Worden we ouder?

De AOW-leeftijd moet weer worden verlaagd naar 65 jaar. Dat betoogt Jelle Visser in de Volkskrant. Werk is er voor ouderen niet en door de herstellende economie en het ‘goed begroten’ is er voldoende ruimte om de AOW leeftijd te verlagen naar 65 jaar. Wellicht is er nog een reden om hier eens goed naar te kijken.

Ouderen

Foto: www.gezondheidenco.nl

Toen de AOW werd ingevoerd was de gemiddelde levensverwachting bij geboorte ongeveer 72,5 jaar. Nu is dat negen jaar meer. Dat we steeds ouder en gezonder ouder worden was een van de argumenten voor verschuiving van de pensioen- en dus AOW leeftijd. Klopt die redenering wel?

Op het eerste gezicht wel, negen jaar is negen jaar. Maar dat er meer mensen oud worden en dus de gemiddelde levensverwachting bij geboorte hoger wordt, wil niet zeggen dat we ook ouder worden.  De Amerikaanse econoom Robert J. Gordon heeft in zijn boek The Rise and Fall of American Growth een interessante tabel opgenomen. In die tabel de toename van de levensverwachting op zes momenten in een mensen leven (pagina 211). Het jaar 1870 is hierbij het basis jaar. Zo is de levensverwachting van een boreling sinds 1870 toegenomen met zo’n 33 jaar. Ben je eenmaal zeventig, dan wordt je nu gemiddeld zes jaar ouder dan je leeftijdgenoot uit 1870. En nemen we de invoering van de AOW, dan leeft de zeventigjarige een schrale drie jaar langer dan zijn leeftijdgenoot in de jaren vijftig.

De stijging van de gemiddelde leeftijd is, zo laat Gordon zien, vooral een gevolg van betere hygiëne, riolering, waterleiding en de bestrijding van dodelijke kinderziektes. Dit heeft ervoor gezorgd dat er veel minder baby’s en jonge kinderen sterven. Vervolgens hebben de betere arbeidsomstandigheden ervoor gezorgd dat er minder volwassenen een dodelijk arbeidsongeluk krijgen. Kortom, de gemiddelde leeftijd is gestegen, niet omdat we zoveel ouder worden, maar omdat er veel minder mensen jong sterven. Ben je eenmaal zeventig, dan wordt je gemiddeld maar drie jaar ouder dan in de jaren vijftig.

Die drie jaren zijn vooral een gevolg van het medische kunnen dat levensverlengend werkt. Levensverlengend bij de grootste doodsoorzaken van tegenwoordig: kanker en hart- en vaatziekten. Zijn deze drie jaar, waarvan een deel als patiënt, voldoende reden om de pensioenleeftijd te verhogen en te blijven verhogen?

Op uw gezondheid

In de Volkskrant zet Frank Kalshoven alvast wat aandachtspunten voor het nieuwe kabinet op een rijtje. Nummer één op de lijst, de zorgkosten. Kalshoven: “wat wil de partij met die zorgkosten doen? Ik zou zeggen: tem die beer. Zet het mes in de verwachte stijging van de zorgkosten om ruimte te scheppen voor andere dingen…”  Bij het lezen hiervan, moest ik denken aan het boek The Rise and Fall of American Growth van de Amerikaanse econoom Robert J. Gordon.

Gordon

Illustratie: press.princeton.edu

Gordon besteedt aan heel veel zaken aandacht, zo ook aan de ontwikkelingen in de gezondheidszorg. Natuurlijk beschrijft hij de Amerikaanse situatie, toch biedt het wel stof om over na te denken. Als eerste constateert hij dat commercie in de Verenigde Staten niet tot de beste, meest efficiënte en goedkope zorg heeft geleid. Toch opletten met verdere marktwerking?

Gordon laat zien dat de grote gezondheidswinst, die is bereikt tussen 1870 en nu, voor het grootste deel aan andere zaken is te danken dan pure gezondheidszorg. Collectieve investeringen als aanleg van waterleidingen met schoon drinkwater. De aanleg van rioleringen. Het gebruik van zeep. De komst van de auto. De auto? Ja, de auto want die zorgde ervoor dat het paard uit het straatbeeld verdween en met het paarden de mest, de paardenurine en de paardenlijken. Deze maatregelen zorgden voor een forse daling van de baby- en kindersterfte en daarmee een flinke stijging van de gemiddelde sterfteleeftijd. Vervolgens de toevallige uitvinding van de penicilline door Alexander Flemming en de vaccinaties voor diverse kinderziektes. Deze maatregelen zorgden ervoor dat er voor vele kinderen, vele gezonde levensjaren bijkwamen.

De laatste decennia (in de Verenigde Staten zo ongeveer sinds 1950, ligt de aandacht bij hart- en vaatziektes en kanker, omdat daaraan sinds die tijd de meeste mensen sterven. Verschil met die eerdere maatregelen, is volgens Gordon, dat deze ervoor zorgen dat aan het einde leven het leven een paar jaar worden toegevoegd.

In een tijd waar overgewicht een steeds groter probleem wordt, waar de jeugd steeds minder beweegt en de uittredend commandant der strijdkrachten signaleert dat jeugdige rekruten steeds minder sterk en beweeglijk zijn en de fijne motoriek afneemt. Wat zou dan het nieuwe kabinet van Gordons beschrijving en deze gegevens kunnen leren? In ieder geval dat investeren in  preventie loont.

Inzetten op preventie? Op veel meer sport en spel, bewegingsonderwijs voor kinderen op basis- en middelbare scholen? Sport en spel waarbij tevens aandacht is voor samenwerking en zo ook voor normen en waarden? Want zie je tijdens sport en spel niet het echte kind? Zou dat niet ook kunnen bijdragen aan betere prestaties van jongens?

Zijn in de tijd

Als jullie dit lezen, is hij weer voorbij en duurt het weer vier jaar tot de volgende. De schrikkeldag. En zoals tegenwoordig bij alles, moeten ook de kosten van een schrikkeldag worden berekend. €60 extra uitgaven en €47 extra inkomsten voor een gezin en dus kost die dag €13, aldus het NIBUD. We vinden tijd belangrijk en willen er het liefst meer van hebben. Zeker omdat we tegenwoordig het maximale moeten halen uit de schaarse tijd die ons is gegeven. Tijd is immers geld en je mag geen kostbare tijd verloren laten gaan.

SchrikkeldagIllustratie: nl.dreamstime.com

In Trouw besteedt Ger Groot er een column aan en concludeert dat met tijd niet valt te manipuleren. Wel constateert hij dat we collectief de grootste tijdswinst hebben geboekt met de spectaculaire stijging van de levensverwachting. Maar hoe spectaculair die stijging ook is, als je tijd is gekomen ontsnapt je niet. Geniet van de tijd die je is gegeven en bekommer je niet teveel om de prijs ervan, zo concludeert Groot. Een wijze raad?

Tijd vervult een belangrijke rol in onze samenleving en ons leven. Zou dat altijd zo zijn geweest? Of zouden onze voorvaderen een heel ander begrip van tijd hebben gehad? Of wellicht wel helemaal geen?

Volgens Hannah Arendt (The Human Condition) vormde, vóór de komst van het christendom, de samenleving (stam, familie) de kern van het denken. De stam of familie en het overleven ervan, stond centraal en daarop was alle actie gericht. Ook acties die een einde maakten aan het leven van een individu. Die stierf in het belang van het voortbestaan van de familie of stam. Min of meer vergelijkbaar met het huidige ‘vallen voor het vaderland’. En stammen en families hebben generaties de tijd. Het christendom daarentegen plaatste het (leven van het) individu centraal. Dit betekende een flinke beperking van de tijdshorizon en maakte tijd schaars. Die is immers beperkt tot één mensenleven. Daarin moet hét gebeuren.

Genieten we dan het meeste van betaald werk, de scholing ervoor of de zoektocht ernaar? Want besteden we daar niet het grootste deel van onze tijd aan? Door toegenomen levensverwachting wordt immers ook de pensioenleeftijd steeds hoger. “In de ene helft van ons leven offeren we ons leven op om geld te verdienen, in de andere offeren we geld om weer gezond te worden. En al die tijd gaan gezondheid en leven er zachtjesaan van door”,  zo omschreef de achttiende-eeuwse Franse filosoof en schrijver Voltaire het. Hollen we zo niet onze eigen staart achterna?