De Ballonnendoorprikker schrijft korte prikkelende columns, waarin kromme redeneringen, verhullend taalgebruik en rammelend beargumenteerde standpunten aan de kaak worden gesteld
Gisteren, maandag 13 oktober, was een heuglijke dag. Twintig Israëliërs en tweeduizend Palestijnen werden herenigd met hun families. Of dit werkelijk het begin van een nieuw glorieus tijdperk is zoals de Amerikaanse president Trump betoogt, is nog zeer de vraag. Deze oorlog is al meer dan honderd jaar aan de gang en kende al eerder momenten dat de vrede leek uit te breken. Daar gaat het me nu niet om. Het gaat mij om het gebruik van woorden en beelden die dit oproept.
“Met blijdschap en ongeloof zetten de nog levende gijzelaars twee jaar na hun ontvoering door Hamas weer voet op Israëlische bodem. Maandag kwamen de laatste 20 gijzelaars vrij,“ zo lees ik in de Volkskrant en deze krant is niet de enige die deze woorden gebruikt. Vervolgens een portret van deze twintig mensen waarvan het goed is dat ze weer zijn herenigd met hun familie. “De Israëlische gijzelaars maakten deel uit van de naar schatting 250 mensen die Hamas op 7 oktober 2023 ontvoerde tijdens de terreuraanval in Israël,” is verderop te lezen. In ruil daarvoor: “ laat Israël bijna tweeduizend Palestijnse gevangenen vrij.” Van deze 2.000 ontbreekt een portret. Wel is te lezen dat: “ het vredesakkoord op fel verzet van rechtse coalitiepartijen, die zich keren tegen elke vorm van ruil met Hamas,” stuit.
In een ander artikel in dezelfde krant staat iets meer over de 2.000 Palestijnen. Of eigenlijk meer over die ene Palestijn die niet is vrijgelaten, maar daarover later meer. “De vrijgelaten gevangenen zijn grofweg in te delen in twee groepen: het gaat allereerst om 1.700 van de ongeveer 6.000 Gazanen die de afgelopen twee jaar tijdens de vernietigingscampagne zijn opgepakt en zonder vorm van proces in een Israëlische cel zijn verdwenen. … De andere groep gevangenen is veel kleiner. In totaal 250 Palestijnen die tot levenslang zijn veroordeeld.” De vrijlating van deze laatsten ligt in Israël gevoelig omdat: “de gevangenen aanslagen hebben gepleegd of bij de organisatie daarvan betrokkenen waren.”
Op deze laatste groep kom ik later terug, tegelijk met die ene Palestijn waarover het artikel handelt. Nu eerst die eerste groep. Deze eerste groep zat zonder vorm van proces in een Israëlische gevangenis. Een situatie die is te vergelijken met het niet militaire deel van de Israëliërs waarvan gisteren de laatsten zijn vrijgelaten. Een wederrechtelijke gevangenneming ook door een overheid, is in Nederland een strafbaar feit dat gijzelen wordt genoemd (artikel 282a Wetboek van strafrecht). Ook deze 1.700 Palestijnen waren gegijzeld. Gegijzeld door de staat Israël. Door hen ‘gevangenen’ te noemen ontstaat het beeld dat zij een misdaad hebben gepleegd terwijl dat niet het geval is. Het beeld dat er zo ontstaat is dat er onschuldigen tegen misdadigers worden uitgeruild. Een beeld dat in ieder geval voor deze 1.700 niet het juiste is.
Dan naar die ene Palestijn en in zijn kielzog die andere groep van 250. Marwan Barghouti: “die al 23 jaar achter de tralies zit, wordt door het overgrote deel van de Palestijnen beschouwd als hun gedroomde president. Zodra hij vrijkomt, zal hij worden gezien als het gezicht van de toekomstige Palestijnse staat en is hij de grote hoop op een einde aan de bezetting.” Een man die na de akkoorden van Oslo: “werd gekozen in het nieuwe parlement van de Palestijnse Autoriteit,” en: “voorstander (was) van de vredesonderhandelingen en maakte zich mateloos populair door zijn verzet tegen corruptie binnen de top van het Palestijnse bestuur.” Door het traineren van dat proces vanuit Israëlische kant: “verloor (hij) in de loop der jaren echter zijn vertrouwen in Israël als partner voor vrede en koos voor het gewapende verzet. Tijdens de Tweede Intifada (2000-2005) leidde hij de gewapende tak van Fatah.” Hij, zo is te lezen: “weigerde zich te laten verdedigen uit protest tegen het Israëlische juridische systeem, maar liet herhaaldelijk weten dat hij fel tegenstander is van het doden van onschuldige burgers.” Hij werd uiteindelijk veroordeeld: “tot vijf keer levenslang, plus nog eens 40 jaar cel voor vijf moorden, meerdere pogingen tot moord en samenzwering.” Hij wordt niet vrijgelaten. Maar laten we eens kijken naar zijn, in de ogen van Israël gepleegde misdaden.
Moord, pogingen tot moord en samenzwering. Om met die laatste beschuldiging te beginnen. Samenzwering tegen de staat Israël. Barghouti verzet zich tegen de bezetting van zijn land door Israël. Er is geen wet die het verzet tegen bezetting legitimeert. Maar is het daarmee verboden? Er is een basis voor verzet tegen een bezetter. Die basis vormt de Universele verklaring voor de rechten van de mens. De aanhef van dit verdrag – de preambule zoals dat in juridische termen wordt genoemd – biedt die basis. Die begint met de woorden: “dat erkenning van de inherente waardigheid en van de gelijke en onvervreemdbare rechten van alle leden van de mensengemeenschap grondslag is voor de vrijheid, gerechtigheid en vrede in de wereld.” Gevolgt door: “dat terzijdestelling van en minachting voor de rechten van de mens geleid hebben tot barbaarse handelingen, die het geweten van de mensheid geweld hebben aangedaan en dat de komst van een wereld, waarin de mensen vrijheid van meningsuiting en geloof zullen genieten, en vrij zullen zijn van vrees en gebrek, is verkondigd als het hoogste ideaal van iedere mens.” En dan het voor dit betoog belangrijke: “dat het van het grootste belang is, dat de rechten van de mens beschermd worden door de suprematie van het recht, opdat de mens niet gedwongen wordt om in laatste instantie zijn toevlucht te nemen tot opstand tegen tirannie en onderdrukking.” Als een heerser deze rechten aan de laars lapt, dan mag de mens in opstand komen tegen tirannie en onderdrukking.
Verzet tegen een tirannie en overheersing is geoorloofd. Iets wat iedere Nederlander zou moeten weten want de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën, de voorloper van ons huidige land, ontstond uit eenzelfde daad van verzet. Een daad die werd gelegitimeerd met het Plakkaat van Verlatinghewaarin we een soortgelijke tekst lezen als in de Universele verklaring voor de rechten van de mens. Volgens het Plakkaat is het: “aan ieder bekend dat een vorst, als dienaar van God, geacht wordt zijn onderdanen te beschermen tegen alle onrecht, overlast en geweld, zoals een herder zijn schapen beschermt. De onderdanen zijn niet door God geschapen om de vorst in alles wat hij beveelt onderdanig te zijn en hem als slaven te dienen. De vorst regeert bij de gratie van zijn onderdanen en moet met recht en reden over hen regeren, hen beschermen en liefhebben zoals een vader zijn kinderen liefheeft en zoals een herder met hart en ziel zijn schapen beschermt. Als een vorst zijn plichten niet nakomt, maar, in plaats van zijn onderdanen te beschermen, hen probeert te onderdrukken als slaven, dan is hij geen vorst, maar een tiran. In dat geval mogen zijn onderdanen, na beraadslaging in de Staten-Generaal, hem afzweren en een andere leider kiezen.” Ook de Amerikaanse Declaration of Indepence begint met een soortgelijke passage: “Wanneer het in de loop van menselijke gebeurtenissen noodzakelijk wordt voor een volk om de politieke banden die hen met een ander volk verbonden hebben te verbreken en onder de machten van de aarde de afzonderlijke en gelijke positie in te nemen waartoe de wetten van de natuur en van de God van de natuur hen recht geven, vereist een gepast respect voor de mening van de mensheid dat zij de redenen bekendmaken die hen tot de afscheiding hebben gedreven.”
Barghouti verzet zich tegen een bezetter die de inherente waardigheid, gelijke en onvervreemdbare rechten van de Palestijnen aan de laars lapt. Een bezetter die deze rechten voor Palestijnen minacht en wiens handelen tot barbaarsheid leidt. Barbaarsheid waardoor hij in laatste instantie zijn toevlucht zocht tot opstand tegen tirannie en onderdrukking. Bij die opstand richtte hij zich, als we zijn uitspraken mogen geloven, op de staat en de organen ervan die zich schuldig maken aan die tirannie en onderdrukking en niet op de bevolking van die staat. Of dat altijd lukte en er niet burgers stierven door zijn acties, weet ik niet. Maar zelfs als dat laatste gebeurde, dan nog zijn die verzetsdaden geen misdaad. De gedode burgers zijn dan onbedoelde nevenschade. Of dit voor al de 250 vrijgelaten Palestijnen ook opgaat, weet ik niet. Iedere oorlog en bezetting kent zijn ‘slagers’, mensen die doden om het doden.
Wat ik wel weet is dat dit het door de Volkskrant en trouwens bijna alle media voor deze Palestijnen gebruikte woord ‘gevangenen’ in een ander daglicht stelt.
“Het linker smaldeel weigerde alle geweld van wie dan ook te veroordelen, en zelfs alleen rechts geweld afkeuren ging hen te ver vanwege andere ondertekenaars.” De tweede zin uit een artikel van Ines van Bokhoven bij Opiniez. Volgens Van Bokhoven maken, om de titel aan te halen: “Linkse politici (…) zich alleen druk over rechts geweld,” en: “Rechts geweld heet nu ‘afglijden naar fascisme’”. Dit terwijl we over: “het veel frequentere en veel ernstiger linkse geweld (…) niet (mogen) zeuren, ook al kan dat soms zelfs als terrorisme worden bestempeld.” Een bijzonder betoog.
Als eerste de weigering van links om alle geweld te veroordelen. Van Bokhoven refereert hier aan de motie ingediend door Wilders en de nieuwe Forum voor Democratie leider De Vos. Een motie met de volgende tekst: “De Kamer, gehoord de beraadslaging, spreekt uit al het geweld, zowel uit extreemrechtse, extreemlinkse, jihadistische hoek, of waar dan ook vandaan, te veroordelen.” Eerst even de logica, dan de inhoud. De conclusie van Van Bokhoven dat links weigert om alle geweld te veroordelen, kan niet getrokken worden uit het niet instemmen met deze motie. Tegen een motie stemmen dat alle geweld veroordeelt, betekent niet automatisch dat je weigert om alle geweld te veroordelen, dat je geweld een legitiem middel vindt om je politieke zin te krijgen. Het zegt alleen dat je deze motie niet steunt. En daarvoor kunnen goede redenen zijn. En daarmee kom ik bij de inhoud.
Instemmen met die motie betekent dat je alle geweld veroordeeld, dus waarom zou je dat niet doen? Een wedervraag. Waarom zou een partij die de principes van de democratische rechtsstaat verdedigt, in moeten stemmen met een motie die geweld veroordeeld? Een van de belangrijke principes van een democratische rechtsstaat is dat je geen geweld gebruikt om je zin te krijgen, maar dat je dat doet via de daarover afgesproken procedures. Sterker nog. Een van de principes van een democratische rechtsstaat is dat je geen geweld gebruikt om je doelen te bereiken. Maar als je dat toch al vindt, dan kun je toch gewoon voor een motie stemmen die jou opvattingen bevestigt? Weer een wedervraag: wat bevestig je als je instemt met deze motie? Expliciet bevestig je dat je alle politiek geweld veroordeeld. Tot zover niets bijzonders. Je bevestigt echt ook impliciet iets. Door met deze motie in te stemmen bevestig je impliciet dat geweld een legitiem politiek middel is om je doel te bereiken. Als politiek geweld illegitiem is, dan is zo’n motie overbodig. Illegitieme middelen mogen niet worden gebruikt. Daarom is stemmen over, en zelfs het indienen van deze motie, schadelijk voor onze democratische rechtsstaat. De motie wekt de suggestie dat geweld een legitiem politiek middel is.
Dan de indieners van de motie. Zij, en dan vooral Wilders, hebben een geschiedenis van het wijten van geweld aan specifieke kenmerken van groepen. Aan de cultuur of de religie van groepen. “Het veroordelen van de jodenjacht in Amsterdam is niet genoeg. De daders moeten het land uit.Ik waarschuw al ruim twintig jaar voor de groeiende jodenhaat in NL door de voortdurende massaimmigratie en islamisering van ons land,” twitterde Wilders na de ‘Maccabi-rellen’ om maar één voorbeeld te noemen. Nu het geweld uit een door hem geïnspireerde hoek komt, verdwijnt de dader naar de achtergrond en probeert hij de aandacht te verleggen naar het geweld. Deze motie is niets anders dan een manier om zijn eigen mogelijke rol als indirecte inspirator te verhullen. Dat zou voor mij een goede reden zijn om niet in te stemmen met deze motie.
Dan het frequentere en ernstigere ‘links’ geweld. Van Bokhoven: “Want laten we voor de zoveelste keer een koe eens een koe noemen: er is oneindig veel meer extreemlinks geweld in ons land dan extreemrechts. Dat is met gemak aan te tonen: duik de kranten van de afgelopen jaren eens in. Graaf uw eigen geheugen even af. Zeker sinds de oorlog in Gaza is het extreemlinkse geweld volledig aan het ontsporen. Om dan, na een geweldsoprisping tijdens een rechtse demo, direct te spreken van “oprukkend fascisme uit de rechterhoek” is al knap hilarisch, een pamflet uitbrengen en laten ondertekenen door politici tegen enkel en alleen extreemrechts geweld is, in het licht van wat we de afgelopen jaren zagen – herinnert u zich BLM nog? – ronduit absurd. En de moord op Fortuyn zijn we ook nog lang niet vergeten. …In een land waarin elke week wel een gebouw wordt beklad en beschadigd, waar zelfs kunstwerken niet veilig zijn voor activisten, waar snelwegen wel mogen worden bezet door linkse activisten maar niet door rechtse, waar onderhand geen enkele bijeenkomst, demonstratie of zelfs maar theatershow kan plaatsvinden zonder dat extreemlinks de boel komt verstoren en verkloten, is een keertje een rechtse demo die uit de hand loopt blijkbaar op slag een signaal van het afglijden naar fascisme.”
Oke, laat ik eens in de kranten duiken en in mijn geheugen graven. Laat ik beginnen met het bezetten van die ‘snelwegen’. Die werden enkele jaren geleden bezet door protesterende boeren. Ze blokkeerden verschillende wegen, gooiden er rommel op en staken er brandjes. Nu zal Van Bokhoven dit niet bedoelen. Ze bedoelt de bezetting van de A12 door actievoerders van Extinction Rebellion (XR). Hinderlijk voor het verkeer, maar een demonstratie met toestemming van de burgemeester. De bezetters gebruikten geen geweld. Het enige wat ze deden was weigeren om weg te gaan als de in de vergunning opgenomen tijd om te demonstreren was verlopen. Dan greep de politie in en verwijderde de demonstranten. Die demonstranten gebruikten geen geweld tegen de politie. Zelfs bij actie waarvoor geen vergunning was, zoals die op vliegvelden, gebruikten de demonstranten geen geweld tegen de politie. De ‘rechtse activisten’ hadden op die 20e september 2025 geen vergunning om op de A12 te mogen demonstreren. Net zoals de boeren jaren eerder hier geen vergunning voor hadden. Een ander verschil met de XR-demonstranten is dat de ‘rechtse vrienden’ van Van Bokhoven, het gevecht met de politie bewust opzochten.
Wellicht is het Van Bockhoven ontgaan, maar voor al deze demonstraties werden, net zoals demonstratie in het kader van Black Lives Matter, keurig vergunningen aangevraagd. En ja, die vragen om inzet van de politie. Bij deze demonstraties werd geen geweld tegen de politie gebruikt. Het bekladden van gebouwen is vervelend voor de eigenaar, het is echter geweldloos. Net zoals protesten bij ‘theatershows’. Die zijn hinderlijk voor de theaterbezoekers en en de artiest. Hinderlijk maar geweldloos en zeker geen terrorisme. Dit vergelijken met de gebeurtenissen van de 20ste september in Dan Haag is het vergelijken van appels met peren.
Als laatste het geweld dat gebruikt werd bij de actie op de universiteiten vanwege het Israëlische optreden in Gaza en de inactiviteit van de Nederlandse regering en bij deze acties in het bijzonder de universiteitsbesturen. De door een klein deel van deze demonstranten veroorzaakte vernielingen zijn niet goed te praten. Net zoals het geweld dat werd gebruikt toen de politie een einde maakte aan de bezetting van gebouwen en terreinen van de universiteit niet goed te praten is. In een democratische rechtsstaat is geweld, zoals gezegd geen legitieme manier om je zin te krijgen. Toch is dit van een andere orde van het extreem rechtse geweld van 20 september jongstleden. De bezetters van de onderwijsgebouwen waren niet op zoek naar geweld, maar toen het op hun pad kwam, gingen ze het niet uit de weg. De extreem rechtse demonstranten daarentegen waren op zoek naar geweld en dat kregen ze. Ze waren op zoek naar geweld en naar politieke symbolen om zich op te botvieren. Symbolen zoals het partijkantoor van D66 en vooral het Binnenhof, het politieke hart van ons land.
Als we het toch over ‘in de kranten duiken en in het geheugen graven’ hebben, dan moet het Van Bokhoven ook zijn opgevallen dat er bij veel protesten tegen de komst van een AZC geweld werd gebruikt. Zo werden politieagenten geregeld bestookt met vuurwerk. De bezetters van de universiteiten gooiden met ander spullen maar het geweld was van de zelfde orde. Wat de protesten tegen AZC’s anders maakt is dat er naast geweld sprake van was intimidatie van volksvertegenwoordigers en bestuurder en verstoring van vergaderingen van gemeenteraden. Dan moet het ook zijn opgevallen dat de heer Wilders bij enkele van die bijeenkomsten de zaak stond op te hitsen door te verkondigen dat de ‘demonstranten beslisten wat er ging gebeuren en niet de gemeente raad, colleges of burgers’. Raden en colleges die een wettelijke taak uitvoerden werden zo gehinderd door een vertegenwoordiger van de Nederlandse wetgevende macht. Als volksvertegenwoordiger kun je een wet anders willen. Als je dat wilt, dan moet je een voorstel tot wijziging indienen. Die mogelijkheid heb je als volksvertegenwoordiger. Dat doet Wilders niet. Wat hij wel doet, is oproepen om de wet te negeren. Daarmee ondermijnt hij de wet, de wetgevende macht waarvan hij zelf deel van uitmaakt en onze democratische rechtsstaat. Je mag vinden dat er 130 kilometer per uur gereden moet kunnen worden. Je mag een wetsvoorstel indienen dat dit mogelijk maakt. Maar totdat het voorstel kracht van wet heeft, geldt de oude maximumsnelheid. Net zo geldt de huidige Spreidingswet totdat er een andere is.
Er is meer. In navolging van FvD leider De Vos vraagt Van Bokhoven zich af waar de verontwaardiging was toen: “het partijkantoor van FvD weer eens (werd) aangevallen?” Of toen: “het kantoor van BBB (werd) bedreigd met brandstichting?” Toen gebeurde er niets, geen verontwaardiging. Toen was het , zo betoogt Van Bokhoven: “dat moet toch gewoon kunnen? Dat is toch geen aanslag op onze democratie, zoals een aanval op het D66-kantoor dat wel schijnt te zijn? “ Nu bestond de ‘aanval’ op het FvD-kantoor uit een met ‘fascist’ bekladde deur en een spandoek met daarop ‘Baudet hartje Poetin’. Een bedreiging met brandstichting is niet goed te praten en vraagt actie van ons allemaal. Dit lijkt mij toch van een heel andere orde dan een meute die de straatstenen uit de stoep rukt en die door de ramen van een kantoor mikt, die optrekt naar het binnenhof en bewust en bedoeld het gevecht met de politie aangaat.
En Van Bokhoven: “zag geen verbolgen pamflet voorbij komen met ‘Handen af van onze politici’ of ‘Aanval op onze democratie’ – ik zag helemaal niks, hoorde niks, het zwijgen was verpletterend. Blijkbaar is dat geweld dan weer prima aanvaardbaar,” toen Baudet met een bierflesje werd geslagen. Nu meen ik me van dat bierflesjesincident te herinneren dat iedere politicus dat veroordeelde. Links verwijten dat er toen ‘geen pamflet’ was en nu wel, is vrij bijzonder. Bijzonder omdat links het pamflet van de ChristenUnie juist niet onderschreef en ook niet instemde met de motie Wilders-De Vos. Als er dan toch al sprake is van hypocrisie, dan niet bij links dat consequent handelt.
“Mijn vermoeden is veel eerder dat ze helemaal niet willen dat extreemrechts geweld verdwijnt: zoals we deze week – en aan dit pamflet – al kunnen merken leidt het geweldig af van hun eigen, nog veel ergere geweld,” betoogt Van Bokhoven na de weigering van SP, PvdD, Volt, GL-PvdA, DENK en D66 om het pamflet van de ChristenUnie te ondertekenen. Laat dat D66 al links wordt genoemd niet zien dat voor Van Bokhoven het politieke centrum ver naar rechts is geschoven? Dit terzijde. Beweert ze hier werkelijk dat deze partijen zich bedienen van geweld? Ik denk niet dat ze dat bedoelt. Ze zegt het wel. Net zoals het geweld van 20 september geen PVV geweld was, was het geweld van de bezetters van de universiteiten geen SP, PvdD of welke andere linkse partij dan ook. Echter, in tegenstelling tot die linkse partijen ondermijnt Wilders wel de positie van gemeenteraden en colleges die gewoon de wet uitvoeren. Ondermijnt Wilders de positie van de volksvertegenwoordiging waar hij onderdeel van uitmaakt en dus onze democratische rechtsstaat.
Van Bokhoven bagatelliseert geheel in lijn met Wilders, het extreem rechtse geweld van 20 september en de rol die Wilders en, in het verlengde van Wilders, het Forum voor Democratie hierin spelen. Dat bagatelliseert en ze blaast het gevaar van de ‘linkerkant’ op tot extreme proporties. Ze vergelijkt, zoals ik al schreef, appels met peren en probeert ons al doende knollen voor citroenen te verkopen.
Wat is terrorisme? En wat is een terroristische organisatie? Twee interessante vragen. Ik stel die vragen omdat minister van Justitie en Veiligheid, David van Weel, het Wetsvoorstel strafbaarstelling verheerlijking van terrorisme en openbare steun aan terroristische organisaties ter consultatie heeft gelegd. Nog tot 16 augustus 2025 kun je je zienswijze op dit wetsvoorstel geven. Bij het lezen van het wetsvoorstel en de memorie van toelichting erbij kwamen die vragen bij mij op. En als een wetsvoorstel met die naam dergelijke vragen oproept, dan klopt er, naar mijn mening, iets niet.
Voor eenieder die het niet weet. In het proces om te komen tot een nieuwe wet wordt er sinds een aantal jaren een internetconsultatie gehouden. Via die consultatie kan eenieder zijn steun, bezwaren op- en aanmerkingen over beoogde wetsvoorstellen geven. Die consultatie vindt plaats voordat de regering het wetsvoorstel door de regering wordt vastgesteld en naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. Terug naar de inhoud.
Dat is terrorisme en het wetsvoorstel van Van Weel. Het wetsvoorstel wijzigt het Wetboek van strafrecht. Het voegt er de artikelen 132 a,b en c en 138 b,c en d aan toe. Artikelen die het ‘verheerlijken van’ en ‘steun betuigen aan’ een terroristisch misdrijf of een terroristische organisatie strafbaar stellen. Word je er schuldig aan bevonden dan kun je maximaal drie jaar achter de tralies verdwijnen.
Laat ik beginnen bij het begin. De eerste zin van de memorie van toelichting: “Terrorisme vormt een bedreiging voor de democratische wereld en daarmee ook voor de Nederlandse samenleving.” 1Dit is onzin. Terrorisme is geen bedreiging voor een democratische samenleving. In haar DWDD college van 12 maart 2016 noemde terrorisme expert Beatrice de Graaf terroristen ‘early adapters’, ze zijn snel met nieuwe technieken en ontwikkelingen. Maar ook de ‘klunzen en de losers van de geschiedenis’ die liever een shortcut nemen dan gebruik te maken van de trage molens van de democratische besluitvormingsprocessen’. Terroristen zijn geen existentiële bedreiging voor onze open, inclusieve samenleving. Sterker, die inclusieve samenleving is volgens haar het beste wapen tegen iedere vorm van terrorisme. Nederlands grootste voetballer aller tijden, Johan Cruijff deed een legendarische uitspraak over Italië als voetballand en Italiaanse clubs: “Ze kennen niet van je winnen, maar jij ken wel van ze verliezen.” Met mensen die zich van terrorisme bedienen is het precies hetzelfde Ze kunnen niet winnen maar jij kunt wel van ze verliezen. Verliezen door je eigen kracht te verzwakken en dat is waar dit voorstel aan bijdraagt. Het draagt eraan bij omdat het een slecht en overbodig voorstel is en angst aanwakkert. En angst is, zoals het spreekwoord zegt, een slechte raadgever.
Dat er: “ Verschillende bewegingen met radicale ideologieën, die omverwerping van onze democratische rechtsstaat nastreven … aan kracht gewonnen,”2hebben, wil ik best geloven. En dat rapportages van de Nationaal coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV): “laten zien dat terroristische denkbeelden op steeds grotere schaal openlijk worden uitgedragen en dat met name jongeren zich gevoelig tonen voor die denkbeelden en zich kunnen ontwikkelen van sympathisant tot aanhanger van dat gedachtegoed,” wil ik best geloven. Deze ideeën verdwijnen echter niet door de aanhangers ervan maximaal drie jaar in de cel te stoppen. Rosa Parks liet zich bij haar ‘radicale daad’, het niet opstaan voor een blanke, die was gebaseerd op haar ‘radicale ideologie’ niet afschrikken door een eventuele gevangenisstraf. Het bestraffen van slechte ideeën is de verkeerde manier. Slechte ideeën bestrijd je door goede ideeën in de praktijk te brengen en door te laten zien dat de slechte ideeën tot slechte resultaten leiden. Dit wetsvoorstel is een slecht idee.
Een slecht idee om meerdere redenen. Zo wordt in het wetsvoorstel nergens duidelijk gemaakt wat terrorisme is. Het wetsvoorstel en ook de 24 pagina’s van de memorie van toelichting, bevatten geen definitie van terrorisme. Het Wetboek van strafrecht dat met dit artikel wordt gewijzigd, ook niet. Daarin wordt wel iets geregeld over het financieren van terrorisme (Titel XXXI) maar het bevat geen definitie van terrorisme. Ook de Wet coördinatie terrorismebestrijding en nationale veiligheid bevat geen definitie van dat wat er volgens deze wet bestreden moet worden. Wat mag ik, als minister Van Weel zijn zin krijgt, niet meer verheerlijken? Welke organisaties mag ik steunen? Dat wordt niet duidelijk gemaakt. Dit wetsvoorstel laat dat in het ongewisse. Dat is nogal cruciaal want wat voor de een een terrorist is, is voor de ander een legitiem verzetsstrijder.
Na lang zoeken vond ik op de site van de NCTV een definitie van terrorisme: “ Het uit ideologische motieven (voorbereiden van het) plegen van op mensenlevens gericht geweld, of het veroorzaken van maatschappij-ontwrichtende schade, met als doel (een deel van) de bevolking ernstige vrees aan te jagen, maatschappelijke veranderingen te bewerkstelligen en/of politieke besluitvorming te beïnvloeden.” Maar, zoals ik hiervoor liet zien, heeft deze definitie geen wettelijke grondslag. Het is, zoals de NCTV het schrijft, een definitie: “gebruikt in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland. Het gaat hierbij niet om definities in juridische zin maar werkdefinities.” Bovendien een bijzondere definitie. Niet het deel voor wat betreft het plegen van op mensenlevens gericht geweld. Dat is duidelijk. Dat is moord en als je het plant, moord met voorbedachte rade. Daarvoor hoeft het Wetboek van strafrecht niet te worden aangepast. Dat is al strafbaar. Dubieus wordt het als er wordt gesproken over ‘het op ideologische motieven plannen en uitvoeren van acties die maatschappijontwrichtende schade veroorzaken’. Want wat is maatschappijontwrichtend? Daarover kun je van mening verschillen. Bovendien laat de geschiedenis zien dat maatschappijontwrichtende acties aan de basis kunnen staan van ontwikkelingen ten goede. Toen Rosa Parks in de bus niet wilde opstaan voor een blanke was er sprake van ontwrichting van de maatschappij. Zwarte mensen behoorden gewoon hun plaats af te staan aan een blanke. Een staking van NS personeel ontwricht de maatschappij en kan ideologische motieven hebben.
Dit wetsvoorstel en het wettelijk kader waarbinnen dit wetsvoorstel haar beslag moet krijgen is dermate vaag dat, net zoals bij de roep om het demonstratierecht te bepreken waarover ik recentelijk schreef, willekeur in de lucht hangt. Partijen die het demonstratierecht willen beperken hebben allemaal groepen en thema’s voor ogen die in hun ogen hinderlijk zijn en waarvan ze het demonstratierecht willen ontnemen. Als dit wetsvoorstel wordt aangenomen, dan ligt de weg open voor de partijen aan de macht om hun tegenstanders en te criminaliseren en mensen die hun steun betuigen aan deze groep te vervolgen. Benoem ze tot een terroristische organisatie en je kunt de overheidsmacht op ze loslaten. Een organisatie is terroristisch, zo is als er een bindend besluit in het kader van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid van de Europese Unie is en de minister vervolgens besluit dat er sprake is van een terroristische organisatie. Dan is steun aan die organisatie strafbaar. Zonder een fatsoenlijke definitie van het cruciale begrip terrorisme, is dit een gevaarlijk wetsvoorstel. Gevaarlijk omdat invulling van wat terrorisme dan afhankelijk is van de waan van de dag.
Het is niet alleen gevaarlijk maar vooral ook overbodig. Het ‘verheerlijken’ van terrorisme dat dit voorstel beoogt, is al strafbaar. In de toelichting wordt beschreven hoe we ‘verheerlijken’ moeten verstaan: “Bij verheerlijken gaat het niet alleen om het goedpraten of goedkeuren van een misdrijf, maar het prijzen daarvan, op een zodanige wijze dat mensen daardoor kunnen worden beïnvloed, geïnspireerd of ideologisch rijp gemaakt voor het ondersteunen of – uiteindelijk – deelnemen aan dergelijke misdrijven.”3Dit verschilt in niets van opruiing dat op grond van artikel 131 en 132 van het Wetboek van strafrecht al strafbaar is. Het tweede lid van artikel 131 en het derde lid van artikel132 regelt al dat: “indien het strafbare feit waartoe bij geschrift of afbeelding wordt opgeruid een terroristisch misdrijf dan wel een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf inhoudt,” de strafmaat kan worden verhoogd. Dit, zoals we zagen, zonder dat het begrip terrorisme is gedefinieerd.
“We zien twee modellen. Het ene is Gaza. Toen we Gaza verlieten, hebben we Hamas in feite toegestaan een koninkrijk van terreur te creëren. Judea en Samaria, het andere model, is tot hetzelfde gedoemd als we daar weggaan. Er zijn daar ruim driehonderd nederzettingen, bewaakt door het Israëlische leger. Er is terreur, maar op een zeer laag niveau.” Woorden van de Israëlische oud-politicus Aryeh Eldad in een interview in de Volkskrant. Een bijzondere uitspraak waarvan Eldad er wel meer doet.
Bron: Balfour declaration die aan de basis stond van het mandaatverdrag. Bron: BBC
Uitspraken zoals: “Iedereen die echt geïnteresseerd is in de kwestie, begrijpt dat die niet opgelost zal worden door lijnen op de kaart te trekken. Wat speelt tussen Israël en de Palestijnen gaat niet om grondgebied, het is een religieuze oorlog. Dat wordt door de wereld genegeerd.” Bijzonder om twee redenen. Bijzonder omdat het inderdaad niet gaat om ‘lijnen op een kaart’ en ook niet om een religieuze oorlog. Het gaat om bevolkingsgroepen die aanspraak maken op eenzelfde gebied tussen lijnen op een kaart. Het is in feit een burgeroorlog tussen twee bevolkingsgroepen. Maar dan wel een bijzonder soort. Bijzonder omdat één van die bevolkingsgroepen bestaat uit een groep mensen die recentelijke naar dat gebied is gemigreerd en vervolgens de zeggenschap over het gebied heeft verworven. Bij dat verwerven kreeg deze groep steun van de westerse landen omdat deze migranten uit het westen vluchtten voor geweld en vervolging culminerend in de Holocaust. Dat die twee bevolkingsgroepen een andere religie aanhangen, maakt het nog geen religieuze oorlog. Over de ontstaansgeschiedenis van deze burgeroorlog die inmiddels al honderd jaar duurt, schreef ik al eerder. Tot zover de eerste bijzondere reden.
De tweede bijzondere reden is dat het volgens Eldad niet gaat om lijnen op de kaart. Dit terwijl de oplossing die hij aandraagt er eentje is van ‘lijnen op de kaart’: “Een Palestijnse staat? Jordanië kan als zodanig erkend worden. Zoals wijlen koning Hussein al zei, is 70 procent van de bevolking van Jordanië Palestijns. En het grondgebied van Jordanië beslaat 75 procent van het Britse mandaatgebied Palestina. Dus Jordanië is in feite Palestina.” Een oplossing aan de andere kant van een van die lijnen op de kaart. Een oplossing die Geert Wilders ook al eens heeft geopperd.
Elhads oplossing is weer om ook twee redenen bijzonder. Dat een groot deel van de bevolking Jordanië Palestijns is, is precies een gevolg van dat al meer dan honderdjarige conflict. Een eerste grote groep van die Palestijnen vluchtten eerst in 1948 en later in 1967 vanuit wat nu Israël en de bezette Westelijke Jordaanoever is naar Jordanië. Bijzonder om een gevolg van het probleem te presenteren als argument voor oplossing die je voorstelt.
Volgens Elhad, en dat klopt, bestond het mandaatgebied Palestina uit Israël, Jordanië, de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook. Mandaathouder Groot-Brittannië kreeg de zelf geformuleerde opdracht om: “Het land onder zodanige politieke, bestuurlijke en economische omstandigheden te brengen dat de vestiging van het joodse nationale tehuis, zoals vastgelegd in de preambule, en de ontwikkeling van zelfbesturende instellingen verzekerd zijn, en tevens de burgerlijke en religieuze rechten van alle inwoners van Palestina, ongeacht ras of godsdienst, te waarborgen.1” Om een Joodse kolonie te stichten zonder afbreuk te doen aan de rechten van de mensen die er al woonden. We kunnen wel stellen dat dit is mislukt en dat hoeft niet te verbazen. In Nederland staat een flink deel van het land geleid door Wilders al op de achterste poten omdat ‘Nederland wordt overgenomen door migranten’ terwijl daarvan geen sprake is. In het mandaatgebied Palestina gebeurde dat wel. Omdat de komst van Joodse kolonisten tot wrevel van de bevolking leidde, besloten de Britten om het mandaatgebied te splitsen in Palestina en Trans-Jordanië en alleen Palestina open te stellen voor Joodse migranten. Zo werd het probleem beperkt, maar dan alleen geografisch. Er is daarmee, zoals Eldad doet, een redenering op te bouwen dat Jordanië in feite Palestina was. Volgens dezelfde redenering is Israël dan ook in feite Palestina
Maar terug naar het citaat van Eldad waarmee ik begon. En dan vooral de laatste zin: “Er is terreur maar op een laag niveau.” Pardon! Terreur op een laag niveau? Dat is nogal een, om een Jiddisch woord te gebruiken, gotspe, een gewaagde bewering. Terreur is op de bezette Westelijke Jordaanoever aan de orde van de dag en dat al sinds de bezetting ervan in 1967. Dat Eldad, die er zelf woont, dat zo ervaart, is te begrijpen. Hij behoort namelijk tot de terroristen, de terreurplegers. Hij en zijn mede kolonisten terroriseren, gesteund door het IDF, het Israëlische leger en de Israëlische regering, de Palestijnse bevolking. Terroriseren door op gewelddadige wijze hun grond en huizen in te pikken. Door checkpoints in te richten die het voor Palestijnen zeer lastig en soms onmogelijk maken om zich te verplaatsen. Door, als er verzet is tegen die bezetting, met grof militair geweld op te treden met vele onschuldige slachtoffers en grote fysieke vernielingen als gevolg.
Eldad: “We zitten daar al 58 jaar. Was dat niet zo, dan hadden we nu overal in het land 7 oktober. Dat is de kern. Ik verwacht dat Israël Judea en Samaria grotendeels zal annexeren. En ik denk dat dat nodig is. De realiteit die we sinds 1967 hebben gecreëerd is onomkeerbaar. De nederzettingen zullen niet worden ontmanteld. We hebben meer dan een half miljoen kolonisten. Israël moet die permanente situatie formaliseren. En net als met Jeruzalem en de Golan zullen sommige landen het uiteindelijk erkennen.” En de vervolgstap noemt hij ook al. Want als de Palestijnen dan nog niet accepteren dat ze moet afliggen en bibberen: “dan zullen we de Palestijnse Autoriteit in A- en B-gebieden moeten afzetten. Ik zou er zelf de voorkeur aan geven dat de staat Israël loopt van de Jordaan tot de zee. De Arabieren hebben het over Palestine from the river to the sea, ik zeg hetzelfde over Israël.”
Beste meneer Eldad, is het nooit in uw gedachten opgekomen dat Israel en vooral de manier waarop het zich gedraagt en het haar burgers toestaat zich te gedragen ten opzichte van anderen, de terreur de Israëlische staat en haar burgers uitoefenen in de bezette gebieden, de oorzaak is van alle ellende, ook van 7 oktober? Nee, dit is geen oproep om iedereen die de afgelopen honderd jaar naar daar is gemigreerd, te verdrijven. Dit is een oproep tot ander gedrag bij alle betrokkenen. Ander gedrag waarbij de grootste verantwoordelijkheid tot dat andere gedrag berust bij de partij met de meeste macht. Om tot vrede te komen moet de macht eerlijk worden gedeeld en dat betekent dat de machtigste partij moet inleveren ten faveure van de minder machtigen en de machtelozen.
Afgelopen week vlogen, naast straatstenen en bouwmaterialen, grote woorden door de lucht. Pogrom, antisemitisme, terrorisme. De stenen waren nog niet geland of de Israëlische premier stuurde twee vliegtuigen. De inkt van zijn bericht was nog niet droog of de Amerikaanse president deed nog een duit in het zakje. Binnenlandse politici zoals Wilders, Yesilgoz en premier Schoof lieten zich ook niet onbetuigd. Na een genuanceerd betoog en een pleidooi bij Buitenhof van Jaïr Stranders filosoof en bestuursvoorzitter van de Liberaal Joodse Gemeenschap Amsterdam om zeer voorzichtig te zijn met het gebruiken van dergelijk zwaarbeladen termen, sprak minister Sophie Hermans de woorden: “Hier staan mensen met de rug naar onze samenleving”
Hermans zat bij Buitenhof om te spreken over wat haar en de Nederlandse inzet zou zijn voor de klimaattop die de komende twee weken plaatsvindt. Mijn zoon vatte het gesprek kort samen met de woorden: “ze praat veel maar zegt niets.” Aan het begin van haar interview werd ze gevraagd om te reageren op de uitspraak Van Raoul du Pré in de Volkskrant dat: “Een land waarvan de politieke leiders bij een uitslaande brand niet toesnellen met water maar met benzine, (…) zich grote zorgen (mag) maken over de nabije toekomst.” Hermans gebruikte ook hier veel woorden maar paste ervoor om zich uit te spreken over die pyromane politieke leiders. Sterker nog, met de woorden dat ‘er mensen met de rug naar onze samenleving staan’, legt ze oorzaken van de zorgen van Du Pré bij anderen neer. Premier Schoof en in zijn kielzog of hij in het kielzog van andere, spreekt over een probleem met integratie. Wat ze allemaal gemeen, hebben is dat ze allemaal spreken over ‘benoemen’ wat er is gebeurd.
‘Benoemen’: “een naam geven: een probleem benoemen officieel tot probleem verklaren door het een naam te geven,” aldus een van de twee betekenissen die de digitale Van Dale geeft van het woord. De tweede betekenis, “aanstellen: iemand tot voorzitter noemen,” is hier niet aan de orde. Hermans, Schoof en al die anderen ‘benoemden’ de gebeurtenissen in Amsterdam van de afgelopen week. Bij dat benoemen valt mij iets op en geheel in hun stijl en in tegenstelling tot mijn eigen stijl, ga ik dat nu eens niet bevragen maar benoemen.
Ik zie politieke partijen die verdeeldheid zaaien. Die mensen stigmatiseren en bijna criminaliseren op basis van hun geloof en waar de wieg van hun ouders of nog verdere voorouders stonden. Die deze mensen tot zondebok maken voor alles wat er in hun ogen niet goed gaat. Politici die van moslims verwachten en zo ongeveer eisen dat ze zich uitspreken over het gebeuren en ‘hun mensen’ aanspreken en in het gareel houden. Dat ze ziende blind en horende doof zijn kan daaraan debet zijn want de afschuw over het gebeurde kwam uit alle hoeken en gaten van onze samenleving. Wat bijzonder is aan een dergelijke oproep is dat zij nooit van autochtone Nederlanders vragen en zeker niet eisen dat ze zich moeten uitspreken tegen geweld en bedreigingen door andere autochtone Nederlanders. Politici die het gebeurde framen als een ‘integratieprobleem’ en daarmee grote groepen mensen stigmatiseren. Daarbij vergeten ze dat integreren iets is waaraan iedereen, ook zij, een bijdrage moet leveren. Dit is racisme, de “opvatting dat mensen met een bepaalde huidskleur beter zouden zijn dan mensen met een andere kleur, gebruikt als rechtvaardiging om mensen met een andere kleur slecht te behandelen.” En zoals artikel 1 van onze grondwet stelt, is: “Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, handicap, seksuele gerichtheid of op welke grond dan ook, (…) niet toegestaan.” Drie van de meest uitgesproken partijen, de PVV de BBB en de VVD maken deel uit van de regeringscoalitie.
Daarbij blijft het niet. De regering, daartoe aangezet door dezelfde partijen wil de Nederlandse nationaliteit afpakken van mensen die zich schuldig maken aan antisemitisme. Dit vloekt op twee manieren met een van de hoekstenen van onze rechtsstaat: het gelijkheidsbeginsel. Als eerste is antisemitisme niets meer en niets minder dan een vorm van racisme. De ene vorm van racisme, antisemitisme, zwaarder bestraffen dan de andere vorm, zoals het kabinet ook wil, is niet alleen een vorm van discriminatie het vloekt ook nog eens met het gelijkheidsbeginsel. Als tweede kan het afnemen van een nationaliteit alleen van iemand die meerdere nationaliteiten heeft. Iemand met alleen de Nederlandse nationaliteit die nationaliteit afnemen, mag niet. Iemand stateloos maken mag immers niet. Als dit werkelijkheid wordt, kan de ene persoon zwaarder worden gestraft dan de andere. Dat vloekt met het gelijkheidsbeginsel. Dat dit bij een veroordeling voor terrorisme kan, doet daar niets aan af. Ook daar vloekt het met het gelijkheidsbeginsel. De regering en deze partijen zetten hiermee aan het eerste deel van Artikel 1 van onze Grondwet: “Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld.” En daarmee aan de belangrijkste pijler onder onze rechtsstaat.
Het kabinet en de partijen waarop het steunt, willen het demonstratierecht aanscherpen. Zo zou er niet overal meer gedemonstreerd mogen worden en mag het gezicht niet meer worden bedekt. Bijzonder dat deze maatregelen worden voorgesteld naar aanleiding van de gebeurtenissen in Amsterdam van afgelopen week. Bijzonder omdat er geen sprake was van een demonstratie die uit de hand liep. Hoe gaat het verbod op het dragen van maskers voorkomen dat relschoppers rellen schoppen. Het lijkt me niet dat relschoppers tevoren een vergunning aanvragen om rellen te gaan schoppen. Deze maatregelen zijn geen oplossing ter voorkoming van de problemen van vorige week. Hier wordt de gelegenheid gebruikt om maatregelen door te drukken.
Een dubieuze manier van handelen. En niet alleen dubieus, ook kwalijk. Kwalijk aan de denk- en handelswijze van het kabinet en deze partijen is dat zij impliciet suggereren dat demonstreren en rellenschoppen hetzelfde is. Kwalijk omdat hiermee grondrechten worden uitgehold. Het recht op betoging is vastgelegd in artikel 9 van onze Grondwet en kan alleen worden beperkt via bij de wet vastgestelde regels: “ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.” Niet meer overal demonstreren is een hellend vlak dat leidt naar nergens meer demonstreren. Saillant detail is dat twee van de betrokken partijen, de BBB en de PVV een heel andere toon aansloegen tijdens de boerenprotesten van een paar jaar geleden.
Met die boerenprotesten kom ik bij het wijzen van het Openbaar Ministerie op de mogelijkheid om de daders van de rellen van vorige week te vervolgen voor terrorisme en daarmee de mogelijkheid om hen het Nederlanderschap te ontnemen. Ik kwam hier via de boerenprotesten omdat er een goed beargumenteerd betoog is op te zetten dat er bij die protsten sprake was van terrorisme. Rotzooi zoals asbest op snelwegen gooien en het in brand steken. Met trekkers wegen blokkeren en naar huizen van bewindslieden optrekken. Maar het is niet aan de Kamer noch aan de regering om het Openbaar Ministerie (OM) adviseren. Het OM behoort tot de rechterlijke macht. In Nederland kennen we de scheiding van machten en is het aan de rechterlijke macht om te bepalen wie waarvoor wordt vervolgd, dat doet het OM en aan de rechters om vervolgens te bepalen of iemand schuldig is en vervolgens een straf op te leggen. Daar moeten politici zich niet mee bemoeien.
Ook wil de regering, gestimuleerd door de drie partijen en vooral door de BBB de Instagrampagina Cestmocro verbieden omdat die “onze jeugd vergiftigt met haat en antisemitisme,”aldus BBB-Kamerlid Henk Vermeer en het wordt niet gemodereerd. Haat prediken en antisemitisme is niet mijn stiel, maar alleen haat tegen joden en antisemitisme als reden zien om een medium het zwijgen op te leggen is in strijd met onze grondrechten. Onze Grondwet bepaalt in artikel 7 namelijk dat: “Niemand (…) voorafgaand verlof nodig (heeft) om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.”
Als haat prediken een reden is om Cestmocro te verbieden dan komen er nog veel meer kanalen in aanmerking voor een verbod. Het Twitteraccount van Geert Wilders bijvoorbeeld en ook menig bericht van de BBB dat ik op LinkedIn lees is vergiftigd met afkeer van migranten en van Nederlanders die een andere dan een christelijk geloof aanhangen. Zo betoogde Van der Plas recentelijk nog dat: Syrië, Eritrea Jemen (…) wel echt landen (zijn) die een joden haat hebben die tot diep in hun ziel zitten.” Alleen kiest de regering in het kielzog van de drie de partijen daar niet voor. Door alleen media die Jodenhaat verspreiden te verbieden, wordt er gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
Verder wil de regering een leerstraf voor daders van antisemitisch geweld door bijvoorbeeld een verplicht bezoek aan het voormalige kamp Westerbork. Bijzonder omdat de regering juist heeft besloten de subsidie aan dit en andere herinneringsplekken te beëindigen. Met zo’n bezoek is niets mis mee. Alleen zou dat niet alleen beperkt moeten blijven tot daders van antisemitisch geweld. Ook daders van ander op haat vanwege afkomst en uiterlijk gebaseerd geweld zouden zo’n bezoek moeten brengen. Dat kamp is, net als alle voormalige concentratiekampen, namelijk een voorbeeld van wat er kan gebeuren als groepen mensen om hun afkomst, geloof of welke reden dan ook, worden ontmenselijkt. Dat het in de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw joden waren, wil niet zeggen dat dit alleen met joden kan gebeuren. Het is immers ook in Rwanda en voormalig Joegoslavië gebeurd en lijkt er verdacht veel op dat het nu met de Palestijnen gebeurt. Een dergelijke straf alleen bij antisemitisme is weer in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Net zoals het idee om straffen voor antisemitisme te verhogen in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Antisemitisme is gewoon een vorm van racisme en voor iedere vorm van racisme moet dezelfde straf gelden.
De partijen willen de politie meer bevoegdheden geven. Zo moet de politie toegang krijgen tot WhatsApp-groepen bij vrees voor ongeregeldheden. Dit is een hellend vlak dat eindigt bij Orwells Big Brother. Die kant moeten we niet op willen. Dit betekent dat het grondrecht: “op eerbiediging van zijn brief- en telecommunicatiegeheim,” verwoord in artikel 13 op de helling gaat.
De plannen die de regering in het kielzog en op aandringen van de drie partijen gaat uitwerken zijn racistisch en discriminatoir. Ze stigmatiseren mensen op grond van hun afkomst of religie. En ze gaan in tegen de letter en de geest van onze grondwet en zetten de bijl aan onze rechtsstaat. Het bijzondere is dat de vierde coalitiepartij, NSC, zich hier niet tegen uitspreekt. De borging, verwoordt in het verslag van informateur Plasterk, van de grondrechten die NSC als voorwaarde voor haar deelname aan het kabinet: “dat ze zich in hun plannen en activiteiten zullen bewegen binnen de grenzen van de democratische rechtsstaat. Dat betekent dat men zich houdt aan de Grondwet (inclusief algemene bepaling), wetten, verdragen, Europees en internationaal recht en rechtsbeginselen. … dat voor hen vaststaat dat de democratische grondrechten, die in de Grondwet zijn vastgelegd in hoofdstuk 1 (artikelen 1-23), een essentiële waarborg vormen voor de democratische rechtsstaat, waarbinnen grondrechten kunnen botsen,” is daarmee van nul en generlei waarde is.
Als dit onze samenleving vertegenwoordigt, dan sta ik met de rug naar de samenleving.
“Hij is de favoriete vijand van iedere machthebber: de terrorist. Maak van een tegenstander een terrorist en hij kan geen goed meer doen.” Dit schreef ik in 2016 in een prikker met als titel Terrorisme, rationele irrationaliteit en dwaasheid. Een terrorist moet worden bestreden en oorlog en geweld zijn de middelen waarmee dat gebeurt. Noem iemand een terrorist en de persoon wordt bijkans rechteloos. De reactie op terrorisme, met als meest recente en extreme voorbeeld het optreden van Israël, is in mijn ogen een grotere bedreiging dan het terrorisme.
Mandela reikt na het winnen van de finale van het wereldkampioenschap rugby in 1995 de Web Ellis cup uit aan zijn landgenoot en aanvoerder van de Springboks Francois Pienaar.
Terrorisme is, volgens de Van Dale: “het onder druk zetten van een regering of bevolking door daden van terreur.” Een ‘daad van terreur’ is, volgens dezelfde Van Dale: “georganiseerd politiek geweld.” Terrorisme is dus het onder druk zetten van een regering of bevolking door daden van georganiseerd politiek geweld. Onze overheid, de Nationaal coördinator terrorismebestrijding (Nctv), omschrijft terrorisme als volgt: “Terrorisme is het uit ideologische motieven dreigen met, voorbereiden of plegen van op mensen gericht ernstig geweld, dan wel daden gericht op het aanrichten van maatschappijontwrichtende zaakschade, met als doel maatschappelijke veranderingen te bewerkstelligen, de bevolking ernstige vrees aan te jagen of politieke besluitvorming te beïnvloeden.”
Terrorisme is een gewelddadige en daarmee verkeerde manier van aandacht vragen voor iets wat je verandert wilt hebben. Kern van de huidige omgang met terrorisme is het gelijk stellen van het middel aan de persoon. De dader wordt de daad. Iemand die een terreurdaad pleegt, wordt de daad en wordt ontmenselijkt. De pleger wordt niet meer als ‘mens’ gezien. Een mens die een misdaad pleegt wordt door de politie opgepakt en voor het gerecht gebracht. Een terrorist krijgt een bom op het dag of een hellfire door de brievenbus en als de persoon gevreesd genoeg is wordt zijn of haar dood trots in een persconferentie gemeld. Voor het gerecht komen ze zelden of nooit. “Als Israël een slachtoffer als terrorist bestempelt, krijgt de familie het lichaam niet terug,” aldus een artikel in de Volkskrant. Zelfs als lijk is de ‘terrorist’ nog een gevaar zoals het Israëlische voorbeeld laat zien en trouwens ook de behandeling die Osama bin Laden ten deel viel. Zelfs als ze levend worden opgepakt, zien ze zelden een rechtszaal zoals Guantánamo laat zien en lopen ze in gevangenschap het risico ernstig te worden mishandeld.
Deze behandelingen die plegers van een daad van terreur krijgen, ondermijnt ons op de rechten van de mens gebaseerde rechtssysteem. Een ‘terrorist’ heeft kennelijk niet: “in volle gelijkheid, recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie bij het vaststellen van zijn rechten en verplichtingen en bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde strafvervolging,” aldus artikel 10 van de Universele verklaring van de rechten van de mens. Voor een terrorist geldt niet het recht op: “voor onschuldig gehouden te worden, totdat zijn schuld krachtens de wet bewezen wordt in een openbare rechtszitting, waarbij hem alle waarborgen, nodig voor zijn verdediging, zijn toegekend” verwoord in artikel 11 eerste lid. Een verklaring die is opgesteld overwegende: “dat erkenning van de inherente waardigheid en van de gelijke en onvervreemdbare rechten van alle leden van de mensengemeenschap grondslag is voor de vrijheid, gerechtigheid en vrede in de wereld,” en: “dat terzijdestelling van en minachting voor de rechten van de mens geleid hebben tot barbaarse handelingen, die het geweten van de mensheid geweld hebben aangedaan.”
Het meest pregnante voorbeeld hiervan is het recent laten ontploffen van semafoons. De man die bij de groenten in de supermarkt stond, in de meest getoonde video hierover, was al bij voorbaat schuldig en werd zonder aanklacht, zonder proces gestraft. “You must be guilty. Guilty. Guilty. Guilty ‘till you’re proven innocent, ” om het refrein van het nummer Lie Detector van mijn favoriete Punkband Dead Kennedys aan te halen. Deze manier van handelen is zeer gevaarlijk voor landen die zichzelf een democratische rechtsstaat noemen. Deze manier zet de bijl aan de wortels van de rechtsstaat.
In haar boek Het koninkrijk van de angst schrijft de Amerikaanse filosoof Martha Nussbaum over de rol van angst in het handelen van mensen in het algemeen en de gevolgen ervan voor een samenleving en in het bijzonder een democratische samenleving. Nussbaum schreef haar boek naar aanleiding van de verkiezing van Donald Trump tot president van de Verenigde Staten. Aan het einde beschrijft zij iemand die ondanks het kwaad dat hij in zijn leven zag, bleef geloven in het goede van de mens. Deze persoon maakte: voortdurend onderscheid tussen de dader en de daad, en (liet) duidelijk (…) zien dat hij geloofde in de goede mogelijkheden die diepgeworteld zijn in ieder mens.” Menigeen zal nu denken ‘wat een naïeveling! Ddaad en dader scheiden na 7 oktober, of na al die onschuldige doden in Gaza.’ Nussbaum gaat verder: “Toen zijn begrafenisstoet door de straten reed, vertelde een blanke politieman, terwijl de tranen hem over de wangen liepen, hoe Mandela in 1994 na zijn inauguratie als president dezelfde route had gevolgd. Zijn auto kwam daarbij langs een groepje jonge politierekruten, onder wie de spreker zelf, die zei dat hij niets dan minachting had verwacht. Mandela stapte uit en gaf al deze jongemannen een hand, lachte hen innemend toe en zei: ‘We stellen vertrouwen in jullie.’[1]”
De daad scheiden van de dader, is dat niet wat nodig is? Dat kan iedereen, daarvoor hoef je geen Mandela te zijn. Iedereen kan, om Nussbaum te citeren: “de gewoonte aannemen om mensen die ons dwarszitten niet als monsters te beschouwen maar als mensen met gedachten en gevoelens, echte mensen dus, die niet door en door slecht zijn.[2]” De man die groenten kocht. Misschien was hij lid van Hezbollah, misschien ook niet. Dat zullen we nooit weten. Maar zelfs als hij lid was van Hezbollah dan nog was hij een mens net als jij en ik. Een mens die wellicht groenten kocht om zijn kinderen te eten te geven. Een mens met gedachten en gevoelens. Wellicht ander gedachten en gevoelens dan de mijne. We zullen het nooit weten, want we kunnen er niet meer met hem over in gesprek.
En daarmee kom ik bij mijn punt. Moeten we niet ophouden mensen terrorist te noemen en organisaties terroristisch te noemen? Daarmee helpen we niemand. Hamas en Hezbollah zijn organisaties, om een stuk van de NCTV definitie aan te halen: “met als doel maatschappelijke veranderingen te bewerkstelligen.” De Israëlische regering heeft ook het doel om maatschappelijk iets te bewerkstelligen. Zou de aandacht niet uit moeten gaan naar de doelen van de partijen? Zouden ze daar niet een gesprek over kunnen voeren van mens tot mens? Het zou wel eens kunnen dat ze in de kern min of meer hetzelfde nastreven namelijk een plek om een goed leven te kunnen leiden. En als iemand een terreurdaad pleegt, met welk doel dan ook, dan wordt de persoon gearresteerd, voor het gerecht gebracht en is onschuldig totdat de rechter anders beslist.
[1] Martha C. Nussbaum, Het koninkrijk van de angst. Een filosofische blik op angst als politieke emotie, pagina 108-109
In een opiniërend artikel de Volkskrant geeft de Israelische ambassadeur Modi Ephraim een korte samenvatting van wat er in het Midden-Oosten is gebeurd. Hij doet dit omdat hij constateert dat veel van de mensen die nu protesteren, de groep die hij de volgers noemt, niet weten wat er speelt. Ephraim: “Veel leden van deze groep worden gekenmerkt door hun vrijwel totale gebrek aan rudimentaire informatie over de zaak waarvoor zij zogenaamd strijden. Of een zeer beperkte kennis, die grotendeels is ontleend aan simplistische berichten op sociale media en anti-Israëlische propaganda.” Ephraim geeft wel een heel bijzondere samenvatting in een bijzonder betoog.
Eerst even in het kort het betoog van Ephraim. Volgens Ephraim bestaat de groep die protesteert tegen Israël uit in de basis twee groepen. “De meest dominante groep in veel van de protesten zijn oproerkraaiers die een diepe vijandigheid jegens ‘zionisten’ uitstralen (hun codewoord voor Joden), en wier acties vaak bestaan uit intimidatie, bedreigingen en fysieke aanvallen, niet zelden gericht tegen Joodse studenten.” De andere groep zijn dus de hierboven geschetse groep van meelopers. De bedoeling van een samenvatting is dat er een goed beeld wordt gegeven van hetgeen dat wordt samengevat zonder te vervallen in details en uitweidingen: een “korte weergave” aldus de omschrijving die de Van Dale bij samenvatting geeft. Ephraims samenvatting of beschrijving van de groep is wel een heel beknopt en eenzijdig . Het zijn jodenhatende oproerkraaiers en voor Ephraim lijken joden en Israël synoniem en ‘onnozelen’ die de feiten niet kennen en zich laten beïnvloeden. Dat er zeer veel mensen zijn die, in tegenstelling tot Ephraim, het onderscheid tussen joden en de staat Israël wel kunnen maken en die dus protesteren tegen het een, de acties van de staat Israël zonder joden te haten en dat dit de overgrote meerderheid is van allen die protesteren, lijkt hij niet te willen zien. Nu maken de acties van een kleine groep ‘jodenhatende oproerkraaiers’ die er ook zijn en die legitieme protesten gebruiken voor hun eigen agenda, het er ook niet gemakkelijker op. En ja, er zijn onder de demonstranten best ook ‘onnozelaars’ zijn die de feiten niet kennen.
Dan naar de samenvatting van de informatie. Ephraim: “Op 7 oktober pleegde Hamas een massale terreuraanval waarbij meer dan 1.200 Israëli’s werden vermoord op de gruwelijkst denkbare manieren. Onschuldige vrouwen en mannen werden verkracht en verminkt. En 240 mannen, vrouwen en kinderen werden naar Gaza ontvoerd. … Hamas heeft beloofd het bloedbad van 7 oktober keer op keer te herhalen, in lijn met zijn genocidale doelstellingen, namelijk gericht op het vernietigen van Israël om het te vervangen door een islamistisch kalifaat. … Hamas heeft de controle over de Gazastrook in handen sinds deze in 2007 met geweld de Palestijnse Autoriteit heeft verdreven. De aanval van 7 oktober was het begin van de huidige oorlog en sindsdien is Israël gedwongen in actie te komen om zijn burgers te verdedigen, de gijzelaars weer thuis te brengen en ervoor te zorgen dat Hamas zijn belofte om het bloedbad van 7 oktober te herhalen niet kan nakomen.” Even voorop gesteld: alles wat Ephraim hier schrijft is feitelijk juist. Maar … Betekent dit ook dat het een goede samenvatting is van wat er aan de hand is? Het korte antwoord op deze vraag is NEE. Het lange antwoord met de uitleg waarom niet volgt hieronder
Ephraim begint op 7 oktober 2023, het moment van de verwerpelijke aanval van Hamas en ziet het als een strijd tussen Israël en Hamas. Daarom gaat hij terug naar 2007. Wat hij niet vermeld, is dat ‘7 oktober’ past in een reeks van gebeurtenissen die al meer dan honderd jaar teruggaat. Het al meer dan honderd jaar durend conflict tussen zionisten (en nee, een jood is niet gelijk aan een zionist) en Palestijnen. Een jood is iemand die de joodse religie aanhangt. Zionisme is: “het streven van een bep. Joodse groepering om een eigen staat te stichten en te behouden.” Zionisme is een nationalistische stroming die ontstond in de tweede helft van de negentiende eeuw. De eeuw van het nationalisme. Een stroming waar Theodor Herzl min of meer de ideologische vader is. Herzl verwoordde zijn ideeën in zijn boek Der Judenstaat uit 1896. Herzl zag ‘een eigen staat’ als enige oplossing voor de eind negentiende eeuw weer oplaaiende haat tegen joden. En waar moest die staat komen? Herzl noemde er twee: Argentinië en Palestina. Zijn betoog vond bij menig prominent Europese politicus een luisterend en gewillig oor. Een ‘oor’ dat enkele andere mogelijke locaties voor die Joodse staat voorstelden zoals Suriname. De voorkeur van het Zionistische Congres ging om religieuze redenen, uiteindelijk uit naar Palestina. Dit op aandringen van Oost- Europese joden die in die tijd het meeste te lijden hadden onder jodenhaat. Tot 1948 streefde het zionisme naar een eigen staat, na 1948 naar het behoud ervan, het behoud van de staat Israël.
Palestina dus. Vanaf begin twintigste eeuw trokken steeds meer Oost-Europese joden naar Palestina. Nu was Palestina geen leeg gebied. Het maakte al sinds het sultanaat van Selim I in het begin van de zestiende eeuw deel uit van het Ottomaanse Rijk. Een groot rijk waarin vele volkeren woonden dat op godsdienstig gebied redelijk tolerant was maar waar de islam de dominante godsdienst was. Er werd dus gesproken over een gebied waarover men niets te zeggen had en aan de inwoners waarvan men niets had gevraagd. Die inwoners waren overwegend islamiet met minderheden van verschillend christelijk pluimage en joden. Daar trokken zionisten naar toe met als doel om daar een eigen staat te stichten.
In 1917 kregen de zionisten een mooi presentje aangeboden door de Britse minister Arthur Balfour. Die schreef namens de Britse regering het volgende in een brief aan Lord Rottschild, een van de zionistische leiders: “Zijne Majesteits Regering staat positief tegenover de vestiging in Palestina van een nationaal tehuis voor het Joodse volk, en zal zich tot het uiterste inspannen om de verwezenlijking van dit doel te vergemakkelijken, met dien verstande dat niets zal worden gedaan dat afbreuk kan doen aan de burgerlijke en godsdienstige rechten van de bestaande niet-joodse gemeenschappen in Palestina, of aan de rechten en de politieke status die de Joden in enig ander land genieten.” Een brief geschreven om steun van de zionisten te krijgen in de strijd tegen het Duitse Keizerrijk en de met haar verbonden as-mogendheden. Het Ottomaanse Rijk was een van die as-mogendheden.
Na wat we nu de Eerste Wereldoorlog noemen, kregen de Britten van de opgerichte Volkenbond het mandaat over Palestina. In dat mandaatverdrag werd de brief van Balfour geïncorporeerd en kregen de Britten de opdracht om: “het land onder zodanige politieke, bestuurlijke en economische omstandigheden te brengen dat de vestiging van het joodse nationale tehuis, zoals vastgelegd in de preambule, en de ontwikkeling van zelfbesturende instellingen verzekerd zijn, en tevens de burgerlijke en religieuze rechten van alle inwoners van Palestina, ongeacht ras of godsdienst, te waarborgen.” Het verdrag bevatte geen soortgelijk artikel dat de overgrote meerderheid van de bevolking, de Palestijnen, eigen bestuur in het vooruitzicht stelde. Die 94% moesten het doen met de ‘garantie’ van artikel 6 dat stelde: “Het bestuur van Palestina zal, zonder afbreuk te doen aan de rechten en de positie van andere bevolkingsgroepen, de immigratie van joden onder passende voorwaarden vergemakkelijken en, in samenwerking met het in artikel 4 bedoelde joodse agentschap, nauwe vestiging van joden op het land aanmoedigen, met inbegrip van staatsgronden en braakliggende gronden die niet nodig zijn voor openbare doeleinden.” Met het verdrag werden de Palestijnen tweederangs burgers in hun eigen land. Een land dat het ‘joods nationale tehuis’ moest worden.
Aangemoedigd door de tekst in het mandaatverdrag vestigden steeds meer joden zich in Palestina. Die kwamen daarna in steeds grotere getalen en dat leidde tot steeds meer frictie met de er wonende bevolking. Niet vreemd want die frictie zien we ook in Europa met de komst van migranten. Zeker als die migranten jouw land zien als het hunne en dus jou als een lastige bijkomstigheid. En dat was de manier waarop de nieuwkomers, zionisten, naar de wereld keken. De migranten creëerden, gesteund door mandaathouder Groot Brittannië, een eigen parallelle samenleving. Dit leidde al snel, in 1920, tot botsingen en de eerste doden en gewonden. De eerste echte grote clash vond plaats in 1936 toen de Palestijnen een algemene staking organiseerden in Jaffa en Nabloes. Een staking met drie eisen: stopzetting van de joodse migratie, een verbod op de verkoop van gronden aan joden en de instelling van een representatieve regering. Die staking liep uit in gewelddadigheden en een opstand toen de Britse politie het vuur opende op de protesterende Arabieren. Dit leidde tot een drie jaar durende opstand van de Palestijnen tegen het Britse bestuur. Bij het neerslaan van die opstand maakten de Britten gebruik van zionistische paramilitaire clubs als Hagana. Clubs die door de Britten werden getraind in moderne gevechtstechnieken en effectieve strafmaatregelen tegen mensen die zich verzetten.
Uiteindelijk stuurden de Britten 20.000 soldaten om een einde te maken aan de opstand. De manier waarop Israël nu in Gaza en eigenlijk al jaren tegen de Palestijnen optreedt, is een voortzetting van de manier waarop de Britten met verzet en dan vooral van Arabische kant, in Palestina omgingen: collectief straffen. Collectief straffen door het opleggen van boetes, het in bezit nemen van vee, het vernielen van huizen en soms hele dorpen en het detineren van groepen in concentratiekampen, die vervolgens de kans liepen om gemarteld en gedood te worden. Zo werden na de Arabische opstand onder andere 5.000 huizen vernietigend, 150 Arabische leiders ter dood veroordeeld en andere leiders verbannen. Resultaat van de opstand was dat de Arabieren zonder leiders zaten en door de Britten werden ontwapend. Dit terwijl de Britten veiligheidsafspraken maakten met het joodse leiderschap, dit van wapens voorzag en een deel van de kosten ervan voor haar rekening nam. En net zoals nu was een veelvoud van de doden en gewonden Arabier. Nog geen 1.000 doden aan Britse en joodse kant tegen ongeveer 5.000 aan Arabische kant.
Na de overwinning op nazi-Duitsland zochten veel Europese joden een veilig heenkomen. Een grote groep wilde naar de Verenigde Staten maar ook een flink deel naar die ‘eigen staat’ in Palestina. Alleen ging dat nog niet zo makkelijk want de Britten hadden na de Arabische Opstand besloten om de joodse migratie naar Palestina te beperken tot 25.000 eenmalig, 10.000 in de eerste vijf jaar na 1939 en in de vijf jaar daarna zou migratie afhankelijk worden gemaakt van toestemming van de Arabische gemeenschap. Dit zeer tegen het zere been van het joods leiderschap in Palestina. Daarom legde de diverse joodse strijdgroepen zich toe op het naar Palestina smokkelen van zoveel mogelijk joodse vluchtelingen. Een van die ‘smokkelacties’ heeft Leon Uris geromantiseerd in het boek Exodus. Dit boek is later verfilmd. Dit boek en de film hebben het beeld van Israël en ook van de Arabieren lang bepaald. De eerste ten positieve en de tweede ten negatieve. Die verboden migratie en het Britse optreden hiertegen maakte dat de zionisten zich nu ook tegen de Britten keerden: de Joodse Opstand van 1944-1947. Vooral Irgun, een van de joodse strijdgroepen onderscheidde zich met terreurdaden. Daar waar die voor de Tweede Wereldoorlog vooral gericht waren op Arabische doelen en dan vooral Arabieren in het algemeen, waren vanaf medio 1944 ook de Britten het slachtoffer en niet alleen in Palestina.
In 1947, het jaar vóór die terugtrekking, nam de opvolger van de Volkenbond en dus de mandaatgever, de Verenigde Naties, resolutie 181 aan. Een resolutie met een twee statenoplossing, een Joodse en aan Arabische, die samen een economische unie zouden vormen. Jerusalem en omgeving zou door de VN worden bestuurd. De Arabische zijde zag niets in dit plan, zij wilden wat zij met goede argumenten als hun land zagen, niet verdelen en zeker geen genoegen nemen met 43% van het land terwijl ze twee derde van de bevolking besloegen. De andere zijde, het Joods Agentschap onder leiding van David Ben Goerion zag dit ook niet zitten en riep op 14 mei 1948 vlak voordat de Britten hun mandaat zouden beëindigen de onafhankelijke staat Israël uit en gaf de opdracht aan haar troepen om belangrijke gebieden te bezetten en indien nodig te vernietigen. Dit conform het hiervoor door de Hagana opgestelde plan Dalet. Het voormalige dorp Al-Tantoera is daarvan een schrijnend voorbeeld. Hiermee werd invulling gegeven aan het derde doel dat de Israëliërs zich hadden gesteld: zo min mogelijk Arabieren binnen de grenzen. De andere twee waren de oorlog overleven en als dat lukte zo ruim mogelijke veilige grenzen. De Arabieren in Palestina waren zonder leiderschap en bijna volledig ontwapend door de Britten, geen partij voor de Israëlische strijdkracht. Hulp moest van buiten komen.
Behalve de Arabische buren, erkende bijna alle landen Israël als onafhankelijke staat. Dit paste immers in het afgesproken verdelingsplan. Dat die staat in de erop volgende oorlog datzelfde verdelingsplan schond door zich een groter gebied toe te eigenen dan waarvan in het plan sprake was, leidde afgezien van de Arabische wereld, tot weinig protest. Voor de Arabische buurlanden was die uitroeping van de staat Israël aanleiding om in te grijpen. Zij stuurden hun legers maar dat werd geen succes omdat de invallende troepen niet samenwerkten en niet hetzelfde nastreefden. Dit conflict wordt nog steeds beschreven als David, de kleine nieuwe joodse staat Israël tegen Goliath, de gezamenlijke legers van de Arabische landen. De Palestijnse historicus Khalidi schets een ander beeld: “Ondanks het breed levend beeld van het Israëlische leger dat in het niet viel bij de zeven binnenvallende legers, weten we dat Israël in 1948 in werkelijkheid meer manschappen en meer wapens had dan zijn tegenstanders. Er waren in 1948 maar vijf reguliere Arabische militaire machten op de been, aangezien Saudi-Arabië en Jemen geen noemenswaardig leger hadden. Vier van die legers trokken het Mandaat Palestina binnen (het minuscule Libanese leger is nooit de grens over gegaan) en twee daarvan, het Arabische Legioen van Jordanië en de Irakese strijdkrachten, hadden van hun Britse bondgenoten het verbod gekregen om de grenzen van de gebieden die door de opdeling aan de joodse staat waren toegewezen, te overschrijden en voerden dan ook geen invasie in Israël uit.[1]” Zo’n 700.000 Arabieren wachtten niet af en ontvluchtten de nieuwe staat Israël. Een andere ongeveer even grote groep maakte de omgekeerde tocht. Die verlieten Arabische landen omdat ze vreesden voor hun veiligheid maar ook omdat ze het beter hoopten te krijgen in de nieuwe staat Israël. Die 700.000 vluchtten naar de buurlanden en naar Gaza en de Westelijke Jordaanoever. Zij zijn de ouders van de nu ronde zes miljoen Palestijnse vluchtelingen
Deze strijd tussen eerst zionisten en later de staat Israël aan de ene kant en de Palestijnen aan de andere kant is al meer dan honderd jaar aan de gang. En al vanaf het begin is er sprake van een ongelijke strijd. Sinds de verklaring van Balfour staan de Palestijnen op achterstand en worden ze gezien als tweederangs inwoners. Sinds die tijd geldt iets wat Herzl in zijn dagboek schreef: “We moeten met zachte hand het particulier eigendom op de gebieden die ons worden toegekend, onteigenen. We zullen proberen de straatarme bewoners over de grenzen te laten verdwijnen, door in overgangslanden werkgelegenheid te scheppen en hun tegelijkertijd in ons land geen werk te geven. Zowel het proces van onteigening als het verwijderen van de armen moet discreet en onopvallend gebeuren.[2]” Het enige wat sinds die tijd is veranderd, is de zachte hand en de discretie. Wat in 1948 opging, ging op in 1956, 1967, 1972, 1982, in de jaren negentig en nul tijdens de verschillende Intifada’s en gaat nu nog steeds op. Israël is dé macht in het Midden-Oosten. De macht, met nucleaire slagkracht die naar goeddunken en met steun van een supermacht, eerst de Britten en sinds 1967 steeds met goedkeuring van de Verenigde Staten, oorlogen heeft uitgevochten met, en bombardementen heeft uitgevoerd op Egypte, Libanon, Syrië, Irak en Iran. Het bestaan van Israël is nooit bedreigd. Zeker niet op 7 oktober 2023. Israël was en is de bovenliggende partij die zich bovendien door dik en dun gesteund weet door de sterkste militaire en economische macht van de wereld, de Verenigde Staten.
“De feiten doen er niet toe voor de demonstranten.” Met die woorden begint de laatste alinea van Ephraims betoog. Of dat zo is, kan ik niet beoordelen. Wat ik wel kan beoordelen is dat Ephraim er met zijn samenvatting selectief in winkelt en Israël in de slachtofferrol positioneert. Ja, het land is slachtoffer van 7 oktober 2023 dat laat onverlet dat het dader is in de nu al meer dan honderd jaar durende oorlog tegen het Palestijnse volk. Een Palestijns volk waaraan Israël zich niets gelegen liet en laat liggen.
[1] Rashid Khalidi, De honderdjarige oorlog tegen Palestina. Een geschiedenis van kolonialisme en verzet, pagina 105
[2] Citaat is opgenomen in Rashid Khalidi, De honderdjarige oorlog tegen Palestina. Een geschiedenis van kolonialisme en verzet, pagina 15.
‘Dan maken de kleinkinderen van Khalidi het einde van die oorlog niet mee’, dacht ik bij het lezen van een artikel van de directeur van het Centrum voor Informatie en Documentatie Israël (CIDI) Naomi Mestrum in Trouw. Rashid Khalidi draagt zijn boek De honderdjarige oorlog tegen Palestina. Een geschiedenis van kolonialisme en verzet uit 2020 op aan zijn: “kleinkinderen Tariq, Idris en Nur, die allemaal in de eenentwintigste eeuw geboren zijn en hopelijk het einde van deze honderdjarige oorlog zullen meemaken.” Volgens Mestrum is, en daarmee sluit ze haar betoog af: “Een vredesproces in het Midden-Oosten (…) momenteel onhaalbaar, maar een veiligheidsproces is een must. De ambities van Iran en zijn bondgenoten stoppen namelijk niet bij de Middellandse Zee. De veiligheidssituatie in het Midden-Oosten gaat ons allemaal aan. Het is tijd dat dat besef leidend wordt in het westerse buitenlandbeleid.” Mestrum legt het probleem bij anderen en dat is wat de Israëlische regering en haar voorlopers al meer dan 100 jaar doen. Anderen staan een oplossing in de weg want die vormen een acute bedreiging voor de staat Israël. Klopt dat?
Eigen foto
De jure ontstond die staat in 1948 toen Israël haar onafhankelijkheid verklaarde enkele uren voordat mandaathouder Groot Brittannië zich zou terugtrekken. Die onafhankelijkheid werd al snel door veel landen, de Verenigde Staten en de Sovjet Unie voorop, erkend. De facto ontstond die staat al eerder. In 1920 gaf de Volkenbond Palestina in mandaat aan de Britten. Het Britse mandaatverdrag voor Palestina bevatte in de preambule de volgende passage: “Overwegende dat de belangrijkste geallieerde mogendheden eveneens zijn overeengekomen dat het Mandaat verantwoordelijk is voor de tenuitvoerlegging van de verklaring die oorspronkelijk op 2 november 1917 door de regering van Zijne Britse Majesteit is afgelegd en door voornoemde mogendheden is aangenomen ten gunste van de vestiging in Palestina van een nationaal tehuis voor het joodse volk, met dien verstande dat niets mag worden ondernomen dat afbreuk zou kunnen doen aan de burgerlijke en godsdienstige rechten van bestaande niet-joodse gemeenschappen in Palestina of aan de rechten en de politieke status die de Joden in enig ander land genieten.” Hoe dat moest, regelde artikel 3: “Voor zover de omstandigheden zulks toelaten, moedigt het Mandaat de plaatselijke autonomie aan.” Het vierde artikel regelde dit verder: “Een geschikt joods bureau wordt erkend als openbaar lichaam met het doel het bestuur van Palestina te adviseren en met dit bestuur samen te werken in economische, sociale en andere aangelegenheden die van invloed kunnen zijn op de vestiging van het joodse nationale tehuis en de belangen van de joodse bevolking in Palestina, en, steeds onder toezicht van het bestuur, bijstand te verlenen en deel te nemen aan de ontwikkeling van het land. De Zionistische Organisatie wordt, zolang haar organisatie en statuten naar de mening van het Mandaathouder passend zijn, als zodanig erkend. Zij zal in overleg met de regering van Zijne Britse Majesteit stappen ondernemen om de medewerking te verkrijgen van alle Joden die bereid zijn te helpen bij de vestiging van het Joodse nationale tehuis.” Er moest een joods nationaal tehuis komen. Een joodse staat waar joden zichzelf bestuurden en ook de andere inwoners zouden moeten besturen. Hiermee kregen de Joodse kolonisten in Palestina zelfbestuur.
Khalidi ziet dit op de Balfour verklaring geënt verdrag als een oorlogsverklaring aan de Palestijnen: “Veelzeggend was dat de overgrote Arabische meerderheid van de bevolking (rond de 94% in die tijd) door Balfour niet werd genoemd, behalve op een indirecte manier als de ‘bestaande niet joodse gemeenschappen in Palestina’. Ze werden omschreven als wat ze niet waren, en zeker niet als een natie of een volk – de woorden ‘Palestijn’ of ‘Arabier’ komen in de zevenenzestig woorden tellende verklaring niet voor. De overgrote meerderheid van de bevolking werd alleen ‘burgerlijke en religieuze rechten’ beloofd, geen politieke of nationale rechten. Bij wijze van contrast kende Balfour nationale rechten toe aan ‘het joodse volk, zoals hij het noemde, dat in 1917 een kleine minderheid – 6 procent van de inwoners van het land vormde.[1]” Het verdrag bevatte geen soortgelijk artikel dat de overgrote meerderheid van de bevolking, de Palestijnen, eigen bestuur in het vooruitzicht stelde. Die 94% moesten het doen met de ‘garantie’ van artikel 6 dat stelde: “Het bestuur van Palestina zal, zonder afbreuk te doen aan de rechten en de positie van andere bevolkingsgroepen, de immigratie van joden onder passende voorwaarden vergemakkelijken en, in samenwerking met het in artikel 4 bedoelde joodse agentschap, nauwe vestiging van joden op het land aanmoedigen, met inbegrip van staatsgronden en braakliggende gronden die niet nodig zijn voor openbare doeleinden.”
Dit mandaatverdrag plaatste het joodse deel van de bevolking in het voordeel. Vanaf het moment dat de Britten Palestina in 1918 veroverden op het Ottomaanse Rijk, konden de joodse kolonisten rekenen op de militaire macht van het machtige Britse rijk en vormden zij de bovenliggende partij. De joodse kolonisten kregen een eigen bestuur met politie en naarmate de tijd vorderde ook een eigen in de jaren dertig door de Britten bewapend en getrainde paramilitairen, de Haganah. Voor de Palestijnen was dat niet weggelegd. Zij werden bestuurd door de Britten. Britten die, in geval van een conflict tussen joodse kolonisten en autochtone Palestijnen de kant van de kolonisten kozen en die daarbij de hulp van de kolonisten inschakelden. In 1936 organiseerde een arabische groep een algemene staking in Jaffa en Nabloes met drie eisen: stopzetting van de joodse migratie, een verbod op de verkoop van gronden aan joden en de instelling van een representatieve regering. Die staking liep uit in gewelddadigheden en een opstand toen de Britse politie het vuur opende op de protesterende Arabieren. Dit groeide uit tot een Palestijnse opstand die drie jaar duurde. Bij het neerslaan van die opstand maakten de Britten gebruik van de door hen getrainde Haganah. De manier waarop Israël nu in Gaza en eigenlijk al jaren tegen de Palestijnen optreedt, is een voorzetting van de manier waarop de Britten met verzet en dan vooral van Arabische kant, in Palestina omgingen, namelijk het collectief straffen. Collectief straffen door het opleggen van boetes, het in bezit nemen van vee, het vernielen van huizen en soms hele dorpen en het detineren van groepen in concentratiekampen, die vervolgens de kans liepen om gemarteld en gedood te worden. Zo werden na de Arabische opstand onder andere 5.000 huizen vernietigend, 150 Arabische leiders ter dood veroordeeld en andere leiders verbannen. Resultaat van de opstand was dat de Arabieren zonder leiders zaten en door de Britten werden ontwapend. Dit terwijl de Britten veiligheidsafspraken maakten met het joodse leiderschap, dit van wapens voorzag en een deel van de kosten ervan voor haar rekening nam. En net zoals nu was een veelvoud van de doden en gewonden Arabier. Nog geen 600 doden aan Britse en joodse kant tegen ongeveer 5.000 aan arabische kant.
Ook in de strijd die uitbrak na de uitroeping van de onafhankelijkheid in 1948, waren de Israëliërs vanaf het begin de bovenliggende partij. De Palestijnen waren na de hierboven genoemde opstand ontwapend en onthoofd terwijl de kolonisten versterkt uit de oorlog kwamen. Daar komt bij dat: “Ondanks het breed levend beeld van het Israëlische leger dat in het niet viel bij de zeven binnenvallende legers, weten we dat Israël in 1948 in werkelijkheid meer manschappen en meer wapens had dan zijn tegenstanders. Er waren in 1948 maar vijf reguliere Arabische militaire machten op de been, aangezien Saudi-Arabië en Jemen geen noemenswaardig leger hadden. Vier van die legers trokken het Mandaat Palestina binnen (het minuscule Libanese leger is nooit de grens over gegaan) en twee daarvan, het Arabische Legioen van Jordanië en de Irakese strijdkrachten, hadden van hun Britse bondgenoten het verbod gekregen om de grenzen van de gebieden die door de opdeling aan de joodse staat waren toegewezen, te overschrijden en voerden dan ook geen invasie in Israël uit.[2]”En wat in 1948 opging, ging op in 1956, 1967, 1972, 1982 en gaat nu nog steeds op. Israël is dé macht in het Midden-Oosten. De macht, met nucleaire slagkracht die naar goeddunken en sinds 1967 steeds met goedkeuring van de Verenigde Staten oorlogen heeft uitgevochten met, en bombardementen heeft uitgevoerd op Egypte, Libanon, Syrië, Irak en Iran. Het bestaan van Israël is nooit bedreigd. Zeker niet op 7 oktober 2023. Israël was en is de bovenliggende partij die zich bovendien door dik en dun gesteund weet door de sterkste militaire en economische macht van de wereld, de Verenigde Staten.
De titel Honderdjarige oorlog tegen Palestina is een accurate omschrijving van wat er de afgelopen eeuw in Palestina is gebeurd. Khalidi beschrijft die 100 jaar aan de hand van zes oorlogsverklaringen. Hij is daarbij hard voor Israël en vooral voor eerst de Britten en later de Amerikanen die zich als machtigste mogendheden in hun tijd voor het eerst zionistische en later Israëlische karretje lieten en laten spannen en blind waren voor de Palestijnen. Met als meest pregnante voorbeeld het presidentschap van Donald Trump die na het erkennen van Jeruzalem als hoofdstad van Israël tegen de Israëlische premier Netanyahu zei: “We hebben Jeruzalem nu van tafel gehaald , dus daar hoeven we niet meer over te praten. Je hebt nu je punt gewonnen en je zult wat punten moeten toegeven later in de onderhandelingen, als die er ooit komen. Ik weet niet of die er ooit komen.” Hiermee, zo betoogt Khalidi: “werd het centrum van de geschiedenis, identiteit, cultuur en religievan de Palestijnen kortweg afgedaan, zonder zelfs de pretentie dat er naar hun wensen werd gevraagd.[3]”
Hij is echter net zo hard voor het leiderschap van de Palestijnen door de jaren heen. Dat had en heeft zich onvoldoende verdiept in het Westen in het algemeen en in de Verenigde Staten in het bijzonder. Khalidi”: “Toch lijkt de huidige, gespleten Palestijnse leiding geen beter inzicht te hebben in de finesses van de Amerikaanse samenleving en politiek te hebben dan de vroegere leiders.. De leden ervan hebben geen idee hoe ze de Amerikaanse publieke opinie moeten bespelen en hebben daar ook geen serieuze poging toe gedaan. Door dit gebrek aan kennis over het complexe Amerikaanse politieke stelsel konden ze geen bestendig programma opstellen om potentieel gunstig gestemde elementen van de burgermaatschappij aan te spreken.” Dit in tegenstelling tot: “Israël en zijn aanhangers (die) in de Verenigde Staten grote hoeveelheden geld uitgeven om hun zaak in de publieke arena te bepleiten, ook al hebben ze daar al een overheersende positie.[4]” Dit leidde tot foute inschattingen die de Palestijnse zaak geen goed deden. In het boek geeft Khalidi hier veel voorbeelden van. Tot die fouten behoort, zo betoogt hij met goede argumenten, ook het sluiten van het akkoord van Oslo in 1993.
Terug naar Mestrum en het ‘veiligheidsproces’ dat nodig zou zijn. Als er in de nu al honderdjarige oorlog tegen Palestina iets nodig is, dan is het een vredesproces. Het door Mestrum gewenste ‘veiligheidsproces’ staat al honderd jaar centraal en maakt dat een einde aan de oorlog niet in beeld komt. Door te hameren op dat ‘veiligheidsproces’ zorgt Israël, eerst gesteund door de Britten en nu door de Verenigde Staten en trouwens ook Nederland, er al honderd jaar voor dat het niet gaat over waar het eigenlijk over moet gaan. Dat veiligheidsproces levert steeds een nieuwe ‘vijand’ op die een existentiële bedreiging vormt voor Israël. Tussen 1948 en eind jaren tachtig waren dat de Arabische landen Egypte, Jordanië, Syrië en Irak. Waarbij er steeds eentje afviel. Sinds die tijd is het Iran en de door dat land gesteunde ‘terroristische organisaties’. Aan dat ‘veiligheidsproces’ zal nooit een einde komen zolang Israël het eigenlijke probleem negeert, en dat is dat er in wat voor 1948 het mandaatgebied Palestina was, ongeveer 14,3 miljoen mensen wonen. De helft van die inwoners identificeert zich als joods en behorend tot het joodse volk, de andere helft als Palestijns en behorend tot het Palestijnse volk. Het probleem is, en dat is het al honderd jaar, dat het Israëlische deel doet alsof het Palestijnse deel, het Palestijnse volk, niet bestaat. Vanaf het begin hebben de zionistische kolonisten hun eigen, parallelle samenleving opgericht. Een parallelle samenleving die steeds meer ruimte innam, zowel geografisch als psychologisch, en die zich niets gelegen liet liggen aan de Palestijnen. En niet bestaan, betekent dat ze ook geen rechten hebben. Zelfs geen ‘burgerlijke en godsdienstige rechten’ die de Balfour verklaring en het Mandaatverdrag hen nog wel toekende. Zolang hier geen verandering in komt, zullen Palestijnen blijven opstaan en zich verzetten tegen het onrecht wat hen wordt aangedaan. Verzet dat door Israël weer ‘terroristisch’ zal worden genoemd en wordt de spiraal van geweld voortgezet. Want dat is wat er de afgelopen honderd jaar steeds is gebeurd.
Khalidi hoopt dat verandering van: “De mondiale ordening van macht,” ervoor gaat zorgen dat: “de Palestijnen, en ook de Israëliërs en anderen over de hele wereld die vrede en stabiliteit met gerechtigheid in Palestina willen,” voor een andere route gaan zorgen. Om af te sluiten met de woorden: “Alleen zo’n pad, op basis van gelijkheid en gerechtigheid, kan de honderdjarige oorlog tegen Palestina beëindigen met een blijvende vrede, een vrede waarmee de bevrijding komt die het Palestijnse volk verdient.[5]” In tegenstelling tot Mestrums laatste woorden is een veiligheidsproces in het Midden-Oosten momenteel onhaalbaar, maar een vredesproces een must. De ambities van Israël staan dat in de weg. Het is tijd dat dat besef leidend wordt in het westers buitenlandbeleid.
[1] Rashid Khalidi, De honderdjarige oorlog tegen Palestina. Een geschiedenis van kolonialisme en verzet, pagina 39-40
Na de gebeurtenissen in het Midden-Oosten werden woorden als ‘terroristen’ en ‘terroristische organisatie’ gebruikt. Onze overheid, de Nationaal coördinator terrorismebestrijding (Nctb), omschrijft terrorisme als volgt: “Terrorisme is het uit ideologische motieven dreigen met, voorbereiden of plegen van op mensen gericht ernstig geweld, dan wel daden gericht op het aanrichten van maatschappij ontwrichtende zaakschade, met als doel maatschappelijke veranderingen te bewerkstelligen, de bevolking ernstige vrees aan te jagen of politieke besluitvorming te beïnvloeden.” Ook terreurdeskundige Beatrice de Graaf lijkt terrorisme en terreur te zien als afkomstig van groepen die zich met geweld tegen de samenleving afzetten. In haar DWDD college noemt zij terroristen de ‘klunzen’ en de ‘losers van de geschiedenis’. Terreur als wapen van de zwakkeren. Door terrorisme en terreur op deze manier te framen blijft een heel belangrijk aspect van terreur buiten beschouwing. Een deel dat wel eens cruciaal zou kunnen zijn bij het bestrijden van terreur en het beëindigen van het opgelaaide conflict.
Terrorisme is, volgens de Van Dale: “het onder druk zetten van een regering of bevolking door daden van terreur.” Een ‘daad van terreur’ is, volgens dezelfde Van Dale: “georganiseerd politiek geweld.” Terrorisme is daarmee het onder druk zetten van een regering of bevolking door daden van georganiseerd politiek geweld. Terrorisme kan volgens deze definitie gericht zijn tegen de regering of bevolking. Volgens deze definitie is terrorisme ook georganiseerd politiek geweld van een overheid tegen haar bevolking. De overheid als terrorist? Dat klinkt vreemd in de oren. Toch is het niet zo vreemd als het klinkt.
Als we iets meer dan twee eeuwen terug gaan in de tijd dan komen we uit bij la Terreur met een hoofdletter na de Franse revolutie van 1789. De belangrijkste vertegenwoordiger van het programma dat ten grondslag lag aan de periode die nu la Terreur heet was Maximilian Robespierre en die was: “vastbesloten … om een democratische republiek tot stand te brengen die bestaat uit goede burgers en eerlijke mannen.” Om zover te komen moest men af van ‘slechte burgers’ en ‘oneerlijke mensen.” Hoe doe je dat? “Er werd een Comité van Algemene Veiligheid opgericht als een soort opperste politieke politie. De Terreur had de opdracht om de Revolutionaire Republiek te beschermen tegen haar interne vijanden en richtte zich op degenen die samenspanden tegen de Republiek en degenen die alleen maar verdacht werden van vijandige activiteiten.” En dat was een uitgebreid palet aan mensen: “De slachtoffers varieerden van Marie Antoinette en andere koningsgezinden tot de voormalige revolutionaire collega’s van de Berg, de Girondijnse leiders; en voordat het jaar 1793-1794 voorbij was, gingen enkele van de oude Jakobijnen van de Berg die het programma hadden helpen inluiden ook naar de guillotine.[1]” in totaal verloren zo’n 40.000 mensen hun hoofd en honderdduizenden werden gearresteerd en vastgehouden.
La Terreur, de naam van deze periode is uiteindelijk in de negentiende eeuw als een leenwoord vanuit het Frans in het Nederlandse woordenboek verschenen. Terreur heeft haar naam dus te danken aan geweld van de overheid tegen haar burgers. Burgers die als een bedreiging werden gezien voor de Franse republiek. De Franse revolutionaire republiek is trouwens niet de enige die zich aan dergelijke terreur heeft bezondigd. De Russische, Chinese, Iraanse en anderen deden hetzelfde. Sterker, het lijkt min of meer eigen aan revoluties dat na de omwenteling een periode van terreur volgt. Terreur als middel van de machthebbers tegen de eigen bevolking. Stalin startte in 1934 met wat we nu de ‘grote zuivering’ noemen. Die periode volgde trouwens op een terreurcampagne tegen de ‘koelakken’, de boeren. Hitler startte in dezelfde periode met iets soortgelijks. Na de Rijksdagbrand van 1933 startte hij een terreurcampagne tegen zijn gevaarlijkste vijand, de communisten. Die verdwenen in het gevang en in speciaal ervoor gebouwde concentratiekampen. Kampen die later ook werden gevuld met socialisten en andere bedreigingen voor zijn regime. Mao deed het in China zelfs twee keer, eerst tussen 1952 en 1956 toen iedereen gelijkgeschakeld werd tot ‘nieuwe mens’ en vanaf 1966 onder de vlag van de ‘Culturele revolutie’.
In de ruim tweehonderd jaar dat we het woord terreur kennen, is de dader ineens het slachtoffer geworden. Door deze bijzondere gedaantewisseling verdwijnt terreur door de overheid buiten beeld. Dit terwijl terreur door de overheid veel gevaarlijker is dan terreur door ‘klunzen en losers van de geschiedenis’. De overheid heeft immers het machtsmonopolie.
Laten we eens met de originele bril van terreur, dus met de overheid als dader, naar reacties van overheden op aanslagen kijken. Na de aanslagen van 11 september 2001 verklaarden de Verenigde Staten de oorlog aan ‘terreur’ en Nederland ging hierin mee, net als alle andere westerse landen. Artikel 5 van de NAVO trad in werking: een aanval op één is een aanval op allen. In een oorlog gelden andere regels dan in een normale samenleving. Het normale recht wordt opzij gezet. Als we kijken naar de resultaten dan zien we dat dit tot zeer veel doden heeft geleid, dat past in het frame van een oorlog. In een oorlog schakel je je tegenstander uit en heten toevallige slachtoffers ‘collateral damage’. Het heeft tot heel weinig veroordelingen door een rechter geleid. Ook dat past in het oorlogsframe, daar geldt het oorlogsrecht. En dat werd, zie het voorbeeld van de gevangenen in Guantanamo Bay, zelfs opzij geschoven.
“Zeker.” Dat was het antwoord van demissionair premier Rutte op de vraag of Nederland Israël onvoorwaardelijk steunt. “Heel veel, heel veel onschuldige slachtoffers en ook aan Palestijnse kant zijn heel veel slachtoffers door dit vreselijke geweld van Hamas. Nederland, zoals gezegd, erkent volledig het recht van Israël om zichzelf te verdedigen. Wij roepen op om dit geweld onmiddellijk te beëindigen en wij veroordelen het geweld.” Ook premier Rutte bedient zich hier van het oorlogsframe en gaat daarmee mee in het Israëlische frame.
Sinds 11 september 2001 worden organisaties die verandering in een gebied nastreven te pas en te onpas beplakt met het label terroristische organisatie. Eenmaal beplakt met het label ‘terroristische organisatie’ hoeft er niet meer serieus naar de grieven te worden gekeken. Dit terwijl er goede redenen kunnen zijn waarom een groep streeft naar, om de een deel van de Nctb-defenitie van hierboven aan te halen: “maatschappelijke veranderingen te bewerkstelligen.” Neem de situatie van de Palestijnen in de Gazastrook en op de Westelijke Jordaanoever. Ze wonen er maar hoe moeten we de plek waar ze wonen definiëren? Alhoewel 130 landen waaronder enkele EU-lidstaten maar Nederland niet, Palestina als staat erkennen, kun je het geen staat noemen. Daarvoor ontbreken enkele belangrijke kenmerken van een staat. Controle over de eigen grenzen, het eigen luchtruim en de eigen wateren ontbreekt. Zo lopen Gazanen het risico om in ‘eigen land’ te worden doodgeschoten als ze de grens met buurland Israël te dicht naderen. Natuurlijk mag een land een ‘buffer’ creëren tussen haarzelf en een buurland. Die zone vervolgens creëren op het grondgebied van dat andere land dat gaat veel te ver. Toch is dat wat Israël doet. Op de Westelijke Jordaanoever vestigen Israëlische burgers zich en stichten er nederzettingen. Hiervoor verdrijven ze met steun van de Israëlische overheid de op die grond wonende Palestijnen. Tegen geweld van kolonisten tegen Palestijnen wordt zelden opgetreden en bestraft. Het lijkt mij, om premier Rutte te parafraseren, dat we het volledige recht van de Palestijnen erkennen om zich te verzetten tegen deze door de staat Israël tegen de Palestijnen uitgeoefende staatsterreur. Aanleiding en reden genoeg om ‘maatschappelijke verandering te bewerkstelligen’.
Ja, een oproep om geweld onmiddellijk te stoppen heeft mijn steun. Maar dan wel alle geweld en dus ook het staatsgeweld waarmee Israël de Palestijnen kleineert en koeioneert. En daarmee kom ik bij een tweede bezwaar tegen het mensen ‘terrorist’ noemen. Net zoals de soms terechte grieven van een als ‘terroristisch’ gelabelde organisatie uit beeld verdwijnen, verdwijnt de mens uit beeld als je hem ‘terrorist’ of ‘idiote barbaren en griezels’ zoals dezelfde premier Rutte de plegers van de aanslagen in Parijs noemde. Net zoals het discours is dat je met grieven van ‘terroristische organisaties’ niets hoeft te doen, is het discours ook dat je het met de rechten van een ‘terrorist’ niet zo nauw hoeft te nemen, ‘dat doen zij met jouw rechten immers ook niet’.
Terrorisme is een methode om de strijd aan te gaan. Een methode die niet zoveel verschilt van guerrilla, een gewapend conflict waarbij ongeregelde strijders een reguliere krijgsmacht trachten te ontregelen en uit te putten. Waarbij ze vanwege het verschil in vuurkracht een rechtstreekse confrontatie zoveel mogelijk vermijden. Voor ‘klunzen’ en de ‘losers van de geschiedenis’, om de woorden van De Graaf te herhalen is terrorisme een manier om de strijd aan te gaan met een sterkere tegenstander. Voor machthebbers is terrorisme een manier om zich te beschermen tegen interne vijanden, om Robespierre er weer bij te halen. Wat we nu, en eigenlijk al de afgelopen vijftig jaar, in Israël en in de door het land bezette en gedomineerde Gazastrook en Westelijke Jordaanoever zien, is een spiraal van terreur waarin de beide partijen elkaar gevangen houden. ‘Het recht om zichzelf te verdedigen’ waar premier Rutte en Israël zich op beroepen, gaat deze spiraal niet beëindigen. Die gooit slechts olie op het vuur. Die spiraal kan alleen door de machtige partij worden beëindigd. Dus door Israël. En nee, dat kan niet met kogels, bommen en granaten. Dat kan alleen als de machtige inziet dat de machteloze een mens is net als de machthebber. Net zoals de slavernij alleen beëindigd kon worden door vrije mensen. Daarbij helpt het plakken van het label ‘terrorist’ niet, dat ontmenselijkt.
[1] Palmer and Colton, A History of the Modern. Sixth edition, pagina 376 eigen vertaling
“In Idlib ontvouwt zich een nieuwe humanitaire ramp, één van de ergste in de Syrische crisis, die er het afgelopen decennium al te veel om op te noemen heeft voortgebracht.” De eerste zinnen uit een ingezonden brief bij Trouw . Een brief geschreven door minster van Buitenlandse Zaken Blok en twaalf van zijn Europese collega’s. Een bijzondere brief.
Laten we eens een passage onder de loep nemen. “Daarnaast is het belangrijk om helder voor de geest te houden dat alleen politieke onderhandelingen voor een houdbare uitkomst uit de Syrische crisis kunnen zorgen. Genormaliseerde politieke verhoudingen kunnen pas ontstaan wanneer een oprecht en onomkeerbaar politiek proces op gang is gekomen.” De geschiedenis bulkt van de voorbeelden waarbij ‘houdbare uitkomsten’ ontstaan na een oorlog waarbij een partij overwint en de ‘nieuwe verhoudingen’ oplegt waardoor er ‘genormaliseerde politieke verhoudingen’ ontstaan. De Duitsers en Japanners hebben dat vijfenzeventig jaar geleden ook ondervonden. Net zoals Nederland ruim vijf jaar daarvoor.
Een tweede passage: “Wij beseffen heel goed dat er zich radicale groeperingen ophouden in Idlib. Terrorisme wordt door ons nooit lichtvaardig opgevat. Wij bestrijden terrorisme met overtuiging en vastberadenheid en dat doen we aan de frontlinie van de strijd tegen Isis. Maar de strijd tegen terrorisme kan en mag nooit dienen als rechtvaardiging voor de grootschalige schendingen van het internationaal humanitair recht, waarvan we nu dagelijks getuige zijn in het noordwesten van Syrië.” Voor Assad zijn, in tegenstelling tot de schrijvende Europese ministers, waarschijnlijk alle groepen met wapens in Idlib, ook de reguliere Turkse troepen, terroristen. ‘Terroristen’ die een integraal deel van het Syrische grondgebied bezet houden. Zou Nederland accepteren als bijvoorbeeld de Zeeuwen een gewapende opstand zouden beginnen tegen het ‘regime Rutte’?
Bijzonder is het deel over het structureel ‘schenden van internationaal humanitair recht’. Wie verklaarde het terrorisme ook al weer de oorlog en wie hobbelde daar vervolgens braaf achteraan? Wie viel er twee landen binnen in die ‘oorlog’? Een daad gepleegd door een klein groepje wordt een oorlog tegen twee landen. Hoe verhoudt die keuze zich tot het ‘internationale humanitaire recht’? In het geval ‘Afghanistan’ was er wellicht nog ‘iets’ van een reden. Het ‘brein’ achter de gruwelijke aanslagen van 11 september 2001 bevond zich immers in dat land. Maar of een oorlog dan de ‘passende’ maatregel is binnen dat ‘internationale humanitaire recht’ is uiterst twijfelachtig. In het geval ‘Irak’ was er geen enkele reden volgens het ‘internationale humanitaire recht’ om het land binnen te vallen. De VS verzonnen iets, hadden lak aan het ‘internationale (humanitaire) recht’ en deden vervolgens wat ze wilden. Ze begonnen een oorlog.
Een volgende voorbeeld van ‘flexibele’ omgang met dat ‘internationale (humanitaire) recht. “Ook Europa neemt zijn verantwoordelijkheid in deze niet aflatende tragedie. De EU en haar lidstaten zijn de grootste donors van humanitaire hulp aan de noodlijdende Syrische bevolking. We zullen deze gezamenlijke inspanningen voortzetten en uitbreiden in reactie op de zich ontwikkelende crisis in Idlib.” Hoe sterk komt dit over als we de situatie op de Griekse eilanden in ogenschouw nemen? Als we ons realiseren dat die ‘donors’ de zaak daarmee afkopen. Hoe sterk komt het over als Europa nooit ‘in de regio’ ligt die vluchtelingen moet opvangen?
Hoe sterk maakt dit het beroep op ‘internationaal humanitair recht’? Hoe sterk is zo’n beroep vanaf een hoge morele toren als die toren naar believen wordt aangepast aan de eigen standpunten? Zou dergelijk flexibele toepassing van dat ‘internationale (humanitaire) recht’ niet een belangrijke oorzaak zijn van de hoon die het Westen in grote delen van de wereld ten deel valt? Enige zelfreflectie zou geen kwaad kunnen.