De kronkels van Cliteur

“Maar bewijzen De Volkskrant, Kraak en de rechtbank Rotterdam daarmee niet dat zij zelf in de ban verkeren van een racistische opvatting? De opvatting namelijk dat alleen witte mensen niet voor hun eigen achtergestelde status mogen opkomen maar zwarte mensen en gele mensen wel?” Die vragen stelt Paul Cliteur in een artikel bij De Dagelijkse Standaard. En in zijn bijzondere betoog komt hij tot de conclusie dat er: “ten aanzien van de verdeling van rechten tussen zwart blank (of, zoals de wokies willen: zwart en wit) (…) geen verschil (zou) moeten zijn. Maar dat verschil maken zij dus wel. Dus discrimineren zij.”

Cliteur schrijft zijn bijzondere artikel naar aanleiding van een artikel in de Volkskrant van Haro Kraak over de veroordeling van twee, zoals Kraak hen noemt White Lives Matter-extremisten. “Tjonge, dus de jongens die White Lives Matter op de Erasmusbrug projecteerden zijn “extremisten”. Eén, twee, drie, vier – bij het vierde woord zitten we al in de partijdige verslaggeving door De Volkskrant,” verzucht Cliteur en gaat verder: “Vinden Haro Kraak en De  Volkskrant de Amsterdamse demonstraties voor “Black Lives Matter” van enkele jaren geleden (waar zelfs de burgemeester aan meedeed) ook “extremisten”?” Cliteur verwijt Kraak en de Rotterdamse rechtbank dat ze discrimineren en zoekt de verklaring daarvoor in zelfhaat: “kennelijk is er een moment gekomen waarop deze mensen zijn gaan denken: “we moeten onszelf zo gaan haten dat we onszelf moeten gaan ‘discrimineren’.”  Hij komt tot de conclusie dat: “als je vindt dat “Black Lives Matter” (…). Als je vindt dat “Yellow Lives Matter” (…). Dan moet je ook vinden dat “White Lives Matter” (…).” In de basis heeft hij gelijk want alle leven doet ertoe. Daarbij doet huidskleur er niet toe. Of zoals ik een jaar of acht geleden schreef: All lives matter.

Nu vraag je je wellicht af wat er dan zo bijzonder is aan het betoog van Cliteur. Het bijzondere is dat Cliteur niet verder kijkt dan de woorden: als Black Lives Matter niet discriminerend is, dan is White Lives Matter ook niet discriminerend, Iedereen mag immers, zo betoogt hij terecht: “voor hun eigen achtergestelde status (…) opkomen.”  Hij betoont zich hier een uitstekende leerling van de intersectionele leer. De leer die betoogt dat verbeteringen beginnen bij het verbeteren van de situatie van de meest achtergestelde.

“Nu weet ik ook wel wat het antwoord is van De Volkskrant, Kraak en de rechtbank Rotterdam op mijn kritiek. Het is het antwoord dat zij op elke vorm van redelijke kritiek geven. Dat antwoord is: “maar die jongens zijn extreemrechts, antisemitisch, neonazistisch, fascistisch, racistisch”. Enfin, de hele riedel wordt van stal gehaald.” En gaat hij verder: “Oké, ik ga daar even for the sake of argument in mee. Niet dat ik dat echt denk, want wat ik echt denk is dat het hier om marginale groepjes gaat. Inderdaad, niet een echt groot gevaar.” Dan is de aanpak van de rechter en Kraak verkeerd, zo betoogt hij en vervolgens geeft hij zijn oplossing: “zorg dat je deze “extreemrechtse” groeperingen geen kans geeft om groter te worden. En die kans geef je hen wél door hen discriminatoir te behandelen. Immers dan toon je door je eigen gedrag aan dat zij in feite wel een punt hebben. Waar geen extreemrechts bestaat stimuleer je het dan.”

Die vlieger gaat echter niet op. Black Lives Matter vraagt aandacht voor de achtergestelde positie van niet blanken. De organisatie wil die achterstelling opheffen en komen tot een samenleving waar iedereen gelijkwaardig is, waar je huidskleur of afkomst niet bepalend zijn voor de manier waarop je in heden wordt behandeld en voor de manier waarop je je toekomst vorm kunt geven. White Lives Matter daarentegen, voert geen strijd om de achtergestelde positie van blanken te verbeteren. De club strijdt voor het behoud van de blanke machtspositie en blanke dominantie. Dat is, niet alleen for the sake of argument een strijd voor ongelijkwaardigheid, voor discriminatie op basis van huidskleur en afkomst en daarmee extreemrechts, neonazistisch, fascistisch, racistisch.

Om deze reden kan Black Lives Matter wel en White Lives Matter niet. Het zijn niet de woorden die door de Rotterdamse rechter zijn gewogen maar de denkbeelden van de mensen die deze woorden gebruiken. Die denkbeelden zijn niet gelijk. White Lives Matter anders behandelen dan Black Lives Matter is daarmee geen discriminatie maar juist het bestrijden van discriminatie. Of deze manier van bestrijden de juiste is, dat is een heel andere vraag. Toch bijzonder dat een rechtsfilosoof als Cliteur dit niet ziet of wil zien en zich bediend van zo’n kronkelige redenering.

Cliteurs kletskoek

“Vervolgen is een politieke daad en voor de vervolging van het Kamerlid is uiteindelijk de minister van justitie verantwoordelijk. Dat maakt het al vreemd: de regering moet worden gecontroleerd door de Tweede Kamer (art. 42, lid 2 Gw). Wanneer de leden van de regering dan de bewoordingen die Kamerleden gebruiken bij de rechter kunnen laten beoordelen, ontstaat een onwenselijke situatie: een democratisch gelegitimeerd Kamerlid wordt belemmerd in zijn werk. Belemmerd door de instantie die hij moet controleren (de regering). Bovendien wordt de rechter gedwongen in een rol die de rechter niet past. De rechter moet zich gaan mengen in de politiek.” Aldus Paul Cliteur in een artikel bij De Dagelijkse Standaard. Dat is nogal een beschuldiging. Wat is er aan de hand? Waar gaat het fout?

De Sustainable Development Goals . Bron: devpolicy.org

Even voor de context. Cliteur doet deze uitspraak omdat het Openbaar Ministerie (OM) heeft besloten FvD-Kamerlid Pepijn van Houwelingen te vervolgen voor smaad en laster. De voormalige ministers Kuipers en Van Gennip hadden aangifte gedaan omdat Van Houwelingen in gemanipuleerde beelden beide ministers nazivlaggen liet hijsen. Volgens Cliteur is het: “zeer kinderachtig dat de ministers Kuipers en Van Gennip hebben lopen jeremiëren over de behandeling die hen (…) ten deel (is) gevallen door het Kamerlid. Waarom? Omdat zij zelf het initiatief hebben genomen tot het hijsen van een vlag met daarop de zogenaamde SDG doelen (Sustainable Development Goals) van de Verenigde Naties. Dit hoort een minister natuurlijk helemaal niet te doen. Voor het ministerie een vlag gaan hijsen met omstreden politieke doelstellingen en daarvan een filmpje laten maken om dat op social media te openbaren, is een ontduiking van het proces van politieke verantwoording tegenover de Tweede Kamer, zoals de Grondwet dat in art. 42, lid 2 voorschrijft. Verantwoording geschiedt tegenover de Tweede Kamer. Bijvoorbeeld in een debat.”

Nu even de feiten. Met het hijsen van die vlag vroegen de ministers aandacht voor Sustainable Development Goals, zoals Cliteur constateert. Omstreden zijn die doelen niet. Ze worden onderschreven door 193 landen van de Verenigde Naties. Nederland is een van die 193 landen die met deze, volgens Cliteur, omstreden doelen heeft ingestemd. Het proces van ‘politieke verantwoording tegenover de Tweede Kamer wordt hiermee in het geheel niet ontdoken. Als Van Houwelingen daarover met de minister in debat wil of er vragen over wil stellen, dan staat niets hem in de weg dat te doen. Sterker nog. Ieder jaar wordt de Kamer geïnformeerd over de voortgang met betrekking tot de doelen. Dat deze ministers “kennelijk  …  te zwak, te hooghartig, te weinig ingevoerd in de materie (zijn) om zich in een kamerdebat staande te kunnen houden.”  En daarom kiezen voor: “de gemakkelijke weg: een filmpje,” zoals Cliteur beweert, raakt kant nog wal.

Het staat iedere Nederlander, ook een minister, vrij om aangifte te doen tegen iemand als die zich, in de ogen van de aangever schuldig maakt aan smaad en laster. Het staat je vrij, je hoeft het niet te doen. Als er aangifte is gedaan dan moet het OM de aangifte onderzoeken en als dat onderzoek oplevert dat er een mogelijk strafbaar feit is gepleegd, dan moet het OM tot vervolging overgaan. En ja, de minister van Justitie is politiek verantwoordelijk voor politie en justitie en dus ook voor het OM. Dat het OM overgaat tot vervolging gebeurt daarmee onder politieke verantwoordelijkheid van de minister van Justitie. Dat is het enige politieke aan het besluit en dat is voor de zaak tegen Van Houwelingen niet anders dan bij een vervolging van de eerste de beste crimineel of voetbal hooligan. Dat wordt anders als de minister van Justitie zich hier actief mee bemoeit.

Dat een minister aangifte doet tegen Van Houwelingen, wil niet zeggen dat de regering een Kamerlid belemmert te werken en dus belemmert om de regering te controleren. Sterker. Het gemaakte filmpje heeft niets te maken met het werk van een Kamerlid. Van Houwelingen had zijn werk gedaan als hij Kamervragen had gesteld of een debat had aangevraagd. Dat is zijn werk. Bij het stellen van die vragen en in dat debat had hij, als hij daar werkelijk de behoefte toe voelde, straffeloos zijn nazi-vergelijking kunnen maken. In de Kamer is hij onschendbaar voor rechtsvervolging. In de Kamer wel. In een filmpje dat vervolgens op het web wordt geplaatst niet. Dan heeft hij even veel rechten en plichten als een gewone burger.

De rechter hoeft zich niet in ‘te mengen in de politiek’. Hij hoeft zich niet uit te spreken over het al dan niet omstreden zijn van de Sustainable Development Goals en of die, zoals Cliteur beweert: “alleen te verwerkelijken zijn in een totalitaire (communistische of nazistische) samenleving.” De rechter moet een uitspraak doen in de voorliggende zaak en daarmee antwoord geven op de vraag of Van Houwelingen zich schuldig heeft gemaakt aan smaad en laster. Smaad en laster aan het adres van de twee aangevers.

“Nu kan het zijn dat de ministers Kuipers en Van Gennip niet Hannah Arendt’s The Origins of Totalitarianism (1951) onder hun hoofdkussen hebben liggen. Zij zullen ook niet bekend zijn met Friedrich Hayek’s The Road to Serfdom (1944). Naar alle waarschijnlijkheid ontgaat hun de intelligentie achter Van Houwelingen’s vergelijking helemaal. En wat doe je dan? Dan doe je wat alle domme mensen doen, dan ben je beledigd.” Nu heb ik beide boeken gelezen en ook mij ontgaat de ‘intelligentie’ die er kennelijk in Van Houwelingens actie zit. Wellicht ben ik dan ook wel dom. Als ‘dom’ mens moet me dan wel van het hart dat een jurist, zeker iemand die hoogleraar encyclopedie van het recht is geweest, zo’n rammelend betoog houdt. Zo’n kletskoek.

Ouderdomsgebreken?

 “Wilders verdedigde het model van de democratische rechtsstaat tegenover de op de sharia gebaseerde theocratie. Hij heeft zich dus niet tégen de rechtsstaat gekeerd, maar deze juist verdedigd. Verdedigd tegenover het constitutionele sjiitische model van de Iraanse Republiek. Of het soennitische model van het koninkrijk van Saoedi-Arabië.” Aldus Paul Cliteur in een artikel van bij De Dagelijkse Standaard. Bij het lezen van het artikel moest ik denken aan twee volkswijsheden. Als eerste ‘wijsheid komt met de jaren’ en als tweede ‘ouderdom met gebreken’. Cliteur lijkt de eerste volkswijsheid te ontkennen en de laatste te bevestigen.

Volgens Cliteur is het: “een hypocriete schijnvertoning die gesprekken over Wilders’s ijskast en wat erin moet of eruit mag.”  Want: “Laten we de zaak eens in historisch perspectief plaatsen. Dit jaar is het 20 jaar geleden dat Theo van Gogh werd vermoord door een jihadist. Inmiddels (20 jaar later) is duidelijk geworden dat de moord op Van Gogh niet een “incident” was, maar een “precedent” voor vele andere moorden die vanuit hetzelfde motief werden gepleegd.” Dus zou je: “verwachten dat de ministers van justitie en veiligheid (Hirsch-Ballin, Donner, Grapperhaus, vaak dus van CDA-huize) visies zouden hebben ontwikkeld op hoe deze nieuwe ideologisch-religieus gemotiveerde aanslagen het hoofd kan worden geboden. Dat gebeurde niet.”  Wat er volgens Cliteur wel gebeurde: “te beginnen met de toenmalige burgemeester van Amsterdam, Job Cohen, is dat een enorme stilte over Nederland neerdaalde. Het bespreken van dit onderwerp werd een taboe. Nu de discussie in Frankrijk na de vele aanslagen in volle hevigheid is losgebarsten (en niet alleen bij “extreemrechts”, maar ook bij de regering-Macron) wordt het contrast duidelijk: in Nederland is het nog steeds stilstaand water op dit onderwerp.”  Alleen Wilders is de uitzondering aldus de passage waarmee ik begon. Een probleem: “Vaak waren de oplossingen van Wilders onhaalbaar of onwenselijk of schofferend of alle drie.” Dit tegenstaande doet dat, aldus Cliteur: “niets af aan de enorme verdiensten die Wilders had, en nog steeds heeft, in het pogen het onderwerp van het jihadistisch terrorisme op de agenda te krijgen.

Op één punt heeft Cliteur een punt en dat is dat de gesprekken over ‘de ijskast’ een hypocriete schijnvertoning zijn, Iedere: “zichzelf respecterende democratische politieke partij zegt NEE tegen partijen die aan de grondrechten willen tornen. Een zichzelf respecterende democratische politieke partij zegt NEE tegen zo’n onderzoek omdat het een hellend vlak is,” schreef ik naar aanleiding van het advies van de verkenner Plassterk om zo’n gesprek te gaan voeren. Dit omdat zo’n gesprek: “schadelijk ( is) voor onze grondrechten. Schadelijk omdat dit uitstraalt dat grondrechten ter discussie kunnen worden gesteld en inwisselbaar zijn.”  

Waar hij geen punt heeft en de zaken verkeerd voorstelt, is dat onze democratische rechtstaat niet werd of wordt aangevallen door een op de ‘sharia gebaseerde theocratie’. De moord op Van Gogh, hoe treurig ook, was geen ‘aanval op onze democratische rechtstaat’. Het was geen poging om een ‘sharia theocratie’ in te voeren. Het was een schendig van de rechtsorde zoals iedere moord een schending van de rechtsorde is. Een schending van de rechtsorde door een eenling, een persoon die zijn eigen morele opvattingen boven de wet stelde. Onze democratische rechtstaat, en dan vooral het deel rechtstaat, reageerde daar adequaat op door de dader op te pakken en voor een onafhankelijke rechter te brengen. Een rechter die de dader vervolgens heeft veroordeeld.

De manier waarop Wilders de democratische rechtstaat, in de woorden van Cliteur, ‘verdedigt’ is juist wel een aanval op onze democratische rechtstaat. Neem het wetsvoorstel op het verbod van bepaalde islamitische uitingen dat Wilders recentelijk heeft ingetrokken: “De islam is geen godsdienst of levensbeschouwing, maar een gewelddadige, totalitaire ideologie,” aldus het eerste lid van het artikel en onderbouwd in de memorie van toelichting met: “De islam is bovendien een allesomvattende ideologie, die ieder aspect van het menselijk bestaan bepaalt. Het is een politiek, juridisch, militair, cultureel en sociaal systeem. Er is in de islam geen scheiding van machten, geen gelijkwaardigheid tussen man en vrouw en tussen moslims en niet-moslims.” Kenmerk van iedere godsdienst is dat het een allesomvattende ideologie is die alle aspecten van het menselijk bestaan bepaalt: politiek, militair, cultureel en sociaal. Geen enkele godsdienst kent een ‘scheiding van machten’. De gelijkheid tussen man en vrouw is bij iedere godsdienst een probleem en discrimineert niet-gelovigen. Dit voorstel tornt aan de vrijheid van godsdienst omdat de staat, als dit voorstel wordt aangenomen, net als in theocratieën, gaat bepalen wat een godsdienst. Dat is een terrein waarop de democratische rechtstaat zich niet moet begeven want daarmee legt ze de bijl aan haar wortels. Mochten we een Grondwettelijk hof zoals Omtzigt voorstelt, hebben dan zou dit deze wet naar de prullenbak verwijzen. Iets waarvoor zo’n hof niet nodig is omdat de Raad van Staten, het hoogste adviesorgaan van de overheid die conclusie ook al trok en in haar advies met betrekking tot dit voorstel schreef: “Het van overheidswege «weg» definiëren van een religie is echter onverenigbaar met de neutraliteit en terughoudendheid die overheidsorganen in acht dienen te nemen.”

Ook met het Wetsvoorstel verandering in de Grondwet, strekkende tot uitbreiding van de uitsluitingsgronden van het kiesrecht en een verbod op meervoudige nationaliteit bij bepaalde ambtsdragers. Als dit voorstel wordt aangenomen dan verworden Nederlanders met een tweede nationaliteit tweederangs burgers. Het wordt hen dan onmogelijk gemaakt om bepaalde bestuurlijke functies te vervullen. Bijzonder aan het voorstel is dat het met geen woord rept over de aanpassing van artikel 3 van de Grondwet. Dat bepaalt dat: “Alle Nederlanders zijn op gelijke voet in openbare dienst benoembaar.”  Het voorstel schenkt alleen maar aandacht aan de wijziging van artikel 43 van de Grondwet . Het creëren van tweederangs burgers is een democratische rechtstaat onwaardig. Met betrekking tot dit voorstel concludeerde de Raad van Staten, dat het onverenigbaar is: “met de uitgangspunten van de democratische rechtsstaat, zoals uitgewerkt in de Nederlandse Grondwet en verschillende verdragen. Het uitsluiten van personen van het kiesrecht op grond van het enkele feit dat zij een dubbele nationaliteit bezitten is in strijd met de in de Grondwet en verdragen vervatte discriminatieverboden. Dat is nog meer evident als van die andere nationaliteit geen afstand kan worden gedaan, zoals in het geval van de Marokkaanse nationaliteit. Het uitsluiten van bevolkingsgroepen met de Nederlandse nationaliteit van het politieke besluitvormingsproces, zonder op de individuele persoon toegespitste gronden, houdt in dat deze groepen als tweederangsburgers worden behandeld en creëert het risico dat zij zich gaan afkeren van de Nederlandse samenleving. Het tegengaan van mogelijke loyaliteitsconflicten kan deze uitsluiting niet rechtvaardigen, nu op geen enkele wijze is aangetoond dat het feit op zich dat iemand een dubbele nationaliteit heeft in negatieve zin verband houdt met zijn loyaliteit aan Nederland.”

Deze twee voorbeelden tonen aan dat Wilders’ verdediging van de democratische rechtstaat zoals Cliteur het noemt, niet alleen: “onhaalbaar of onwenselijk of schofferend of alle drie” maar een aanval juist op die democratische rechtstaat. Het ‘jihadistisch terrorisme’ hoeft niet geagendeerd te worden. Er is geen visie nodig hoe ‘nieuwe ideologisch-religieus gemotiveerde aanslagen’ het hoofd te bieden. Daarvoor is onze democratische rechtstaat uitstekend toegerust met de veiligheidsdiensten, politie, justitie en de onafhankelijke rechtspraak.

Onze democratische rechtstaat wordt niet aangevallen door het een ‘sharia theocratie’ noch door het ‘jihadistisch terrorisme. Ze wordt aangevallen door voorstellen zoals Wilders ze doet. En onze democratische rechtstaat wordt verzwakt door deze aanvallen, zoals Cliteur in zijn artikel doet, te betitelen als ‘het verdedigen van onze democratische rechtstaat’. Als rechtsgeleerde en filosoof zou Cliteur beter moeten weten.

Wil de echte fascist nu opstaan?

Nee ik ben Paul Cliteur niet aan het stalken. Het is toeval dat ik nu weer een prikker aan hem wijd. In een schrijven van Cliteur bij De Dagelijkse Standaard lees ik: “Ik plaats het woord “antifascisme” tussen aanhalingstekens om tot uitdrukking te brengen dat ik zelf dit “antifascisme” niet zie als een oprechte afwijzing van fascisme. Het tegenovergestelde zelfs. Volkert van der G. was, of is, een fascist in de zin dat hij gebruik wilde maken van grof geweld om Fortuyn “te stoppen”. En de Oekraïense paraplu-terrorist uit Gent en de Groningse jongeling die, door hun ideologie verblind, geweld aanwenden tegenover Baudet hebben veel meer met echt fascisme gemeen dan de slachtoffers van hun gewelddadige acties.” Geheel in de stijl van Herman Emmink in het programmama Wie van de Drie dacht ik: ‘Wil de echte fascist nu opstaan?’

Bron: Flickr

Cliteur ziet sinds de verkiezingen van 22 november veiligheidsrisico’s vanuit twee kanten. Aan de ene kant het islamitisch jihadisme: “Nu Wilders de beoogde premier is van Nederland zal de dreiging vanuit Pakistan alleen maar groter worden. Hij heeft geen 6 bewakers om zich heen nodig, maar 12.”  De tweede bedreiging: “die van het “antifascisme”, is groot. Het “antifascisme” manifesteerde zich in 2002 met Volkert van der G. Onlangs stak het opnieuw de kop op in Gent toen een Oekraïner Baudet op zijn hoofd sloeg met een verzwaarde paraplu daarbij “fascismo” roepend. Enkele weken daarna herhaalde zich deze gang van zaken, zij het nu met een bierflesje waarmee Baudet werd geslagen tijdens een cafébezoek in een café in Groningen.” Maar die ‘antifascisten’ zijn eigenlijk fascisten als ik Cliteur mag geloven, want ze gebruiken geweld.

Nu is een van de kenmerken van het fascisme de verering van machtsvertoon en geweld. Dat fascisten geweld gebruiken en vereren wil niet meteen zeggen dat iedereen die dat doet meteen een fascist is. Fascisten vinden het gebruik van geweld te verdedigen als het gericht is tegen het omverwerpen van de bestaande maatschappelijke orde. Als het hoofd van Baudet staat voor de bestaande maatschappelijke orde, dan zou de daad op fascisme kunnen wijzen. Als er echter iets kenmerkend is voor Baudet dan is het dat hij zich verzet tegen de bestaande maatschappelijke orde. Zijn hoofd staat juist voor het verwerpen van de maatschappelijke orde en lijkt mij daarmee geen goed symbool om je verzet tegen de maatschappelijke orde te uiten. Dat lijkt mij van dezelfde orde als je verzetten tegen roken door een rookmarathon te houden.

Fascisme heeft echter nog meer kenmerken. Zo is het extreem nationalistisch. Nu ken ik de denkbeelden van de hanteerders van de paraplu en het bierflesje niet. Die van Baudet en zijn Forum voor Democratie wel. De partij wil dat Nederland zich terugtrekt uit zo ongeveer alle internationale samenwerking. Of zoals ze het zelf noemen: “Een intelligente uittreding uit de Europese Unie. In hetzelfde licht moet de betrokkenheid van Nederland bij andere internationale organisaties (EVRM, WEF, WHO, NAVO) worden herzien.” En: “Internationale verdragen opzeggen die onze beleidsvrijheid inperken, zoals het VN vluchtelingenverdrag dat ons dwingt tot het opnemen van migranten.[1]Helaas wordt niet duidelijk hoe zo’n intelligente uittreding eruit ziet en lijkt de partij zich niet te realiseren dat ieder verdrag dat je tekent, je bindt en dus beperkt. Hieruit concludeer ik dat de partij extreem nationalistisch is.

Als je het iets anders bekijkt, dan lijken Baudet en zijn partij een permanente strijd te voeren om de eigen natie te laten overleven te midden van andere staten en laat dat ook een van de kenmerken van het fascisme zijn. Of dat voor de hanteerders van de paraplu en het bierflesje ook op gaat, weet ik niet. Een permanente strijd tegen: de weg-met-ons mentaliteit die onze politieke, culturele en journalistieke elites doordrenkt. De oikofobie. Want die verklaart de slappe knieën van kartelpolitici, de schaamte voor onze geschiedenis, het weggeven van onze gulden, de sfeerloze, liefdeloze architectuur.”  Zoals hij het bij TPO omschreef.

Een ander kenmerk van fascisme is dat het een autoritaire structuur kent met aan het hoofd een leider waaraan charismatische eigenschappen worden toegekend. Nu ken ik de structuur waar binnen de hanteerders van de paraplu en het bierflesje opereren, niet. Die van het FvD, de partij van Baudet en Cliteur lijkt wel iets van een autoritaire structuur te kennen. Toen er na de verkiezingen van 2021 wat discussie binnen de partij ontstond, werden de criticasters de partij uitgebonjourd en vervolgens met ‘pek en veren’ overladen. Of ze stapten er zelf uit waarna ze de FvD en haar leider met ‘pek en veren’ overlaadden.

Het fascisme streeft naar een totalitaire staat die de volledige controle heeft over de sociale, culturele organisaties binnen de samenleving. Nu ken ik de ‘controlebehoefte’ van de hanteerders van de paraplu en het bierflesje opereren, niet. Van de FvD is bekend dat ze werken aan een eigen zuil , ‘Forumland’. Voor de jongeren onder ons. Zuil slaat terug op de periode van het midden van de negentiende- tot de jaren zeventig van de twintigste eeuw. Daar waar ‘nostalgisten’ als Wilders en ook Baudet hoog opgeven over ‘de Nederlandse identiteit en normen en waarden gebaseerd op joods, christelijk, humanistische grondslag, kende Nederland in die tijd veel verschillende identiteiten. Zo kende het land de katholieke, de Nederlands hervormde, de gereformeerde, de lutheraans, de joodse, de liberale, de sociaaldemocratische en ik vergeet er vast nog wel een, identiteit. Mensen leefde in die ‘identiteit’ en het contact met de andere identiteiten was er nauwelijks tot niet. Immers: ‘twee geloven op een kussen, daar slaapt de duivel tussen’. Als katholiek deed je je boodschappen bij een katholieke bakker, je ging naar de katholieke kroeg, je stemde op de KVP, je voetbalde katholiek en zelf je duiven vlogen katholiek. Sociaaldemocraten deden dat sociaaldemocratisch en hervormden hervormd. Met ’Forumland’ wil Baudet en zijn club ook zoiets waarbij hij in de top stevige controle heeft over alles binnen ‘Forumland’.  Daarmee raken we nog een ander kenmerk van fascisme namelijk het streven naar sociale eenheid en de opheffing van klassen- en belangentegenstellingen en controle over de economie.

Fascisme streeft naar de instelling van een politieke dictatuur. Nu weet ik niet of de hanteerders van de paraplu en het bierflesje streven naar een politieke dictatuur. De manier waarop binnen de FvD met tegenspraak wordt omgegaan en het streven naar ‘Forumland’ komt nogal totalitair: “waarin alles ondergeschikt wordt gemaakt aan de alles controlerende staat, “ aldus de Vandale En die omschrijving gaat verder met de woorden: “die meestal als dictatuur is ingericht.”

Volgens de definitie van de Britse historicus Roger Griffen maken fascisten gebruik van de mythe van een ‘nationale wedergeboorte’. Voor de toekomstige glorie moeten we terug naar het verleden. Mussolini wilde terug naar de moderne versie van het Romeinse Rijk. Hitler wilde met zijn Derde Rijk voortborduren  op twee eerdere ‘Duitse rijken’ Als eerste de grootsheid van het Eerste Rijk,  het Heilige Roomse Rijk der Duitse naties van de periode van de negende eeuw totdat Napoleon er en einde aan maakte. Nu viel het met de grootsheid en vooral de eenheid van dat Rijk behoorlijk tegen. Als tweede het Tweede Rijk, het Duitse Keizerrijk dat in 1871 ontstond en bestond tot 1918 toen de keizer Wilhelm II voor zijn leven vreesde, zijn biezen pakte en naar Nederland vluchtte. Baudet. Of de hanteerders van de paraplu en het bierflesje ook zo’n fascinatie hebben voor een periode in het verleden, weet ik niet. Baudet wel. Hij wil terug naar de tijd van de:  “delicate balance that has culminated in what we might call ‘the individual properly understood’,” zoals hij in 2019 in een interview bij een Zwitserse krant zei. En wanneer was dat? “This reached its apex, I believe, in the eighteenth century,” de tijd van de: “bourgeois society, bourgeois traditions, the bourgeois way of life of ordinary people.” 

Het fascisme is, volgens de definitie van de Amerikaanse Historicus Stanley G. Payne, antiliberaal, anticommunistisch en anticonservatief.  Nu weet ik niet hoe de hanteerders van de paraplu en het bierflesje naar de wereld kijken. Van Baudet weten uit het interview met de Zwitserse krant, dat hij zich afzet tegen alle partijen, want die waren allemaal: “representatives of the “liberal” or “liberalist” philosophy where emancipation of the individual is the ultimate aim. Maximum equality, maximum individual liberty.” Hij staat er anders in: “It’s the philosophy that starts from the understanding that we are paradoxical beings. We want to be free and, at the same time, we want to be embedded. We want to be individuals, but we also want to be members of a group. In a proper society, there’s an equilibrium there, a delicate balance that has culminated in what we might call ‘the individual properly understood.’”  En naar die tijd wil hij ‘vooruit’. Vooruit naar een Eenentwintigste-eeuwse variant van zijn droombeeld van de Achttiende-eeuwse bourgeoissamenleving.

Of de hanteerders van de paraplu en het bierflesje fascisten zijn, weet ik niet. Het denken van Baudet tikt wel veel kenmerken van fascisme aan.


[1] Het programma van hoop, optimisme en herstel, pagina 10

De jij-bak van Cliteur

”Pieter, wil je nu eens eindelijk met mij gaan praten?” Zo begint een artikel van rechtsfilosoof en voormalig lid van de Eerste Kamer namens het Forum voor Democratie Paul Cliteur bij De Dagelijkse Standaard. Het artikel is geschreven in de vorm van een dialoog tussen PVV -enigst-lid Geert Wilders en NSC-leider Pieter Omtzigt. “Nee, Geert, wat jij zegt is in strijd met de Grondwet, in strijd met de rechtsstaat,” zo laat Cliteur Omtzigt antwoorden. Een artikel waarin Cliteur zich bedient van jij-bak, maar wel eentje die als een tang op een varken slaat. Voor degenen die het niet weten. Een jij-bak is een redenering waarbij het standpunt van de tegenstrever niet wordt verworpen, maar waar hem wordt verweten boter op het hoofd te hebben.

In Cliteurs artikel laat Omtzigt Wilders raden naar uitspraken van Wilders die strijdig zijn met de Grondwet. Na wat gekibbel laat Cliteur Wilders zeggen: “Weet je wat? Ik ben klaar met jou. Ik zal jou eens wat puntjes laten formuleren waarop jouw programma in strijd is met de grondwet.”  Waarop Cliteur Omtzigt verbaast laat reageren met: “Bij ons? Strijd met de Grondwet? Hoe kom je daar nu bij?”  Waarop Cliteurs Wilders antwoordt: “Jij bent een groot voorstander van een Constitutioneel Hof. Dat wil zeggen een rechterlijke instantie die mag toetsen of de wetten die wij, volksvertegenwoordigers, maken wel in overeenstemming zijn met de Grondwet. Dat Hof komt straks helemaal vol te zitten met D66-rechters die alles gaan afhameren wat wij, vertegenwoordigers van het volk, tot wet hebben verheven. Dat plannetje van jou, dat Constitutioneel Hof, is in strijd met de Grondwet. De Grondwet verbiedt namelijk “constitutionele toetsing” in art. 120. Daar staat: “De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen”. Dat wil jij dus mogelijk maken: dat die rechters die beoordeling gaan plegen. In strijd met de Grondwet, Pieter, en dat artikel heeft men niet voor niets in Grondwet opgenomen.” Inderdaad stelt artikel 120 van de Nederlandse Grondwet: “De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen.” En precies beoordelen van de grondwettelijkheid is wat Omtzigt met zijn Grondwettelijk hof beoogt. Dus Cliteur heeft een punt?

Niet te snel concluderen! In zijn verkiezingsprogramma stelt ‘Pieter’ voor om: “het verbod op toetsing aan de Grondwet op (te) heffen en een constitutioneel hof in (te) stellen dat aangenomen wetten toetst aan de Grondwet.[1] Om dat mogelijk te maken, moet de Grondwet volgens worden gewijzigd. Een voorstel tot wijziging van de Grondwet is niet ongrondwettelijk. Zo’n voorstel moet twee keer door de Tweede – en Eerste Kamer worden behandeld. De eerste keer moet het voorstel worden aangenomen met een gewone meerderheid. De tweede keer met een twee derde meerderheid. Tussen die twee keren moeten verkiezingen voor de Tweede Kamer zitten. Op die manier heeft ook de kiezer de mogelijkheid om zich erover uit te spreken. Dat weet ‘Pieter’, dat zal ‘Geert’ ook weten en dat weet Cliteur ook.

Wat ‘Geert’ wil, is van een heel andere orde. ‘Geert’ wil: “geen islamitische scholen, korans en moskeeën.[2] Hij wil: “Behoud van artikel 23 van de Grondwet, de vrijheid van bijzonder onderwijs,  en: “Verbod op islamitisch onderwijs, omdat dat onze vrijheid en onze waarden bedreigt.[3] Die laatste twee staan direct onder elkaar in de opsomming. Ook dat kan en mag je willen en ook daarvoor is een wijziging van de Grondwet noodzakelijk. Alleen is die wijziging iets ingrijpender. Die vraagt om een grondige verbouwing van de Grondwet. Daarvoor is het nodig om in ieder geval artikel 1: “Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, handicap, seksuele gerichtheid of op welke grond dan ook, is niet toegestaan,” artikel 6 eerste lid:
Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet,”
 en artikel 8: “Het recht tot vereniging wordt erkend. Bij de wet kan dit recht worden beperkt in het belang van de openbare orde.” Artikel 9 eerste lid: “Het recht tot vergadering en betoging wordt erkend, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet,” en bizar genoeg ook artikel 23, dat de vrijheid van onderwijs regelt en dat ‘Geert’ wil behouden, moet worden aangepast. En ja, ook dat kan op de hierboven genoemde manier.

Dus toch een jij-bak: beiden willen de Grondwet wijzigen dus waarom zeurt ‘Pieter’ zo ? Waarom gaat hij niet ‘eens eindelijk met Geert praten’? Waar is dan die tang die op dat varken slaat? Wat ‘Pieter’ wil betreft de structuur van onze rechtsstaat, de instituties. Daar wil hij er eentje aan toevoegen. Over nut en noodzaak daarvan kun je van mening verschillen en daar kun je kanttekeningen bij plaatsen, zoals ik eerder deed. ‘Geert’ tornt niet aan de structuur van onze rechtsstaat, maar aan de cultuur. Hij wil verschil in behandeling. Hij wil eerste- en tweederangs burgers. Dat is van een heel andere orde en dat zou Cliteur, als rechtsfilosoof moeten weten.


[1] Tijd voor herstel, pagina 8

[2] Nederlanders weer op 1, pagina 8

[3] Idem, pagina 34

Cliteurs kletspraat

Bij De Dagelijkse Standaard een artikel van Paul Cliteur. Cliteur verwijt minister Dijkgraaf van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen de plank volledig mis te slaan. Cliteur: “Dat die cultuur van bedreigingen iets te maken zou hebben met het feit dat “de wetenschap” in twijfel zou worden getrokken, zoals Dijkgraaf poneert, is geheel uit de lucht gegrepen.” Hij ziet een, zoals hij het zelf noemt: “veel realistischer verklaring voor de bedreigingen,” en die luidt: “dat mensen zich realiseren dat de beperking van hun bewegingsvrijheid die onder het Corona-regime begonnen is, en die nog steeds verder dreigt te gaan, iets te maken heeft met een narratief dat bepaalde wetenschappers op door de overheid gecontroleerde media steeds maar blijven uitdragen.”  Hij voegt hier meteen aan toe dat dit nog steeds geen rechtvaardiging is om mensen te bedreigen.

Even dit in mijn eigen woorden vertalen. Ik wil er morgen een dagje op uit en daarvoor moet het natuurlijk wel mooi weer zijn, een graad of 24, een lekker zonnetje van het soort weer waarbij korte broek en T-shirt passen. Nu kijk ik naar het weerbericht en daar zie ik de weervrouw bij RTL of de NOS op basis van haar wetenschappelijke inzichten verkondigen dat er morgen de hele dag een sneeuwstorm woedt bij een temperatuur van maximaal een graad of min 16 en die aanvoelt als min 36. Zij adviseert om binnen te blijven vanwege de kans op insneeuwen en doorvriezen. De regering neemt dat advies over en verplicht morgen iedereen binnen te blijven. Dat past niet in mijn straatje en daarom bedreig ik de weervrouw. Dit bedreigen doe ik, Cliteur volgend, niet omdat ik twijfel aan de wetenschap, maar omdat ik haar advies, dat de overheid overneemt, niet pruim. Een advies gebaseerd op haar wetenschappelijke inzichten waaraan ik dus niet twijfel maar toch bedreig ik haar. Bijzondere logica voor een rechtsgeleerde en filosoof.

De bijzondere logica gaat verder(E)en realistische verklaring voor een bedenkelijk maatschappelijk verschijnsel is wel een eerste aanzet voor de aanpak van een probleem,” betoogt Cliteur terecht. De vraag is of Cliteurs verklaring realistisch is. “Wanneer de minister dan ook denkt middels een oproep “wantrouwen” te kunnen wegnemen dan zou ik zeggen dat het niet erg realistisch is te denken dat hij op deze manier wantrouwen wegneemt en vertrouwen herstelt,” zo vervolgt hij zijn betoog. Hoe dan te handelen? “De minister zou een bijdrage kunnen leveren aan het vertrouwen door binnen het kabinet te gaan pleiten voor de wetenschappelijke methode. Door samen met de staatssecretaris te gaan ijveren voor waarlijk pluriforme media.”  En daarmee kom ik bij Cliteurs beeld van de ‘gecontroleerde media’, bij een stokpaardje van het Forum voor Democratie, de partij waarvan hij Cliteur sinds 2015 lid is, waarvoor hij een periode in de Eerste Kamer zat en aan wiens wetenschappelijk bureau hij nu leiding geeft. Eerder was hij actief voor de Partij voor de Dieren en werkzaam voor het wetenschappelijk bureau van de VVD.

Het beeld wat Cliteur schetst is er een van, om die term uit de Duitse bezetting te gebruiken, ‘gelijkgeschakelde’ media die allemaal aan de leidband van de regering lopen. Een wel heel bijzondere constatering. Kranten zijn er steeds minder en dat is niet omdat de regering ze ‘gelijkschakelt’, maar omdat ze steeds minder worden gelezen. Maar niets staat je in de weg staat een krant te beginnen om je ‘eigen geluid’ te laten horen. Zo is er sinds een tijdje De Andere Krant voor iedereen die al die bedreigde wetenschappers tegenspreekt. Of je begint een medium zoals die De Dagelijkse Standaard die geregeld Cliteurs artikelen publiceert of een blogsite zoals de ballonnendoorprikker.nl.  

In Nederland kan iedereen een omroepvereniging beginnen. Het lastigste wat je moet doen is 50.000 leden voor je club verzamelen en je moet een maatschappelijke, culturele, godsdienstige of geestelijke stroming vertegenwoordigen, maar dat is niet zo lastig. Recentelijk zijn er weer twee toegevoegd waarmee het totaal op 14 komt. Die twee nieuwe, ON en ZWART konden niet meer van elkaar verschillen. De enige overeenkomst, ze vonden allebei dat de rest van de omroepen hen niet vertegenwoordigde. Veel pluriformer kan het bijna niet en als je het niet pluriform genoeg vindt, staat niets je in de weg om, zoals Arnold Karskens van ON deed, een eigen omroep op te richten en zo je ‘geluid’ de ether in te zenden of moderner, via ‘Het Net’ te verspreiden. Daarnaast zijn er nog verschillende commerciële tv-zenders. Sterker nog, als je je boodschap wilt verspreiden begin je gewoon een eigen internet-tv-kanaal. Zo is er al blckbx, een kanaal dat juist spreekt met ‘die andere wetenschappers’ en ook Cliteurs FvD heeft zo’n eigen kanaal waar de eigen standpunten ‘wetenschappelijk’ worden onderbouwd. Al bij al een ‘waarlijk pluriform’ medialandschap waarbij niemand wordt belemmerd om toe te treden. Zou het toevoegen van nog meer kanalen er werkelijk voor zorgen wetenschappers niet meer worden bedreigd?

Is het probleem werkelijk het “narratief dat bepaalde wetenschappers op door de overheid gecontroleerde media steeds maar blijven uitdragen?”  Zou het werkelijke probleem of de eigenlijke drie problemen niet kunnen zijn, als eerste dat er mensen zijn die gaan dreigen als iets ze niet bevalt? Als tweede en belangrijkste het lijderschap van de regering in corona-tijd? En nee, dit is geen verschrijving. Ik bedoel de lafheid, het gebrek aan leiderschap waarmee ze zich achter wetenschappelijke adviezen verborgen en het deden voorkomen alsof de wetenschappers de besluiten namen. Schoven ze hiermee hun verantwoordelijkheid niet af op het OMT en doken vervolgens weg achter de ruggen van de wetenschappers? Een houding waardoor ze lijden terwijl ze het land eigenlijk moesten leiden? En als derde het ‘begrip’ dat Cliteurs partijgenoten zoals Kamerlid Van Meijeren voor bedreigers aan de dag legt en de niet onderbouwde beschuldigingen die hij, gedekt door zijn parlementaire onschendbaarheid, in de Kamer uit aan het adres van wetenschappers. Maar ook het geroep van diens collega Van Houwelingen om ‘tribunalen’? Zaken waarmee ze de bijl zetten aan de wortel van onze democratie.

Met andere woorden is Cliteurs ‘realisme’ niet gewoon kletspraat?

Utopia en Dystopia

“Het wordt hoog tijd dat we de wereld gaan veranderen. Daarbij helpt het niet om een nieuwe ‘complot God’ in het leven te roepen en de strijd aan te gaan met die God of in andere woorden ‘de elite’. Dat is als een Don Quichot strijden tegen windmolens, tegen een imaginair construct. Die verandering begint ermee dat we ons realiseren dat het dominante denken ideologisch getint is.” Schreef ik in mijn vorige Prikker. De wereld veranderen door je te realiseren dat er buiten de ideologische bril waarmee je kijkt een hele wereld ligt. En de extreem dominante bril waarmee nu en de afgelopen dertig jaar naar de wereld wordt gekeken is een neoliberale. Hoe kon het dat we onszelf indoctrineerden met die neoliberale bril?

Utopia, De Aarde, Dromen, Teken
bron: Pixabay

Een goede vraag. Goed omdat het antwoord laat zien hoe een bepaalde manier van denken dominant kan worden. Als je weet hoe dat kan gebeuren, dan geeft dat aanknopingspunten om dergelijke processen te herkennen en herkennen is een eerste stap in het voorkomen dat je er slachtoffer van wordt. Net zoals bij een religie schetsten de aanhangers of ‘priesters’ van een ideologie een ideaalplaatje, een utopie. Als je hen ‘volgt’ en handelt naar hun geboden dan ontstaat als vanzelf die ideale wereld. Dan ontstaat de hemel of het ‘arbeidersparadijs’ op aarde. Alleen op dat punt ‘op aarde’ verschillen de aanhangers van een ideologie van een religie. Voor de aanhangers van een religie ligt het ideaal in het leven na de dood. Voor joden, christenen en moslims in het paradijs en voor boeddhisten in het gereïncarneerde volgende leven of het leven daarna. Aanhangers van een ideologie situeren hun ideaal in de toekomst. Alleen blijft dat paradijs altijd net buiten bereik. De oorzaak van dat ‘buiten bereik’ blijven wordt altijd veroorzaakt door het ‘niet goed naleven van de voorschriften’.  Zo betoogden de priesters van het neoliberalisme dat de hypotheekcrisis, die overging in een banken-, economische- en een valutacrisis dat dit gebeurde omdat overheden zich teveel bemoeiden met de markten: die waren niet vrij genoeg.

De, om het zo te noemen,  ‘profeet’ van het neoliberalisme is de Oostenrijkse econoom, Friedrich A. Hayek. Hayek zag de vrije markt als een perfect functionerende machine die hij als volgt omschreef: “Als we de ware functie van het prijsmechanisme willen begrijpen, moeten we dit zien als een ( …) mechanisme waarmee informatie wordt gecommuniceerd. Het wonder bestaat erin dat in het geval van schaarste van een bepaalde grondstof, zonder dat er een bevel wordt gegeven, zonder dat meer dan misschien een handvol mensen de oorzaak weet, tienduizenden mensen wier identiteit ook door maanden onderzoek niet achterhaald kan worden, ertoe worden aangezet deze grondstof of de hieruit vervaardigde producten spaarzamer te gaan gebruiken; dat wil zeggen dat ze zich in de goede richting bewegen.”  In zijn boek Wat als de markt faalt noemt John Cassidy het ‘Hayeks telecommunicatiesysteem’. Hayeks belangrijkste werk Road to Serfdom uit 1944 is een strijd tegen collectivistisch denken en voor de vrije markt. Hayek gebruikt de Sovjet Unie en Hitler-Duitsland om aan te tonen dat collectivisme tot slavernij leidt maar schreef het boek om de politiek in Groot Brittannië te beïnvloeden omdat ook dit land al ver op weg was richting collectivisme.

Tot Hayeks frustratie werd hij in zijn tijd, de jaren dertig tot en met midden jaren zeventig van de vorige eeuw, overvleugeld door het denken van Keynes. Hayek was een wat obscure denker aan de zijlijn van de wetenschappelijk wereld. Hij werd qua invloed en populariteit overvleugeld door tijdgenoot John Maynard Keynes. Keynes was de gevierde econoom die ‘het medicijn’ had gevonden voor het overwinnen van de crisis in de jaren dertig en de mede-architect van de naoorlogse wereld. Al die lof voor Keynes was enigszins overdreven omdat de Tweede Wereldoorlog en de erop volgende wederopbouw een heel belangrijke rol speelde in het ‘oplossen van die crisis’. Keynes pleitte voor overheidsingrijpen in de economie, voor beteugeling en regulering van de markt. Hayek zag dat anders, maar door de economische successen in de eerste dertig jaar na de Tweede Wereldoorlog kreeg hij geen poot aan de grond. Die successen werden toegeschreven aan het keynesiaanse economische beleid. In 1950 verruilde hij zijn plek aan de London School of Economics voor de betrekking aan de Universiteit van Chicago.

Een tweede belangrijke persoon in de verspreiding van het neoliberale denken is Ayn Rand. Rand werd geboren in 1905, in wat nu weer Sint Petersburg heet, als Anna Rosenbaum. Het gezin Rosenbaum vluchtte in 1917 voor de revolutie naar de Verenigde Staten. Rand staat aan de basis van het objectivisme, een stroming die, zoals Wikipedia het goed omschrijft: “de mens (ziet) als een heroïsch wezen, met zijn eigen geluk als zijn hoogste ethische doel, productieve prestatie als zijn nobelste activiteit en de rede als zijn enige leidraad.”  De naam die Rand haar denken gaf, het objectivisme, is daar een mooi voorbeeld van. Dit denken is natuurlijk net zo subjectief als alle andere denkrichtingen.  Precies het tegengestelde van het collectivistische denken waarvoor ze uit Rusland vluchtte. Daar hebben we waarschijnlijk ook meteen haar belangrijkste drijfveer gevonden. Zoals ik in mijn vorige Prikker al vertelde, wordt er gebruik gemaakt van verhullende taal. Rand werd dan ook een belangrijke figuur in de anticommunistische strijd in de Verenigde Staten en die woede hevig in de na-oorlogse jaren. Bij het verkopen van een ideologie kan een goed verhaal wonderen doen en daar zorgde Rand voor. Voor wie er een beeld bij wil hebben, lees haar roman Atlas Shrugged. Met goede argumenten betoogt Hans Achterhuis dat dit boek de utopie van het neoliberalisme is. In een prachtig verhaal wordt die ideale wereld afgezet tegen een instortende buitenwereld. In die ideale wereld heerst absolute vrijheid en wordt alles via vrije transacties geregeld. Een invloedrijk boek omdat het na de bijbel en wellicht Mao’s rode boekje, het meest verkochte boek in de wereld is. Waarbij de vergelijking met Mao mank gaat omdat daarbij geen sprake is van vrije keuze.

Daar waar Hayek wat aan de zijlijn van de het leven stond, stond Rand er midden in. Rond Rand verkeerde een groep van bijna idolate bewonderaars. Daarbij enkele personen die een zeer belangrijke rol hebben gespeeld in de ontwikkeling van het neoliberale denken en de neoliberale beleidsontwikkeling. Zo behoorde de nobelprijs winnende econoom en neoliberaal Milton Friedman tot haar kringen. Friedman was, zo ongeveer vanaf zijn studietijd in de jaren dertig verbonden aan de universiteit van Chicago en was een van de ‘Chicago Boys’. Via Friedman beïnvloedde het denken van Hayek de groep rond Rand en werd zijn werk bekend. In Chicago verzamelde Friedman gelijkgestemden om zich heen en die gelijkgestemden wisten steeds invloedrijkere plekken in de Amerikaanse samenleving te bereiken. Een andere protegé van Rand was Alan Greenspan, van 1987 tot en met 2006 voorzitter van het Amerikaanse systeem van centrale banken de Federal Reserve System en daarmee in die periode op economisch gebied zo ongeveer de machtigste man van de wereld. Op hoe hij die macht gebruikte, kom ik in een volgende Prikker terug waarin ik inga op de aannames waarop het neoliberale denken is gebaseerd.

Een eerste kans om de economische zijlijn te verlaten kregen de ‘Chicago boys’ in 1973 in Chili. Toen werd de in 1970 gekozen president Allende via een militaire staatsgreep afgezet. Allende werd zeer tegen de zin van de Amerikaanse president Nixon gekozen. Dit ondanks Amerikaanse steun voor de tegenstander van Allende en zelfs pogingen om na de verkiezingen te voorkomen dat Allende zou worden beëdigd tot president. In die staatsgreep speelde de Amerikaanse CIA een belangrijke rol. Na de coup werden Friedman en zijn ‘Chicago boys’ gevraagd om de Chileense economie weer aan de praat te krijgen. Chili werd een militaire dictatuur met extreem liberaal (neoliberaal) beleid. Het eerste neoliberale experiment leek succesvol. De economie herstelde zich zeer snel en dat schreef Friedman op zijn conto en noemde dit ‘het wonder van Chili’. Maar zoals Geertje Dekkers schrijft: “De groei bleek deels een bubble en toen het tij begin jaren tachtig tegenzat, kwam het land in grote problemen. De Chileense crisis van 1982 vertoonde opmerkelijke overeenkomsten met de mondiale van 2008. Ook toen al moesten banken die te veel risico’s hadden genomen door de overheid worden gestut. Dat betekent het einde van het extreme neoliberalisme in Chili.” Alleen stond Chili toen niet meer in de belangstelling van de wereld, Dus die crisis en de oorzaken ervan, gingen bijna ongemerkt aan ons voorbij.

Friedman zag in de problemen in Chili geen aanleiding om zijn denken te veranderen. En waarom zou hij ook, niemand keek meer naar Chili en tussen 1973 en 1982 had zijn neoliberale denken enorm aan populariteit gewonnen. ‘Les Trente Glorieuses’ zoals de Franse de periode van economische voorspoed tussen 1945 en 1973 noemden, waren piepend en krakend tot stilstand gekomen. Keynes bleek toch niet de perpetuum-mobile -pil voor eeuwige economische voorspoed te hebben ontwikkeld en de zaak was vastgelopen in wat economen ‘stagflatie’ noemen. Een samentrekking van stagnatie die zich kenmerkt door stagnerende economische groei, hoge inflatie en hoge werkloosheid. Groot Brittannië was het eerste land dat hieraan ten prooi viel. Het Keynesiaanse denken, het economische denken van Keynes en zijn navolgers, leek hier geen oplossing voor te hebben. Friedman had die wel: het neoliberalisme.

Met het succes in Chili in zijn achterzak kreeg hij in de jaren zeventig steeds meer invloed en met de verkiezing in 1979 van Margaret Thatcher tot premier van Groot Brittannië had hij een flinke voet tussen de deur in het westen. Thatcher schoeide haar economische beleid op neoliberale leest en bond de strijd aan met hetzelfde collectivisme waarvoor Hayek in zijn Road to Serfdom waarschuwde. De vakbonden waren de belangrijkste collectieve macht en hadden een zeer grote en misschien wel een te grote invloed op de politiek in bedrijven en het land. Die invloed had ertoe geleid dat zeer veel bedrijfstakken genationaliseerd waren. Dat hieraan iets moest gebeuren was duidelijk en de neoliberalen boden een oplossing: privatiseren. Maar daarvoor moest eerst de macht van de collectieven en dus vooral de vakbonden worden gebroken. Thatcher toonde zich een goede leerling van Hayek en deed precies dat wat Hayek adviseerde en ging de strijd aan met de machtige vakbonden. Bonden die ervoor hadden gezorgd dat de staat eigenaar was van vele bedrijfstakken, onder andere de kolenmijnen.  Dat lukte na een lange strijd uiteindelijk in 1985 toen de macht van de sterkste vakbond, de National Union of Miners van Arthur Scargill werd gebroken. Voor wie een goed beeld wil hebben van die strijd, kijk de film Billy Elliot. Thatcher gaf trouwens de beste samenvatting van het neoliberale denken toen ze de woorden: “there’s no such thing as society’” uitsprak. Na het breken van de vakbonden kon ze beginnen met de grote privatiseringsoperatie. Spoorwegen, spoorbedrijven, busbedrijven, de post, energiebedrijven, het telefoonverkeer, alles werd geprivatiseerd door Thatcher en haar opvolgers. Het enige wat men in Groot Brittannië tot nu toe niet geprivatiseerd kreeg, is de National Heath Service, de publieke ziekenhuizen. Of die opvolgers nu tot haar Conservatives of tot Labour behoorden, de neoliberale aanpak bleef gehandhaafd. Net als de PvdA in Nederland onder Wim Kok, schudde Labour onder Tony Blair haar sociaaldemocratische veren af en hulde zich in nieuwe die hij ook ‘the Third Way’ noemde maar het was gewoon een setje ‘neoliberale veren’.

Met Thatcher kregen de neoliberalen een voet tussen de deur in de westerse democratische landen en konden ze, als goede ‘Jehova’s getuigen’ hun ‘wachttoren’ naar binnen schuiven. De deur werd volledig ingetrapt met de verkiezing van Ronald Reagan tot president van de Verenigde Staten in november 1980. Dat betekende dat de grootste economie en supermacht van de wereld de neoliberale weg op ging. Nu waren er in de Verenigde Staten minder collectieven te breken en minder zaken te privatiseren. Daarom richtte Reagan zijn pijlen op twee andere ‘collectieven’. Als eerste een binnenlands ‘collectief’ dat we overheid noemen. In zijn inaugurale rede maakte hij dat meteen duidelijk met de woorden: “government is not the solution to our problem, government is the problem.” Het tweede ‘collectief’ was de andere supermacht, de Sovjet Unie. Om het eerste collectief, de eigen overheid, aan te pakken werden de belastingen, vooral voor de topinkomens, fors verlaagd. Hierdoor had de overheid minder geld om alle taken uit te voeren. Om het tweede collectief aan te pakken, werd er flink geïnvesteerd in het leger en de ontwikkeling van nieuwe wapens. Nieuwe wapens zoals een ruimteschild om vijandelijke raketten uit de lucht te halen voordat ze de VS zouden bereiken: het Strategic Defence Initiative in de volksmond ook wel Star Wars genoemd.

Minder inkomsten en meer uitgaven, dat moest knellen en dat deed het. Daarom werd er in eigen land bezuinigd op de toch al vrij karige sociale voorzieningen maar vooral werd er geld geleend waardoor de overheidsschuld opliep en de mensen  aan de onderkant van de sociale ladder in de problemen kwamen. Volgens het neoliberale denken zou dat allemaal een tijdelijk probleem zijn omdat de lagere belasting tot meer economische activiteit zou leiden en die groeiende economie zou ondanks de lagere belasting tarieven toch meer overheidsinkomsten opleveren. Ook de achteruitgang aan de onderkant van de samenleving zou van tijdelijke aard zijn. De bovenkant zou het geld dat ze via die belastingverlaging overhielden immers uitgeven en dat zou leiden tot banen waarvan de onderkant zou profiteren, trickle down economics noemden ze dit. Alleen laat de geschiedenis zien, lees Piketty’s Kapitaal in de eenentwintigste Eeuw, dat geld het enige is waarvoor de zwaartekracht niet geldt. Als je er niets aan doet dan stroomt geld naar geld of om het termen van mijn moeder te zeggen: ‘d’n duuvel schiet altied op de groetste haup.’ Maar het gaat me nu niet over de ‘mankementen’ in het neoliberale denken, daar kom ik, zoals gezegd in een volgende Prikker op terug. Het gaat mij nu om de manier waarop het neoliberalisme dominant werd en wat we daarvan kunnen leren.

Bij dat dominant worden is er nog een gebeurtenis die we moeten noemen en dat is de val van de Berlijnse muur en de erop volgende instorting van de Sovjet Unie. De neoliberalen zagen het als een overwinning van hun denken en als het einde van de geschiedenis van de ideologische strijd omdat nu de hele wereld zou toegroeien naar de neutrale ideologievrije liberale vrijemarkt samenleving.  Dit was de strekking van het boek van Francis Fukuyama uit 1992 The End of History and the Last Man. Bij het ‘opbouwen’ van de ingestorte Oost-Europese en de Russische economie werd weer een beroep gedaan op het neoliberale denken dat inmiddels ook het beleid van het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank bepaalde. Beide instituten speelden een rol in die wederopbouw. Die wederopbouw bestond eruit dat alle bedrijven werden geprivatiseerd. Geprivatiseerd door de burgers vouchers te geven die ze konden inruilen voor aandelen in bedrijven. Omdat voor het overgrote deel van de Russen de volgende maaltijd een probleem was, ‘verkochten’ ze hun vouchers aan het slimmere deel van de oude bureaucraten. Die kregen zo de bedrijven en grondstoffen voor een habbekrats in hun bezit en werden de oligarchen.

Tot zover in grote stappen de manier waarop het neoliberalisme de dominante ideologie werd. Zo dominant zelfs dat velen het niet meer als een ideologie herkenden. Terug naar de vraag die ik stelde in de eerste alinea hoe ging dat indoctrineren in zijn werk? In mijn vorige Prikker schreef ik dat het niet: “helpt (…)  om een nieuwe ‘complot God’ in het leven te roepen en de strijd aan te gaan met die God of in andere woorden ‘de elite’. Dat is als een Don Quichot strijden tegen windmolens, tegen een imaginair construct.” Als we iets kunnen leren van de neoliberale opgang, dan is het dat je beter molenaar kunt worden als je molens wilt ‘bevechten’. Dat is wat Hayek en Friedman deden in Chicago. Ze begonnen een ‘molenaarsopleiding’ en begeleidden hun ‘leerlingen’ naar interessante molens. Via de ‘molenaarsopleiding’ konden ze hun denken verspreiden en werken aan de verdere wetenschappelijke onderbouwing. Door hun netwerk te gebruiken en de leerlingen te helpen aan interessante plekken, kon de boodschap worden verspreid naar mensen op plekken die zicht hebben op macht. Als tweede, of eigenlijke eerste iets is dat je die ‘molenaars’ met een goed en positief verhaal op pad stuurt. Rand zorgde voor dat verhaal en in dat verhaal stond individuele vrijheid centraal en zeg nu zelf, wie is er tegen vrijheid? Als derde helpt het in de verkoop van je verhaal als je woorden gebruikt die op neutraliteit duiden. Woorden als ‘normaal’, ’zakelijk’, ‘praktisch’ en ‘realistisch’. Dergelijke woorden zetten je ‘tegenstrever’ op een achterstand.

“Filosofen hebben altijd geprobeerd de wereld te interpreteren, het wordt de hoogste tijd dat ze nu eens de wereld gaan veranderen,” zo hield Karl Marx zijn collega filosofen voor. De neoliberalen namen deze suggestie ter harte en ze gingen aan de slag met het veranderen van de wereld maar wel in een heel andere richting dan Marx voor ogen stond. Hierbij benutten ze hun sociaalwetenschappelijke positie als platform voor maatschappelijke actie. Maatschappelijke actie die door de wetenschappelijke pretentie een zweem van ‘waarheid’ of beter gezegd ‘zekerheid’ suggereert die juist niet eigen is aan de wetenschap. Sociaalwetenschappelijke kennis is per definitie onzeker. Onzeker omdat die kennis de houding en het gedrag van het studieobject, de mens, beïnvloedt. Onzeker omdat een wetenschappelijke theorie een hypothese is die, om met Karl Popper te spreken, om falsificatie vraagt en niet om bevestiging. Kenmerk van ideologisch gedreven wetenschappers is echter dat zij naar bevestiging van hun eigen gelijk zoeken.

Wellicht gaat er nu een belletje van herkenning rinkelen. In het huidige krachtenveld in Nederland zijn in ieder geval twee van dergelijk actiegedreven wetenschappelijke clusters te ontdekken. Als eerste een cluster rond Paul Cliteur en Afshin Ellian aan de rechtenfaculteit van de universiteit van Leiden. Een cluster dat een conservatief, nationalistische agenda nastreeft. Als tweede het ‘intersectionele cluster’ op en rond de Universiteit van Amsterdam waaraan ik deze zomer een Prikker weidde. Een cluster van gelijkgezinden dat anderen opleidt in hun ideologie. Een ideologie die met een ronkend verhaal wordt verkocht en bij dat verkopen speelt het gebruik van woorden een belangrijke rol. Opleidt om de wereld naar hun ideologie of blauwdruk vorm te geven. Aldus werkend aan een ideologische utopie is de kans groot dat we in een dystopie belanden.

Cliteur en terreur

“De oorzaken van het terrorisme zijn niet materieel, maar cultureel. Het heeft te maken met een overweldigend verschil van opvatting over kernwaarden.” Dit schrijft FvD Eerstekamerlid Paul Cliteur bij TPO. “Jawed S., Junaid I., de aanslagplegers op de redactie van Charlie Hebdo en de terroristen van de Bataclan denken heel anders over kernwaarden dan de burgers van Nederland en Frankrijk.Toen ik dit las, moest ik denken aan terrorisme-deskundige Beatrice de Graaf. Zij noemt terroristen in het DWDD-college de ‘klunzen en losers’ van de geschiedenis. Combineren we die twee dan is het zijn van ‘kluns en losers’ cultureel bepaald. Zou dat zo zijn?

De executie van Maximillien Robespierre. Bron: Wikimedia Commons

Cliteur richt zijn schrijven aan de Amsterdamse burgemeester Halsema. Volgens Halsema, en nu citeer ik Cliteur, ligt het aan: “teleurstelling of frustratie,”  veroorzaakt door het leven: “in wijken waar de bewoners worstelen met armoede en discriminatie hun loyaliteit met de ‘rechtsgemeenschap’ op het spel kan komen te staan.” Als we Halsema volgen dan is Terrorisme een gevolg van sociale condities waarin mensen verkeren. De verkeerde diagnose aldus Cliteur: Halsema gaat daarmee haar: “voorgangers Cohen en Van der Laan,” achterna die hebben: “jammerlijk gefaald bij het bedwingen van dit gevaar.” 

Twee verklaringen. Aan de ene kant ‘cultuur’ als oorzaak. Het vreemde is echter dat lang niet iedereen die zich in die ‘culturele’ situatie bevindt, ‘terrorist’ wordt. Bijzonder is ook dat enkele plegers van aanslagen tot kort voor hun daad helemaal niet ‘bekend’ stonden als fanatieke aanhanger van die ‘cultuur’. Zij stonden eerder bekend als (kleine) crimineel. Aan de andere kant de ‘sociale condities’ als oorzaak. En ook hier is het vreemd dat niet iedereen in die ‘conditie’ het schopt tot ‘terrorist’. Ook hier is het bijzonder dat plegers van terroristische daden helemaal niet uit situaties die Halsema beschrijft, komen. Zo waren de ouders van RAF lid Ulrike Meinhof historici die hun dochter de mogelijkheid boden te gaan studeren.  Ook van Bin Laden kun je veel zeggen, maar niet dat zijn ouders in een ‘achterstandswijk’ woonde.

Als we in het verleden duiken, dan zien we dat terreur niet iets is van een specifieke cultuur. Zoals ik begin dit jaar al schreef, is terrorisme afgeleid van la Terreur, een periode uit de Franse revolutie. Terreur heeft sinds die tijd een bijzondere omkering meegemaakt. In oorsprong was het het de staat die burgers ‘terroriseerde’. Robespierre de Fransen, Hitler als eerste de Duitsers, Stalin de Russen, Mao de Chinezen, Ho de Vietnamezen en Pol Pot de Cambodjanen Nu zijn het burgers die de staat ‘terroriseren’. En ook dat kent ‘geen grenzen’. Type ‘terrorisme’ in op Wikipedia en je vindt een keur aan voorbeelden uit verschillende culturen en streken van de wereld. Hieruit mag duidelijk zijn dat terrorisme niet ‘cultuur specifiek’ is zoals Cliteur beweert.

Beide ‘diagnoses’, om in Cliteurs vocabulaire te blijven, geven geen antwoord waarom iemand overgaat tot het plegen van terreur. Toch is er iets aan de diagnose van Cliteur dat zorgen baart. Als die ‘verklaring’ maar lang genoeg wordt herhaald, dan zou die verklaring wel eens haar eigen waarheid kunnen creëren. Door steeds te blijven herhalen dat terrorisme ‘cultuurbepaald’ is, lopen we het risico dat die cultuur en terrorisme als synoniem worden gezien. Daarmee worden mensen gestigmatiseerd en wordt de kans groter dat ze uiteindelijk het gedrag gaan vertonen dat Cliteur hun nu toedeelt. 

Professor Cliteur en de wetenschap

  Van vraag via een insinuatie naar een stellige uitspraak in een paar zinnen. Dat gaat wel erg snel. Zeker voor iemand die zich tooit met de titel professor. Maar ja, als je vervolgens politicus wordt, zou het dan kunnen dat je het wetenschappelijke deel van je brein ‘uitschakelt’? Een vraag waarop ik geen antwoord geef en op basis waarvan ik zeker geen beschuldiging ga uiten. Wat is er aan de hand?

Bron: Wikipedia

Bij ThePostOnline een artikel van professor en Eerste Kamerlid namens het Forum voor Democratie, Paul Cliteur. Een artikel naar aanleiding van het bericht dat salafistische weekendscholen er wel een heel bijzonder lesprogramma op na houden. Daarop reageren politici als VVD-er Dijkhoff en CU-er Gert-Jan Segers geschokt. “En dan realiseer je je ineens dat we al twintig jaar dit soort onthullingen horen. Al twintig jaar brengt de AIVD rapporten uit met min of meer dezelfde strekking.. … Al twintig jaar zijn politici daarover ‘geschokt’ en ‘geschrokken’, maar die schrik leidt nooit tot maatregelen die een verandering brengen in de situatie.,” zo schrijft Cliteur.  Tot zover niets bijzonders.

“Intussen proberen de topambtenaren van het ministerie van Justitie hun collega’s van het OM te bewerken om toch vooral Geert Wilders te vervolgen.” En dat mag niet. Justitie mag het OM niet beïnvloeden als de minister van niets weet en: “De voormalige minister van Justitie (Opstelten) blijkt dat niet te weten.” Dus hebben die ambtenaren dat op eigen houtje gedaan. Als dat zo is dan is dat verkeerd en dan heeft Cliteur een punt en dan: “kan (de minister president) toch aangeven dat ambtenaren geen mailtjes mogen schrijven naar het OM zonder hun goedkeuring?”  Nog steeds niets bijzonder behalve dan dat ministers wel vaker iets niet weten, zich iets niet meer kunnen herinneren of iets cruciaals ‘kwijtraken’.  

Dan stelt Cliteur de vraag: “Zou het kunnen dat het ‘racismegedram’ van onze ‘topambtenaren’ toch een onvoorzien effect heeft? En dat de overgrote meerderheid van onze politici denkt: laat ik me maar stil houden. Laat die salafisten hun gang maar gaan. Wie er iets van zegt, wordt voor racist uitgemaakt en als je pech hebt krijg je nog een procedure aan je broek.” Een vraag met daarin een insinuatie: topambtenaren vertonen ‘racismegedram’ wat dat ook zijn mag.

En meteen erachteraan de beschuldiging: “Als dat zo is dan betekent het dat we een ambtenarenprobleem hebben. Een probleem van De Vierde Macht. De ambtenaren hebben politiek correcte rommel tussen hun oren en dat maakt een consistent integratiebeleid onmogelijk. Al twintig jaar lang. Minstens.” 

Beste professor Cliteur, als wetenschapper bent u er toch mee bekend dat u begrippen moet definiëren, begrippen als ‘racismegedram’ en ‘politiek correcte rommel’? Als wetenschapper bent u er vast ook mee bekend dat u bewijzen moet aandragen voordat u  topambtenaren verwijt zich schuldig te maken aan ‘racismegedram’ en dat ambtenaren ‘politiek correcte rommel’ tussen de oren hebben? Ook zult u als wetenschapper weten dat u daarbij moet verklaren hoe u vanuit specifieke gevallen tot dergelijke algemene uitspraken komt. Ook zult u weten dat u moet kunnen aantonen dat het aan die ‘politiek correcte rommel’ tussen hun oren ligt dat ‘consistent integratiebeleid onmogelijk is.’ Daarbij zult u ook aannemelijk moeten maken dat dit geen andere oorzaken kan hebben. Beste professor, ik wacht op uw onderbouwing.

Realisme

Volgens Geerten Waling worden we doodgegooid met ‘ismen’. Tenminste als we de titel boven zijn bijdrage bij Elsevier mogen geloven. ’Ismen’ die je niet zelf voert, maar die je door anderen worden opgeplakt.

exchange-of-ideas-222788_960_720

Illustratie: Pixabay

In zijn artikel haalt hij drie ‘ismen’ aan. Als eerste neoliberalisme: “een term die moet verwijzen naar een ongebreideld marktdenken door grootkapitalisten die zich niet bekommeren om de arme burger die het slachtoffer wordt van hun privatiseringen, handelsverdragen en marktliberalisatie.” Kritiek op die marktwerking snijdt best hout, maar het woord is: “een etiket dat we graag plakken op beleid dat ons niet bevalt (of dat anders uitpakt dan we hadden gehoopt).” Ook een ander ‘isme’, het populisme vertroebelt het debat. Het is: “een scheldwoord, dat bedenkelijke motieven suggereert bij je tegenstander, zoals volksmennerij, simplisme en opportunisme,” aldus Waling. Als laatste het ‘islamisme’. Waling: “Hoewel zo’n ‘islamist’ zichzelf eerder zal kwalificeren als ‘goede moslim’, niet als aparte categorie binnen de islam, helpt het onderscheid om een militant deel van de gelovigen te onderscheiden, zonder de andere moslims van de samenleving te vervreemden.” Om die reden heeft dat woord nog enig nut, volgens Waling.

Inderdaad worden er veel ‘isme’-etiketten geplakt. Zo wordt racisme te pas en te onpas gebruikt om iemand te diskwalificeren. Of neem Sid Lukkassen, die heeft het vaak over cultuurmarxisme. Een plakkertje dat hij, en met hem Paul Cliteur en Thierry Baudet, graag op andersdenkenden plakt. Een vasthoudend iemand met een uitgesproken mening is al snel een ‘fundamentalist’. Een woord waar je weer allerlei woorden voor kunt zetten zoals milieu of islam. Allemaal ‘ismen’ die je door anderen opgeplakt krijgt om je in een hoek te zetten. In een hoek te zetten zodat de ‘plakker’ niet op je argumenten hoeft in te gaan. 

Eén ‘isme’ past niet in deze rij, het ‘realisme’. Het past niet omdat je het niet opgeplakt krijgt, maar het jezelf opplakt. Het woord wordt door velen gebruikt om hun eigen standpunten kracht bij te zetten. Kracht bij te zetten omdat het suggereert dat iemand die het niet met je eens is, irreëel is. Irreëel of nog erger, een idealist. Een zwever of dromer en op diens argumenten hoef je ook niet te reageren. Moeten we niet juist oppassen voor mensen die zichzelf de stikker ‘realisme’ opplakken?