Test, testen, getest

“Bondsvoorzitter Gabriele Gravina zei bij Sky Sport Italia dat waarschijnlijk eind april de medische controles kunnen beginnen waarbij alle spelers worden getest op het coronavirus. Pas als die zijn afgerond kan er weer worden getraind.” Zo lees ik op nos.nl. Testen, als iedereen is getest en niet besmet, dan weer trainen en daarna weer voetballen. Dat klinkt logisch. Is het ook logisch?

Er zijn twee soorten tests mogelijk. Als eerste een test waarmee wordt bepaald of iemand corona heeft. Bij een tweede soort test wordt er bloed afgenomen en wordt onderzocht of het bloed antistoffen bevat die erop duiden dat de persoon besmet is geweest met een corona-virus. De Italiaanse bondsvoorzitter zegt er niet bij aan welke test hij de voetballers wil onderwerpen. Maar laten we ze eens tegen het licht houden en kijken wat een uitkomst zegt. Ik begin met de laatste test.

Als deze test wordt bedoeld, dan wordt van iedere speler (en ik neem ook aan de trainers- en begeleidende staf) bloed afgenomen. Dat bloed wordt onderzocht op antistoffen. Die test heeft twee mogelijke uitkomsten. Worden er antistoffen gevonden dan is persoon besmet geweest door het corona-virus. Dan is het mogelijk dat die persoon in het vervolg resistent is tegen het virus. Hij wordt er niet meer ziek door. Die residentie kan levenslang zijn, maar ook voor een kortere periode. Hoe dit met het huidige corona-virus zit, is nog niet bekend. Worden er geen antistoffen aangetroffen, dan is de persoon nog niet getroffen door het virus. In beide gevallen kan er gewoon gevoetbald worden. Alleen loopt de persoon in het geval er geen antistoffen worden aangetroffen, de kans dat hij het virus oploopt als hij in aanraking komt met een besmet persoon.

Dan de eerste test, die bepaalt of iemand op dat moment corona heeft. Ook die geeft twee uitkomsten: je hebt het of niet. Als je het hebt, dan moet je eerst uitzieken en kun je pas daarna weer aan voetballen denken. Een bloedtest hoeft dan niet meer omdat je, als je bent genezen, zeker weet dat je antistoffen aantreft. Heb je het niet, dan kun je voetballen. Alleen weet je dan nog niet of je het wellicht al hebt gehad. Om dat te bepalen moet de bloedtest worden gedaan. Laat die zien dat je het nog niet hebt gehad, dan kun je voetballen. Alleen is dat een momentopname. Stel de betreffende voetballer loopt na de test de supermarkt in en treft daar een besmet iemand en raakt daardoor besmet zonder dat hij het weet. Dan kan het zomaar gebeuren dat hij vervolgens medespelers en als er weer wedstrijden worden gespeeld ook tegenstanders besmet. 

Met welke uitkomst mag je trainen en vervolgens spelen? De enige uitkomst waarbij je redelijk safe weer kunt spelen, is als je door het virus bent getroffen en het hebt overwonnen. Tenminste, als je er vervolgens langdurige resistentie tegen hebt opgebouwd. Heb je het nog niet gehad dan blijf je, totdat er een vaccin is, het risico lopen het virus op te lopen en vervolgens te verspreiden. Dan is een test niets meer en niets minder dan een momentopname. Dan is  redelijk veilig trainen en spelen alleen mogelijk als iedere speler die nog niet is getroffen door corona dagelijks wordt getest. 

Imaginair construct gezocht

“Nu al drukt deze pandemie haar stempel op onze economie: de beurzen staan zwaar in de min, winkels en horecagelegenheden moeten noodgedwongen hun deuren sluiten en zelfstandigen komen zonder opdrachten te zitten. Het is duidelijk dat de economische gevolgen langdurig zullen zijn.” Dat is de inleiding van Jesse Frederik voor een serie artikelen te vinden bij De Correspondent waar: “de belangrijkste inzichten over deze economische gevolgen van het coronavirus” worden beschreven. Een verzameling met als titel: Wat deze pandemie de economie kost. Laten we, in het kader van het nadenken over de ‘na-coronese periode’, deze laatste zin eens wat uitdiepen.

De pandemie ‘kost’ de economie iets. Maar wat is ‘de economie’? ‘Economie’ heeft, aldus Van Dale, drie betekenissen. Als eerste “zuinigheid”. Als tweede: “de wetenschap die het menselijk streven naar welvaart tot voorwerp heeft.” En als laatste: “het geheel van de financiële voorzieningen, de handel en industrie van een land.” Frederik heeft de derde betekenis voor ogen. Een betekenis die we te danken hebben aan de oude Grieken. Het is een samentrekking van de woorden ‘oikos’ en ‘nomos’ samen te vertalen als huishoudkunde. Voor de oude Grieken was dit het besturen van hun huishouden. Dat huishouden is niet te vergelijken met een huidig gezinshuishouden. Het bestond uit een pater familias met zijn vrouw, broers, ongehuwde zussen en al hun kinderen en kleinkinderen. Dit nog aangevuld met slaven voor in huis en op het land. ‘Huishouden’ is een metafoor voor een ‘staat of land’, een:  “beeldspraak die berust op een vergelijking”, zoals de Van Dale het omschrijft om het vervolgens met een voorbeeld te verduidelijken: “het schip van de woestijn is een metafoor voor kameel”.

Het gebruik van imaginaire beelden en die zien als een werkelijkheid, is een van de unieke eigenschappen van de mens. Die eigenschap maakt de mens, zo betoogt de Israëlische historicus Yuval Noah Harari, uiterst succesvol. Het grootste deel van ons leven speelt zich af in imaginaire constructies die ons binden, of scheiden. Neem eigenaarschap van een stukje grond. Ergens op een stukje papier staat dat iemand een stuk grond bezit. Dat heeft voor ons waarde. Dat zorgt ervoor dat anderen er niet over lopen. Een konijn laat zich er echter niet door hinderen. De Fransman Jean Jacques Rousseau heeft dit in 1754 treffend beschreven: “De ware grondlegger van de burgerlijke maatschappij: dat was hij die als eerste een stuk grond omheinde, zich verstoutte te zeggen ‘Dit is van mij’, en onnozelaars trof die hem geloofden.” Landen, gemeenten, provincies maar ook bedrijven, verenigingen, geld en religies zijn net zo’n imaginaire constructen. Ze bestaan omdat wij vinden dat ze bestaan.

En nu we het toch over beeldspraak en metaforen hebben en daarmee terug naar het onderwerp, ook Frederik maakt gebruik van een metafoor. Hij lijkt de economie te zien als een ‘persoon’. Een persoon die kosten maakt, die schade oploopt, die kan afvallen (krimpen) maar ook kan aankomen (groeien). Een persoon die kosten kan maken en ook baten kan hebben. Alleen kun je de persoon ‘economie’, in tegenstelling tot een echte persoon niet beetpakken. Je kunt er ook geen ‘anderhalve meter afstand’ van houden. Om die imaginaire persoon ‘economie’ maken zeer veel mensen zich flinke zorgen. Met die persoon gaat het nu slecht. Zij lijdt aan corona en daardoor maakt zij kosten. Kun je haar ‘pijn’ al voelen?

Maar wat als we die imaginaire constructie ‘economie’ laten voor wat ze is? Wat zien we dan? Dan zien we dat de corona-pandemie mensen iets kost. De pandemie kost mensenlevens, ze kost mensen hun gezondheid, ze kost sommigen hun levenswerk en anderen verliezen hun baan. Als we vervolgens kijken wat een mens echt nodig heeft en wat ‘luxe’ is, is er dan, behalve het leed van de zieken en het verdriet van de nabestaanden van overledenen, een probleem? Er is voldoende te eten en te drinken voor iedereen. Er zijn voldoende ‘daken’ om iedereen onderdak te bieden. Even goed verdelen en links en rechts wat herverdelen en we kunnen verder. Ja, wellicht verliezen we een beetje luxe omdat we niet op vakantie kunnen. Maar is dat werkelijk een probleem? Onze voorvaderen hebben eeuwen overleefd zonder ‘vakantie’. Het enige wat er nog ontbreekt is een nieuw bindend  ‘imaginair construct’.

Keuzes na corona: ‘effecten’

Op de site van de overheid is de lijst met cruciale beroepen of vitale processen te vinden. Die lijst van cruciale beroepen maakt nederig. Het zijn precies die beroepen die er bekaaid af komen voor wat betreft beloning. Leraren, verpleegkundigen en vuilophalers bevolken niet de bovenkant van het loonhuis. De lijst met cruciale processen bevat zaken als drinkwater, stroom-, olie- en gasvoorziening maar ook moderne zaken zoals internettoegang. Bij alle processen op de lijst kan ik mij een beeld vormen van het belang voor ons dagelijkse leven.  

Zonder drinkwater hebben we een groot probleem. We kunnen immers maar een paar dagen zonder eten. De lijst laat zien dat een ramp waarbij de elektriciteit langdurig uitvalt ons leven helemaal stillegt. Voor wie daar meer moeite mee heeft, lees het boek De Tweede Slaap van Robert Harris. Bij allemaal? Nee, niet bij allemaal. Van één proces op de lijst zie ik het belang voor onze samenleving niet in. Zeker niet in tijden van crisis. Dat proces is het effectenverkeer.

In zijn uitzending van zondag 22 maart besteedde Zondag met Lubach aandacht aan een klein fragment van het ‘effectenverkeer’. Aan de ‘flitshandel’. ‘Flitshandelaren’ maken via snelle computerprogramma’s en verbindingen gebruik van tijdsverschillen in de aanpassingen van prijzen. Van minieme tijdsverschillen tussen de aanpassing van de prijs van een aandeel op de ene en de andere beurs. Is de beurs in Amsterdam bijvoorbeeld ietsjes ( bijvoorbeeld een milliseconde) later met het verlagen van de prijs dan de beurs in Parijs, dan kan je in Parijs heel snel kopen en tegen de nog hogere prijs in Amsterdam verkopen. Hoeveel doden zouden er vallen als dit niet meer mogelijk zou zijn? Hoeveel minder zouden we te eten of te drinken hebben als dit niet meer kon? Diezelfde vragen kun je ook stellen bij de ‘gewone’ aandelenhandel. Hoe ‘cruciaal’ is die nu werkelijk? Zou Phillips die broodnodig beademingsapparaten niet meer kunnen maken als er niet meer kan worden gehandeld in het aandeel Phillips? 

Even een stukje geschiedenis van het aandeel. Die geschiedenis begint niet met de Vereenigde Oost-Indische Compagnie, de VOC. Die werd in 1602 opgericht en was een naamloze vennootschap met vrij verhandelbare aandelen. De VOC kreeg het monopolie op de handel met, zoals dat later ging heten, de Oost. Omdat die handel zeer risicovol en kostbaar was, niet te betalen voor een individu, werd de VOC opgericht als bedrijf waarin mensen geld konden inbrengen en naar rato van de inbreng deelden in de winst. Nee, die begint twee jaar eerder in Londen waar om dezelfde reden en min of meer op dezelfde manier de East India Company werd opgericht. 

De constructie om een flinke investering te bekostigen door mensen een aandeel te geven in het bedrijf werd steeds populairder. Je nam een aandeel in een bedrijf omdat je verwachtte dat het je goed rendement opbracht. En, mocht je even krap zitten, dan kon je het aandeel altijd weer verkopen. Aandelenhandel was in de basis vrij saai en gericht op de lange termijn. Het werd, vooral in de Verenigde Staten, minder saai in de jaren twintig van de vorige eeuw. De termijn waarop men handelde werd korter. Speculeren, het kopen en verkopen van aandelen met als streven om op korte termijn winst te maken als gevolg van een stijging van de prijs van het aandeel, werd populairder. Dit leidde tot een flinke zeepbel die uiteindelijk in 1929 knapte. 

Na de Tweede Wereldoorlog werd de beurs weer saaier. Bovendien werden vooral in Europa de raden van bestuur van bedrijven meer en meer bevolkt door andere belanghebbenden zoals de werknemers, maar ook vertegenwoordigers namens de overheid. Beursnieuws was iets voor het financieel dagblad en de financiële pagina van de Telegraaf. In de rest van de media werd er nauwelijks tot niet bericht over de gang van zaken op de beurs. 

Dit veranderde in de jaren tachtig van de vorige eeuw. Economie, geld, aandelen, de beurs en de banken kregen een steeds belangrijker positie. Symptomatisch hiervoor is de berichtgeving over de beurzen. In de jaren tachtig van de twintigste eeuw besteedden het NOS-journaal en de actualiteitenrubrieken alleen aandacht aan de gang van zaken op de aandelenbeurzen als daar iets heel bijzonders gebeurde. Sinds Black Monday (19 oktober 1987) neemt het beursnieuws eens steeds prominentere plaats in en tegenwoordig is de met RTL Z zelfs een zender die permanent aandacht besteedt aan de gang van zaken op de diverse beurzen. De beurs is er niet meer voor beleggers, maar voor speculanten en, zoals Lubach liet zien, ‘flitshandelaren’. Speculanten in milliseconden. Dat daarmee goed geld is te verdienen, zowel bij stijgende als bij dalende koersen, bleek ook uit de uitzending.

Nu weer terug naar de vragen. Hoeveel doden zouden er vallen als dit niet meer mogelijk zou zijn? Hoeveel minder zouden we te eten of te drinken hebben als dit niet meer kon? Ik denk dat er door het stilleggen van deze handel geen enkele dode valt. Ook zal het niet leiden tot voedselschaarste of gebrek aan drinkwater. Wat maakt dit dan tot een cruciaal proces dat toch echt moet doorgaan? Dat moet dan liggen in wat het oplevert. Maar wat levert het op behalve de winsten voor de ‘flitshandelaren’? Wat levert het op behalve berichten over kelderende beurskoersen en bijgevolg zorgen en wellicht paniek over de economie en de baan? Ik kan niets bedenken. Wellicht dat een van jullie, mijn lezers, het weten. 

Wat kunnen we hieruit meenemen voor de ‘na-coronese wereld’? Daarvoor terug naar een uitzending van Tegenlicht die ook op die zondag werd uitgezonden. In die uitzending gaven virologen aan wat er nodig is om ons ‘virusbestendig’ te maken. Daarvoor is meer geld nodig voor onderzoek en mensen die dit onderzoek kunnen verrichten. Een van de geïnterviewden gaf aan dat gebruik van algoritmes daarbij kon helpen. Laat mensen die dat goed kunnen nu in dienst zijn bij die ‘flitshandelaren’. Daar gebruiken ze hun kennis om geld te schrapen. Die betalen hen daar grof geld voor. Volgens Lubach lag bij een van die bedrijven het gemiddelde salaris op een half miljoen per medewerker. 

Daarmee zijn we bij een punt aanbeland dat ik in de vorige Prikker over het ‘na-coronese tijdperk’ ook maakte, namelijk dat: “een vrije markt niet automatisch het algemeen belang dient.” Het algemene belang, de ‘virusbestendigheid’, legt het qua salaris flink af tegen de ‘flitshandel’. ‘Dan moet het algemeen belang maar meer betalen!’ Zou een neoliberaal kunnen roepen. Een terecht punt. Als we ‘virusbestendigheid’ belangrijk vinden, dan moeten we ervoor betalen. Nu zal de neoliberaal wat minder blij worden want dat ‘meer’ gaan we betalen van het afromen van winsten van de ‘flitshandel’ en de salarissen van de ‘flitshandelaren’. Dat kan door alle inkomen boven een bepaalde bedrag, bijvoorbeeld  € 150.000, te gaan belasten met een tarief van 80%.  Bij een gemiddeld ‘flitshandelsalaris’ van een half miljoen, levert dat ruim € 110.000 extra inkomstenbelasting op.  Het algemeen belang is immers in het belang van iedereen en daaraan moet iedereen naar vermogen bijdragen.

Keuzes na corona: wat vooraf moet gaan

Dat kan door het systeem van patenten af te schaffen. Patenten belemmeren de technologische ontwikkelingen.” Dit schreef ik in mijn vorige Prikker. Een Prikker waarin ik een begin maakte met het zoeken naar meerdere wegen die we in kunnen slaan na de corona-crisis. Toen ik die Prikker na de publicaties ervan nog eens las, kwam ik tot de conclusie dat ik iets ben vergeten. Ik ben met een specifiek onderwerp aan de slag gegaan terwijl we het eerst over algemene uitgangspunten of ontwerp criteria, voor het ‘na-coronese tijdperk’ moeten hebben. Daarom nu een stap terug.

Die stap terug begint met het kijken naar wat er nu ‘fout’ gaat. Vervolgens moeten we naar alternatieve wegen zoeken. Wegen die we vervolgens kritisch moeten bekijken op hun voor- en nadelen. Daarbij kan het bestuderen van het verleden ons helpen. En dan niet alleen ons eigen verleden maar ook van andere gebieden in de wereld. Laten we eens beginnen met de eerste vraag: waar gaat het nu fout? En dan niet fout in de zin van hoe dit virus de mens kon besmetten. Dat kan altijd gebeuren. Dat kunnen we nooit voorkomen. Nee, fouten in onze economische en maatschappelijke ordening.

Het algemeen belang, zo luidt de theorie van de neoliberalen, is een optelling van alle individuele belangen. En dat algemeen belang wordt gewaarborgd op de vrije markt. Die markt zorgt voor het optimale evenwicht tussen vraag en aanbod. Werkt dat ook in crisistijden? Een crisis maakt zaken expliciet die in een normale toestand impliciet blijven. In een normale toestand spelen ze een rol, maar valt het minder op. 

Laten we eens naar een voorbeeld kijken : de mondkapjes. Op sommige plekken zijn ze nodig op andere plekken nog niet. Maar omdat men op die plekken ziet wat er gebeurt, willen ze zich voorbereiden door een voorraad aan te leggen. In normale omstandigheden weten de gebruikers wat ze nodig hebben. Er is voor een paar dagen voorraad en die wordt steeds aangevuld. Een veel grotere voorraad aanleggen en in stand houden, kan maar dat kost geld en dat is in normale tijden zonde. Nu is er veel meer nodig. Meer dan er waar dan ook op voorraad ligt. En, zoals de economen ons leren, als iets schaars is dan stijgt de prijs. Gevolg daarvan is, als er niet wordt ingegrepen, dat degenen die het meeste kunnen betalen, de spullen krijgen. Dit terwijl dit niet noodzakelijkerwijs degenen zijn die ze het hardst nodig hebben. Zo viel ook te lezen dat steenrijke Russen beademingsapparatuur kopen voor het geval dat… . En met zo’n apparaat ben je er niet. Je hebt ook verpleegkundigen en doktoren nodig. Die gaan dan aan de slag voor één persoon, terwijl ze er in dezelfde tijd veel meer mensen kunnen behandelen. Het lijkt mij trouwens sterk dat het alleen Russische rijken zijn die zoiets doen.

Dit maakt expliciet dat een vrije markt niet automatisch het algemeen belang dient. Als we kijken naar de ‘normaal toestand’ van voor corona, dan zijn er voldoende voorbeelden te benoemen dat de markt en het algemeen belang niet hetzelfde zijn. Een voorbeeld van vorig jaar. Novartis de producent van lutetium octreotaat, een medicijn tegen kanker, verzesvoudigde de prijs van het medicijn. Binnen de regels van het spel op de markt, kon dit. Het wrange hieraan is dat het middel is ontwikkeld door het Erasmus Medisch Centrum, een voor een zeer groot deel met gemeenschapsgeld gefinancierd ziekenhuis. Het Erasmus is een universitair medisch ziekenhuis en die hebben, naast het verlenen van zorg, nog een andere publieke functie, namelijk  het ontwikkelen van: “kennis over medisch-specialistische zorg en vertalen deze naar concrete toepassingen. Deze rol brengt hoge kosten met zich mee, die niet passen binnen de gangbare marktwerking. Om voldoende aanbod en kwaliteit te waarborgen, legt de overheid deze ‘kennistaak’ bij de umc’s. Hiervoor geldt een aparte financiering.” De ontwikkeling van dat medicijn is betaald door de Nederlandse belastingbetaler die het vervolgens als premiebetaler nogmaals mag betalen maar dan tegen een tarief dat het zesvoudige is van de originele prijs. 

Nu zullen jullie begrijpen waarom ik in mijn vorige Prikker tot de conclusie kwam dat we van de patenten, zeker op geneesmiddelen, af moeten. Maar dat is een praktische maatregel. Bezien we het van een abstracter niveau dan kun je constateren dat het algemeen belang, in ieder geval met betrekking tot de zorg, niet optimaal wordt bediend via de markt. Iets wat in ‘normale’ tijden al tot onwenselijke situaties leidt maar waarmee we nog kunnen leven, is in tijden van crisis niet houdbaar. Alleen moeten we ons de vraag stellen of we er in ‘normale tijden’ mee moeten willen leven? Of we ermee willen leven dat er bovenmatige winst gemaakt wordt. Bovenmatige winst zoals in het geval Novartis en lutetium octreotaat. Novartis staat hierin niet alleen en de farmaceuten als sector ook niet. Dergelijk gedrag zien we ook in andere sectoren. Hierbij hoeven we alleen maar te denken aan Facebook en Google. Alleen is het in de medische sector bijzonder cru dat er overmatig grove winsten worden gemaakt over de ruggen van zieken. Je kiest immers niet voor ‘ziekte’, het overkomt je. Daarin verschilt het van Facebook. 

Als je ergens niet voor kiest, moet dit dan via de markt, die gaat immers uit van keuzevrijheid, worden georganiseerd? Een interessante vraag en zo zijn er wel meer interessante vragen te stellen. Op het medische terrein maar ook op andere terreinen. Zou een belangrijk uitgangspunt voor de ‘na-coronese periode’ niet moeten zijn dat de markt uit het publieke domein moet?

Keuzes na corona

‘Never waste a good crisis’. Een uitspraak die wordt toegekend aan Winston Churchill maar of hij deze of een soortgelijke uitspraak werkelijk heeft gedaan, daar woeden flinke discussies over. Ook wordt er in tijden van crisis vaak verwezen naar het Chinese teken voor crisis, dat zou bestaan uit twee delen. Een deel ‘gevaar’ en het tweede deel ‘kans’. Een, naar het schijnt want ik ben geen kenner van het Chinees, opvatting die berust op een verkeerde interpretatie. Dat een crisis kansen biedt, staat buiten kijf. Kansen om je ten koste van anderen te verrijken door de prijs van bijvoorbeeld mondkapjes fors te verhogen. Maar ook kansen om zaken die onaantastbaar lijken, te veranderen. In een recente Prikker citeerde ik Piketty die ervoor pleitte om belangrijke gebeurtenissen in het verleden te zien als momenten waarop het verschillende kanten op kon gaan. Ik sloot die Prikker af met de woorden: “Een goed idee om Piketty’s advies ter harte te nemen en actief te zoeken naar die meerdere wegen.” Laat ik eens een begin maken met dat actief zoeken.

Op dit moment zoeken onderzoekers met man, macht en waarschijnlijk ook muis naar een geneesmiddel en een vaccin tegen ‘corona’ of beter gezegd covid-19. Om dat te bespoedigen delen ze direct alle informatie die ze verzamelen en alle ideeën die ze hebben. Door zo samen te werken borduren ze voort op elkaars werk, ideeën en hypotheses. Dat voortborduren vergroot de kans dat het medicijn of het vaccin worden gevonden. 

Als we kijken naar de technologische ontwikkeling van de mens, dan is dat niets nieuws. Ooit vond een mens of mensachtige uit dat je met scherpe stenen kon snijden. Daarop borduurde een andere voort door er een steel aan te bevestigen en de bijl was geboren. Weer een ander bevestigde een kleinere variant van zo’n scherpe steen op een lange stok en de speer was geboren. Via het wiel, het bewerken van brons en ijzer en de molen vond James Watt de stoommachine uit. Dat laatste is wat de ‘volksmond’ ons wil doen geloven. Watt borduurde voort op een eerdere versie van Thomas Newcomen. Rudolf Diesel borduurde voort en vond de verbrandingsmotor uit. Zo kunnen we doorgaan en komen we ook bij ons huidige ‘onmisbare’ mobieltje. Zonder die ‘snijdende steen’ van de onbekende uitvinder, was dat mobieltje er wellicht nooit geweest. Al die stapjes hebben ons gebracht waar we nu staan. 

De uitvinder van de ‘snijdende steen’ had, samen met zijn clan, tijdelijk een voordeel op de andere clans die nog niet wisten welke steensoort ze moesten gebruiken. Zo was het steeds met nieuwe uitvindingen. De uitvinders van het bronzen zwaard stonden even bovenaan. Totdat anderen ook over bronzen zwaarden beschikten. Die hadden vervolgens allemaal het nakijken toen iemand het ijzeren zwaard uitvond. In de periode dat je de ‘enige’ bent die bepaalde kennis heeft, heb je een voordeel op alle anderen. Tegenwoordig kun je dat voordeel in patenten laten vastleggen. Dat patent geeft jou het exclusieve recht tot het maken of verkopen van het product. Zolang het patent loopt, geniet jij als patenthouder dat voordeel en kun je eraan verdienen. Dat verdienen wordt gerechtvaardigd met het argument dat dit de beloning is voor de uitvinder zijn investering en zijn harde werk. Zonder die bescherming zou een ander het na kunnen maken en produceren zonder de flinke investeringen die het jou heeft gekost. Op wereldschaal verwijten de Verenigde Staten, bij monde van president Trump, dat China dit doet. China kopieert en produceert en dat gaat ten koste van de ‘uitvindende Amerikanen’. Dat lijkt logisch maar is het wel zo logisch?

Zoals ik hierboven al schreef, werken wetenschapper nu met man en macht aan een vaccin en een medicijn. Hierboven schreef ik ook nog ‘met muis’ waarbij ‘muis’ staat voor eventuele dieren waarop kansrijke stoffen worden getest. Dat doen zij door kennis te delen. Uiteindelijk is er één de gelukkige uitvinder van het vaccin. Die zal de boeken in gaan als de nieuwe Alexander Fleming, de uitvinder van de penicilline. De Nobelprijs voor de geneeskunde zal zijn of haar deel zijn. Het bedrijf waarvoor de persoon werkt, zal zich kunnen verheugen op flinke omzet en winst. Werkt de persoon voor een universiteit, dan zal er vast een bedrijf klaar staan met een lonkende zak geld in ruil voor de kennis en vooral het patent. Het voorbeeld werd deze week al gegeven toen bekend werd dat de Amerikaanse president Trump probeerde de exclusieve rechten op een mogelijk vaccin tegen het virus van een Duits bedrijf te kopen. Het cashen kan beginnen. ‘The winner takes it all’, zoals ABBA, niet mijn soort muziek maar dat zullen mijn vaste lezers vast al wel weten, al zong. En dat past precies bij onze meritocratische samenleving. Een samenleving waar iedereen wordt beoordeeld op zijn verdienste.

Maar borduurt de ‘winner’ niet voort op de uitvindingen van zijn voorgangers? Zij of hij voegt iets toe aan het werk van vele voorgangers. En niet alleen aan het werk van de ‘winnaars’ onder die voorgangers. Ook al die wetenschappers en onderzoekers die, naar straks zal blijken, het ‘dode spoor’ op weg naar het vaccin onderzoeken. Ook die leveren een flinke bijdrage. Wat het ‘winnende spoor’ is, weet vooraf immers niemand. De investeringen in een ‘dood spoor’ zijn net zo hoog en misschien nog wel hoger dan in het ‘winnende spoor’. Alleen levert het aan het einde van de rit geen rendement op . ‘The loser’s standing small. Beside the victory. That’s her destiny.’  Zo vervolgt ABBA. Biedt covid-19 niet een uitgelezen kans om die ‘destiny’ eens te herzien? 

Dat kan door het systeem van patenten af te schaffen. Patenten belemmeren de technologische ontwikkelingen. Hoe? Laten we weer even dat vaccin nemen dat de winnaar ontwikkelt. Wellicht is dat door een uitvinding van een dood spoor te gebruiken wel veel efficiënter, sneller en goedkoper te produceren. Het patent van de ‘winnaar’ voorkomt dat de ‘verliezer’ verder kan experimenten met de vinding van de winnaar. Dat ‘recht’ komt alleen de winnaar toe. De ‘verliezer’ kan er alleen mee verder werken als er een flink bedrag aan de winnaar wordt betaald. Zonder patent kan iedereen met de nieuwe vinding aan de slag.

‘Maar wie betaalt dan al dat onderzoek naar nieuwe medicijnen’? Een goede vraag. Wie betaalt het nu? Nu wordt het betaald door de uiteindelijke gebruikers van het product maar vooral via de verzekeringspremie en de belastingen die wij betalen. En een flink deel van die premie en belastingcenten vloeit in de vorm van ‘winst’ in de zakken van de farmaceutische bedrijven. In mijn ‘nieuwe wereld’ zijn wij het die nog steeds dat onderzoek betalen. Dat doen we via onze belastingen en een kleine opslag op het medicijn of vaccin. Die opslag verdwijnt in een onderzoeksfonds net als een deel van de door ons betaalde premie. Uit dat onderzoeksfonds bekostigen we al het medische onderzoek. Daaruit betalen we de winnaar en de verliezers allemaal hetzelfde.

Wellicht vraag je je nu af: ‘En die farmaceutische industrie dan?’ Die worden gewoon ‘pillendraaiers’ en voor dat ‘pillen draaien’ krijgen ze een vergoeding die hun kosten dekt en hen een kleine winst bezorgt. Hoe we dat doen? Dat doen we door de diverse ‘pillendraaiers’ te vragen een offerte op te stellen voor de productie van het medicijn of vaccin. De opdracht gunnen we vervolgens aan de goedkoopste ‘draaier’ en we betalen hem de prijs die de op een na laagste ‘draaier’ offreerde. 

Punt maken of paniekzaaien?

“Dit wordt een drama, mensen.” De laatste zin in een artikel bij De Dagelijkse Standaard van Michael van der Galien. Wat een drama wordt? De manier waarop, volgens Van der Galien in de medische wereld om wordt gegaan met corona-patiënten. Heeft Van der Galien een punt of zaait hij paniek?

Bron: https://pt.wikipedia.org

Wat is er aan de hand? In de Volkskrant een artikel waarin wordt vermeld dat driekwart van de mensen die aan corona zijn gestorven nooit op de Intensive Care hebben gelegen. “Dat komt deels doordat verpleeghuisartsen of huisartsen in samenspraak met betreffende patiënt en familie besluiten om de zieke gelet op leeftijd of toestand niet ‘in te sturen’ naar de ic.” Aldus Diederik Gommers de voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care. Gommers: “Als de patiënt heel oud is, een slecht hart heeft en de afgelopen maanden al drie operaties heeft ondergaan, dan kan de arts soms in samenspraak met de familie besluiten dat het niet zinvol is om hem op de intensive care te gaan behandelen.”  

Dat is tegen het zere been van Van der Galien: “Soms? Soms? Je hebt het over driekwart van de sterfgevallen meneer Gommers. Dat is niet soms, dat is telkens weer! Oudere patiënten (met andere klachten) worden nu dus al opgegeven.” Nu worden er iedere dag mensen opgegeven. Dat is treurig voor de betreffende persoon en de naasten, het is echter onvermijdelijk. Sterven is namelijk de enige zekerheid die het leven biedt. Gelukkig zijn het in overgrote meerderheid ouderen die worden opgegeven. 

Omdat ‘corona’ nu hot is en het enige onderwerp waarover nog wordt geschreven en gesproken, komt dit in het nieuws. Het zijn echter niet alleen corona-patiënten. Als diezelfde oudere een gewone longontsteking zou hebben, dan zou er eenzelfde keuze gemaakt kunnen worden. Hetzelfde kan opgaan voor kankerpatiënten of patiënten met een onherstelbare herseninfarct. Als IC-opname niets toevoegt aan de zorg voor een patiënt, sterker nog als die opname een of twee dagen lijden toevoegt, waarom zou je iemand dan op de IC leggen? 

Er worden iedere dag zo’n keuzes gemaakt. Als er één ambulance beschikbaar is en er zijn twee vragen, dan wordt er ook gekozen. Een keuze die nadelig uitvalt voor één van de twee. Als de ene een oude man van 85 is en de ander een baby, dan is de kans groot dat de 85-jarige de dupe is. Het zijn trouwens niet alleen ouderen die dit kan raken. Nu, in een tijd van een gezondheidscrisis met maar beperkte middelen, wordt het maken van keuzes nog belangrijker. Dat er daarbij naar de leeftijd, maar vooral naar de levenskansen en -kwaliteit wordt gekeken, is niet meer dan reëel. Dat is geen drama, dat is verstandig. Van der Galien zaait paniek.

‘Koopt Nederlandsche waar…’

“Een fundamentele discussie is geboden over hoe Nederland verder wil als de Corona-epidemie voorbij is” Dit schrijft Johannes Vervloed aan het einde van een artikel bij Opiniez. Dit artikel haalde ik in mijn vorige Prikker ook al aan. Vervloed vraagt zich af: “hoe we onze samenleving kunnen beschermen tegen deze en een volgende pandemie.” Waaraan hij dan denkt: “We zouden meer zelfvoorzienend moeten worden waar het essentiële producten en diensten betreft.” Zoals ik mijn Prikker van gisteren eindigde, is het een: “goed idee om (…) actief te zoeken naar die meerdere wegen.” Dus hulde aan Vervloed. Toch knelt er iets.

Nadat hij zich afvraagt hoe we ons kunnen beschermen tegen een volgende pandemie, stelt hij de volgende vragen: “Moet Nederland niet weer baas in eigen huis worden en de grenzen kunnen sluiten als dat nodig is? En is het wel verstandig volledig afhankelijk te blijven van globale productieketens? Zijn sommige producten en diensten zo vitaal dat deze in ieder geval als back-up in eigen land geproduceerd en geleverd moeten kunnen worden?”  Deze vragen knellen. Hoe open zijn deze vragen? Laten we ze eens doorlopen.

Baas in eigen huis. “Als doordringt dat we in tijden van een crisis als de huidige van de EU geen antwoord hoeven te verwachten en de lidstaten op zichzelf worden teruggeworpen, verdient nationaal beleid een herwaardering.” Laat nu de gezondheidszorg juist een terrein zijn waar de landen van de Europese Unie volledig ‘baas’ zijn in het ‘eigen huis’. Dat maakt het niet meer dan logisch dat er geen EU antwoord komt. De EU heeft geen rol en dat maakt het cru om haar te verwijten dat zij geen ‘antwoord’ geeft. Behalve als je vindt dat de EU moet worden afgebroken. En dat is wat Vervloed vindt: “Wat mij betreft beperkt de EU zich tot de interne markt en de douane-unie, nodig voor een handelsland als Nederland.”

Dan die afhankelijkheid. Vervloed: “Sommige producten en diensten zijn zo vitaal dat je je niet volledig van buitenlandse toevoer afhankelijk moet willen maken. Voedselvoorziening is cruciaal voor ieder land.”  Vervloed trekt daaruit de volgende conclusie: “De Nederlandse boer zal dan ook weer in ere moeten worden hersteld en gepraat over halvering van de veestapel en verkoop van landbouwbedrijven moet ophouden.” Wacht eens. Die Nederlandse boeren en tuinders produceren vooral voor de buitenlandse markt. Nederland is een van de grootste exporteurs van landbouwproducten. Die boeren en tuinders varen wel bij de gratie van het buitenland. Voor eigen Nederlands gebruik kan die veestapel best worden gehalveerd. Kan best een fors deel van de tuinbouwbedrijven worden gesaneerd. Ook hier gebruikt Vervloed ‘corona’ op een zeer bijzondere manier om zijn eigen opvattingen kracht bij te zetten. 

Nog meer afhankelijkheid. “De eigen maakindustrie zal weer meer aandacht en ruimte moeten krijgen. We mogen het sprookje van Nederland als pure diensteneconomie die de meeste levensbehoeften uit het buitenland invoert niet meer blijven vertellen. We moeten onze eigen staal-, chemische en andere basisindustrie koesteren en voor lief nemen dat de CO2-uitstoot dan maar weer oploopt.” Wat Vervloed er niet bij vertelt, is dat de producten van die Nederlandse staal- en chemische industrie dan flink duurder worden. Of, en dan betalen we als inwoner de prijs op een andere manier, dat die fabrieken stevig gesubsidieerd moeten worden. ‘Koopt Nederlandsche waar, dan helpen we elkaar’, zo lijkt Vervloed te betogen.

Met de CO2- uitstoot komen bij de werkelijke vijand; “Wat de energievoorziening betreft houden we kerncentrale Borsele voor de zekerheid maar langer open.” Nu produceren alle elektriciteitscentrales in Nederland bij elkaar, volgens wikipedia, ruim 20.500 Mega Watt. Dit is zonder de zonnepanelen en windmolens. Daarvan neemt de kerncentrale in Borsele er 435 voor rekening. Dat is zo’n 2%. Ook hier lijkt Vervloed ‘corona’ te gebruiken voor andere doeleinden. Die doeleinden worden in de zin erna duidelijk: “Megalomane en geldverslindende klimaat- en energieplannen zoals de Green Deal van EU-commissaris Timmermans moeten in de la verdwijnen.” 

Vervloed beziet, om het citaat uit het boek Kapitalisme en Ideologie van Thomas Piketty dat in die vorige Prikker centraal stond te gebruiken, de corona-crisis deterministisch. Determinisme is een leer die stelt dat dingen niet willekeurig gebeuren. Ze gebeuren met een reden. Die reden kan in het verleden of in de toekomst liggen. Bij Vervloed ligt die reden in het verleden. Hij wil terug naar, ja naar welke periode eigenlijk? In ieder geval een periode zonder de EU. Want die lijkt voor Vervloed, net als voor president Trump, de schuldig te zijn aan ‘corona’.

Een fundamentele discussie voeren over de periode na ‘corona’ is belangrijk. Belangrijk omdat we nu ervaren hoe de samenleving (op wereldschaal) wordt ontwricht en ervaren welke nadelen onze economische en politieke organisaties kennen in de aanpak van een grenzenloos virus. Maar dan wel een open fundamentele discussie op basis van grondige analyse waarbij de conclusies pas aan het eind komen en niet al aan het begin zoals bij Vervloed.