De Ballonnendoorprikker schrijft korte prikkelende columns, waarin kromme redeneringen, verhullend taalgebruik en rammelend beargumenteerde standpunten aan de kaak worden gesteld
“Een historicus moet verschijnselen die hij wil begrijpen en verklaren niet benaderen vanuit het eindpunt- dat hij wel kent, maar de tijdgenoten die hij bestudeert niet. Dat vernauwt de blik.[1]” Patrick Dassen in de inleiding van zijn boek De Weimarrepubliek 1918 – 1933. Over de kwetsbaarheid van de democratie. Ik moest hieraan denken bij het lezen van een artikel van Paul Cliteur bij De Dagelijkse Standaard.
Zoals we nu weten eindigde de Weimarrepubliek met de machtsovername door Hitler maar tijdgenoten in 1920 en zelfs op de dag die nu wordt gezien als het einde van de Weimar Republiek, 10 januari 1933 het moment dat Hitler door rijkspresident Hindenburg tot rijkskanselier werd benoemd, wist men dat niet. Hitler was immers de zoveelste kanselier van een nieuwe regering en die zou ook wel weer verdwijnen net zoals al die eerdere sinds 1918. Tegenwoordig lijkt het mode om verschijnselen in het verleden te verklaren en te begrijpen vanuit het eindpunt. Dan concludeer je dat vijftiende-eeuwse Europese voorouders die per boot een weg zochten naar Indië, in en in racistisch en koloniaal waren. Of dan verbaas je je erover dat, zoals Rutger Bregman onlangs in een artikel bij De Correspondent, er zo lang zo weinig mensen in opstand kwamen tegen slavernij.
Eigen foto
Het bestuderen van de geschiedenis vanuit het eindpunt zou je een bijzondere vorm van historicisme kunnen noemen. Historicisme ziet: “het individu als een marionet, als een min of meer onbeduidend instrument in de algemene ontwikkeling van de mensheid. En de werkelijk belangrijke acteurs op het toneel van de geschiedenis zijn voor hem grote naties en hun leiders of eventueel de grote klassen of de grote ideeën. Wat daar ook van zij, hij zal de betekenis van het toneelstuk dat op het toneel van de geschiedenis wordt gespeeld, proberen te begrijpen; hij zal wetten van historische ontwikkeling trachten te begrijpen.[2]” Een bijzondere vorm omdat het historicisme nog één stap verder gaat, dat voorspelt op basis van die gevonden wetmatigheid ook nog de toekomst. Maar terug naar Cliteur en waarom ik hieraan moest denken.
Cliteur reageert op een artikel van Robin te Sla in de Volkskrant. Te Sla stelt de vraag in hoeverre het Forum voor Democratie als fascistisch moet worden beschouwd en concludeert dat: “Alhoewel het door de gehanteerde dogwhistles en het verhullend taalgebruik niet voor iedereen te herkennen is, (…) Baudet en zijn partij onbetwistbaar bepaalde kenmerken van het fascisme,” vertonen. Volgens Cliteur zijn die ‘hondefluitjes’ een win-win voor de ‘nazi-jager: “De hondenfluitjestheorie heeft één heel groot voordeel. Als iemand iets zegt dat overduidelijk lijkt op iets dat we kennen uit de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw dan is die persoon een “nazi” of “fascist”, omdat hij dat zelf heeft aangegeven. Als iemand iets zegt dat niet zo erg lijkt op iets dat in de jaren dertig en veertig als nazistisch of fascistisch werd gepresenteerd dan hanteert die persoon een hondenfluitje. Hij is dat een stiekeme nazi of fascist.” Nu gaat het mij niet om het al dan niet fascistisch zijn van Baudet, noch om die ‘hondenfluitjestheorie’. Dit even als achtergrond.
In zijn betoog schrijft Cliteur het volgende: “Opvallend aan dit soort beschouwingen is vaak dat ze niet zeggen: “persoon die of die is een fascist”. Maar het is insinuerend: de persoon “heeft kenmerken”. Hij of zij “zinspeelt”. Het gaat niet om fascisme, maar om een iets afgezwakte vorm: “fascistoïde”. Een van de vragen die dit soort beschouwingen oproept is dan: waarom zou de van fascisme beschuldigde persoon zichzelf niet gewoon “fascist” noemen? Of de van nazisme beschuldigde persoon een “nazi”? Een “echte fascist” kwam daar toch wel voor uit, zou je zeggen. Mussolini zei toch niet: “Wat? Een fascist? Hoe kom je daarbij?” En met die vergelijking met Mussolini ben ik op het punt waar ik jullie mee naartoe wil nemen.
Inderdaad zei Mussolini vol trots dat hij een fascist was. Niet zo vreemd want hij was min of meer de uitvinder van het fascisme en in ieder geval de eerste fascistische leider van een land. Behalve voor zijn communistische en socialistische tegenstanders die al vrij snel werden geraakt door de fascistische knuppel, had fascisme geen negatieve connotatie. Die negatieve connotatie kwam pas na een wereldoorlog en een Holocaust. Dat bezorgde fascisme en de Duitse variant ervan, het nationaalsocialisme een zeer negatieve connotatie. Iets waarmee je, als je maatschappelijk en politiek iets wilt betekenen, niet geassocieerd wilt worden omdat je dan niet verder komt dan de kantlijn van de samenleving.
Waar het tegenwoordig gebruik is om historische verschijnselen te verklaren vanuit het eindpunt, doet Cliteur iets anders bijzonders. Cliteur bestudeert een verschijnsel en heeft geen ‘actieve herinneringen’ aan de historie ervan. Wellicht helpt het Cliteur als hij Dassens boek leest.
[1] Patrick Dassen, De Weimarrepubliek 1918 – 1933. Over de kwetsbaarheid van de democratie, pagina 16
[2] Karl Popper, De open samenleving en haar vijanden, pagina 35
De dag na Prinsjesdag is de dag van de algemene politieke beschouwingen. Tijdens deze beschouwingen geven de fractievoorzitters van de politieke partijen hun eerste reactie op de door het kabinet ingediende begroting en de erin opgenomen plannen voor het komende jaar. Het kabinet luister daarbij toe en antwoordt de volgende dag op de door diverse fractie ingebrachte zaken. Deze week gebeurde er iets bijzonders, het voltallige kabinet liep weg tijdens de bijdrage van FvD-leider Baudet. Baudet wil ons doen geloven in zijn idée fixe, een preoccupatie in zijn geest.
Baudet terug wil naar het verleden: “… terugkeren naar een vrije samenwerking tussen soevereine natiestaten.” Want de: “de natie en het gezin omdat het natuurlijke structuren zijn, die voortkomen uit het wezen van de menselijke natuur, en die dus niet het product kunnen zijn van menselijke planning.” Die woorden sprak Baudet niet uit in de Kamer omdat het kabinet midden in zijn bijdrage opstapte en hij zijn verhaal niet meer mocht afmaken. Baudet zat midden in een betoog waarin hij een wereldwijd elitair complot aan het ontmaskeren was. Want: “Volgens de diepste overtuiging van de elites die ons regeren, is de menselijke vrijheid een gevaar; is de menselijke natuur een gevaar. Inderdaad, de menselijke natuur moet worden veranderd en er moet een nieuwe mens worden geschapen.” Om die nieuwe mens te creëren: “willen ze ons controleren met sociaal krediet, QR-codes en algoritmes, zodat onze gevoelens en verlangens kunnen worden gemonitord en gemanipuleerd.” Om dat dus allemaal te voorkomen moeten ‘back tot he past’ toen ‘we’ nog leefden in die ‘natuurlijke orde’ van de ‘vrije samenwerking’ tussen ‘soevereine natiestaten zo wil hij ons doen geloven.
Een natiestaat: “of nationale staat is een staat met één dominante natie waarmee een soeverein territorium wordt geboden aan een bepaalde natie en haar culturele identiteit,” aldus Wikipedia. Om te weten wat hier staat moeten we eerst weten wat een natie is. Een natie is een: “groep van individuen van hetzelfde staatsburgerschap die in een begrensd gebied wonen.” Maar ook wat een culturele identiteit is. Een identiteit is het: “eigen karakter van een persoon of groep.” En cultuur: “het geheel van normen, waarden, tradities, regels, kunstuitingen enz. van een land, volk of groep.” En nu in mijn woorden. Een natiestaat is een staat waarvan de mensen tot eenzelfde culturele groep behoren. Hoeveel naties zouden hieraan voldoen? Zo herkennen de Catalanen en Basken zich niet in natiestaat Spanje, hebben de Schotten moeite met de Britse om over culturele verschillen en verschillen in godsdienst maar te zwijgen. Nederland voldeed er nooit aan, zo liet ik in Een lesje geschiedenis deel 2 zien.
De natiestaat is, in tegenstelling tot wat Baudet ons wil doen geloven geen ‘natuurlijke structuur’. Van al die miljoenen jaren dat de mens, nee laat ik me beperken, van al die bijna 300.000 jaar dat ons soort, de Homo sapiens, op deze planeet rondloopt, is er pas een kleine 200 jaar sprake van natiestaten. Daarvoor even naar Francis Fukuyama’s boek Identiteit. Waardigheid, ressentiment en identiteitspolitiek. Fukuyama: “De Europese samenleving maakte een reeks ingrijpende economische en sociale veranderingen door, die leidden tot de materiële omstandigheden waardoor zulke ideeën zich konden verbreiden.[1]” Welke veranderingen dat waren? “Toen markten groeiden als gevolg van technologische veranderingen, ontstonden er nieuwe beroepen en kwamen er andere sociale klassen op. Steden werden machtiger en onafhankelijker en ze dienden als toevluchtsoorden voor boeren die aan de tirannie van hun heer probeerden te ontkomen.” Die veranderingen betekenden dat: “de mensen opeens meer keuzen en kansen hadden in hun leven. In de oude samenleving bepaalden hun beperkte sociale keuzemogelijkheden wie zij voor zichzelf waren; nu de bestaande grenzen werden doorbroken werd de vraag ‘Wie ben ik?’ opeens relevanter, evenals het gevoel dat er een enorme kloof bestond tussen de innerlijke mens en de uitwendige realiteit. Ideeën vormden de materiële wereld, en de materiële wereld creëerde omstandigheden voor de verspreiding van bepaalde ideeën.”[2]
Om het wat duidelijker te maken, introduceert Fukuyama Hans. “Neem de situatie van de jonge boer, Hans, die opgroeit in een klein Saksisch dorpje. Hans’ leven in het dorpje ligt vast: hij woont in hetzelfde huis als zijn ouders en grootouders; hij is verloofd met een meisje dat zijn ouders aanvaardbaar vonden; hij werd gedoopt door de plaatselijke priester; en hij is van plan om hetzelfde stukje land te bewerken als zijn vader. De vraag ‘wie ben ik?’ komt bij Hans niet op, omdat die al door de mensen in zijn omgeving is beantwoord.” Fukuyama vervolgt met een beschrijving van de ‘nieuwe wereld’ van Hans die naar het, in de negentiende eeuw snel industrialiserende, Ruhrgebied verhuisde. In die nieuwe wereld is alles anders. Hans komt mensen tegen uit heel Noordwest-Duitsland en zelfs uit Nederland en Frankrijk. Die nieuwe omgeving brengt hem vrijheid, los van de dorpspriester, zijn ouders en dorpsgenoten. Met die vrijheid komt ook onzekerheid: op wie kan ik terugvallen als ik ziek ben of geen werk heb? Hans ziet mensen van verschillende politieke partijen en vraagt zich af of ze hem echt vertegenwoordigen of dat ze alleen maar aan hun eigen belang denken. “Voor het eerst in zijn leven kan Hans kiezen hoe hij zijn leven wil leiden, maar hij vraagt zich af wie hij werkelijk is en wat hij graag zou willen zijn. De vraag naar zijn identiteit, die in zijn dorp nooit een probleem zou zijn geweest, wordt nu heel belangrijk.[3]” Hans ziet in zijn ‘beeldscherm’ een hem onbekende wereld. Een onbekende wereld die bij hem de vraag oproept: hoe verhoud ik me tot die wereld? Wie ben ik en welke rol speel ik in deze nieuwe wereld? Die vraag stelden zich vele mensen in Europa.
Uiteindelijk kreeg Hans een antwoord op de vraag ‘Wie ben ik?’ Fukuyama haakt bij dat antwoord aan bij de negentiende-eeuwse socioloog Ferdinand Tönnies die de ontwikkelingen omschreef als een overgang van ‘Gemeinschaft’ naar ‘Gesellschaft’. Fukuyama: “De psychologische ontregeling als gevolg van de overgang van Gemeinschaft naar Gesellschaft vormde de grondslag voor een nationalistische ideologie, die gebaseerd was op een intense heimwee naar het denkbeeldige verleden van een sterke gemeenschap, waarin verdeeldheid en verwarring van een pluralistische moderne samenleving niet bestonden.” Het antwoord dat Hans kreeg: “jij bent een trotse Duitser, erfgenaam van een oude cultuur, door je gemeenschappelijke taal verbonden met al die miljoenen andere Duitsers her en der in Midden- en Oost Europa.[4]” Duits kan hierbij afhankelijk van de plek worden vervangen door Frans, Nederlands enzovoorts. Bij dat antwoord werden ‘verhalen’ geschreven om die ‘erfelijke lijn’ naar die ‘oude cultuur’ te leggen. Hiervoor werden standbeelden opgericht voor personen die een belangrijke rol speelden in die verhalen. Voor wie erop let of er onderzoek naar doet, het overgrote deel van die beelden zijn in de negentiende en begin twintigste eeuw geplaats. Neem bijvoorbeeld het nu omstreden beeld van Coen in Hoorn. Geplaatst in 1893, meer dan 260 jaar na zijn overlijden. Bij dat antwoord behoorde ook het afzetten tegen andere staten dat leidde tot twee gruwelijke Wereldoorlogen.
Het antwoord dat Hans kreeg, is het antwoord dat Baudet nu ook weer geeft: ‘je bent een trotse Nederlander met een oude cultuur en geschiedenis enzovoorts’. Je kunt je bovendien afvragen of een antwoord uit het verleden past bij de uitdagingen van het heden? Het bijzondere is dat Baudet terugverlangt naar de periode waarin Hans in onzekerheid verkeerde. Of beter gezegd naar een beeld van die tijd dat alleen in zijn hoofd bestaat. Een tijd waarin het met de menselijke vrijheid, waar hij zich druk maakt, erg slecht was gesteld.
[1] Francis Fukuyama, Identiteit. Waardigheid, ressentiment en identiteitspolitiek, pagina 55
Ik schrok me een hoedje bij het lezen van de volgende kop boven een artikel bij De Dagelijkse Standaard: “700% oversterfte onder kinderen.” Als er veel meer kinderen van 0–14 jaar sterven dan normaal, dan zou dat de media toch wel hebben gehaald? Hoe kon ik dat gemist hebben? Na het lezen van het tweede deel van de kop, gingen alle alarmbellen rinkelen, maar wel om een andere reden: “FVD en AfD eisen antwoorden van Europese Commissie.”
FvD-Europarlementariër Marcel de Graaf in het artikel: “Een stijging van 700% is schokkend. Dit moet tot de bodem uitgezocht worden. We hebben het hier over onze kinderen.” Ik lees dat De Graaf is geïnteresseerd: “in het antwoord op de vraag of het mogelijk verband houdt met het Covid-19 vaccin. Daarom wil hij ook weten of en zo ja hoe hier onderzoek naar wordt gedaan. Natuurlijk eist hij volledige transparantie over deze overlijdens.” Immers: “Een nieuwe Covid-19 prikronde gaat weer van start,” gaat hij verder, “deze keer met een vaccin dat niet getest is op mensen. Welke risico’s lopen de mensen? Welk risico lopen onze kinderen?” Zolang daar geen duidelijkheid over is heeft hij “een dringend advies: Laat je niet prikken.”
Daarom maar een begin gemaakt met dat uitzoekwerk. Dus naar het CBS, dat houdt de sterfte en oversterfte in Nederland bij. Daar trof ik de bovenstaande grafiek aan. Er blijken in week 35 iets meer dan verwacht 0-65 jarigen te zijn gestorven (410) dan verwacht (374). Maar dit alles nog binnen de statistische marge waarin 95% van de waarnemingen worden verwacht, tussen de 328 en 419. Week 35 wijkt hiermee niet noemenswaardig af van andere weken sinds 2020. Het lijkt mij heel sterk dat hier een oversterfte van 700% onder de 0-14 jarigen onderdeel van uitmaakt.
Maar Europa is groter dan Nederland, dus toch nog maar verder gezocht. Het artikel bevat een link naar de site The Exposé en daar schrok ik nog meer omdat daar wordt gesproken van een toename van 700% tot 1.600%, zestien keer zoveel kinderen gestorven dan verwacht. In dat artikel tabellen die laten zien dat er in heel Europa tussen de 545 en 841 meer kinderen in die leeftijdsgroep zijn gestorven dan verwacht. Welk van de twee cijfers juist is, hangt af van de basis en die blijkt te zijn verhoogd. Bij een stijging van 700% en uitgaande van die 841 meer gestorven kinderen zou dit betekenen dat er naar verwachting tot week 35 in heel Europa zo’n 120 kinderen zouden sterven. Dat lijkt mij heel weinig. Zeker omdat er in Nederland zo rond de geboorte al ruim 1.200 kinderen per jaar sterven, dat zijn er 100 per maand.
Het artikel bij The Exposé baseert zich op cijfers vanEuromomo. Dit is: “a European mortality monitoring activity, aiming to detect and measure excess deaths related to seasonal influenza, pandemics and other public health threats.” Dat is dan de bron om dit tot op de bodem uit te zoeken. Op de site vinden we de onderstaande grafiek. Een grafiek voor de 0-14 jarigen die min of meer hetzelfde laat zien dan de CBS -grafiek voor de 0-65 jarigen, namelijk scores wat aan de hoge kant binnen de te verwachten bandbreedte. Die grafiek biedt ons nog een tweede mogelijkheid en dat is het berekenen van het percentage oversterfte. Gemiddeld (de basislijn) sterven er in Europa zo’n 328 kinderen van 0-14 jaar per week. In de 36 weken die er nu in zijn opgenomen zouden dat 36 maal 328 is 11.808 sterftes in deze leeftijdscategorie zijn. Een oversterfte van 841 kinderen betekent dan 7% en een oversterfte van 545 betekent 4,6% en geen 700% en zeker geen 1.600%
Voor degenen die vinden dat dit nog steeds een stijging is die noopt tot nader uitzoekwerk. Hieronder de cumulatieve oversterfte tot in enige week over de jaren 2017 tot en met 2022. Cumulatief ligt 2022 sinds zo ongeveer het begin van de zomer aan kop maar dat wil niet zeggen dat dit aan het einde van het jaar nog steeds zo is. Dan blijkt dat er ook in 2019 meer kinderen stierven en toen werd de stormvlag niet gehesen. Van vaccins tegen Covid-19 was toen nog geen sprake. Maar wacht eens, wat is de overeenkomst tussen 2019 en 2022? 2019 was voor Europa het warmste jaar ooit gemeten. Dit jaar is nog niet op z’n eind maar wat we wel al weten is dat de zomer zeer vroeg begon. In Spanje en Frankrijk werden al zeer vroeg temperatuurrecords gemeten en steeg het kwik geregeld tot boven de 40° Celsius.
Volgens mij ben ik daarmee wel op de bodem van het uitzoekwerk. Over bodem gesproken. Wat kunnen we zeggen van Europarlementariërs als De Graaf en media als De Dagelijkse Standaard en The Exposé? Hoe beoordelen we het overdrijven van sterftecijfers met een factor 100, of in percentages uitgedrukt met 10.000%? Zijn zij niet door de bodem gezakt?
Zo nu en dan, en tegenwoordig steeds vaker, roept er weer iemand dat Nederland ook uit de Europese Unie kan stappen. Deze keer is het Raisa Blommestijn, zo lees ik bij De Dagelijkse Standaard. Blommestijn in een tweet: “Laffe Rutte wil het migratieprobleem niet aanpakken en verschuilt zich achter de EU en internationale verdragen… Newsflash, je kunt uit de EU en je kunt die verdragen opzeggen – en tot die tijd je rug recht houden voor globalistische intimidatie, zoals Hongarije al jaren doet.”
Voor Blommestijn en voor veel voorstanders van zo’n Nexit zoals de FvD van Baudet, is Nederland het verhaal van Coen, de VOC en die sterke handelsnatie. Voor de toenmalige inwoners van bijvoorbeeld de huidige gemeente Venlo zag dat verhaal er heel anders uit. De Oost en zelfs Amsterdam en de VOC waren ver weg. Sterker nog, voor een groot deel van het grondgebied van de huidige gemeente Venlo gold dat het tot een heel ander land, of eigenlijk landen, behoorde. Zo hoorde Tegelen en Steyl bij het Graafschap Gulick en sloten zij pas in 1817 aan bij het koninkrijk der Nederlanden. Juist ja, toen de “Powers that Be’ daartoe besloten. Een van die ‘Powers’, de Pruisen, moest daar een veer laten want ook zij wilden de plaats erbij hebben. Dit gebeurde met het Traktaat van Aken. Hierin werd de grens tussen het koninkrijk en Pruisen bepaald door een kanonschot vanaf de oever van de Maas. Nederland zou dus een stuk groter zijn geweest als de kanonnen in die tijd wat verder hadden geschoten dan ongeveer 5 kilometer. Voor Arcen, Lomm en Velden ligt dat weer anders. Die behoorde eerst bij Spaans Gelre, na de Spaanse successieoorlog vielen ze toe aan Pruisen en sinds dat beruchte ‘kanonschot’ tot het koninkrijk der Nederlanden.
Bron: WikimediaCommons
Wat voor alle dorpen gold, was dat er geregeld legers voorbij trokken. Legers op weg naar de ‘hoofdprijs’ de stad Venlo. Die stad wisselde gedurende de Tachtigjarige Oorlog geregeld van eigenaar. Dan weer was het Spaans, dan weer Republikeins. Aan de Spanjaarden heeft de stad de restanten van het Spaanse fort Sint Michiel ten westen van de Maas te danken. Dat fort moest de stad beschermen tegen aanvallen vanaf de overkant (de westelijke kant) van de Maas. Met de Vrede van Utrecht in 1713 werd Venlo aan de Republiek toebedeeld, werd het een onderdeel van de Generaliteitslanden en zo min of meer een kolonie van de Republiek. Een kolonie omdat die Generaliteitslanden werden bestuurd door de Raad van State, een raad waarin ze zelf geen zeggenschap hadden. De Spaanse invloed tref je, zo betoogde de ‘Venloloog’ Sef Derks in een column op de site van Omroep Venlo, aan het Venlose dialect. Het Venlose woord voor hoofd: “kieëbus heeft een verrassende oorsprong. Het is afgeleid van het Spaanse cabeza.”
Sinds 1817 hoort het volledige grondgebied van de gemeente Venlo dus bij het Koninkrijk der Nederlanden en ging het op in de provincie Limburg. Of toch niet? Nee, inderdaad toch niet. In 1830 stonden de Zuidelijke Nederlanden op tegen het Koninkrijk en scheidden zich af. Limburg, exclusief de stad Maastricht, sloot zich aan bij de opstandelingen. Een afscheiding die pas in 1839 formeel werd maar dan zonder het huidige Nederlands-Limburg. Dat werd afgesplitst en viel toe aan het huidige Nederland. Viel toe want het werd niet veroverd of terugveroverd op de Belgen. Nee, ook hier beslisten weer de ‘Powers that Be’. De Fransen, die toen weer bij die ‘Powers’ hoorden, trokken hun steun aan de Belgen in en daarop werd Limburg gesplitst. De inwoners werd niets gevraagd. Als die zouden mogen stemmen, dan zou Venlo, nu waarschijnlijk Belgisch zijn. Limburg was dan wel, een provincie, voor de Hollandse koning, bleef het, net als de overige Zuidelijke Nederlanden, toch een soort Generaliteitsland, een soort kolonie.
Nu was die grens in de beginjaren van dat Koninkrijk niet hard en hinderlijk. Als je van Venlo naar Straelen wilde, dan liep je er gewoon naartoe. Een paspoort was in theorie nodig, de praktijk was anders. Die praktijk veranderde tijdens de Eerste Wereldoorlog, toen werden de grenzen gesloten. Je kon alleen de grens over als je in bezit was van een paspoort. Aan de grens stond de douane die je papieren controleerde. Aan de ene kant de Nederlandse die het verkeer vanuit Duitsland controleerden en aan de andere kant de Duitse die het verkeer dat vanuit Nederland het land inkwam, controleerden. Dat leidde toen al geregeld tot flink oponthoud aan de grenzen. Nou ja, al het verkeer. Als opgroeiende puber ging ik, net als veel van mijn leeftijdsgenoten, in de zomer graag zwemen in Walbeck net over de grens met Duitsland. Zo’n mooi en groot zwembad met een zo’n lage entreeprijs lag er in Nederland in de wijde omgeving niet. Voor vijftien Duitse Marken, in Nederlandse guldens zo’n fl. 16,50, kocht je een tienrittenkaart. Maar om daar te komen moest je de grens over en dus je paspoort meenemen en soms lang wachten. En dat wachten daar hadden we het geduld niet voor. Dus zochten we onze weg via bospaadjes en gingen we illegaal de grens over. Een beetje zoals veel vluchtelingen nu. Maar ook die werden soms gecontroleerd en dat maakte het tot een spannende fietstocht. Diezelfde en andere paadjes, werden in de jaren vijftig en zestig gebruikt om spullen, zoals boter, de grens over te smokkelen. En dat bleef zo tot het Verdrag van Schengen hieraan een einde maakte.
Ieder jaar wordt de Atlas der Gemeenten uitgebracht. De lijst met meest aantrekkelijke Nederlandse steden. Al jaren staat Amsterdam bovenaan en al jaren bungelt Venlo, net als andere Limburgse steden, onderaan de lijst. Om die ranglijst te bepalen wordt er naar veel zaken gekeken zoals de beschikbaarheid van werk, de prijs van huizen, de aanwezige natuur, de nabijheid van zee en nog wat andere zaken. Venlo scoort slecht omdat het aan de grens ligt en alles wat over die grens ligt, daar wordt niet naar gekeken. Zo is de hoeveelheid natuur in de omgeving beperkt. Klopt, tussen de Maas en de grens is immers maar een kilometer of vijf plek en daar past niet veel op. Als je echter van de Groote Hei de grens over fietst of wandelt, dan loop je zo het bos in en niet veel verder kom je bij de prachtige Krickenbecker Seen. Voor degenen die geen Duits spreken, in Duitsland is een meer een ‘See’ en de zee een ‘Meer’. Op het grootste deel van zowel de Groote Hei als het Duitse natuurschoon, was in de Tweede Wereldoorlog trouwens het grootste Duitse militaire vliegveld van West Europa gevestigd: Fliegerhorst Venlo. De restanten ervan zie je nog links en rechts tussen het natuurschoon.
Nu wil het geval dat de onderzoekers achter de lijst ook eens hun ‘grenzen hebben verlegd’. En wat blijkt, dan stijgen de Limburgse steden ineens naar topposities in de lijst. Maastricht en Heerlen in de top tien en Venlo naar plek elf. Als ‘Venlonaer’ verbaast mij die hoge klassering niet. Het verbaast mij wel dat Heerlen en Maastricht hoger staan maar dat kan aan mij liggen. Het verbaast mij niet omdat er aan de andere kant van de grens een veel grotere wereld ligt dan aan deze kant. Als ik driekwartier autorijd vanuit Venlo dan ben ik aan de Nederlandse kant in Eindhoven, Nijmegen en nog niet eens in Maastricht. Ga ik de grens over dan ben ik in Duisburg, een stad met bijna een 500.000 inwoners en de grootste binnenhaven van Europa. Op weg daarnaartoe passeer ik Krefeld met 225.000 inwoners, net zo groot als Eindhoven en groter dan Maastricht en Nijmegen. Ook ben ik in Düsseldorf de hoofdstad van deelstaat Nordhein-Westfalen met ruim 600.000 inwoners. Daarbij passeer ik Mönchengladbach met bijna 260.000 inwoners. Maak ik er een uur en een kwartier van, dan ben ik aan de Nederlandse kant in Tilburg en Arnhem. Aan de Duitse kant in miljoenenstad Keulen, in Dortmund met meer dan 580.000 inwoners. Een gebied met veel inwoners waar, naast dat er op hoog niveau wordt gevoetbald (vijf clubs in de Bundesliga), vele musea te bezoeken zijn. Waar je naar pop- en andere concerten kunt. Waar je tegen een goede prijs, goed kunt eten. Een gebied waar je, als je de taal spreekt, goede kansen op een baan hebt en waar het prettig en goedkoper wonen is dan aan deze kant van de grens. Een Nexit zou daaraan abrupt een einde maken. Dan ligt Venlo weer ingesloten tussen de Maas en een ‘grenshek’. Dan worden de mogelijkheden van de Venlonaar ineens weer flink begrensd. Dan ligt het zwembad in Walbeck, het bestaat nog steeds, ineens weer veel verder weg en staat er een hek over het oude Fliegerhorst Venlo en kan ik niet meer naar de Krickenbecker Seen wandelen. Ook moet ik dan afscheid nemen van mijn softbal-teamgenoten van ‘euver de päöl’.
Er is meer. Sinds mijn jeugd is het wagenpark in Nederland meer dan verdubbeld. Tussen mijn jeugd en 2007 nam het wagenpark met 70% toe en sinds 2007 is het wagenpark met weer zo’n 16% gegroeid. Dat zal voor onze buurlanden niet zoveel anders zijn. Als het toen al geregeld ‘stroopte’ aan de grens, hoe zal het dan zijn als er nu weer gecontroleerd gaat worden aan de grens? Voor de grote grensovergang op de A67 bij mijn woonplaats Venlo zou, gezien het aantal vrachtwagens dat er per dag over deze weg rijdt, een file kunnen ontstaan tot aan de Belgische grens. Een file die zich aan de Belgische kant zou voortzetten omdat ook daar gecontroleerd moet worden. Op Schiphol zullen lange rijen ontstaan voor de paspoortcontroles. Wat zal dit betekenen voor bijvoorbeeld de haven van Rotterdam? Een container voor Duitsland kan dan beter in Hamburg worden gelost, dat scheelt een grensovergang en dus veel tijd en controle. Wat betekent dit voor de nummer één logistieke hotspot Venlo? Als die container niet meer in Rotterdam komt, komt hij ook niet meer naar Venlo. Is er dan nog winst te behalen met het centraliseren van logistiek voor verschillende landen op één plek? Komen al die grote logistieke ‘dozen’ dan leeg te staan? Wat betekent dit voor de toenemende groep van grenswerkers?
“De waarheid is dat Rutte gewoon méér migratie wil. Hij wil méér globalisme. Hij wil minder nationale identiteit en minder democratie. Maar in plaats van dat gewoon toe te geven, “verschuilt” hij zich achter verdragen en de EU. Laf.” Voor wat betreft de lafheid van het huidige kabinet in de omgang met het onderwerp migratie, ben ik het met Blommestijn eens. Hierbij de oplossing zoeken in een sentimenteel beeld van het verleden van Nederland en de ‘identiteit’ van ‘de Nederlander’, lijkt mij geen goed idee. Naast douanier is smokkelaar dan de enige beroepsgroep, als je smokkelaar een beroep mag noemen, die er wel bij vaart. Trouwens, met uit de EU stappen verdwijnen migranten en vluchtelingen niet zoals de Britten nog steeds ervaren.
‘Besteed daar toch geen aandacht aan’, dat zal mijn partner zeggen als ze de aanleiding voor deze Prikker leest. Zoals altijd antwoord ik haar dan met de woorden dat ik mezelf de opdracht heb gegeven om ‘kromme redeneringen en rammelend beargumenteerde standpunten aan de kaak te stellen’ en dat hier sprake is van meer dan dat.
Bij De Dagelijkse Standaard kwam ik een bericht tegen met als kop erboven: Pepijn van Houwelingen: de ware aard van de Tweede Kamer is totalitair en enorm griezelig. Stevige woorden die mijn aandacht trokken. “De Kamer heeft altijd grote woorden over het belang van burgerrechten, democratie, diversiteit, de integriteit van het menselijk lichaam. Maar hoe stemmen ze nou als puntje bij paaltje komt?” Zo lees ik in het artikel en hoor ik Kamerlid Van Houwelingen zeggen als je op het erin opgenomen twitterberichtje klikt. Gelukkig, zo zouden we moeten constateren, is daar de ‘ridder op het witte paard’ de ‘prins die sneeuwwitje wakker kust’ in de vorm van het Forum voor Democratie. Die dwingt de ander partijen en dus de Kamer om via stemming hun ware gezicht te laten zien. En dat gezicht is, als we Van Houwelingen mogen geloven, een ‘inhumaan en totalitair gelaat’. Dat is nogal een beschuldiging.
Van Houwelingen: “Als het bijvoorbeeld gaat over dezelfde rechten voor gevaccineerden en ongevaccineerden, dan stemt de Kamer daar tegen. Dat willen ze niet garanderen” Dat is nogal een bewering. Je vaccinatiestatus mag, daar komt Van Houwelingens betoog in de basis op neer, niet gebruikt mogen worden om je de toegang tot een kroeg of voetbalstadion te weigeren. Want als je dat doet, dan is er sprake van discriminatie. Bij die redenering plaatste ik eind vorig jaar de nodige kritische kanttekeningen door onder andere te constateren dat er niet zoiets bestaat als ‘het recht op de kroeg.’ Dat ga ik hier niet nog een keer overdoen.
Op de achtergrond een foto van de uitslag van de stemming en inderdaad stemde een meerderheid tegen de motie. Als je goed kijkt, dan zie je dat er boven die uitslag net iets anders staat dan Van Houwelingen beweert en dan in de motie is opgenomen. De motie: “verzoekt de regering om de rechten van ongevaccineerden te allen tijde te garanderen, opdat zij niet gediscrimineerd worden.” Dat is net iets anders dan van Houwelingen beweert. De Kamer stemt niet tegen gelijke rechten voor de beide groepen, maar tegen het te allen tijde garanderen van de rechten van één groep.
Er is meer. Want wat niet in beeld staat, maar wat een integraal onderdeel is van de motie, is de overweging die eraan vooraf gaat, die luidt bij deze motie: “De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat het kabinetsbeleid het afgelopen jaar voor discriminatie van ongevaccineerden heeft gezorgd.” Voor Van Houwelingen een ‘altijd-prijs-motie’. Hadden de tegenstemmers ermee ingestemd dan had Van Houwelingen daar de trom over geroerd. Dan hadden de partijen die met veel kritische kanttekeningen met het coronabeleid hebben ingestemd, het verwijt gekregen dat ze zich schuldig hebben gemaakt aan discriminatie.
Dan een tweede motie. Ook daar stemde de Kamer met eenzelfde verdeling tegen. Nu is die motie zodanig geformuleerd dat je haar op verschillende manieren kunt uitleggen. Lees mee: “De Kamer, gehoord de beraadslaging, spreekt uit dat ongevaccineerden vanwege hun vaccinatiestatus nooit beboet of opgesloten mogen worden, en gaat over tot de orde van de dag.” Wat staat hier? Staat hier dat de vaccinatiestatus nooit een reden mag zijn voor een boete of gevangenschap? Of staat hier dat ongevaccineerden nooit een boete mogen krijgen of gevangen mogen worden gezet? Vaccinatiestatus is geen reden om iemand te straffen, het is echter ook geen reden om iemand te vrijwaren van straf.
Maar laten we van het eerste uitgaan. Dat lijkt een redelijke eis. De vraag is echter of er geen omstandigheden kunnen zijn waarbij een boete of straf nodig is. Het aannemen van deze motie maakt dat onmogelijk. Het niet aannemen van deze motie houdt deze mogelijkheid open. Maar het openhouden van deze mogelijkheid betekent niet dat je vaccinatiestatus nu een reden is voor een boete. Voordat het zover is, als die specifieke omstandigheid zich ooit voordoet, stroomt er nog het nodige water door de Maas en zal de Kamer dan een afweging moeten maken of een boete of gevangenschap passend is. De motie betekent niet dat de rechten van ongevaccineerden daarmee niet veilig zijn. Ze zijn net zo veilig als de rechten van gevaccineerden. Het aannemen van die motie zou juist ongelijke behandeling mogelijk maken. De motie laat namelijk het beboeten en gevangenzetten van gevaccineerden open.
Dan een derde motie die Van Houwelingen in zijn korte filmpje aanhaalt. Een motie waarin de regering wordt verzocht: “om bij het samenstellen van het OMT rekening te houden met meerdere perspectieven en ervoor te zorgen dat «tegendenkers» ook vertegenwoordigd zijn.” Dit omdat, zo is in de overweging te lezen: “uiteenlopende meningen belangrijk zijn om tot een weloverwogen besluit te komen.” Ook deze motie werd met eenzelfde stemverdeling verworpen. Nu gaan mijn haren recht overeind staan als ik lees dat ‘uiteenlopende meningen’ belangrijk zijn om tot een weloverwogen besluit te komen. Een besluit moet worden genomen op basis van argumenten en kanttekeningen bij de verschillende keuzemogelijkheden. Argumenten en kanttekeningen die zo goed als kan worden onderbouwd met feiten en de wetenschappelijke inzichten. Niet op meningen. Dit even terzijde.
Het bijzondere aan deze motie is dat er wordt uitgegaan van een niet onderbouwde vooronderstelling. De vooronderstelling dat er geen ‘tegendenkers’ in het OMT zitten. Het aannemen van deze motie zou de leden van het OMT diskwalificeren tot ‘eenheidsdenkers’. Tot weinig kritische personen die allemaal precies hetzelfde over zaken denken. Tot personen die slechts vanuit één perspectief denken. Dat het OMT uiteindelijk met een advies komt, wil niet zeggen dat alle leden van de club de zaak hetzelfde zien, dat er geen andere perspectieven zijn binnen het OMT, dat er niet ‘tegen wordt gedacht’. Bovendien lijkt het me lastig omdat je van tevoren niet weet wie voor- en wie tegendenkt. Je weet immers niet wat je voor je kiezen gaat krijgen en hoe de anderen erover denken.
Als laatste een motie waarin de regering wordt verzocht om: “om de ic-capaciteit te verdubbelen om een lockdown te voorkomen.” Dit: “overwegende dat de ic-capaciteit het grootste pijnpunt is gebleken de afgelopen twee jaar.” Dit verzoek kon op nog minder steun rekenen dan de vorige drie moties terwijl het zo redelijk lijkt. Bijzonder dat een partij die COVID 19 maar een ‘gewoon griepje’ vindt, pleit voor het verdubbelen van de ic-capaciteit. Zou dat griepje dan toch niet zo ‘gewoon’ zijn? Dit, net zoals de vraag hoe Van Houwelingen de relatie tussen burgererechten en een verdubbeling van de ic-capaciteit ziet, even terzijde.
Terug naar die verdubbeling van de ic. Als de afgelopen twee jaar iets hebben geleerd dan is het dat er grote schaarste is aan voldoende verplegend personeel. De intensive care is het einde van de zorgketen. In geval van COVID 19 kom je er pas terecht als het heel erg met je is gesteld. Dat betekent dat je eerst de rest van de keten door moet voordat je er terecht komt. Nu kan ook een verdubbelde ic zo vol raken dat er andere maatregelen genomen moeten worden. Dus ook met deze maatregel is een lockdown niet uitgesloten. Het overgrote deel van alle mensen die op die verdubbelde ic komen, komen eerst terecht op de reguliere verpleegafdeling. Als er twee keer zoveel mensen met COVID 19 op de ic liggen, dan liggen er ook twee keer zoveel mensen op de reguliere verpleegafdelingen. Dan zijn er ook twee keer zoveel mensen die met de ziekte kampen. Dan zijn er twee keer zoveel onderwijzers, leraren, politieagenten enzovoorts ziek. Maar ook minstens twee keer zoveel zieke zorgmedewerkers. Wellicht kan die verdubbelde ic het dan aan, de rest van de zorgketen in ieder geval niet.
Twee keer zo veel zieken betekent dat er ook meer mensen zullen sterven. Meer mensen die blijvende gezondheidsschade oplopen. Hoe humaan is dit? Mensen die rechten hebben en een van die rechten is dat zij van de overheid mogen verwachten dat die maatregelen treft ter bevordering van de volksgezondheid (artikel 22 van de Grondwet). Het bevorderen van de volksgezondheid betekent onder andere het bestrijden van besmettelijke infectieziekten. Bescherming tegen ziek worden, dus liefst het voorkomen dat ze besmet raken. Daar helpen ic’s niet bij. Daar helpen vaccinaties, afstand houden en soms een lockdown bij.
Een ‘inhumaan en totalitair gelaat’ van de Kamer of halve waarheden en hele leugens?
Flagellanten. Nu zal menig lezer zich afvragen Wat? Wie? Flagellanten of geselbroeders kwamen op in de tweede helft van de dertiende eeuw en deden het vooral goed in tijden van crisis. Tijdens de pestepidemieën van de veertiende eeuw nam het ‘flagellantisme’ als dat een goed woord is, een grote vlucht. Groepen flagellanten trokken van plek naar plek en voerden daar steeds hetzelfde ritueel uit. Ik moest hieraan denken bij de boerenprotesten.
Eerst het flagellantenritueel. Vaak voorafgegaan door kaarsendragers gingen ze in het wit gekleed naar de plaatselijke kerk. Daar ontdeden ze zich van hun bovenkleding en bedekten hun onderlijf met witte doeken en liepen zichzelf geselend rondjes. Ze begonnen geselliederen te zingen en zweepten zich op het ritme van de muziek af. Na zo’n eerste ronde vielen ze op hun knieën en geselden ze zich nog wat meer. Dit herhaalde zich daarna nog twee keer vaak met nog pijnlijkere voorwerpen. Het geheel werd afgesloten met de ‘geselaarspreek’ die rechtstreeks van god zou komen en voor de toehoorders was bedoeld. Daarna vertrokken ze weer naar de volgende plek en daar herhaalde het ritueel zich de volgende dag. Ze waren populair bij een flink deel van het volk omdat ze zich niets van de kerkelijke hiërarchie aantrokken en omdat men geloofde dat hun zelfkastijding god gunstig zou stemmen waardoor er een einde zou komen aan de crisis. Zo waren de flagellanten en ook grote delen van het volk ervan overtuigd dat deze manier van boetedoening de pest een halt zou toeroepen. Het tegendeel was echter het geval. Hun trektocht maakte het de pest makkelijker om zich te verspreiden.
Terug naar het heden. Wie in dit land niets heeft meegekregen van de protesten van de boeren, heeft onder de welberoemde steen gelegen of lag in coma. Je kunt geen krant openslaan, geen nieuwsitem of actualiteiten programma aanklikken of er zijn tractoren te zien. Ze staan, in een toenemende mate van minder fraaiheid en de goeden niets te na gelegd, voor provincie- en gemeentehuizen op wegen en pleinen om zo het verkeer te hinderen en zelfs voor woonhuizen van bestuurders en politici. Dit opgeschilderd met ludieke, serieuze maar ook beledigende en bedreigende teksten op spandoeken. Er zijn poppen opgehangen en mensen bedreigd waaronder ook een ondernemer die in opdracht van de politie een tractor wegsleepte. Er zijn hooibalen in brand gestoken, bomen omgezaagd, giertanks geleegd en politieauto’s vernield. Politici, meningenmensen en media geven afhankelijk van hun opvattingen de ene of de andere partij de schuld. Anderen die voor voor gekke Jetje, marionet van deze of gene, voor dictator of de duivel in eigen persoon uitgemaakt. En er wordt in (burger)oorlogstermen gesproken.
Vorig jaar werd er ook geregeld gedemonstreerd en gereld. Toen vooral tegen coronamaatregelen. Afgezien van de tractoren, zag dat er hetzelfde uit. Verwensingen en bedreigingen aan het adres van politici, bestuurders, journalisten en wetenschappers. Geweld tegen de politie en vaak ook nog tegen brandweermensen en ambulancepersoneel. En ook weer politici, meningenmensen en media die, afhankelijk van hun opvattingen, de ene of de andere partij de schuld gaven en voor gekke Jetje, voor marionet van deze of gene, voor dictator of de duivel in eigen persoon uitmaakten.
De overheid moet het hierbij steevast ontgelden en fungeert als kop-van-Jut. En wat doet die overheid? In plaats van problemen aan te pakken verzandt ze in onderzoeken naar hoe het zo is gekomen en in het zich ver-excuseren voor zaken die met de kennis van nu in het verleden fout zijn gegaan. Laat je je als bestuurder uit het verleden niet verleiden tot een mea culpa over je met de kennis van nu fouten van toen, maar probeer je gewoon uit te leggen hoe er toen met de kennis van toen werd gehandeld, dan kun je, zoals voormalig minister Annemarie Jorritsma voor de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen overkwam, op weinig bijval en zelfs ergernis rekenen. In plaats van de problemen aan te pakken verzandt ze in overleggen met en het betrekken van alles en iedereen om maar iedereen tevreden te krijgen. Polderend voor draagvlak verzandt alles in één grote brei. Al polderend worden er bakken met geld uitgegeven aan bijvoorbeeld een ‘vluchtelingenboot’ in Velsen-Noord om een halfjaar lang asielzoekers in onder te brengen. Daarna moet ‘de boot’ maar vooral het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) op zoek naar een andere ‘ankerplaats’ alwaar het hele poldercircus opnieuw begint en stort de omgeving van de nieuwe ‘ankerplaats’ de kar met stront weer uit over de burgemeester aldaar en de man van het COA die de boodschap moet komen brengen. Al polderend ontstaat er vooral weerstand en weinig draagvlak
De overheid, en daarom moest ik aan de flagellanten denken, geselt zich als een flagellant die in plaats van godsbarmhartigheid zoekt naar een blijk van goedkeuring van de burger. Het flagellantisme van de overheid nu lijkt daarbij eenzelfde effect te hebben als het Middeleeuwse in de tijden van de pest. Hoe meer zij zich geselt met mea culpa, mea culpa, mea maxima culpa, hoe meer de hedendaagse ‘wantrouwenspest’ zich verspreidt.
Politici die hun standpunt baseren op peilingen of nog erger, uitspraken in de asociale media. Politici die, zoals FvD-Kamerlid Van Meijeren begrip kunnen opbrengen voor mensen die anderen bedreigen of die dat zelf doen, zoals zijn collega Van Houwelingen. Burgers die denken dat hun mening de waarheid is. Die denken dat hun belang meteen het algemeen belang is en dat hierdoor alles geoorloofd is. Burgers, zoals FDF voorman Van den Oever, die zeggen niet uit eigen belang te handelen maar die ‘voor een goede prijs te koop is.’ Media die, bang om de aansluiting met ‘het volk’ te missen, een platform geven aan zo ongeveer iedereen die ergens ontevreden over is. Zo kreeg Michel Reijinga, de man van twaalf ambachten en dertien ongelukken vijf pagina’s in de Volkrant om zijn ‘verhaal’ te verkondigen en zichzelf op de borst te kloppen. En de al genoemde Van den Oever kreeg alle ruimte om de kinderen van staatsecretaris Van der Wal voor ‘pussy’ uit te maken.
Recentelijk las ik het boek Democratie op wankele bodem van Donald Loose. Een zeer interessant boek waarin de inherente spanningen in een democratische samenleving worden behandeld. Spanningen vanwege de onoplosbare zoektocht tussen vrijheid en gelijkheid. Spanningen waardoor democratie een werkwoord is. Ze is nooit af of klaar maar altijd ‘under construction’. Bij de boerenprotesten moest ik denken aan de volgende passage: “Juridische regels, rechten en plichten zijn niet voldoende om een democratie overeind te houden. Zonder morele verantwoordelijkheid bij politici en burgers is de democratie een gevaarlijk spel. Ze kan zichzelf vernietigen en bij meerderheid opheffen.” Als het ergens aan lijkt te schorten dan is het aan morele verantwoordelijkheid. Onze democratie is in last. Looses oplossing: ‘Opvoeding – Bildung bij regeerders en burgers – is vereist om burgerzin draagvlak te kunnen bezorgen in de samenleving.[1]” Maar ja, zolang burgerzin wordt vertaald in Wilhelmuskunde waar voormalig CDA-leider Buma voor pleitte en zolang ‘burgerschap’ maar een vak is en niet het doel is van het algemeen vormend onderwijs vrees ik dat er van die Bildung weinig terecht komt. En wordt de ‘wankele bodem’, om de titel van Looses boek aan te halen, onder onze democratie er niet steviger op.
[1] Donald Loose, Democratie op wankele bodem. Over de politiek en het politieke, pagina 347
Bij De Dagelijkse Standaard een artikel van Paul Cliteur. Cliteur verwijt minister Dijkgraaf van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen de plank volledig mis te slaan. Cliteur: “Dat die cultuur van bedreigingen iets te maken zou hebben met het feit dat “de wetenschap” in twijfel zou worden getrokken, zoals Dijkgraaf poneert, is geheel uit de lucht gegrepen.” Hij ziet een, zoals hij het zelf noemt: “veel realistischer verklaring voor de bedreigingen,” en die luidt: “dat mensen zich realiseren dat de beperking van hun bewegingsvrijheid die onder het Corona-regime begonnen is, en die nog steeds verder dreigt te gaan, iets te maken heeft met een narratief dat bepaalde wetenschappers op door de overheid gecontroleerde media steeds maar blijven uitdragen.” Hij voegt hier meteen aan toe dat dit nog steeds geen rechtvaardiging is om mensen te bedreigen.
Even dit in mijn eigen woorden vertalen. Ik wil er morgen een dagje op uit en daarvoor moet het natuurlijk wel mooi weer zijn, een graad of 24, een lekker zonnetje van het soort weer waarbij korte broek en T-shirt passen. Nu kijk ik naar het weerbericht en daar zie ik de weervrouw bij RTL of de NOS op basis van haar wetenschappelijke inzichten verkondigen dat er morgen de hele dag een sneeuwstorm woedt bij een temperatuur van maximaal een graad of min 16 en die aanvoelt als min 36. Zij adviseert om binnen te blijven vanwege de kans op insneeuwen en doorvriezen. De regering neemt dat advies over en verplicht morgen iedereen binnen te blijven. Dat past niet in mijn straatje en daarom bedreig ik de weervrouw. Dit bedreigen doe ik, Cliteur volgend, niet omdat ik twijfel aan de wetenschap, maar omdat ik haar advies, dat de overheid overneemt, niet pruim. Een advies gebaseerd op haar wetenschappelijke inzichten waaraan ik dus niet twijfel maar toch bedreig ik haar. Bijzondere logica voor een rechtsgeleerde en filosoof.
De bijzondere logica gaat verder“(E)en realistische verklaring voor een bedenkelijk maatschappelijk verschijnsel is wel een eerste aanzet voor de aanpak van een probleem,” betoogt Cliteur terecht. De vraag is of Cliteurs verklaring realistisch is. “Wanneer de minister dan ook denkt middels een oproep “wantrouwen” te kunnen wegnemen dan zou ik zeggen dat het niet erg realistisch is te denken dat hij op deze manier wantrouwen wegneemt en vertrouwen herstelt,” zo vervolgt hij zijn betoog. Hoe dan te handelen? “De minister zou een bijdrage kunnen leveren aan het vertrouwen door binnen het kabinet te gaan pleiten voor de wetenschappelijke methode. Door samen met de staatssecretaris te gaan ijveren voor waarlijk pluriforme media.” En daarmee kom ik bij Cliteurs beeld van de ‘gecontroleerde media’, bij een stokpaardje van het Forum voor Democratie, de partij waarvan hij Cliteur sinds 2015 lid is, waarvoor hij een periode in de Eerste Kamer zat en aan wiens wetenschappelijk bureau hij nu leiding geeft. Eerder was hij actief voor de Partij voor de Dieren en werkzaam voor het wetenschappelijk bureau van de VVD.
Het beeld wat Cliteur schetst is er een van, om die term uit de Duitse bezetting te gebruiken, ‘gelijkgeschakelde’ media die allemaal aan de leidband van de regering lopen. Een wel heel bijzondere constatering. Kranten zijn er steeds minder en dat is niet omdat de regering ze ‘gelijkschakelt’, maar omdat ze steeds minder worden gelezen. Maar niets staat je in de weg staat een krant te beginnen om je ‘eigen geluid’ te laten horen. Zo is er sinds een tijdje De Andere Krant voor iedereen die al die bedreigde wetenschappers tegenspreekt. Of je begint een medium zoals die De Dagelijkse Standaard die geregeld Cliteurs artikelen publiceert of een blogsite zoals de ballonnendoorprikker.nl.
In Nederland kan iedereen een omroepvereniging beginnen. Het lastigste wat je moet doen is 50.000 leden voor je club verzamelen en je moet een maatschappelijke, culturele, godsdienstige of geestelijke stroming vertegenwoordigen, maar dat is niet zo lastig. Recentelijk zijn er weer twee toegevoegd waarmee het totaal op 14 komt. Die twee nieuwe, ON en ZWART konden niet meer van elkaar verschillen. De enige overeenkomst, ze vonden allebei dat de rest van de omroepen hen niet vertegenwoordigde. Veel pluriformer kan het bijna niet en als je het niet pluriform genoeg vindt, staat niets je in de weg om, zoals Arnold Karskens van ON deed, een eigen omroep op te richten en zo je ‘geluid’ de ether in te zenden of moderner, via ‘Het Net’ te verspreiden. Daarnaast zijn er nog verschillende commerciële tv-zenders. Sterker nog, als je je boodschap wilt verspreiden begin je gewoon een eigen internet-tv-kanaal. Zo is er al blckbx, een kanaal dat juist spreekt met ‘die andere wetenschappers’ en ook Cliteurs FvD heeft zo’n eigen kanaal waar de eigen standpunten ‘wetenschappelijk’ worden onderbouwd. Al bij al een ‘waarlijk pluriform’ medialandschap waarbij niemand wordt belemmerd om toe te treden. Zou het toevoegen van nog meer kanalen er werkelijk voor zorgen wetenschappers niet meer worden bedreigd?
Is het probleem werkelijk het “narratief dat bepaalde wetenschappers op door de overheid gecontroleerde media steeds maar blijven uitdragen?” Zou het werkelijke probleem of de eigenlijke drie problemen niet kunnen zijn, als eerste dat er mensen zijn die gaan dreigen als iets ze niet bevalt? Als tweede en belangrijkste het lijderschap van de regering in corona-tijd? En nee, dit is geen verschrijving. Ik bedoel de lafheid, het gebrek aan leiderschap waarmee ze zich achter wetenschappelijke adviezen verborgen en het deden voorkomen alsof de wetenschappers de besluiten namen. Schoven ze hiermee hun verantwoordelijkheid niet af op het OMT en doken vervolgens weg achter de ruggen van de wetenschappers? Een houding waardoor ze lijden terwijl ze het land eigenlijk moesten leiden? En als derde het ‘begrip’ dat Cliteurs partijgenoten zoals Kamerlid Van Meijeren voor bedreigers aan de dag legt en de niet onderbouwde beschuldigingen die hij, gedekt door zijn parlementaire onschendbaarheid, in de Kamer uit aan het adres van wetenschappers. Maar ook het geroep van diens collega Van Houwelingen om ‘tribunalen’? Zaken waarmee ze de bijl zetten aan de wortel van onze democratie.
Met andere woorden is Cliteurs ‘realisme’ niet gewoon kletspraat?
Op de site van GroenLinks reflecteert de leider van die partij, Jesse Klaver, op de ontwikkelingen in Nederland een jaar na de bestorming van het Capitool in de Verenigde Staten. Hij stelt zich de vraag: “Hoe bescherm je de democratische rechtsstaat tegen hen die haar af willen schaffen?” Een interessante vraag.
Hij ziet een partij in onze volksvertegenwoordiging die oproept tot het omverwerpen van onze democratie. Die partij is het Forum voor Democratie. Klaver: “Door te zeggen dat ‘het regime ten val’ gebracht moet worden, impliceert FvD dat we de democratische verkiezingsuitslag naast ons neer moeten leggen. Niet alleen een specifieke regel moet worden gewijzigd, het hele stelsel van democratische besluitvorming moet overboord. … Ze roept op tot de oprichting van nieuwe tribunalen. Tot nieuwe rechtbanken, die niet langer de regels van onze rechtsstaat volgen. Maar die achteraf, op basis van andere uitgangspunten bepalen wat legaal en illegaal is. Ook hier richt hun aanklacht zich niet tegen een specifieke regel. Ook hier wordt de remedie niet gezocht binnen ons democratische systeem. De hele rechtsstaat wordt ongeldig verklaard en moet worden vervangen.”
In een eerdere Prikker concludeerde ik hetzelfde als Klaver nu schrijft. Voor wat betreft de vraag met betrekking tot de bescherming van onze democratie, komt Klaver met meer dan Kamervoorzitter Bergkamp die een gesprek met de fractievoorzitters wilde voeren over de omgangsvormen in de Tweede Kamer. Klaver komt tot de volgende ‘beschermingsconstructies: “Door tegengeluid te geven. Door grenzen te trekken. Door niet alleen geschokt te reageren op incidenten, maar het monster in het gezicht te kijken en te zien voor wat het is: een doelbewuste en stelselmatige bedreiging van de maatschappelijke vrede.” Als tweede: “Door hard te zijn tegen politici met een gevaarlijke agenda. Door hen het woord te ontnemen als de plenaire zaal van het parlement gebruikt wordt om de rechtsstaat te ondermijnen.” Ten derde: “Door van social media-bedrijven te eisen dat ze hun verantwoordelijkheid nemen en hun platforms niet laten misbruiken voor een aanval op de democratie.” En als laatste door: “zacht te zijn voor elkaar. Door het ‘wij’ zo groot mogelijk te maken. Door onderling het gesprek te blijven zoeken en mensen met oprechte vragen en twijfels niet in het kamp van populisten te duwen. Door een krachtig verbond te vormen, van goedwillende burgers.” Laten we die verdedigingslinie eens nader beschouwen.
Tegengeluid geven en in de Kamer bij ondermijnende uitspraken het woord ontnemen. Nu is juist de Kamer een plek om dat tegengeluid te geven. Een mooi voorbeeld van hoe dat kan, gaf Pieter Omtzigt in een Kamerdebat in november toen hij FvD Kamerlid Van Meijeren aansprak op een van zijn uitspraken in een betoog. Een betoog dat aanleidingen bood voor meer van deze gesprekken dan de ene die Omtzigt koos. Omtzigt sprak Van Meijeren aan op de suggestie dat er sprake was van landverraad door de drie aanwezige bewindspersonen. Na een paar simpele vragen, bleek er sprake van ‘gebakken lucht’. Omtzigts voorbeeld vraagt om consequente navolging en de Kamervoorzitter moet dit faciliteren. Of beter nog, de Kamervoorzitter had dit gesprek moeten voeren. Bij een dergelijke beschuldiging moet de Kamervoorzitter vragen naar ‘man en paard’. Worden die niet genoemd dan eist de voorzitter die uitspraak terug te nemen. Bij weigering zou verwijdering uit de vergadering dienen te volgen en bij herhaling, schorsing voor langere tijd.
Als zijn collega Pepijn van Houwelingen in de Kamer roept dat er tribunalen komen, dan verwacht ik niet dat dat woord in de Kamer wordt verboden. Dan verwacht ik een voorzitter en als die het nalaat Kamerleden die vragen welk bijzonder misdrijf er is gepleegd dat het niet via de normale rechtsgang kan worden bestraft? Wat er zo bijzonder is aan dat misdrijf? Wat er schort aan ons rechtssysteem dat er een bijzondere rechtbank moet worden opgericht? Helaas gebeurt dat niet.
Een dergelijke werkwijze mogen we ook verwachten van de media. Als de leider van het FvD in een Zwitserse krant zegt dat in een goede samenleving: “there’s an equilibrium there, a delicate balance that has culminated in what we might call ‘the individual properly understood.’” En vervolgens zegt: “This reached its apex, I believe, in the eighteenth century, and was venerated in that great ‘swan song of aristocracy’, the nineteenth century.” Dat hij terug wil naar de verhoudingen in die tijd. Want wat er sinds die tijd is afgebroken de: “bourgeois society, bourgeois traditions, the bourgeois way of life of ordinary people.” Dan verwacht ik dat de betreffende journalist, of een andere die het leest, Baudet vraagt of hij terug wil naar die achttiende eeuw? Of hij zich realiseert dat de gewone mensen in die tijd niet in die bourgeoisie te vinden waren? Of hij terug wil naar de elitaire en door de adel gedomineerde samenleving van de achttiende eeuw en dus het gros van de inwoners van het land het stemrecht wil ontnemen? Of hij de democratie wil afschaffen? Hoe dit streven zich verhoudt tot zijn strijd tegen de huidige elite die hij ‘het kartel’ noemt?
Dan komen we er echter niet met: “van social media-bedrijven te eisen dat ze hun verantwoordelijkheid nemen en hun platforms niet laten misbruiken,” zoals Klaver aandraagt. Dan moeten we de ‘wij, ‘waar Klaver over spreekt niet alleen zo groot mogelijk maken maar ook zo sterk mogelijk. En daarmee kom ik bij een gat in Klavers verdedigingslinie. Een gat waarop Martha Nussbaum in haar boek Not for Profit uit 2011 wees: “Hongerig naar winst, verwaarlozen landen en hun onderwijssystemen vaardigheden die nodig zijn om de democratie levend te houden. Als die trend doorzet, produceren landen van over de hele wereld generaties van bruikbare machines in plaats van complete burgers die zelf kunnen denken, tradities bekritiseren en die het belang inzien van andermans lijden en prestaties. De toekomst van de democratie staat op het spel (eigen vertaling).” Dat gat bestaat uit een hartstochtelijk pleidooi voor onderwijs gericht op het versterken van die democratische vaardigheden. Een pleidooi om het onderwijs te richten op het aanleren van vaardigheden die nodig zijn om, zoals Nussbaum schrijft, de democratie levend te houden in plaats van het opleiden van ‘bruikbare machines’ voor de ‘economie’. Het zou zomaar kunnen dat dergelijk onderwijs ook leidt tot ‘zelflerende en denkende machines’ waarvan naast de democratie ook onze samenleving en zelfs de economie profijt hebben.
Op de site OneWorld een artikel over het al dan niet met een hoofdletter schrijven van zwart als daarmee de huidskleur van iemand wordt bedoeld. En dan meteen ook de vraag erbij of dat bij wit dan ook weer moet als het woord wordt gebruikt om iemand huidskleur te beschrijven. Een bijzondere discussie. De in Accra geboren mensenrechtenactivist W.E.B. Du Bois (1868-1963) schijnt ervoor te hebben gepleit om het nu verfoeide n-woord met een hoofdletter te schrijven, zo lees ik in het artikel. Nu schijnt er dus een roep te zijn om zwart als het om huidskleur gaat, met een hoofdletter te schrijven.
Waarom zwart met hoofdletter om de huidskleur van iemand aan te duiden? Volgens de auteur van het artikel, Olave Nduwanje, is dat al een heel oude discussie: “In 1878 gaf de Zwarte Amerikaanse advocaat, schrijver en oprichter van het weekblad Chicago Conservator Ferdinand Lee Barnett zijn redactioneel commentaar de titel: ‘Spell It With a Capital’. Hij schreef dat het woord ‘negro’ (destijds een gebruikelijke aanduiding voor Zwarte mensen) met een kleine letter Zwarte mensen stigmatiseert en vernedert. Immers: ‘De Fransen, Duitsers, Ieren, Nederlanders, Japanners en andere nationaliteiten worden geëerd met een hoofdletter, maar de arme zonen van Ham moeten de last dragen van een kleine n.” Een bijzondere redenering want als we die volgen dan zou er een Zwartland moeten zijn, net zoals er een Finland of Frankrijk is. Zo zie je maar weer dat woorden tijdsgevoelig zijn. Du Bois en Barnett waren als lid van de groep zo trots op het n-woord dat ze er een N-woord van wilden maken. Nu zit het woord, hoofdletter of niet, in de taboehoek
De roep om een hoofdletter is niet onomstreden: “De meest diverse etnische groep op aarde onder één geschiedenis, gevoel en gemeenschap scharen, stuitte Zwarte schrijvers als Vilna Bashi Treitler, Claudia Rankine, Richard J. Powell, Badia Ahad-Legardy, Ayanna Thompson tegen de borst. Zij werpen op dat de meeste Afrikanen en mensen in de diaspora zich juist identificeren aan de hand van hun specifieke etniciteit. Ze noemen zich bijvoorbeeld Yoruba, Igbo, Burundees, Masai, Peul, Wolof, Zulu of Banyamulenge.”
Bovendien leidt de discussie om zwart met een hoofdletter te schrijven als het een verwijzingen naar iemands huidskleur is, ook tot te vraag: ‘en hoe doen we dat dan met ‘wit’ als je iemands huidskleur wilt aanduiden?’ Ook daarover wordt weer van mening verschild. “Wit met een hoofdletter is beladen omdat Amerikaanse ‘white supremacy’-groeperingen zoals de Ku Klux Klan en het Stormfront wit al heel lang met een hoofdletter schrijven. Zij hebben het over White power, White supremacy, White race. Kun je wit met een hoofdletter schrijven zonder geassocieerd te worden met groepen en individuen die menen dat witte mensen behoren tot een ‘superieur ras’?” Zo betoogt de ene kant. De andere kant werpt tegen: “’Wit’ geen ras noemen is in feite een anti-Zwarte daad waarmee je Witheid neerzet als neutraal en als de standaard. Wij vinden het belangrijk om de aandacht te vestigen op Wit als ras om zo te begrijpen en ruchtbaarheid te geven aan hoe Witheid functioneert.”
Het denken in kleuren en rassen blijft actueel. Amma Asante schrijft in een column bij De Kanttekening: “Racisme is geen mening en heeft met vrijheid al helemaal niets te maken.” Zij schrijft dit naar aanleiding van walgelijke uitspraken van FvD Kamerlid Freek Jansen die beweerde dat ‘Nederlanders een minderheid worden in hun eigen land’ en dat mensen die hiernaartoe zijn gemigreerd, terug moeten naar hun eigen land: “Ze moeten gewoon weg.” Terecht ergert Asante zich aan de manier waarop deze politici met fluwelen handschoenen worden aangepakt: “Wanneer xenofobe, islamofobe en racistische politici, die de stem van ‘de hardwerkende Nederlander’ vertolkten, te gast waren in televisieprogramma’s, dan werden hun abjecte ideeën niet getoetst langs kritische vragen. Nee, uit angst dat hun kiezers boos werden en zouden wegzappen, werd alles uit de kast gehaald om hen zo normaal en menselijk mogelijk neer te zetten. Er werd gezellig op los gekeuveld over koetjes en kalfjes en hun huisdieren, zoals de poes van Wilders door Eva Jinek.” Dit heeft ervoor gezorgd dat: “Racisme (…) normaal (is) geworden. Racisme (…)een podium (heeft) gekregen. Racisme (…) politieke macht” heeft, zoals Asante schrijft. We hebben: “racisme onvoldoende een halt durven toe te roepen. De geest is uit de fles en moet er weer in terug. Door vanaf nu keihard de norm te stellen.”
In de strijd tegen discriminatie moet inderdaad een harde norm worden gesteld en gehandhaafd. Daar vindt Asante mij aan haar zijde. Toch wringt er iets in haar betoog. ‘Racisme is geen mening’, schrijft Asante. Als racisme iets is, dan is het een mening. Een mening gebaseerd op compleet verkeerde informatie en een mening die geuit mag worden. Maar, en daar kom ik bij de ‘fluwelen handschoenen’ en de angst voor ‘wegzappen’, niet iedere mening hoeft gehoord te worden. Er is niets mis met het weren van meningen van de kijkbuis ook al voelen mensen zich dan gepasseerd. Compleet verkeerde informatie omdat alle mensen op deze Aarde behoren tot één en hetzelfde ras, namelijk de Homo sapiens. Of de romanZe zijn er nog van de Venlose auteur Fons Wijers moet op waarheid berusten, dan loopt er nog een tweede mensenras, de Neanderthaler, op aarde en die vrezen de Sapiens vanwege juist hun onderlinge haat en wreedheid.
En daarmee kom ik bij de Duitse filosoof Marcus Gabriel. In zijn boek Morele vooruitgang in duistere tijden besteedt hij ook aandacht aan de illusionaire identiteitspolitiek van zowel links als rechts. Gabriel: “Het doel van morele voortuitgang op het gebied van racisme is het volledig overwinnen van de indruk dat er moreel relevante verschillen tussen mensen bestaan die in termen van ras zouden kunnen worden gemeten …. Er bestaat alleen racisme, rassen bestaan niet, net zoals er een heksenjacht bestond, maar geen heksen.[1]” Zouden we racisme werkelijk overwinnen door te blijven hameren op ras, zoals met de ‘letterdiscussie’ gebeurt? Zorgt dat er niet voor dat racisme normaliseert, een podium en politieke macht blijft krijgen?
[1] Marcus Gabriel, Morele vooruitgang in duistere tijden, pagina 224
“Democratie betekent dus zeker niet dat alles is toegestaan.[1]” Aan die zin uit het boek Morele vooruitgang in duistere tijden van Markus Gabriel moest ik denken toen ik bij Joop las dat FvD-Kamerlid Gideon van Meijeren blij is dat aanhangers van zijn partij haatmails sturen naar Volt-Kamerlid Nilüfer Gündoğan en zelfs naar haar naasten. Van Meijeren:“Ik ben trots op onze achterban dat zij alles op alles zetten om mevrouw Gündoğan ervan te overtuigen dat ze met haar absurde beleid moet stoppen.” En zijn partijgenoot Van Houwelingen D66 Kamerlid Sjoerdsma dreigend toesprak met de woorden:“Uw tijd komt nog wel, bij de komende tribunalen.”
Eigen foto
Waarom moest ik aan die passage denken? Het lastigvallen met haatmails is binnen een democratie geen geoorloofd middel om je gelijk te krijgen en iets wat we niet moeten toestaan. Van een in onze democratie zo belangrijke functionaris als een Kamerlid mogen we een scherpe veroordeling van dit soort praktijken verwachten. Ook het bedreigen van collega Kamerleden met tribunalen is niet iets wat binnen onze democratie past. Onze democratie kent geen tribunalen. Als je vindt dat iemand iets verkeerd heeft gedaan dan doe je aangifte waarmee je het Openbaar Ministerie vraagt om de zaak te onderzoeken. Vind je als Kamerlid dat de regering iets niet goed doet, dan gebruik je de middelen die een Kamerlid ter beschikking staan om dat aan te kaarten.
Ik moest aan die passage denken omdat Van Meijeren de democratie lijkt te gebruiken om haar af te schaffen en, zoals ik al eerder schreef, dood te verklaren. Een gekozen Kamerlid en een partij die opereren in het hart van onze democratie die zoiets zeggen, wat moeten we daarvan denken? Gabriel behandelt dat onderwerp. Volgens Gabriel is: “de democratie (…) gerechtvaardigd en zelfs moreel geroepen om haar eigen voortbestaan te verzekeren[2].” Dit omdat de waarden die eraan ten grondslag liggen universeel geldend zijn omdat ze: “tot doel (hebben) om acceptabele en in het ideale geval gunstige institutionele kaders te bieden voor de ontwikkeling van alle menselijke persoonlijkheden die denkbaar zijn binnen het kader van de morele legitimiteit.” De uitspraken van Van Meijeren en Van Houwelingen zetten de bijl in dat doel.
‘Maar we hebben toch vrijheid van meningsuiting en ook dit geluid moet gehoord worden en een plek krijgen? Zou je kunnen tegenwerpen’ Ja, je mening mag je uiten. Maar, zo betoogt Gabriel: “We kunnen minderheden lang niet altijd het recht geven om gehoord te worden en deel te nemen aan besluitvormingsprocessen.” Vervolgens geeft hij wat voorbeelden: “Kindermisbruikers, antidemocraten, duidelijke tegenstanders van de Grondwet, moordenaars enzovoorts hebben gewoon vanwege hun morele tekortkomingen (wat daarvoor verder ook de verklaring mag zijn) niet het recht om als minderheden te worden beschermd tegen institutionele onverbiddelijkheid.[3]”
De Kamerleden van het Forum voor Democratie geven er blijk van dat zij de basisregels van onze democratie aan de laars lappen. Niet alleen met deze, maar ook met eerdere uitspraken. Ze doen dat zelfs in het hart van onze democratie en nemen daar deel aan de besluitvormingsprocessen. ‘Maar in de Kamer moeten men toch vrijuit kunnen spreken?’ Het antwoord op die vraag is JA. Maar weer met een grens. Niet iedere mening is het waard gehoord te worden en moet meegewogen worden in de besluitvorming. Mensen die de democratie aanvallen, hoeven niet gehoord te worden. Getuigen de fractieleden van het Forum voor Democratie hier niet van hun morele tekortkoming, om die woorden van Gabriel te gebruiken? Moeten we in het hart van onze democratie een partij tolereren die diezelfde democratie ondergraaft? Staat hier niet veel meer op het spel dan de ‘omgangsvormen waarover Kamervoorzitter Bergkamp naar aanleiding van deze uitlatingen een gesprek wil voeren?
[1] Marcus Gabriel, Morele voortuitgang in duistere tijden, pagina 47