Uitgelicht

Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet

Premier Rutte: “wees met name op 1 juli 2023, als het officieel 150 jaar geleden is dat de slavernij in het koninkrijk werd afgeschaft. ‘Maar het proces is pas echt klaar als de discriminatie van mensen vanwege hun huidskleur is gestopt,” zo lees ik in de Volkskrant. Een bijzondere soap rond excuses voor het slavernijverleden. Dat bijzondere is gelegen in het oorzakelijk verband dat er wordt gelegd tussen verschillende feitelijke constateringen.

De eerste feitelijke constatering is dat het begrip racisme een steeds ruimer wordt ingevuld. Volgens de Van Dale is racisme de: “opvatting dat mensen met een bepaalde huidskleur beter zouden zijn dan mensen met een andere kleur, gebruikt als rechtvaardiging om mensen met een andere kleur slecht te behandelen.” Racisme is daarmee een handeling, een actie op basis van een bewuste gedachte. Hier schreef ik al eens een prikker over naar aanleiding van een bijzonder gesprek onder een artikel van Vera Mulder bij De Correspondent met als titel Nog een blik, weer een opmerking: racisme is één plus één plus één. Een gesprek waarin ik Mulder vroeg naar haar definitie van racisme en die niet kwam, want: voor één alomvattende definitie is het onderwerp, het systeem, de ervaring te complex, maar het betrekken van systemisch en onbedoeld racisme in dit gesprek is onontbeerlijk in het ontmantelen ervan” Zonder een duidelijke definitie van is een zinvol gesprek onmogelijk omdat iedereen dan iets anders bedoeld. Dan wordt het zoiets als het partijtje ‘bunkertrefbal’ dat mijn aspiranten honkballers laatst speelden. Op mijn vraag wat ze het laatste half uur wilden doen, kwam het antwoord bunkertrefbal. Ik had geen idee wat het was, maar zij wisten precies wat er werd bedoeld. Totdat ze gingen spelen en er boze gezichten kwamen. Wat bleek, ze speelden met verschillende regels.

Feitelijke constatering twee: als jezelf, je ouders of grootouders van elders naar Nederland gekomen zijn, dan heb je niet dezelfde mogelijkheden als iemand bij wie dat wel het geval is. Als nieuwkomer mis ontbreekt het je aan kennis van de samenleving waar te naartoe migreert. Maar belangrijker dan het ontbreken van die kennis is het ontbreken van kennissen. Je mist een netwerk waardoor het zeer lastig wordt om een plek te vinden die bij je capaciteiten past. Dat laatste heb ik in een eerdere prikker ‘nieuwkomers nadeel’ genoemd. Het gebrek aan kennis is daarbij makkelijker op te lossen dan het gebrek aan die kennissen. Het ‘opklimmen in de rangen’ na migratie kost meerdere generaties tijd

Dan de vierde feitelijke constatering het feit dat Nederland koloniën had. Een feit dat niet is te ontkennen. Het woord kolonie kent een oud Griekse geschiedenis. Werd het te druk in een stad of gebied, dan trok een deel van de inwoners weg naar een leeg stuk land en stichtte daar een onafhankelijke ‘zusterstad’. Als er tegenwoordig over koloniaal verleden wordt gesproken, dan wordt vooral de periode na 1500 waarin Europa economisch en militair de wereld steeds meer ging overheersen[1]. Het streven naar een zo groot mogelijk rijk, was echter niets nieuws. Het enige nieuwe eraan was dat het op wereldschaal gebeurde. De diverse Chinese dynastieën, de Perzen, het Egypte van de farao’s, de Romein, de Magadha, de Olmeken, Inca’s, Azteken, het Islamitische rijk, de Mongoolse horden, allemaal streefden ze naar ‘werelddominantie’ in de hun bekende wereld. Dat Mongoolse rijk wordt qua omvang in de geschiedenis trouwens alleen overtroffen door het Britse Rijk. Tot de Russische inval in Oekraïne waren velen ervan overtuigd dat het veroveren van gebieden tot het verleden behoorde. Wat niet wil zeggen dat het streven naar ‘werelddominantie’ en als je die hebt het behoud ervan, tot het verleden behoort.

Als vijfde het feit dat slavernij is eeuwenlang een algemeen aanvaard maatschappelijk gebruik was. Wat hierbij onder invloed van het christendom en de islam ook geleidelijk algemeen gebruik werd, was dat je geloofsgenoten niet tot slaaf mocht maken. Algemeen aanvaard maar niet door iedereen. Vanaf het midden van de achttiende en versneld in de negentiende eeuw komt daar verandering in. Een bijzondere periode in de West-Europese geschiedenis. Bijzonder omdat heel veel zaken die tot de mores in vroeger eeuwen behoorden, ter discussie werden gesteld. Het is de periode dat Adam Smith zijn Theory of Moral Sentiment waarin hij de emoties en hoe die zich tot elkaar verhouden onderzocht en het beroemdste The Wealth of Nations waarin hij de economische ontwikkeling beschrijft. Met daarin de beroemde passage van de onzichtbare hand. De tijd waarin Immanuel Kant zijn drie ‘kritieken’ schreef[2] en Zum ewigen Frieden. Het tijdperk van de Verlichting, door diezelfde Kant omschreven als: “het uittreden van de mens uit zijn onmondigheid waaraan hij zelf schuldig is. Onmondigheid is het onvermogen gebruik te maken van zijn verstand zonder leiding van een ander. Aan deze onmondigheid is men zelf schuldig wanneer de oorzaak ervan niet ligt in gebrek aan verstand maar ligt in het gebrek aan beslissing en moed het verstand te gebruiken zonder leiding van een ander. ‘Sapere aude!’: ‘Heb de moed te weten’ (d.i. gebruik te maken van uw eigen verstand), is derhalve het devies van de Verlichting’.[3] De leiding van de ander waar de mens het zonder zou moeten doen, betrof vooral de religieuze dogma’s.

Dat ‘gebruik maken van het eigen verstand’ bleef niet zonder gevolgen. Smith, Kant en vele anderen schreven daardoor hun boeken. Het ‘door god gegeven recht’ van heersers werd ter discussie gesteld. Sterker nog, ze konden worden afgezet. Democratie’ werd onderdeel van het gesprek. Nadenken leidde tot de ‘stoommachine’ en ander uitvinding en via Smith tot het nadenken over en proberen te verklaren van iets wat we nu ‘de economie’ noemen. De verlichting leidde ertoe dat er zoiets als een ‘publieke ruimte’ ontstond alwaar over van alles en nog wat gedebatteerd kon worden, dat er kranten ontstonden. De Verlichting leidde tot het ter discussie stellen van god en de godsdienst. De Verlichting leidde er toe dat er allerlei emancipatie- en burgerrechtenbewegingen ontstonden en dus ook een beweging die de slavernij wilde beëindigen. Aan de andere kant leidde de Verlichting ook tot het nadenken over overeenkomsten en verschillen tussen mensen. Ze stond daarmee ook aan de wieg van wat we nu racisme noemen. Want zelf nadenken en willen weten, wil niet automatisch zeggen dat er hetzelfde wordt gedacht en dat voor fenomenen eenzelfde verklaring ‘gedacht’.

De Verlichting was een westers verschijnsel. Het deed zich niet voor in China, India of het Perzische Rijk. Dat slavernij nu in theorie overal is afgeschaft, is daarmee te danken het westen. Slavernij was geen ‘westerse’ uitvinding al zijn er mensen die lijken te geloven dat Europeanen slavernij uitvonden. Sterker nog, als je via google zoekt, kun je de bevestiging zien van die feitelijk onjuiste opvattingen zoals ik een klein half jaar geleden al schreef. Afrikanen, Arabieren, Chinzeen, Indiërs, authentieke Amerikanen, slavernij kwam overal voor. Het oudste ‘wetboek’ de Codex Hammurabi van zo’n 38 eeuwen geleden, spreekt op verschillende plekken over slaven. In de periode van 800 tot 1900 vonden minstens zoveel tot slaaf gemaakte Afrikanen hun weg naar de Arabische wereld. En nee, met die Codex werd slavernij niet ingevoerd. De Codex reguleerde de bestaande praktijk en gaf aan welke straf er op overtreding van die praktijk stond. De afschaffing ervan begon in Europa door het in wetboeken te verbieden en door het verbod ervan vervolgens ook in andere delen van de wereld af te dwingen.

Het wordt bijzonder als deze feitelijke constateringen worden gecombineerd tot een alles verklarende theorie. Die combinatie werd in 2021 beschreven door Fati Benkaddour in een artikel bij Joop: “Racisme is niet een gevolg van historische, militaristische, kapitalistische en economische bewegingen die door de tijd heen at random gebeurden en die de politieke status quo, tegenovergestelde culturele waarden en scheve machtsverhoudingen tussen bevolkingsgroepen, in Nederland hebben veroorzaakt. Racisme ís er de oorzaak van. En dat niet alleen, racisme is een vorm van antisociale persoonlijkheidsproblematiek: narcisme.”  Racisme is in Nederland de oorzaak van historische, militaristische, kapitalistische en economische beweging, aldus Bendakkour. Dus zonder racisme geen ‘geschiedenis’ in Nederland en ook geen kapitalisme, militarisme en economie. Zonder racisme zou het hier stilstaan. Zou dat alleen voor Nederland gelden? Zou er in andere delen van de wereld wel historische, militaristische, kapitalistische en economische beweging mogelijk zijn zonder racisme? Nederland als een soort uitzondering op de regel? Ik probeer me een voorstelling te maken van hoe Nederland er dan uit zou hebben gezien, maar een echt beeld kan ik me er niet bij voor de geest halen. Zouden we hier dan nog in de Middeleeuwen leven? Zou een deel van het land dan nog steeds door de Romeinen bezet zijn? Allebei zou erg lastig zijn als Nederland die uitzondering was. Het Romeinse Rijk zou dan immers nog alleen in Nederland bestaan en alleen Nederland zou dan nog last hebben van invallen van Noormannen. Alhoewel, dat zou niet kunnen, die Noormannen hebben immers wel een geschiedenis, militarisme, kapitalisme en economische ontwikkeling. Dit lijkt mij een heel onwaarschijnlijk scenario.

Een andere mogelijkheid is dat Nederland geen uitzondering op de regel is. Dat zou betekenen dat racisme de oorzaak is van ‘historische, militaristische, kapitalistische en economische bewegingen.’ Dat zou betekenen dat racisme de motor is achter alle menselijke ontwikkeling. Dan waren de Romeinen racisten net als de Qing-dynastie, de oude Egyptenaren, de Maya’s en de Azteken. Maar wacht eens, als we nog wat verder teruggaan in de geschiedenis van de homo sapiens dan zijn onze verre voorvaderen uit oost-Afrika weggetrokken en hebben ze zich over de hele wereld verspreid vanwege racisme. Ook dat lijkt mij heel onwaarschijnlijk want als we teruggaan naar de eerste afsplitsing van de eerste groep homo sapiens, dan was het familie die zich afsplitste. Zou racisme werkelijk ten grondslag liggen aan die eerste afscheiding? Ik was er, net als Benkaddour niet bij, maar ik waag het ernstig te betwijfelen.  Als Nederland geen uitzondering op de regel is en als de regel zelf vastloopt, dan rest er maar één andere mogelijkheid: Benkaddour verkoopt grote onzin. Haar bewering slaat als de welbekende tang op het varken.

Toch zijn er velen die deze tang toch in meer of mindere mate op een varken vinden lijken. Die noemen ‘racisme’ als verklaring voor het eerder behandelde nieuwkomers nadeel. Die zien slavernij doorwerken in de huidige sociale ongelijkheid in Nederland. Die zien overal racisme en institutioneel racisme en zien daarin een voorzetting van de ‘koloniale verhoudingen’. Die zijn als de welbekende hamer die in alles een spijker ziet. Die beweren in navolging van Gloria Wekker dat: West-Europese landen hebben eeuwen deelgehad aan een algemeen Europees ethos – een ‘cultureel archief,’ zoals Edward Said het noemt in zijn boek – waarbinnen ze de plicht hadden om zich buiten hun eigen gebied te begeven en andere volkeren aan zich te onderwerpen.”  Die betogen zoals Angélique Duindam in de Volkskrant dat er een: “systeem bedacht (is) waarin we andere mensen konden ontmenselijken.” Het ‘Risk- kaartje met Saids opdracht’ waar Wekker het overheeft en Duindams ‘bedenken’ verwijzen naar een ‘voorbedachte rade’ waarover mijn vorige prikker handelde. De feiten laten zien dat Europeanen zich over de wereld verspreidden, zich dus buiten hun ‘gebied’ begaven en daarbij volkeren aan zich onderwierpen. Wat Wekker hier doet, is vanuit het heden een ‘voorbedachte rade’ opleggen aan voorouders: ze bezitten koloniën en hebben de daar aanwezige mensen onderworpen dus dat zal dan wel de reden zijn dat ze de wijde wereld introkken. Een ‘voorbedachte rade’ waarvoor elk bewijs ontbreekt. Ze bevoeren de zeeën om de ‘tussenpersoon’ in de handel uit te schakelen en zoveel mogelijk rechtstreeks met de Chinese en Indische bron te handelen, niet omdat ze wilden ‘veroveren’. Dat veroveren en onderwerpen kwam er later bij en was in eerste instantie gericht op het uitschakelen van de ‘West-Europese concurrent’. Het bedachte ‘systeem’ van Duindam is een achterafverhaal om iets te beschrijven. Een achteraf verhaal waarin gebeurtenissen en keuzes van verschillende van onze voorouders op verschillende momenten in de tijd met elkaar in verband gebracht worden en worden gepresenteerd als een logische beschrijving en verklaring van iets. Deze verhalen zijn, om Tom Phillips aan te halen, het gevolg van problemen die ontstaan door short cuts in onze hersenen en dan vooral van de heen short cut  die altijd zoekt naar patronen. “Het probleem daarmee is dat onze hersenen daar zo op zijn gebrand dat ze overal patronen gaan zien, zelfs waar ze helemaal niet zijn.[4]


[1] Bij ‘Europa’ hoorden, na de onafhankelijkheid van Engeland, ook de Verenigde Staten

[2] Kritik der reinen Vernunft (1781), Kritik der praktischen Vernunft (1788) en Kritik der Urteilskraft (1790).

[3] Uit Immanuel Kant, Was ist Aufklärung. Geciteerd bij Historiek.net.

[4] Tom Phillips, De mens. Een kleine geschiedenis van onze allergrootste fuck-ups, pagina29

De luxevalkuil

In zijn boek Sapiens. Een kleine geschiedenis van de mensheid spreekt de historicus Yuval Noah Harari over de luxevalkuil. Ik moest hieraan denken tijdens het lezen van het artikel Op naar het tijdperk van negatieve vooruitgang van Thalia Verkade bij De Correspondent. Waarbij ze het boek The Retro Future van de Amerikaan John Michael Greer als denkkader gebruikt. Verkade: “Greer beargumenteert overtuigend dat je de huidige tijd, waarin we vrijwel ongelimiteerd energie gebruiken, heel goed kan zien als een anomalie.  Een uitzonderlijke fase voor de mensheid, tussen het pre-industriële tijdperk en gede-industrialiseerde tijdperk in.”

Colossus. Foto: Wikipedia

Als ik Verkade en Greer goed begrijp, dan moet de huidige tijd een anomalie blijven. “Wat doet Greer? Die vraagt zijn lezer om zich voor te stellen dat we teruggaan naar de jaren vijftig, als een vorm van vrijwillige technologische regressie. Computers waren zeldzaam, vliegen was onbetaalbaar, sommige nare ziekten konden nog niet worden genezen, maar antibiotica waren er wel al en bibliotheken barstten uit hun voegen.” Dit niet om terug te gaan naar die tijd, maar om te begrijpen dat we met minder ook prima kunnen leven. Een interessante vraag met als antwoord: inderdaad kunnen we met minder ook goed leven. Daarvoor hoeven we niet terug naar de jaren vijftig, maar moeten we kiezen welke technologie wel en welke niet: “Technologische regressie. De-industrialisatie. Daarvoor durven kiezen: daar is het Greer om te doen. Niet om de jaren vijftig terug te halen, of het Victoriaanse tijdperk, maar om te durven begrijpen dat we dertig jaar geleden ook prima zonder e-mail en smartphones konden. Dat het idee dat we daar nu niet meer zonder kunnen, een geloof is, en geen gegeven.”

Inderdaad heeft de mensheid het gros van haar tijd op deze planeet geleefd zonder industrie en met een heel laag energie gebruik. Als je die hele bijna 300.000 jarige geschiedenis van de Homo sapiens bekijkt en de nog langere geschiedenis van de andere mensensoorten die onze planeet hebben bevolkt, dan lijkt onze huidige ‘energieslurpende industriële samenleving’ een uitzondering. Maar is onze huidige tijd wel een anomalie?

Wat bestudering van het verleden laat zien, is dat de mens steeds meer energie is gaan gebruiken, steeds naar manieren heeft gezocht om de beschikbare energie efficiënter te gebruiken. En dat is niet iets van de laatste honderd jaar. Het begon al bij Lucy, een van onze verre voorouders. De journalist en cabaretier Tom Phillips (hij studeerde archeologie, antropologie en geschiedenis) beschrijft het in zijn boek De Mens. Een kleine geschiedenis van onze allergrootste fuck-ups op een komische wijze het leven van Lucy. “Lang, lang geleden, toen de zon op een dag opging boven de weidse rivierdalen en vlakten van Ethiopië, hing een jonge mensaap wat rond in een boom. Wat ze die dag precies dacht of deed zullen we wel nooit weten. Waarschijnlijk zat ze te bedenken hoe ze iets te eten kon vinden, of een partner, of misschien tuurde ze nieuwsgiering naar de boom ernaast om te kijken of dat een betere boom was. Ze wist hoe dan ook niet dat de gebeurtenissen van die dag haar het beroemdste lid van haar soort zouden maken, en zelfs als je haar dat op een of andere manier kon vertellen, dan nog zou het concept ‘roem’ haar niets zeggen. Ze wist ook niet dat ze in Ethiopië zat, want dit alles gebeurde miljoenen jaren voordat iemand op het lumineuze idee kwam om lijnen op een kaart te tekenen en de aldus ontstane vormen namen te geven waar we oorlog om konden voeren.” Wat die jonge mensaap zo bijzonder maakte, was dat zij en haar soortgenoten iets andere heupen en benen hadden dan andere mensapen. Dit maakte het mogelijk om te lopen. Waarom werd deze mensaap zo beroemd? Phillips vervolgt: “Toen viel ze uit de boom en was op slag dood.”  Dat maakt haar niet speciaal. Het volgende wel: “Pak ‘m beet 3,2 miljoen jaar later zou een andere groep mensapen – deels inmiddels in bezit van een doctorstitel – haar gefossiliseerde botten opgraven. Omdat het in de jaren zestig gebeurde en ze op dat een moment luisterden naar een populair liedje van een tamelijk stonede groep Liverpoolers, besloten ze haar Lucy te noemen. Ze was een gloednieuw soort – de soort die we nu Australopithecus afarensis noemen  – en ze werd ingehaald als de ‘missing link’ tussen mensen en apen.[1]Nou ja gloednieuw. De soort was al miljoenen jaren geleden uitgestorven, ze was wel ‘nieuw’ in de keten van de menselijke soorten waarvan er tot dan toe resten waren gevonden.

Bron: Flickr

Nu zal je je afvragen wat dit met energie en het efficiënter gebruiken ervan te maken heeft. Er waren nog een paar miljoen jaar evolutie nodig om die heupen, benen en de rest van het lichaam zo ‘aan te passen’ voor we ons ‘hemerodromen’ konden noemen. Een woord dat Madeleine Böhme en haar coauteurs gebruiken in hun boek Hoe wij mensen werden. Een geheel nieuwe kijk op de oorsprong van de mens. Een woord waarmee zij uitlegt wat dit met energie te maken heeft. ““Hemerodromen of ‘daglopers’ heetten in het klassieke Griekenland de ijlbodes die in enkele uren grote afstanden konden afleggen om belangrijke berichten over te brengen. De beroemdste ijlbode was Pheidippides. Om hulp te vragen voor de op handen zijnde slag tegen de Perzen bij Marathon stuurde veldheer Miltiades hem in 490 v. Chr. van Athene naar Sparta. Volgens de overlevering legde Pheidippides de 246 kilometer lange afstand in nog geen twee dagen af – een bijna ongelofelijke prestatie. Waarom werd er geen paard gestuurd?[2]Een interessante vraag: waarom geen bode te paard gestuurd? Een paard rent veel sneller.  Gelukkig geven ze ook het antwoord op deze vraag. De mens is de meest efficiënte duurloper op deze aardbol. Pheidippides liep 246 kilometer in twee dagen door bergachtig terrein. Topatleten leggen tegenwoordig nog grotere afstanden af dan Pheidippedes: “Simpel gezegd is hardlopen een soort voortdurend naar voren vallen en het lichaam steeds weer opvangen. De vorm van rennen met hogere snelheid is verrassend energetisch efficiënter dan het pendelsysteem van gewoon lopen.[3]Een voorbeeld van efficiënter energiegebruik. Dit maakte onze voorouders tot succesvolle jagers en maakte het mogelijk dat ze zich over de Aarde verspreidden en in omvang groeiden.

Dan La Guerre du Fue. De titel van een Frans-Canadese film uit 1981 in het Engels vertaald als Quest for fire. In de film heeft een stam cro-magnon mensen een kleine vlam die ze altijd brandend moeten houden. Dooft de vlam, dan hebben ze geen vuur meer omdat ze niet weten hoe ze vuur moeten maken. Als het vuur toch dooft, moeten ze eropuit om vuur bij een andere stam te stelen. De film speelt zich zo’n 80.000 geleden af zo tegen het einde van het midden paleolithicum (3000.000 tot 35.000 jaar geleden). Een periode dat meerdere mensensoorten de aarde bewoonden. Op het belangrijkste punt gaat de film echter mank. “Een internationaal gezelschap van onderzoekers ontdekte achter in de grot – ongeveer dertig meter van de ingang en twee meter onder de bodem – talrijke overblijfselen van verschroeide botten en plantenresten, direct naast vuistbijlen en andere vroeg-menselijke werktuigen die van de vertegenwoordigers van de Homo eregaster afkomstig zouden kunnen zijn. Uit de ligging van de vondsten en de structuur van de achtergebleven asresten konden de archeologen aflezen dat het vuur in de grot niet door een bosbrand was veroorzaakt, maar aangestoken werd. Uit de dikte van de aslaag bleek bovendien dat er steeds opnieuw op dezelfde plek vuur werd gemaakt.[4] Een passage uit Hoe wij mensen werden van Madelaine Böhme, Rúdiger Braun en Florian Beier. Nu leefde Homo eregaster in het vroege Pleistoceen, tussen de 1,9 en 1,4 miljoen jaar geleden. Dus die stammen uit La Guerre du Feu hebben nooit ‘gezocht’ noch ‘gevochten’ om vuur. Ze konden het zelf maken, die innovatie hadden ze te danken aan die Homo eregaster. Met dat onder de knie krijgen van het vuur maken, zijn we aanbeland bij wellicht de belangrijkste innovaties uit de geschiedenis van de mensheid. Vuur geeft energie. Zonder deze innovatie zouden wij, de Homo sapiens waarschijnlijk niet hebben bestaan. Die innovatie was cruciaal voor de ontwikkeling van de mens. Cruciaal omdat beheersing van het vuur de mens bescherming bood in de nacht. Vuur houdt immers dieren op afstand.

Belangrijker echter, vuur zorgde ervoor dat onze verre voorouders gingen koken. “Gegaard voedsel is (…) beter en sneller te verteren en heeft meer voedingswaarde. Daardoor valt er meer energie te halen uit een portie eten. Uit zetmeel houdende voedingsmiddelen als granen en aardappelen komt door koken dertig tot vijftig procent meer energie ter beschikking en uit eieren meer dan veertig procent extra bruikbaar eiwit.”[5] Want toen de mens het koken van voedsel onder de knie had, veranderde er wat in zijn biologie: “De verkleining van de gebitselementen, de aanwijzingen voor een verbeterde beschikbaarheid van energie, de aanwijzingen voor een korter spijsverteringskanaal en het vermogen om nieuwe milieus te exploiteren ondersteunen de gedachte dat het bereiden van voedsel beslissend was voor de evolutie van Homo erectus. En, als we iets verder vooruit kijken, ook voor het ontstaan van het grote hersenvolume van de moderne mens. De grote, complexe menselijke hersenen hebben zoveel energie nodig dat het lichaam daarvoor meer dan twintig procent van de dagelijkse energiebehoefte en zestig procent van de in het bloed opgeloste glucose gebruikt, ook al maken de hersenen maar ongeveer twee procent van ons lichaamsgewicht uit. Een dergelijk luxueus orgaan kan een organisme zich alleen veroorloven als het constant voldoende brandstof tot zijn beschikking heeft.[6]Die brandstof kwam vrij door het koken van voedsel en dan vooral van groenten. Koken dat werd mogelijk gemaakt door het kunnen maken van vuur.

Zonder koken en vuur, geen groot hersenapparaat. Maar ook omgekeerd: een groot hersenapparaat betekent dat er meer energie nodig is en dat er gekookt moet worden. Want zonder koken zouden we met onze huidige herseninhoud veel langer moeten eten: “Tot dat resultaat kwamen Braziliaanse onderzoeksters nadat ze het eetgedrag van moderne mensapen en de energiebehoefte van de hersenen van deze dieren nauwkeurig hadden bestudeerd. Een volwassen gorilla die zich hoofdzakelijk voedt met bladeren, bloemen en vruchten, zou dagelijks meer dan twee uur langer moeten eten om een in verhouding even grote hersenmassa als de onze te verzorgen. Omdat gorilla’s sowieso al bijna acht uur lang eten en voedsel verteren is dat vrijwel onmogelijk. De dagen zijn daarvoor eenvoudig niet lang genoeg.[7]  

En die hersens werden gebruikt. De eigen spierkracht werd al snel aangevuld met hulpmiddelen waardoor er met die spierkracht meer gedaan kon worden. De vuistbijl maakte het ontvellen van het hert makkelijker. Een speer maakte het doden van dat hert makkelijker en de pijl en boog betekende een volgende verbeterslag. De spierkracht van de hond, os, ezel en het paard werden ingeschakeld. Het wiel maakte dat met de spierkracht van zowel mens als deze dieren meer materiaal verplaatst kon worden. Een zeil om de wind te gebruiken om een boot te laten varen. Dezelfde wind of stromen en vallend water om een molen aan te drijven.

De stoommachine van Heron. Bron: Wikipedia

En toen was daar de stoommachine. Nee, die werd niet uitgevonden door James Watt maar door de Griekse wetenschapper Heron van Alexandrië: “Zijn uitvinding bestond uit een holle metalen bal die op een eveneens holle metalen as gemonteerd was. De as eindigde aan beide kanten in een waterreservoir, dat door middel van een vuurtje verhit werd. De bal had aan twee kanten gebogen pijpjes, waardoor de stoom naar buiten blies. Hierdoor werd de bol, net als een raket, voortgestuwd en ging deze draaien.”  Enigst probleem: “Heron had echter geen praktische toepassing aan zijn vinding kunnen koppelen. Daarnaast waren er in de 1e eeuw na Christus voldoende slaven beschikbaar om werk te verzetten, waardoor zijn uitvinding nooit in de praktijk gebruikt werd.” Dus raakte zijn vinding in de vergetelheid. Vanaf de zestiende eeuw werkte de Spanjaard Blasco de Garay aan een met stoom aangedreven schip maar of dat een succes werd is niet duidelijk. In 1690 ging de Fransman Denis Papin ermee aan de slag en vond de zuigerstoommachine uit. De Engelsman Thomas Savery vond een stoommachine uit om water uit de mijnen te pompen: “Helaas werkte zijn machine zeer inefficiënt en verbruikte deze bijna meer kolen dan dat het apparaat opleverde.” Thomas Newcomen combineerde die twee en James Watt verbeterde die weer en maakte er een bruikbaar apparaat van[8]. Het apparaat was veel efficiënter en praktische dan de voorgangers: Met minder energie kreeg je meer resultaat. Positief, maar dat leidde er wel toe dat er veel meer werden gebruikt en dat leidde weer tot meer energiegebruik.

Na de stoommachine ging het snel. In 1806 ontwikkelde de Zwitser Isaac de Rivaz de verbrandingsmotor met als brandstof een mengsel van waterstof en zuurstof. En aan het einde van de eeuw kenden we de benzinemotor van Gottlieb Daimler en de dieselmotor van Rudolf Diesel[9]. Motoren die een transportrevolutie ontketenden wat zorgde voor een forse toename van het energiegebruik. Energiegebruik dat ook toenam door allerlei andere uitvindingen die gebruikmaken van elektriciteit zoals bijvoorbeeld de gloeilamp. Elektriciteit ook een oude uitvinding waarvoor in de negentiende-eeuw praktische toepassingen werden gevonden. In het midden van de twintigste eeuw ontplofte de eerste atoombom waarmee er een nieuw hoofdstuk werd toegevoegd aan het opwekken van energie. Al die energie werd gebruikt om steeds meer zaken te vergemakkelijken en door dat vergemakkelijken werd er juist weer steeds meer energie gevraagd. Elektriciteit maakt een wasmachine mogelijk en door het wasplank te vervangen door die machine schoot het energie verbruik omhoog. Een auto maakt reizen makkelijker, wat weer tot meer reizen leidt en dus meer energiegebruik. De computer maakte zaken makkelijker, dus gingen we meer computers gebruiken en dat ging zo ver dat we er nu een in onze broekzak hebben. Die in onze broekzak gebruikt veel minder energie dan Colossus, de eerste elektronische computer uit 1943, alleen zijn er zoveel ‘broekzakken’ dat ze samen veel meer energie gebruiken.

Een pleidooi om de auto of die ‘computer uit de broekzak’ weer te ‘ont-uitvinden’ lijkt mij gezien onze geschiedenis, erg lastig. En bij dat ‘ont-uitvinden’ moest ik aan de ‘luxevalkuil van Harari denken. In een hoofdstuk over de uitvinding van de landbouw, die hij: “de grootste zwendel van de geschiedenis,” formuleert hij: “Een van de weinige ijzeren wetten van de geschiedenis.” Namelijk: “dat luxe zich vaak ontwikkelt tot noodzaak en dan weer nieuwe verplichtingen schept. Zodra mensen gewend raken aan een bepaalde luxe, gaan ze die voor lief nemen. Daarna gaan ze erop rekenen. Uiteindelijk bereiken ze het punt dat ze niet meer zonder kunnen.[10]  Zo is het volgens Harari ook met de landbouw gegaan. “De agrarische revolutie luidde geen nieuw tijdperk van het goede leven in, maar gaf boeren een leven dat doorgaans zwaarder en onbevredigender was dan dat van verzamelaars. Jager-verzamelaars brachten hun dagen op interessantere, gevarieerdere manier door en liepen minder kans op honger en ziekte. Het staat buiten kijf dat de agrarische revolutie de beschikbare hoeveelheid voedsel voor de mensheid vergrootte, maar al dat extra eten vertaalde zich niet in een beter voedingspatroon of meer vrije tijd. Integendeel, het vertaalde zich in bevolkingsexplosies en verwende elites. De gemiddelde boer werkte harder dan de gemiddelde verzamelaar en kreeg daar ook nog eens slechtere voeding voor terug.[11] Dit ging niet in één slag, maar was een geleidelijk proces waarbij, wat eerst een verbetering van de levensomstandigheden leek, later toch wat negatieve kanten bleek te hebben. Alleen was teruggaan was niet meer mogelijk vanwege de toegenomen bevolking en het verloren gaan van specifieke kennis. De vuistbijl en pijl en boog maakten het jagen makkelijker, maar ook de oorlogsvoering.

Dus nee, de huidige tijd is geen anomalie, ze past in het pad dat de mensheid al een paar miljoen jaar volgt. Namelijk het pad van toenemend energieverbruik. Maar aan energie is geen gebrek. De Aarde krijgt dagelijks 9.000 keer meer nieuwe energie dan we nu gebruiken. Die energie komt van een bron die voorlopig nog lang niet is uitgeput, de zon. Als we erin slagen om die goed te benutten dan hebben we de veelal ‘oude energie’ die we nu gebruiken, niet meer nodig. Vooral echter past onze huidige tijd in het pad van de luxevalkuil. Van verbeteringen die later flinke nadelen blijken te hebben maar dan is het te laat.


[1] Tom Phillips, De Mens. Een kleine geschiedenis van onze allergrootste fuck-ups, pagina 11-12

[2] Böhme c.s, Hoe we mensen werden. Een geheel nieuwe kijk op de oorsprong van de mensheid, pagina 193

[3] Idem, pagina 194

[4] Idem,pagina 201

[5] Idem, pagina 203

[6] Idem, pagina 203-204

[7] Idem, Pagina 205

[8] https://isgeschiedenis.nl/nieuws/historie-van-de-stoommachine

[9] https://www.historamarond1900.nl/uitvindingen/aandrijving/verbrandingsmotor

[10] Harari, Sapiens. Een kleine geschiedenis van de mensheid, pagina 100

[11] Harari, Sapiens. Een kleine geschiedenis van de mensheid, pagina 91-92

De vos, de lama en het racismegesprek

Volgens Vera Mulder van De Correspondent is het gesprek over racisme te simpel: “Frustratie, gevaar, perceptie, onwetendheid, intentie, emotie; allemaal inherent aan het gesprek rond racisme, maar vind er maar eens je weg doorheen. Ze compliceren praten over racisme en dat zorgt er ironisch genoeg voor dat het gesprek zélf vaak oppervlakkig blijft, versimpeld wordt zodat het makkelijk is om kanten te kiezen, dingen te vinden.” Daarom heeft zij met een collega een leeslijst gemaakt om dat gesprek beter te kunnen voeren. Ik denk dat er iets anders aan de hand is.

astronomie, achtergrond, sterrenbeeld, kosmos, donker, mist, sterrenstelsels, oneindigheid, lange blootstelling, Melkweg, humeur
Zoek de vos en de lama. Bron: https://www.pikist.com/free-photo-srqzb/nl

Dat ik nu deze tekst typ en dat u, mijn lezer, deze nu leest, dat doet u bewust. Dat is een bijzondere eigenschap van onze hersenen. Hersenen die Tom Phillips in zijn boek De mens. Een kleine geschiedenis van onze grootste fuck-ups beschrijft als: “… een uiterst opzienbarende machine. We kunnen patronen zien in onze omgeving en daaruit alles opmaken over de wereld en hoe die werkt. We kunnen ons een complex beeld vormen dat meer inhoudt dan wat we met eigen ogen kunnen zien. Vervolgens kunnen we op basis van dat mentale beeld allerlei gedachtesprongen maken en ons veranderingen in de wereld voorstellen die onze situatie kunnen verbeteren. We kunnen die ideeën bespreken met onze medemensen, zodat anderen er verbeteringen aan kunnen toevoegen die we zelf nog niet hadden bedacht zodat kennis en uitvindingen een gemeenschappelijk project worden dat we van generatie op generatie kunnen doorgeven. Vervolgens kunnen we anderen overhalen om samen te werken aan een plan dat voorheen alleen in ons hoofd bestond, en daarmee kunnen we doorbraken bereiken die niemand in zijn eentje zou kunnen maken.”

Van het gros van het werk van onze hersenen zijn we ons echter niet bewust. Tijdens dit typen en voor u het lezen, doen onze hersenen nog veel meer. Ze zorgen ervoor dat onze darmen doorwerken, dat het hart blijft pompen, dat we blijven ademen, dat de lever haar werk doet enzovoorts. Dat gebeurt allemaal op de ‘automatische piloot’. Sterker nog, het gros van dat werk kunnen we zelfs niet ‘bewust’ aansturen. Het immuunsysteem reageert op binnendringende virussen zonder dat ik weet dat ze zijn binnengedrongen. Pas als ik ziek wordt, ben ik me ervan bewust dat er iets is ‘binnengedrongen’. Mijn hersenen wisten dat echter al veel langer. Die waren al veel eerder bezig met het organiseren van mijn ‘verzet’.

Dat is echter niet het enige wat onze hersenen onbewust doen. Sterker nog, de overgrote meerderheid van alle beslissingen die we als mens nemen, gebeuren op de automatische piloot. Die automatische piloot zorgt ervoor dat we iets gedaan krijgen. Als we die niet hadden en alles moesten over- en doordenken alvorens we zouden handelen, dan waren we allang uitgestorven. Dan was het ons nooit gelukt om al die roofdieren die het op ons hadden gemunt te weerstaan. Gegrom betekende ‘wegwezen’ en niet eerst overleggen of het een beer, leeuw, tijger of lynx was en vervolgens, afhankelijk van de conclusie die we trokken, besluiten wat te doen.

In onze moderne samenleving levert dat echter de nodige problemen op. Die ‘automatische piloot’ bepaalt ook onze eerste indruk die we van medemensen hebben. En die indruk kan ons behoorlijk misleiden. Onze hersenen bepalen die eerste indruk namelijk op het ‘vriend -vijand-’ of ‘veilig-onveiligschema’. Dit gebeurt onbewust op basis van de overeenkomsten en verschillen tussen jou en degene die je ontmoet. Hoe meer overeenkomsten, hoe meer kans op ‘vriend’ of ‘veilig’ en omgekeerd.

In zijn boek Ons feilbare denken noemt Daniel Kahneman die automatische piloot ‘systeem 1’ en dit zet hij af tegen ‘systeem 2’. “Systeem 1 werkt automatisch en snel, met weinig of geen inspanning en gevoel van controle. Systeem 2 omvat bewuste aandacht voor de mentale inspanningen die worden verricht waaronder ingewikkelde berekeningen. De werking van systeem 2 wordt vaak gekoppeld aan subjectieve ervaring van handelingsvermogen, keuze en concentratie.” Systeem 2 vraagt aandacht, je moet je concentreren en focussen. Van dergelijke activiteiten kunnen onze hersenen er maar één tegelijk uitvoeren. Dit in tegenstelling tot systeem 1, dat draait om multitasken. Die eerste indruk wordt gevormd met systeem 1 en die indruk toetsen of het werkelijk zo is, moet met systeem 2 en dat kost tijd en moeite en dan gaat het nog wel eens fout.

Onze ‘grijze massa’ is namelijk geen perfect functionerende machine. En eigenlijk is het zelfs niet één machine, het zijn er meerdere. Meerdere hersenendelen, in totaal 21, die ons samen maken tot wat we zijn. Onze hersenen zijn, in de woorden van Phillips:  “… niet het resultaat van een afgewogen ontwerpproces dat als doel had de best mogelijke denkmachine te creëren, maar eerder bestaan (ze) uit een los-vaste verzameling lapmiddelen, broddelwerk en afstekertjes die onze verre voorzaten twee procent beter maakten in het vinden van voedsel of drie procent beter in het communiceren van dingen als: ‘O shit, pas op, een leeuw.’” Nee, verre van dat zelfs. Ja, onze hersenen zijn goed in het zien van patronen. Maar, aldus Phillips: “Het probleem daarmee is dat onze hersenen daar zo op zijn gebrand dat ze overal patronen gaan zien, zelfs waar ze helemaal niet zijn.” Dat kan heel onschuldig: “… als je alleen maar ’s nachts naar de sterren wijst en iets roept als: ‘O, kijk, dat is een vos die achter een lama aanzit.’” Het wordt problematisch aldus Phillips: “Zodra het imaginaire patroon dat je ziet (…) iets wordt als: ‘De meeste misdrijven worden gepleegd door een bepaalde etnische groep’. Als dus het bekende spreekwoord over de hamer en de spijkers haar intrede doet.

Het gesprek over racisme lijkt een gesprek tussen aan de ene kant ‘activisten’ die overal ‘(institutioneel) racisme en racisten’ zien en aan de andere kant mensen die wellicht ‘vossen achter lama’s’ zien rennen maar geen achterstand en zeker geen racisme. En zoals meestal, ligt de waarheid ergens in het midden. Alleen loop je in dat midden grote kans om als spijker te worden gezien door de beide zijden. Ik denk dat het gesprek over racisme daarom geen diepgang krijgt en we niet tot oplossingen komt.

The chances of anything coming from Mars

The chances of anything coming from Mars. Are a million to one, he said. The chances of anything coming from Mars, Are a million to one, but still, they come.” Aldus Jeff Wayne in zijn lied The Eve Of War. Ik moest denken aan dit nummer toen ik op NOS.nl las dat NASA en ESA een missie naar Mars sturen om: “voor het eerst Marsgrond (te) verzamelen om terug te sturen naar de aarde.” Niet helemaal zoals Wayne zingt, want toen namen de Martianen het initiatief, nu ‘wij’ Aardlingen. Maar toch ‘the chances of antything coming from Mars’ worden groter. Of ze groter worden dan ‘a million to one’ weet ik niet want er kan, zo lees ik, veel misgaan. Ook moest ik denken aan het boek De Mens van Tom Phillips.

Bron: WikimediaCommons

Een boek met als bijzondere ondertitel: Een kleine geschiedenis van onze allergrootste fuck-ups. Phillips over zijn intentie met het boek: “Dit is een boek over mensen en ons opmerkelijke vermogen om van alles en nog wat te verkloten. Over de reden dat er voor elke prestatie waar we als soort trots op mogen zijn (kunst, wetenschap, cafés) altijd iets anders is waarbij je alleen maar vol verbijstering en wanhoop je hoofd kunt schudden (oorlog, vervuiling, de trieste cafés op vliegvelden).” In het boek een mooie verzameling van dergelijke ‘fuck-ups’ zoals het meenemen van dieren en planten naar andere continenten. Dieren zoals in 1859 konijnen naar Australië alwaar ze geen natuurlijke vijanden hebben. En ja, aldus Phillips: “Het punt met konijnen is dat ze fokken als … Juist ja.”  Met als gevolg: “In de jaren twintig van de vorige eeuw, op het hoogtepunt van de konijnenplaag, werd de Australische konijnenpopulatie geschat op tien miljard. Dat is zo’n tweeduizend konijnen per vierkante kilometer.”         

Phillips besteedt ook aandacht aan een jongen van twaalf op het Russische schiereiland Jamal die in 2016 stierf aan miltvuur. “In dat gebied was al vijfenzeventig jaar geen miltvuur voorgekomen,” en nu dus wel. Wat was er gebeurd? (D)e uitbraak vond plaats tijdens een zomerse hittegolf waarin de temperaturen vijfentwintig graden hoger uitvielen dan normaal. De hittegolf smolt de permafrost die Siberië overdekt, waardoor ijslagen ontdooiden en bloot kwamen te liggen die decennia eerder waren bevroren, met daarin diepgevroren karkassen van rendieren die in 1941 waren bevroren tijdens de laatste miltvuuruitbraak.” En dat was precies wat vijf jaar eerder twee wetenschappers hadden voorspeld: “als de aarde nog meer zou opwarmen: dat (dan) de permafrost stukje bij beetje zou verdwijnen en dat allang verdwenen historische ziekten dan hun weg naar de wereld zouden vinden.”

“De missie is een noodzakelijke stap om ervaring op te doen om ooit mensen op Mars te laten landen … (en) (u)iteindelijk hopen wetenschappers met de bodemmonsters beter te begrijpen hoe de omstandigheden waren op Mars miljarden jaren geleden, toen de planeet nog een dichtere atmosfeer had en er water stroomde.” Allemaal erg interessant maar laten we hopen dat het staaltje van menselijk technische vernuft dat spullen naar Mars stuurt en ze weer terughaalt, geen allang verdwenen historische Martiaanse ziektekiemen meebrengt. Dat we deze ‘missie’ niet aan het rijtje ‘fuck-ups’ moeten toevoegen. Wil je meer van die ‘fuck-ups’ weten, lees het boek van Phillips. Het is leuk geschreven en bevat de nodige humor.