Uitgelicht

Election Files 10: solidariteit

Na de VVD, de SP en de BBB bespreek ik in dit tiende deel van de reeks Election Files het verkiezingsprogramma van GroenLinks-PvdA, een programma met de titel: Een nieuwe start voor Nederland.1 Solidariteit staat centraal in dat programma: “Bij alles wat we voorstellen is solidariteit ons kompas.”2 Volgens de partij moet het anders. De partij wil: “een Nieuwe Verzorgingsstaat, gericht op de kwaliteit van ons bestaan.” Ze wil een samenleving: “waarin we succes niet langer afmeten aan de waarde die je onttrekt, maar aan de bijdrage die je levert aan de samenleving. Waar niet de winst van de een, maar de vooruitgang van ons allen telt.” Dat vraagt, zo betoogt de partij: “om een andere politiek. Wij kiezen voor een politiek gericht op het algemeen belang. De verdeeldheid van de afgelopen jaren leidde vooral tot stilstand. Deelbelangen werden goed beschermd, ten koste van ons allemaal. Het is tijd dat we het weer samen doen.” Ze geeft daarbij al aan dat dit: “niet van vandaag op morgen (is) geregeld.” De partij wil: “geen beloften doen die we niet kunnen waarmaken,” en zet daarbij in op Samen, want: “als we het samen doen, kunnen we ver komen.”3 En als je schrijft dat je gaat voor solidariteit, dan is het niet meer dan normaal om het programma te beoordelen op solidariteit. Zoals ook bij de vorige besprekingen van verkiezingsprogramma’s begin ik met de conclusie.

Conclusie

Van de programma’s die ik tot nu toe heb besproken is dit het dikste: bijna 170 pagina’s. Het dikste wil echter niet automatisch zeggen dat het de meeste tekst bevat. Verre van dat. Door de lettergrootte bevat iedere pagina van Een nieuwe start voor Nederland weinig tekst. Tekst die bovendien makkelijk en over het algemeen in korte zinnen is geschreven. Van de programma’s die ik tot nu toe heb besproken, is dit het meest leesbare en duidelijke programma. In het programma staan vijf beloftes centraal. Dat zijn achtereenvolgens in mijn woorden: de woningbouw, het milieu, het inkomen van mensen, leiderschap gericht op vrijheid en democratie en als laatste goed werkende publieke dienstverlening. Die vijf beloftes lopen als een rode draad door het programma. In de inleiding worden ze genoemd. Daarna worden de vijf beloftes op hoofdlijnen uitgewerkt. Als je niet het hele programma wilt doornemen, kun je hierna ophouden. Want wat nog volgt is per belofte de beleidsonderwerpen bij die belofte en de maatregelen die de partij voorstelt. Het koste me enige tijd om die logica uit te zoeken. Dat lag vooral aan de inhoudsopgave. Die past, in mijn ogen, niet bij de opbouw van het programma.

Solidariteit staat centraal in het programma. Wat het lastig maakt om te beoordelen of het programma ook werkelijk solidair is, is dat het begrip niet is gedefinieerd. Wat is solidariteit voor GroenLinks-PvdA? Na het lezen van het programma lijkt het erop alsof de partij solidariteit invult als een-zijn met hen die het moeilijk hebben. Maatregelen moeten vooral deze mensen ten goede komen.

Net zoals in de tot nu toe besproken verkiezingsprogramma’s, is het zwakke punt van Een nieuwe start voor Nederland de analyse. De partij hanteert, zo wordt op enkele punten duidelijk, het begrip brede welvaart. “Brede Welvaart gaat over hoe mensen hun leven en de kwaliteit van hun leefomgeving ervaren,” aldus het rapport Monitor Brede Welvaart & de Sustainable Development Goals 2025 van het CBS. In dat rapport beschrijft en ‘meet’ het CBS de huidige brede welvaart in Nederland en bekijkt wat er nodig is om het huidige niveau ook in de toekomst te handhaven en de gevolgen van onze keuzes voor mensen elders.4 In de basis een interessante manier om de wereld te bekijken en te analyseren wat er op welke terreinen nodig is om in de toekomst tot een haalbaar niveau van brede welvaart te komen. Bij voorkeur geldt die haalbaarheid voor de wereld als geheel, want pas dan is er sprake van echt wereldwijde solidariteit. Dat bekijken moet dan wel tot een gesprek leiden waarbij de vraag: ‘wat is dan het goede niveau van brede welvaart?’ centraal staat. Dit ontbreekt in Een nieuwe start voor Nederland. Zonder goede analyse van het probleem en haar oorzaken is het lastig om overtuigend te laten zien dat de maatregelen die je voorstelt de beste oplossing bieden. Bij de verschillende beloftes ontbreekt die duidelijke analyse in meer of mindere mate. Dat wil niet zeggen dat ze niet is gemaakt. Het wil wel zeggen dat ze niet duidelijk in het programma staat. Het begrip brede welvaart had zo’n basis voor een analyse kunnen bieden.

Solidariteit

Solidariteit; iedereen zal beelden en gevoelens hebben bij het woord. De vraag is of dat dezelfde beelden zijn, en daar stuiten we op een probleem. Hoewel het woord solidariteit 169 keer voorkomt in het programma wordt het niet gedefinieerd. Dat is een gemis want een: “gevoel van een-zijn met anderen,” zoals de Van Dale het definieert, kun je op zeer verschillende manieren invullen. Zo kun je een gevoel van een-zijn bijvoorbeeld met zwervers invullen zoals de Pauluskerk in Rotterdam. Je kunt het ook invullen op de manier van Jeremy Bentham, een van de grote denkers achter het utilitarisme, een stroming die welzijn invult als zoveel mogelijk geluk. Bentham stelde voor hen van de straat te halen en in werkhuizen op te sluiten. Zijn motivering: “Bij teerhartige zielen veroorzaakt de aanblik van een bedelaar de pijn van het medeleven, bij hardvochtigere mensen de pijn van walging. In beide gevallen vermindert de ontmoeting met bedelaars het welbevinden van het publiek op straat.”5

Het gemis aan een definitie leidt ertoe dat de lezer moet zoeken naar de invulling van GroenLinks-PvdA. Vier van de vijf beloftes die worden gedaan geven daar wel een beeld van. De vijfde belofte komt later aan de orde. Zo is volgens de partij: “wonen (…) een recht, geen verdienmodel voor speculanten.” Wordt de klimaatcrisis aangepakt en wordt daarbij niemand losgelaten, iets dat we doen: “voor onszelf en onze kinderen.” Is het tijd dat mensen voor hun werk: “een goed loon en fijne werkomstandigheden krijgen. En tijd dat grote vermogens ook echt bijdragen.” En zitten, zo betoogt de partij: “Zij die voor ons de basis mogelijk maken zitten vandaag in de knel, de werkdruk is te hoog, hun inkomen te laag en private investeerders maken winst met wat van ons allemaal is. Zij zijn solidair met ons, dus wij met hen. Samen maken we de basis weer op orde.” 6 Dit wijst erop dat solidair wordt ingevuld als een-zijn met hen die het moeilijk hebben. Dat haakt aan bij filosoof John Rawls, die betoogt dat: “Sociale en economische ongelijkheden (…) zo (dienen) te worden geordend dat ze: het meest ten goede komen aan de minst bevoordeelden.”7 Ik schrok wel een beetje van dat ‘ons en hen’. Daar lijkt de partij te zeggen dat de mensen waarmee ze solidair wil zijn niet bij ‘ons’ en dus in dit geval Groenlinks-PvdA horen. Ik hoop niet dat het zo is bedoeld. Solidariteit dus met mensen die het minder hebben.

Waarom een nieuwe start

Geheel in lijn met de titel van het programma wil GroenLinks-PvdA een nieuwe start maken. Volgens de partij moet die nieuwe start mogelijk zijn: “als we de sociale meerderheid in ons land verenigen.” Die sociale meerderheid dat zijn: “ Iedereen die aan het werk gaat om Nederland draaiende te houden, en alle vrijwilligers die zorgen voor levendige sportclubs en schone wijken. Het zijn al die mensen die samen hun successen willen vieren, en elkaar helpen wanneer dat nodig is.”8 Zo ongeveer iedereen dus. En als iedereen wil, dan kan er inderdaad veel veranderen. Maar waarom moet het veranderen? En daarmee kom ik op het zwakke punt van alle programma’s die ik tot nu toe heb besproken en dat is de analyse. De partij constateert dat steeds meer mensen moeite hebben om de touwtjes aan elkaar te knopen: “de verzorgingsstaat (werd) uitgehold en (…) mensen (werden) wijsgemaakt dat succes een keuze is, en achterblijven je eigen schuld. Dat in het onderwijs de taak van de leraar wordt verzwaard en: “niet ieder kind de aandacht kan krijgen die het verdient.” Dit zorgde ervoor dat: “Wie het zich kan veroorloven, (…) private bijlessen in(koopt). Wie dat niet kan betalen, blijft achter. Zo groeit de kansenongelijkheid.” Dat de: “natuur (…) aan het kortste eind (trekt), en onze gezondheid (…) daaronder (lijdt). Dat op het gebied van migratie de oplossingen uitblijven, en: “De misstanden in sectoren met veel arbeidsmigranten (voort)duren (…) en het asielsysteem (…) volledig vast(loopt), terwijl: “Ondertussen (…) mensen tegen elkaar (worden) opgezet.” Dat: “Het bejubelde Nederlandse volkshuisvestingbeleid (…) omwille van snel gewin (werd) afgebroken,” waardoor: “Starters werden veroordeeld tot torenhoge huren, of (…) ineens (moesten) concurreren met hedgefondsen als zij een woning wilden kopen .” En dat: “op het internationale toneel (…) het recht van de sterkste steeds meer de boventoon (voert)” waarbij:“ In het buitenland en dichterbij huis (…) de aanval (werd) ingezet op onze vrijheid en democratie, en (…) mensen tegen elkaar (werden) opgezet.” Wat ontbreekt is een analyse: wat zijn hiervan de oorzaken? Dat: “Opeenvolgende kabinetten kozen voor marktwerking in plaats van solidariteit,” 9 en dat de markt in plaats van de mens centraal is komen te staan, is een wel heel magere analyse. Of dat: politici die uithalen naar rechters, journalisten, wetenschappers en burgemeesters, en die bevolkingsgroepen wegzetten.” 10 de democratie onder druk zetten, mag dan wel een grote kern van waarheid bevatten, als analyse voor maatregelen is het erg mager. Daarvoor wil je op z’n minst weten waarom mensen daar gevoelig voor zijn en welke omstandigheden aan die gevoeligheid bijdragen. Zonder goede analyse van het probleem en haar oorzaken is het lastig om overtuigend te laten zien dat de maatregelen die je voorstelt de beste oplossing bieden. Bij de verschillende beloftes ontbreekt die duidelijke analyse in meer of mindere mate. Dat wil niet zeggen dat ze niet is gemaakt. Het wil wel zeggen dat ze niet duidelijk in het programma staat.

Meer huizen om in te wonen

Een huis is veel meer dan een dak boven je hoofd. Het is de plek waar je samenkomt met vrienden en familie, en waar je tot rust komt na een lange dag. Voor veel mensen, en zeker voor starters, is zo’n plek verder weg dan ooit.” Een, naar het mij lijkt, redelijk feitelijke constatering. Een probleem dus. GroenLinks-PvdA wil dat aanpakken: “Met het grootste investeringsprogramma in decennia.” Concreter geformuleerd wil de partij: “ ruim 100.000 woningen per jaar bouwen.” Nu heb ik dat cijfer al eerder gehoord. Dat is ook de ambitie van het huidige kabinet en volgens mij van alle partijen waarvan ik tot dusverre de programma’s heb besproken.

Zoals de partij schrijft is het: “de afgelopen jaren te vaak bij woorden gebleven.” De partij wil dat doorbreken: “met de grootste vernieuwing van het woonbeleid sinds de jaren negentig, toen de overheid uit de volkshuisvesting stapte. Wij maken de markt nu juist minder dominant. Bouwen wordt niet alleen in woord maar ook in daad een publieke taak. … We brengen de regie op grond weer in publieke handen, zodat we samen bepalen hoe ons landschap eruitziet in plaats van speculanten die uit zijn op winst.”11De centrale rol hierin is weggelegd voor de ‘Woningbouwcorporaties Nieuwe Stijl’, die gaan bouwen voor een veel grotere groep: ongeveer twee derde van Nederland. Ook wil de partij dat de overheid weer: “actief grond (opkoopt) zodat grond weer in publieke handen komt,” en: “moeten de intensieve veehouderij en verloederde bedrijventerreinen plaatsmaken voor woningen en komt er een bouwstimulans zodat grondeigenaren sneller gaan bouwen.”12

Centraal in de plannen van GroenLinks-PvdA staat een Wet versnelling woningbouw die er moet komen: “Daarin nemen we maatregelen om meer grond beschikbaar te stellen voor woningbouw en de stikstofimpasse te doorbreken. Ook gaan we procedures voor woningbouw verkorten en vereenvoudigen.”13 En met die stikstofimpasse zijn we bij een belangrijk probleem. Maar daar waar de VVD spreekt over: “op korte termijn concrete resultaten boeken om te voorkomen dat de bouw van woningen en wegen langer stilligt”,14 en zich daarbij inzet op een: “generieke stikstofreductie door te sturen op emissies waarbij alle sectoren evenredig bijdragen,” 15 en het dan aan de partijen laat om die generieke korting te realiseren. Waar de BBB het probleem wil oplossen door normen te verhogen. Daar trekt GroenLinks-PvdA het initiatief naar de overheid. Die gaat sturen door te kiezen voor: “een kleinere veestapel, en zo nodig met dwingende maatregelen als stok achter de deur. Rondom natuurgebieden als de Veluwe en de Peel starten we direct met het uitkopen van intensieve veehouders zodat binnen een half jaar de vergunningverlening voor woningbouw weer loopt.”16 Je kunt het er niet mee eens zijn maar als je snel woningen wilt bouwen, dan is de kans op succes groter als je niet van anderen afhankelijk bent. En dat is de overheid veel minder met deze maatregelen.

Het tweede deel, het verkorten en vereenvoudigen van procedures, is een ander verhaal. Die procedures zijn in het leven geroepen om mensen, die vinden dat een besluit nadelige gevolgen voor hen heeft, de gelegenheid te geven om de overheid tot een aanpassing van dat besluit te dwingen of de geleden schade op een of andere manier te vergoeden. Die procedure kent nu verschillende stappen. Dat begint met een bezwaarschrift tegen het genomen besluit. Een bezwaarschrift dien je in bij het bestuursorgaan dat dit besluit heeft genomen. Met een bezwaar vraag je het bestuursorgaan het besluit te heroverwegen. Het bestuursorgaan doet dit aan de hand van een advies van een bezwaren commissie Ben je dan nog niet tevreden tevreden, dan kun je in beroep gaan bij de bestuursrechter. Ben je ook niet tevreden met diens besluit dan kun je in hoger beroep bij de afdeling bestuursrecht van de Raad van State. De stap bezwaar maken kan in sommige gevallen worden overgeslagen. Deze procedure kun je verkorten door de termijnen waarbinnen er een uitspraak moet zijn op je bezwaar of beroep te verkorten. Dan is er wel meer personeel nodig om de bezwaar- en beroepschriften te behandelen. Een andere manier – die stelt de VVD voor – is: “dat bezwaren vaker gelijk naar de Raad van State gaan, zodat procedures niet gestapeld worden.”17 Dat betekent dan wel dat Raad van State meer menskracht moet krijgen, want zij dient meer zaken te behandelen. Dan worden namelijk ook zaken die eerder in het traject tot een oplossing hadden kunnen komen, aan de Raad van State voorgelegd. Dat snelle procedures meer menskracht vergen onderkent GroenLinks-PvdA, want: “ Gemeenten en de Raad van State krijgen meer capaciteit om bezwaar- en beroepsprocedures versneld te behandelen.” Of het daarbij gaat helpen om: “woningzoekenden (…) inspraak in procedures,” 18 te geven, is de vraag. Meer partijen in een procedure, maakt de procedure er meestal niet eenvoudiger op. Bovendien handelt zo’n procedure over mensen die zich benadeelt voelen door een besluit. Een woningzoekende behoort niet tot de benadeelden. Sterker nog, die heeft juist voordeel van het door het bestuursorgaan genomen besluit.

Dan naar solidariteit. Als we de maatregelen die GroenLinks-PvdA voorstelt bekijken, dan richten die zich vooral op sociale huur. Om de Woningcorporaties Nieuwe Stijl meer investeringsruimte te geven, hoeven zij geen winstbelasting te betalen. Ook wil de partij dat: “het Rijk gunstige leningen verstrekken voor de bouw van extra betaalbare huurwoningen. Dat zijn bijvoorbeeld leningen met een lage rente van 1% voor een deel van de bouwkosten.” Dit zijn woningen met een huur tot en met € 700 per maand. En voor huurwoningen met een huurprijs tot en met € 1.200 per maand, wil de partij: “ zorgen voor extra investeringsruimte door gunstige leningen voor de bouw.”19 Komt er, als het aan GroenLinks-PvdA ligt: “Een einde aan de uitverkoop betaalbare woningen.”20 Legt de partij de verantwoordelijkheid voor een goed geïsoleerde en duurzame woning: “waar die hoort: bij de verhuurder.” Woningcorporaties krijgen daarvoor: “voldoende financiering om zo snel mogelijk alle corporatiewoningen te verduurzamen.” Geeft: “Een uitgefaseerd energielabel (…)huurders recht op een tochtkorting die via de huurcommissie kan worden opgeëist. Enkel glas wordt erkend als gebrek, zodat huurders recht krijgen op verbetering of huurverlaging.”21 En gaat: “De overheid gaat flink investeren in een grootschalig isolatie-offensief. In tochtige huizen zonder dubbel glas wonen gezinnen die ‘s winters kiezen tussen verwarming of eten. Dáár beginnen we. We boeken tijdswinst en drukken kosten door gelijksoortige huizen tegelijk aan te pakken. Door langjarig marktcapaciteit in te kopen geven we de techniek- en installatiebranche zekerheid en zijn we verzekerd van voldoende capaciteit.” Die inzet wil de partij het eerste richten op: “Oude wijken en dorpen met veel sociale huur.”22 Veel inzet is gericht op de minst en minder (financieel)draagkrachtigen in onze samenleving; met mensen die het minder hebben. Dat geldt zeker voor mensen die dak- of thuisloos zijn. De partij wil ervoor zorgen: “ dat mensen allereerst een dak boven het hoofd krijgen (Housing First). We zorgen voor voldoende voorzieningen en begeleiding zodat mensen weer zelfstandig kunnen wonen, en kunnen blijven wonen.”23 Je kunt hier spreken van solidariteit. Er is veel te zeggen voor de richting die GroenLinks-PvdA kiest. “ We hebben het eerder gedaan,”24 schrijft de partij en dat klopt. De richting die wordt gekozen grijpt terug op een keuze die aan het begin van de vorige eeuw ook werd gemaakt. In een andere tijd met andere verhoudingen. Dat alleen maakt echter nog niet dat het nu ook de juiste keuze is. Wat in het programma ontbreekt is de uitleg erbij: waarom is deze keuze op dit moment de weg is die we moeten gaan? Daarnaast kennen de plannen een achilleshiel. Daar kom ik later op terug omdat die meerdere terreinen raakt.

Samen strijden voor een groene toekomst

Over naar de tweede belofte, die betreft het klimaat en ons leefmilieu. Het hierboven al genoemde isolatie-offensief maakt deel uit van deze belofte maar was ook daar relevant. Volgens GroenLinks-PvdA is de Nederlandse natuur prachtig: “Maar onze natuur en het klimaat staan onder enorme druk. Door landbouwgif en overbemesting hebben we de slechtste waterkwaliteit van Europa. Door PFAS kunnen we op steeds minder plekken zwemmen, of groenten uit eigen moestuin eten. Veel vliegbewegingen zorgen voor vieze lucht en geluidsoverlast.” Het wrange hierbij is dat: “grote vervuilers grote winsten (maken),” maar dat: “Mens en natuur (…) de prijs,” 25 betalen. De partij wil dit veranderen. De partij wil: “Versneld naar een klimaatneutraal Nederland.”26

Daarbij moet tempo worden gemaakt, zo is te lezen, en: “Dat kan je niet alleen aan de markt overlaten.” Daarbij wil de partij: “fors (investeren) in het uitbreiden van het elektriciteitsnet,” en: “in schone en betaalbare energie uit wind-op-zee.” Dat moet zorgen voor: “goedkope energie,” en zo: “de energierekening betaalbaar,” houden: “en (…) onze industrie competitieveren duurzamer.” 27 Bij dat tempo maken moet de grote vervuilers worden aangepakt: “Grote vervuilende bedrijven gaan eerlijk belasting betalen over vervuilende uitstoot” en fossiele subsidies worden afgebouwd. Daarnaast verdienen: “De omwonenden van Schiphol (…) een betere gezondheid en minder overlast,” en komt er: een verbod op de kankerverwekkende stof PFAS en op het gebruik van landbouwgif.” Ook worden: “Grote vervuilers die de wet overtreden” aangepakt en gaan: “Megastallen (…) verdwijnen en er komt een einde aan de industriële veehouderij.” In plaats van industriële landbouw kiest de partij voor: “circulaire landbouw, waarbij we landbouw aanpassen op wat het land aankan. Dat betekent minder dieren per hectare en strenge regels voor schadelijke bestrijdingsmiddelen. Dat beschermt de gezondheid van omwonenden en garandeert dat ons eten ook echt gezond is.” 28

De partij legt hier een duidelijke visie op de landbouw. Een visie waarbij: “Prioriteit (wordt gegeven) aan natuurherstel,” Voor wat betreft het stikstof probleem wil de partij dat bereiken door: “piekbelasters gericht uit te kopen, te verplaatsen, of te begeleiden naar een vorm van landbouw die minder druk legt op de omgeving.” Daar is de partij: “bereid tot gedwongen uitkoop,” dit: “Als stok achter de deur.” 29 Hierbij moeten: “Sectoren die voor het overgrote deel produceren voor de export, (…) als eerste krimpen.” Ter ondersteuning krijgen boeren: “een eerlijke vergoeding voor het landschapsbeheer, bijvoorbeeld als ze werken met teeltvrije zones, kruidenrijk grasland, natuurvriendelijke oevers, water- en CO₂-opslag, weidevogelbeheer of landschapselementen.” Overheden gaan daarvoor: “langjarige contracten aan met boeren.” Voor het andere deel van de boterham van de boer, de prijs voor hun product, is de boer aan de markt overgeleverd. Daar is zo betoogt GroenLinks-PvdA: “De keten aan zet.” Overheidsbemoeienis blijft beperkt tot het aanmoedigen tot: “langjarige afspraken (…) tussen boeren en afnemers met kostendekkende vergoedingen.”30 Voor wat solidariteit betreft, is ‘aanmoedigen’ bij prijsafspraken een lichte vorm van solidariteit. De grote supermarktketens kopen in op wereldschaal en daarbij is de prijs een belangrijke factor. Een duurdere circulaire Nederlandse aardappel wordt dan makkelijk vervangen door een industriële uit een ander land.

En nu ik het toch heb over solidariteit. Hoe solidair zijn de maatregelen die GroenLinks-PvdA voorstelt? “Mensen die moeite hebben met het betalen van de energierekening helpen we als eerst.” Ook worden: “de nettarieven (verlaagd), en (…) (mensen geholpen) met het isoleren van hun woning en het plaatsen van zonnepanelen zodat de energierekening daalt.” En als je gehuurd woont en je huisbaas wil je woning niet verduurzamen dan krijg je: “korting op de huur.” Ook wil de partij: “het openbaar vervoer aantrekkelijker (maken) door de introductie van een Klimaatticket, waarmee iedereen voor 59 euro per maand onbeperkt met het ov kan reizen in daluren.” 31 Maatregelen die zich richten op mensen in moeilijke omstandigheden. Dat getuigt van solidariteit.

Een inkomen waarmee je vooruit komt

De derde belofte betreft de sociale zekerheid. De basis hiervoor moet: “de economie en arbeidsmarkt van morgen,” zijn. Dat moet: “een sterke, schone en sociale economie,” worden. Hiertoe worden de: “handen ineen(geslagen) met de sociale partners, het onderwijs en de regio’s om te komen tot een ‘werk-ontwikkel-aanpak’.” Een aanpak waarin afspraken worden gemaakt: “om mensen op te leiden, vitaal te houden en innovatief te werken. Zo kunnen we mensen inzetten waar we ze het hardst nodig hebben, zoals voor de klas, aan het bed en in uniform.” Hiervoor wordt een: “Toekomstfonds van 25 miljard euro,” ingericht om: “de economie een impuls (te geven) door te investeren in een duurzame, innovatieve industrie, wetenschap, onderzoek en nieuwe spoorlijnen.”32 Hierbij: “moeten (we) als Nederland keuzes maken over wat voor economie we willen hebben.” GroenLinks-PvdA kiest: “voor goed betaalde banen in de sectoren van de toekomst.” Dat betekent: “afscheid van bedrijven die hier alleen kunnen bestaan door belastingvoordelen en uitbuiting van werknemers.”33 Dit houdt in dat: “Alleen werkgevers die een volwaardig loon betalen en personeel humaan behandelen hebben een plek in de Nederlandse economie.” Dat betekent: “ stoppen met regelingen, zoals de landbouwvrijstelling, die laagbetaalde arbeid subsidiëren, en verbieden schimmige constructies die tot uitbuiting leiden.”

Zo’n basis is mooi, maar hoe wordt de koek verdeeld? GroenLinks-PvdA zet in op: “ zeker werk, gelijke kansen, en een vangnet wanneer het leven tegenzit.” Ze wil een samenleving: “Waar we armoede niet accepteren als onvermijdelijk, maar bestrijden als onrecht. Waar we niemand door het ijs laten zakken, en waarin we weer vooruit kunnen. Niet ieder voor zich, maar samen.” 34 Daartoe wil de partij een: “Groot Loonakkoord met de vakbonden en werkgevers,” sluiten waarin: “afspraken (worden gemaakt) over hogere lonen, in ruil voor investeringen in infrastructuur, onderzoek en technologie.” Ook gaat: “Het minimumloon (…) fors omhoog,” en stijgen: “de AOW en andere uitkeringen (…)mee, en we strijden tegen armoede.” Daar staat tegenover dat er: “een einde (komt) aan speciale belastingkortingen voor de rijkste Nederlanders en aandeelhouders van multinationals.” 35 Belastingontwijking wordt aangepakt. De hierboven genoemde maatregelen met betrekking tot de energie en openbaar vervoer en maatregelen met betrekking tot de zorg die hieronder worden behandeld, dragen bij aan het verdelen van de koek ten faveure van mensen aan de onderkant van het inkomensgebouw. Maatregelen die ten goede komen aan de kwetsbaarste mensen. Uiteindelijk wil de partij: “toeslagen stap voor stap overbodig (maken): met gratis kinderopvang, lagere zorgpremies en hogere inkomens.” 36 Ook wordt: “de positie van werkenden met een onzeker contract of laag inkomen,”37 versterkt. Hoe ze dat willen doen, dat wordt er niet bij verteld. Maatregelen die getuigen van solidariteit met mensen in moeilijke omstandigheden. De partij kiest er daarbij voor om de solidariteit vorm te geven binnen het huidige sociale stelsel.

Hier wreekt zich het gebrek aan analyse. Dit alles moet ertoe leiden dat: “de concentratie van vermogen en daarmee de invloed van een kleine groep op onze economie en maatschappij (afneemt). Die te grote invloed van die kleine groep leidt tot: “een oneerlijke economie, maar ook tot minder brede welvaart.” De partij gelooft erin: “dat een eerlijke verdeling zorgt voor gelijkmatige groei, sterke instituties en hoger vertrouwen van burgers in de staat.” 38 Ook dit klinkt mooi. Maar waarop is dat geloof gebaseerd? Wat is een gelijkmatige groei? Waarom moet er worden gegroeid? Is de economie oneerlijk of zijn de machtsverhoudingen oneerlijk? Vragen waarop de partij wellicht antwoorden heeft maar die ik niet in het programma lees. Die had kunnen onderbouwen waarom de oplossing binnen het stelsel wordt gezocht en niet in een nieuw stelsel op basis van bijvoorbeeld een basisinkomen. Dan zou er echt sprake zijn van een nieuwe start. Een idee dat ook het komen tot: “Een simpeler en eerlijker belastingstelsel,” makkelijker zou maken en: “Progressieve belastingen,” 39in te voeren en te verdedigen. Een stelsel waarbij de sterkste schouders echt de zwaarste lasten dragen. Een basisinkomen waarmee tevens een begin wordt gemaakt met het creëren van een ander ‘samen’. Een ‘samen’ gebaseerd op het heden en niet op het, cultuurhistorisch verleden waarop de partijen te rechterzijde het ‘samen’ baseren.

Leiderschap dat Nederland beschermt

De vierde belofte behelst veiligheid en vrijheid. Hier wil de Groenlinks-PvdA: “een samenleving waar mensen naar elkaar omkijken, niet alleen in Nederland maar ook over de grenzen heen. GroenLinks-PvdA maakt de keuzes die nodig zijn voor rechtvaardigheid, democratie en solidariteit, zowel dichtbij huis als wereldwijd. Samen met Europa garanderen we onze autonomie in een onzekere wereld.”40 Voor de partij betekent dit dat Nederland zich houdt: “aan de van democratie, rechtsstaat en nieuwe NAVO-norm en groeien toe mensenrechten. De uitgaven aan naar de afspraak om 3,5% van het bbp ontwikkelingssamenwerking gaan uit te geven aan defensie.” Daarbij wordt de overheid: “medeaandeelhouder van defensiebedrijven, zodat de winsten terugvloeien naar de samenleving.” De partij wil: “de samenwerking binnen en buiten Europa versterken,” door: “extra middelen beschikbaar (te stellen) voor diplomatie,” om: “sneller en effectiever op te komen voor de verdediging van democratie, rechtsstaat en mensenrechten.” Ook binnen Nederland wil de partij: “ onze democratische rechtsstaat met kracht verdedigen tegen aanvallen van extremen,” de partij kiest daarbij voor: “een sterke rechtspraak, vrije pers en stevige democratische controle.” Naast het collectieve veilig en vrij, zet de partij ook in op individuele: “Je overal veilig voelen is daarbij essentieel: op straat, in het uitgaansleven, op het werk, tijdens demonstraties en thuis achter de voordeur.” De partij strijdt daarom: “tegen alle vormen van discriminatie, seksisme en geweld tegen vrouwen, waaronder femicide.” Terecht constateert de partij dat: “Haat (niet) begint (…) bij het bekladden van een synagoge of moskee, of met het verbranden van een regenboogvlag,” maar: “met woorden.” Daarom wil de partij ook inzetten op: “preventie en dialoog.”41

Wereldwijd vult GroenLinks-PvdA rechtvaardigheid, democratie en solidariteit in door het: “intensiveren,” van het: “Nederlandse beleid ten aanzien van democratie-ondersteuning binnen en buiten Europa.” Dat houdt onder andere in het uitdragen van: “de universaliteit van mensenrechten actief (…) door op te komen voor minderheden en een feministisch buitenlandbeleid te voeren.” Niet de hele wereld is democratisch daarom pleit de partij voor transparantie: “in de afwegingen die we maken in samenwerking met bijvoorbeeld autocratische staten.” Concreet wil de partij de Palestijnse staat erkennen, voorkomen dat Iran kernwapens krijgt.42 De groei van de defensie uitgaven naar 3,5% van het bruto binnenlands product wordt hierbij niet ter discussie gesteld.

Binnen de Europese Unie pleit de partij voor: “Een duurzaam, krachtig en innovatief Europa.” Verder wil de partij de Unie hervormen: “bij voorkeur binnen huidige verdragen. Dat betekent minder veto’s op Europees belasting- en buitenlandbeleid en versterking van het Europees Parlement als medewetgever en controleur van de Commissie. Corruptie, fraude, buitenlandse beïnvloeding en ondoorzichtige lobby’s moeten stevig worden aangepakt.” De partij wil de Europese afhankelijkheid van veel goederen, waaronder die van big tech verminderen. En, niet onbelangrijk, de partij pleit voor strengheid: “tegen ondermijnende lidstaten. De Europese Unie is een waardengemeenschap van democratische rechtsstaten. Die waardengemeenschap verdedigen we met hand en tand. Lidstaten die democratie en rechtsstaat ondermijnen, kunnen dus rekenen op sancties.” 43 Een belangrijk punt want, om een voorbeeld te noemen, een autocratisch Hongarije ondermijnt ook de Nederlandse democratie zoals Tom Theuns in zijn boek Protecting Democray in Europa aantoont. Om de de woorden waarmee hij zijn betoog afsluit aan te halen: “However unpalatable, EU member states cannot both permit a frankly autocratic state to continue to be an member of the Union and at the same time pretend to be committed to democracy.”44

Via de wereld en Europa, naar Nederland“GroenLinks-PvdA gelooft dat we alleen vrij kunnen zijn met een sterke democratische rechtsstaat,” met die woorden opent het hoofdstuk Democratie, rechtsstaat en gelijke rechten. Maar: “dat fundament staat onder druk.” Onder druk van en door: “politici die uithalen naar rechters, journalisten, wetenschappers en burgemeesters, en die bevolkingsgroepen wegzetten. Die democratie steeds vaker uitleggen als enkel de wil van de meerderheid, terwijl het beschermen van minderheden en mensenrechten juist een onmisbaar onderdeel zijn van de democratie.” Maar ook onder druk door: “een overheid die burgers niet beschermt, maar verpulvert, zoals bij de toeslagenaffaire, de gaswinning in Groningen en fouten bij de IND en het UWV.”45 Zoals ik aan het begin van deze bespreking al schreef bevat de bewering over politici die uithalen naar andere pijlers onder onze democratie een grote kern van waarheid bevatten. En alle maatregelen die de partij voorstelt, zoals een controleerbare en transparante overheid, geen discriminerende algoritmen en systemen, meer ondersteuning voor de Tweede Kamer en geen politieke dubbelfuncties46 hebben allemaal hun nut.

Dat GroenLinks-PvdA de democratie wil beschermen, is een teken van solidariteit. Want alleen een een democratie heeft iedereen invloed op het beleid. Maar of daarmee de druk op de die democratische rechtsstaat minder wordt, is de vraag. Als zoals bleek uit een reportage van de NOS in juni 2024 op de vraag of leiders gekozen moeten worden antwoordde een jeugdige: “het liefst wel gekozen. Maar stel het gaat helemaal mis dan is dat wel een optie,” antwoord en blijkt dat een grote groep jongeren democratie niet belangrijk vindt en autoritaire bestuursmodellen aantrekkelijk vindt omdat die, in tegenstelling tot een democratie, snel resultaten bereiken, dan gaan deze middelen niet helpen. Dan is er iets anders nodig. Als een groot deel van de mensen zich niet realiseert dat een autocratie ‘aanschaffen’ zo is gebeurd maar ‘afschaffen’ een heel ander verhaal is, dan is er iets anders nodig. Als die grote groep zich niet realiseert dat het ‘aanschaffen’ van een democratie een zeer lastig verhaal is, een verhaal waar we eeuwen over hebben gedaan, dan is er meer nodig.

De basis op orde, een land dat werkt voor iedereen

De laatste belofte betreft de publieke voorzieningen, politie, justitie, onderwijs, zorg. “De overheid moet weer naast mensen gaan staan – met vertrouwen, in plaats van controle, en publieke voorzieningen in eigen hand houden,” 47zo is te lezen. De partij wil investeren in: “schone lucht, gezonde voeding op school, goede huisvesting en toegankelijke zorg in elke wijk. Ook investeren we in gratis kinderopvang en extra ondersteuning op scholen met veel achterstanden.” Ook wordt er geïnvesteerd in: “de plekken waar mensen samen komen, zoals de sportvereniging, de school, het buurthuis, de bibliotheek en het zwembad.” Daarbij wordt er gestreden tegen: “commerciële investeerders en private equity die de huisartsenzorg, welzijnswerk en de kinderopvang overnemen en tegen detacheringsbureaus die leraren wegkapen op scholen.”48 Deze ‘belofte’ staat vol met mooie maatregelen van: “ Rijke schooldagen,” met: “Naast het reguliere onderwijsprogramma (…) ook (…) lessen in sport, dans, cultuur, techniek en natuur,” tot: “kleinere klassen.” Van: “een gezonde lunch op scholen,” tot: “brede brugklasbonus, en helpen leraren om les te geven aan leerlingen met verschillende achtergronden,” en: “Goed onderwijs door bevoegde leraren.” En nog veel meer. En op het gebied van zorg van: “investeren in het terugdringen van de lange wachtlijsten in de ggz,” tot “Zorg dichtbij in de regio,” ingevuld via: “We gaan de verschraling van zorgvoorzieningen actief tegen en zetten in op het behoud van streekziekenhuizen.” En van: “ Zorg draait om vertrouwen en continuïteit – daar horen vaste zorgteams bij,” tot: “Medisch specialisten komen in loondienst en er komt een maximum aan het salaris dat je kunt verdienen.” 49 Qua solidariteit zit het wel goed op dit punt. Maar …

Achilleshiel

En daarmee kom ik bij de achilleshiel. Publieke kinderopvang betekent dat er meer pedagogisch medewerkers nodig zijn. Lessen in sport, dans, cultuur, techniek en natuur moeten door iemand gegeven worden. Extra ondersteuning waar nodig moet door iemand geboden worden. ‘Kleinere klassen’ betekent meer leraren. (V)erbeterde arbeidsomstandigheden en betere begeleiding na afstuderen,” en sneller een vast contract kan wellicht helpen om ervoor te zorgen dat minder dan: “Eén op de vijf startende docenten (…) na vijf jaar het onderwijs,” 50verlaat, maar is dat voldoende? Met het: “ aantrekkelijker (maken) voor huisartsen om een praktijk te beginnen of praktijkhouder te blijven,” zou je het praktijkhouderschap interessanter kunnen maken, als daar het probleem ligt. Maar je hebt niet ineens meer huisartsen mee. (I)nvesteren in het terugdringen van de lange wachtlijsten in de ggz,” en de, “zorgen dat mensen met een complexe hulpvraag eerder worden geholpen,” vergt menskracht. (D)e toegankelijkheid voor chronisch zieken, onverzekerden en mensen met een kleine beurs,” verbeteren kan ik alleen maar toejuichen. Het vraagt echter wel om extra menskracht. Een ambulance die je op tijd moet: “bereiken om je naar een ziekenhuis in de buurt te brengen,” en het tegengaan van: “de verschraling van zorgvoorzieningen actief tegen en zetten in op het behoud van streekziekenhuizen,” vraagt menskracht. “Digitale zorg kan (dan) van toegevoegde waarde zijn wanneer het de kwaliteit verbetert, patiënten meer regie geeft en zorgverleners ontlast,” maar is dat voldoende om het gebrek aan menskracht te vervangen?51 Ik kondigde deze achilleshiel al aan bij de bespreking van de eerste belofte, de woningbelofte. Want door: “Door langjarig marktcapaciteit in te kopen, kun je, “de techniek- en installatiebranche zekerheid ,” willen geven, om: “ verzekerd (te zijn) van voldoende capaciteit,”52 is menskracht nodig. De capaciteit die: “Gemeenten en de Raad van State (erbij) krijgen meer capaciteit om bezwaar- en beroepsprocedures versneld te behandelen,”53 moet er wel eerst zijn. Die 100.00 woningen moeten wel gebouwd worden. Die circulaire, niet industriële landbouw vraagt om – om de SP aan te halen – meer boeren. De: “3,5% van het bbp uit te geven aan defensie,”54 die wordt vertaald in tankdivisies, patriot-systemen, straaljagers, rijden en vliegen zich niet vanzelf. Daarvoor is menskracht nodig. Net zoals voor het: “verhogen (van)de capaciteit van de politie.”55

Je kunt dan wel, zoals de partij schrijft: “slimmer (gaan) werken door te investeren in innovatie en digitalisering waar dat kan.” En zo de productiviteit te verhogen: “waardoor we mensen vrijspelen voor sectoren waar de tekorten groot zijn, zoals de in de technieksector, de bouw- en installatiesector, de kinderopvang, het onderwijs en de zorg,” en: investeren in om-, her- en bijscholing, en in zij-instroom, dat garandeert niet dat er voldoende personeel met de juiste kwaliteiten is. Niet iedereen is in de wieg gelegd voor de zorg of het onderwijs, en met twee linker handen is het lastig ‘installeren’. “De toepassingen van AI ontwikkelen zich (misschien dan wel) razendsnel,”56 ervaringen uit het verleden leren echter dat innovatie zelden tot minder vraag naar menskracht leidt. De door stoom aangedreven weefgetouwen leidde niet tot minder arbeiders in de fabrieken maar tot ‘inloopkasten’ vol met kleding met daarin jassen voor ieder seizoen in in iedere kleur en voor iedere mode gril. Voeg daarbij de vergrijzing waardoor er ieder jaar meer mensen de arbeidsmarkt verlaten dan er toetreden en waardoor : “het percentage 65‑plussers naar 24,4 procent ouderen (stijgt) in 2035. Tot 2040 zet de vergrijzing nog door, tot 25,1 procent ouderen in 2040,” 57 Of: “actieve sturing op een gemiddeld migratiesaldo van 40.000 tot 60.000 per jaar,” waarbij er wordt gericht op: ‘arbeidsmigratie voor werkgevers die bijdragen aan onze brede welvaart mogelijk maken,”58 hier een oplossing biedt, is de vraag. Nederland is niet het enige land dat vergrijst. Ook hier ontbreekt een heldere analyse van hoe zaken op elkaar ingrijpen en waarom de voorgestelde maatregelen wel de juiste oplossing zijn.

1 https://groenlinkspvda.nl/wp-content/uploads/2025/08/Conceptverkiezingsprogramma-GroenLinks-PvdA-2025.pdf

2Een nieuwe start voor Nederland, pagina 5

3Idem, pagina 10-11

4CBS, Monitor Brede Welvaart & de Sustainable Development Goals 2025, pagina

5Michael J. Sandel, Rechtvaardigheid. Wat is de juiste keuze?, Pagina 45

6Een nieuwe start voor Nederland, pagina 12-13

7John Rawls, Een theorie van rechtvaardigheid, pagina 321

8Een nieuwe start voor Nederland, pagina 14

9Idem, pagina 9-10

10Idem, pagina 111-112

11Idem, pagina 17

12Idem, pagina 18

13Idem, pagina 38

14Sterker uit de storm, pagina 9

15Idem, pagina 16

16Een nieuwe start voor Nederland, pagina 38

17Sterker uit de storm, pagina 72

18Een nieuwe start voor Nederland, pagina 39

19Idem, pagina 45

20Idem, pagina 40

21Idem, pagina 41

22Idem, pagina 54

23Idem, pagina 43

24Idem, pagina 17

25Idem, pagina 21

26Idem, pagina 50

27Idem, pagina 22

28Idem, pagina 22-23

29Idem, pagina 57

30Idem, pagina 57-58

31Idem, pagina 22

32Idem, pagina 26-27

33Idem, pagina 67-68

34Idem, pagina 25

35Idem, pagina 26

36Idem, pagina 80

37Idem, pagina 81

38Idem, pagina 68-69

39Idem, pagina 165

40Idem, pagina 28

41Idem, pagina 30-31

42Idem, pagina 86-87

43Idem, pagina 90-91

44Tom Theun, Protecting Democracy in Europe. Pluralism, Autocracy and the Future of the EU, pagina 198

45Een nieuwe start voor Nederland, pagina 111-112

46Idem pagina 112-116

47Idem pagina 33

48Idem, pagina 33-34

49Idem, pagina 127-141

50Idem, pagina 132

51Idem, pagina 138-139

52Idem, pagina 54

53Idem, pagina 39

54Idem, pagina 30

55Idem, pagina 104

56Idem, pagina 70

57https://longreads.cbs.nl/regionale-prognose-2022/vergrijzing/

58Idem, pagina 97

Uitgelicht

Election Files 4: bestaanszekerheid

In deze vierde prikker in de Election Files serie staat een van de belangrijke thema’s uit de verkiezingscampagne voor de Tweede Kamer van 2023 centraal: bestaanszekerheid. Omdat niemand het begrip definieerde was niet duidelijk wie er wat mee bedoelde en werd het een container waarin ieder zijn ideeën deponeerde en naar gelieve weer uit tevoorschijn haalde. Zo werd erover gesproken, vond iedereen het belangrijk maar vond iedereen iets anders belangrijk. Er werd langs elkaar heen gepraat. Een echt gesprek over het begrip werd nooit gevoerd. Voordat de campagne in alle hevigheid losbarst daarom een aanzet om dat gesprek wel te voeren.

Op 4 juli 1776 namen dertien Staten in Amerika een verklaring aan waarmee zij zich onafhankelijk verklaarden van het Britse rijk. “Wij beschouwen deze waarheden als vanzelfsprekend, dat alle mensen gelijk geschapen zijn, dat zij door hun Schepper begiftigd zijn met bepaalde onvervreemdbare Rechten, dat daaronder Leven, Vrijheid en het nastreven van Geluk zijn,” aldus de tweede alinea van de verklaring. In de eerste alinea verbraken de staten hun banden met het Britse rijk. God heeft alle mensen gelijk geschapen. De eerste keer in de geschiedenis dat alle mensen gelijk worden verklaard.

Dertien jaar na die onafhankelijkheidsverklaring, in Frankrijk, zette een tweede land een soortgelijke stap. Op 26 augustus 1789, iets meer dan een maand na de bestorming van de Bastille, nam de Franse Assemblée Nationale de Déclaration des Droits de l’Homme et du Citoyen aan. Het eerste artikel luidde: “Les hommes naissent et demeurent libres et égaux en droits. Les distinctions sociales ne peuvent être fondées que sur l’utilité commune.” In goed Nederlands: ‘De mensen worden vrij en met gelijke rechten geboren en blijven dit. Maatschappelijke verschillen kunnen slechts op het algemeen belang gebaseerd worden.

Bron: flickr

Met het verklaren en het ‘self-evident’ noemen, is gelijkwaardigheid nog geen feit. In haar boek Tegen Terreur. Hoe Europa veilig werd na Napoleon, beschrijft Beatrice de Graaf hoe de ‘Powers that Be’, die Napoleon hadden verslagen en daarmee een einde hadden gemaakt aan het revolutionair experiment in Frankrijk, over gelijkheid en gelijkwaardigheid dachten. Die leken alles wat niet in hun straatje paste op één hoop te gooien: bonapartisten, Jjakobijnen en régicides (parlementleden die voor de onthoofding van Lodewijk XVI hadden gestemd) … soms met de ge matigde liberalen er nog bij. Het waren, volgens Metternich immers allemaal radicalen – erfgenamen van de Franse revolutie, de aanhangers van de terreur die in de tekst van Thomas Pain, The Rights of man, hun grondwet zagen.1Pain verdedigde in zijn boek de idealen van de Franse revolutie en dus van de Déclaration. De Oostenrijker Metternich stond hierin niet alleen, zijn ‘baas’ keizer Frans I en ook de Russische Tsaar Alexander I, dachten er precies hetzelfde over en drukten ieder streven naar gelijkheid, en in het verlengde ervan democratie, de kop in.

Als we ons richten op de Nederlandse situatie dan heeft die gelijkwaardigheid nog lang op zich laten wachten. Pas in 1917 mochten voor het eerst alle mannelijke inwoners van 25 jaar en ouder stemmen en twee jaar later mochten ook vrouwen stemmen. Tot 1956 waren vrouwen nog volledig afhankelijk van mannen. Op 14 juni in dat jaar kwam er een einde aan de wet die vrouwen handelingsonbekwaam verklaarde. Ook was het regel dat je als vrouw werd ontslagen op het moment dat je trouwde. Hiermee kwam nog steeds geen einde aan de ongelijke behandeling van mannen en vrouwen. De strijd om economische gelijkwaardigheid. De ondervertegenwoordiging van vrouwen in bestuurlijke topfuncties bij overheid en bedrijfsleven duurt nog steeds voort. Het ‘glazenplafond’ haalt nog geregeld de kranten. 

Andere signalen dat volledige gelijkwaardigheid nog niet is bereikt, zijn de aanhoudende discussies over ‘institutionele discriminatie’ en white privilege’. Of er hier werkelijk sprake is van bewuste discriminatie en achterstelling is een vraag die ik hier buiten beschouwing laat. Dat mensen zich achtergesteld voelen is in ieder geval wel een signaal dat niet iedereen zich even gelijkwaardig voelt en gelijke kansen heeft. Op dit punt is er nog een wereld te winnen.

Met gelijke kansen, kom ik bij een gevaar voor de gelijkheid. Vrijheid kent een positieve en een negatieve variant. Gelijkwaardigheid kent iets soortgelijks. Tot nu toe heb ik het alleen nog maar gehad over politieke gelijkwaardigheid, laat ik dit negatieve gelijkwaardigheid noemen. Dan is naast deze negatieve gelijkwaardigheid, het voor de wet gelijk zijn, ook zoiets als positieve gelijkwaardigheid, de economische mogelijkheid om op een redelijk gelijkwaardig niveau te kunnen leven. Dat er een gebrek is aan deze positieve gelijkwaardigheid bleek de afgelopen jaren. In de campagne voor de Kamerverkiezingen van 2023 kwam dit thema terug onder de noemer van ‘bestaanszekerheid.

In Nederland groeide de aandacht voor ongelijkheid met het boek Capital in the Twenty-First Century van de Franse econoom Thomas Piketty. In zijn boek beschrijft Piketty een toenemende ongelijkheid in vermogen. Piketty betoogt, en toont dit aan met cijfers, dat vermogens in toenemende mate ongelijk zijn verdeeld. De top 10% bezit een steeds groter aandeel in het totale vermogen en binnen die 10% bezit de bovenste 10% (dus 1% van de totale bevolking) een steeds groter deel van het vermogen. Vermogen groeit, zo betoogt Piketty, sneller dan de economie en het inkomen. Daar waar tot begin twintigste eeuw het totale kapitaal in de grote Europese landen zes tot zeven keer zo groot was als het jaarinkomen van het betreffende land, daalde dat naar twee tot drie keer het nationaal inkomen. Nu komt het weer in de buurt van verhouding van voor de wereldoorlogen. Zie hiervoor de hoofdstukken drie en vier van Capital in the Twenty-First Century.        

De gevolgen hiervan beschrijft de Amerikaanse econoom Joseph Stiglitz in zijn boek The Price of Inequality. Stiglitz spreekt over de 1% van de Amerikaanse samenleving die in feite bepaalt wat er gebeurt. Die 1% meest vermogenden hebben de mogelijkheid en gebruiken die ook om de zaken in hun voordeel te beïnvloeden. Dit doen zij door invloed te ‘kopen’ bij politici onder andere door hen aanlokkelijke carrièreperspectieven te bieden. Bovendien zijn zij de financiers van de media, de belangrijke universiteiten en denktanks en ook via dit kanaal beïnvloeden zij de beeldvorming en de samenleving in een voor hun belangen gunstige richting. Als laatste kunnen zij met hun kapitaal ook hun ‘recht’ kopen, ook als zij niet in hun recht staan. Met diepe zakken kun je iemand die er niet over beschikt immers ‘failliet’ procederen. Stiglitz spreekt over ‘one dollar, one vote’. Een proces dat eind jaren zeventig in de Verenigde Staten is ingezet en dat tijdens de laatste verkiezingsronde in de VS tot haar voorlopige hoogtepunt kwam.

In Nederland ziet het er nog anders uit dan in de door Stiglitz beschreven VS. Dat biedt echter geen garantie dat het zo blijft. Gelukkig kennen wij een sterkere publieke omroep dan in de Verenigde Staten, maar voor die publieke omroep zijn de kijkcijfers steeds belangrijker waardoor programma’s die tot denken aanzetten (anders dan een quiz) steeds meer op een onmogelijk tijdstip worden uitgezonden. Na het verwijt dat dit stelsel ‘ links’ was en ‘drie keer Volkskrant’ was, een verwijt dat voor het eerst klonk na de moord op Fortuyn is er veel veranderd en is het veeleer, ‘ vijf keer Telegraaf, om een uitspraak van Catherine Keyl aan te halen. Donaties aan partijen zijn gelukkig aan regels gebonden. Het optreden van Frank van Gool, de baas van uitzendbureau Otto, dat groot werd met het halen van arbeidsmigranten uit Polen, in het SBS verkiezingsdebat van november 2023 laat zien dat er ook in Nederland zaken dubieus zijn. Dubieus omdat Van Gool een sponsor is van de VVD. Dat en zijn eigenaarschap van Otto, werd in het debat niet genoemd. Gelukkig is het onderwijs nog steeds publiek gefinancierd en nog redelijk toegankelijk voor iedereen. En gelukkig wordt het onderwijs hier nog vooral door de overheid bekostigd. Al wordt het voor studenten zonder ouders die bijbetalen, steeds duurder om te studeren. Studeren kan, maar leidt dan tot een forse studieschuld die hen weer hindert in het vervolg van hun carrière. Ook zijn er signalen in de richting van ‘elite onderwijs’. De opkomst van University Colleges waarvoor het collegegeld fors hoger is dan voor een reguliere universitaire studie kunnen stappen zijn in die richting. Als, en de signalen wijzen in die richting, ‘one dollar’, werkelijk ‘one vote’ ook in Nederland voet aan de grond begint te krijgen, dan staan we op een punt dat we de maximale negatieve gelijkwaardigheid hebben bereikt terwijl juist de positieve gelijkwaardigheid, de mogelijkheid om ook werkelijk een gelijkwaardige invloed op de samenleving te hebben, juist steeds kleiner wordt.

De Franse Socioloog Loïc Wacquant onderzocht en vergeleek marginaliteit, een extreme vorm van positieve ongelijkwaardigheid. Hij vergeleek hierbij de Amerikaanse Getto’s met de Franse Banlieues. Wacquant beschrijft zes kenmerken van marginaliteit. Als eerste de veranderde functie van betaald werk. Daar waar in het industriële tijdperk betaald werk een uitweg bood uit marginaliteit, is dat in steeds mindere mate het geval. Werk is in toenemende mate flexibel in tijd en uren, parttime, met kortdurende contracten, met steeds minder sociale garanties en voorzieningen. Het leidt hierdoor niet tot zekerheid. Wacquant :“Omdat loonarbeid ‘intern’ onstabiel en heterogeen gedifferentieerd en differentiërend is geworden, is het niet langer een bron van homogeniteit, solidariteit en zekerheid, maar eerder een van sociale versnipperingen onbestendigheid voor degenen die opgesloten zitten in de marges van de arbeidsmarkt.2Het tweede kenmerk. Marginaliteit staat steeds meer los van de economische cyclus, zo noemt Wacquant. De marginalen profiteren niet van tijden van economische voorspoed en krijgen extra klappen in tijden van crisis. Als derde is marginaliteit ruimtelijk gefixeerd. Wacquant: “De nieuwe marginaliteit is niet verspreid over arbeidsbuurten maar geconcentreerd in geïsoleerde, afgegrensde gebieden die door buitenstaanders en door de inwoners zelf steeds meer worden gezien als het vagevuur van de maatschappij, een leprakolonie in het hart van de postindustriële metropool waar alleen verschoppelingen willen wonen.3De vierde eigenschap is wat Wacquant noemt Ruimtelijke vervreemding en de ontbinding van de ‘plek’. Een plek is een ruimte geworden. Op een plek voel je je thuis en in een ruimte niet (“Een ‘plek’ is een gevulde, stevige stabiele kring. Een ‘ruimte’ daarentegen is een ‘potentiële leegte’, ‘een mogelijke bedreiging’, een gebied dat angst aanjaagt, waarin mensen opgesloten zijn of waaruit ze vluchten.”4 De vijfde eigenschap hangt hiermee samen: het verlies van het ‘Hinterland’. Daar waar men bij verlies van baan in het verleden kon terugvallen op het netwerk in dorp, buurt of wijk, is dat nu steeds minder het geval:”Mensen die langdurig zijn uitgesloten van betaald werk in delegatiebuurten kunnen vandaag niet direct terugvallen op collectieve, informele steun terwijl ze wachten op nieuw werk. … Om te overleven moeten ze hun toevlucht nemen tot strategieën om ‘in hun onderhoud te voorzien’, zwart en grijs werk, ondergrondse handel, criminele activiteiten quasi-geïnstitutionaliseerde ‘hustling’.5 Als laatste eigenschap noemt Wacquant sociale fragmentatie en symbolische versplintering, het uiteenvallen van de oude klassenstructuur.

Als we Nederland naast die zes kenmerken leggen dan zien we steeds meer kenmerken van marginaliteit. Arbeid is en wordt voor steeds meer mensen onstabiel en onzeker. Neem het neerwaarts bijstellen van lonen bijvoorbeeld in de (thuis)zorg en het ontslaan van mensen om hen vervolgens als ‘zelfstandige zonder personeel’ in te huren om hetzelfde werk te gaan doen. De groep die niet profiteert van economische voorspoed en dus alleen maar klappen krijgt, wordt steeds groter. Marginaliteit is ook ruimtelijk gefixeerd. Nederland kent economisch zeer dynamische gebieden zoals Brainport Eindhoven. Gebieden die groeien zowel economisch als qua bevolking. Maar ook gebieden met weinig tot geen groei. Gebieden die qua bevolking krimpen. Gebieden zoals de Mijnstreek en Oost Groningen. Maar ook binnen de gebieden die zich stormachtig ontwikkelen zijn er wijken en buurten waar marginaliteit is geconcentreerd. Een bijzondere vorm van ruimtelijke fixatie, zijn de vele jeugdigen die geen woonruimte kunnen vinden en daarom maar bij hun ouders blijven wonen.

Ook zien we dat Nederland steeds minder ‘plekken’ kent en steeds meer ‘ruimte’. Het oprukkende cameratoezicht is een gevolg het oprukken van de ‘ruimte’ en het verdwijnen van de ‘plek’. Op een plek is beveiliging niet nodig. Voor veel mensen begint de ruimte aan de buitenkant van de voor- en achterdeur getuigen de vele deurbellen met camera’s en de hoge muren en hekken waarmee tuinen worden afgeschermd. Ook het geklaag over rondhangende jeugd laat zien dat de plek een ruimte is geworden. Meest extreme voorbeeld zijn klachten over geluidsoverlast door het gebruik van een speeltuintje. Hiermee komen we bij het ‘Hinterland’, het netwerk of dorp waarop mensen kunnen terugvallen. De genoemde deurbellen en klachten laten zien dat we in toenemende mate op een ‘eiland’ leven. Als je zelfs je eigen buren en buurt niet vertrouwt, op wie kun je dan nog terugvallen? En niemand hebben om op terug te vallen, wordt een groter probleem naarmate je meer ondersteuning en zorg nodig hebt. Hierbij wordt met de beelden van de jaren vijftig voor ogen toen we op de wereld waren om mekaar te helpen, een steeds groter beroep gedaan op het ‘Hinterland’. Juist de meest kwetsbare personen blijken geen mensen in hun omgeving te hebben die hierin iets kunnen betekenen. En veel van die meest kwetsbare mensen wonen in een omgeving die Wacquant bedoeld met gefixeerde ruimtelijke marginaliteit. Gebieden waar ook ‘hustling’ voorkomt. Zie bijvoorbeeld de productie van wiet en synthetische drugs.

De, zoals ik het heb genoemd, negatieve gelijkwaardigheid moet maximaal zijn. Voor de wet is en moet iedereen immers gelijk zijn. Voor de tweede variant van gelijkwaardigheid, die ik de positieve gelijkwaardigheid noem, ligt dat anders. Ieder mens heeft immers andere capaciteiten en ook een andere motivatie. Die mogen worden beloond en dat zorgt ervoor dat op dit gebied niet iedereen even gelijkwaardig is. Volledige gelijkwaardigheid op dit gebied is een utopie die in het voormalige Oostblok werd nagestreefd. Dat leidt niet tot de meest prettige samenleving en nodigde niet uit om er voor jezelf en de samenleving het beste van te maken. Het andere uiterste, extreme verschillen in positieve gelijkwaardigheid, leidt ook niet tot de meest prettige samenleving. De meest prettige samenleving ligt ergens in het midden. Bij het zoeken naar dat midden, moeten we vooral oog hebben voor de mensen die gemarginaliseerd zijn en dreigen te raken.

Tot nu toe wordt geprobeerd de instabiliteit van arbeid en inkomen door aan banden leggen van flexibele arbeidscontracten en het streven naar vaste arbeidscontracten die dan weer flexibeler moeten worden. De onzekerheid die mensen hierdoor ervaren wordt opgelost door de schijnzekerheid van een vast contract. Naar de verhoudingen zoals ze tot de jaren zeventig van de vorige eeuw waren: werk voor het leven bij een basis. Gepoogd wordt om de flexibiliteit te fixeren. En fixatie leidt tot starheid waar bedrijven lastig mee om kunnen gaan. Zou een alternatief kunnen zijn om flexibiliteit te als uitgangspunt te nemen? Door te zoeken naar oplossingen die arbeidsverhoudingen flexibel laat maar gevolgen ervan, onzekerheid over inkomen wegneemt. Door bijvoorbeeld iedereen een vast basisinkomen te geven. Een basisinkomen dat met inkomsten uit arbeid aangevuld kan worden. Zo zorgen we voor financiële bestaanszekerheid voor iedereen op een basisniveau. Financiële onzekerheid kost veel energie en hersencapaciteit van mensen, leidt tot lichamelijke en geestelijke klachtenen de stress die het veroorzaakt heeft invloed op de hele omgeving en vooral op eventuele kinderen. Een basisinkomen zou ook op deze gebieden tot een toename van de bestaanszekerheid kunnen leiden.

Ook moeten we oog hebben voor de gevaren van ruimtelijk gefixeerde marginaliteit. Dit is lastig want je kunt ‘Oost-Groningen’ niet verplaatsen naar Eindhoven om zo een betere mix te krijgen. Wel kan er bij nieuwbouw of vervangende nieuwbouw van woningen worden gezocht naar een mix en zo proberen ‘gefixeerde ruimtelijke marginaliteit’ los te trekken. Dit is echter een proces van zeer lange adem. Bouwtrajecten duren lang en normaal gesproken voor een zeer lange periode. Hier moeten we het ruimtelijke als uitgangspunt nemen en beleid erop richten de gefixeerde marginaliteit te flexibiliseren. Dat zou kunnen door meer te investeren in openbaar vervoer tussen de krimpgebieden en de groeigebieden. Dit maakt het woongebied voor de groeiregio groter net zoals het werkgebied voor de mensen in de krimpregio.

We moeten ruimte voor ‘plek’ terugwinnen op de ‘ruimte’. Dat zou kunnen door de grootste ‘ruimtevreter’ zowel in fysieke als in sociale zin, de auto, terug te dringen. Wel tot eigen voordeur kunnen rijden om mensen en spullen uit te laden maar niet meer voor eigen deur parkeren. Dat maakt het mogelijk om straten groener en mensvriendelijker in te richten. Dat maakte het mogelijk om kinderen op straat te laten spelen en de straat van ruimte in een plek te veranderen. Maar ook door bijvoorbeeld gezamenlijke groentetuinen. Tuinen waar mensen samen met hun buren groente telen en delen. En met dit delen vermenigvuldigen ze want ze worden elkaars ‘Hinterland’ en er wordt nieuw sociaal weefsel gecreëerd en daarmee ook bestaanszekerheid.

Suggesties hoe het anders zou kunnen en zo zijn er vast nog veel meer ideeën. Om die ideeën gaat het mij nu niet. Nu gaat het mij om tot een kader te komen om het gesprek over bestaanszekerheid te voeren. Om het ‘bestaanszekerheid’ tot meer te maken dan een container waarin ieder zijn ideeën deponeert en naar gelieve weer uit tevoorschijn haalt. Ik hoop dat jullie hier wat aan hebben en dat het jullie helpt bij het beoordelen en kritisch bevragen van verkiezingsprogramma’s maar vooral van uitspraken van politici en ik ben benieuwd of het jullie helpt.

1 Beatrice de Graaf, Tegen terreur. Hoe Europa veilig werd na Napoleon, pagina 225

2 Loic Waquant, De paria’s van de stad. Nieuwe marginaliteit in tijden van neoliberalisme, pagina 271

3 Idem, pagina 274

4Idem, pagina 279

5Idem pagina 282

Beste mevrouw Van Bokhoven

Als ik uw artikel bij Opiniez goed begrijp dan behoor ik tot de: “verheven intellectuelen,”  en kijk ik graag neer op: “het plebs … die goed genoeg zijn om overal de rekening voor te mogen betalen.” Ik behoor ertoe omdat ik de actie steun tegen de verhoging van de BTW op boeken en trouwens op alle vormen van cultuur. Ik behoor tot: “de hardste schreeuwers zijn over het algemeen mensen die geen enkele moeite zullen hebben met het aftikken van twee, drie euro meer voor een boek. Zo’n verschil zal het niet voor ze maken. Het zijn doorgaans ook de luitjes die, samen met kopstukken als Timmermans et al, al jaren de mond vol hebben over ‘een eerlijkere wereld’ – en juist dat maakt dit gezanik zo ontzettend sneu. Een beetje extra belasting afdragen zodat anderen, die het harder nodig hebben, ervan kunnen profiteren? Het idee alleen al.”

U maakt een bijzondere karikatuur van protesten tegen deze maatregel. Wat het volgens Van Bokhoven: “extra bitter (maakt is) dat de huidige linkse elite zich nu zo boos maakt om die btw-verhoging: verwijtend schreeuwen tegen anderen over gebrek aan leesvaardigheid bij onze jeugd terwijl men die zelf om zeep heeft geholpen, het heeft iets diep-narcistisch.” De tegenstanders schreeuwen nu ze wat extra’s voor hun boek moeten betalen maar: “waar waren deze mensen toen veel van hun landgenoten in de kou zaten, nu al twee winters achter elkaar, vanwege absurd hoge energieprijzen? Ik heb ze niet gezien of gehoord, nou ja: wel om vol te blijven houden dat het ab-so-luut noodzakelijk was vanwege het klimaat natuurlijk, om zelf dus gewoon met gemak de hoge rekening te kunnen blijven betalen waar een ander zat te blauwbekken.” Ik heb toen niemand van die ‘linkse elite’ horen roepen wat u heeft gehoord.

“Waar zijn deze mensen nu onze dagelijkse boodschappen steeds duurder worden? Nu steeds meer mensen financieel in de klem komen? Waar zijn de petities voor die ‘eerlijkere wereld’ nu?” Beste mevrouw van Bokhoven, om die twee of drie euro zal ik inderdaad geen boek minder gaan lezen. Ik ‘krijs’ niet om die paar eurotjes. Maar als u er zo’n voorstander van bent dat mensen die het kunnen hebben: “extra belasting afdragen zodat anderen, die het harder nodig hebben, ervan kunnen profiteren”,  is er een veel effectiever middel dan het verhogen van de BTW op boeken, theatervoorstellingen, popconcerten en voetbalwedstrijden, waarom pleit u dan niet voor verhoging van het hoogste tarief van de inkomstenbelasting? Of voor het weer invoeren van de hoogste schijf van 72%? Dat zet meer zoden aan de dijk dan hogere BTW op boeken en cultuur. Het zet meer zoden aan de dijk omdat dan ook de rijke proleten die niet lezen en naar het theater gaan hun bijdrage leveren. Het zet meer zoden aan de dijk zonder dat het de boeken- en cultuurbranche schaadt. Waarom pleit u dan niet voor het afschaffen van allerlei aftrekposten? Voor het gelijkschakelen van de belastingtarieven op inkomsten verdiend uit vermogen aan die op arbeid? Of zelfs voor een hoger tarief voor verdiensten uit vermogen? Voor het belasten van de inkopen van eigen aandelen door bedrijven?

Wat ik wel hoorde, waren ‘rechtse radicalen’ die riepen dat ‘mevrouw nu die € 380 nodig had, dat ze niet kon wachten’. Rechtse radicalen die, eenmaal aan de macht, mevrouw als een baksteen lieten vallen: het kon niet meteen, pas vanaf 2027 en dan ook nog maar voor de helft en die helft mag ze vervolgens zelf betalen in twaalf gelijke termijnen in de vorm van een verhoogde premie. Als u werkelijk zo begaan bent met de mensen die hun energierekening of boodschappen niet meer kunnen betalen, waarom maakt u zich daar dan niet druk om en pleit u dan niet voor een verhoging van sociaal minimum? Voor een verhoging van het minimumloon? Of nog beter, voor een onvoorwaardelijk basisinkomen voor iedereen? Voor iedereen en dus ook voor die ‘kopstukken als Timmermans’. Niet dat die het nodig hebben maar als je inkomen uit arbeid en vermogen vervolgens sterk progressief belast, dan betaalt ‘Timmermans’ naast zijn eigen basisinkomen van een flinke groep minima.

Dat zijn zaken die bijdragen aan een eerlijkere wereld. Bij al die voorstellen, vindt u mij aan uw zijde ook al gaat dat mij meer dan een paar eurotjes kosten die ik nu extra aan btw moet betalen. U vindt mij dan aan uw zijde omdat die wereld veel meer mensen de gelegenheid biedt om een boek te lezen van Donald Duck, Baantjer of A.F.TH, van de Heijden. Om af en toe naar een concert te gaan van Frans Bauer,  Metallica of het Concertgebouworkest. Die BTW verhoging maakt dat veel moelijker. Die zorgt er namelijk voor dat er nog minder mensen een boek kopen of naar concerten gaan. Die zorgt er alleen maar voor dat nog meer schrijvers geen droogbrood meer verdienen en zullen stoppen met schrijven. Dat nog meer muzikanten de ‘gitaar aan de wilgen’ hangen. En dat de kans dat Nederland ooit wereldkampioen voetbal wordt, nog kleiner wordt. Want ja, ook de btw op kaartjes voor sportwedstrijden gaat omhoog en dat zal leiden tot minder bezoekers bij sportwedstrijden, tot minder topsporters en dus ook minder voetballers. Die btw verhoging maakt al het leuke duurder. Al het leuke behalve de kermis en de pretparken. Waarom worden die trouwens uitgezonderd?

Guilty by association

‘Ik ben eruit. Ik word geen vegetariër omdat Hilter er eentje was.’ Daaraan moest ik denken toen ik bij Trouw een artikel van Irene van Staveren las. Van Staveren is tegen een basisinkomen. Zij vroeg zich af: “waarom prominente rechtse economen zoals Hayek en Friedman er voorstander van waren en waarom steeds meer bestuursvoorzitters van machtige multinationals ervoor pleiten, of op zijn minst voor een maatschappelijk debat erover. Welk belang hebben miljardairs als Bill Gates, Mark Zuckerberg en Elon Musk en hun bedrijven bij een basisinkomen?” Met dergelijke voorstanders moet het wel een heel slecht idee zijn.

Bron: Flickr

Slecht want: “Dat ligt denk ik deels in een legitimering van de marktmacht van hun kolossale bedrijven. Die macht, die natuurlijk strijdig is met de vrije markt, kunnen ze moreel afkopen met hun belastingafdracht voor een basisinkomen.”  Laat nu de bedrijven van deze miljardairs vrijwel geen belasting betalen en zij zelf trouwens ook niet. Ook zouden ze voor kunnen zijn omdat: “Een basisinkomen(…) de minstverdienenden de koopkracht (geeft) om te besteden aan de producten waar onder andere deze miljardairs hun geld mee verdienen, zoals software, sociale media, zonnepanelen en accu’s.” Dus puur eigenbelang. Het meest fundamentele probleem dat Van Staveren ziet is van een andere orde: “dat het een legitimering is van de markt als vervanging van de publieke sector. Een basisinkomen geeft mensen de koopkracht om elk goed of dienst te kopen waar ze behoefte aan of zin in hebben. Dat klinkt heel nobel: keuzevrijheid en autonomie. Maar het komt neer op de reductie van de burger tot consument terwijl publieke diensten fors zullen moeten krimpen.”

‘Guilty by association’, zo betoogt Van Staveren. Dat Hayek en Friedman wel iets zagen in een basisinkomen en dat Musk, Gates en Zuckerberg er ook iets in zien omdat dan meer mensen hun producten kopen, maakt dat het basisinkomen een slecht idee? Hitler was vegetariër, begon een vernietigende oorlog en was verantwoordelijk voor de Holocaust, maakt dat vegetarisme een slecht idee?

Van Staveren beoordeelt het idee basisinkomen niet op basis van het idee op zich maar op basis van motieven die zij personen waarvan ze geen hoge pet op heeft toedicht. Naast ‘guilty by asscociation’ bevat Van Staverens manier van redeneren tenminste twee andere kronkels. Als eerste de kronkel dat de miljardairs een basisinkomen zien als ‘moreel afkopen’ van hun schadelijke gedrag. Of er iets wordt afgekocht, hangt er helemaal vanaf hoe het basisinkomen wordt ingevuld en gefinancierd. Of: “Mensen onderaan verliezen hun toeslagen en andere hulp terwijl degenen met leuke, goedverdienende banen er zomaar maandelijks 1200 euro bij krijgen,.” Zoals Van Staveren betoogt, hangt helemaal af van de manier waarop je het basisinkomen vormgeeft. Nu is het aanvaarden van werk voor mensen die toeslagen ontvangen vaak niet interessant. Het meerdere wat je verdient, verlies je omdat je minder toeslag ontvangt. Wat als je die € 1.200 basisinkomen krijgt en je neemt dat baantje wel aan? Dan ga je erop vooruit. Werken loont dan. Hoeveel je erop vooruit gaat hangt er natuurlijk vanaf hoeveel je verdient en hoeveel belasting je over het verdiende moet betalen. Of die ‘goedverdiener’ er zomaar € 1.200 bij krijgt, hangt helemaal af van het belastingstelsel waarbinnen je het basisinkomen vormgeeft.

Voor een deel zal het basisinkomen uit, zoals Van Staveren schrijft de: “veel uitkeringen en toeslagen (die) afgeschaft zullen worden.” En natuurlijk ook op de besparing op de uitvoeringskosten die dit oplevert. Als je de benodigde rest financiert via een nieuw belastingstelsel dan zou het zomaar kunnen dat het basisinkomen van die ‘goedverdiener’ wordt gedekt door het meerdere belastingen die de persoon moet betalen. En bij heel goede verdienste zou er wel eens meer belasting betaald kunnen worden dan er aan basisinkomen aan die persoon wordt uitgekeerd

Van Staverens stelling dat er: “netto (…) minder over(blijft)voor publieke diensten: uitgaven verschuiven van gemeenschappelijke diensten naar individuele consumptie. Ter vergelijking: zwemles voor kinderen in het gemeentebad kost nu bijna 10 euro in een groepsles. In een privézwembad blijkt dat bijna 25 euro te worden,”  is geen feit maar een aanname, een veronderstelling. De veronderstelling dat de markt de publieke sector gaat vervangen omdat het belastinggeld via het basisinkomen wegvloeit in consumptie door de ontvanger van het basisinkomen. Dat het basisinkomen door de ontvanger gebruikt gaat worden voor consumptie staat buiten kijf. Dat dit leidt tot ‘minder uitgaven voor gemeenschappelijke diensten) niet. Van Staveren gaat uit van alleen de invoering van aan basisinkomen en de gelijktijdige afschaffing van alle uitkeringen en toeslagen. Dat is een manier om het vorm te geven. Niet de enige. Invoering van het basisinkomen met een gelijktijdige invoering van een progressiever maar vereenvoudigd, door bijvoorbeeld alle aftrekposten af te schaffen, belastingstelsel maakt ook goedkopere of zelfs gratis zwemles in het gemeentelijke zwembad mogelijk. Dan hoeft het niet te leiden tot ‘minder publieke diensten’.

A modern Christmas Carol

“Waarin verschilt dat geld van ‘het kindje Jezus’? Is geld niet ook gewoon een geloof. Als ik geloof dat ik voor die euro een brood of een krop sla kan kopen, dan heeft die waarde. Als ik er niet in geloof, dan is de papieren versie weer goed om een vuurtje te stoken.” Dit schreef ik in mijn vorige Prikker. En nu ik het toch over geld heb, wil ik jullie meenemen in het denken over geld van Charles Eisenstein. In zijn boek Naar een economie van verbinding staat geld en de bijzondere eigenschappen ervan en wat dat betekent voor een samenleving, centraal.

Gift Economy | London Permaculture | Flickr
Bron: Flickr

Volgens Eisenstein, en daar zal bijna iedereen het mee eens zijn, vervult geld twee functies. Als eerste is het een middel om het ruilen van goederen te vergemakkelijken. Dit sluit aan bij het gebruikelijke verhaal over het ontstaan van geld. Ik heb melk van mijn twee koeien over en heb schoenen nodig. Jij hebt wel wat melk nodig maar niet die vijfhonderd liter die je paar schoenen waard zijn. Hoe krijg ik dan mijn schoenen en jij je vier liter melk? Geld maakt het mogelijk. Ik verkoop mijn melk voor vijftig cent per liter en spaar net zolang totdat ik de tweehonderd euro heb om een paar schoenen van jou te kopen. Jij koopt gewoon voor twee euro die vier liter melk van mij. Dat lijkt logisch maar hij vraagt zich af of het werkelijk zo was: “De geschiedschrijving van geld begint meestal met primitieve vormen van ruilhandel, maar onder jagers en verzamelaars komt ruilhandel juist zelden voor. De belangrijkste vorm van economische uitwisseling was het geschenk.[1]  Dat ‘helpen bij het ruilen’ was van ondergeschikt belang. Geven was het belangrijkste en, zo beweert Eisenstein, er werd gegeven aan mensen die nood aan iets hadden. Als ik schoenen nodig had en ze niet zelf kon maken, dan zou ik ze krijgen van iemand uit de groep die ze wel kon maken. En als die persoon melk nodig had, dan zou hij die gewoon van mij krijgen: “een gifttransactie heeft een open einde en schept (…) een blijvende band tussen de betrokkenen,”  ze versterkten de banden tussen de leden van de groep. Volgens Eisenstein: “ontstond geld om geschenken te kunnen geven, om dingen met elkaar te kunnen delen en om generositeit mogelijk te maken, of althans iets in die geest.[2] Geld maakte het mogelijk om de kringloop van betrokkenheid uit te breiden tot ver boven de eigen groep.

Die rol van het geld raakte door het groter worden van de kringloop van betrokkenheid, buitenbeeld, zo betoogt Eisenstein en werd echter overschaduwd door de tweede functie: “de ‘opslag’ van waarde.[3] Daarvoor werden in de vroege jaren ook andere zaken gebruikt zoals bijvoorbeeld een vaste hoeveelheid graan of andere zaken die aan bederf onderhevig waren. Wat geld voor had op die andere zaken, is dat het niet bedierf. Iets wat kan bederven moet je tijdig kwijtraken dus zorg je dat het circuleert zodat het tijdig bij een bakker of boer terechtkomt. Dat probleem kent geld niet. Het blijft waarde houden dus je kunt het oppotten en dat gebeurt dan ook. Daarmee gebeurde precies het tegenovergestelde als wat met de gift werd beoogd. Dat is dat het zich ophoopt bij mensen die het niet nodig hebben terwijl de gift juist ging naar mensen die het nodig hadden. Dat oppotten zorgt er, zo betoogt Eisenstein, op deze manier voor dat het schaars wordt terwijl er sprake is van overvloed. Of zoals Pink Floyd het zingt: “Money, get away. You get a good job with good pay and you’re okay. Money, it’s a gas. Grab that cash with both hands and make a stash.” Dit als volleerd navolgers van Ebenezer Scrooge uit de Kerstklassieker A Christmas Carol van Charles Dickins.

“Stel je voor dat je naar de bank gaat en zegt: “Ik wil graag geld lenen voor mijn bedrijf. Hier is mijn bedrijfsplan. Als jullie me een lening van geven van € 1.000.000,- kan ik in de loop van vier jaar € 900.000 verdienen. Verstrek mij dus maar die lening van € 1.000.000,- en ik betaal jullie verspreid over vier jaar € 900.000,- terug.” Daar zegt geen bank JA tegen want ze verliezen € 100.000,- dus dat is een slechte deal. Maar wat als dat geld van de bank ieder jaar bijvoorbeeld 7% minder waard wordt. Nee, niet door inflatie maar door er gewoon op af te stempelen. De euro van vandaag is volgend jaar nog maar 93 cent waard en over veertien jaar niets meer. Dit terwijl het brood gewoon ongeveer dezelfde prijs behoudt. Dan wordt oppotten van geld gestraft en zorg je er wel voor dat je er niet te veel van in bezit hebt. En dan het vervolg van Eisensteins voorbeeld “Wij vinden het een prima bedrijfsplan’, antwoordt de bank. ‘Hier heeft u uw geld.’ Waarom ze akkoord gaan? Omdat die € 1.000.000,- in deposito bij de bank nog veel sneller in waarde zou dalen – met bijvoorbeeld 7 procent, zodat er over vier jaar nog maar ongeveer € 740.000,- over zou zijn.[4]

Een interessante gedachte. Zeker omdat er de afgelopen jaren door de centrale banken miljarden in de economie zijn gepompt om die draaiende te houden in ruil voor vrij waardeloze slechte leningen. Het gros van dat geld is niet gebruikt voor consumptie en productie maar werd weer opgepot. Degenen die van hun slechte leningen af waren kochten er aandelen en vastgoed van en bliezen er zo grote bellen lucht in. Bellen die er ooit een keer uit moeten. Wat als de centrale banken die leningen hadden gekocht met ‘afstempelgeld’? Dan hadden die centrale banken die waardeloze onderpanden na, in dit voorbeeld veertien jaar van hun balansen kunnen schrijven. Zou het dan niet interessant worden om geld te lenen aan iemand die zijn eerste huis koopt voor bijvoorbeeld € 300.000, die je ieder jaar € 9.000 terugbetaalt gedurende een periode van 30 jaar? Zou er dan niet een einde komen aan de schaarste aan geld omdat het dan vloeit naar degenen die het nodig hebben en niet naar degenen die erin zwemmen? Een interessante gedachte. Interessant want zou dat ook op andere terreinen andere keuzes mogelijk maken? Andere carrière keuzes bijvoorbeeld omdat de ‘job with good pay’ dan wellicht minder interessant is dan iets voor anderen doen?


[1] Charles, Eisenstein, Naar een economie van verbinding, pagina 25

[2] Idem, pagina 31

[3] Idem, pagina 32

[4] Idem, pagina 243

Economisch belang(eloos)

Het positieve aan het ‘binnenblijven’ is dat er leuke initiatieven ontstaan. Zo is er een ‘rondleider’ van het Rijksmuseum, die het museum in deze corona-tijd naar je toe brengt. Hij richt zich hierbij vooral op kinderen van de basisschool en dan vooral de basisschool die zijn dochter bezoekt. Een van mijn favorieten is zijn uitleg over Zeven werken van barmhartigheid. Misschien komt dat wel omdat het een goede spiegel is voor bedrijven als boeking.com. En met het redden van bedrijven en kunst kom ik bij een brief van Kunstenaarsvereniging Arti et Amici bij Joop.

“Het is een plicht ervoor zorg te dragen dat niet alleen de grote culturele instellingen deze crisis overleven maar juist ook de individuele kunstenaar die onze planeet met zijn creativiteit, ons aller menselijk kapitaal, leefbaar maakt.” De afsluitende woorden in de brief. De vereniging pleit voor meer steun voor de kunstsector in het algemeen en de kunstenaars in het bijzonder. Want, zo stellen zij: “Ook kunstenaars zijn onmisbaar voor economisch herstel.” Toch wringt er iets bij mij.

De kunstenaars zijn niet de enigen die pleiten voor een ‘aparte’ regeling om door de crisis te komen. Vele andere sectoren gingen hen al voor en vonden een gewillig oor bij de regering. Zoals ik in een eerdere Prikker al betoogde, zou ik liever zien dat de overheid zich richt op het redden van mensen in plaats van bedrijven. Immers om de kunst te redden, moet je de kunstenaar in leven houden. Dat redden kan heel goed via een basisinkomen. Maar daar gaat hij mij in deze Prikker niet om. 

Het gaat mij om de link die alle sectoren leggen naar de ‘economie’, en het ‘economisch herstel’. Kunstenaars moeten, net als de KLM, de kalvermesters, de bloementelers, de cafébazen enzovoorts worden gered omdat ze ‘onmisbaar zijn’ voor de economie en het economisch herstel. Kunst wordt vertaald in ‘banen’ en ‘toeristen’ en die worden vervolgens uitgedrukt in percentages van het Bruto Binnenlands Product (BBP). Hoe hoger het percentage, hoe belangrijker het is. De ‘economie’ is zo de maat der dingen.    

Hiermee zeggen we eigenlijk dat we ‘werken om te leven’. Nu is werk, en dan vooral betaald werk, de afgelopen decennia heilig verklaard. Werk is, of beter gezegd wordt gezien, als de hoogste vorm van maatschappelijke participatie en de beste manier om in te burgeren. Zonder werk neem je niet deel aan de samenleving. Werk zorgt voor structuur in het leven van mensen. En zo kan ik doorgaan met het benoemen van eigenschappen die we verbinden aan het hebben van werk. We stemmen het onderwijs erop af, bereiden kinderen voor op hun plek op de arbeidsmarkt, dus op werk. Volwassenen moeten een leven lang leren om hun ‘employability’ te vergroten.

Door al deze zaken exclusief te verbinden aan betaald werk, lijkt werk onmisbaar te worden voor het goede leven van een mens. Inderdaad werk zorgt voor structuur, kan sociale contacten opleveren, kan je eigenwaarde een boost geven, kan bijdragen aan het veroveren van je plek in de samenleving. Dat kan allemaal. Participeren, inburgeren, deelnemen aan de samenleving, structuur hebben in je leven, het kan allemaal óók zonder werk.

Wat als we het omdraaien? Wat als we gaan werken om te leven? Als we die vraag vertalen naar de crisis van nu en het ‘redden’ van bedrijven: wat dragen die sectoren bij aan het leven? Zou het kunnen dat we dan heel andere keuzes zouden maken? Wat dragen de KLM, booking.com en kunst bij aan het leven? Zouden we dan nog steeds zoveel geld uittrekken om ‘onze blauwe trots’ in de lucht te houden? Wellicht blijkt dan dat wat economisch belangeloos is wel eens van het grootste belang te zijn. Misschien sluiten die keuzes wel aan bij die zeven werken van barmhartigheid?

PS. Fedor bedankt voor je ‘thuismuseum’. Het brengt mij een lach en die vind ik van groot belang!

Pijlstaart tv: het thuismuseum

De ezel en de steen

Deze week, zo las ik in de Volkskrant, klopte booking.com bij de Nederlandse overheid aan voor steun. Steun om de banen van de medewerkers te beschermen. Die lopen gevaar omdat de site draait op reizen en wat daarvoor nodig is. En reizen zit er nu even niet in. Het bedrijf is niet het eerste of enige dat voor steun bij de overheid aanklopt. Het bedrijf wil gebruikmaken van de regeling waarbij de overheid 90% van de lonen betaald. Gelukkig heeft het bedrijf nog even 4 miljard kunnen lenen want: “Als we die 4 miljard niet hadden, zou het er slecht uitzien, o mijn God.” Aldus de CEO Glenn Fogel. Ik moest denken aan een ezel en een steen. Laten we deze casus eens wat uitdiepen en vervolgens de vraag stellen of de overheid heeft geleerd van de bankencrisis van 2008.

Eerst even deze casus. Het bedrijf is een van de paradepaardjes van de ‘tech-bedrijven’. En net als de meeste van die bedrijven verkoopt het bedrijf geen product. Het heeft geen vliegtuigen, hotels of auto’s die het kan verhuren. Het is eigenlijk niets anders dan een in een nieuw jasje gegoten ‘reisbureau’. Voor de jeugdigen onder mijn lezers, als je vroeger alles rond je vakantie wilde regelen, dan ging je naar een reisbureau. Daar besprak je met de medewerker je wensen: zon of toch actief? Spanje, Griekenland of …? Op basis daarvan pakte de medewerker enkele gidsen uit de kast en liet je wat foto’s zien van mogelijke vakantieadressen. Daaruit maakte je een keuze en dan ging de medewerker van het reisbureau alles regelen. Van alles wat er werd geregeld kreeg je een rekening van het reisbureau. In die rekening zaten de kosten van het reisbureau verwerkt. Dat kon op grofweg twee manieren. Aan de ene kant als een opslag voor de gemaakte kosten. Aan de andere kant omdat het bureau minder betaalde voor campingplaats dan jij aan het bureau moest betalen. 

Tegenwoordig doe je dat zoeken zelf, achter je computer. Heb je gevonden wat je wilt, dan ga je boeken. En dat kan via booking.com. Het bedrijf wordt betaald door campings, hoteleigenaren et cetera. Die betalen een commissie van tussen de 10% en 30% aan het bedrijf. Hoe meer commissie je betaalt, hoe hoger je ‘hotel’ in de zoeklijst komt. Die vrolijke meid, want ja het waren meestal jonge vrouwen, is vervangen door een IT-nerd uit India en de schaal is de wereld geworden. En die nerd kan meer reizen per seconde verkopen dan die meid. Simpel omdat die nerd het eigenlijke werk aan jou, de reiziger, heeft uitbesteed. Hij ‘verzint’ alleen een algoritme dat dit mogelijk maakt. Dit bedrijfsmodel, het uitbesteden van het werk aan de gebruiker, komt trouwens zeer veel voor onder die hippe en vernieuwende ‘tech-bedrijven’. 

  Een zeer succesvol bedrijfsmodel omdat het bedrijf in 2019 zo’n € 4,6 miljard winst maakte. En als je bedenkt dat het bedrijf 5.500 medewerkers heeft, die gemiddeld € 47.000 verdienen, dan zou het bedrijf die salarissen makkelijk nog enkele jaren zelf moeten kunnen betalen. In totaal ontvangen de medewerkers namelijk een kleine € 260 miljoen aan salaris. Die winst van vorig jaar is daarmee voldoende om bij geen inkomsten nog 18 jaar alle salarissen te betalen. Ook van die pas geleende 4 miljard kunnen die salarissen aardig wat jaren worden betaald. Dus waarom staatssteun? 

Waar is dat geld gebleven? Dat geld is verdwenen in de zakken van de aandeelhouders. Sinds 2018, dat zijn dus twee jaar, heeft het bedrijf voor een totaal bedrag van € 12,9 miljard aan eigen aandelen teruggekocht. Dit opkopen zorgt er daarnaast voor dat de overgebleven aandelen in waarde stijgen waardoor het vermogen van de aandeelhouders nog verder toeneemt. Wat dit opkopen bijzonder maakt, is dat het bedrijf ook nog een schuld heeft van € 7 miljard. Je zou zeggen dat het geld voor die aandelenopkoop beter gebruikt had kunnen worden om die schuld af te lossen. Die schuld is nu dus ‘gelukkig’ nog vergroot met 4 miljard. Nu is booking.com niet het enige bedrijf dat eigen aandelen terugkoopt. Ook onder andere Shell doet dit voor miljarden. Ook is het niet het enige bedrijf dat vol wordt gehangen met ‘leningen’, dat zien we ook bij bijvoorbeeld de HEMA. Bedrijven vol met schulden hangen en eigen aandelen opkopen zijn twee manieren om de belastingbetaler te ‘tillen’. De belastingbetaler wordt ook nog op een andere manier benadeeld. Het bedrijf heeft tussen 2010 en 2018 ook nog eens € 1,8 miljard aan belasting niet betaald door gebruik te maken van de ‘innovatiebox’. Bovendien werd de fiscussen van andere Europese landen via allerlei constructies nog eens voor € 715 miljoen ‘benadeeld’. En nu het even tegenzit, klopt deze ‘geldcreatie- en belastingontduikingsmachine’ voor steun aan bij de overheid, de belastingbetaler en dus bij mij. Als zelfstandige zonder personeel gebruik ik mijn ‘winst’ als reserve voor slechte tijden en pensioenvoorziening. Als ik dat kan, waarom kan booking.com dat dan niet?

Waarom zou ik als belastingbetaler hieraan mee moeten betalen? Alleen is die vraag al door de Nederlandse overheid beantwoord. Onder het mom van het ‘behoud van werkgelegenheid’ is er een regeling bedacht die NEE niet lijkt te kennen als antwoord. Die regeling roept herinneringen op aan de redding van de banken in 2008 op kosten van de belastingbetaler. Toen werd alles op alles gezet om de banken te redden. Dit heeft de belastingbetaler flink geld gekost en de aandeelhouders en investeringsmaatschappijen flink geld opgeleverd. Toen had de overheid zich moeten houden bij het redden van de mensen (garantie op een rekening tot € 100.000 en het redden van het betalingsverkeer door dit te nationaliseren. Daardoor zouden banken zijn omgevallen en hadden de aandeelhouders en investeringsmaatschappijen de klappen gekregen die ze verdienden. Zij hadden dan betaald voor de risico’s die ze namen. De baten van die risico’s waren daarmee privé, de lasten publiek. Diezelfde banken en investeringsmaatschappijen werden tijdens de euro-crisis nogmaals gered. Dit keer vooral ten kosten van de Zuid-Europese belastingbetaler.

Is nu niet precies dezelfde fout gemaakt? Is de overheid niet bedrijven gaan redden onder het mom van ‘werkgelegenheid’? Dat begon al met de KLM en daarna was er geen houden meer aan en moeten alle bedrijven worden gered. Ook Booking.com dat overduidelijk lak heeft aan haar maatschappelijke verantwoordelijkheid. Het ontduikt en ontwijkt belastingen en laat de winsten vloeien in de zakken van de aandeelhouders. Iets waaraan veel ‘techbedrijven’ en trouwens ook Shell andere zich schuldig maken. Op deze manier vloeit het geld, net als tijdens de bankencrisis, van arm naar rijk. Om de vraag ‘dus waarom staatssteun’ te beantwoorden: omdat het kan en een mogelijkheid is om nog meer geld in de zakken van de aandeelhouders te laten vloeien.

Moet de overheid zich niet alleen richten op het ‘redden’ van mensen? Zorgen dat iedereen voldoende heeft om te kunnen leven? Dat kan via een basisinkomen. Een basisinkomen mede gefinancierd uit een progressieve belasting op vermogens. Ook de directeur, de kleine zelfstandige ondernemer met of zonder personeel krijgt dat basisinkomen. Dat er vervolgens bedrijven als Booking.com en KLM omvallen, is jammer maar helaas. Het zijn toch maar, om een begrip uit een recente Prikker aan te halen, imaginaire constructen. Er zijn vast wel weer nieuwe te verzinnen. Voor die zelfstandige ondernemers is wel een randvoorwaarde dat ze na faillissement ook van alle schulden af zijn. Daardoor wordt het voor een kroegbaas mogelijk om nu failliet te gaan en straks een snelle nieuwe start te maken. 

Het antwoord op de centrale vraag in deze Prikker of de overheid heeft geleerd van de bankencrisis is NEE. En helaas kost dat mij als belastingbetaler een flinke duit. En jammer genoeg levert dat mensen als Fogel en zijn aandeelhouders een nog veel flinkere duit op. 

Brecht, Maslow en een (basis)gift

“De vraag is hoe we de kwetsbare flexibele werknemers en zzp’ers zo goed mogelijk kunnen beschermen tegen onderbetaling, uitbuiting, ongunstige arbeidsomstandigheden en bestaansonzekerheid. En of we de ver doorgevoerde flexibele arbeidsmarkt wel in stand willen houden.” Die vraag stellen Marc Kuipers (Inspecteur Generaal van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid) en Justine Ruitenberg (afdelingshoofd bij de afdeling Programmering, signalering en onderzoek bij de Inspectie SZW) op de site Sociale Vraagstukken. Gelukkig geven ze ook het antwoord: “Het kabinet neemt met de invoering van de Wet Arbeidsmarkt in Balans op 1 januari 2020 een stap richting beteugeling van de flexibiliteit.” Zou dit werkelijk de vraag oplossen? Of zouden we hét antwoord in een heel andere richting moeten zoeken?

Bron: Pixabay

Ik stel die vraag omdat dit de zoveelste wet is die deze vraag probeert te beantwoorden en tot nu toe bleek geen van de voorgangers hét antwoord. Hoe de nieuwe wet wel hét antwoord wil zijn? “De wet is er onder meer op gericht om de afdracht van sociale premies hoger te maken voor flexibele arbeidscontracten dan voor vaste werknemers. Hiermee wordt een basis gelegd om flexibel werk te ontmoedigen. Dat sluit uiteindelijk ook aan bij de wensen van flexibele werknemers die immers best een vast contract, en dus meer zekerheid, willen.” Maar daarmee zijn we er volgens de auteurs nog niet: “Hiernaast is harmonisering van de Europese arbeidswetgeving nodig om verschillende escaperoutes te voorkomen. En een volgende stap is dat sociale partners, kennisinstituten, beleidsmakers en toezichthouders zich buigen over de vraag: moet arbeid wel in zoveel verschillende contractvormen mogelijk zijn?”  Het lijkt mij, dat ook deze wet dus nog niet hét antwoord is.

In hun artikel schetsen de beide auteurs het probleem: “De Nederlandse economie draait goed. De werkloosheid zit op of onder full employment niveau. Maar de lonen stijgen minder dan verwacht en het aantal flexibele arbeidsrelaties en zzp’ers is de laatste decennia sterk gegroeid. Dat is contra-intuïtief. Je zou verwachten dat werkgevers in tijden van krapte werknemers aan zich willen binden met extra loon en gunstige arbeidscontracten.” Volgens de auteurs zijn er mechanismen die: “de relatief lage lonen, de flexibele arbeidsrelatie en oneerlijk werk,” in stand houden. 

Zo houdt prijsconcurrentie de lonen laag en de arbeidsrelatie onzeker: “De vele juridische arbeidsvormen in Nederland, zoals payrolling, oproepcontracten, nul-urencontracten en uitzendwerk, maken besparingen op het loon mogelijk.”  Iets wat nog wordt versterkt door het verschijnsel ‘schijnzelfstandigheid.

Dan zijn er mazen in de wet die het mogelijk maken om de geldende CAO’s te ontwijken: “Het komt voor dat nieuwe bv’s worden opgezet in een andere CAO om duurdere CAO’s te vermijden. Ook is het voor uitzendbureaus die met veel arbeidsmigranten werken, aantrekkelijk om een buitenlandse vestiging te openen, zodat bijvoorbeeld Bulgaren en Roemenen in Nederland kunnen werken tegen de lagere sociale premies van hun eigen land.”

Een derde mechanisme is het ontstaan van de platformeconomie: “hier gebruikt men constructies – de relatie wordt beschreven als ad hoc of niet structureel – om vaste contracten te omzeilen. Medewerkers werken vaak als zzp’er en hebben geen goed geregelde arbeidsvoorwaarden.”

Als laatste zijn er arbeidsmigranten: “die bereid zijn hetzelfde werk onder slechtere omstandigheden en voor minder geld uit te voeren.” 

De oplossing die door de beide auteurs, en getuige de nieuwe wet ook door onze regering en het grootste deel van onze volksvertegenwoordigers wordt aangehangen, is het ontmoedigen van flexibele – en het proberen te stimuleren van vaste arbeidscontracten. Zeker omdat uit onderzoek blijkt dat: “tachtig à negentig procent van de flexibele werknemers een vast contract uiteindelijk (heel) belangrijk.” En als dat belangrijk wordt gevonden  dan moeten we daar wat aan doen. Daar kan ik me in vinden. 

Een eerste stap is dan de analyse van het probleem. Mensen vinden, zo blijkt dus uit onderzoek, een vast contract belangrijk. Nu moet ik bij zo’n gegeven altijd denken aan een uitspraak die wordt toegeschreven aan Henry Ford maar die hij waarschijnlijk nooit heeft gedaan: ‘If I had asked people what they wanted, they would have said faster horses’. Die zin drukt precies mijn gedachten bij dergelijke onderzoeksresultaten uit. Inderdaad zou niemand in het midden van de negentiende eeuw ‘een auto’ hebben geantwoord op de vraag wat er nodig was om sneller van A naar B te komen. Een auto bestond nog niet en was, wellicht op Jules Verne en een enkele uitzondering na, niet voorstelbaar. Mensen denken immers vooral binnen voor hen bekende en voorstelbare kaders. Als je het gros van de mensen met een flex-contract vraagt naar hun arbeidswensen voor de toekomst, dan zullen die antwoorden: doe mij maar een vast contract. Dus logisch dat de beide auteurs denken: we moeten werken aan vaste contracten. 

Maar toch. Stel ze de vraag waarom wil je dat vaste contract? Dan zullen ze antwoorden dat hen dit zekerheid geeft. Zekerheid van waaruit ze aan hun toekomst kunnen werken: ‘huisje boompje, beestje.’ Een ‘vast contract biedt die zekerheid. Of toch niet? Vaste contracten worden geregeld door werkgevers beëindigd. Faillissement, economische omstandigheden, onwerkbare arbeidsverhoudingen, niet functioneren, het kan allemaal leiden tot ontslag. Die nieuwe Wet arbeidsmarkt in balans moet werkgevers verleiden tot het bieden van een vast contract. Maar hoe ‘zeker’ is dat vaste werk? Dat verleiden gaat immers gepaard met het versoepelen van het ontslagrecht. Trouwens ook van de zijde van de werknemer worden de vaste contracten opgezegd. Een ‘nieuwe uitdaging’ of een ‘verbetering in de arbeidsvoorwaarden’ en weg is de vaste medewerker. En, zoals alle eerdere wetten al duidelijk maakten, is de werkelijkheid hardnekkiger dan de ‘theoretische beschouwingen’ die aan de wet ten grondslag liggen.

Bron: Wikipedia

Zekerheid geeft een mens de ruimte. Ruimte om zich te ontwikkelen. Ruimte om risico’s te nemen en zich met het onzekere bezig te houden. Dat bedoelde de Duitse schrijver Bertolt Brecht met de de beroemde woorden: “Erst kommt dass Fressen, dann kommt die Moral,” in het toneelstuk Dreigroschenoper. Dat is ook de theorie achter de piramide van Maslow. Veiligheid en zekerheid vormen in het denken van Maslow de tweede soort behoeften voor een mens. Dit nadat aan de lichamelijke behoefte, (eten, drinken, slaap, kleding, onderdak) is voldaan. Pas daarna komt de mens toe aan zijn sociale behoeften (vriendschap, familie, seksuele intimiteit). En als de geschiedenis iets heeft uitgewezen dan is het dat de mens leert en zich ontwikkelt door risico’s te nemen. Een ‘wiel’ vind je pas uit als je er de tijd, maar vooral de (geestelijke) ruimte voor hebt. Wat als de overheid zich richt op het bieden van een basiszekerheid? Een basisinkomen?

Het idee van een basisinkomen is niet nieuw. Het is geen ‘uitvinding’ van Rutger Bregman die het in 2016 met zijn boek Gratis geld voor iedereen weer onder de aandacht bracht. Die eer komt hem toe. Met een beetje fantasie kun je het zelfs een zeer oud idee noemen. Je zou de gemene gronden een soort proto-basisinkomen kunnen noemen. Deze gronden (het kon ook een bos, rivier of meer zijn) konden alle inwoners van het dorp of het gebied gebruiken om de opbrengst van hun eigen stukje grond wat verder aan te vullen. Gebruik dat aan voorwaarden was verbonden. Voorwaarden die voorkwamen dat de grond uitgeput raakte of dat een enkeling zich het grootste deel toe-eigende. 

Een veel genoemd bezwaar tegen een basisinkomen is dat het mensen zou tegenhouden om te werken en het zou onbetaalbaar zijn. Een basisinkomen is een manier om te herverdelen en je kunt alleen dat herverdelen wat er is. De kunst bij het herverdelen is ervoor te zorgen dat het basisinkomen voldoende is om een set van basisgoederen te verwerven, het is niet bedoeld voor verlangens of luxe maar voor behoeften. Betaalbaarheid is een keuze: als we het als samenleving willen, dan kan het. Alleen kan dat betekenen dat een deel van de samenleving meer moet gaan bijdragen.

In de jaren zeventig van de vorige eeuw zijn er enkele bijzondere experimenten met een basisinkomen uitgevoerd in de Verenigde Staten en Canada. Deze experimenten hebben veel gegevens opgeleverd die indertijd niet zijn geëvalueerd. De reden hiervoor is dat er eind jaren zeventig een andere politiek-economische (neoliberale) wind ging waaien. Deze experimenten pasten daar niet in en zijn beëindigd zonder evaluatie. Gelukkig zijn de gegevens wel bewaard gebleven. De afgelopen jaren zijn deze gegevens wel bestudeerd. Evelyn L. Forget heeft een set uit het Canadese dorp Dauphin doorgenomen om te kijken welke effecten een basisinkomen heeft op de gezondheid van mensen. Haar artikel sluit af met de volgende zin: “These results would seem to suggest that a Guaranteed Annual Income, implemented broadly in society, may improve health and social outcomes at the community level.” Het experiment zorgde voor minder ziektekosten door ongelukken en verwondingen maar wat vooral opviel was dat er minder psychische problematiek was. Ook bleek uit het onderzoek van de gegevens uit Canada dat er sprake was van een kleine vermindering van de deelname aan het arbeidsproces. Dit kwam vooral op het conto van vrouwen en jongeren. Nadere bestudering van de cijfers leerde dat zij die tijd niet zaten te verlummelen. Vrouwen spendeerden die tijd aan de opvoeding van hun kinderen. Jongeren bleken langer door te leren en dus beter beslagen de arbeidsmarkt op te gaan. Ze investeerden in zichzelf en daar hebben ze ook na het beëindigen van het experiment nog van geprofiteerd. Het weerhoudt mensen dus niet om te gaan werken. Omdat hun ‘Fressen’ zeker is, ontwikkelen ze zich. Ze bevredigen, om Maslow te gebruiken, hoger in de piramide gelegen behoeften.

Bron: Wikipedia

De Franse antropoloog Marcel Mauss bestudeerde begin vorige eeuw, zoals het toen en ook nu nog vaak worden genoemd, ‘primitieve culturen’. Hij zag dat in die culturen de gift een belangrijke plek innam in het overleven van de groep (lees zijn boek Over de gift). Mauss zag dat de gift geen individuele handeling was, maar een maatschappelijke verplichting waaraan een individu zich niet kon onttrekken zonder uitgestoten te worden. Bij een giftrelatie ontstond een schuldbalans tussen gever en nemer. Iemand kreeg iets van de gemeenschap en dat gaf de zekerheid erbij te horen en dat erbij horen kwam met de morele plicht. De gift versterkte de onderlinge betrokkenheid binnen de groep. Nu kan de onderlinge betrokkenheid in onze samenleving ook wel een impuls gebruiken. Geen basisinkomen maar een basisgift?

‘Wet fijn dat je er bent’

Deze week was het het ‘finest hour’ van minster Koolmees van Sociale Zaken. Wellicht is dat geheel aan jullie voorbij gegaan, maar hij gepresenteerd zijn ‘ Wet arbeidsmarkt in balans’. Een wet is het nog niet, maar als het aan Koolmees ligt, wordt het dat wel. Volgens Peter de Waard is de wet bedoeld om: “de uitwassen van Asschers ‘Wet werk en zekerheid’ (te) repareren. In werkelijkheid is het een pakket maatregelen dat andere maatregelen weer ongedaan moet maken.” Doel van de wet is, net als bij Asschers ‘Wet werk en zekerheid’: “om vast werk minder vast, en flexibel werk minder flexibel te maken.” Iedereen lijkt tegen de wet en daaruit constateert de minister dat het een goede wet is. Immers: “Als iedereen tegen is, moet het wel goed in balans zijn.”  Dat is ook een manier om ernaar te kijken. Zou een andere insteek tot andere oplossingen kunnen leiden? 

Laat ik eens een poging wagen. Net als Asscher en trouwens bijna iedereen, redeneert Koolmees vanuit werk. Flexibel werk leidt tot onzekerheid en daaruit concludeert Koolmees dat werk ‘zekerder’ moet worden. Alleen als het te ‘zeker’ wordt piepen de werkgevers. Die kunnen dan niet meer af van werknemers. Een onmogelijke puzzel om op te lossen. Arme Koolmees of toch niet: “Niemand hoeft Koolmees te benijden. Hervorming van de arbeidsmarkt is een onmogelijk dossier. Wie slim is, slaat geen mijlpalen, maar zorgt ervoor zijn vingers niet te branden,” zo schrijft De Waard.

Wat als we een stapje verder denken. Flexibel werk leidt tot onzekerheid, dat klopt. Maar wat als dat geen onzekerheid over werk is maar over inkomen? Onzekerheid over de mogelijkheid om de rekeningen nog wel te kunnen betalen en je kinderen te eten te geven? Onzekerheid omdat de ww is uitgekleed en de bijstand geen pretje is.Zou het bieden van fatsoenlijke zekerheid, zonder al die bureaucratische fratsen en het leveren van een ‘tegenprestatie’, een oplossing kunnen bieden voor de ‘onmogelijke’ opgaven van Koolmees?

Zou zekerheid van bestaan de onzekerheid van het hebben van betaald werk draaglijk maken? Een uitkering voor iedereen met de ‘Wet fijn dat je er bent’ als basis? 

Buigend riet

“Ook het nieuwe kabinet probeert de groeiende kloof tussen vast en flex te keren. De wet Arbeidsmarkt in Balans moet vast werk minder vast maken en flexibel werk minder flexibel. Maar de plannen van D66-minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken zijn door zowel de werkgevers als de vakbonden al zwaar bekritiseerd. Dat is zorgelijk, vindt hoogleraar Wilthagen. ‘Nederland zit al in de Europese kopgroep met tijdelijk werk. We moeten niet Spanje nog verder achterna gaan, met een grote groep werknemers die in onzekerheid moet leven.’” Deze alinea bevat de centrale boodschap van een artikel van Wilco Dekker over flexwerken in de Volkskrant. 

Riet

Foto: PxHere

Aanleiding voor het artikel is de sterke stijging van flexwerk die blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor Statistiek. En flex levert problemen: “Flexwerkers verdienen minder, bouwen geen of minder pensioen op, hebben minder opleidingsmogelijkheden en krijgen lastiger een hypotheek, dus ze hebben een veel zwakkere positie dan mensen met een vast contract,” zo zegt hoogleraar Arbeidsmarkt Ton Wilthagen. Om daaraan wat te doen moet flex dus minder flex en vast minder vast. Maar hoe vast moet flex worden en hoe flex vast? Wat is de juiste balans? Wat is vast en flex genoeg zodat er voldoende pensioen wordt opgebouwd, voldoende opleidingsmogelijkheden zijn en een hypotheek kan worden verkregen?

Is dat vaste dat toch flex moet zijn of dat flex dat toch ook vastigheid in zich moet hebben alleen maar via de kant van arbeidscontracten en arbeidswetgeving te regelen? Via wetten met termijnen waarin verplichtingen worden opgelegd om na x-contracten of een x-periode iemand in vaste dienst te nemen? De ervaringen leren dat er tot nu toe geen wet kon worden bedacht zonder ‘gaten’ waarvan weer grif gebruikt wordt gemaakt.

Als het probleem van te ‘flex’ lagere beloning en groeiende onzekerheid is, zouden er dan ook andere mogelijkheden zijn om voor meer zekerheid te zorgen? Om mensen te beschermen tegen die lagere beloning? 

Zou een onvoorwaardelijk basisinkomen hier uitkomst kunnen bieden? Omzeilt dat niet het probleem dat flex te flex en vast te vast wordt? Zou dat niet het ‘riet’ kunnen zijn dat stevig verankert flexibel meebuigt met de wind?