Klus gezocht

Ik ben nog steeds op zoek naar een opdrachtgever waarmee ik de volgende salarisafspraak kan maken voor een klus van dertig dagen. Voor de eerste dag een salaris van € 0,01 en dat verdubbelt iedere dag. Wellicht helpt deze Prikker bij het vinden van die opdrachtgever. Al denk ik dat die er na het lezen van deze Prikker anders over denkt. 

Ik moest hier weer aan denken na het lezen van het Commentaar van Sander van Walsum in de Volkskrant. Van Walsum: “Maar inmiddels kan ook worden vastgesteld dat de afbouw van preventieve maatregelen geen lineair proces is, maar een processie van Echternach: drie stappen vooruit, twee stappen achteruit.”  Zo wordt er de laatste dagen weer een stijging van het aantal ziekenhuisopnamen gemeld in Duitsland maar ook in Brabant. Dit terwijl de druk op de regering om de teugels te laten vieren, toeneemt. Die druk heeft er al toe geleid dat de basisscholen weer opengaan en dat kinderen weer mogen sporten.

“Om te kunnen voorzien in de toenemende behoefte aan meer bewegingsvrijheid heeft de Nederlandse overheid de testcapaciteit voor de vaststelling van corona al drastisch uitgebreid,” schrijft Van Walsum. Wat echt zou helpen: “handhaving of uitbreiding van de ic-capaciteit. Met het oog daarop zouden reservisten in de zorg moeten worden gerekruteerd, of zou bestaand zorgpersoneel moeten worden om- of bijgeschoold.” Dat lijkt een goed advies. De curve moest immers worden afgevlakt om de zorg niet te overbelasten en daarbij waren het aantal ic-bedden de beperkende factor. Meer bedden betekent dat er op een hoger niveau afgevlakt kan worden. Dan zou het kabinet zich, zo betoogt Van Walsum, meer rust in de besluitvorming kunnen veroorloven. Leveren meer ic-bedden werkelijk rust?

Meer ic-bedden betekent dat er meer corona-patiënten in een ic-bed kunnen. Op een ic-bed kom je als je er erg slecht aan toe bent, maar er nog wel hoop is dat je de ziekte overleeft. Als we er vanuit gaan dat onze zorg is gebouwd als een piramide met de ic-bedden als top. Dat de top en de basis in evenwicht zijn. Een evenwicht waarbij zelfs is gerekend met enige overcapaciteit. Dan leidt meer ic-bedden tot een veel grotere top die alleen in tijden van nood, zoals nu, gebruikt kan worden. In ‘normale tijden’ staan er dan, net zoals nu in Duitsland, veel ic-bedden onbenut. Wat gebeurt er dan in tijden van crisis, bijvoorbeeld een opleving van de corona-pandemie? 

Er is dan meer ic-capaciteit. De rest van het ziekenhuis ligt dan nog steeds vol met corona-patiënten. Meer corona-patiënten op de ic betekent immers dat er ook meer patiënten in de rest van het ziekenhuis liggen. Net zoals de afgelopen anderhalve maand het geval was, is dan de hele rest van de piramide nodig en ligt alle andere zorg stil. 

Als we even een week of vier, vijf terugkijken in de tijd. De periode dat het erom spande of er snel genoeg ic-bedden konden worden gecreëerd en het uiteindelijk net lukte om er voldoende beschikbaar te hebben. Op dat moment stierven er zo’n 180 mensen per dag. Tenminste volgens de RIVM cijfers. Volgens de berekeningen van het Centraal Bureau voor Statistiek waren dat er ongeveer het dubbele, dus zo’n 360. De ‘rust’ die een verdubbeling oplevert, betekent dat er wekelijks het dubbele aantal mensen sterven, dus ruimt 700 per dag.

Hoe ‘rustig’ zou een kabinet kunnen besluiten met een dubbelde ic-capaciteit? Rust die per dag het dubbel aantal mensen het leven kost. Die de complete Nederlandse zorginfrastructuur lam legt en die roofbouw pleegt op de medewerkers in de zorg. Het enige probleem wat met bijvoorbeeld een verdubbeling van de ic-capaciteit wordt opgelost is het keuzedilemma tussen twee patiënten voor één ic-bed. Alhoewel opgelost, het duurt langer voordat we dat punt bereiken.

Als er geen maatregelen worden genomen dan verspreidt het corona-virus zich exponentieel. Omdat niet iedereen even ziek wordt en het zelfs kan zijn dat je al mensen kunt besmetten voordat je ook maar ziekteverschijnselen hebt, zijn er op het moment van de eerste geconstateerde besmette persoon, waarschijnlijk al meer personen besmet. We zagen bijvoorbeeld een verdubbeling van het aantal besmettingen, ziekenhuisopnamen en doden in ongeveer drie dagen. Dit betekent dat er drie weken na de eerste besmette persoon 32 mensen besmet zijn. Na zes weken zijn dat er al 1.024 en na twaalf weken zo’n 67.000.000. En daarmee kom ik terug bij mijn zoektocht naar een opdrachtgever waarmee ik deze Prikker begon. Die zes weken komen overeen met 28 dagen. Mijn salaris op die 28ste dag bedraagt dan € 671.088,64. Het salaris op de laatste van de dertig werkdagen is dus vier keer zoveel en wel € 2.684.354,56. En mijn totale beloning voor die dertig dagen het dubbele van dit bedrag minus 1 cent. 

We moeten dus verspreiding van het virus voorkomen. Dat kan door de mensen waarmee een besmette persoon in aanraking is gekomen in beeld te brengen, te testen op de ziekte en ze te adviseren (of verplichten) om gedurende een week of twee in quarantaine te verblijven. Die ‘drastische uitbreiding van de testcapaciteit’ is daarom belangrijk. Voor verdubbeling van de ic-bedden: “zouden reservisten in de zorg moeten worden gerekruteerd, of zou bestaand zorgpersoneel moeten worden om- of bijgeschoold,” aldus van Walsum. Het lijkt mij slimmer om te werven en om- of bij te scholen in dit ‘opsporingswerk’. Dan zijn die extra bedden niet nodig, voorkomen we dat de zorg-piramide overbelast raakt en als belangrijkste, worden er minder mensen ziek en sterven er minder aan de gevolgen van het virus. En, maar dat is van minder belang, kan het kabinet zich meer rust veroorloven in de besluitvorming.

Geestelijke schraalheid

“Tot de bevrijding die de babyboomers organiseerden, behoorde ook de secularisering – het proces van ontkerkelijking. Eenmaal verlost van de knellende geloofszekerheden, kon de babyboomer zijn zelfontplooiing ter hand nemen. Daarmee kon echter niet het vacuüm worden opgevuld dat de kerken hebben nagelaten. De babyboomers en hun nazaten leven in geestelijke schraalheid te midden van materiële weelde.” Een alinea uit het Commentaar van Sander van Walsum in de Volkskrant. Dat Commentaar behandelt de kloof tussen de de ‘jongeren van nu’ en de ‘babyboom-generatie’. Nee, ik ga hier niet meer schrijven over ‘geleuter over generaties’, dat heb ik al twee keer gedaan. Het gaat mij om de bovenstaande passage. 

Bron: Public Domain Pictures

Beweert Van Walsum dat het leven geestelijk schraal is zonder ‘geloofszekerheden’? Omgekeerd zou dat betekenen dat een geestelijk rijk leven alleen maar mogelijk is met ‘knellende geloofszekerheden.’ Ik kan me niet voorstellen dat iets wat knelt prettig voelt. Knellende schoenen lopen niet prettig. Maar ook als we het woord ‘knellende’ weglaten, vraag ik me af of ‘geloofszekerheden’ een voorwaarde voor een geestelijk rijk leven zijn.  

We leven inderdaad in een tijd van materiële weelde. Sterker nog, het ‘materiële’ wordt  veel te belangrijk gevonden. Als die ‘geloofszekerheden’ nodig zijn om mensen te ‘verankeren’ waarom zien we dan zo weinig aanhangers van die zekerheden die een leven kiezen waarbij ze het materiële zoveel mogelijk laten voor wat het is. Die zoeken naar een andere invulling van hun leven. Een invulling die bij hun ‘geloofszekerheden ‘past. 

Als die ‘geloofszekerheden’ een basisvoorwaarde voor geestelijke rijkdom zijn, waarom kramen hun aanhangers dan vaak zo’n armoedige zaken uit? In haar eindejaarsconference besteedde Claudia de Breij aandacht aan de ‘Nashville verklaring’ en aan SGP leider Van der Staaij. Dit om maar een voorbeeld uit een religie te noemen. “WIJ BEVESTIGEN dat het zondig is om homoseksuele onreinheid of transgenderisme goed te keuren. Wie deze wel goedkeurt wijkt fundamenteel af van de standvastigheid die van christenen verwacht mag worden en van het getuigenis waartoe zij geroepen zijn. WIJ ONTKENNEN dat de goedkeuring van homoseksuele onreinheid of transgenderisme een moreel neutrale zaak is, waarover getrouwe christenen onderling van mening mogen verschillen.” Aldus artikel 10 van de verklaring. Als die verklaring en het handelen van Van der Staaij voorbeelden van ‘geestelijke rijkdom’ zijn, dan voelt die ‘rijkdom’ wel heel armoedig.

Aan de andere kant zijn er mensen die zonder ‘geloofszekerheden’ leven en wel het materiële zoveel mogelijk laten voor wat het is.  Aan die andere kant zijn er ook zeer veel mensen die bevestigen dat homoseksualiteit en transgenderisme een moreel neutrale zaak is. Die hebben daar geen ‘geloofszekerheden’ voor nodig. Het enige wat zij daarvoor nodig hebben, is hun gezonde verstand en hun gevoel van menselijkheid. Geestelijke rijkdom is niet afhankelijk van geloofszekerheden.

Dreigen en democratie

Onze vrijheden en de erop gebaseerde liberale democratie, zijn ons kostbaarste bezit. Dat zijn de werkelijke Nederlandse ‘normen en waarden’, onze ‘traditie’ en onze ‘identiteit’. Voor ons zijn ze vanzelfsprekend, zo vanzelfsprekend dat ze niet opvallen. Ze vallen pas op als ze ontbreken. Als je in een land verblijft waar ze niet vanzelfsprekend of zelfs afwezig zijn. Of die waarden in gevaar zijn?

Bron: Wikimedia Commons

Zorgwekkende ontwikkelingen zijn er wel. In de Volkskrant betoogt Sander van Walsum dat partijen het voordeel van de twijfel verdienen zolang zij: “programmatisch en strategisch binnen de democratische orde,” bewegen. Daar is wat voor te zeggen alleen is het wel verstandig om je daarbij te bedenken dat ‘programmatisch en strategische binnen de democratische orde opererend’ die democratische orde kunnen vernietigen. De recente geschiedenis kent verschillende voorbeelden van regeringsleiders die hiermee bezig zijn. Neem bijvoorbeeld Orban in Hongarije en Erdogan in Turkije.

Zorgwekkend is ook de redenering van Henk Strating bij Opiniez. Volgens Strating is maar: “één manier (waarop) kan voorkomen dat ze bij de volgende Tweede Kamer-verkiezingen door een nog veel groter Forum voor Democratie wordt weggevaagd. De tegenstellingen tussen voor- en tegenstanders die dán ontstaan zullen onbeheersbaar worden, met alle gevolgen voor onze democratische rechtsstaat.” Die mogelijkheid is: “in de resterende regeerperiode serieus rekening te houden met opvattingen van Forum voor Democratie en waar mogelijk met deze partij tot samenwerking in de Eerste Kamer te komen.”

Stel dat Strating gelijk heeft. Dat het nu negeren van het Forum voor Democratie leidt tot onbeheersbare tegenstellingen over twee, drie jaar? Is dat dan een reden om met die partij in zee te gaan? Hoe democratisch is zo’n dreigement? Stratings redenering komt er dan op neer dat een stemmer op het Forum voor Democratie zwaarder weegt dan een kiezer op de bijvoorbeeld de Partij voor de Dieren. Zwaarder omdat er naar die eerste moet worden geluisterd om een ‘ramp’ in de toekomst te voorkomen.

Stel nog steeds dat Strating gelijk heeft. Moeten andere partijen zich dan onder die dwang een bepaalde kant op laten drukken? Als dat de manier is, wat let dan de aanhangers van de andere partijen om ook te dreigen met ‘tegenstellingen die onbeheersbaar worden’. Als onze democratie zich onder druk laat zetten door het schermen met ‘onbeheersbaarheid’ als een groep haar zin niet krijgt, is er dan nog wel sprake van democratie?

Doel, middel en mens

Vandaag nogmaals een prikker met statushouders als aanleiding. Gisteren vroeg ik me af of je van ‘falen’ kunt spreken als er mensen in het algemeen en statushouders in het bijzonder, gebruik maken van de bijstand. In het Commentaar in de Volkskrant borduurt Sander van Walsum voort op ‘inburgering’ van statushouders. Voor hem is het duidelijk: “Voormalige vluchtelingen inzetten op plaatsen waar zij in een economische en maatschappelijke behoefte voorzien: dat zou de kern van inburgeren moeten zijn.” Menigeen zal nu JA knikken. Zet statushouders daar in waar er economisch of maatschappelijk behoefte aan is. Goed voor de statushouder en goed voor de economie en de samenleving.

doel

Illustratie: Pixabay

Toch wat kanttekeningen of beter gezegd wat vragen bij deze redenering. Is inburgering geslaagd als iemand een bijdrage levert aan de economie? Betekent dat dan dat iemand die geen betaald werk verricht niet ‘ingeburgerd’ kan zijn? Zijn Nederlanders zonder betaald werk dan ook niet ‘ingeburgerd’?

Een slagje dieper. Mensen inzetten daar waar de economie en de samenleving hen nodig heeft? Wie bepaalt dan wat de economie of de samenleving, waar nodig heeft? Als die ‘wie’ dat voor statushouders kan, bepalen, mag die ‘wie’ dat dan ook voor Nederlanders bepalen? Zoudt u het accepteren als iemand anders voor u gaat bepalen dat u vuilnisman of verpleger moet worden? Dat is, zo betoogt Van Walsum, wat statushouders zouden moeten accepteren.

Verwordt een mens zo niet tot een middel dat kan worden ingezet voor ‘hoger doel’? Een doel dat door anderen wordt bepaald. Zoudt u een middel willen zijn, een middel dat kan worden ingezet? Hoe vrij is een mens als hij een middel is?

Pleidooi voor nieuwsgierigheid en tolerantie

De 254ste en laatste prikker van 2017. Tijd om terug te blikken? Nee, en toch ja. Nee, niet op het afgelopen jaar, dat doet Sander van Walsum in de Volkskrant op een goede manier. Van Walsum verhaalt over de roep van dit jaar om het verleden aan te passen aan het heden door straten en gebouwen te vernoemen en beelden te verwijderen. Hij concludeert dat vroeger zaken normaal waren die we nu abnormaal vinden.  Daarom is het beter “verleden in zijn eigen taal (te laten) spreken. … Dat is beduidend interessanter dan aantonen dat het huis van het verleden door dwaallichten werd bewoond.” 

De zijderoutes

Een juiste constatering, maar over het nabije verleden van het aflopende jaar wil ik het niet hebben. En ja, ik ga wat verder terug in het verleden en dat doe ik aan de hand van het boek De zijderoutes van Peter Frankonpan. En dan vooral één passage eruit:

“Terwijl de moslimwereld enthousiast bezig was met innovatie, vooruitgang en nieuwe denkbeelden, bleef een groot deel van Europa hangen in mistroostigheid; het ontbrak er aan middelen, maar ook aan de nieuwsgierigheid.”

Nieuwsgierigheid naar elkaar en de wereld. Want die moslimwereld was tolerant voor andersgelovigen. Joden, christenen, boeddhisten en andere geloven hadden over het algemeen niets te vrezen. Nieuwsgierigheid en tolerantie voor andersgelovigen, waren ook de kenmerken van het Romeinse en het Perzische rijk die eeuwenlang standhielden en waar de welvaart een grote vlucht nam.

Nieuwsgierigheid en tolerantie die in het toenmalige Europa ontbraken. In Europa ging men op in het orthodoxe christendom en was de blik naar binnen gericht: “De heilige Augustinus had weinig op met wetenschap en onderzoek. ‘Mensen willen kennis-om-de-kennis’, had hij misprijzend geschreven ‘hoewel ze aan die kennis niets hebben’. Nieuwsgierigheid was in zijn woorden weinig anders dan iets ziekelijks.” De leer van Augustinus vervulde in het Europese christendom een belangrijke rol.

Nieuwsgierigheid als voedingsbodem voor een welvarende samenleving, want welvarend dat was die moslimwereld. Europa kwam pas in beeld toen men ook hier nieuwsgierig werd. Nieuwsgierig werd en ging onderzoeken en reizen. Toen er een einde kwam aan de religieuze orthodoxie en vooral  toen er een einde kwam aan de religieuze twisten en oorlogen. Toen tolerantie intrad.

Daarom in deze 254ste prikker een pleidooi voor nieuwsgierigheid en tolerantie.

Een bus met gekleurde agenten

De politie staat de afgelopen dagen weer volop in het nieuws. Rapper Typhoon werd staande gehouden vanwege ‘etnisch profileren’: een jonge, donkere man in een SUV.  Sander van Walsum schrijft in het commentaar in de  Volkskrant: “Voor gekleurde Nederlanders – bekend of minder bekend – is het vernederend om zonder deugdelijke reden staande te worden gehouden door de politie. Zeker als zoiets vaak gebeurt en zeker als de betrokken agent blank is.” Daarom moet de politie qua samenstelling veel meer een afspiegeling zijn van de samenleving.

politie

Foto: powervrouwen.blog.nl

Natuurlijk is het vervelend als je door de politie staande wordt gehouden, zeker als andere mensen hiervan getuige zijn. Er is dan iets waardoor de ‘politiebellen’ gingen rinkelen, iets waardoor je ‘verdacht’ werd. Zou staande worden gehouden voor een ‘gekleurde’ Nederlander anders zijn dan voor een ‘ongekleurde’ Nederlander? Beiden worden immers even ‘verdacht’? Je voldoet aan een profiel.

Wanneer is een reden voor het staande houden deugdelijk? Is dat alleen als blijkt dat de persoon die staande is gehouden daadwerkelijk in overtreding is? Als Typhoon daadwerkelijk een kilo heroïne bij zich had of de auto had gestolen? Dat zou het politiewerk erg lastig maken want wanneer ben je honderd procent zeker. Hoe zou de politie zonder profielen moeten werken? Profielen zijn ‘voor-oordelen’ op basis van ervaringen uit het verleden, zonder welke het leven en zeker politiewerk, onmogelijk is. Na staande houding wordt het voor-oordeel getoetst en komt de politie tot een oordeel.

Zou het hierbij wat uitmaken welke ‘kleur’ de betrokken agent heeft? Is het minder erg als een agent met eenzelfde ‘kleur’ als Typhoon hem had staande gehouden op basis van hetzelfde profiel dat nu de ‘blanke’ agent gebruikte? Als dat het criterium is, dan wordt politiewerk nog lastiger. Dat wordt patrouilleren in een bus met agenten van alle mogelijke ‘kleuren’ en de juiste kleur de aanhouding laten verrichten. Natuurlijk zou het goed zijn als de politie een goede ‘afspiegeling’ is van de bevolking. Maar ook dan zal er met profielen moeten worden gewerkt en zal een agent van de ene kleur iemand van een andere kleur aanhouden en zal dat vaak onterecht zijn. Ook dat voorkomt niet dat in de ene buurt meer mensen worden staande gehouden dan in de andere.

Handelde de agent die Typhoon aanhield niet correct? Staande houden op basis van een profiel. En in deze fase al op een vriendelijke manier het waarom vertellen, dus het profiel uitleggen. Onderzoeken en komen tot een oordeel. Is er niets aan de hand, dan excuses en fijne dag verder. Zou die agent niet ten voorbeeld moeten worden gehouden aan zijn collega’s?