wordt overspoeld door een rivier van stront groeit flink. Facebook past haar: “filters aan, zodat we de hoeveelheid censuur op onze platforms drastisch verminderen. Dat is een uitruil. Het betekent dat we minder slechte dingen gaan ondervangen, maar we zullen ook minder onschuldige berichten en accounts per ongeluk weghalen.”  Over die filters zegt hij iets eerder in zijn verhaal aanhalend op het voorkomen van het hierboven genoemde ‘slechte materiaal’ het volgende: “We nemen dat zeer serieus en ik wil er zeker van zijn dat we er verantwoordelijk mee omgaan. Dus bouwden we allerlei complexe systemen om inhoud te modereren. Maar het probleem met complexe systemen is dat ze fouten maken. Zelfs als ze per ongeluk maar 1 procent van de berichten censureren, zijn dat miljoenen mensen. We hebben een punt bereikt waarop er gewoon te veel fouten worden gemaakt, ….” Die ene procent fouten is te veel en om dat te voorkomen wordt die 99% ‘stront’ ook vrijgegeven.

De kans om als facebookgebruiker te verzuipen in een rivier van stront wordt nog groter. Zuckerberg:“Een tijd lang vroegen onze gebruikers om minder politiek, omdat het mensen gestrest maakte. Dus zijn we gestopt met het aanbevelen van deze posts. Maar het voelt alsof we in een nieuw tijdperk zitten. (…) Dus we gaan dit geleidelijk terugbrengen op Facebook, Instagram en Threads”.  In één passage van een modernist naar een doorgeschoten postmodernist. Mensen vroegen om aanpassing en daarom werd iets aangepast. Een handeling gebaseerd op feiten, de vraag van mensen. Nu ‘voelt’ hij iets ‘een nieuw tijdperk’ en past daarom iets aan. Met dat handelen op een ‘gevoel’ toont hij zich een goede leerling van premier Schoof en een waarlijk doorgeschoten postmodernist want het ‘gevoel’ van de doorgeschoten postmodernist is de werkelijkheid. Resultaat hiervan is dat nu iedere Facebookgebruiker ‘politieke aanbevelingen’ krijgt.Gelukkig wordt daarbij wel geprobeerd: “de gemeenschappen vriendelijk en positief te houden.”  Zou het Zuckerberg lukken het risico op enshittification het hoofd te bieden.  Het: “patroon waarin online producten en diensten (leiden aan) kwaliteitsvermindering. Aanvankelijk creëren leveranciers aanbiedingen van hoge kwaliteit om gebruikers aan te trekken, vervolgens degraderen ze die aanbiedingen om zakelijke klanten beter van dienst te zijn en degraderen ze hun diensten uiteindelijk aan gebruikers en zakelijke klanten om de winst voor aandeelhouders te maximaliseren” , zoals Wikipedia het definieert.

Terug naar waarmee ik begon de deugdenethiek en de vraag hoe te leven. Voor Aristoteles is deugd het handelen omwille van een doel op een manier die als goed. Dat handelen is situationeel. Een deugd is het midden tussen twee tegenovergestelde extremen. Bijvoorbeeld tussen moed en lafheid. Wat het midden is, kan per situatie verschillen. Als geoefend zwemmer langs de kant blijven staan als iemand verdrinkt in een diepe rivier, getuigt van lafheid en van een innerlijk gebrek aan deugd. Dat ligt heel anders als de persoon op de wal niet kan zwemmen. Met je handelen bepaal je de positie en die positie laat de innerlijke component van je deugdzaamheid zien. Je deugd blijkt uit dat wat jij goed vindt in een bepaalde situatie. In het geval van de zwemmers, is deugdzaam handelen doen wat in je mogelijkheden ligt. Niemand zal het de niet-zwemmer niet deugdzaam handelen dat hij of zij niet in het water is gesprongen. De zwemmer kan dat verwijt wel verwachten.

“De recente verkiezingen voelen als een cultureel omslagpunt,” aldus Zuckerberg. Een moment dus om met je eigen deugd, het eerste aspect, opnieuw je positie in die nieuwe cultuur te bepalen. Laten we Zuckerberg eens langs de lat leggen van de vier kardinale deugden. En nee kardinaal wil niet zeggen dat het iets met de katholieke of welke kerk dan ook te maken heeft. Kardinaal komt van het Latijnse woord cardo dat scharnierpin betekent. Vier centrale deugden. Als eerste voorzichtigheid in de zin van op de juiste manier handelen in de juiste situatie op het juiste moment. Als tweede rechtvaardigheid als in juist en eerlijk handelen in een situatie. Als derde moed als in uithoudingsvermogen, toewijding en het vermogen om angst, onzekerheid en intimidatie onder ogen te zien. En als laatste matigheid als in zelfbeheersing. Voor Zuckerberg lijken deze deugden samen te vallen met dat wat de sterkste verlangt: ‘u vraagt wij draaien’ Eerst was dat moderatie van berichten en nu zijn dat ‘rivieren van stront’. Zuckerberg heeft geen interne deugd, geen eigen innerlijk of morele kompas. Het juiste, rechtvaardige, moedige en matige is dat wat anderen en dan vooral degenen met de macht wil.

Het frame van Vandebron

Midden augustus kondigde energieleverancier Vandebron aan dat het mensen met zonnepanelen een extra heffing gaat opleggen. De financieel directeur Kim Verdouw zei hierover: “Dit besluit is even slikken, maar we denken dat als je de kosten op de juiste plek neerlegt, daar op den duur ook nieuwe innovatie ontstaat. Het alternatief is om de kosten te blijven verdelen; maar dan krijg je dus dat de buurvrouw zonder panelen betaalt voor de buurvrouw met panelen. Dat vinden wij oneerlijk”  Ze zet hier ‘haves’ tegenover ‘havenots’ en als een nobele ridder wil ze opkomen voor de belangen van de ‘havenots’. Een leuk frame maar klopt het?

Bron: De ingenieur

Dat het frame succesvol is blijkt uit het Commentaar van hoofdredacteur Pieter Klok in de Volkskrant. Klok bekritiseert de uitspraak van Verenigd Links-leider Timmermans dat klimaatrechtvaardigheid en sociale rechtvaardigheid hand in hand gaan. Klok: “Het jongste voorbeeld hiervan is de salderingsregeling bij de zonnepanelen. Hierdoor kunnen Nederlanders met zonnepanelen hun stroom altijd tegen een gunstige prijs verkopen. Om dit te bekostigen moet de energierekening van Nederlanders zonder zonnepanelen omhoog. Dat is niets anders dan een subsidiestroom van arm naar rijk.” En: “Toen het kabinet de salderingsregeling wilde afschaffen stemden GroenLinks en de PvdA tegen. De regering moet alles op alles zetten om zoveel mogelijk zonnepanelen op daken te krijgen, was de redenering, het afschaffen van de salderingsregeling leidde tot minder zonnepanelen en was dus niet verstandig. Dat de salderingsregeling sociaal zeer onrechtvaardig is, was van ondergeschikt belang.”

Nu even terug in de tijd. Die salderingsregeling werd in het leven geroepen om het leggen van zonnepanelen aantrekkelijk te maken voor particulieren. Die waren prijzig en met die regeling werd het aantrekkelijker om ze te leggen. Die zonnepanelen moeten een bijdrage leveren aan het uitstootvrij maken de energie van voorziening en het terugdringen van het gebruik van fossiele brandstoffen. Die regeling werd in 2004 ingevoerd.

De regeling houdt in dat een overschot aan stoom dat op een zonnig moment wordt opgewekt verrekend mag worden met afgenomen stroom op momenten dat de zon niet schijnt. Omdat ‘stroom’ een markt is van vraag en aanbod, is de stroom die een panelenbezitter afneemt, duurder dan de stroom die hij levert. Als de zon bij jouw panelen schijnt, schijnt ze immers ook op die van de buurman. Op momenten dat de zon veel schijnt is er daarom een veel groter aanbod aan stroom en daalt de prijs en wordt soms wel negatief. Schijnt de zon niet, dan is er een tekort aan stroom en stijgt de prijs. Voor de panelenbezitter  maakt dat niets uit want die kan die dure stroom wegstrepen tegen de geleverde goedkope aan het net geleverde ‘zonnestroom’. Daarop maakt een stroombedrijf zoals Vandebron dus verlies en dat verlies compenseren ze door de prijs die mensen zonder panelen moeten betalen, te verhogen. Die zijn daarmee de klos en dat is oneerlijk. Bijzonder oneerlijk omdat het vaak de mensen met een laag inkomen zijn die deze hoge prijs moeten betalen. Zij kunnen geen zonnepanelen betalen. Vandebron gaat dit nu dus ‘rechttrekken’ door aan de panelenbezitters een heffing op te leggen en de verwachting is dat andere energieleveranciers dat ook gaan doen. Ik begrijp de verontwaardiging hierover.

Dus het frame klopt? Als dit het enige was dan klopte het frame. De werkelijkheid is echter zelden zo simpel als het op het eerste gezicht lijkt. Wat de stroombedrijven knap doen, daarin bijgestaan door verschillende economen, is er een verhaal van maken waar jij (geen zonnepanelen) tegenover mij (wel zonnepanelen) komt te staan. Het probleem ligt echter niet bij jou en ook niet bij mij. Het probleem ligt bij die energiebedrijven en netbeheerders. Dat zoiets zou gaan gebeuren, was al vanaf het begin bekend. En dat begin ligt al meer dan twintig jaar terug in de tijd. Al die tijd hebben die bedrijven vrolijk geld opgestreken en verdeeld onder hun aandeelhouders. Wat ze niet hebben gedaan, is hierop geanticipeerd.

Geanticipeerd door te investeren in energie opslag, batterijen, in een ‘betonnen blokkentoren’ in een stuwmeer, waterstofproductie of op welke manier dan ook. Ze hebben zelfs veel te laat en veel te weinig geïnvesteerd in het aanpassen van het elektriciteitsnet. Allemaal zaken die je van een bedrijf zou verwachten maar die niet en veel te laat hebben opgepakt. Ze hebben het spaak laten lopen en nu kijken ze naar jou en mij als belastingbetaler om hen daarbij te helpen. Die moet het subsidiëren zo dat ze worden ‘gestimuleerd’ om snel in opslag van energie te investeren zoals de netbeheerders betogen.

Ze hebben er duidelijk blijk van gegeven dat ze geen ondernemers zijn want ze innoveren niet. Ze gaan pas ‘innoveren’ als ze ervoor betaald krijgen. Zie het betoog van Verdouw en de netbeheerders. Dit terwijl het verlies aan geld door die salderingsregeling hen tot innoveren had moeten aanzetten. En als je niet zonder de overheid kunt, dan is er een goede reden om het zonder ‘bedrijven’ te doen.

Er is nog een tweede goede reden om het zonder bedrijven te doen. Bij wie je je stroom afneemt en hoe ‘groen, grijs , paars of blauw’ die ook is, maakt niets uit. Alle stroom zit op hetzelfde net waarop een constante spanning moet staan. Ik kan niet zien of de stroom die ik gebruik opgewekt is door mijn ‘stroombedrijf’. Dat zou alleen kunnen als ieder stroombedrijf een eigen netwerk had. Dat is gelukkig niet het geval. Gelukkig niet omdat er dan net zoveel stroomnetten moeten zijn als er leveranciers zijn en dat zou een enorme verspilling zijn. Dat ene netwerk is eigendom van verschillende ‘netbeheerders’. In een dergelijke situatie is het niet aantrekkelijk om te investeren in energie opslag. Immers als bedrijf A investeert in opslag, dan stijgen de kosten van bedrijf A. De baten, een stabielere stroomvoorziening, komen echter ook ten goede aan alle andere stroombedrijven. Die trekken ook de opslag van bedrijf A leeg. Een tweede goede reden om het ‘zonder bedrijven’ te doen.

Iets voor de komende verkiezingen!

De luxevalkuil

In zijn boek Sapiens. Een kleine geschiedenis van de mensheid spreekt de historicus Yuval Noah Harari over de luxevalkuil. Ik moest hieraan denken tijdens het lezen van het artikel Op naar het tijdperk van negatieve vooruitgang van Thalia Verkade bij De Correspondent. Waarbij ze het boek The Retro Future van de Amerikaan John Michael Greer als denkkader gebruikt. Verkade: “Greer beargumenteert overtuigend dat je de huidige tijd, waarin we vrijwel ongelimiteerd energie gebruiken, heel goed kan zien als een anomalie.  Een uitzonderlijke fase voor de mensheid, tussen het pre-industriële tijdperk en gede-industrialiseerde tijdperk in.”

Colossus. Foto: Wikipedia

Als ik Verkade en Greer goed begrijp, dan moet de huidige tijd een anomalie blijven. “Wat doet Greer? Die vraagt zijn lezer om zich voor te stellen dat we teruggaan naar de jaren vijftig, als een vorm van vrijwillige technologische regressie. Computers waren zeldzaam, vliegen was onbetaalbaar, sommige nare ziekten konden nog niet worden genezen, maar antibiotica waren er wel al en bibliotheken barstten uit hun voegen.” Dit niet om terug te gaan naar die tijd, maar om te begrijpen dat we met minder ook prima kunnen leven. Een interessante vraag met als antwoord: inderdaad kunnen we met minder ook goed leven. Daarvoor hoeven we niet terug naar de jaren vijftig, maar moeten we kiezen welke technologie wel en welke niet: “Technologische regressie. De-industrialisatie. Daarvoor durven kiezen: daar is het Greer om te doen. Niet om de jaren vijftig terug te halen, of het Victoriaanse tijdperk, maar om te durven begrijpen dat we dertig jaar geleden ook prima zonder e-mail en smartphones konden. Dat het idee dat we daar nu niet meer zonder kunnen, een geloof is, en geen gegeven.”

Inderdaad heeft de mensheid het gros van haar tijd op deze planeet geleefd zonder industrie en met een heel laag energie gebruik. Als je die hele bijna 300.000 jarige geschiedenis van de Homo sapiens bekijkt en de nog langere geschiedenis van de andere mensensoorten die onze planeet hebben bevolkt, dan lijkt onze huidige ‘energieslurpende industriële samenleving’ een uitzondering. Maar is onze huidige tijd wel een anomalie?

Wat bestudering van het verleden laat zien, is dat de mens steeds meer energie is gaan gebruiken, steeds naar manieren heeft gezocht om de beschikbare energie efficiënter te gebruiken. En dat is niet iets van de laatste honderd jaar. Het begon al bij Lucy, een van onze verre voorouders. De journalist en cabaretier Tom Phillips (hij studeerde archeologie, antropologie en geschiedenis) beschrijft het in zijn boek De Mens. Een kleine geschiedenis van onze allergrootste fuck-ups op een komische wijze het leven van Lucy. “Lang, lang geleden, toen de zon op een dag opging boven de weidse rivierdalen en vlakten van Ethiopië, hing een jonge mensaap wat rond in een boom. Wat ze die dag precies dacht of deed zullen we wel nooit weten. Waarschijnlijk zat ze te bedenken hoe ze iets te eten kon vinden, of een partner, of misschien tuurde ze nieuwsgiering naar de boom ernaast om te kijken of dat een betere boom was. Ze wist hoe dan ook niet dat de gebeurtenissen van die dag haar het beroemdste lid van haar soort zouden maken, en zelfs als je haar dat op een of andere manier kon vertellen, dan nog zou het concept ‘roem’ haar niets zeggen. Ze wist ook niet dat ze in Ethiopië zat, want dit alles gebeurde miljoenen jaren voordat iemand op het lumineuze idee kwam om lijnen op een kaart te tekenen en de aldus ontstane vormen namen te geven waar we oorlog om konden voeren.” Wat die jonge mensaap zo bijzonder maakte, was dat zij en haar soortgenoten iets andere heupen en benen hadden dan andere mensapen. Dit maakte het mogelijk om te lopen. Waarom werd deze mensaap zo beroemd? Phillips vervolgt: “Toen viel ze uit de boom en was op slag dood.”  Dat maakt haar niet speciaal. Het volgende wel: “Pak ‘m beet 3,2 miljoen jaar later zou een andere groep mensapen – deels inmiddels in bezit van een doctorstitel – haar gefossiliseerde botten opgraven. Omdat het in de jaren zestig gebeurde en ze op dat een moment luisterden naar een populair liedje van een tamelijk stonede groep Liverpoolers, besloten ze haar Lucy te noemen. Ze was een gloednieuw soort – de soort die we nu Australopithecus afarensis noemen  – en ze werd ingehaald als de ‘missing link’ tussen mensen en apen.[1]Nou ja gloednieuw. De soort was al miljoenen jaren geleden uitgestorven, ze was wel ‘nieuw’ in de keten van de menselijke soorten waarvan er tot dan toe resten waren gevonden.

Bron: Flickr

Nu zal je je afvragen wat dit met energie en het efficiënter gebruiken ervan te maken heeft. Er waren nog een paar miljoen jaar evolutie nodig om die heupen, benen en de rest van het lichaam zo ‘aan te passen’ voor we ons ‘hemerodromen’ konden noemen. Een woord dat Madeleine Böhme en haar coauteurs gebruiken in hun boek Hoe wij mensen werden. Een geheel nieuwe kijk op de oorsprong van de mens. Een woord waarmee zij uitlegt wat dit met energie te maken heeft. ““Hemerodromen of ‘daglopers’ heetten in het klassieke Griekenland de ijlbodes die in enkele uren grote afstanden konden afleggen om belangrijke berichten over te brengen. De beroemdste ijlbode was Pheidippides. Om hulp te vragen voor de op handen zijnde slag tegen de Perzen bij Marathon stuurde veldheer Miltiades hem in 490 v. Chr. van Athene naar Sparta. Volgens de overlevering legde Pheidippides de 246 kilometer lange afstand in nog geen twee dagen af – een bijna ongelofelijke prestatie. Waarom werd er geen paard gestuurd?[2]Een interessante vraag: waarom geen bode te paard gestuurd? Een paard rent veel sneller.  Gelukkig geven ze ook het antwoord op deze vraag. De mens is de meest efficiënte duurloper op deze aardbol. Pheidippides liep 246 kilometer in twee dagen door bergachtig terrein. Topatleten leggen tegenwoordig nog grotere afstanden af dan Pheidippedes: “Simpel gezegd is hardlopen een soort voortdurend naar voren vallen en het lichaam steeds weer opvangen. De vorm van rennen met hogere snelheid is verrassend energetisch efficiënter dan het pendelsysteem van gewoon lopen.[3]Een voorbeeld van efficiënter energiegebruik. Dit maakte onze voorouders tot succesvolle jagers en maakte het mogelijk dat ze zich over de Aarde verspreidden en in omvang groeiden.

Dan La Guerre du Fue. De titel van een Frans-Canadese film uit 1981 in het Engels vertaald als Quest for fire. In de film heeft een stam cro-magnon mensen een kleine vlam die ze altijd brandend moeten houden. Dooft de vlam, dan hebben ze geen vuur meer omdat ze niet weten hoe ze vuur moeten maken. Als het vuur toch dooft, moeten ze eropuit om vuur bij een andere stam te stelen. De film speelt zich zo’n 80.000 geleden af zo tegen het einde van het midden paleolithicum (3000.000 tot 35.000 jaar geleden). Een periode dat meerdere mensensoorten de aarde bewoonden. Op het belangrijkste punt gaat de film echter mank. “Een internationaal gezelschap van onderzoekers ontdekte achter in de grot – ongeveer dertig meter van de ingang en twee meter onder de bodem – talrijke overblijfselen van verschroeide botten en plantenresten, direct naast vuistbijlen en andere vroeg-menselijke werktuigen die van de vertegenwoordigers van de Homo eregaster afkomstig zouden kunnen zijn. Uit de ligging van de vondsten en de structuur van de achtergebleven asresten konden de archeologen aflezen dat het vuur in de grot niet door een bosbrand was veroorzaakt, maar aangestoken werd. Uit de dikte van de aslaag bleek bovendien dat er steeds opnieuw op dezelfde plek vuur werd gemaakt.[4] Een passage uit Hoe wij mensen werden van Madelaine Böhme, Rúdiger Braun en Florian Beier. Nu leefde Homo eregaster in het vroege Pleistoceen, tussen de 1,9 en 1,4 miljoen jaar geleden. Dus die stammen uit La Guerre du Feu hebben nooit ‘gezocht’ noch ‘gevochten’ om vuur. Ze konden het zelf maken, die innovatie hadden ze te danken aan die Homo eregaster. Met dat onder de knie krijgen van het vuur maken, zijn we aanbeland bij wellicht de belangrijkste innovaties uit de geschiedenis van de mensheid. Vuur geeft energie. Zonder deze innovatie zouden wij, de Homo sapiens waarschijnlijk niet hebben bestaan. Die innovatie was cruciaal voor de ontwikkeling van de mens. Cruciaal omdat beheersing van het vuur de mens bescherming bood in de nacht. Vuur houdt immers dieren op afstand.

Belangrijker echter, vuur zorgde ervoor dat onze verre voorouders gingen koken. “Gegaard voedsel is (…) beter en sneller te verteren en heeft meer voedingswaarde. Daardoor valt er meer energie te halen uit een portie eten. Uit zetmeel houdende voedingsmiddelen als granen en aardappelen komt door koken dertig tot vijftig procent meer energie ter beschikking en uit eieren meer dan veertig procent extra bruikbaar eiwit.”[5] Want toen de mens het koken van voedsel onder de knie had, veranderde er wat in zijn biologie: “De verkleining van de gebitselementen, de aanwijzingen voor een verbeterde beschikbaarheid van energie, de aanwijzingen voor een korter spijsverteringskanaal en het vermogen om nieuwe milieus te exploiteren ondersteunen de gedachte dat het bereiden van voedsel beslissend was voor de evolutie van Homo erectus. En, als we iets verder vooruit kijken, ook voor het ontstaan van het grote hersenvolume van de moderne mens. De grote, complexe menselijke hersenen hebben zoveel energie nodig dat het lichaam daarvoor meer dan twintig procent van de dagelijkse energiebehoefte en zestig procent van de in het bloed opgeloste glucose gebruikt, ook al maken de hersenen maar ongeveer twee procent van ons lichaamsgewicht uit. Een dergelijk luxueus orgaan kan een organisme zich alleen veroorloven als het constant voldoende brandstof tot zijn beschikking heeft.[6]Die brandstof kwam vrij door het koken van voedsel en dan vooral van groenten. Koken dat werd mogelijk gemaakt door het kunnen maken van vuur.

Zonder koken en vuur, geen groot hersenapparaat. Maar ook omgekeerd: een groot hersenapparaat betekent dat er meer energie nodig is en dat er gekookt moet worden. Want zonder koken zouden we met onze huidige herseninhoud veel langer moeten eten: “Tot dat resultaat kwamen Braziliaanse onderzoeksters nadat ze het eetgedrag van moderne mensapen en de energiebehoefte van de hersenen van deze dieren nauwkeurig hadden bestudeerd. Een volwassen gorilla die zich hoofdzakelijk voedt met bladeren, bloemen en vruchten, zou dagelijks meer dan twee uur langer moeten eten om een in verhouding even grote hersenmassa als de onze te verzorgen. Omdat gorilla’s sowieso al bijna acht uur lang eten en voedsel verteren is dat vrijwel onmogelijk. De dagen zijn daarvoor eenvoudig niet lang genoeg.[7]  

En die hersens werden gebruikt. De eigen spierkracht werd al snel aangevuld met hulpmiddelen waardoor er met die spierkracht meer gedaan kon worden. De vuistbijl maakte het ontvellen van het hert makkelijker. Een speer maakte het doden van dat hert makkelijker en de pijl en boog betekende een volgende verbeterslag. De spierkracht van de hond, os, ezel en het paard werden ingeschakeld. Het wiel maakte dat met de spierkracht van zowel mens als deze dieren meer materiaal verplaatst kon worden. Een zeil om de wind te gebruiken om een boot te laten varen. Dezelfde wind of stromen en vallend water om een molen aan te drijven.

De stoommachine van Heron. Bron: Wikipedia

En toen was daar de stoommachine. Nee, die werd niet uitgevonden door James Watt maar door de Griekse wetenschapper Heron van Alexandrië: “Zijn uitvinding bestond uit een holle metalen bal die op een eveneens holle metalen as gemonteerd was. De as eindigde aan beide kanten in een waterreservoir, dat door middel van een vuurtje verhit werd. De bal had aan twee kanten gebogen pijpjes, waardoor de stoom naar buiten blies. Hierdoor werd de bol, net als een raket, voortgestuwd en ging deze draaien.”  Enigst probleem: “Heron had echter geen praktische toepassing aan zijn vinding kunnen koppelen. Daarnaast waren er in de 1e eeuw na Christus voldoende slaven beschikbaar om werk te verzetten, waardoor zijn uitvinding nooit in de praktijk gebruikt werd.” Dus raakte zijn vinding in de vergetelheid. Vanaf de zestiende eeuw werkte de Spanjaard Blasco de Garay aan een met stoom aangedreven schip maar of dat een succes werd is niet duidelijk. In 1690 ging de Fransman Denis Papin ermee aan de slag en vond de zuigerstoommachine uit. De Engelsman Thomas Savery vond een stoommachine uit om water uit de mijnen te pompen: “Helaas werkte zijn machine zeer inefficiënt en verbruikte deze bijna meer kolen dan dat het apparaat opleverde.” Thomas Newcomen combineerde die twee en James Watt verbeterde die weer en maakte er een bruikbaar apparaat van[8]. Het apparaat was veel efficiënter en praktische dan de voorgangers: Met minder energie kreeg je meer resultaat. Positief, maar dat leidde er wel toe dat er veel meer werden gebruikt en dat leidde weer tot meer energiegebruik.

Na de stoommachine ging het snel. In 1806 ontwikkelde de Zwitser Isaac de Rivaz de verbrandingsmotor met als brandstof een mengsel van waterstof en zuurstof. En aan het einde van de eeuw kenden we de benzinemotor van Gottlieb Daimler en de dieselmotor van Rudolf Diesel[9]. Motoren die een transportrevolutie ontketenden wat zorgde voor een forse toename van het energiegebruik. Energiegebruik dat ook toenam door allerlei andere uitvindingen die gebruikmaken van elektriciteit zoals bijvoorbeeld de gloeilamp. Elektriciteit ook een oude uitvinding waarvoor in de negentiende-eeuw praktische toepassingen werden gevonden. In het midden van de twintigste eeuw ontplofte de eerste atoombom waarmee er een nieuw hoofdstuk werd toegevoegd aan het opwekken van energie. Al die energie werd gebruikt om steeds meer zaken te vergemakkelijken en door dat vergemakkelijken werd er juist weer steeds meer energie gevraagd. Elektriciteit maakt een wasmachine mogelijk en door het wasplank te vervangen door die machine schoot het energie verbruik omhoog. Een auto maakt reizen makkelijker, wat weer tot meer reizen leidt en dus meer energiegebruik. De computer maakte zaken makkelijker, dus gingen we meer computers gebruiken en dat ging zo ver dat we er nu een in onze broekzak hebben. Die in onze broekzak gebruikt veel minder energie dan Colossus, de eerste elektronische computer uit 1943, alleen zijn er zoveel ‘broekzakken’ dat ze samen veel meer energie gebruiken.

Een pleidooi om de auto of die ‘computer uit de broekzak’ weer te ‘ont-uitvinden’ lijkt mij gezien onze geschiedenis, erg lastig. En bij dat ‘ont-uitvinden’ moest ik aan de ‘luxevalkuil van Harari denken. In een hoofdstuk over de uitvinding van de landbouw, die hij: “de grootste zwendel van de geschiedenis,” formuleert hij: “Een van de weinige ijzeren wetten van de geschiedenis.” Namelijk: “dat luxe zich vaak ontwikkelt tot noodzaak en dan weer nieuwe verplichtingen schept. Zodra mensen gewend raken aan een bepaalde luxe, gaan ze die voor lief nemen. Daarna gaan ze erop rekenen. Uiteindelijk bereiken ze het punt dat ze niet meer zonder kunnen.[10]  Zo is het volgens Harari ook met de landbouw gegaan. “De agrarische revolutie luidde geen nieuw tijdperk van het goede leven in, maar gaf boeren een leven dat doorgaans zwaarder en onbevredigender was dan dat van verzamelaars. Jager-verzamelaars brachten hun dagen op interessantere, gevarieerdere manier door en liepen minder kans op honger en ziekte. Het staat buiten kijf dat de agrarische revolutie de beschikbare hoeveelheid voedsel voor de mensheid vergrootte, maar al dat extra eten vertaalde zich niet in een beter voedingspatroon of meer vrije tijd. Integendeel, het vertaalde zich in bevolkingsexplosies en verwende elites. De gemiddelde boer werkte harder dan de gemiddelde verzamelaar en kreeg daar ook nog eens slechtere voeding voor terug.[11] Dit ging niet in één slag, maar was een geleidelijk proces waarbij, wat eerst een verbetering van de levensomstandigheden leek, later toch wat negatieve kanten bleek te hebben. Alleen was teruggaan was niet meer mogelijk vanwege de toegenomen bevolking en het verloren gaan van specifieke kennis. De vuistbijl en pijl en boog maakten het jagen makkelijker, maar ook de oorlogsvoering.

Dus nee, de huidige tijd is geen anomalie, ze past in het pad dat de mensheid al een paar miljoen jaar volgt. Namelijk het pad van toenemend energieverbruik. Maar aan energie is geen gebrek. De Aarde krijgt dagelijks 9.000 keer meer nieuwe energie dan we nu gebruiken. Die energie komt van een bron die voorlopig nog lang niet is uitgeput, de zon. Als we erin slagen om die goed te benutten dan hebben we de veelal ‘oude energie’ die we nu gebruiken, niet meer nodig. Vooral echter past onze huidige tijd in het pad van de luxevalkuil. Van verbeteringen die later flinke nadelen blijken te hebben maar dan is het te laat.


[1] Tom Phillips, De Mens. Een kleine geschiedenis van onze allergrootste fuck-ups, pagina 11-12

[2] Böhme c.s, Hoe we mensen werden. Een geheel nieuwe kijk op de oorsprong van de mensheid, pagina 193

[3] Idem, pagina 194

[4] Idem,pagina 201

[5] Idem, pagina 203

[6] Idem, pagina 203-204

[7] Idem, Pagina 205

[8] https://isgeschiedenis.nl/nieuws/historie-van-de-stoommachine

[9] https://www.historamarond1900.nl/uitvindingen/aandrijving/verbrandingsmotor

[10] Harari, Sapiens. Een kleine geschiedenis van de mensheid, pagina 100

[11] Harari, Sapiens. Een kleine geschiedenis van de mensheid, pagina 91-92

De broodrooster, de overheid en filantropie

Bij De Correspondent las ik een interessant artikel van Maurits Martijn met de bijzondere titel Hoe kwetsbaar Europa is, leer je van een broodrooster. Met zo’n titel heb je mij meteen te pakken. De kwetsbaarheid van Europa uitgelegd aan de hand van een broodrooster. Martijn spreekt in het artikel met Bert Hubert de man van de ‘broodrooster’. Bij het lezen van dit artikel moest ik meteen denken aan het veld waarin ik werk: de overheid.

Toaster Toast Brood - Gratis foto op Pixabay
Bron: Pixabay

Eerst even de broodrooster. “Een broodrooster bestaat uit verschillende onderdelen. Vroeger maakten allround technologiebedrijven die allemaal zelf – van het omhulsel tot de schakelaar, en van de zekering tot het hitte-element. Nu is dat niet meer nodig. Broodroostermakers kunnen alle onderdelen over de hele wereld los inkopen – en dat doen ze dus ook.” Je kunt nog steeds geld verdienen maar je bent dan wel kwetsbaar: “omdat je geen broodroosters maakt, weet je ook niet precies hoe ze werken. Je verliest de beste broodroosterwizards als personeel, want hen boeit het werk bij jou niet meer. ‘Je komt op een punt dat je niemand meer in dienst neemt die iets kan, waardoor je als bedrijf niets praktisch meer zelf kunt.’ Weg expertise, weg innovatie.” Vervolgens maakt Hubert de sprong naar zijn werkveld, de telecom alwaar de grote spelers in Europa: “wat een ‘telco’ tot ‘telco’ maakt – de infrastructuur, het onderhoud, het personeel, de administratie – uitbesteedden aan andere partijen  ‘Ik zag ze allemaal veranderen in marketingbedrijven’.” De telecom sector is cruciaal voor een land en voor de Europese Unie en het uitbesteden van alle technische kennis en techniek aan derden maakt je kwetsbaar. Of zoals Hubert het zegt: “Als je nu ruzie krijgt met China, dan kun je denk ik nog precies één keer bellen. Ni hao, hoor je dan, vlak voordat er op wordt gehangen.” De coronapandemie liet zien dat al het uitbesteden ook op andere terreinen tot problemen kon leiden.

Bij het lezen van het artikel moest ik, zoals gezegd, denken aan onze overheid en vooral het fenomeen ‘regiegemeente’. In de kern komt het erop neer dat een regiegemeente bepaalt wat er moet gebeuren en het vervolgens via opdrachten laat uitvoeren. Dat vraagt, zo adviseert de Vereniging van Nederlandse Gemeenten haar leden, om goed opdrachtgeverschap en daarbij draait het om drie punten. Als eerste: “De gemeente beschikt over voldoende kennis en kunde om andere partijen aan te sturen (sturings- kwaliteiten).” Het tweede punt betreft inhoudelijke expertise:  “Er blijft voldoende inhoudelijke expertise bij de gemeente achter om niet alleen opdrachten te verlenen maar ook om te kunnen beoordelen of opdrachten volgens afspraak zijn uitgevoerd. Medewerkers dienen zich van een inhoudelijk professional tot een regisserende opdrachtgever te ontwikkelen. Dit vereist een cultuurverandering, opleidingstrajecten en ook wel het aannemen van meer commercieel geschoold personeel.” En als derde draait het dan om relatiebeheer: “Het is bovenal een proces waarin de relatie tussen deze partners moet worden onderhouden. Er zijn verschillende sturings- en verantwoordingsrelaties tussen de samenwerkingspartners en de uitvoerende organisaties.”

Hoe beoordeel je nu die geregisseerde ‘broodrooster’? Dat lijkt eenvoudig, je stopt er brood in en als het er geroosterd uitkomt, dan heb je een broodrooster en is aan de opdracht voldaan. ‘The proof of the pudding’ is immers ‘the eating’ zouden de Engelsen zeggen. Maar wat als je een paar uur na het eten van die toch heerlijke pudding met diarree op de wc zit? Of erger nog met voedselvergiftiging in het ziekenhuis ligt? Of in het geval van de broodrooster, als die het na drie keer begeeft. Of enorm veel stroom gebruikt of een op de vier keer voor kortsluiting zorgt of je keuken erdoor in de hens vliegt? En nu vertaald naar gemeentelijke taken, als die balkons van een flat vallen zoals in Maastricht gebeurde? Als er zich een gezinsdrama voordoet zoals in Roermond twintig jaar geleden. Als je gegevens worden gehackt en vergrendeld zoals de gemeente Hof van Twente overkwam. Of erger nog, een ICT drama zoals tien jaar geleden in Amsterdam.

Je kunt die ‘broodrooster’ net als pudding, de balkons, hulp aan gezinnen en ICT-systemen beoordelen door er allerlei kwaliteitseisen aan te stellen. Dat is de weg die gemeenten vaak kiezen. Echter om de goede eisen te stellen en vooral om erop toe te zien dat het werk ook aan de gestelde eisen voldoet, heb je mensen nodig die van de hoed en de rand weten. Die op de vraag wat 5G is, om een voorbeeld van Hubert aan te halen, antwoorden: “het is een snellere mobiele verbinding en je kunt het netwerk ook opsplitsen in verschillende delen.” En niet beginnen over: “zelfrijdende auto’s en medische operaties die nu via robots uitgevoerd kunnen worden.” Die hoed de rand, vragen om meer dan ‘voldoende inhoudelijke expertise’, die vragen om een expert. Maar waarom zou die expert voor een gemeente gaan werken als medewerkers zich: “zich van een inhoudelijk professional tot een regisserende opdrachtgever (dienen) te ontwikkelen?”  Waarom zou die top ICT-er voor de overheid kiezen als zijn salaris gemaximeerd is en nooit boven de ‘Balkenendenorm’ uitkomt terwijl er bij de Tech-bedrijven veel meer is te verdienen? Net zoals belastingspecialisten veel meer kunnen verdienen als ze niet in dienst van de overheid zijn.

Daarmee kom ik bij een TED-Talk waar Rutger Bregman op wees in de discussie onder zijn artikel over altruïsme waarover ik mijn vorige Prikker schreef. Bregman gebruikt die TED-Talk omdat die zijn ogen opende over de hoge salarissen van directeuren van goede doelen waarover hij zich vroeger druk maakte: “maar ik ben erg van mening veranderd na het kijken van deze TED Talk.” In die TED-Talk verdedigt Dan Pallotta de hoge overheadkosten van goede doelen mits ze leiden tot een flinke stijging van de inkomsten voor het goede doel. Als die leiden tot vergroting van het marktaandeel van het goede doel en beter nog, tot vergroting van het totale marktaandeel van alle goede doelen. Dat schijnt in de Verenigde Staten al jaren 2 procent van het BBP te bedragen. ‘Wat als we dat laten toenemen naar 3 procent’, vraagt Pallotta zich af. Een goed punt. Immers een organisatie met 40 procent overhead besteedt aan kwalitatief goede mensen, die 100 miljoen ophaalt, kan meer gedaan krijgen dan een organisatie met 5 procent overhead die 10.000 ophaalt.

En via Pallotta weer bij de overheid. Laat de overheid nu, en dat klinkt raar met de ‘toeslagenaffaire’ in gedachte, in de basis de grootste ‘goede doelenorganisatie’ zijn. In artikel 20 van onze Grondwet is immers vastgelegd dat: “De bestaanszekerheid der bevolking en spreiding van welvaart (…) voorwerp (zijn) van zorg der overheid.”  Op grond van artikel 22 treft de overheid “maatregelen ter bevordering van de volksgezondheid,” bevordert zij voldoende woongelegenheid en: “schept voorwaarden voor maatschappelijke en culturele ontplooiing en voor vrijetijdsbesteding.” Dit allemaal gevolgd door artikel 23 die het onderwijs tot: “de aanhoudende zorg der regering,” maakt.

Zouden we er, Pallotta volgend, niet voor moeten zorgen dat de kwaliteit van de overheid toeneemt? Moeten we in het verlengde daarvan niet anders kijken naar de betaling van overheidspersoneel? Niet als een kostenpost maar als een investering in een goede overhead. Een investering in het binnenhalen en houden van de beste belastingspecialisten, ICT-ers, bruggenbouwers en ook jeugdhulpverleners? Een overheid die voor hen een interessante werkgever is niet omdat ze ‘regisserend opdrachtgever’ zijn maar omdat zelf die brug bouwen, publieke ict-voorzieningen ontwikkelen en kinderen en vooral hun ouders met problemen helpen? Zou daarmee de kans op een tweede “Siewert-zaak’ niet veel kleiner worden? Zou de kans op kostenoverschrijding van een infrastructureel of ICT project niet veel kleiner worden? Zou de kans op een gezinsdrama daarmee niet veel kleiner worden? Zou dan de kans dat ‘Wopke Hoekstra zijn tanden eens gaat poetsen en zijn handen wassen’ zoals Frank Kalshoven in de Volkskrant schrijft toenemen waardoor er vele miljoenen en waarschijnlijk zelfs miljarden aan onterechte belastingkortingen niet worden uitgekeerd en aftrekposten, vrijstellingen en teruggaven geen zoals Kalshoven schrijft: “paradijs voor mensen die er de weg in weten (zijn), want er is niets meer of minder dan een ‘wildgroei’ ontstaan in de belastinguitgaven in Nederland”? Zou die investering in kwaliteit zich niet dubbel en dwars terugbetalen?

Mens natuur(lijk) dier

“Door de bevolkingsgroei dringen mensen steeds verder door in leefgebieden van dieren.” Een uitspraak van viroloog Wim van der Poel in een interview in de Volkskrant. Een bijzondere zin. Bijzonder omdat deze zin de aarde verdeelt in twee werelden: aan de ene kant hebben we de leefwereld van de dieren, de ‘natuur’. Aan de andere kant de leefwereld van de mens, de ‘mensenwereld’. Dat zijn twee verschillende werelden die ‘toevallig’ eenzelfde planeet bewonen. En omdat ‘de mens’ zich steeds meer in ‘de natuur’ begeeft, kunnen nare ziektes van mens op dier worden overgedragen. Dat wordt zoönose genoemd. Zou het omgekeerde ‘mensonose’ ook kunnen? In deze wat langere Prikker bestudeer ik die ‘twee werelden’.

Als een van die twee ‘werelden’ al buitenaards zou zijn en we nemen de ondertitel van het boek Oorsprong. Hoe de aarde de mens heeft gevormd  van Lewis Dartnell als leidraad, dan is de natuur ‘buitenaards’. De Aarde vormde dan immers de mens. Het vreemde is dan wel dat de huidige en nu enige mens op deze aardbol, de Homo sapiens de ‘wijze, verstandige’ mens, volgens Duitse paleontoloog Madeleine Böhme, pas zo’n 300.000 jaar op deze aardbol rondloopt. De ‘natuur’ is al veel ouder. Bovendien: “was hij bij lange na niet de enige mensensoort. Hij deelde de wereld van Eurazië en Afrika volgens de huidige stand van de wetenschap met zeven andere mensensoorten” aldus Böhme in haar boek Hoe we mensen werden. Andere soorten zoals de Neanderthaler en de Denisovamens.

Dat leven, alle leven, een buitenaardse oorsprong heeft, kan kloppen. Want, zoals Lewis Dartnell schrijft, zonder water was het leven zoals we dat op aarde kennen, onmogelijk. En dat water: “is dus na de geboorte van de aarde op onze planeet terecht gekomen. Dat gebeurde door een bombardement van met ijs bedekte kometen en asteroïden uit de koudere, verder gelegen delen van het zonnestelsel, als een sneeuwballenregen uit de ruimte.”  Want: “toen uit een wervelende om de protonen draaiende schijf van stof en gas de aarde werd gevormd, was het er juist erg droog. De aarde stond zo dicht bij de zon dat de samenklontering van rotsachtig materiaal waaruit zij is ontstaan sowieso maar weinig water kan hebben bevat, en bij dat ontstaan werd het zo heet dat al het water en alle vluchtige stoffen moeten zijn verdampt.” Leven zonder water kan niet en het water heeft een buitenaardse oorsprong. 

Böhme gaat in haar boek op zoek naar de voorouders van ons, de Homo sapiens. En die: “speurtocht naar onze wortels leidt daarom ver terug in de ontwikkelingsgeschiedenis van de Hominoidae,” de mensachtigen. Een groep waartoe op dit moment naast de mens ook de gibbon, de orang-oetan, de gorilla, de bonobo en de chimpansee behoren. Die laatsten plaatsen we graag in ‘de natuur’ maar daarmee hebben we tussen de 95 en bijna 99% van ons DNA gemeen. De mens deelt echter nog veel meer met de natuur. Die Hominoidae zijn weer afstammelingen van de eerste ‘primaten’, zoogdieren die zo’n 56 miljoen jaar geleden ontstonden. Nee, de mens maakt onderdeel uit van de natuur. Een bijzonder onderdeel omdat hij die natuur deels naar zijn hand leerde zetten. Böhme vertelt, net als Dartnell, de geschiedenis van de mens als onderdeel van de natuur.

Een geschiedenis waarin drie zaken centraal staan: herseninhoud, rechtop, en dus op twee benen, lopen en communicatie. Drie zaken die elkaar versterken. Laat ik beginnen met herseninhoud. Van alle energie die een mens op een dag verbruikt gaat een kwart naar zijn hersenen. Dit terwijl die, als je niet bovenmatig dik bent, maar 2% van het lichaamsgewicht uitmaken. Hoe hebben die hersenen zich kunnen ontwikkelen?

“Als pure rauwkosteters zouden onze menselijke voorouders zulke uiterst productieve hersenen die in de loop van de evolutie zijn uitgegroeid tot een volume van 1300 kubieke centimeter, met meer dan 80 miljard zenuwcellen, niet eens hebben kunnen voeden. Als onze voorouders alleen maar van rauw vlees en rauwe planten hadden geleefd, waren onze hersenen nooit ontstaan.” Hoe hebben die hersenen zich kunnen ontwikkelen? Die hersenen hebben zo kunnen groeien omdat onze voorouders vuur leerden gebruiken waarmee ze kookten. Want door groenten te koken verliest het zetmeel in de planten: “zijn kristalstructuur en wordt het bijna volledig verteerbaar.” Door vlees te bakken komen de erin opgeslagen voedingsstoffen vrij. Toen onze verre voorgangers vuur leerden te gebruiken, creëerden zij de kans om meer energie te halen uit eenzelfde hoeveelheid voedsel. Dat schiep de randvoorwaarde voor het laten groeien van onze hersenen.

Op het punt van de herseninhoud legde de Homo sapiens het echter af tegen de Neanderthaler. Trouwens ook op het punt van lichaamskracht. Toch heeft dat de Neanderthaler niet gered. Dat heeft met de andere twee aspecten te maken. En daarmee kom ik bij het lopen. “Om hulp te vragen voor de op handen zijnde slag tegen de Perzen bij Marathon stuurde veldheer Miltiades hem (Pheidippides) in 490 v. Chr. van Athene naar Sparta. Volgens de overlevering legde Pheidippides de 246 kilometer lange afstand in nog geen twee dagen af – een bijna ongelooflijke prestatie. Waarom werd er geen bode te paard gestuurd?” vraagt Böhme zich af. Het antwoord geeft ze er meteen achteraan: “omdat geen enkel paard tot die prestatie in staat zou zijn geweest.” Böhme geeft dit voorbeeld om een van de sterke punten van de mens te laten zien: zijn uithoudingsvermogen zonder oververhit te geraken. Dit stelde ons Homo sapiens in staat om op veel snellere, grotere en sterkere dieren te jagen. Jagen door ze, net als wolven, op te jagen en uit te putten totdat ze niet meer verder kunnen. Omdat mens en wolf die eigenschap deelden, was de wolf waarschijnlijk ook het eerste dier dat de mens domesticeerde. 

De Homo sapiens was in dat lopen nog beter dan die andere zeven mensensoorten en dus ook dan de Neanderthaler. Dat is waarschijnlijk ook de reden dat de sapiens als enigen zijn overgebleven. Dat en het derde aspect, de communicatie. Böhme: “Door de samenwerking van spraak en bewustzijn ontwikkelde zich nog een ander aspect van de menswording, die Homo sapiens definitief boven het dierenrijk uittilde: de mogelijkheid tot culturele evolutie. Met het spraakvermogen ontstond de mogelijkheid allerlei kennis over te dragen aan een groot aantal groepsleden. Doordat de overdracht van informatie niet alleen maar individueel en van generatie op generatie verloopt, zoals in een biologische evolutie, maar zich in de kortst mogelijke tijd in een groep kan verbreiden, verloopt de culturele evolutie uiterst snel.”  Dit vermogen had zonder die grote herseninhoud nooit ontwikkeld kunnen worden want : “Om duidelijk gearticuleerde, goed van elkaar te onderscheiden klanken te kunnen vormen is een fijn gereguleerd samenspel van middenrif, tong, tanden, gehemelte, neus, strottenhoofd, stembanden, lippen en meer dan honderd spieren nodig.”  En daarvoor heb je een flinke herseninhoud nodig. Die inhoud werd mogelijk gemaakt door gebruik van vuur.

Een culturele evolutie met volgens Dartnell de Aarde als belangrijkste vormgever. Een culturele evolutie, tenminste als je het bekijkt op een mensenleven. Als je het op evolutionaire schaal bekijkt, dan was het een revolutie. Een revolutie die het de Homo Sapiens mogelijk maakt om zich snel aan te passen aan veranderende omstandigheden. In eerste instantie door zich als jager-verzamelaars over een steeds groter gebied te verspreiden en door zich de planten en dierenwereld van die nieuwe gebieden eigen te maken. Die tocht begon zo’n 60.000 jaar geleden toen de Homo sapiens hun woongebied begonnen uit te breiden. Waarschijnlijk omdat het in het oorspronkelijke ‘thuis’ te druk werd. In die tijd, de laatste ijstijd, was het op Aarde een stuk kouder dan nu. De zeespiegel stond fors lager dan nu en de nu ondiepe zeeën stonden voor een groot deel droog. De Britse eilanden waren verbonden met Europa, net zoals Siberië en Alaska en de Indonesische eilanden met Azië. Om in Australië te komen hoefde je maar een klein stukje zee over te steken. Als eerste vestigden onze voorouders zich in gebieden waar het qua klimaat en landschap te vergelijken was met Oost Afrika, zoals het Zuiden van Azië en Australië. Zo’n 25.000 jaar geleden bereikten ze Alaska en 11.000 jaar geleden uiteindelijk het zuidelijkste deel van Zuid-Amerika. Inmiddels was de ijstijd voorbij. Op de evolutionaire schaal is dit heel snel en bewust, maar zoals Dartnell schrijft: “Het was eerder een soort verstrooiing. Kleine groepjes jagers-verzamelaars bestreken een groot gebied (de bevolkingsdichtheid was erg laag), en met de seizoenen en met de jaren schoven ze geleidelijk op. Als het klimaat ter plaatse veranderde zochten ze het verderop om kou en droogte te ontlopen en warmer en natter leefgebied te vinden waar meer voedsel was. Elke generatie trok daarbij weer een stukje verder. De gemiddelde snelheid waarmee de eerste mens van het Arabische schiereiland langs de zuidkust van Eurazië naar China zijn getrokken, lag op ongeveer een halve kilometer per jaar.”

In tweede instantie pasten onze voorvaderen de natuur in hun voordeel aan. Die wolf die werd gedomesticeerd omdat het beest goed van pas kwam bij de drijfjacht, was de eerste in een lange rij die binnenkort hopelijk ook een vaccin tegen COVID-19 bevat. Een rij die zich niet alleen tot de dieren beperkt. Nee, een enorm belangrijke stap in die evolutie was het ‘domesticeren’ van planten, dat wat we nu de landbouw noemen. Onze voorvaderen kregen in de gaten dat de zaden van verschillende grassoorten erg voedzaam waren. Door zaden te malen nam het lichaam ze beter op. Door ze te mengen met wat water en ze vervolgens te verhitten kon je er brood van maken. Zo’n 10.000 jaar geleden ontdekten onze voorouders dat een stuk vruchtbaar land: “Zelfs met primitieve landbouwtechnieken (…) tien keer meer voedsel (kan) opleveren dan als het wordt gebruikt voor jagen of verzamelen,” Ze gingen zich permanent vestigen. “Maar,” aldus Dartnell: “landbouw is ook een valkuil. Als een samenleving eenmaal op landbouw is overgestapt en de bevolking is gegroeid, is het onmogelijk om terug te keren naar een eenvoudigere levensstijl: de bevolking is te talrijk en volledig afhankelijk van landbouw om genoeg voedsel voor iedereen te kunnen  produceren.”  

Vanaf de eerste landbouwers tot nu ging het snel en ontstonden er steden. Zo’n 5000 jaar geleden begon de mens met metaalbewerking: de bronstijd was aangebroken en 2000 jaar later gevolgd door ijzer en nu? Dartnell: “Het zal je verbazen dat alleen al in een smartphone ruim zestig verschillende metalen zijn verwerkt.” Of zoals hij het ook beschrijft: “ tussen het moment waarop de eerste homininen stenen werktuigen begonnen te hakken en het moment waarop Homo sapiens koper begon te smelten, verstreken drie miljoen jaar; tussen de ijzertijd en de eerste ruimtereizen maar drie millennia.”

Die grotere hersenen en het communicatieve vermogen heeft de mens veel gebracht. Het is op dit moment de meest dominante diersoort. Ze hebben ervoor gezorgd dat de mens de natuur voor een deel naar zijn handen kan zetten. Ze hebben ervoor gezorgd dat de mens bewustzijn en zelfbewustzijn heeft. Zelfbewustzijn dat het de mens mogelijk maakt om, zoals ik in een eerdere Prikker schreef, ‘imaginaire constructen’ te verzinnen. Constructen zoals bedrijven en landen met grenzen die voor de mens betekenis hebben maar voor een vlieg onbekend zijn. Een van die ‘constructen’ is het zichzelf niet zien als dier en als ‘apart van de natuur’.

Keuzes na corona

‘Never waste a good crisis’. Een uitspraak die wordt toegekend aan Winston Churchill maar of hij deze of een soortgelijke uitspraak werkelijk heeft gedaan, daar woeden flinke discussies over. Ook wordt er in tijden van crisis vaak verwezen naar het Chinese teken voor crisis, dat zou bestaan uit twee delen. Een deel ‘gevaar’ en het tweede deel ‘kans’. Een, naar het schijnt want ik ben geen kenner van het Chinees, opvatting die berust op een verkeerde interpretatie. Dat een crisis kansen biedt, staat buiten kijf. Kansen om je ten koste van anderen te verrijken door de prijs van bijvoorbeeld mondkapjes fors te verhogen. Maar ook kansen om zaken die onaantastbaar lijken, te veranderen. In een recente Prikker citeerde ik Piketty die ervoor pleitte om belangrijke gebeurtenissen in het verleden te zien als momenten waarop het verschillende kanten op kon gaan. Ik sloot die Prikker af met de woorden: “Een goed idee om Piketty’s advies ter harte te nemen en actief te zoeken naar die meerdere wegen.” Laat ik eens een begin maken met dat actief zoeken.

Op dit moment zoeken onderzoekers met man, macht en waarschijnlijk ook muis naar een geneesmiddel en een vaccin tegen ‘corona’ of beter gezegd covid-19. Om dat te bespoedigen delen ze direct alle informatie die ze verzamelen en alle ideeën die ze hebben. Door zo samen te werken borduren ze voort op elkaars werk, ideeën en hypotheses. Dat voortborduren vergroot de kans dat het medicijn of het vaccin worden gevonden. 

Als we kijken naar de technologische ontwikkeling van de mens, dan is dat niets nieuws. Ooit vond een mens of mensachtige uit dat je met scherpe stenen kon snijden. Daarop borduurde een andere voort door er een steel aan te bevestigen en de bijl was geboren. Weer een ander bevestigde een kleinere variant van zo’n scherpe steen op een lange stok en de speer was geboren. Via het wiel, het bewerken van brons en ijzer en de molen vond James Watt de stoommachine uit. Dat laatste is wat de ‘volksmond’ ons wil doen geloven. Watt borduurde voort op een eerdere versie van Thomas Newcomen. Rudolf Diesel borduurde voort en vond de verbrandingsmotor uit. Zo kunnen we doorgaan en komen we ook bij ons huidige ‘onmisbare’ mobieltje. Zonder die ‘snijdende steen’ van de onbekende uitvinder, was dat mobieltje er wellicht nooit geweest. Al die stapjes hebben ons gebracht waar we nu staan. 

De uitvinder van de ‘snijdende steen’ had, samen met zijn clan, tijdelijk een voordeel op de andere clans die nog niet wisten welke steensoort ze moesten gebruiken. Zo was het steeds met nieuwe uitvindingen. De uitvinders van het bronzen zwaard stonden even bovenaan. Totdat anderen ook over bronzen zwaarden beschikten. Die hadden vervolgens allemaal het nakijken toen iemand het ijzeren zwaard uitvond. In de periode dat je de ‘enige’ bent die bepaalde kennis heeft, heb je een voordeel op alle anderen. Tegenwoordig kun je dat voordeel in patenten laten vastleggen. Dat patent geeft jou het exclusieve recht tot het maken of verkopen van het product. Zolang het patent loopt, geniet jij als patenthouder dat voordeel en kun je eraan verdienen. Dat verdienen wordt gerechtvaardigd met het argument dat dit de beloning is voor de uitvinder zijn investering en zijn harde werk. Zonder die bescherming zou een ander het na kunnen maken en produceren zonder de flinke investeringen die het jou heeft gekost. Op wereldschaal verwijten de Verenigde Staten, bij monde van president Trump, dat China dit doet. China kopieert en produceert en dat gaat ten koste van de ‘uitvindende Amerikanen’. Dat lijkt logisch maar is het wel zo logisch?

Zoals ik hierboven al schreef, werken wetenschapper nu met man en macht aan een vaccin en een medicijn. Hierboven schreef ik ook nog ‘met muis’ waarbij ‘muis’ staat voor eventuele dieren waarop kansrijke stoffen worden getest. Dat doen zij door kennis te delen. Uiteindelijk is er één de gelukkige uitvinder van het vaccin. Die zal de boeken in gaan als de nieuwe Alexander Fleming, de uitvinder van de penicilline. De Nobelprijs voor de geneeskunde zal zijn of haar deel zijn. Het bedrijf waarvoor de persoon werkt, zal zich kunnen verheugen op flinke omzet en winst. Werkt de persoon voor een universiteit, dan zal er vast een bedrijf klaar staan met een lonkende zak geld in ruil voor de kennis en vooral het patent. Het voorbeeld werd deze week al gegeven toen bekend werd dat de Amerikaanse president Trump probeerde de exclusieve rechten op een mogelijk vaccin tegen het virus van een Duits bedrijf te kopen. Het cashen kan beginnen. ‘The winner takes it all’, zoals ABBA, niet mijn soort muziek maar dat zullen mijn vaste lezers vast al wel weten, al zong. En dat past precies bij onze meritocratische samenleving. Een samenleving waar iedereen wordt beoordeeld op zijn verdienste.

Maar borduurt de ‘winner’ niet voort op de uitvindingen van zijn voorgangers? Zij of hij voegt iets toe aan het werk van vele voorgangers. En niet alleen aan het werk van de ‘winnaars’ onder die voorgangers. Ook al die wetenschappers en onderzoekers die, naar straks zal blijken, het ‘dode spoor’ op weg naar het vaccin onderzoeken. Ook die leveren een flinke bijdrage. Wat het ‘winnende spoor’ is, weet vooraf immers niemand. De investeringen in een ‘dood spoor’ zijn net zo hoog en misschien nog wel hoger dan in het ‘winnende spoor’. Alleen levert het aan het einde van de rit geen rendement op . ‘The loser’s standing small. Beside the victory. That’s her destiny.’  Zo vervolgt ABBA. Biedt covid-19 niet een uitgelezen kans om die ‘destiny’ eens te herzien? 

Dat kan door het systeem van patenten af te schaffen. Patenten belemmeren de technologische ontwikkelingen. Hoe? Laten we weer even dat vaccin nemen dat de winnaar ontwikkelt. Wellicht is dat door een uitvinding van een dood spoor te gebruiken wel veel efficiënter, sneller en goedkoper te produceren. Het patent van de ‘winnaar’ voorkomt dat de ‘verliezer’ verder kan experimenten met de vinding van de winnaar. Dat ‘recht’ komt alleen de winnaar toe. De ‘verliezer’ kan er alleen mee verder werken als er een flink bedrag aan de winnaar wordt betaald. Zonder patent kan iedereen met de nieuwe vinding aan de slag.

‘Maar wie betaalt dan al dat onderzoek naar nieuwe medicijnen’? Een goede vraag. Wie betaalt het nu? Nu wordt het betaald door de uiteindelijke gebruikers van het product maar vooral via de verzekeringspremie en de belastingen die wij betalen. En een flink deel van die premie en belastingcenten vloeit in de vorm van ‘winst’ in de zakken van de farmaceutische bedrijven. In mijn ‘nieuwe wereld’ zijn wij het die nog steeds dat onderzoek betalen. Dat doen we via onze belastingen en een kleine opslag op het medicijn of vaccin. Die opslag verdwijnt in een onderzoeksfonds net als een deel van de door ons betaalde premie. Uit dat onderzoeksfonds bekostigen we al het medische onderzoek. Daaruit betalen we de winnaar en de verliezers allemaal hetzelfde.

Wellicht vraag je je nu af: ‘En die farmaceutische industrie dan?’ Die worden gewoon ‘pillendraaiers’ en voor dat ‘pillen draaien’ krijgen ze een vergoeding die hun kosten dekt en hen een kleine winst bezorgt. Hoe we dat doen? Dat doen we door de diverse ‘pillendraaiers’ te vragen een offerte op te stellen voor de productie van het medicijn of vaccin. De opdracht gunnen we vervolgens aan de goedkoopste ‘draaier’ en we betalen hem de prijs die de op een na laagste ‘draaier’ offreerde. 

‘Opwarming door verkoeling’

‘Een stukje vlees kan ik wel op mij buik schrijven.’ Dat was wat ik dacht toen ik net terug van vakantie las dat we, om het milieu te redden en de planeet leefbaar te houden, toch echt moeten stoppen met het eten van vlees. Kranten en televisie-uitzendingen, neem Jinek van 12 augustus, worden volgeschreven, gepraat en gefilmd over dit onderwerp. Enige redding voor mijn stukje vlees is, zoals Max Pam in de Volkskrant schrijft, de wetenschap: “Er dient een koe te komen die niet meer ruft en nauwelijks nog bruine vlaaien bakt. Een schone, duurzaam gemodificeerde koe, die nog slechts een enkele keutel in landschap achterlaat.” Als we maar geen vlees meer eten dan komt het wel goed. Dus laat die vleestax maar komen! Of… .

Absurditeit ten top indoor ski in Dubai. Bron Flickr

Nu is het ‘morgen’ al 2030 en het vraagt een flinke gedragsverandering om iedereen ‘van het vlees’ af te krijgen. En zoals we uit ervaring weten, is het veranderen van gedrag zeer lastig. Stoppen met roken, nooit meer een wijntje of een lekkere pils of Weizen, dat ligt lastig. Om voor 2030 iedereen van het vlees af te krijgen, dat vraagt een flinke inspanning. Maar stel dat het lukt, wat dan?

Als we de cijfers van het Planbureau voor de Leefomgeving erop naslaan dan zien we dat die uitstoot in 2017 op net geen 200 Mton CO2-equivalent uitkwam. De landbouw neemt daar bijna eenzevende deel,  zo’n 28 Mton van voor haar rekening. Hiervan komt 20 Mton voor rekening van methaan, het gas dat de koetjes uitboeren en -poepen. Dat is wat we als land maximaal besparen als we geen vlees meer eten en het ook niet meer ‘produceren’. Produceren is in deze een wat vreemd woord, we hebben het immers niet over auto’s maar over levende wezens. Om tot de in Parijs afgesproken 55% reductie in 2030 te komen, missen we dan nog zo’n 90 Mton. Dan moeten er op andere plekken nog flinke slagen worden geslagen. Dan is er toch nog iets anders nodig.

Even naar die andere uitstoot kijken. “In Nederland komt het grootste deel van de CO2-uitstoot voor rekening van de grotere bedrijven. Maar ook binnen die groep zijn de verschillen erg groot. Ruim 50 procent van die uitstoot wordt veroorzaakt door maar tien bedrijven: energiecentrales, Tata Steel, Chemelot, Yara en de raffinaderij van Shell.” Zo publiceerde de NOS vorig jaar.  Maar wacht eens even, waarom beginnen we dan niet bij deze bedrijven? Nee niet door hen het land uit te drijven of het werken onmogelijk te maken. Nee, helpen om hun uitstoot fors te verminderen. Een gerichte inspanning met onze universiteiten en kennisinstituten en zo samen zoeken naar manieren om die uitstoot fors te verminderen, liefst tot nul. Die manieren kunnen we vervolgens ook beschikbaar stellen aan kleinere bedrijven en aan bedrijven in andere landen.

Zou die weg niet veel sneller tot een veel groter succes leiden? Een succes waar ook andere landen nog wat aan hebben? Dat moet toch tot de mogelijkheden behoren. Zeker als je bedenkt dat de elektriciteitssector weer ongeveer de helft van die uitstoot voor haar rekening neemt. Een deel daarvan kan zo worden vervangen door zonnecellen en windmolens. ‘Maar als de zon dan niet schijnt?’ Ja, daarvoor moeten we aan een oplossing werken en waterstof is daarvoor een goede kandidaat, ik schreef er al eerder over. Met een gezamenlijke inspanning van bedrijven en kennisinstellingen en liefst niet per land maar met alle landen samen, moet het mogelijk zijn om deze techniek binnen de tien jaar die ons nu nog resten, tot een succes te maken. De geschiedenis laat zien dat zoiets kan.  Zo ontwikkelden Westerse wetenschappers in de Tweede Wereldoorlog, binnen drie jaar een atoombom. Lukte het de Sovjets om vrij snel een satelliet, hond en een mens de ruimte in te schieten en lukte het de Amerikanen als antwoord daarop om binnen een jaar of acht op de maan te lopen.

Zouden onze politici niet leiderschap moeten toen door niet alleen uit te spreken dit te willen bereiken, maar er ook de middelen voor beschikbaar te stellen. En vooral, door die bedrijven aan te spreken op hun verantwoordelijkheid, ook hun financiële verantwoordelijkheid. Maar ja, waar vind je dergelijke politici?

Moeten we dan als individu niets doen? Nee, natuurlijk moeten we verspilling voorkomen, kunnen een onsje minder vlees eten en kunnen we profiteren van de bovenstaande ontwikkeling. Die zorgt er immers ook voor dat we onze auto’s op waterstof kunnen laten rijden. En, als we wat verder in de uitstootcijfers duiken, dan zien we ook iets wat we kunnen laten. Naast CO2 en methaan dragen ook fluorhoudende gassen bij aan het broeikaseffect. En wat zien we daar? Het gebruik daarvan is sinds eind vorige eeuw fors afgenomen van bijna 14 Mton CO2-equivalent tot zo’n 2,5 Mton nu. Een succes, maar met een bijzonder randje. Het spul dat ervoor verantwoordelijk is, HFK of fluorkoolwaterstoffen, wordt gebruikt in de airco’s. Bijna de gehele tegenwoordige uitstoot komt voor rekening van ‘Gebruik koeling’ en de uitstoot hiervan groeit sinds begin deze eeuw fors. Bijzonder om te constateren dat we, om het erg cru te formuleren, ons individueel verkoelen door ons collectief te verhitten

The Game, de surfer en het klimaat

“Ondanks het overweldigende wetenschappelijke bewijs dat klimaatverandering wordt veroorzaakt door de mens, groeit het aantal klimaatsceptici. Wat gaat er in hun hoofd om?”  Die vraagt stelt Irene van den Berg zich bij OneWorld. Voor een antwoord op deze vraag gaat zij te rade bij enkele wetenschappers. 

Die zien verschillende oorzaken. Als eerste: “Achterdocht jegens wetenschappers komt (…) vaak ook voort uit een wantrouwen tegen de heersende elite.” Dan is er een meer op ideologie gebaseerde afkeer en dan vooral ideologische weerstand tegen collectieve maatregelen: “Veel Amerikanen hebben een diepgeworteld geloof dat overheidsbemoeienis hun vrijheden ernstig aantast.” Dan is er een groep die vertrouwt op de eigen intuïtie: “Mensen met een intuïtief wereldbeeld vertrouwen eerder op hun eerste ingeving en schuiven de wetenschap vervolgens terzijde. Wetenschap vereist slow thinking en daar zijn wetenschapsontkenners minder goed toe in staat. Zij scoren gemiddeld slechter op analytisch vermogen.”  Dan zijn er nog mensen die zoeken naar bewijs dat hun beeld bevestigt: “Veel klimaatsceptici zijn wel op zoek naar feiten. Zij produceren echter ándere feiten en trekken de bestaande in twijfel.”

Eigen foto

Wat daaraan te doen? Jaron Harambam, een van de geraadpleegde wetenschappers: “Ik denk dat meer moet worden stilgestaan bij de emoties van de twijfelaars, in plaats van alsmaar op de feiten te gaan zitten.” Ook wil hij opzoek naar de krachten achter de ontkenning: “Er is een aantal sociale mediaplatformen waarop dat veel gebeurt. Ik wil graag weten door wie deze partijen worden betaald.” Daarbij helpt het, volgens Hrambam niet om de sceptici: “allemaal over één kam (te) scheren,” dat “leidt in ieder geval niet tot goede analyse, noch tot oplossingen.”

Bij het lezen van dit artikel moest ik denken aan het The Game, het laatste boek van de Italiaanse schrijver Alessandro Baricco. Een zeer lezenswaardig boek dat je met andere ogen naar de huidige samenleving laat kijken en waarin Baricco verder gaat waar hij in zijn boek De Barbaren begon. In de Barbaren beschrijft hij het steeds oppervlakkiger worden van onze samenleving beschrijft. Hij doet dat aan de hand van boeken, wijn en voetbal. In een eerdere Prikker besteedde ik al eens aandacht aan Baricco. Er wordt meer wijn gedronken, maar kwaliteitswijn leidt een kwijnend bestaan. Net zoals de literatuur terwijl er veel meer boeken worden verkocht. Als voetballiefhebber betreurt hij het lot van Roberto Baggio de sierlijke specialist die steeds vaker op de bank zat omdat hij geen totaalvoetballer was. Die ‘barbaren’ leken zich niets aan te trekken van oude conventies. Ze leefden in een andere wereld. Met hun gedrag gaven de barbaren een inkijkje in de nieuwe wereld: “een lay-out van de wereld die is aangepast aan de ogen die we hebben, een mentaal ontwerp dat geschikt is voor onze hersenen, en een hoopvol plot dat is opgewassen tegen ons hart, bij wijze van spreken.”

In The Game onderzoekt hij als een soort archeoloog de onstaansgeschiedenis van die nieuwe wereld en probeert er als het ware aan landkaart van te maken of, zoals het op de kaft kort wordt omschreven: “In The Game onderzoekt hij de digitale revolutie en de gevolgen daarvan voor de mens.” Een interessant boek met bijzondere vergelijkingen. Zo ziet hij het Nederlandse totaalvoetbal uit de jaren zeventig als een van de voorgangers van het Web: “het Nederlands elftal heeft maar zelden een toernooi gewonnen …. .Niettemin was de roep ervan onweerstaanbaar, en dat had te maken met een zeker ontsluiten van horizonten, de verpulvering van de vele regels, de vernietiging van onbenullige mentale blokkades en het opeisen van een nieuwe gelijkheid.” Als je het zo leest dan zijn er wel wat parallellen met het Web. Baricco vergelijkt de digitale revolutie met een game, een computerspel, vandaar de titel. In een game gaat het om problemen en snelle oplossingen, om actie en reactie, en om een score. Die eigenschappen vormen, zo betoogt Baricco, de kern van de gehele digitale revolutie.

Baricco gaat terug naar de beginperiode van de die revolutie. Een revolutie die ontstond in de jaren zeventig in Californië door een: “aparte mensheid, waarin informatica-ingenieurs, hippies, politieke militanten en geniale nerds samenvielen onder de paraplu van een specifiek gemeenschappelijk sentiment: ergernis over de wereld zoals die was.” Zij wilden een andere wereld. Dat anders, en ook de manier waarop, werd kort maar krachtig samengevat in de woorden: “Veel mensen proberen de aard van de mens te veranderen, maar dat is echt tijdverspilling. Je kunt de aard van de mens niet veranderen, wat je wel kunt doen is de tools die ze gebruiken veranderen, de techniek veranderen. Dan verander je de samenleving.” Woorden van een van hen: Stewart Brand.

Woorden opgeschreven in een periode waarin ideologieën centraal stonden. Ideologieën die de mensen en dus mensheid wilden veranderen. Ideologieën die in de twintigste eeuw tot vernietigende oorlogen hadden geleid. Die ‘aparte mensheid’ liet de ideologie varen en concentreerde zich op de techniek, de tools. ‘In ieder huis een computer,’ voorspelde de al genoemde Brand in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Deze ‘aparte mensheid’ wilde dus weg van ideeën en hun bemiddelaars, de ideologen. Zij wilden de macht bij het volk.

Een van de belangrijkste eigenschappen van de tools de ze ontwikkelden was daarom dat iedereen ze makkelijk kan gebruiken. Je hebt geen ‘expert’ of ‘tussenpersoon’ nodig om een app te versturen. Je huis of auto verhuren kun je zelf, via Airbnb of Uber. Om je bankstel te verkopen hoef je het niet meer naar een handelaar in tweedehandsjes te brengen. Je kunt het rechtstreeks aan een geïnteresseerde verkopen. Als de digitale revolutie iets is, dan is het de uitschakeling van de ‘tussenpersoon’. Baricco: “Wanneer ik een systeem maak dat hen buitenspel zet en hen vervangt door beschermde omgevingen waarin ik mensen en dingen rechtstreeks met elkaar in contact breng, en iedereen aanzet om mee te drijven op getijdenstromingen veroorzaakt door een ondoorgrondelijke massa-intelligentie, dan heb ik iets episch verwezenlijkt: een wereld waarin ogenschijnlijk geen elites voorkomen, een planeet met directe aandrijving , waar de collectieve intentie en intelligentie wordt omgezet in actie zonder dat ze langs tussenliggende autoriteiten hoeven. Het onvermijdelijke gevolg is dat bij een aanzienlijk aantal mensen de overtuiging groeit dat ze het wel afkunnen zonder tussenkomst, zonder expert of insiders. … Ze kijken om zich heen, en bezield door een bepaalde, begrijpelijke zweem van rancune zoeken ze naar de volgende intermediair om te vernietigen, de volgende tussenstap om over te slaan, de volgende kaste der voorgangers om overbodig te maken.”

En daarmee kom ik bij de vraag die Van den Berg zich stelt en trouwens ook alle mogelijkheden om er wat aan te doen die in haar artikel worden geformuleerd. Is het niet begrijpelijk dat velen een klimaatwetenschapper, net als trouwens alle wetenschappers, ook zien als een ‘tussenpersoon’ die kan worden ‘uitgeschakeld’? Dan helpt het niet om: “klimaatontkenners die zich zorgen maken over de kosten van een duurzamere maatschappij … te overtuigen met een goede financiële onderbouwing.” Die onderbouwing wordt immers ook geleverd door een tussenpersoon.

Diepgang, toelichting, onderbouwing  zijn iets van vóór de eenentwintigste eeuw. Om een vergelijking uit Baricco’s De barbaren aan te halen. Het zijn vormen van diepzeeduiken, van een uitgebreide en zware studie van een heel klein deel van de zee. Dit terwijl de eenentwintigste eeuw vooral bestaat uit surfers. Mensen die scheren over een groot deel van het zeeoppervlak zonder te weten wat er onder de waterspiegel gebeurt. Soms komt er iets aan de oppervlakte en dat wordt aan die oppervlakte oppervlakkig bestudeerd en dan vooral in relatie met het oppervlak en het surfen. Zouden wetenschappelijke analyses en berekeningen over het koraal op tien meter diepte de surfer bereiken? Zouden berekeningen over de kosten en nog grondigere analyses door een wetenschapper, een tussenpersoon, de ‘surfer’ overtuigen? 

In een van de laatste paragrafen van The Game besteedt Baricco aandacht aan de waarheid. Hij gebruikt het begrip ‘snelwaarheid’, dat is: “een waarheid die om naar de oppervlakte van de wereld te komen – dat wil zeggen, om begrijpelijk te worden voor de meeste mensen, en ieders aandacht te krijgen – zichzelf een aerodynamisch design heeft aangemeten, waarbij ze onderweg aan nauwkeurigheid en precisie inboette, maar wel aan beknoptheid en snelheid won.” Een waarheid die ergens op iets waars is gebaseerd maar toch niet helemaal. “Een snelwaarheid wint als ze eerder en beter dan andere waarheden aan de oppervlakte weet te komen.” Daarbij: doet het er niet eens zoveel toe hoe stevig ze op feiten steunt: het is haar aerodynamische uitrusting die over haar lot beslist.” Het succes van die aerodynamische uitrusting wordt, zo betoogd Baricco, bepaald door ‘storytelling’: “Storytelling is niet iets wat de realiteit verpakt, of vermomt, of verfraait: het is iets dat deel uitmaakt van de realiteit, het is een deel van alle dingen die zijn. Wil je een formuletje om dat concept makkelijk te metaboliseren? Komt-ie: ONTDOE DE REALITEIT VAN DE FEITEN, EN WAT ER DAN OVERBLIJFT IS STORYTELLING.” 

Zou, om werkelijk de hoofden van de klimaatsceptici te bereiken, de boodschap in een goed en pakkend verhaal worden verpakt? Een verhaal dat moet staan als een huis, los van welk feit, cijfer of onderbouwing dan ook? Moet hierbij niet de vraag worden gesteld die een politicus in een voorbeeld van Baricco stelt als hem wordt gevraagd om een keuze te maken tussen verschillende oplossingen van een probleem: “welke zouden we het beste kunnen vertellen?”  Dus niet geen verhaal verzinnen bij de beste oplossing maar de best te vertellen oplossing kiezen omdat daarmee de scepticus wordt bereikt? En vanuit dat eerste succes kun je verder werken. “Want een perfecte oplossing die ik niet aan mensen kan uitleggen is gedoemd te mislukken,” aldus Baricco.

Dat is niet iets wat wetenschappers normaal doen, die kiezen de beste oplossing en maken daar een verhaal bij. Dat is ook de richting die Van den Berg en de door haar geraadpleegde wetenschappers op lijken te gaan. Toch maar eens contact opnemen met enkele goede storytellers?

Afhankelijk of onafhankelijk

“Power to the people!” De laatste zin van een artikel van Maurits Kreijveld op de site Oneworld. Het is trouwens ook de kop erboven. Kreijveld breekt een lans voor de introductie van blockchain op de energiemarkt. Nu brak ik in mijn vorige Prikker een lans voor investeringen in nieuwe technologieën, zoals de battolyser. Dus eens even zijn redenering volgen. 

Illustratie: Pixabay

Kreijveld: “Blockchain maakt de energiemarkt transparant en toegankelijk voor kleinere spelers. Door de gedeelde boekhouding wordt het netwerk intelligenter. Hierdoor kunnen alle componenten in het energienetwerk beter op elkaar inspelen: wanneer energie schaars wordt, of juist overvloedig. De apparatuur aan het netwerk zou voortdurend met elkaar kunnen onderhandelen over levering op basis van een variabele prijs die voortdurend wordt vastgesteld op basis van vraag en aanbod.” Hij vervolgt: “Wil je de vele partijen die nu investeren allemaal een eerlijke vergoeding kunnen geven voor hun investering, dan heb je een enorme boekhouding nodig, waarin alles wordt bijgehouden: de geleverde als verbruikte stroom, hoe groen deze is, de batterijen en netwerken waar deze (tijdelijk) is opgeslagen en hoe zij is getransporteerd. Blockchain kan deze boekhouding verzorgen.” En concludeert: “Een systeem zoals de blockchain kan de essentiële katalysator zijn voor de energietransitie door ervoor te zorgen dat niet alleen enkele grote (steeds groter wordende) energieproducenten, maar ook heel veel kleinere producenten, zoals jij en ik, mee kunnen doen.” Interessant, maar … .

Zit ik te wachten op een enorme boekhouding van welke energie in welke batterij zit en door wie die is geproduceerd? Zit ik te wachten op een: “wasmachine die pas gaat wassen bij een bepaalde lage energieprijs?”  En op die apparaten die met elkaar gaan onderhandelen? Wat als mijn koelkast te duur inkoopt? Of de prijs waarbij mijn wasmachine gaat draaien nog vier weken op zich laat wachten? Zit ik te wachten op een boekhoudsysteem waar ik geen touw aan vast kan knopen en dat ik niet kan controleren?

Zit de werkelijke kracht van zonnecellen en windmolens niet juist in de mogelijkheid om los te komen van het net en dus de markt? Los als individu of als groep. In de mogelijkheid om mijn eigen energie op te slaan in batterijen of waterstofgas en dit te gebruiken als ik het zelf nodig heb? Zit de kracht in afhankelijkheid of onafhankelijkheid?