Snelwaarheid

 Na de Tweede Kamerverkiezingen van november 2023 staan de kranten vol met artikelen ter verklaring van de winst van de PVV en de NSC maar vooral ook van het verlies van links. ’Links’ zou zijn afgedwaald van haar oorspronkelijke wortels: het opkomen voor de arbeiders. Of het zou ‘links’ ontbreken aan een groot verhaal, zoals Rob Wijnberg betoogt, immers: “Tussen de melodietjes van eerlijker delen en biologischer boeren klinkt namelijk voortdurend het refrein van: minder, minder, minder. Niet het soort ‘minder’ waarmee Geert Wilders al jaren tegen de grenzen van de rechtsstaat aanschuurt, maar van het soort waarmee je de rijke westerse postmoderne consument regelrecht het kamp van de tegenpartij injaagt: die van minder vlees op de barbecue, minder vakanties in verre oorden, minder vrijheid om te doen en laten wat je wil.” Zou het of zou er iets anders aan de hand kunnen zijn?

Neem het ‘opkomen voor de arbeider’. Als je naar de cijfers kijkt, dan is ‘opkomen voor de arbeider’ een verliezende strategie. Het percentage mensen dat in Nederland in de goederenproductie werkt is tussen 1969 en 2021 gedaald van 39% naar16% en een steeds groter deel hiervan is arbeidsmigrant zonder stemrecht. Met de ‘arbeider’ win je geen verkiezingen. Een ‘groot links verhaal’ heeft in Nederland nooit 60 zetels behaald. De PvdA en de voorlopers van GroenLinks haalden maximaal 59 en dat was in 1977. Zelfs de premiersbonus hielp het ‘linkse verhaal’ in 1977 niet aan een meerderheid en nadat Wim Kok de ideologische veren afschudde, was het gedaan met de ‘grote verhalen’. Zitten mensen werkelijk te wachten op een groot links verhaal? Of zou er iets anders aan de hand kunnen zijn? Bij het denken daarover kwam ik uit bij twee boeken van Alessandro Baricco waarin hij de westerse samenleving op een bijzondere wijze analyseert en beschrijft.

Bron: Wikipedia

In de Barbaren  beschrijft hij het steeds oppervlakkiger worden van onze samenleving. Hij doet dat aan de hand van boeken, wijn en voetbal. In een eerdere Prikker besteedde ik al eens aandacht aan Baricco. Er wordt meer wijn gedronken, maar kwaliteitswijn leidt een kwijnend bestaan. Net zoals de literatuur terwijl er veel meer boeken worden verkocht. Als voetballiefhebber betreurt hij het lot van Roberto Baggio de sierlijke specialist die steeds vaker op de bank zat omdat hij geen totaalvoetballer was. Die ‘barbaren’ leken zich niets aan te trekken van oude conventies. Ze leefden in een andere wereld. Het leven als een aaneenschakeling van korte momenten van sensatie zonder verdieping. De nieuwe mens, de barbaar, als een surfer. Scherend over het water ziet de surfer veel van het oppervlak van de zee, maar mist de diepgang van de duiker die veel minder oppervlakte bestrijkt maar wel een betere indruk krijgt van wat een zee is. Met hun gedrag gaven de barbaren een inkijkje in de nieuwe wereld: “een lay-out van de wereld die is aangepast aan de ogen die we hebben, een mentaal ontwerp dat geschikt is voor onze hersenen, en een hoopvol plot dat is opgewassen tegen ons hart, bij wijze van spreken.[1]

Tien jaar later beschrijft hij in The Game als een soort archeoloog de ontstaansgeschiedenis van die nieuwe wereld. Hij probeert er als het ware een landkaart van te maken of, zoals het op de kaft kort wordt omschreven: “In The Game onderzoekt hij de digitale revolutie en de gevolgen daarvan voor de mens.” Zo ziet hij het Nederlandse totaalvoetbal uit de jaren zeventig als een van de voorgangers van het Web: “het Nederlands elftal heeft maar zelden een toernooi gewonnen …. .Niettemin was de roep ervan onweerstaanbaar, en dat had te maken met een zeker ontsluiten van horizonten, de verpulvering van de vele regels, de vernietiging van onbenullige mentale blokkades en het opeisen van een nieuwe gelijkheid.[2]” Als je het zo leest dan zijn er wel wat parallellen met het Web. Baricco vergelijkt de digitale revolutie met een game, een computerspel, vandaar de titel. In een game gaat het om problemen en snelle oplossingen, om actie en reactie, en om een score. Die eigenschappen vormen, zo betoogt Baricco, de kern van de gehele digitale revolutie.

Baricco gaat terug naar de beginperiode van de die revolutie. De revolutionairen: “ waren mensen op de vlucht … die probeerden te ontsnappen aan een eeuw die een van de gruwelijkste in de geschiedenis van de mensheid was geweest, en die niemand had gespaard.” Een eeuw die: “een indrukwekkende reeks rampen achter zich (liet). En bij bestudering van die rampen zie je: “De obsessie met grenzen, de verafgoding van alle mogelijke scheidslijnen, de drang om de wereld in te delen in beschermde zones die niet met elkaar in contact stonden.[3] Zij wilden beweging. De revolutionairen wilden: “Grenzen boycotten, alle muren neerhalen, één open ruimte inrichten waarin alles moest gaan circuleren. Immobiliteit demoniseren. Beweging aanduiden als eerste, noodzakelijke, totemistische, onbetwistbare waarde.[4]Daarbij stonden twee vijanden in de weg. Als eerste: “een bepaald verontrustend stelsel van normen en waarde” en als tweede: “de keiharde elite die dat stelsel bewaakte. Deze waren allebei diep geworteld in de instituten, al eeuwenlang stevig verankerd, en sterk geworden door een beproefde vorm van intelligentie.[5]

Maar hoe die revolutie vorm te geven? Volgens Baricco kon dat op twee manieren. Als eerste: “kon je kiezen voor een frontale botsing, en dan ging het erom ideeën, normen en waarden te produceren.  … Een ideologische strijd op het open veld der ideeën.” Voor die manier kozen de revolutionairen niet omdat ze:  “al zo vaak (hadden) gezien dat ‘ideeën’ tot  rampen konden leiden, dat ze daar een zekere instinctieve argwaan tegen koesterden. Bovendien waren ze voor het merendeel afkomstig uit een mannelijke, technische, rationele, pragmatische elite, en als ze ergens talent voor hadden dan lag dat in de richting van problem solving, niet in het uitwerken van conceptuele systemen.” Ze richtten zich niet op de theorie maar op de praktijk. Op het oplossen van zaken die zij zagen als probleem. Dat deden ze door: “systematisch die oplossing te kiezen die de grond wegsloeg onder de voeten van de samenleving waaruit zij wilden ontsnappen. Niet de beste oplossing of de meest doeltreffende, nee, de oplossing die de hoekstenen aantastte van de samenleving waarvan ze zich wilden ontdoen. [6] Die ‘aparte mensheid’ liet de ideologie varen en concentreerde zich op de techniek, de tools. ‘In ieder huis een computer,’ voorspelde de al genoemde Brand in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Deze ‘aparte mensheid’ wilde dus weg van ideeën en hun bemiddelaars, de ideologen. Zij wilden de macht bij het volk.

Een van de belangrijkste eigenschappen van de tools was daarom dat iedereen ze makkelijk kan gebruiken. Je hebt geen ‘expert’ of ‘tussenpersoon’ nodig om een app te versturen. Je huis of auto verhuren kun je zelf, via Airbnb of Uber. Om je bankstel te verkopen hoef je het niet meer naar een handelaar in tweedehandsjes te brengen. Je kunt het rechtstreeks aan een geïnteresseerde verkopen. Als de digitale revolutie iets is, dan is het de uitschakeling van de ‘tussenpersoon’. Baricco: “ze verkozen de beweging en ontmantelden elke bemiddeling. Het was een slinkse methode, maar onontkoombaar en moeilijk tegen te gaan. Toegepast op elk aspect van de ervaring – van de aanschaf van een boek en de manier van vakantiekiekjes maken tot het opzoeken van de definitie van ‘kwantummechanica’- genereerde deze een soort erosie die zich niets aantrok van de grote machtsinstellingen (scholen, parlementen, kerken) en die de wereld van onderaf binnendrong, en haar op bijna onzichtbare wijze bevrijdde.[7]

“Veel mensen proberen de aard van de mens te veranderen, maar dat is echt tijdverspilling. Je kunt de aard van de mens niet veranderen, wat je wel kunt doen is de tools die ze gebruiken veranderen, de techniek veranderen. Dan verander je de samenleving.[8]Aldus Steward Brand een van de personen die aan de basis stond van die revolutie. En daar heeft hij een punt. De mens vindt al eeuwen zaken uit en die uitvindingen veranderen de manier waarop mensen samenleven. De ‘uitvinding’ van de landbouw zo’n 10.000 jaar geleden, leidde tot een heel andere manier van samenleven. Hetzelfde geldt voor de industriële revolutie. Maar niet alleen dergelijke grote ontwikkelingen veranderen ons gedrag, ook kleinere. Zo heeft de auto onze wereld vergroot en als je twintig jaar had beweerd dat we te pas en te onpas op een klein beeldscherm zouden kijken dan was je weggelachen.

De nieuwe tools, de PC, het mobieltje, maar ook Twitter, Facebook, Instagram en sinds kort Artificiële Intelligentie hebben de twee diep in instituten gewortelde vijanden een kopje kleiner gemaakt. De media, de overheid, politieke partijen, vakbonden, de wetenschap, in Baricco’s woorden de in instituten verankerde elite die het ‘stelsel van normen en waarden’ bewaakten, ze zijn geen schim meer van wat ze vroeger waren. Ze zijn geen schim meer van wat ze waren omdat ze de belangrijkste truc van The Game niet beheersen. Die truc noemt Baricco ‘snelwaarheid’.

Een snelwaarheid: “is een waarheid die om naar de oppervlakte van de wereld te komen – dat wil zeggen, om begrijpelijk te worden voor de meeste mensen, en ieders aandacht te krijgen – zichzelf een aerodynamisch design heeft aangemeten, waarbij ze onderweg aan nauwkeurigheid en precisie inboette, maar wel aan beknoptheid en snelheid won.[9] Cruciaal voor een snelwaarheid is het verhaal erachter: storytelling. Storytelling: “is niet iets wat de realiteit verpakt , of vermomt, of verfraait: het is iets wat deel uitmaakt van de realiteit, het is een deel van alle dingen die echt zijn,” zo betoogt Baricco en vervolgt: “Wil je een formuletje om dat concept gemakkelijker te metaboliseren: Komt-ie: ONTDOE DE REALITEIT VAN DE FEITEN, EN WAT ER DAN OVERBLIJFT IS STORYTELLING.[10]

Nu is storytelling niets nieuws onder de zon. Sprookjes, sagen mythen, het zijn allemaal vormen van storytelling waarvoor opgaat dat het is wat na verwijdering van de feiten overblijft. Wat wel nieuw is, is de compactheid ervan. Baricco geeft een snelwaarheid. Een bericht uit 2016: “De verkopen van vinyl overstegen in 2016 die van digitale muziek”. Een bericht dat boven kwam drijven en door iedereen werd opgemerkt want het lijkt zo onwaarschijnlijk. Dat kan toch niet waar zijn want iedereen heeft toch verschillende playlists op de mobiel. Wat er werkelijk aan de hand was, had geen enkel medium gehaald. Dat was namelijk dat gedurende één week in 2016 in één land, het Verenigd Koninkrijk, er meer vinyl was verkocht dan dat er muziek was gedownload. Om de aandacht van ons te halen moet de echte werkelijkheid wat van haar nauwkeurigheid verliezen. In dit geval dat het slechts één week betrof in slechts één land[11]. Laat dat weg, en de rest is allemaal ‘verhaal’.

Een recent voorbeeld van zo’n snelwaarheid is de veronderstelde mildheid van Wilders. Een prachtig verhaal over een bullebak waarvan wordt verondersteld dat hij minder is gaan ‘bullen’ of is het ‘bullenbakken’? Een snelwaarheid die niet is gebaseerd op Wilders’ uitspraken of daden. Die zijn niet veranderd want ook al voor deze verkiezingen aaide hij poesjes. Het verhaal is gebaseerd op vragen van journalisten aan gewone mensen of zij Wilders milder vonden. Het kreeg echt momentum toen de boodschap werd samengeperst tot het meest ‘aerodynamische design’ dat je je maar kunt bedenken: ‘Milders’.

‘Snelwaarheden’ als oplossing voor problemen maar wel op een bijzondere manier. Baricco: “ Toen ik eens een kort, nutteloos uitstapje naar de politiek maakte, was ik getuige van de volgende situatie: er moest een probleem worden opgelost, en er lagen verschillende oplossingen op tafel. Er moest er een worden gekozen. De politicus van dienst bekijkt ze en zegt: welke zouden we het beste kunnen verkopen?” Let wel hij vraagt niet welke het beste zou kunnen wérken.[12] Ik denk dat ik met ‘Spreidingswet’ verder niets meer hoef uit te leggen. Maar voor degenen die nog twijfelen nog wat voorbeelden: opvang in de regio, de toeslagenaffaire, de decentralisatie van de jeugdhulp naar de gemeenten op basis van snelwaarheden als ‘de gemeente is de meest nabije overheid. Niet de beste oplossing maar de oplossing die het beste verkocht kan worden, een ‘snelwaarheidoplossing’ van het soort ‘de grenzen dicht’. Oplossingen die goed verkopen, weinig tot niets oplossen en vooral problemen verergeren.

Het zal jullie nu wel duidelijk zijn dat deze prikker geen voorbeeld van een snelwaarheid is. Deze prikker is geen voorbeeld van voor eenentwintigste-eeuwse storytelling. Een betoog gestoeld op de interpretatie en analyse van feiten en waarnemingen. De prikker scheert niet als een ‘barbaarse surfer’ over het water’ maar gaat als een duiker de diepte in om te onderzoeken wat er allemaal onder het oppervlak gebeurt. En dat zijn precies de verhalen die het moeilijk hebben in het ‘Gametijdperk. Dat is ook de reden waarom het pleidooi van Wijnberg voor ‘grote verhalen’ niet tot betere verkiezingsresultaten voor links zal leiden. Zo’n ‘groot verhaal’ doet het goed bij mensen zoals de  Ballonnendoorprikker. Maar zo’n groot verhaal kan niet concurreren met ‘minder, minder, minder’ wat de tegenstanders ervan maken. Pas als het grote verhaal kan worden samengeperst tot een refrein van ‘meer, meer, meer’ zal het voldoende ‘aerodynamisch’ zijn om ‘minder, minder, minder’ te verdringen. ‘Meer’ en dan zeker drie keer, doet het beter dan ‘minder’.

“Ik schreef  De barbaren, maar intussen wist ik dat de ontmaskering van de diepte zou kunnen leiden tot de heerschappij van de onbeduidendheid.” Dit schrijft Baricco in het laatste hoofdstuk van De Barbaren. Een hoofdstuk waarin hij zogenaamd vanuit 2026 waarin hij terugblikt op de tijd dat hij het boek schreef. De ‘heerschappij van de onbeduidendheid’ is alom tegenwoordig in de talkshows die televisie bevolken en die ervoor zorgen dat voormalige voetballers Johan Derksen en René van de Gijp zijn ‘uitgegroeid’ tot de belangrijkste politieke duiders aangevuld met gasten zoals de Gerard Jolings en Jack van Gelders van deze wereld. “En ik wist dat de heruitvinding van de oppervlakte vaak leidde tot het ongewenste effect, namelijk dat vanwege een misverstand de pure domheid werd uitgeklaard, of de lachwekkende simulatie van een diepe gedacht,” zo vervolgt Baricco. Een betere beschrijving van de talkshows van vandaag kan ik niet geven. “Van die barbaren ontvangen we een lay-out van de wereld die is aangepast aan de ogen die we hebben, een mentaal ontwerp dat geschikt is voor onze hersenen en een hoopvol plot dat is opgewassen tegen ons hart, bij wijze van spreken.[13] Dat hoopvolle plot kan ik tot op heden nog niet ontdekken, maar we hebben nog twee jaar tot 2026.

Wat ik wel zie is, en daarmee vervolg Baricco, dat de ‘barbaren’ zich: “bewegen (…) in hordes, door een revolutionair instinct gedreven tot collectieve en bovenpersoonlijke scheppingen.[14] Dit omdat een mens naast individu nog steeds ook een sociaal groepsdier is maar met wie? Dat is de vraag in een ‘grenzeloze samenleving, zonder muren, die ene open ruimte waarin alles circuleert, zonder bindende centra’.  Dus maar in ‘hordes’ achter de op dat moment bovenkomende  snelwaarheid aan. In maart 2023 was dit Van der Plas en de BBB de bovenkomende snelwaarheid in november 2023 Wilders. Zo ‘surft’ de horde over het wateroppervlak aangedreven of beter gezegd aangetrokken door de meest recente snelwaarheid. Eerst het ‘gewone’ van van der Plas en later ‘Milders’.

Analyse en diepgang, nodig om een ‘groot verhaal’ te schrijven en te begrijpen, zijn zaken voor mensen zoals de Ballonnendoorprikker en Rob Wijnberg, ze zijn van vroeger. Mensen die, zoals ik in mijn vorige prikker deed, wijzen op het gemak waarmee grondrechten verworden tot snelwaarheden. Het recht om je mening te uiten en te demonstreren wordt een ‘verdienmodel’ of een ‘criminele organisatie’. Nu is de kracht van ‘links’ altijd het grote verhaal geweest. En ‘Links’ had dan wel gelijk, het kreeg niet het krediet van dat gelijk. Zo leert Lenny Vulpenhorst bij in een artikel bij Stuk Rood Vlees de lessen van Hans Daudt[15]. De eerste drie lessen van Daudt zijn: “Eén: er is sinds de Tweede Wereldoorlog constant een rechtse meerderheid in de Tweede Kamer. Twee: sociaaldemocraten (…) mogen eigenlijk alleen meeregeren als het niet anders kan. En drie: ondanks dat Nederland een conservatief land is, worden veel onderwerpen die door links worden geagendeerd vroeg of laat door rechts uitgevoerd.”  Zelfs in de tijd van de grote verhalen, hielpen die verhalen ‘links’ dus niet aan macht maar het was wel de stroming die inhoudelijk het meest voor elkaar kreeg.

Wat ‘links’ in deze nieuwe ‘barbarentijd’ moet leren, is niet het verkopen van hun groot verhaal om zo aan de macht te komen om het uit te voeren. Een ‘groot verhaal’ legt het altijd af tegen een snelwaarheid. Voor het uitvoeren van je ideeën is regeren niet nodig. Daudt: regeren wordt overschat: “Coalitievorming leidt ertoe dat standpunten van partijen die niet deelnemen aan een kabinet toch vaak een plek krijgen in het regeringsbeleid.” Wat ‘links’ moet leren is dat grote verhaal op te delen in ‘snelwaarheden’ en op het juiste moment de juiste ‘snelwaarheid’ aan het oppervlak te laten komen. Dan zijn ‘centrum’ en ’rechts’ wel machtshongerig genoeg om op die horde te springen. Het verschil tussen ‘links’ en ‘niet-links’ is dat ‘links’ actie wil als het regeert en er ook op wordt afgerekend terwijl: “Niet-links kan goed regeren door niets te doen of keuzen uit te stellen.” En als er één tijdperk is dat het gelijk van deze uitspraak aantoont, dan zijn het de laatste twintig jaar.


[1] Alessandro Baricco, De Barbaren, pagina 211-212

[2] Alessandro Baricco, The Game, pagina 91

[3] Idem, pagina 98

[4] Idem, pagina 100.

[5] Idem, pagina 104-105

[6] Idem pagina 105

[7] Idem pagina 106

[8] Idem, pagina 113

[9] Idem, pagina 293-294

[10] Idem, pagina 302

[11] Idem, pagima 294-295

[12] Alessandro Baricco, The Game, pagina 306

[13] Alessandro Baricco, De Barbaren, pagina 211

[14] Idem, pagina 211

[15] Daudt was van 1963 tot 1990 hoogleraar in de wetenschap der politiek aan Universiteit van Amsterdam.

De demagogie van Omtzigt

Wellicht is het jullie ontgaan. Wellicht ook niet. Het jaarlijkse Thorbecke-debat georganiseerd door de stichting Thorbecke Zwolle. Een debat waarin een lezing centraal staat. Deze keer werd die lezing verzorgd door Kamerlid Pieter Omtzigt. Een interessante lezing met demagogische trekjes en een, moet ik zeggen, bijzondere kijk op democratie.

Johan Rudolph Thorbecke. Bron: WikimediaCommons

Omtzigt start zijn lezing in het ‘revolutiejaar 1848’. Als je denkt dat we tegenwoordig in roerige tijden leven, kijk dan even mee terug op het jaar 1848. Een jaar van sociale ellende door hoge voedselprijzen. Een oorzaak hiervan was de beroemde aardappelziekte die ervoor zorgde dat de aardappeloogst mislukte. Een jaar met vele protesten en revolutionaire activiteiten in diverse landen, in februari in Frankrijk en in maart in diverse Duitse staten. Op het Italiaanse schiereiland woedde een oorlog tussen het Oostenrijk -Hongaarse rijk en het koninkrijk Sardinië. Al die revoluties liepen op niets uit, maar dat wisten de revolutionairen tijdens hun acties nog niet, zoals Omtzigt terecht schrijft. 1848 is het jaar dat onze huidige Grondwet het levenslicht zag. Omtzigt houdt een lofzang op die Grondwet maar vooral op de belangrijkste geestelijk vader ervan, de in Zwolle geboren Johan Rudolph Thorbecke.

Thorbeckes voorstel voor een Grondwet werd niet helemaal overgenomen. Op een aantal punten werden, tegen zijn zin, zaken geschrapt en gewijzigd. Zo werd er een passage toegevoegd die toetsing van wetten aan de Grondwet onmogelijk maakte. Ook werd de mogelijkheid om wetten niet geheel of meteen  in te laten gaan erin gefietst. Verder werd Thorbeckes voorstel zo gewijzigd dat de regering geld kon uitgeven zonder dat dit in de algemene begroting is opgenomen. Als vierde werd de plicht van de regering om de Kamer informatie te verstrekken over alle onderwerpen afgezwakt. En dat zijn, zo betoogt Omtzigt, precies die zaken waar we nu last van hebben en waar Thorbecke in 1848 al voor waarschuwde. Voor wie er meer over wil weten, lees Omtzigts betoog want op dit punt is hij bijzonder scherp.

Dat wordt anders als hij over democratie spreekt: “In een democratie controleert de bevolking de regering. Zonder open besluitvorming en transparantie is een democratie hol en leeg: als je niet weet wie het besluit genomen heeft – welke minister, welke partij in het kabinet – op wie moet je dan stemmen bij een verkiezing?”  Een wel erg smal begrip van democratie. In een artikel in de Volkskrant met een verkorte versie van zijn lezing, formuleert hij het nog strakker: “De essentie van een democratie is dat burgers en journalisten de totstandkoming van besluiten van bestuurders kunnen controleren. Op basis daarvan kunnen zij bij verkiezingen stemmen.”  Om het cru te zeggen, ook een dictatuur kan een burger of journalist de totstandkoming van besluiten van bestuurders controleren. De essentie van democratie is niet de controle van de regering door de bevolking en dus transparante besluitvorming zoals Omtzigt beweert. Kern van democratie is dat het, om de Van Dale aan te halen, ‘een staat(svorm) is die aan het hele volk invloed op de regering toekent.

Omtzigt lijkt de overheid in het algemeen en de regering in het bijzonder, als een aparte niet te vertrouwen entiteit te zien en daar wordt het demagogisch. “De ontwikkelingen in gebrek aan openbaarheid de afgelopen jaren baren grote zorgen: de Nederlandse regering laat zich steeds moeilijker controleren …. Tegelijkertijd zijn er steeds nieuwe ongekende mogelijkheden waarmee de overheid alles kan bijhouden of opvragen over burgers: van telecomgegevens tot passagiersgegevens.  En binnenkort ook elke banktransactie boven de 100 euro. De massale afluisterpraktijken en verzamelwoede van de Amerikaanse overheid kwam al aan het licht door klokkenluider Edward Snowden. En recent hebben ook vele westerse regeringen software zoals Pegasus gekocht waarmee zij niet alleen criminelen afluisteren via hun mobiel, maar ook politieke tegenstanders in landen als Spanje, Griekenland en Polen. … Deze processen bieden een kwaadwillende regering ongekende mogelijkheden, zoveel is wel duidelijk. Als wij deze dreigingen niet serieus nemen en mensen die zich druk maken om QR-codes wegzetten als wappies, dan hoeven we het vooral niet over de argumenten te hebben. Dat kan ons duur komen te staan.”  Door al deze zaken uit verschillende contexten op een hoop te vegen, wordt de suggestie gewekt dat overheden bewust een ‘kwaadwillend’ strategie hanteren en in sommige landen zal dat best zo zijn.

Omtzig trekt de regering uit onze democratie. Hij plaats de regering tegenover, om een demagogische term te gebruiken, het volk. In onze democratie zijn wij in de basis zelf die regering. We zijn er zelf bij. Als je dan toch zoekt naar een verbetering voor onze democratie, zoek er dan een die het fundament ervan versterkt. Eentje die de invloed van de bevolking op de regering direct versterkt. Pleit dan, in plaats van de huidige getrapte vorm, bijvoorbeeld voor een direct door de bevolking gekozen regering. Het gebrek aan vertrouwen in de overheid waarvan ook Pieter Omtzigt getuigt zit hem, naar mijn mening, niet in de Grondwet, maar in de dominante ‘cultuur’ in onze huidige samenleving die niet meer van ‘WIJ’ uitgaat maar van ‘IK’. Het is een probleem dat Alessandro Baricco in zijn boek The Game aan de orde stelt. Hij onderzoekt als een soort archeoloog de ontstaansgeschiedenis van de nieuwe wereld en probeert er als het ware aan landkaart van te maken of, zoals het op de kaft kort wordt omschreven: “de digitale revolutie en de gevolgen daarvan voor de mens.” Baricco vergelijkt de digitale revolutie met een game, een computerspel, vandaar de titel. In een game gaat het om problemen en snelle oplossingen, om actie en reactie, en om een score. Die eigenschappen vormen, zo betoogt Baricco, de kern van de hele digitale revolutie. Hij gaat terug naar de beginperiode van de die revolutie. Een revolutie die ontstond in de jaren zeventig in Californië waar een: “aparte mensheid, waarin informatica-ingenieurs, hippies, politieke militanten en geniale nerds samenvielen onder de paraplu van een specifiek gemeenschappelijk sentiment: ergernis over de wereld zoals die was,” zich had verzameld. Zij wilden een andere wereld.

“Het waren mensen op de vlucht. Ze probeerden te ontsnappen aan de eeuw die de gruwelijkste in de geschiedenis van de mensheid was geweest, en die niemand had gespaard.” Wat die gruwelijke eeuw kenmerkte? “De obsessie met grenzen, de verafgoding van alle mogelijke scheidslijnen, de drang om de wereld in te delen in beschermde zones die niet met aldaar in contact stonden.[1] Een wereld die werd gedomineerd door ideologie. Zij wilden geen ideologie maar waren in de kern bijzonder ideologisch. Ze predikten het anarchisme en de meeste van hen een zeer bijzondere vorm van anarchisme, het libertarisme. Een politiek filosofische stroming die de nadruk legt op de vrijheid van het individu waarbij de rol van de overheid zo klein mogelijk is. Deze stroming heeft als uitgangspunt dat iedereen vrij is om te doen en laten wat hij wil, zolang hij geen geweld gebruikt tegen zijn medemens en haven en goed van die medemens. Deze stroming heeft belangrijke raakvlakken met het objectivisme van Ayn Rand. Het libertarisme put daarmee uit eenzelfde bron als het neoliberalisme, maar is nog wat extremer. De rol van de mens als burger bestaat voor het libertarisme eigenlijk niet. De mens is consument en de markt is de democratie. Of om de voormalig Britse premier Thatcher aan te halen: ‘who is society? There is no such thing’. Weg van het WIJ en naar het IK, de op zichzelf aangewezen mens. Een IK die de andere IKKEN in toenemende mate met wantrouwen bejegend. Eigenlijk een strijd van allen tegen allen om Hobbes te parafraseren, maar dan zonder fysiek geweld. Zo is wantrouwen de basis geworden van onze samenleving terwijl een democratie floreert bij vertrouwen.


[1] Alessandro Baricco, The Game, pagina 98

Resetknop

In mijn laatste Prikkers heb ik het vaak over het ‘na-coronese tijdperk’. Wat zou er anders moeten en hoe? Ik ben hierin niet de enige. In de Volkskrant besteedt Paul Onkenhout aandacht aan de voetbalwereld. Voor lezers die niets met voetbal hebben, in deze Prikker gebruik ik het voetbal, en dan vooral het professionele voetbal als metafoor voor de samenleving. Dit omdat de sport in het algemeen, en het professionele voetbal in het bijzonder, sterk leunt op het ‘winners takes it all’ denken. Denken dat ook de rest van de samenleving in haar greep heeft. Onkenhout stelt in zijn column een interessante vraag: “Wanneer precies transformeerde het voetbal van een volkssport in een commercieel circus en naar welke periode zouden we terug moeten keren?” 

Een heel interessante vraag, behalve dan het stukje, terug gaan naar … . Teruggaan naar het verleden is geen goed idee. Het verleden moeten we bestuderen om te bekijken waarom men toen koos waarvoor men koos. In deze Prikker ga ik op zoek naar een antwoord op het eerste deel van die vraag. Met dat antwoord kijk ik vervolgens naar de bredere samenleving.

Onkenhouts antwoord: “Ik ben er zelf wel zo’n beetje uit. Het voetbal is verziekt, aan de top. Ik weet ook precies wanneer het dieptepunt is bereikt. Dat was op 2 december 2010, de dag dat de FIFA het wereldkampioenschap in 2022 toewees aan een klein land in de woestijn, Qatar, zonder voetbaltraditie en zonder stadions; een land met een gemiddelde zomertemperatuur van een graad of 45 en een omvangrijk arsenaal rechteloze dwangarbeiders.” Ik kan Onkenhouts redenering volgen. Alleen zou ik dat niet willen zien als het begin van die transformatie, maar als het voorlopige dieptepunt. 

Laten we eens wat verder teruggaan in de tijd en dat doen aan de hand van de huidige ‘heilige graal’ de Champions League, het ‘bal der kampioenen’. En daar begint het al te wringen. Hoezo kampioenen als er bijvoorbeeld vier Engelse, Duitse, Italiaanse en Spaanse clubs deelnemen? En zo komen we in 1997, het jaar dat er voor het eerst niet-kampioenen mochten deelnemen. Uiteindelijk komen we bij de start van de Champions League in 1992. Het jaar dat het commerciële belangrijker werd dan het sportieve. Na twee ouderwetse knock-out ronden werden er poules gevormd. Hierdoor nam het aantal wedstrijden toe en dus de tv- en reclame-inkomsten. 

Ietsjes eerder, in 1990, werd er voor het eerst meer dan € 10 miljoen voor een speler betaald. Voor dat bedrag ging Roberto Baggio, de speler waar de Italiaanse schrijver Alessandro Baricco lyrisch over schrijft, van Fiorentina naar Juventus. Maar waarin verschilt het, behalve dat, van € 8 miljoen waarvoor Gullit in 1987 PSV verruilde voor AC Milan. AC Milan dat was toen in handen van mediamagnaat, multimiljardair en later premier Silvio Berlusconi. Een voetbalclub als ‘speeltje’ van een miljonair. Als je het mij vraagt ligt het antwoord op het eerste deel van Onkenhouts vraag ergens in de jaren tachtig. Vanaf dat moment deed de echte commercie haar intrede in de voetbalwereld en stegen de salarissen en transfersommen aan de top exponentieel en fors sneller dan het bruto binnenlands product (bbp). Het bbp van Europa groeide tussen 1980 en nu met bijna 2% per jaar. Als we de transfersom van Baggio in 1990 tot en met 2020 indexeren met 2%, dan levert dat een bedrag van net geen € 20 miljoen op. Voor dat bedrag koop je tegenwoordig een modale rechtsback. Het hoogste transferbedrag op dit moment is 11 keer zo hoog. Paris Saint Germain, eigendom van een sheik uit Qatar, betaalde € 222 miljoen om de Braziliaan Neymar over te nemen van Barcelona. De groei van de transfersommen vertoont meer gelijkenis met de vermogensstijging van de rijkste 0,1%.

En daarmee is de link tussen voetbal en de samenleving gelegd. De ontwikkelingen in het voetbal zijn een spiegel van de samenleving. Een ontwikkeling die eind jaren zeventig begon met de verkiezing van Margaret Thatcher tot premier van de Britten en begin jaren tachtig met de verkiezing van Ronald Reagan tot president van Amerika. Voor beiden was de overheid een onderdeel van het probleem en wel het onderdeel dat de oplossing in de weg stond. Die overheid moest indammen ten faveure van bedrijven die elkaar beconcurreren op een vrije markt. Daarop werden staatsbedrijven geprivatiseerd en vooral belastingen verlaagd. En dan vooral voor de hoogste inkomens. Bij het aantreden van Reagan in 1981 bedroeg het laagste tarief in de VS 13,825%, het hoogste 69,125%. Hoog, maar lager dan op de piek in 1952 toen het toptarief 92% bedroeg. Bij zijn afscheid in 1988 was het laagste tarief gestegen naar 15%, en het hoogste gedaald naar 28%. Een geweldig voordeel voor de rijkste Amerikanen waarvan de rekening bij de armen en middeninkomens werd gelegd. De rest van de wereld volgde dit Amerikaanse voorbeeld en verlaagde de hoogste belastingtarieven. Zo is dit in Nederland van 72% gegaan naar 48,5% nu. Niet zo extreem als in de VS, maar toch. 

Dit werd onderbouwd met de bijzondere economische theorie van de ‘trickle down economics’. Die theorie gaat ervan uit dat de armen alleen maar rijker kunnen worden door de rijken nog rijker te maken. De rijken scheppen banen via hun investeringen en zorgen er zo voor dat de totaal te verdelen koek groter wordt. Natuurlijk krijgen zij hier zelf een flink deel van maar via die extra banen krijgen ook de armen een deel van de grotere koek. Het geldt sijpelt van boven (rijk) naar beneden (arm). Alleen hebben de afgelopen jaren geleerd dat de zwaartekracht niet van toepassing is op geld. Het ‘sijpelt’ als er niets aan wordt gedaan niet naar beneden, maar naar boven. De rijken worden steeds rijker, de armen niet noemenswaardig rijker en vaak zelfs armer. Door deze maatregelen krijgen rijken meer geld beschikbaar en enkelen van hen kochten voetbalclubs. Die clubs moesten natuurlijk wel ‘winnen’ en dus werden spelers gekocht en die spelers kregen steeds meer betaald. Zo is ook in de Volkskrant te lezen dat het in corona-tijden ook voor topsporters sappelen is. Zo mist Frenkie de Jong nu al gauw € 2 tot 3 miljoen van zijn salaris van € 10 miljoen. Van dat gemis kan de hele club Eerstedivisieclub Telstar een heel jaar draaien. Dit om het even in perspectief te zetten voordat je medelijden met De Jong krijgt.

Toen in 1989 de Berlijnse muur viel en twee jaar later de Sovjet Unie instortte, leek het alsof Reagan en Thatcher het bij het rechte eind hadden. De Westerse vrije markt had definitief ‘gewonnen’ van de communisten en socialisten. Er leek geen alternatief meer voor de vrije markt. Of het toeval is weet ik niet, maar in 1992 startte de Champions League en verstevigde de commercie de greep op het voetbal. Een greep die zich in de jaren erna verstevigde en die uiteindelijk in december 2010 leidde tot de keuze voor Rusland als organisator voor het wereldkampioenschap in 2018 en Qatar in 2022. 2010 dat was ten tijden van de economische crisis als gevolg van de slechte leningen. Een crisis waarbij de Westerse banken en kredietinstellingen met flinke staatssteun overeind werden gehouden zonder dat er iets veranderde aan de manier van werken en belonen bij die banken. Om het cru te zeggen, aapten de Westerse banken en kredietinstellingen de Russische oligarchen en de sjeiks uit het Midden-Oosten na. Die eersten hadden sinds 1995 laten zien hoe je je verrijkt ten kosten van de gewone man en de staat. De laatsten, de sjeiks, pasten dat trucje al veel langer toe door zich de olieopbrengsten toe te eigenen.

In zijn column citeert Onkenhout Louis van Gaal: “ Maar: uiteindelijk is de marktwerking in de voetbalwereld niet afhankelijk van corona. De rijken blijven de rijken. En de armen blijven arm, ook straks.” Waarop Onkenhout even later verzuchtend eindigt met: “Er is geen resetknop. De marktwerking, weet je wel.” Als het allemaal begon met het geloof in ‘trickle down economics’ en verlaging van de inkomstenbelasting, zou dat dan geen resetknop kunnen zijn? Als we op Europees niveau kunnen komen tot een zelfde systeem van sterk progressieve inkomstenbelastingen, een systeem met een tarief van bijvoorbeeld 85% voor inkomen boven de € 150.000, zouden er dan nog steeds van die exorbitante bedragen aan transfers en salaris worden betaald? Dan zou Frenkie, een geweldige voetballer trouwens, netto net iets meer dan anderhalf miljoen overhouden. Een bedrag waar je iemand meer dan honderd jaar bijstand van kunt betalen. De Spaanse overheid kreeg dan fors meer belastinggeld binnen om de gevolgen van corona aan te pakken. Maar vooral ook om de onderwijzers, het verplegend personeel en de politieagenten fatsoenlijk te belonen voor hun werk.

The Game, de surfer en het klimaat

“Ondanks het overweldigende wetenschappelijke bewijs dat klimaatverandering wordt veroorzaakt door de mens, groeit het aantal klimaatsceptici. Wat gaat er in hun hoofd om?”  Die vraagt stelt Irene van den Berg zich bij OneWorld. Voor een antwoord op deze vraag gaat zij te rade bij enkele wetenschappers. 

Die zien verschillende oorzaken. Als eerste: “Achterdocht jegens wetenschappers komt (…) vaak ook voort uit een wantrouwen tegen de heersende elite.” Dan is er een meer op ideologie gebaseerde afkeer en dan vooral ideologische weerstand tegen collectieve maatregelen: “Veel Amerikanen hebben een diepgeworteld geloof dat overheidsbemoeienis hun vrijheden ernstig aantast.” Dan is er een groep die vertrouwt op de eigen intuïtie: “Mensen met een intuïtief wereldbeeld vertrouwen eerder op hun eerste ingeving en schuiven de wetenschap vervolgens terzijde. Wetenschap vereist slow thinking en daar zijn wetenschapsontkenners minder goed toe in staat. Zij scoren gemiddeld slechter op analytisch vermogen.”  Dan zijn er nog mensen die zoeken naar bewijs dat hun beeld bevestigt: “Veel klimaatsceptici zijn wel op zoek naar feiten. Zij produceren echter ándere feiten en trekken de bestaande in twijfel.”

Eigen foto

Wat daaraan te doen? Jaron Harambam, een van de geraadpleegde wetenschappers: “Ik denk dat meer moet worden stilgestaan bij de emoties van de twijfelaars, in plaats van alsmaar op de feiten te gaan zitten.” Ook wil hij opzoek naar de krachten achter de ontkenning: “Er is een aantal sociale mediaplatformen waarop dat veel gebeurt. Ik wil graag weten door wie deze partijen worden betaald.” Daarbij helpt het, volgens Hrambam niet om de sceptici: “allemaal over één kam (te) scheren,” dat “leidt in ieder geval niet tot goede analyse, noch tot oplossingen.”

Bij het lezen van dit artikel moest ik denken aan het The Game, het laatste boek van de Italiaanse schrijver Alessandro Baricco. Een zeer lezenswaardig boek dat je met andere ogen naar de huidige samenleving laat kijken en waarin Baricco verder gaat waar hij in zijn boek De Barbaren begon. In de Barbaren beschrijft hij het steeds oppervlakkiger worden van onze samenleving beschrijft. Hij doet dat aan de hand van boeken, wijn en voetbal. In een eerdere Prikker besteedde ik al eens aandacht aan Baricco. Er wordt meer wijn gedronken, maar kwaliteitswijn leidt een kwijnend bestaan. Net zoals de literatuur terwijl er veel meer boeken worden verkocht. Als voetballiefhebber betreurt hij het lot van Roberto Baggio de sierlijke specialist die steeds vaker op de bank zat omdat hij geen totaalvoetballer was. Die ‘barbaren’ leken zich niets aan te trekken van oude conventies. Ze leefden in een andere wereld. Met hun gedrag gaven de barbaren een inkijkje in de nieuwe wereld: “een lay-out van de wereld die is aangepast aan de ogen die we hebben, een mentaal ontwerp dat geschikt is voor onze hersenen, en een hoopvol plot dat is opgewassen tegen ons hart, bij wijze van spreken.”

In The Game onderzoekt hij als een soort archeoloog de onstaansgeschiedenis van die nieuwe wereld en probeert er als het ware aan landkaart van te maken of, zoals het op de kaft kort wordt omschreven: “In The Game onderzoekt hij de digitale revolutie en de gevolgen daarvan voor de mens.” Een interessant boek met bijzondere vergelijkingen. Zo ziet hij het Nederlandse totaalvoetbal uit de jaren zeventig als een van de voorgangers van het Web: “het Nederlands elftal heeft maar zelden een toernooi gewonnen …. .Niettemin was de roep ervan onweerstaanbaar, en dat had te maken met een zeker ontsluiten van horizonten, de verpulvering van de vele regels, de vernietiging van onbenullige mentale blokkades en het opeisen van een nieuwe gelijkheid.” Als je het zo leest dan zijn er wel wat parallellen met het Web. Baricco vergelijkt de digitale revolutie met een game, een computerspel, vandaar de titel. In een game gaat het om problemen en snelle oplossingen, om actie en reactie, en om een score. Die eigenschappen vormen, zo betoogt Baricco, de kern van de gehele digitale revolutie.

Baricco gaat terug naar de beginperiode van de die revolutie. Een revolutie die ontstond in de jaren zeventig in Californië door een: “aparte mensheid, waarin informatica-ingenieurs, hippies, politieke militanten en geniale nerds samenvielen onder de paraplu van een specifiek gemeenschappelijk sentiment: ergernis over de wereld zoals die was.” Zij wilden een andere wereld. Dat anders, en ook de manier waarop, werd kort maar krachtig samengevat in de woorden: “Veel mensen proberen de aard van de mens te veranderen, maar dat is echt tijdverspilling. Je kunt de aard van de mens niet veranderen, wat je wel kunt doen is de tools die ze gebruiken veranderen, de techniek veranderen. Dan verander je de samenleving.” Woorden van een van hen: Stewart Brand.

Woorden opgeschreven in een periode waarin ideologieën centraal stonden. Ideologieën die de mensen en dus mensheid wilden veranderen. Ideologieën die in de twintigste eeuw tot vernietigende oorlogen hadden geleid. Die ‘aparte mensheid’ liet de ideologie varen en concentreerde zich op de techniek, de tools. ‘In ieder huis een computer,’ voorspelde de al genoemde Brand in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Deze ‘aparte mensheid’ wilde dus weg van ideeën en hun bemiddelaars, de ideologen. Zij wilden de macht bij het volk.

Een van de belangrijkste eigenschappen van de tools de ze ontwikkelden was daarom dat iedereen ze makkelijk kan gebruiken. Je hebt geen ‘expert’ of ‘tussenpersoon’ nodig om een app te versturen. Je huis of auto verhuren kun je zelf, via Airbnb of Uber. Om je bankstel te verkopen hoef je het niet meer naar een handelaar in tweedehandsjes te brengen. Je kunt het rechtstreeks aan een geïnteresseerde verkopen. Als de digitale revolutie iets is, dan is het de uitschakeling van de ‘tussenpersoon’. Baricco: “Wanneer ik een systeem maak dat hen buitenspel zet en hen vervangt door beschermde omgevingen waarin ik mensen en dingen rechtstreeks met elkaar in contact breng, en iedereen aanzet om mee te drijven op getijdenstromingen veroorzaakt door een ondoorgrondelijke massa-intelligentie, dan heb ik iets episch verwezenlijkt: een wereld waarin ogenschijnlijk geen elites voorkomen, een planeet met directe aandrijving , waar de collectieve intentie en intelligentie wordt omgezet in actie zonder dat ze langs tussenliggende autoriteiten hoeven. Het onvermijdelijke gevolg is dat bij een aanzienlijk aantal mensen de overtuiging groeit dat ze het wel afkunnen zonder tussenkomst, zonder expert of insiders. … Ze kijken om zich heen, en bezield door een bepaalde, begrijpelijke zweem van rancune zoeken ze naar de volgende intermediair om te vernietigen, de volgende tussenstap om over te slaan, de volgende kaste der voorgangers om overbodig te maken.”

En daarmee kom ik bij de vraag die Van den Berg zich stelt en trouwens ook alle mogelijkheden om er wat aan te doen die in haar artikel worden geformuleerd. Is het niet begrijpelijk dat velen een klimaatwetenschapper, net als trouwens alle wetenschappers, ook zien als een ‘tussenpersoon’ die kan worden ‘uitgeschakeld’? Dan helpt het niet om: “klimaatontkenners die zich zorgen maken over de kosten van een duurzamere maatschappij … te overtuigen met een goede financiële onderbouwing.” Die onderbouwing wordt immers ook geleverd door een tussenpersoon.

Diepgang, toelichting, onderbouwing  zijn iets van vóór de eenentwintigste eeuw. Om een vergelijking uit Baricco’s De barbaren aan te halen. Het zijn vormen van diepzeeduiken, van een uitgebreide en zware studie van een heel klein deel van de zee. Dit terwijl de eenentwintigste eeuw vooral bestaat uit surfers. Mensen die scheren over een groot deel van het zeeoppervlak zonder te weten wat er onder de waterspiegel gebeurt. Soms komt er iets aan de oppervlakte en dat wordt aan die oppervlakte oppervlakkig bestudeerd en dan vooral in relatie met het oppervlak en het surfen. Zouden wetenschappelijke analyses en berekeningen over het koraal op tien meter diepte de surfer bereiken? Zouden berekeningen over de kosten en nog grondigere analyses door een wetenschapper, een tussenpersoon, de ‘surfer’ overtuigen? 

In een van de laatste paragrafen van The Game besteedt Baricco aandacht aan de waarheid. Hij gebruikt het begrip ‘snelwaarheid’, dat is: “een waarheid die om naar de oppervlakte van de wereld te komen – dat wil zeggen, om begrijpelijk te worden voor de meeste mensen, en ieders aandacht te krijgen – zichzelf een aerodynamisch design heeft aangemeten, waarbij ze onderweg aan nauwkeurigheid en precisie inboette, maar wel aan beknoptheid en snelheid won.” Een waarheid die ergens op iets waars is gebaseerd maar toch niet helemaal. “Een snelwaarheid wint als ze eerder en beter dan andere waarheden aan de oppervlakte weet te komen.” Daarbij: doet het er niet eens zoveel toe hoe stevig ze op feiten steunt: het is haar aerodynamische uitrusting die over haar lot beslist.” Het succes van die aerodynamische uitrusting wordt, zo betoogd Baricco, bepaald door ‘storytelling’: “Storytelling is niet iets wat de realiteit verpakt, of vermomt, of verfraait: het is iets dat deel uitmaakt van de realiteit, het is een deel van alle dingen die zijn. Wil je een formuletje om dat concept makkelijk te metaboliseren? Komt-ie: ONTDOE DE REALITEIT VAN DE FEITEN, EN WAT ER DAN OVERBLIJFT IS STORYTELLING.” 

Zou, om werkelijk de hoofden van de klimaatsceptici te bereiken, de boodschap in een goed en pakkend verhaal worden verpakt? Een verhaal dat moet staan als een huis, los van welk feit, cijfer of onderbouwing dan ook? Moet hierbij niet de vraag worden gesteld die een politicus in een voorbeeld van Baricco stelt als hem wordt gevraagd om een keuze te maken tussen verschillende oplossingen van een probleem: “welke zouden we het beste kunnen vertellen?”  Dus niet geen verhaal verzinnen bij de beste oplossing maar de best te vertellen oplossing kiezen omdat daarmee de scepticus wordt bereikt? En vanuit dat eerste succes kun je verder werken. “Want een perfecte oplossing die ik niet aan mensen kan uitleggen is gedoemd te mislukken,” aldus Baricco.

Dat is niet iets wat wetenschappers normaal doen, die kiezen de beste oplossing en maken daar een verhaal bij. Dat is ook de richting die Van den Berg en de door haar geraadpleegde wetenschappers op lijken te gaan. Toch maar eens contact opnemen met enkele goede storytellers?

Baudet, Beethoven en barbaren

“Ik lees al jaren geen kranten meer. De televisie heb ik twaalf jaar geleden de deur uitgedaan. Netflix: ik kijk dat allemaal nooit. Ik leef als een 19de-eeuwer. Als ik wat zie ben ik ’s nachts onrustig, bangig. Reclames ook: ik vind het allemaal zo indringend.” Een uitspraak van Thierry Baudet in een interview met de Volkskrant. Of we waarde aan deze uitspraak moeten hechten? Iets verder in het interview legt hij uit waarom hij Facebook en Twitter gebruikt: “Het is nodig omdat de gewone media zo slecht zijn, omdat er zo’n gekleurde berichtgeving is, omdat je niet meer door die politieke correctheid heen kan breken.” Je zou de vraag kunnen stellen hoe Baudet weet dat die media zo slechts zijn als hij ze al tien jaar niet meer raadpleegt en er alles aan doet om erin te verschijnen? Daar gaat het mij niet om. Het gaat mij om zijn kijk op de samenleving.

Baricco

“Wat wij onze kinderen toch aandoen, door ze die afgrijselijke populaire popcultuur maar op te leggen. In plaats dat wij Shakespeare en Puccini onderwijzen, wordt het gestimuleerd dat ze staan te schuren op schoolfeesten met Lil’ Kleine of hoe dat ook heet.” Vroeger was het allemaal beter, zo lijkt Baudet te zeggen. “Elegantie, puurheid en maat, die de basisprincipes van onze kunst vormden, maken geleidelijk plaats voor een nieuwe, frivole en pompeuze stijl die wordt gehanteerd door de oppervlakkige talenten van onze tijd. Hersenen die door opvoeding en gewoonte, nergens anders aan kunnen denken dan aan kleren, mode, roddels, romans lezen en morele losbandigheid zijn nauwelijks in staat te genieten van ingewikkeldere, minder koortsachtige geneugten van de wetenschap en de kunst.” Aldus een negentiende eeuwse kunstcriticus die Alessandro Baricco in zijn zeer lezenswaardig boek De barbaren citeert. Baudet zou het hem zo na kunnen zeggen. De Criticus gaat verder: “Beethoven schrijft voor dié hersenen, en daarin schijnt hij tamelijk succesvol te zijn, als ik de lofuitingen moet geloven die ik overal hoor opkomen voor dit laatste werk van hem.” Beethoven als de Lil’ Kleine van begin negentiende eeuw. Voor de negentiende eeuwse criticus was het vroeger ook allemaal beter.

Als we de lijn van Baudet en de criticus volgen, dan moet er ooit heel vroeger een tijd zijn geweest, dat alles perfect was. Zij sluiten aan bij een lange traditie die de geschiedenis als achteruitgang ziet. Een traditie die teruggaat tot de Griekse schrijver Hesiodos die dit verval, voor zover bekend, als eerste onder woorden bracht met zijn gouden, zilveren, bronzen en ijzeren geslachten.

Baudet zou het boek van Baricco eens moeten lezen. Hij ziet net als Baricco ‘barbaren’ die de hem geliefde en bekende wereld bedreigen. Baricco ziet ‘barbaren’ in de boekenwereld, in de wijnindustrie en het voetbal waarover ik al eerder schreef. In het laatste hoofdstuk blikt Baricco vanuit 2026 terug op de tijd dat hij het boek schreef en spreekt waarderend over die ‘barbaren: “Van die barbaren ontvangen we een lay-out van de wereld die is aangepast aan de ogen die we hebben, een mentaal ontwerp dat geschikt is voor onze hersenen, en een hoopvol plot dat is opgewassen tegen ons hart, bij wijze van spreken.” Geen achteruitgang, ook geen vooruitgang trouwens, maar aanpassen aan nieuwe opstandigheden.

Creativiteit en voorspelbaarheid

Adviezen heb je in soorten en maten. Soms lees je er een en vraag je je af wat ze nu bedoelen. Het rapport Winnaars van morgen, opgesteld onder leiding van de KNVB is er zo een. Tenminste, dat wat erover in de Volkskrant is verschenen.

Met de voor velen in Nederland belangrijkste bijzaak, het voetbal, gaat het immers niet zo goed. Komende zomer ontbreekt Nederland op het Europees kampioenschap waar de helft van alle landen aan deel neemt. Nederlandse clubs schoppen in de Europese competities geen deuk in een pakje boter. Ook is, volgens de deskundigen, het voetbal in de Eredivisie niet om aan te zien.

VoetbalFoto: www.bet.nl

Vele nationale en internationale toptrainers zijn gevraagd om hun mening en inbreng. Hun analyse en advies: “laat jullie voetbalcultuur niet los, de cultuur van aanvallend, dominant, creatief en positief arrogant voetbal, maar het moet beter. Jullie zijn te voorspelbaar, in je aanvallende en creatieve voetbal.” En toen kwamen de vraagtekens. ‘Te voorspelbaar in je creativiteit’? Creativiteit: het vermogen om iets te scheppen. Iets dat er niet was, iets nieuws. Hoe kun je te voorspellen zijn in creativiteit? Creativiteit is toch onvoorspelbaar?

“En we moeten stoppen met al die balletjes achteruit en breed. De bal moet goed en functioneel vooruit. Middenvelders in het jeugdvoetbal kijken vaak niet eens meer naar voren, en aanvallers rekenen niet eens meer op de bal.” Een uitspraak van de technisch manager van de KNVB, Jelle Goes. Hier is ‘voorspelbaarheid’ te lezen en een gebrek aan ‘creativiteit’. Zou dat de werkelijke analyse zijn? Dit lijkt een goede beschrijving van het Nederlandse voetbal.

Even naar het andere uiterste, naar Barcelona. De club van Messi. De club die wordt geroemd om haar creatieve voetbal. Alleen ontbrak die creativiteit een paar wedstrijden en zag het er in de kwartfinale van de Champions League tegen Atletico Madrid behoorlijk voorspelbaar uit. Het leek wel het Nederlands elftal, Ajax (met als extreem voorbeeld de wedstrijd tegen De Graafschap waar de club het kampioenschap miste) of een andere Nederlandse club. Rondspelen om de bal in bezit te hebben. Oorzaak, de creatieve spelers Messi en Neymar waren niet in vorm. Is creativiteit niet afhankelijk van creatieve individuen als Messi, Neymar en vroeger Maradonna, Cruijff en Pelé? Spelers die iets doen wat niemand verwacht?

Naast een geniaal voetballer en trainer is Cruijff ook bekend om zijn vele uitspraken. Uitspraken zoals: ‘De basis is de bal zo snel mogelijk onder controle krijgen, zodat je iets meer tijd hebt om te kijken.’ Een waarheid als een koe. Alleen heb je daar weinig aan als je speelt tegen super fitte spelers als die van Atletico Madrid. Door hun fitheid zijn ze eerder bij je en heb je nog steeds te weinig tijd om goed rond te kijken. Dat bewees de halve finale wedstrijd van die club tegen Bayern München. De Bayern spelers werden zo opgejaagd dat hen de tijd ontbrak om te kijken. En ook bij Bayern waren de ‘Messi’s’ er niet (Robben) of onder de maat (Ribéry). Is creativiteit dan toch afhankelijk van individuen?

De verbetertips: “… de kwaliteit van trainers, cursussen, het opleiden van echte verdedigers, hogere weerstand door sterkere competities te formeren, waarin de besten elkaar vaker treffen.” Dit lezend, denk ik aan Manchester City,  Chelsea. Teams die bestaan uit grote, sterke en fitte spelers. Spelers met een conditie om twee wedstrijden achter elkaar te spelen. Ze hebben alles behalve creativiteit. Dit lezend denk ik aan structuur, organisatie en discipline, aan alles behalve creativiteit. Creativiteit voelt zich niet thuis in structuren, zou dat niet ook voor voetballers gelden? Zou je creatieve voetballers niet vrij moeten laten en ze niet vangen in structuren? Neem Cruijff, die liep waar hij wilde, waar hij dacht dat het nodig was en deed vanaf die plek iets wat niemand verwachte. Sterker nog, hij werd niet eens op die plek verwacht. En Maradonna, die was ook niet aan een positie te binden en gebonden. Doet Messi nu niet precies hetzelfde? Zwerft hij niet ook over het veld?

Dit schrijvend, moet ik denken aan het boek De Barbaren van Alessandro Baricco. In dit boek beschrijft Baricco het steeds oppervlakkiger worden van de samenleving. Het draait steeds meer om de kick van het moment en niet om diepgang. Om snelheid in plaats van creativiteit en schoonheid. Ook het voetbal komt in dit boek aan de orde in de persoon van Roberto Baggio. Voor degenen van jullie die het niet weten of niet meer weten, Roberto Baggio was een geniale ouderwetse nummer tien. Een spelmaker om je vingers bij af te likken, omdat hij oplossingen verzon die niemand zag en die niemand kon uitvoeren. Alleen jammer dat hij een van de spelers was die in de beslissende strafschoppenreeks in de finale van het WK van 1994 namens Italië een strafschop miste.

Baggio was een geniale specialist en die werden en worden steeds minder gewaardeerd. Generalisten zijn gevraagd. De back moet kunnen aanvallen en een voorzet geven, de centrale verdediger moet inschuiven, de aanvaller mee verdedigen. Ze moeten dus vooral fit zijn, veel lopen, de middenvelders nog het meest. Allemaal hebben ze een goede basistechniek, ze kunnen de bal redelijk snel onder controle krijgen en als ze de bal niet hebben, snel bij de man met bal zijn. Ze kunnen veel maar zijn niet creatief. Die opkomende back is blij dat hij de achterlijn haalt en slingert de bal dan blind voor. Hij heeft niet de rust en het overzicht van een ouderwetse buitenspits als John van ’t Schip. De rust en het overzicht om tijdens het hollen en draven rond te kijken waar de bal het beste naar toe kan. Maar ja, de John van ’t Schips verdedigden veel minder mee, ze spaarden hun energie. Alleen dat kan tegenwoordig niet meer, je moet immers mee verdedigen. Die middenvelder holt, weet misschien wel waar de bal naar toe moet, maar heeft niet de techniek en de rust om die man voor hem, op het verkeerde been te zetten en zo de ruimte te creëren om de bal daar te krijgen. Baggio kon dat wel. Maar ja, Baggio was grote delen van de wedstrijd afwezig. Dan leek het of hij droomde. Dat kan tegenwoordig niet meer, hij zou moeten meeverdedigen, gaten trekken, ruimtes afdekken. Daarom zat hij, tot groot verdriet van Baricco en anderen, in de latere jaren van zijn carrière, veel op de bank.

Tegenwoordig moet alles snel en daarover zegt Baricco het volgende: “Om ervoor te zorgen dat er alles kan gebeuren op elk deel van het veld, moet je snel rennen, snel spelen, snel denken. Middelmatigheid is snel. Genialiteit is traag. In middelmatigheid vindt het systeem een snelle omgang van ideeën en handelingen; in de genialiteit, in de diepzinnigheid van de edelste individu, wordt dat ritme doorbroken.” Waar zullen de verbetertips toe leiden? Tot creativiteit of voorspelbaarheid? Kun je genialiteit en creativiteit opleiden?

Zou een Cruijff doorbreken in voetbal waar de nadruk ligt op structuur, organisatie, discipline en vooral grote en sterke spelers? Welke trainer zou nu het gedrag van de jonge Cruijff accepteren, zou accepteren dat een broekie van zeventien zegt hoe het moet? De laatste eigenwijze topspeler (Clarence Seedorf) die ons land heeft voortgebracht, werd al op jonge leeftijd verdreven naar het buitenland en heeft nooit een belangrijke rol in het Nederlands elftal vervuld. Lezen we niet genoeg berichten van ‘lastige jeugdspelers’ die bij de topclubs de deur worden gewezen? Spelers als Oussama Tannane. Een creatieve dwarsligger, niet van het niveau Cruijff of Messi, maar wel eentje die iets bijzonders doet. Is de opgave niet om creatieve eigenwijze spelers de ruimte te geven? Ruimte die zij nodig hebben, maar er niet moet zijn voor alleen eigenwijze types?

Heeft Messi niet het geluk gehad dat Cruijff de lijnen had uitgezet bij Barcelona? Lijnen die ruimte boden voor Messi. De vraag is alleen of de ervaren, eigenwijze, oude Cruijff zijn jonge zelf de ruimte zou hebben geboden om tegen hem in te gaan?