Een pleidooi voor Dilan junior,

Beste mevrouw Yeşilgöz-Zegerius. Even over dat ‘meisje van acht jaar oud dat vandaag als vluchteling in Nederland’ aankomt. Dat meisje speelt een belangrijke rol in het vluchtelingenbeleid van de partij die u leidt. Bij mij roept dit wat vragen op over de vluchtelingen- en migratieparagraaf van het verkiezingsprogramma Ruimte geven. Grenzen stellen. Keuzes voor een optimistische toekomst van uw partij de VVD. Omdat die tijdens al die debatten die er al zijn gevoerd, nog niet aan bod zijn gekomen, stel ik ze in deze brief.

Bron: Flickr

“Immigranten maken Nederland alleen sterker als iedereen die hier mag blijven, ook echt integreert in onze samenleving.” Zo lees ik op pagina 6 van het verkiezingsprogramma van uw partij de VVD. Daar is, zo gaat het verder, nog wel wat te winnen. “Op scholen in ons land wordt zichtbaar hoeveel werk er nog te verzetten” is. En waar blijkt dat uit? “Bijvoorbeeld (uit)de achterstanden waarmee kinderen op school verschijnen. Of botsingen in de klas rond zaken als gelijke rechten tussen vrouw en man en ontkenning van de holocaust.” Dat kinderen van migranten met een achterstand aan hun Nederlandse onderwijs carrière beginnen, vraagt inderdaad aandacht. Voor wat betreft die botsingen wat vragen. Zijn het alleen migranten die de gelijkheid tussen man en vrouw ter discussie stellen en de Holocaust ontkennen? Met deze passage suggereert uw partij dat migranten de oorzaak zijn van die botsingen. Nu bent uzelf, volgens de definitie van de Van Dale een migrant. U bent namelijk iemand die: “naar een andere streek of ander land is) verhuisd.”  Of ziet u zichzelf niet meer als migrant? Of, nee laat ik dezelfde vraag anders stellen? Wie is voor u een migrant? Of nog anders geformuleerd, wanneer ben je geen migrant meer? Als ik migrant was, dan zou ik me door de suggestie die uw programma wekt, in de hoek gezet voelen. In de hoek van de minder ‘verlichte dan ons’ personen. Dit terwijl een deel van die ‘ons’ in een donkerdere omgeving verkeert dan menig migrant. Recentelijk gaf u aan de partij van de belangrijkste vertegenwoordiger van die donkere omgeving niet uit te willen sluiten van regeringsdeelname.

Dan dat meisje van acht, waarvoor uzelf model staat. Dat meisje, laten we haar Dilan noemen, heeft, zo lees ik in het verkiezingsprogramma van uw partij: “geen redelijke kans om later uit te groeien tot ingenieur, verpleegkundige, politievrouw of minister en VVD-leider.”  Dat is niet wat u wilt want, zo gaat het verder: “Terwijl dat is wat we zouden moeten willen. Dus moeten we nog een aantal dingen doen. Het is ten eerste noodzakelijk dat de Europese buitengrens wordt verstevigd. Ten tweede moet Nederland altijd blijven aandringen op opvang in de regio, zoals wij dat ook voor de Oekraïners hebben gedaan. Ten derde moet Nederland minder aantrekkelijk worden als eindbestemming voor mensen van buiten onze regio.”  Hierbij een aantal vragen. Als eerste, hoe draagt het verstevigen van de buitengrens van Europa eraan bij dat de kans van Dilan om VVD-leider te worden, toeneemt? Als zij al in Nederland is, verandert een stevige  buitengrens niets aan haar kansen hier in Nederland. Die grens verandert niets aan haar situatie. Als u haar situatie wilt veranderen, dan moet u in Nederland iets voor haar doen. Of zie ik dit verkeerd?

Nu de volgende situatie. U wint komende woensdag de verkiezingen en uw vluchtelingen- en migratiebeleid wordt werkelijkheid. Die stevige buitengrens is er. Uw pleidooi voor opvang in de regio is succesvol. Zo succesvol dat alle vluchtelingen ‘in de regio’ worden opgevangen. Het is 2028 en een meisje van acht met de mooie naam Dilan, is met haar ouders op de vlucht vanuit een land ‘in de regio’. Welke regio doet er even niet toe maar het is in ieder geval niet de regio die u als ‘onze regio’ ziet. Wat is voor u trouwens ‘onze regio’? behoort Israël bijvoorbeeld tot ‘onze regio’? Als Israël bij onze regio hoort, horen de in hetzelfde gebied wonende Palestijnen dan ook tot ‘onze regio’?  En als Israël niet tot onze regio behoort, waar moeten de Israëliërs dan vluchten als het hen te heet onder de voeten wordt? Maar ik dwaal af. Ontneemt uw succesvolle beleid deze Dilan dan niet de kans om ergens in 2060 leider van de VVD te worden, als die partij dan nog bestaat? Ontnemen omdat Dilan ergens in ‘de regio’ blijft hangen?

Afsluitend. Het is het goede recht van uw partij om hardvochtig te zijn tegenover vluchtelingen en migranten. Het is niet mijn keuze maar het mag. Wel is het, in mijn ogen, bijzonder cru en schaamteloos een sentimenteel pleidooi te houden voor de kansen van uw opvolger Dilan ter verdediging van beleid dat niets doet voor de  kansen van Dilan van acht van nu en dat de kansen voor een toekomstige Dilan volkomen de grond in boort.  

Erfelijk vluchtelingschap

“Historici zeggen graag dat wie zijn geschiedenis niet kent, gedoemd is deze te herhalen. In het Midden-Oosten is het eerder omgekeerd: daar zouden alle partijen gebaat zijn bij totaal historisch geheugenverlies.” Met die woorden eindigt een artikel van Arnout Jaspers bij Wynia’s Week. Jaspers windt zich erover op dat er grote woorden worden gebruikt zoals ‘genocide op de Palestijnen’ terwijl de Palestijnse bevolking tijdens al die conflicten alleen maar is gegroeid. Hij verbaast zich vooral over  het ‘erfelijk vluchtelingschap’ want dat  suggereert het recht op terugkeer en dat is: “na al die jaren (…) een dolzinnige eis, louter bedoeld om elke geweldloze oplossing onmogelijk te maken.” Dat ‘erfelijk vluchtelingschap’ is echter niet zo vreemd als Jaspers het doet voorkomen.

Eerst even Jaspers betoog. Palestijnen hebben “een in de wereld uniek privilege (…): erfelijk vluchtelingschap. Alle nakomelingen van degenen die in 1948 gevlucht zijn (de zogeheten Nakba), kunnen zich ook laten registreren als vluchteling. Je kunt zelfs door adoptie vluchteling worden. Dat erfelijk vluchtelingschap houdt nooit op: het zet zich van kinderen op kleinkinderen op achterkleinkinderen voort.”  Dat ‘erfelijk vluchtelingschap: “heeft een uiterst kwalijke consequentie: het pseudo-legitimeert ‘het recht op terugkeer’. Palestijnse jongeren van zestien, zeventien jaar eisen, desnoods met geweld, het land op waarvan hun grootouders of overgrootouders vijfenzeventig jaar geleden gevlucht zijn.”  Inderdaad hebben de Palestijnse vluchtelingen een unieke status gebaseerd op VN resolutie 302 van december 1949. Andere vluchtelingen, zoals de recente Oekraïense kunnen zich niet beroepen op zo’n unieke status. Van waar die ongelijkheid?

Die unieke status is een gevolg van de bijzondere verantwoordelijkheid van de Verenigde Naties voor die Palestijnse vluchtelingen. Voor die verantwoordelijkheid moeten we terug naar het einde van de negentiende eeuw. ‘Maar toen bestond de VN toch nog niet?’  Inderdaad die bestond toen nog niet en zelfs haar voorloper de Volkerenbond liet nog een decennium of drie op zich wachten. Toch moeten we, om die bijzondere situatie goed te begrijpen, terug naar het einde van de negentiende eeuw. Naar het boek Der Judenstaat van Theodor Herzl dat in 1896 wordt gepubliceerd en de zionistische beweging die hij vervolgens opricht. Herzl zag ‘een eigen staat’ als enige oplossing voor de eind negentiende eeuw weer oplaaiende haat tegen joden. En waar moest die staat komen? Herzl noemde er twee: Argentinië en Palestina. Zijn betoog vond bij menig prominent Europese politicus een luisterend en gewillig oor. Een ‘oor’ dat enkele andere mogelijke locaties voor die Joodse staat voorstelden zoals Suriname. De voorkeur van het Zionistische Congres ging om religieuze redenen, uiteindelijk uit naar Palestina. Dit op aandringen van Oost- Europese joden die in die tijd het meeste te lijden hadden onder jodenhaat.

Nu maakte Palestina al sinds het sultanaat van Selim I in het begin van de zestiende eeuw deel uit van het Ottomaanse Rijk. Een groot rijk waarin vele volkeren woonden dat op godsdienstig gebied redelijk tolerant was maar waar de islam de dominante godsdienst was. De sultan was naast sultan ook kalief, de leider van de islam. Die tolerantie blijkt uit het feit dat onderdrukte joden uit verschillende delen van Europa een veilig toevluchtsoord in het rijk vonden. Voor wie meer wil weten over het Ottomaanse Rijk kan ik het boek De Ottomanen. Khans, Keizers en Kaliefen van Marc David Baer aanbevelen. Er werd dus gesproken over een gebied waarover men niets te zeggen had en aan de inwoners waarvan men niets had gevraagd. Die inwoners waren overwegend islamiet met minderheden van verschillend christelijk pluimage en joden. Groepen die al eeuwen redelijk vreedzaam met elkaar samenleefden. Dat wil niet zeggen dat er niet af en toe conflicten waren en er bloed vloeide. Conflicten waarvan ook de joodse minderheid slachtoffer was.

Dit eens machtige rijk was, eind negentiende eeuw echter al zo’n 150 jaar in verval. De Ottomanen kozen in de Eerste Wereldoorlog de kant van de As-mogendheden (Duitsland, het Oostenrijks Hongaarse Rijk en hun bondgenoten. Frankrijk, Engeland en Rusland, de drie geallieerde mogendheden, waren al veel langer om verschillende redenen geïnteresseerd in stukken van het Ottomaanse Rijk. Redenen die met elkaar botsten maar die in deze oorlog even samenkwamen onder de vlag van ‘de vijand van mijn vijand’. Een vlag die gedurende de geschiedenis voor veel ellende heeft gezorgd. De drie mogendheden brachten de oorlog met meer en minder succes naar het Ottomaanse grondgebied. De door The Pogues in hun lied And the Band played  Waltzing Mathilda bezongen slag bij Gallipoli was die minder succesvolle. Een slag waar de latere Turkse leider Mustafa Kemal aan Ottomaanse kant een belangrijke heldenrol vervulde. Een van de manieren om de oorlog in hun voordeel te beslissen, was het beloven van zaken aan groepen. Zo boden de Britten de Arabieren zelfbeschikking als ze in opstand kwamen tegen de Ottomanen. Om zich te verzekeren van de steun van de joden, schreef minister  Arthur Balfour op 2 november 1917 een brief: “ Zijne Majesteits Regering staat positief tegenover de vestiging in Palestina van een nationaal tehuis voor het Joodse volk, en zal zich tot het uiterste inspannen om de verwezenlijking van dit doel te vergemakkelijken, met dien verstande dat niets zal worden gedaan dat afbreuk kan doen aan de burgerlijke en godsdienstige rechten van de bestaande niet-joodse gemeenschappen in Palestina, of aan de rechten en de politieke status die de Joden in enig ander land genieten. De brief was gericht aan een van de zionistische leiders Walter Rottschild. Op het moment van schrijven was Palestina nog steeds Ottomaans.

Dat veranderde in 1918 toen de Egyptische expeditie macht van het Britse Rijk samen met Arabische opstandelingen de Ottomanen verdreven. De Arabieren die de beloofde zelfbeschikking verwachtten, kwamen in Palestina bedrogen uit. Die zelfbeschikking zou er wellicht in de toekomst komen maar vooraleerst maakten de Britten er de dienst uit. Die ‘dienst’ werd in 1922 geformaliseerd met het verdrag van Sèvres, het vredesverdrag tussen het Ottomaanse Rijk en de geallieerden. Met dat verdrag tekenden de Ottomanen uiteindelijk hun doodvonnis en ontstond Turkije onder leiding van Mustafa Kemal. Het verdrag verdeelde het Arabische deel van het Ottomaanse Rijk onder tussen de Britten en de Fransen. Dit zoals beide mogendheden met het Sykes-Picot verdrag overeen waren gekomen. De laatsten kregen de gebieden die we nu Libanon en Syrië noemen in Mandaat. De eersten Palestina en Irak. Het gebied Palestina werd hierbij gesplitst in Palestina (het, huidige Israël inclusief de Gazastrook, de Westelijke Jordaanoever) en Trans-Jordanië (grofweg het huidige Jordanië). De Volkerenbond bekrachtigde dit met mandaatverdragen. Het Britse mandaatverdrag voor Palestina bevatte in de preambule de volgende passage: “Overwegende dat de belangrijkste geallieerde mogendheden eveneens zijn overeengekomen dat het Mandaat verantwoordelijk is voor de tenuitvoerlegging van de verklaring die oorspronkelijk op 2 november 1917 door de regering van Zijne Britse Majesteit is afgelegd en door voornoemde mogendheden is aangenomen ten gunste van de vestiging in Palestina van een nationaal tehuis voor het Joodse volk, met dien verstande dat niets mag worden ondernomen dat afbreuk zou kunnen doen aan de burgerlijke en godsdienstige rechten van bestaande niet-joodse  gemeenschappen in Palestina of aan de rechten en de politieke status die de Joden in enig ander land genieten.”  Die opdracht werd vastgelegd in het tweede artikel dat de Britten de opdracht gaf om: “het land onder zodanige politieke, bestuurlijke en economische omstandigheden te brengen dat de vestiging van het joodse nationale tehuis, zoals vastgelegd in de preambule, en de ontwikkeling van zelfbesturende instellingen verzekerd zijn, en tevens de burgerlijke en religieuze rechten van alle inwoners van Palestina, ongeacht ras of godsdienst, te waarborgen.[1]

In het mandaatgebied Palestina vestigden zicht na de Eerste Wereldoorlog steeds meer joden. Dit aangemoedigd door de tekst in het mandaatverdrag. Die kwamen daarna in steeds grotere getalen en dat leidde tot steeds meer frictie met de er wonende bevolking. Niet vreemd want die frictie zien we ook in Europa met de komst van migranten. Zeker als die migranten jouw land zien als het hunne en dus jou als een lastige bijkomstigheid. En dat was de manier waarop de nieuwkomers, zionisten, naar de wereld keken. Dit leidde al snel, in 1920, tot  botsingen en de eerste doden en gewonden. Die botsingen leidden tot de oprichting van zionistische paramilitaire organisaties zoals de Hagana en Arabische protest- en verzetsbewegingen. De Hagana werd in eerste instantie opgericht om de joden te beschermen tegen Arabisch geweld want daarvan was sprake. De Hagana werd na 1948 de ruggengraat van het Israëlische leger. De frustratie en druk over de steeds toenemende migratie van joden naar Palestina en de gevoelde voorkeurshandeling van joden door het Britse bestuur, leidde tot steeds meer frustratie bij de Palestijnen.

Enige voorkeur voor de joodse zaak was de Britten niet vreemd. De eerste handeling van de eerste civiele bestuurder van Palestina was het wijzigen van het landeigendomsrecht. Dat was traditioneel in handen van het collectief, de uitgebreide familie, de clan of het dorp en werd omgezet naar privé eigendom. Dit maakte het voor de joodse migranten makkelijker om grond te verwerven. makkelijker om grond in eigendom te verkrijgen. De wet maakte het mogelijk om onbebouwd (woning en landbouw) land in bezit te krijgen door er te gaan wonen en er iets te gaan verbouwen. Het ging verder. De Britten stelden een Wetgevende Raad in die hen moest adviseren. De leden van die raad werden via verkiezingen benoemd. De raad zou worden bezet door acht Arabische moslims, twee christelijke Arabieren, twee joden en tien door de Hoge Commissaris, het Britse bestuur, benoemde leden. De Arabieren boycotte deze verkiezingen omdat zij, slechts 45% van de zetels kregen terwijl ze 88% van de bevolking uitmaakten. De voorkeur bleek ook uit het gegeven dat Britten de Hagana ging trainen. Zij leerden de Hagana moderne gevechtstechnieken en effectieve strafmaatregelen tegen mensen die zich verzetten.

Daarmee komen we in het jaar 1936. In dat jaar organiseerde een Arabische groep een algemene staking in Jaffa en Nabloes. Een staking met drie eisen: stopzetting van de joodse migratie, een verbod op de verkoop van gronden aan joden en de instelling van een representatieve regering. Die staking liep uit in gewelddadigheden en een opstand  toen de Britse politie het vuur opende op de protesterende Arabieren.  In de drie jaar durende opstand maakten de Britten gebruik van het door hen getrainde Hagana bij het neerslaan van de opstand. Uiteindelijk stuurden de Britten 20.000 soldaten om een einde te maken aan de opstand. De manier waarop Israël nu in Gaza en eigenlijk al jaren tegen de Palestijnen optreedt, is een voorzetting van de manier waarop de Britten met verzet en dan vooral van Arabische kant, in Palestina omgingen, namelijk het collectief straffen. Collectief straffen door het opleggen van boetes, het in bezit nemen van vee, het vernielen van huizen en soms hele dorpen en het detineren van groepen in concentratiekampen, die vervolgens de kans liepen om gemarteld en gedood te worden. Zo werden na de Arabische opstand onder andere 5.000 huizen vernietigend, 150 Arabische leiders ter dood veroordeeld en andere leiders verbannen. Resultaat van de opstand was dat de Arabieren zonder leiders zaten en door de Britten werden ontwapend. Dit terwijl de Britten  veiligheidsafspraken maakten met het joodse leiderschap, dit van wapens voorzag en een deel van de kosten ervan voor haar rekening nam. En net zoals  nu was een veelvoud van de doden en gewonden Arabier. Nog geen 1.000 doden aan Britse en joodse kant tegen ongeveer 5.000 aan Arabische kant.

Toen brak de Tweede Wereldoorlog uit. Voor de zionisten was het duidelijk welke kant er gekozen moest worden: de geallieerden. De al bestaande samenwerking tussen de Britten en de joodse paramilitaire organisaties werden verstevigd en joodse strijdgroepen werden verder getraind en bewapend en vochten aan diverse fronten mee. Dit betrof zo’n 30.000 soldaten. Daarnaast vochten joden mee in de reguliere geallieerde troepen. In totaal ongeveer anderhalf miljoen. Voor de Arabieren lag dat anders. Zij herinnerden zich de beloften van een oorlog eerder en zagen hun werkelijkheid. Die twee verschilden behoorlijk van elkaar. Die waren verdeeld. Een deel had al tijdens de Arabische Opstand contact gezocht met nazi-Duitsland en zetten dat contact heimelijk voort. Een deel koos voor de geallieerde kant en vocht net als, en soms zelfs zij aan zij met, de joodse strijders tegen de Duitsers en Italianen. De rest hield zich stil en koos geen kant.

Na de overwinning op nazi-Duitsland zochten veel Europese joden een veilig heenkomen. Een grote groep wilde naar de Verenigde Staten maar ook een flink deel naar die ‘eigen staat’ in Palestina. Alleen ging dat nog niet zo makkelijk want de Britten hadden na de Arabische Opstand besloten om de joodse migratie naar Palestina te beperken tot 25.000 eenmalig, 10.000 in de eerste vijf jaar na 1939 en in de vijf jaar daarna zou migratie afhankelijk worden gemaakt van toestemming van de Arabische gemeenschap. Dit zeer tegen het zere been van het joods leiderschap in Palestina. Daarom legde de diverse joodse strijdgroepen zich toe op het naar Palestina smokkelen van zoveel mogelijk joodse vluchtelingen. Een van die ‘smokkelacties’ heeft Leon Uris geromantiseerd in het boek Exodus. Dit boek is later verfilmd. Dit boek en de film hebben het beeld van Israël en ook van de Arabieren lang bepaald. De eerste ten positieve en de tweede ten negatieve. Die verboden migratie en het Britse optreden hiertegen maakte dat de zionisten zich nu ook tegen de Britten keerden: de Joodse Opstand van 1944-1947. Vooral Irgun, een van de joodse strijdgroepen onderscheidde zich met terreurdaden. Daar waar die voor de Tweede Wereldoorlog vooral gericht waren op Arabische doelen en dan vooral Arabieren in het algemeen, waren vanaf medio 1944 ook de Britten het slachtoffer en niet alleen in Palestina. De meest bloedige was gericht tegen het dorp Deir Yassin op 8 en 9 april 1948. Een actie die vergelijkbaar is met de recente Hamasaanval. Die actie vond plaats vlak voor de vijftiende mei, de dag dat de Britten zich terugtrokken.

In 1947, het jaar vóór die terugtrekking, nam de opvolger van de Volkenbond en dus de mandaatgever, de Verenigde Naties, resolutie 181 aan. Een resolutie met een twee statenoplossing, een Joodse en aan Arabische,  die samen een economische unie zouden vormen. Jerusalem en omgeving zou door de VN worden bestuurd. De Arabische zijde zag niets in dit plan, zij wilden wat zij met goede argumenten als hun land zagen, niet verdelen en zeker geen genoegen nemen met 43% van het land terwijl ze twee derde van de bevolking besloegen. De andere zijde, het Joods Agentschap onder leiding van David Ben Goerion zag dit ook niet zitten en riep op 14 mei vlak voordat de Britten hun mandaat zouden beëindigen de onafhankelijke staat Israël uit en gaf de opdracht aan haar troepen om belangrijke gebieden te bezetten en indien nodig te vernietigen. Dit conform het hiervoor door de Hagana opgestelde plan Dalet. Het voormalige dorp Al-Tantoera is daarvan een schrijnend voorbeeld. Hiermee werd invulling gegeven aan het derde doel dat de Israëliërs zich hadden gesteld: zo min mogelijk Arabieren binnen de grenzen. De andere twee waren de oorlog overleven en als dat lukte zo ruim mogelijke veilige grenzen. De Arabieren in Palestina waren zonder leiderschap en bijna volledig ontwapend door de Britten, geen partij voor de Israëlische strijdkracht. Hulp moest van buiten komen.

Behalve de Arabische buren, erkende bijna alle landen Israël als onafhankelijke staat. Dit paste immers in het afgesproken verdelingsplan. Dat die staat in de erop volgende oorlog datzelfde verdelingsplan schond door zich een groter gebied toe te eigenen dan waarvan in het plan sprake was, leidde afgezien van de Arabische wereld, tot weinig protest. Voor de Arabische buurlanden Jordanië, Egypte, Syrië en Irak was die uitroeping van de staat Israël aanleiding om in te grijpen. Zij stuurden hun legers maar dat werd geen succes omdat de invallende troepen niet samenwerkten en niet hetzelfde nastreefden. Zo wilde Jordanië de Westelijke Jordaanoever die het dan ook veroverde en een jaar later annexeerde. Egypte bezette het zuidelijke deel van Palestina maar werd uiteindelijk overal, behalve uit de Gazastrook verdreven. De goed getrainde en door oorlog en strijd geharde en door de Britten en bewapende Israëlische troepen pakte vervolgens met geweld bijna de hele koek.

Zo’n 700.000 Arabieren wachtten niet af en ontvluchtten de nieuwe staat Israël. Een andere ongeveer even grote groep maakte de omgekeerde tocht. Die verlieten Arabische landen omdat ze vreesden voor hun veiligheid maar ook omdat ze het beter hoopten te krijgen in de nieuwe staat Israël. De Palestijnse vluchtelingen hadden geen staat waar ze naartoe konden vluchten. Die Palestijnen en hun nakomelingen waren inwoners van het VN mandaatgebied Palestina en dat verklaart de bijzondere door de VN gegarandeerde status van deze vluchtelingen. Zij zijn een verantwoordelijkheid van de Verenigde Naties. Het zijn inwoners van de staat Palestina die er tot op heden nog niet is: ze zijn stateloos.  Ze zijn stateloos door niet of halfslachtig optreden van de Verenigde Naties.


[1] https://web.archive.org/web/20060518044016/http://www.mtholyoke.edu/acad/intrel/britman.htm

Europese vrijheden en waarden

De Oekraïners vechten voor onze vrijheid, voor de Europese waarden. Menig Europees en ook Nederlands politicus sprak die of soortgelijke woorden uit sinds de Russische inval in dat land. Dergelijke woorden gevolgd door iets als ‘want Poetin stopt niet bij Oekraïne’. Vormt Rusland werkelijk een bedreiging voor onze vrijheden en Europese waarden of zijn er andere, grotere bedreigingen voor die waarden?

Chileense vluchtelingen komen aan in Nederland in 1973. Bron: WikimediaCommons

Ik denk niet dat de Oekraïners voor onze vrijheid vechten. Ze vechten voor hun eigen vrijheid, dat is hun goed recht. Ook denk ik dat de Russische militaire dreiging schromelijk wordt overdreven. En nee, die gedachte is niet iets van de laatste weken waarin het Oekraïense leger successen boekt. Nee enkele dagen voor de Russische inval sprak ik al mijn twijfels uit over de Russische kansen Oekraïne te veroveren en vervolgens te bezetten. Twijfels gebaseerd op het aantal soldaten aan beide zijden. Nu zegt het aantal beschikbare troepen niet alles. Zo lukte het de troepen van de Korintische Bond onder leiding van Alexander de Grote om het Perzische leger onder leiding van Darius III te verslaan terwijl ze flink in de minderheid waren.

Sinds Poetin de mobilisatie heeft afgekondigd, vluchten Russen die het risico lopen opgeroepen te worden het land uit. Hierbij moeten we aantekenen dat het vooral de beter gesitueerden zijn die vluchten. Zij hebben middelen om een vlucht mogelijk te maken die het gros van de Russen niet heeft. Die vluchtende Russen vluchten ergens naar toe en dat leidt tot de vraag of we deze vluchtelingen op moeten vangen en asiel moeten verlenen. De regeringen van enkele lidstaten (Polen en de Baltische staten) van de Europese Unie geven NEE als antwoord. De Litouwse minister van buitenlandse zaken Gabrielius Landsbergis formuleerde het als volgt: “Russen moeten blijven en vechten tegen Poetin.”  Zijn Letse collega Rinkevics voegde eraan toe: “Er zijn genoeg landen buiten de EU om naar toe te gaan. Veel van de Russen die Rusland nu ontvluchten vanwege de mobilisatie, vonden het prima om Oekraïners te doden, ze protesteerden toen niet. Het is niet juist om ze te beschouwen als gewetensbezwaarde.”

Nu weet ik niet of veel Russen het prima vonden Oekraïners te doden. Hiervoor ontbreken betrouwbare opiniepeilingen. Zelfs als die er wel zijn, kun je je afvragen of ze betrouwbaar zijn in een land waar propaganda en indoctrinatie hoogtij vieren. Dit even terzijde.

Als Russen in Rusland moeten blijven om tegen Poetin te vechten en ze daarom niet als vluchteling mogen worden toegelaten, gaat dat dan niet ook op voor Oekraïners? Zouden die dan niet ook in Oekraïne moeten blijven om voor de vrijheid van hun land te vechten? Sterker nog, met dit argument hoeft er niemand als vluchteling te worden toegelaten. De politieke vluchteling uit Noord-Korea moet dan in Pyongyang blijven om te strijden tegen Kim Jong Un. De homo uit Iran moet daar blijven om te strijden tegen de ayatollahs en voor zijn recht om zichzelf te zijn.

Maar belangrijker, de andere kant, de vrijheden en waarden waar die leiders zich met woorden zo druk om maken. Wat zijn die waard als ze selectief worden toegepast? Als we ze gebruiken om anderen, zoals Rusland, China, Noord-Korea, mee om de oren te slaan maar ze, als puntje bij paaltje komt en we ernaar moeten handelen, negeren? Dat: “Er (..) aanzienlijke veiligheidsrisico’s als ze worden toegelaten,” zijn, zoals Rinkevics vreest, doet daar niets aan af. Vormt die selectieve toepassing niet een veel grotere bedreiging voor onze waarden en vrijheden?

Regeren is afschuiven

De Volkskrant publiceert geregeld cartoons van Bas van der Schot. Zo ook op 13 juni 2022. Een cartoon met als titel Het kabinet heeft een plan. De prent toont de oplossingen die het kabinet biedt voor een zestal problemen. De oplossing bestaat eruit dat anderen, de provincies (stikstofcrisis), gemeenten (asielopvang), de sectoren (corona) de woningcorporaties (woningnood), de burgers (inflatie) of een ambtelijke stuurgroep (toeslagenaffaire) het probleem moeten oplossen. Bij die prent moest ik denken aan een brief die staatssecretaris Van der Burg van Justitie en Veiligheid op 29 april aan de burgemeesters van de Nederlandse gemeenten schreef. Ik moest hieraan denken omdat ik bij een van mijn opdrachtgevers betrokken ben bij die opvang van Oekraïense oorlogsvluchtelingen.

De brief handelt over 25.000 extra opvangplekken die gerealiseerd moeten worden bovenop de al gerealiseerde 50.000. Van der Burg in de brief: “Eerder heb ik aan de Kamer geschreven dat vanaf de 50.000 opvangplekken het Rijk, in casu de Nationale Opvang Organisatie (NOO), verantwoordelijk is voor de eventuele extra noodzakelijke noodopvangplekken.” Maar nu het moet gebeuren ziet hij zich: “genoodzaakt om u (de gemeenten) bovenop het eerdere verzoek om 50.000 opvangplekken te realiseren het aanvullende verzoek te doen om 25.000 additionele noodopvangplekken te creëren.”  Waarom: “Voortschrijdend inzicht maakt mij duidelijk, dat dit gelet op de continue instroom aan vluchtelingen uit Oekraïne onverstandig is en tot afbreukrisico’s leidt. In de gemeenten zijn thans zeer veel mensen bezig met het organiseren van de noodopvang. Het is onmogelijk om op rijksniveau op korte termijn een dusdanig uitvoeringsapparaat op te zetten, die dat werk voortvarend zou kunnen overnemen. Daar komt bij dat een dergelijke overdracht tot complexe afspraken gaat leiden over taken en verantwoordelijkheden, omdat de locaties altijd in gemeenten gelegen zijn.”  Over dat laatste, dat alles uiteindelijk toch in een gemeente plaatsvindt. Als dat een reden is om een klus aan de gemeente te geven, dan kunnen we de Rijksoverheid wel opheffen. Alles gebeurt immers altijd ergens in een gemeente. Dit even terzijde.

Vanuit mijn eigen ervaring kan ik bevestigen dat er ‘thans bij gemeenten zeer veel mensen bezig zijn met het organiseren van de noodopvang.’ Ook bij mijn opdrachtgever, een kleine gemeente van nog geen 20.000 inwoners die het klaar heeft gespeeld om 150 opvangplekken te realiseren. Dit met inzet van mensen die hierdoor ander werk, werk ten behoeve van de inwoners van de gemeente, moeten laten liggen. Niet alles kan immers tegelijk. Voor de duidelijkheid, die opvang bestaat niet alleen uit de drie B’s: bed, bad en brood. Nee, ze omvat zorg, ondersteuning, onderwijs en nog veel meer zaken. Overal moet iets voor worden geregeld en georganiseerd. Wat voorbeelden.

Mensen opvangen in een gebouw lijkt makkelijk. Toch komt er heel wat geregel bij kijken. De mensen moeten eten, hoe organiseer je dat? Dat is makkelijk als iedereen een eigen keuken heeft maar als dat niet zo is, dan vraagt het meer. Trouwens ook met die eigen keuken is het niet zo eenvoudig. Om te kunnen koken heb je ingrediënten nodig en om die te kunnen kopen heb je geld nodig. Maar heeft iedere vluchteling geld nodig of zijn er die het zelf kunnen betalen? Hoe controleer of beoordeel je dat als je niets van de betreffende mensen weet en je niets kunt controleren? Hoeveel maatschappelijke en psychische ondersteuning is er nodig? En waar haal je die vandaan want er is een schreeuwend tekort aan sociaal- en maatschappelijk werkers?

Kinderen naar school, dat lijkt eenvoudig. De taal maakt een gewone school lastig. ‘Stuur ze naar de bestaande taalklassen voor nieuwkomers’, is de boodschap die van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap komt. Probleem opgelost. Dat ligt wat anders als je er dertig kinderen op de stoep wil zetten terwijl er voor dertig plek is en het overgrote deel van die plekken al bezet is door de groep waarvoor ze in eerste instantie zijn opgezet. Nieuwe klassen moeten worden opgezet en dat betekent nieuwe docenten en begeleiders waaraan al een tekort is. Bovendien kun je je afvragen of die klassen passend zijn voor deze kinderen. In die klassen staat het leren van de Nederlandse taal centraal omdat focus van ouders en kinderen gericht is op een toekomst in Nederland terwijl de focus van het gros van de vluchtelingen is gericht op een toekomst in Oekraïne. Bovendien liggen die klassen niet ‘om de hoek’. De kinderen moeten ernaartoe worden gebracht en gehaald. Dat betekent taxibusjes voor leerlingenvervoer laten rijden en ook daar een probleem: chauffeurs zijn ook schaars.

Deze en nog meer vragen stellen zich mensen in zo’n 340 gemeenten die Nederland kent. Allemaal verzinnen ze soortgelijke antwoorden en proberen ze een oplossing te vinden voor de puzzelstukjes. Die oplossingen moeten vervolgens worden uitgevoerd en de benodigde mensen, de locatie managers, maatschappelijk werkers enzovoorts moeten worden gezocht. Allemaal zitten ze een eigen maar toch erg vergelijkbaar ‘wiel’ uit te vinden. Allemaal zoeken ze een ‘huismeester’ want die moet er op iedere locatie zijn of er nu 25 of 500 mensen worden opgevangen. Allemaal hebben ze een ‘crisisteam’ geformuleerd om oplossingen te bedenken. Dus ja er zijn ‘thans bij gemeenten zeer veel mensen bezig zijn met het organiseren van de noodopvang’ en dat doen ze, tenminste dat is mijn ervaring, met grote geestdrift. Ik vraag me alleen af of die niet veel meer gedaan zouden krijgen als niet deel van hun tijd opging aan het uitvinden van die soortgelijke wielen?

Met zijn uitspraak dat ‘visie is als een olifant die het uitzicht belemmert’ zette de premier de uitdrukking ‘regeren is vooruitzien’ bij het grof vuil. Sindsdien is regeren in toenemende mate afschuiven.

De ‘armen van geest’

Mattheüs 5:3: “Zalig zijn de armen van geest, want van hen is het Koninkrijk der hemelen.”. Over wie die ‘armen van geest’ zijn, kun je hele bijbelstudies ophangen die vaak ook nog van elkaar verschillen. Zo volgt op de site bible.nl na een heel epistel de verklaring dat de ‘armen van geest’ de ‘nederigen van hart’ zijn. Op de site bijbelwoord.nl zijn de armen van geest: “degenen die begrijpen dat Jezus Christus hun enige hoop is, in leven en in dood. Ze hebben niets goeds om aan God te geven. Omdat ze geen gerechtigheid hebben, kunnen ze God die ook niet geven. Ze zijn hopeloos op zoek naar een Redder.” Ik moest aan deze spreuk denken na het lezen van een artikel van Juliaan van Acker bij ThePostOnline. Aan deze spreuk maar dan volgens de tweede uitleg.

Volgens Van Acker stelt: “de Europese Unie ons niet in staat (…) onze veiligheid te verzekeren.” En die veiligheid wordt op twee punten bedreigd. Als eerste: “weet men geen antwoord op de massa-immigratie.” Het tweede probleem dat Brussel niet kan oplossen is corona. Gelukkig weet Van Acker wel hoe je die twee problemen moet oplossen. Om het vluchtelingenprobleem op te lossen: “wordt met een land in het Midden-Oosten een overeenkomst gesloten om daar een groot opvangcentrum te bouwen waar alle immigranten direct naar toe gebracht worden.”  Een oplossing die lijkt op Baudetland, het land waar Forum voor Democratie aan werkt maar waarvan niemand precies weet waar het ligt. Trouwens Baudet is niet de eerste die met zo’n idee komt. De ‘vrije jongens’ van De Tegenpartij gingen hem in de jaren tachtig van de vorige eeuw al voor toen ze constateerden dat ‘het buiteland naast je leg’. Programma punt 2 van hun verkiezingsprogramma Rug op 81 ‘reorganiseerde’ Nederland in twintig nieuwe provincies met voor iedere immigrantengroep een apart land, van Grieksel en Turkenburg tot Blankstad. Maar ik dwaal af, terug naar Van Acker.

Welk land in het Midden-Oosten zou bereid zijn om te gaan fungeren  als ‘vluchtelingendepot’ voor Europa? Daarbij ‘vergeten’ we voor het gemak maar even dat het Midden-Oosten het gros van de vluchtelingen uit het Midden-Oosten al opvangt. Wereldwijd wordt ongeveer driekwart van de vluchtelingen in een buurland opgevangen. Als we zien hoeveel moeite het kost om in Nederland een asielzoekerscentrum voor bijvoorbeeld 600 mensen te realiseren, hoe realistisch is het dan om te verwachten dat een land zegt: ‘kom haar hier met al die vluchtelingen, die kunnen er bij ons nog wel bij’.

Het lijkt erop dat Van Acker zich dat ook realiseert en daarom heeft hij een noodscenario ontwikkeld: “Is een overeenkomst niet mogelijk, dan moeten we  daar een gebied militair bezetten.” Ah, we zijn eindelijk van onze koloniën af (behalve dan zes eilandjes in de West) en we stichten gewoon een nieuwe kolonie. Nu zijn ‘we’, het Westen, al meer dan 200 jaar militair actief in het Midden-Oosten. Napoleon ondernam een veldtocht tegen Egypte. De Engelsen vielen in 1882 hetzelfde land binnen om hun ‘investering’ (het Suezkanaal) te beschermen. Na de Eerste Wereldoorlog deelden Frankrijk en Engeland het Midden-Oosten onder zich op. Aan die bemoeienis kwam geen einde toen er na de Tweede Wereldoorlog onafhankelijke staten ontstonden. In 1956 vielen de Fransen en Engelsen samen met de Israëliërs Egypte binnen. In 1953 orkestreerden de Amerikanen (de CIA) een coup in Iran die de Sjah de absolute macht gaf en de Amerikanen de olie. De Westerse landen stonden ook vooraan om Irak van wapens te voorzien in de oorlog met Iran. Een oorlog die het Irak onder Saddam Hoessein zelf was begonnen. Dezelfde Saddam die door bemoeienis van Westerse troepen in 1991 werd verdreven uit het in 1990 door zijn troepen veroverde Koeweit. Dezelfde Saddam die in 2003 door Amerikaanse en Britse troepen werd verjaagd omdat hij massavernietigingswapens zou hebben. Wapens die tot op heden nog steeds niet zijn gevonden. De Amerikaanse troepen zitten nu nog steeds in Irak. Net zoals ze tot voor kort ook nog in Afghanistan zaten, een land dat in ze in 2002 binnenvielen. En vanaf 2011 bemoeiden ze zich ook steeds meer met buurland Syrië. In dat gebied moeten we dan ‘militair binnenvallen’ en een vluchtelingenkamp beginnen?  Zou al die Westerse militaire bemoeienis niet hebben bijgedragen aan die vluchtelingenstroom? Volgens de UNHCR komt 68% van de vluchtelingen uit vijf landen. Van die vijf heb ik er twee net genoemd, Syrië en Afghanistan.

Genoeg over vluchtelingen. Hoe wil Van Acker het tweede probleem, de coronapandemie, bestrijden. Heel eenvoudig: grenzen dicht en niemand binnenlaten. “Een voorbeeld van goed beleid biedt Puerto Rico, een territorium van de Verenigde Staten. Op 15 november dit jaar was de positiviteitsgraad in Puerto Rico tussen de 5 en 7.9 procent, net boven het percentage dat de WHO beschouwt als de maat om het virus als onder controle te beschouwen. Strenge regels werden er in een vroeg stadium ingevoerd. Wie de regels overtrad mocht kiezen tussen een boete van 5000 dollar of een gevangenisstraf van zes maanden. De regels werden niet verlicht toen in de VS de lockdown werd opgegeven. Vreemdelingen kwamen niet binnen, ook niet met een vaccinatiebewijs.” Maar helaas dat lukt in Europa niet vanwege: “het wegvallen van onze soevereiniteit.” Die is naar de Europese Unie gegaan en daarmee werd: “de verantwoordelijkheid doorgeschoven naar de EU, maar er kwam geen antwoord.” Bijzonder is echter dat het gezondheidsbeleid en de bestrijding van pandemieën geen Europese bevoegdheid is. Die soevereiniteit ligt bij de landen en in sommige landen niet eens bij de nationale regering maar bij een lagere bestuurseenheid. Bijzonder om de EU iets te verwijten waar ze geen bemoeienis mee heeft.

De toon die Van Acker in zijn artikel aanslaat over vluchtelingen: “oncontroleerbare massa-immigratie van illegalen, van mensen die hier niets te zoeken hebben, die geen kans maken op asiel en ook van potentiële terroristen,” getuigt niet van een ‘nederig hart’. Hopeloos als hij is, zoekt hij wel naar een redder: “Stel dat Duitsland een machtig leger zou opbouwen, niet om een blitzkrieg te voeren tot aan Madrid, maar om ten eerste onze grenzen te beschermen. Dat leger zou een gebied in het Midden-Oosten tijdelijk kunnen bezetten en dit leger zou de tirannen in het Midden-Oosten kunnen afzetten zodat de miljoenen vredelievende, rechtvaardige en talentvolle moslims in een land kunnen wonen waar vrede, welzijn en welvaart heerst.” Ik zou nu bijna een vergelijking maken met vroeger, maar dat doe ik maar niet.

Hulpverlener, medeplichtige of toerist

Sinds ik in 2014 voor het eerst het Griekse eiland Lesbos bezocht voor een vakantie, heb ik een zwak voor het eiland en haar bewoners. Dat zwak is een gevolg van de afwisselende schoonheid van het eiland maar vooral van de vriendelijkheid van de mensen. Iedere keer als er iets over Lesbos op televisie is of in kranten of sites wordt geschreven, dan lees ik dat met grote belangstelling. Dus toen ik op de site Oneworld een artikel zag over het eiland, moest ik het lezen. Ik werd extra getriggerd omdat de auteur, Vonne Hemels, zeer kritisch was over de non-gouvernementele organisaties (NGO). Die staan, zo betoogt hemels, de verandering op het eiland in de weg.

Kasteel Mithyllini. Eigen foto

Hemels is vooral begaan met de vluchtelingen op het eiland. Hemels: “Ik weet het niet, maar ik weet wél dat de situatie voor vluchtelingen op Lesbos de afgelopen jaren alleen maar erger is geworden, ondanks de vele miljarden aan humanitaire hulp.” De NGO’s spelen hierin, zo betoogt Hemels, een negatieve rol Ze hebben: “het concept van solidariteit op Lesbos veranderd in een handelsartikel dat goed verkoopt op de markt van internationale humanitaire business.” Gelukkig ziet Hemels een alternatief: medeplichtig worden. “Medeplichtigheid (…) betekent aanvaarden dat de wetten en regels oneerlijk zijn. Het betekent oprecht luisteren naar degenen die systematisch onderdrukt worden, en bereid zijn om risico’s te nemen. Het betekent géén carrière maken van het lijden van vluchtelingen. Medeplichtigheid is vriendschap, en de eindeloze strijd tegen grenzen en voor de vrijheid van iedereen.” Hemels sluit af met de woorden: “Ik nodig je ook van harte uit om Lesbos eens te komen bezoeken. Maar dan wel als medeplichtige, en niet als humanitaire hulpverlener.”

Over de dubbele rol van de NGO’s hoeven we niet verbaasd te zijn. Als je een doel wilt bereiken en daarvoor richt je een organisatie op, dan heb je ineens al twee doelen, namelijk het oorspronkelijke doel en het doel om de organisatie draaiende te houden. Als de oprichter van de organisatie een ‘bekende Nederlander’ is zoals Johnny de Mol met zijn Movement on the Ground, dan heb je zomaar nog meer doelen. Neem je vervolgens mensen aan om het werk te doen, dan groeit het aantal doelen exponentieel. Een term die ik sinds het uitbreken van de corona-pandemie als bekend veronderstel.

Dat de NGO’s een bijdrage leveren aan het in stand houden van hardvochtig migratiebeleid, daarin kan ik Hemels een heel eind volgen. Na mijn laatste bezoek aan het eiland schreef ik ook al over: “Vrijwilligers die even twee of drie weken hun eigen ego komen strelen en wat ‘sokken’ uitdelen aan vluchtelingen die pas aankomen.” Vrijwilligers die, als ze weer thuis zijn, vertellen over: “hun ‘nuttige’ werk en de ellende op Lesbos.” Waardoor ze weer een steentje bijdragen aan de ellende op het eiland. Niet de ellende van de vluchtelingen, maar de ellende van de eilandbewoners. Want al die ‘ellendeverhalen’ maken dat er steeds minder vakantiegangers het eiland bezoeken en dat raakt de eilandbewoners hard.

Terug naar Hemels’ betoog: “Sinds de rechtse partij Nea Dimokratia in Griekenland aan de macht is worden anti-migratiewetten in rap tempo ingevoerd, ondanks veelvuldig kritiek van mensenrechtenorganisaties.” Zo schrijft ze terecht. Het eiland bezoeken als ‘humanitair hulpverlener’ voor aan maand, gaat daar inderdaad niets aan veranderen. Eilandbewoners kunnen die ‘hulpverleners’ wel schieten. Ik vrees echter dat het eiland bezoeken als ‘medeplichtige’ dat ook niet gaat verhelpen.

Ja, de vele vluchtelingen op het eiland zijn een probleem. Geen Grieks probleem, maar een Europees en dus ook een Nederlands probleem. Een Europees probleem waar we Lesbos en enkele ander Griekse en Italiaans eilanden mee hebben opgezadeld. Een probleem dat een gevolg is van de in politiek Nederland door velen bejubelde ‘Turkije deal’ Van Europees vluchtelingenbeleid dat alle ellende afwentelt op ‘landen in de regio’. Beleid dat je kunt betitelen als rationele irrationaliteit zoals ik al eens betoogde. Maar helaas ziet, op de inwoners van Lesbos en die andere eilanden na, niemand het zo. Ze zien het niet zo omdat het buiten hun blikveld gebeurt. Het loopt het land en haar inwoners over de schoenen. Eerst moesten ze de broekriem aanhalen om de Euro, maar vooral de West-Europese banken te redden en vervolgens werd het land overspoeld door mensen die naar Duitsland, Nederland, Zweden of Frankrijk wilde en op weg daar naartoe vast kwamen te zitten in Griekenland en vooral op enkele eilanden waaronder Lesbos. Het enige wat de overige landen van de Europese Unie deden, was beschuldigend naar de Grieken wijzen, terwijl ze hun deel van de afspraken zelden nakwamen. Dat is de belangrijkste reden dat Nea Dimokratia nu regeert en anti-migratiewetten invoert. Het eerdere meer progressieve alternatief, de regering Tsipras, werd door de rest van de Europese Unie door de mangel gehaald en zo liet de rest van Europa de Grieken in de steek. Daarop hebben de Grieken voor het conservatieve alternatief gekozen en daarvan zijn de vluchtelingen de dupe. Trouwens niet alleen de vluchtelingen, ook de bewoners van eilanden als Lesbos.

Als ‘medeplichtige’ naar Lesbos gaan zal daar niets aan veranderen. Het enige wat je ermee bereikt is dat je wordt opgepakt en het land uitgezet of misschien zelfs gevangen wordt gezet. Dat is dan weer iets waarmee je in Nederland kunt pronken en verwijzen naar de ellende van de vluchteling op het eiland terwijl het niemand op Lesbos helpt. Niet gestrande vluchtelingen en migranten, want wat hebben die aan een ‘tijdelijke medeplichtige’ die, door zijn juiste paspoort, gewoon weer terug kan reizen naar een land waar zij naar toe zouden willen. Maar ook niet de bewoners van het eiland omdat die ‘medeplichtige’ hen alleen maar negatieve publiciteit oplevert en belastingcenten kost.

Wat wel kan helpen, is in maart bij de Kamerverkiezingen stemmen op een partij die een ander vluchtelingen en migratiebeleid wil. Een partij die ziet dat wij hier een verantwoordelijkheid hebben. Een verantwoordelijkheid die verder gaat dan het ‘benutten van ontwikkelingsgeld’ om vluchtelingen in de regio op te vangen. Verder dan het uitruilen van de ene groep in ellende tegen de andere. Een verantwoordelijkheid om ook in Nederland ruimhartig plek te bieden aan vluchtelingen. Een partij die echt vorm wil geven aan migratiebeleid dat mensen, anders dat de ‘hoogopgeleide it-specialist’, van elders de gelegenheid geeft om hier legaal te werken. Een partij die zich realiseert dat afschuiven van het vluchtelingen probleem op het eerste land van aankomst, volgens het Dublinprotocol, niet de manier is waarop we in de Europese Unie met elkaar moeten omgaan. Het zou zomaar kunnen gebeuren dat in de toekomst Nederland dat land is. Sinds een paar dagen ligt Nederland immers ook op aan de grens van de Europese Unie. Dat is de beste hulp die we de vluchteling en migrant kunnen geven omdat we dan eindelijk het probleem van de vluchteling en migrant centraal stellen en niet het vluchtelingen- en migrantenprobleem.

En als je dan toch echt iets in het buitenland wilt doen, zo adviseerde ik al in de Prikker na mijn laatste bezoek die ik hierboven al aanhaalde: “ga vooral op vakantie naar Lesbos.” Het doet niets voor je CV en ego, maar des te meer voor de bewoners van het eiland. Want als het goed gaat met de bewoners zal dan de aanwezigheid van de vluchtelingen niet als een probleem worden gezien?

Probleem van de vluchteling

Het kan niemand zijn ontgaan dat het vluchtelingenkamp Moria op Lesbos door branden grotendeels is verwoest. Toch heeft die brand relatief weinig commotie en verontwaardiging veroorzaakt. In het programma De Vooravond geeft jurist en auteur Roxane van Iperen een goede verklaring voor dit gebrek. Volgens haar is het een gevolg van een proces van ontmenselijking van de vluchtelingen. Een interessante verklaring waarbij ik moest denken aan het boek  Het kwaad. De psychologie van onze duistere kant van Julia Shaw. Eerst het proces van ontmenselijking van Van Iperen.

Eigen foto

Een proces dat begon met het afschuiven van het probleem naar ‘de regio’, waar de vluchteling moet worden opgevangen. Een regio waartoe Nederland nooit hoort. Zelfs niet als het wel het geval is, zoals in het geval van de Venezolaanse vluchtelingen die naar de Antillen vluchten. Dan moeten de grenzen dicht. Vervolgens worden vluchtelingen ‘gelukzoekers’, niet op zoek naar veiligheid maar uit op ‘onze welvaart’. Die Gelukzoekers die samen een ‘tsunami’ vormen die ons ‘overspoeld’. Vervolgens worden het terroristen, verkrachters enzovoort. Zo wordt een maatschappelijk ‘probleem’ vakkundig buiten ons geplaatst. En toen moest ik aan Shaw denken. In haar zoektocht naar, en verklaring van het kwaad kan zij niet om nazi-Duitsland heen. Shaw haakt aan bij de levensgeschiedenis van Martin Niemöller. Niemöller begon als aanhanger van Hitler, maar toen hij zag hoe funest de nazipolitiek uitpakte verzette hij zich en belandde uiteindelijk in concentratiekampen. Niemöller is de dichter van een van de bekendste protestgedichten:

Eerst kwamen ze voor de socialisten en ik zei niets. 
Omdat ik geen socialist was.
Toen kwamen ze voor de vakbondsleden en ik zei niets.
Omdat ik geen lid was.
Toen kwamen ze voor de Joden en ik zei niets.
Omdat ik geen Jood was.
Toen kwamen ze voor mij, en er was niemand over
om voor mij iets te zeggen.

Nazipolitiek die ook begon met het ontmenselijken van anderen en hen te benoemen als Untermenschen.  Tegenstanders die vervolgens één voor één werden uitgeschakeld op een manier die Niemöller in zijn gedicht beschrijft. Shaw over deze uitspraak: “Voor mij maakt hij duidelijk hoe gevaarlijk het is de problemen van de maatschappij als de problemen van iemand anders te zien. Het gaat over de medeplichtigheid die het gevolg is van niets doen. En we vragen ons af waarom we zo vaak niets doen als anderen om ons heen lijden.”

Het Nederlandse beleid rond vluchtelingen maakt een maatschappelijk probleem, een probleem van de wereldgemeenschap, tot een probleem van anderen: die moet zijn eigen ellende oplossen en ‘ons’ er niet mee lastig vallen. Of die ander nu een Syriër is die een veilig heenkomen zoekt voor de burgeroorlog in zijn land of een land als Griekenland dat ‘toevallig’ in de regio ligt en dus de ellende maar moet oplossen. Dus daarom doen ‘we’ (de Nederlandse regering) zo vaak niets. Ook nu weer. Ja, er wordt naarstig overlegd door de regeringspartijen om tot een ‘oplossing’ te komen. Een ‘oplossing’ die niets oplost behalve dat ze de ‘vrede’ in de coalitie handhaaft.

Een debat dat draait om het ‘vluchtelingenprobleem’, de eventuele problemen die vluchtelingen hier kunnen veroorzaken. En om die problemen te voorkomen, wordt de deur dicht gehouden. Een oplossing die tot situaties leidt zoals op Lesbos, enkele andere Griekse eilanden maar ook in Italië. Een oplossing die ervoor zorgt dat de kosten van een tocht naar Europa zeer hoog worden. Een paar duizend euro voor een ‘boottocht’ naar Lesbos terwijl je voor nog geen € 150 van Turkije naar Amsterdam kunt vliegen. Een oplossing die ervoor zorgt dat mensen in gammele bootjes proberen in Europa te komen. Een oplossing die geen oplossing is.

Waarom vlucht iemand? Een hek om Syrië zetten, maakt het binnen dat hek niet veiliger. Een ‘gesloten deur’ voor economische vluchtelingen, maakt niet dat de economische situatie in het land van vertrek verbetert. Die oplossing is alleen te vinden als we in plaats van het ‘vluchtelingenprobleem’ het ‘probleem van de vluchtelingen’ centraal stellen. Als de veiligheid ‘binnen het hek’ wordt verbeterd, als de economische situatie in het land van vertrek verbetert, pas dan wordt er gewerkt aan het probleem van de vluchteling. Als we dat doen zal het huidige ‘vluchtelingenprobleem’ voor het grootste deel verdwijnen.

Shaw vraagt zich af hoe ‘Hitler’ mogelijk werd. Daarbij onderscheidt zij verschillende soorten medeplichtigen. Als eerste de ‘omstanders: “degenen die niet in de ideologie geloofden en niet betrokken waren bij de nazipartij, maar die getuigen waren of wisten van de wreedheden en niet optraden.” Als tweede de groep die: “in de retoriek geloofden, die geloofden dat ze de wereld door middel van een etnische ‘schoonmaak’ hielpen verbeteren en wier overtuigingen en optreden bij elkaar pasten.” Als laatsten: “degenen die niet in de nazi-ideologie geloofden, maar die het gevoel hadden zat ze geen andere keus hadden dan zich bij de nazipartij aan te sluiten of die geloofden dat een lidmaatschap hun persoonlijke voordelen opleveren.” De Ballonnendoorprikker wil niet behoren tot de medeplichtigen. Daarom laat hij zijn stem horen. Of beter, laat hij zijn toetsenbord spreken.

Zelfreflectie

“In Idlib ontvouwt zich een nieuwe humanitaire ramp, één van de ergste in de Syrische crisis, die er het afgelopen decennium al te veel om op te noemen heeft voortgebracht.” De eerste zinnen uit een ingezonden brief bij Trouw . Een brief geschreven door minster van Buitenlandse Zaken Blok en twaalf van zijn Europese collega’s. Een bijzondere brief. 

Laten we eens een passage onder de loep nemen. “Daarnaast is het belangrijk om helder voor de geest te houden dat alleen politieke onderhandelingen voor een houdbare uitkomst uit de Syrische crisis kunnen zorgen. Genormaliseerde politieke verhoudingen kunnen pas ontstaan wanneer een oprecht en onomkeerbaar politiek proces op gang is gekomen.” De geschiedenis bulkt van de voorbeelden waarbij ‘houdbare uitkomsten’ ontstaan na een oorlog waarbij een partij overwint en de ‘nieuwe verhoudingen’ oplegt waardoor er ‘genormaliseerde politieke verhoudingen’ ontstaan. De Duitsers en Japanners hebben dat vijfenzeventig jaar geleden ook ondervonden. Net zoals Nederland ruim vijf jaar daarvoor.

Een tweede passage: “Wij beseffen heel goed dat er zich radicale groeperingen ophouden in Idlib. Terrorisme wordt door ons nooit lichtvaardig opgevat. Wij bestrijden terrorisme met overtuiging en vastberadenheid en dat doen we aan de frontlinie van de strijd tegen Isis. Maar de strijd tegen terrorisme kan en mag nooit dienen als rechtvaardiging voor de grootschalige schendingen van het internationaal humanitair recht, waarvan we nu dagelijks getuige zijn in het noordwesten van Syrië.” Voor Assad zijn, in tegenstelling tot de schrijvende Europese ministers, waarschijnlijk alle groepen met wapens in Idlib, ook de reguliere Turkse troepen, terroristen. ‘Terroristen’ die een integraal deel van het Syrische grondgebied bezet houden. Zou Nederland accepteren als bijvoorbeeld de Zeeuwen een gewapende opstand zouden beginnen tegen het ‘regime Rutte’?

Bijzonder is het deel over het structureel ‘schenden van internationaal humanitair recht’. Wie verklaarde het terrorisme ook al weer de oorlog en wie hobbelde daar vervolgens braaf achteraan? Wie viel er twee landen binnen in die ‘oorlog’? Een daad gepleegd door een klein groepje wordt een oorlog tegen twee landen. Hoe verhoudt die keuze zich tot het ‘internationale humanitaire recht’? In het geval ‘Afghanistan’ was er wellicht nog ‘iets’ van een reden. Het ‘brein’ achter de gruwelijke aanslagen van 11 september 2001 bevond zich immers in dat land. Maar of een oorlog dan de ‘passende’ maatregel is binnen dat ‘internationale humanitaire recht’ is uiterst twijfelachtig. In het geval ‘Irak’ was er geen enkele reden volgens het ‘internationale humanitaire recht’ om het land binnen te vallen. De VS verzonnen iets, hadden lak aan het ‘internationale (humanitaire) recht’ en deden vervolgens wat ze wilden. Ze begonnen een oorlog.

Een volgende voorbeeld van ‘flexibele’ omgang met dat ‘internationale (humanitaire) recht. “Ook Europa neemt zijn verantwoordelijkheid in deze niet aflatende tragedie. De EU en haar lidstaten zijn de grootste donors van humanitaire hulp aan de noodlijdende Syrische bevolking. We zullen deze gezamenlijke inspanningen voortzetten en uitbreiden in reactie op de zich ontwikkelende crisis in Idlib.” Hoe sterk komt dit over als we de situatie op de Griekse eilanden in ogenschouw nemen? Als we ons realiseren dat die ‘donors’ de zaak daarmee afkopen. Hoe sterk komt het over als Europa nooit ‘in de regio’ ligt die vluchtelingen moet opvangen?

Hoe sterk maakt dit het beroep op ‘internationaal humanitair recht’? Hoe sterk is zo’n beroep vanaf een hoge morele toren als die toren naar believen wordt aangepast aan de eigen standpunten? Zou dergelijk flexibele toepassing van dat ‘internationale (humanitaire) recht’ niet een belangrijke oorzaak zijn van de hoon die het Westen in grote delen van de wereld ten deel valt? Enige zelfreflectie zou geen kwaad kunnen.

 

‘Waar moeten we ze op komen halen?’

  “Terwijl een Turks offensief tegen de Koerden in Syrië in volle gang is, opent president Erdogan een ‘tweede front’ tegen Europa. Hij dreigt ‘de poorten open te zetten’ naar Europa voor de 3,5 miljoen Syrische vluchtelingen in Turkije, als de EU haar kritiek op de inval niet inslikt” Zo is te lezen in een artikel van Arnout Brouwers in de Volkskrant. Brouwers doet verslag van  het debat hierover in de Tweede Kamer en de Europese Unie en dat stemt tot treurnis. Dieptepunt, zo vindt de Ballonnendoorprikker, is de reactie van VVD-kamerlid Koopmans: “We moeten voorkomen dat sancties Nederlandse inkomens en banen raken.” Dat het maar duidelijk is, een Nederlandse baan is belangrijker dan het leven van een Koerd.

Bron: Wikipedia

Tja… Nog niet eens zolang geleden stond het gros van de politici te juichen. Het was gelukt om de stroom vluchtelingen naar Europa te stoppen. In ruil voor vele miljarden zou Turkije de Syrische vluchtelingen opvangen. Een ‘prachtige’ deal tussen de Europese Unie en Turkije bereikt onder premier Ruttes voorzitterschap. Een deal die door toenmalig PvdA-leider Diederik Samsom ‘een blauwdruk voor andere routes’ werd genoemd. En inderdaad hangt het Europese migratiebeleid tegenwoordig van deals aan elkaar. Voor wie er een goed beeld van wil krijgen, lees het boek Niemand wil ze hebben van journalist Linda Polman.

“Natuurlijk gebruikt hij Syrische en andere vluchtelingen als machtsmiddel. Natuurlijk chanteert hij de Europese leiders, maar laten die zich niet ook maar al te graag chanteren in de hoop dat hij hun probleem maskeert?” Die vraag stelde ik in de Prikker van 15 april 2016. En nu is het dan zover. Het geld is overgemaakt en de vluchtelingen worden als machtsmiddel gebruikt. ‘Hou je bek, anders laat ik ze los’, schreeuwt Erdogan tegen de Europese Unie en meteen zijn de problemen die met de deal werd gemaskeerd weer zichtbaar. Recent schreef ik: “Als de geschiedenis iets leert dan is het dat de machtigen sollen met de minder machtigen.” Nu is de macht van Erdogan niet zo groot. Zijn macht lijkt groot door die onderlinge Nederlandse en Europese verdeeldheid. Die maakt Erdogan machtig. Ja, Turkije heeft een flink leger. Economisch is het een wankel land en intern is het tot op het bot verdeeld. En zoals zovelen voor hem probeert hij de interne zwakte te verbloemen door een ‘ gezamenlijke vijand’ te benoemen en een oorlog te beginnen.

Beste heren politici van welk pluimage dan ook. Het enige wat u nu moet doen, is de volgende vraag stellen: ‘Waar moeten we ze op komen halen?’ Die vraag maakt Erdogan ineens machteloos. Daarmee geeft u het signaal af dat Europa zich niet laat chanteren. Tevens corrigeert u daarmee de in 2016 gemaakte fout. Die 3,5 miljoen Syrische vluchtelingen vangen we op en we zorgen ervoor dat ze een nieuw leven kunnen opbouwen. 

Die vraag laat u volgen door de woorden: wij laten ons niet meer chanteren! Die miljarden die u voor deze vluchtelingen kreeg, waren de laatste die u van Europa zult ontvangen. Alle Europese investeringen in uw land worden met onmiddellijke ingang stopgezet. Wij bevriezen alle tegoeden van Turkije en haar inwoners. Alle handel met uw land wordt met onmiddellijke ingang stopgezet. Wij geven een negatief reisadvies voor Turkije en ontraden onze inwoners om naar uw land op vakantie te gaan. Als laatste achten wij ons richting Turkije niet meer gebonden aan artikel 5 van de NAVO. 

Maar ja, in 2016 hadden onze leiders al zwakke knieën en gezien het gekrakeel en de angst voor een werkloze Nederlander, zal de schreeuwlelijk wel weer zijn zin krijgen. Leiderschap zal ook nu wel weer ver te zoeken zijn. Van principes kun je immers niet eten en dus is een Nederlandse baan belangrijker dan het leven van een Koerd.

Waterworld

Ik moest denken aan ‘Waterworld’  De post-apocalyptische film met Kevin Costner in de hoofdrol. Na een ramp staat de aarde onder een dikke laag water. Land lijkt er niet meer te zijn en de overgebleven mensen leven op restanten van schepen en andere zaken die drijven. Toch gaat er een verhaal over Dryland. Maar bestaat het werkelijk of is het een mythe? Costner speelt de rol van Mariner en is een van de mensen die zich door mutatie hebben aangepast aan de nieuwe situatie. Hij bezit kieuwen waardoor hij ook onderwater kan ademen en heeft zwemvliezen tussen zijn tenen. Op zijn pad, of beter zijn zeiltocht, treft hij een meisje met de naam Enola dat samen met haar verzorgster Helen naar Dryland wil. 

Bron: Flickr

Ik moest aan deze film denken toen ik bij De Dagelijkse Standaard  een stukje van Teunis Dokter las. Dokter geeft af op de Duitse minister  van  buitenlandse zaken Maas: “ Hij is een dromer.”  Waarom is Maas een dromer? Omdat Maas kritiek heeft op de Italiaanse aanpak met betrekking tot vluchtelingen en migranten die per boot de Middellandse Zee over steken. Italië laat schepen die drenkelingen hebben opgepikt niet toe in hun havens. Maas’ kritiek richt zich hierop. Volgens Dokter ziet Maas het verkeerd. Het redden van drenkelingen en ze vervolgens aan land brengen zijn twee verschillende zaken aldus Dokter: “Landen zijn niet verplicht om geredde migranten op te nemen in hun gemeenschappen. Wel zijn mensen verplicht om elkaar te redden uit zee wanneer men drenkelingen ziet dobberen.”  De oplossing van Dokter: “Niemand heeft er problemen mee als er migranten uit zee worden gered, maar zet ze niet af in de haven waar ze -illegaal- naartoe reizen. Dan zijn de migranten gewoon gered en worden problemen rondom het aanmeren van de reddingsschepen voorkomen.” 

Nu hebben die rubberen bootjes en de latere drenkelingen die erin stappen zelden een specifieke haven op het oog. De mensen willen naar Europa of specifieker naar Duitsland, Nederland of enig ander land. Als je het hen vraagt dan zullen ze niet zeggen: ‘ik wil via de haven van Napels en dan naar de Regulierdwarsstraat nummer x in Amsterdam. Voor hen zal iedere haven in deze kant van de Middellandse Zee een goede zijn. Europese havens zouden, als ik Dokter goed begrijp, schepen met drenkelingen moeten weigeren omdat ze dan hun ‘doel’ bereiken. Om hen dus niet in de ‘haven waar ze naartoe reizen’ af te zetten, moeten ze in een Afrikaanse haven worden afgezet. Maar waarom zouden Marokko of Algerije hun havens moeten openstellen voor drenkelingen die zelden staatsburger van hun land zijn? Als zowel de Europese als de Afrikaanse havens de schepen met drenkelingen weigeren, dan hebben we een situatie die op ‘Waterworld’ lijkt. Een groep mensen die op zee leven en wonen op schepen en andere drijvende zaken.

Uiteindelijk vinden Mariner, Helen en Enola Dryland. Helen en Enola gaan aan land. Mariner als gemuteerde voelt zich toch beter op en in het water en zeilt weer weg. Wellicht zullen de drijvers op de Middellandse Zee die dromen van het ‘mythische dryland Europa’ dit voorbeeld volgen. Bijvoorbeeld door met hun schip naar een strand te varen en dan vast te lopen. Wellicht dat enkele avontuurlijken zelfs naar de Noordzee varen om vervolgens vast te lopen op het strand bij Kijkduin.