Uitgelicht

Opzettelijke onwetendheid

“De geschiedenis vraagt om eerlijk onderzoek, niet om ideologische uitwissing.” Met die woorden eindigt een bericht op LinkedIn van Eddy Boevink. Boevink schrijft over de al meer dan honderd jaar durende strijd in wat in 1922 het mandaatgebied Palestina werd. Inderdaad vraagt de geschiedenis om eerlijk onderzoek en daar schort in Boevinks bericht het een en ander aan. Daaraan en aan zijn manier van redeneren.

Bron: Wikipedia

“De slogan “Israël is een koloniaal project” is niet alleen verkeerd, het is ook opzettelijke onwetendheid.” met die woorden begint Het is geen koloniaal project want: “ Het land ten westen van de Jordaan, met inbegrip van Jeruzalem, is niet een recente prijs die met geweld is ingenomen. Het is het 4.000 jaar oude thuisland van het Joodse volk. Archeologie, geschriften en ononderbroken aanwezigheid onder elk rijk bewijzen het. Jeruzalem wordt meer dan 600 keer genoemd in de Hebreeuwse Bijbel en vormt al millennia lang het hart van het Joodse gebed.” Jeruzalem wordt in de bijbel genoemd en er is inderdaad bewijsmateriaal dat duidt op joodse aanwezigheid. En ja, er hebben altijd joden gewoond. Er hebben echter ook andere volkeren gewoond. Gewoond voordat er sprake was van joden zoals de nafutische cultuur, tijdens de hoogtijdagen van de joodse beschaving aldaar zoals de Filistijnen, en het verval van de joodse beschaving woonden er ook diverse volkeren met diverse religies. Boevink pint een moment in de geschiedenis vast en maakt dat tot de maat der dingen. Met evenveel recht en reden zou je een ander moment tot maat der dingen kunnen maken waar weer andere groepen hun claim aan hangen. Jeruzalem wordt ook zeer vaak in Romeinse geschriften genoemd dus zouden ook de Romeinen het gebied kunnen claimen als hunne Of Egyptenaren, de Irakezen als opvolgers van de Babyloniers, de Syriers als opvolgers van de Assyriers en Iran als opvolger van het Perzische rijk. Bovendien maakt die bijbel er ook gewag van dat de Israëlieten na een tocht van veertig jaar door de woestijn het land van Kanaän binnentrokken. Dat zou betekenen dat hun ‘thuisland’ elders was. Er is meer bijzonder aan Boevinks bericht.

Hij vervolgt met “Kolonialisme betekent een buitenlandse mogendheid zonder voorafgaande verbinding die land inneemt. De Joodse terugkeer naar Israël was geen kolonisatie – het was de thuiskomst van een inheems volk dat eeuwenlang verbannen en vervolgd werd.” Over dat ‘inheemse’ heb ik het al gehad. Nu het koloniale aspect. Zo’n vierhonderd jaar geleden vertrokken er schepen vanuit Hollandse havens naar Zuidelijk Afrika. Daar stichtten zij koloniën. Maar, Holland is hun oude thuisland dus zij hebben het recht om de boel hier over te komen nemen. Als zij dat doen is er geen sprake van kolonialisme. Zo’n 5.500 jaar geleden trok het Janma volk vanuit de zuidelijk Centraal Azië Europa binnen. Hoe vreedzaam of gewelddadig dit is gebeurd, weten we niet. Wel bleef er van de hier wonende agrarische samenlevingen niet veel meer over. Meest waarschijnlijke scenario is dat de pestbacterie die de Jamna meebrachten, voor de hier wonenden nieuw was. Wij zijn de verre nazaten van de Jamna. Zuidelijk Rusland en westelijk Kazachstan is ons oude thuisland daar kunnen we dus zo weer naar toe trekken en de boel overnemen. Dat zou geen kolonialisme zijn. Zo’n 70.000 jaar geleden begonnen onze verre voorouders met hun trek ‘out of Africa’. Afrika is ons oude thuisland en dat geeft ons het recht naar Afrika terug te gaan en de boel daar over te nemen. Volgens die redenering kan Afrika niet gekoloniseerd worden omdat het de bakermat is van de Homo Sapiens, ons soort mensen. Klinkt dat belachelijk in de oren? Dat is precies de redenering die Boevink hanteert.

Er is sprake van kolonialisme als de ene groep de andere overheerst en het recht claimt om exclusieve soevereiniteit uit te oefenen over de tweede groep. De koloniserende groep komt daarbij uit den vreemde. De joden die vanaf het begin van de twintigste eeuw naar Palestina trokken, kwamen vanuit den vreemde. Ze kwamen niet thuis. Het was niet zo dat de joden wiens families al eeuwen in Palestina woonden, stonden te juichen met de komst van deze kolonisten. Ook zij maakten zich grote zorgen over het koloniaal gedrag van de nieuwkomers. Ze kwamen en begonnen vanaf het begin een eigen bestuur te vormen. Ze segregeerden zich van lokale bevolking. Ze segregeerden zich en namen steeds meer plek in. Hierbij kregen ze de hulp van de Britten, de gezaghebbers in mandaatgebied Palestina. Want die hadden zichzelf de opdracht gegeven om daar een thuisland voor joden te creëren. Met daarbij de aantekening dat dit geen afbreuk mocht doen: “ aan de rechten en de positie van andere bevolkingsgroepen,” aldus het mandaatverdrag van 19221 Die afbreuk zat echter al in het verdrag want aan de joodse migranten werden rechten toegekend die de er al wonende mensen niet kregen. Toen de Britten zich terugtrokken, namen de kolonisten nog meer land in. Daarbij maakten ze gebruik van taktieken die vergelijkbaar zijn met hetgeen Hamas in oktober 2023 deed. Het land innemen zet zich nog steeds voort en het zou mij niets verbazen als dat koloniseren zich in de toekomst ook richting Syrië gaat uitbreiden. Koloniseren en kolonialisme is daarmee een goede beschrijving van wat er gebeurde en gebeurt.

Boevink vervolgt: “Ondertussen ontstond het idee van een duidelijke “Palestijnse” nationale identiteit pas in de 20e eeuw, na de val van het Ottomaanse Rijk.” Is een nationaliteit dan alleen een nationaliteit als ze van voor 1900 is? Natiestaat en nationaliteit is sowieso niet veel ouder dan van het midden van de negentiende eeuw. Dat het Palestijns nationalisme pas in de twintigste eeuw opkwam, ligt er vooral aan omdat het werd opgeroepen door het zionisme. Door joodse migranten die Palestijns land claimden en bezetten. Het Palestijns nationalisme is een antwoord hierop. Vóór de joodse migratie was er geen reden om je specifiek ‘Palestijns’ te noemen, der was niemand die zich met een ‘ nationaliteit’ definieerde.

Boevink: “Toen de Britten in 1922 het Palestijnse Mandaat splitsten, kregen de Arabieren 80% (Transjordanië) en bleven de Joden achter met een stukje van hun thuisland.” Toen de Britten hun mandaatgebied in tweeën splitsten was 11% van de bevolking van nieuwe mandaatgebied Palestina, joods. Daarvan was, om die moderne termen te gebruiken, ongeveer de helft autochtoon en die zagen de komst van de joodse allochtonen niet zo zitten. Die autochtonen leefden al eeuwen lang vreedzaam samen met hun christelijke en islamitische buren. De Britten splitsten dat gebied niet om een deel aan de Arabieren te geven (Transjordanië) en het andere deel aan de joden (Palestina). Ze splitsen het om te voorkomen dat er overal in het hele gebied problemen ontstonden vanwege koloniserende joden. Die komst van joodse migranten leidde tot veel onrust. De eerste rellen met doden vielen al in 1921. En die onrust kostte de Britten veel (militaire) kruim en als die onrust zich over het hele gebied zou verspreiden, dan was de chaos compleet. Bij het splitsen werd joodse migratie naar Transjordanië verboden.

Hij gaat verder: “Tegen 1948 controleerden Arabische staten meer dan 5 miljoen vierkante mijl; Het aandeel van Israël was klein. Maar binnen enkele uren na zijn onafhankelijkheid werd het binnengevallen door vijf Arabische legers, niet om een Palestijnse staat te creëren, maar om een Joodse staat uit te wissen.” Vijf Arabische legers die binnenvielen is bezijden de waarheid. Vijf Arabische landen verklaarden de oorlog. Dan even de feiten: “Ondanks het breed levend beeld van het Israëlische leger dat in het niet viel bij de zeven binnenvallende legers, weten we dat Israël in 1948 in werkelijkheid meer manschappen en meer wapens had dan zijn tegenstanders. Er waren in 1948 maar vijf reguliere Arabische militaire machten op de been, aangezien Saudi-Arabië en Jemen geen noemenswaardig leger hadden. Vier van die legers trokken het Mandaat Palestina binnen (het minuscule Libanese leger is nooit de grens over gegaan) en twee daarvan, het Arabische Legioen van Jordanië en de Irakese strijdkrachten, hadden van hun Britse bondgenoten het verbod gekregen om de grenzen van de gebieden die door de opdeling aan de joodse staat waren toegewezen, te overschrijden en voerden dan ook geen invasie in Israël uit.” 2

Wat Boevink ook vergeet is dat de Palestijnse bevolking geen noemenswaardige wapens had, geen leger en geen leiderschap. Dat was hun uitgangspunt op het moment dat de Britten zich terugtrokken. Zij hadden geen wapens, leger en leiderschap omdat zij twaalf jaar eerder in opstand waren gekomen tegen de toenemende joodse migratie en de verkoop van grond aan joden. Bovendien wilden zij een representatieve regering. En niet eentje waarin zij, een meerderheid van de bevolking, in de minderheid waren en het joodse deel oververtegenwoordigd. Die opstand begon in Jaffa en Nabloes met een algemene staking Die staking liep uit in gewelddadigheden en een opstand toen de Britse politie het vuur opende op de protesterende Arabieren. Dit groeide uit tot een Palestijnse opstand die drie jaar duurde.

Bij het neerslaan van die opstand maakten de Britten gebruik van de door hen getrainde en bewapende Haganah, een strijdgroep bestaande uit joodse kolonisten waaruit later het IDF is gegroeid. De manier waarop Israël nu in Gaza en eigenlijk al jaren tegen de Palestijnen optreedt, is een voortzetting van de manier waarop de Britten met verzet van Arabische kant in Palestina omgingen: collectief straffen. Collectief straffen door het opleggen van boetes, het in bezit nemen van vee, het vernielen van huizen en soms hele dorpen en het detineren van groepen in concentratiekampen, die vervolgens de kans liepen om gemarteld en gedood te worden. Zo werden na de Arabische opstand onder andere 5.000 huizen vernietigend, 150 Arabische leiders ter dood veroordeeld en andere leiders verbannen. Resultaat van de opstand was dat de Arabieren zonder leiders zaten en door de Britten werden ontwapend. Dit terwijl de Britten veiligheidsafspraken maakten met het joodse leiderschap, dit van wapens voorzag en een deel van de kosten ervan voor haar rekening nam. En net zoals nu was een veelvoud van de doden en gewonden Arabier. Nog geen 600 doden aan Britse en joodse kant tegen ongeveer 5.000 aan Arabische kant. Wrang voor de Britten is dat de kolonisten het geleerde en de wapens in de jaren voor 1948 tegen hen inzette. Een voorbeeld daarvan is de bomaanslag op het King Davidhotel.

Boevink is nog niet aan het einde van zijn betoog: “Palestijnse vluchtelingen zijn 75+ jaar lang opzettelijk staatloos gehouden door Arabische regeringen om hun lijden tegen Israël te bewapenen, terwijl Israël 850.000 Joodse vluchtelingen absorbeerde die uit Arabische landen waren verdreven in een van de grootste vluchtelingenintegraties in de moderne geschiedenis.” Die vluchtelingen zijn niet stateloos omdat de Arabische regeringen hen zo houden om dat als wapen tegen Israël te gebruiken. Ze zijn stateloos omdat hun land, die Palestijnse staat die in 1948 tegelijk met die joodse zou moeten ontstaan er toen niet kwam, nu nog steeds niet is en er, als het aan de huidige Israëlische regering ligt, nooit komt. Zij leefden tot 1948 onder mandaat van de VN die hen een staat beloofde. Het zijn trouwens niet alleen vluchtelingen die stateloos zijn. Alle Palestijnen in Gaza en op de Westoever zijn stateloos. Ook de Palestijnen die nog het geluk hebben dat ze in het huis wonen dat hun familie als sinds generaties in bezit heeft. Al die mensen zijn stateloos.

Om Boevink te parafraseren: dit zijn de feiten. Feiten die in 2025: “met toegang tot eindeloze geloofwaardige bronnen,” zijn te achterhalen. En inderdaad: “is onwetendheid een keuze.” Ook voor Boevink.

1Zie hiervoor artikel 6 van van het Mandaatverdrag.

2Rashid Khalidi, De honderdjarige oorlog tegen Palestina. Een geschiedenis van kolonialisme en verzet, pagina 105

Uitgelicht

Free Palestine …

We zien twee modellen. Het ene is Gaza. Toen we Gaza verlieten, hebben we Hamas in feite toegestaan ​​een koninkrijk van terreur te creëren. Judea en Samaria, het andere model, is tot hetzelfde gedoemd als we daar weggaan. Er zijn daar ruim driehonderd nederzettingen, bewaakt door het Israëlische leger. Er is terreur, maar op een zeer laag niveau.” Woorden van de Israëlische oud-politicus Aryeh Eldad in een interview in de Volkskrant. Een bijzondere uitspraak waarvan Eldad er wel meer doet.

Bron: Balfour declaration die aan de basis stond van het mandaatverdrag. Bron: BBC

Uitspraken zoals: “Iedereen die echt geïnteresseerd is in de kwestie, begrijpt dat die niet opgelost zal worden door lijnen op de kaart te trekken. Wat speelt tussen Israël en de Palestijnen gaat niet om grondgebied, het is een religieuze oorlog. Dat wordt door de wereld genegeerd.” Bijzonder om twee redenen. Bijzonder omdat het inderdaad niet gaat om ‘lijnen op een kaart’ en ook niet om een religieuze oorlog. Het gaat om bevolkingsgroepen die aanspraak maken op eenzelfde gebied tussen lijnen op een kaart. Het is in feit een burgeroorlog tussen twee bevolkingsgroepen. Maar dan wel een bijzonder soort. Bijzonder omdat één van die bevolkingsgroepen bestaat uit een groep mensen die recentelijke naar dat gebied is gemigreerd en vervolgens de zeggenschap over het gebied heeft verworven. Bij dat verwerven kreeg deze groep steun van de westerse landen omdat deze migranten uit het westen vluchtten voor geweld en vervolging culminerend in de Holocaust. Dat die twee bevolkingsgroepen een andere religie aanhangen, maakt het nog geen religieuze oorlog. Over de ontstaansgeschiedenis van deze burgeroorlog die inmiddels al honderd jaar duurt, schreef ik al eerder. Tot zover de eerste bijzondere reden.

De tweede bijzondere reden is dat het volgens Eldad niet gaat om lijnen op de kaart. Dit terwijl de oplossing die hij aandraagt er eentje is van ‘lijnen op de kaart’: “Een Palestijnse staat? Jordanië kan als zodanig erkend worden. Zoals wijlen koning Hussein al zei, is 70 procent van de bevolking van Jordanië Palestijns. En het grondgebied van Jordanië beslaat 75 procent van het Britse mandaatgebied Palestina. Dus Jordanië is in feite Palestina.” Een oplossing aan de andere kant van een van die lijnen op de kaart. Een oplossing die Geert Wilders ook al eens heeft geopperd.

Elhads oplossing is weer om ook twee redenen bijzonder. Dat een groot deel van de bevolking Jordanië Palestijns is, is precies een gevolg van dat al meer dan honderdjarige conflict. Een eerste grote groep van die Palestijnen vluchtten eerst in 1948 en later in 1967 vanuit wat nu Israël en de bezette Westelijke Jordaanoever is naar Jordanië. Bijzonder om een gevolg van het probleem te presenteren als argument voor oplossing die je voorstelt.

Volgens Elhad, en dat klopt, bestond het mandaatgebied Palestina uit Israël, Jordanië, de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook. Mandaathouder Groot-Brittannië kreeg de zelf geformuleerde opdracht om: “Het land onder zodanige politieke, bestuurlijke en economische omstandigheden te brengen dat de vestiging van het joodse nationale tehuis, zoals vastgelegd in de preambule, en de ontwikkeling van zelfbesturende instellingen verzekerd zijn, en tevens de burgerlijke en religieuze rechten van alle inwoners van Palestina, ongeacht ras of godsdienst, te waarborgen.1Om een Joodse kolonie te stichten zonder afbreuk te doen aan de rechten van de mensen die er al woonden. We kunnen wel stellen dat dit is mislukt en dat hoeft niet te verbazen. In Nederland staat een flink deel van het land geleid door Wilders al op de achterste poten omdat ‘Nederland wordt overgenomen door migranten’ terwijl daarvan geen sprake is. In het mandaatgebied Palestina gebeurde dat wel. Omdat de komst van Joodse kolonisten tot wrevel van de bevolking leidde, besloten de Britten om het mandaatgebied te splitsen in Palestina en Trans-Jordanië en alleen Palestina open te stellen voor Joodse migranten. Zo werd het probleem beperkt, maar dan alleen geografisch. Er is daarmee, zoals Eldad doet, een redenering op te bouwen dat Jordanië in feite Palestina was. Volgens dezelfde redenering is Israël dan ook in feite Palestina

Maar terug naar het citaat van Eldad waarmee ik begon. En dan vooral de laatste zin: “Er is terreur maar op een laag niveau.” Pardon! Terreur op een laag niveau? Dat is nogal een, om een Jiddisch woord te gebruiken, gotspe, een gewaagde bewering. Terreur is op de bezette Westelijke Jordaanoever aan de orde van de dag en dat al sinds de bezetting ervan in 1967. Dat Eldad, die er zelf woont, dat zo ervaart, is te begrijpen. Hij behoort namelijk tot de terroristen, de terreurplegers. Hij en zijn mede kolonisten terroriseren, gesteund door het IDF, het Israëlische leger en de Israëlische regering, de Palestijnse bevolking. Terroriseren door op gewelddadige wijze hun grond en huizen in te pikken. Door checkpoints in te richten die het voor Palestijnen zeer lastig en soms onmogelijk maken om zich te verplaatsen. Door, als er verzet is tegen die bezetting, met grof militair geweld op te treden met vele onschuldige slachtoffers en grote fysieke vernielingen als gevolg.

Eldad: “We zitten daar al 58 jaar. Was dat niet zo, dan hadden we nu overal in het land 7 oktober. Dat is de kern. Ik verwacht dat Israël Judea en Samaria grotendeels zal annexeren. En ik denk dat dat nodig is. De realiteit die we sinds 1967 hebben gecreëerd is onomkeerbaar. De nederzettingen zullen niet worden ontmanteld. We hebben meer dan een half miljoen kolonisten. Israël moet die permanente situatie formaliseren. En net als met Jeruzalem en de Golan zullen sommige landen het uiteindelijk erkennen.” En de vervolgstap noemt hij ook al. Want als de Palestijnen dan nog niet accepteren dat ze moet afliggen en bibberen: “dan zullen we de Palestijnse Autoriteit in A- en B-gebieden moeten afzetten. Ik zou er zelf de voorkeur aan geven dat de staat Israël loopt van de Jordaan tot de zee. De Arabieren hebben het over Palestine from the river to the sea, ik zeg hetzelfde over Israël.”

Beste meneer Eldad, is het nooit in uw gedachten opgekomen dat Israel en vooral de manier waarop het zich gedraagt en het haar burgers toestaat zich te gedragen ten opzichte van anderen, de terreur de Israëlische staat en haar burgers uitoefenen in de bezette gebieden, de oorzaak is van alle ellende, ook van 7 oktober? Nee, dit is geen oproep om iedereen die de afgelopen honderd jaar naar daar is gemigreerd, te verdrijven. Dit is een oproep tot ander gedrag bij alle betrokkenen. Ander gedrag waarbij de grootste verantwoordelijkheid tot dat andere gedrag berust bij de partij met de meeste macht. Om tot vrede te komen moet de macht eerlijk worden gedeeld en dat betekent dat de machtigste partij moet inleveren ten faveure van de minder machtigen en de machtelozen.

1 The British Mandate for Palestine

De Palestijnse kwestie

“Even een vraag. Hoe ziet voor u de toekomst van het vroegere mandaatgebied Palestina eruit?” Die vraag stelde ik onder een bijdrage van de directeur van het Centrum voor Informatie en Documentatie Israël (CIDI) Naomi Mestrum op LinkedIn. In een artikel in de Volkskrant waarin hij verslag deed van de toespraak van de Israëlische premier Netanyahu duidde Peter Giesen op die vraag: “Netanyahu zei niets over de Palestijnse kwestie.” De cruciale zin in Giesens artikel.

bron: Wikipedia

Netanyahu en in zijn kielzog Mestrum betogen dat Israël geen keus heeft dan  door te vechten en Hezbollah en Hamas te vernietigen; “Israël moet Hezbollah in Libanon verslaan,” aldus Netanyahu. Dat is nodig: “om te voorkomen dat de organisatie een 7 oktober-achtige terreuraanval uitvoert.”  Volgens Netanyahu is het simpel: “De oorlog in Gaza kan snel beëindigd worden als Hamas de wapens neerlegt en de gijzelaars vrij laat. Als ze dat niet doen, zullen wij vechten tot de totale overwinning.” Mestrum zegt het hem na: “Wanneer iemand zweert dat hij uit is op jouw vernietiging, kan je dat maar beter geloven. Om die reden heeft Israël geen andere keuze dan Hezbollah uit te schakelen.”

Ik heb geen glazen bol, ben geen helderziende die net als Nostradamus in kwatrijnen de toekomst voorspelt. Dat hoef je ook niet te zijn om te kunnen voorzien dat de vernietiging van Hezbollah en Hamas de oorlog niet zal beëindigen. Ja, het zal een einde maken aan de huidige gevechten in Gaza en Libanon en als je dat als ‘de oorlog’ definieert, en dat is wat Israël en in haar kielzog het gros van de westerse regeringsleiders doet, dan kan het de oorlog beëindigen. Voor het grootste deel van de rest van de wereld in de islamitische landen in het algemeen, de Arabische in het bijzonder en zeer in het bijzonder de Palestijnen zijn de huidige gevechten niet dé oorlog maar een zoveelste slag in een oorlog die al meer dan honderd jaar woedt. De precieze begindatum is moeilijk te geven. Oorlogen beginnen meestal niet met een verklaring en vaak wordt pas achteraf naar een beginpunt gezocht. Zo wordt de Slag bij Heiligerlee van 23 mei 1568 als beginpunt van de Tachtigjarige oorlog gezien terwijl de onrust al van veel eerder datum is en er ook al eerder slagen werden uitgevochten zoals die bij Oosterweel van 13 maart 1567.  Wel duidelijk is dat de twee zijden die elkaar in Gaza bestrijden toen nog niet bestonden. Hamas is van 1987 en Israël van 1948.

Bij het zoeken naar een begindatum van deze oorlog is 2 november 1917, in mijn ogen, een goed te verdedigen beginpunt. Op die dag schreef de Britse minister van Buitenlandse zaken Arthur Balfour een brief aan lord Rothschild, een van de leiders van de Britse joodse gemeenschap met het verzoek die door te geven aan de zionistische federatie van Groot-Brittannië. Een briefje dat bekend werd als de Balfour Declaration en dat een week later werd gepubliceerd in diverse kranten. Een brief waarmee de Britten de steun van de joodse zionisten hoopten te verwerven in hun strijd tegen het Duitse keizerrijk. Een briefje waarmee de Britten de zionisten een thuisland in Palestina in het vooruitzicht stelden. Bijzonder hierbij is dat de Britten hier land aanboden dat niet van hen was. Palestina maakte al sinds het sultanaat van Selim I in het begin van de zestiende eeuw deel uit van het Ottomaanse Rijk.

Daar ligt de oorsprong van het probleem dat uitliep in een nu al meer dan honderd jaar durende oorlog. En hoewel antisemitisme aan de basis ligt van het conflict is het in de basis geen religieuze oorlog tussen joden aan de ene zijde en moslims aan de andere. Het antisemitisme dat aan de basis van het conflict ligt, is christelijk antisemitisme. Christelijk antisemitisme vermengd met zionisme.  Zionisme is: “het streven van een bep. Joodse groepering om een eigen staat te stichten en te behouden.” Zionisme is een nationalistische stroming die ontstond in de tweede helft van de negentiende eeuw. De eeuw van het ontluikend nationalisme. Een stroming waar Theodor Herzl min of meer de ideologische vader van is. Herzl verwoordde zijn ideeën in zijn boek Der Judenstaat uit 1896. Herzl zag ‘een eigen staat’ als enige oplossing voor de in de negentiende eeuw weer oplaaiende haat tegen joden. Het oplaaien van de haat tegen joden werd mede veroorzaakt door het ontluikende nationalisme in Europa. Velen beantwoordden de vraag of joden tot het Franse, Engelse, Nederlandse Hongaarse, Duits enzovoorts volk behoorden met nee. Nee omdat ze geen christen waren en dat betekende dat joden gevaar liepen.

De Balfour Decleration werd zo ongeveer integraal opgenomen in het mandaatverdrag van de Volkenbond aan de Britten. Dat verdrag gaf de Britten de opdracht om: “Het land onder zodanige politieke, bestuurlijke en economische omstandigheden te brengen dat de vestiging van het joodse nationale tehuis, zoals vastgelegd in de preambule, en de ontwikkeling van zelfbesturende instellingen verzekerd zijn, en tevens de burgerlijke en religieuze rechten van alle inwoners van Palestina, ongeacht ras of godsdienst, te waarborgen.[1]  In deze woorden ligt de basis voor de aparte behandeling, of beter gezegd de voorkeursbehandeling van de naar het gebied migrerende joden. De historicus Kahalidi verwoordt dit treffend:Veelzeggend was dat de overgrote Arabische meerderheid van de bevolking (rond de 94% in die tijd) door Balfour niet werd genoemd, behalve op een indirecte manier als de ‘bestaande niet joodse gemeenschappen in Palestina’. Ze werden omschreven als wat ze niet waren, en zeker niet als een natie of een volk – de woorden ‘Palestijn’ of ‘Arabier’ komen in de zevenenzestig woorden tellende verklaring niet voor. De overgrote meerderheid van de bevolking werd alleen ‘burgerlijke en religieuze rechten’ beloofd, geen politieke of nationale rechten. Bij wijze van contrast kende Balfour nationale rechten toe aan ‘het joodse volk, zoals hij het noemde, dat in 1917 een kleine minderheid – 6 procent van de inwoners van het land vormde.[2]”   

In 1920 woonden er ongeveer 720.000 mensen in Palestina waarvan ongeveer 40.000 de joodse religie aanhing. De migratie van zionisten leidde al snel, in 1920, tot botsingen en de eerste doden en gewonden. Niet vreemd want die frictie zien we ook in Europa met de komst van migranten. Zeker als die migranten jouw land zien als het hunne en dus jou als een lastige bijkomstigheid. En dat was de manier waarop de nieuwkomers, zionisten, naar de wereld keken. De huidige gevechten zijn de zoveelste in een zeer lange rij. Een zeer lange rij waarbij de joodse zijde tot nu toe op de steun en sympathie van de westerse regeringen in het algemeen en de militaire grootmacht in het bijzonder kon rekenen. Die militaire grootmacht waren eerst de Britten en nu de Verenigde Staten. Nu moeten Hamas en Hezbollah worden vernietigd. Daarvoor was het de PLO. Daar weer voor waren het de Arabische buurlanden. En ligt de volgend ‘belemmering voor vrede’, Iran, al weer op de loer. Steeds zijn er nieuwe ‘vijanden’ die eerst moeten worden verslagen zodat, om Natanyahu speech aan te halen: “onze burgers naar huis kunnen terugkeren.”

Nu wonen er zo’n 14 miljoen mensen waarvan ongeveer de helft de joodse religie aanhangt. Die helft heeft volledige burgerrechten. De andere helft iets tussen geen rechten en tweederangs burgers. De basis van die ongelijkwaardigheid heb ik hierboven beschreven. Daarnaast leven er in de buurlanden nog zo’n 3,5 miljoenen Palestijnen van wie de ouders in 1948 wegvluchtten in de buurlanden. Het grootste deel in Jordanië, de rest in Libanon, Syrië en Egypte. Mensen die stateloos zijn en vallen onder de verantwoordelijkheid van de Verenigde Naties. Zij hebben een unieke status gebaseerd op VN resolutie 302 van december 1949. Uniek omdat de status met goede redenen anders is dan andere vluchtelingen. Ook deze mensen willen liefst naar huis terugkeren.

Wat er sinds 1917 allemaal is gebeurd, is niet terug te draaien. Maar, zou lijfsbehoud niet beginnen met het opheffen van die ongelijkwaardigheid? Is er niet pas echt vrijheid in het vroegere mandaatgebied Palestina als alle er wonende mensen dezelfde volwaardige burgerrechten en plichten hebben? Zou dat niet de meest effectieve manier zijn om Hamas en Hezbollah te bestrijden? Als die al meer dan honderd jaar durende oorlog ons iets leert, dan is het dat vechten niet tot een oplossing leidt. Vechten leidt, behalve tot dood en verderf, alleen maar tot meer haat. Dus met een antwoord op de vraag naar de toekomst van het vroegere mandaatgebied Palestin. Met een oplossing voor de Palestijnse kwestie. Zonder oplossing van die kwestie komt er geen einde aan de nu al meer dan honderd jaar durende oorlog.


[1] The British Mandate For Palestine

[2] Rashid Khalidi, De honderdjarige oorlog tegen Palestina. Een geschiedenis van kolonialisme en verzet, pagina 39-40

Vrijheid van meningsuiting en de VVD

(C)onstaterende dat er een verontrustende stijging van antisemitische incidenten in Nederland plaatsvindt; overwegende dat de context van de uitdrukking «from the river to the sea» rechtstreeks uit het handvest van Hamas komt en een oproep tot geweld tegen alle Joden wereldwijd inhoudt; verzoekt de regering om de uitdrukking «from the river to the sea» als een oproep tot geweld te beschouwen.” Zo luidt een motie die de Kamer heeft aangenomen. De motie werd ingediend door kamerlid Boon (PVV) en ondersteund door zijn eigen partij en de partijen BBB, ChristenUnie, SGP en VVD.  Een zeer bijzondere en ook schadelijke motie.

Eretz Israël. Bron: Wikipedia

Als het in het handvest van Hamas staat, dan moet het wel fout zijn. Laten we eens kijken wat er in dat Handvest (versie 2017) staat. Punt 2 luidt: “Palestina, dat zich uitstrekt van de rivier de Jordaan in het oosten tot de Middellandse Zee in het westen en van Ras Al-Naqurah (grens met Libanon) in het noorden tot Umm Al-Rashrash (Eilat) in het zuiden, is een integrale territoriale eenheid. Het is het land en de thuisbasis van het Palestijnse volk. De verdrijving en verbanning van het Palestijnse volk uit hun land en de vestiging van de zionistische entiteit daarin doen het recht van het Palestijnse volk op hun hele land niet teniet en verankeren daarin geen enkel recht voor de zich toe-eigenende zionistische entiteit.” Met zionistische identiteit wordt de staat Israël bedoeld. Die passage wordt gevolgd door punt 3: “Palestina is een Arabisch Islamitisch land. Het is een gezegend heilig land dat een speciale plaats inneemt in het hart van elke Arabier en elke moslim.” Hier beschrijft Hamas wat zij onder Palestina verstaan en betitelen het land als Arabisch, Islamitisch. En iets verder in het Handvest, punt 20,  lezen we: “Hamas gelooft dat geen enkel deel van het land Palestina in gevaar mag worden gebracht of zal worden opgegeven, ongeacht de oorzaken, de omstandigheden en de druk en ongeacht hoe lang de bezetting duurt. Hamas verwerpt elk alternatief voor de volledige bevrijding van Palestina, van de rivier tot de zee.” De leus staat er niet letterlijk in maar is een ‘vertaling’ van dit punt. Voor Hamas is Palestina bezet en verklaart, punt 25, dat: “Het verzet tegen de bezetting met alle middelen en methoden is een legitiem recht dat wordt gegarandeerd door goddelijke wetten en door internationale normen en wetten. De kern hiervan ligt (in) gewapend verzet, dat wordt beschouwd als de strategische keuze om de principes en de rechten van het Palestijnse volk te beschermen.”

Hamas betoogt dat de Palestijnen een volk zijn en geeft aan welk gebied het volk als haar thuisland ziet en constateert dat een deel van dat gebied is bezet. Hamas beroep zich hierbij op VN-resolutie 1514 met als titel Verklaring over het verlenen van onafhankelijkheid aan koloniale landen en volkeren van de 14 december 1960. Die resolutie stelt dat: “De onderwerping van volkeren aan buitenlandse onderwerping, overheersing en uitbuiting (…) een ontkenning (vormt) van fundamentele mensenrechten,” en: “in strijd (is) met het Handvest van de Verenigde Naties en (…) de bevordering van wereldvrede en samenwerking in de weg(staat).” En vervolgt met: “Alle volkeren hebben het recht op zelfbeschikking; op grond van dat recht bepalen zij in vrijheid hun politieke status en streven zij in vrijheid hun economische, sociale en culturele ontwikkeling na.” Dat het een legitiem recht is van een volk om zich ook met geweld tegen een bezetter te verzetten, zal door weinigen worden bestreden.

Terreur is een middel dat binnen die regels past, terreur als (Van Dale)‘georganiseerd politiek geweld’. Terreur is een methode om de strijd aan te gaan. Een methode die niet zoveel verschilt van guerrilla, een gewapend conflict waarbij ongeregelde strijders een reguliere krijgsmacht trachten te ontregelen en uit te putten. Waarbij ze vanwege het verschil in vuurkracht een rechtstreekse confrontatie zoveel mogelijk vermijden. Dat verzet en dus die terreur, moet wel plaatshebben binnen de regels van het oorlogsrecht.  Die regels werden op 7 oktober 2023 geschonden aldus de aanklager van het Internationaal strafhof.

Of betogen Boon en zijn collega’s die deze motie aannamen dat het Palestijnse volk, net zoals Poetin over de Oekraïners beweert, niet bestaat? Dat het Palestijnse volk een ‘verzinsel’ is? Volgens de Van Dale is een volk een: “historisch gegroeide gemeenschap van erfelijk verwante mensen met min of meer gelijke taal en gewoonten.”  Een volk is vooral een volk als het zelf vindt dat het een volk is. Die VN resolutie geldt voor volkeren en als de Palestijnen geen volk zijn, dan is die op hen niet van toepassing. Als ze geen volk zijn wat zijn het dan? Het zijn in ieder geval mensen die als tweede- of nog minderrangs worden behandeld door een overheid. De Van Dale geeft nog een tweede betekenis van volk die hierop duidt: “de gezamenlijke bewoners van een staat”.  Ook in dat geval kunnen ze in verzet komen tegen de machthebbers, al dan niet gewapend en daartoe oproepen. “Het is aan ieder bekend dat een vorst, als dienaar van God, geacht wordt zijn onderdanen te beschermen tegen alle onrecht, overlast en geweld, zoals een herder zijn schapen beschermt. De onderdanen zijn niet door God geschapen om de vorst in alles wat hij beveelt onderdanig te zijn en hem als slaven te dienen. De vorst regeert bij de gratie van zijn onderdanen en moet met recht en reden over hen regeren, hen beschermen en liefhebben zoals een vader zijn kinderen liefheeft en zoals een herder met hart en ziel zijn schapen beschermt. Als een vorst zijn plichten niet nakomt, maar, in plaats van zijn onderdanen te beschermen, hen probeert te onderdrukken als slaven, dan is hij geen vorst, maar een tiran. In dat geval mogen zijn onderdanen, na beraadslaging in de Staten-Generaal, hem afzweren en een andere leider kiezen. Dit recht hebben zij te meer als ze hun vorst niet met vreedzame middelen van zijn tirannieke neigingen hebben kunnen genezen. In dat geval hebben ze geen andere middelen om hun natuurlijke vrijheid, waarvoor men zich met hart en ziel dient in te zetten, veilig te stellen. Daarvan zijn diverse voorbeelden bekend uit andere landen en andere tijden.” Aldus het Plakkaat van Verlatinghe waarmee Spaanse koning werd afgezet. De geschiedenis kent meer van dit soort ‘plakkaten’. De opstellers beriepen zich op het natuurlijke recht van onderdanen om zich tegen tirannie te verzetten. Als onze voorvaderen zich het recht toe-eigenden om zich tegen tirannie te verzetten, mogen andere inwoners van een staat dat dan niet ook doen?

Met de aangenomen motie betoogt de Kamer dat een bezet volk niet mag oproepen tot geweld tegen een bezetter. Nu kun je je afvragen of Hamas namens het Palestijnse volk spreekt maar dat is iets wat je je van iedere bevrijdingsbeweging en zelfs van iedere politieke partij, ook in Nederland, kunt afvragen. Hamas is trouwens niet de ‘uitvinder’ van de leus. De PLO maakte er al gebruik van bij haar ontstaan in de jaren zestig van de vorige eeuw. De leus is een spiegel van de zionistische concept Eretz Israel waar de Israëlische onafhankelijkheidsverklaring mee begint. Eretz Israel is het concept dat God aan Abraham, de aartsvader van de joden, het land Kanaän heeft toegezegd. Trouwens die Israëlische onafhankelijkheidsverklaring en de handelswijze van de successievelijke Israëlische regeringen vertonen overeenkomsten met de beginselverklaring en de handelswijze van Hamas. Daar waar Hamas de Arabische gemeenschap om steun vraagt, wordt in de Israëlische onafhankelijkheidsverklaring de steun gevraagd van de joodse diaspora. Steun bij: “de taken van immigratie en opbouw en hen bij te staan in de grote strijd voor de verwezenlijking van de eeuwenoude droom – de verlossing van Israël.”

Twee verklaringen, de Israëlische onafhankelijkheidsverklaring en het Handvest van Hamas die inhoudelijk overeenkomen. Twee verklaringen van twee volken die op basis van natuurlijke en historische rechten aanspraak maken op eenzelfde gebied. De een ziet het als een joodse staat, de andere als een islamitisch Palestijnse. Van die natuurlijke en historische rechten kun je van alles vinden maar dat verandert niets aan het feit dat beide groepen zich erop beroepen en dat ze beiden aanspraak maken op hetzelfde stuk land.

Er is meer. Dat meer betreft Nederland. “Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de wet.” Het eerste lid van artikel 7 van de Nederlandse Grondwet. Dat wordt gevolgd door een tweede lid dat aangeeft dat dit ook voor radio- en televisie-uitzendingen geldt en door een derde lid dat het veralgemeniseert: “Voor het openbaren van gedachten of gevoelens door andere dan in de voorgaande leden genoemde middelen heeft niemand voorafgaand verlof nodig wegens de inhoud daarvan, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.” Dit artikel regelt onze vrijheid van meningsuiting. Als de strekking van deze motie door de regering wordt overgenomen en de leus strafbaar wordt gesteld, dan wordt de vrijheid van meningsuiting in Nederland beperkt. Dan bepaalt de wetgever wat iemand met woorden bedoeld. Dan wordt één interpretatie van een uitspraak tot ‘wet’ verheven. Dan gaat de toevallige politieke waan van de dag het woordenboek bepalen Dat is een weg die we niet op moeten willen gaan. Dat is een weg die de vrijheid van meningsuiting beperkt.

Het meest wrange hierbij is dat de motie werd gesteund door twee partijen die vrijheid in hun naam dragen. De ene partij, de PVV, gebruikt vrijheid als een schaamlap. Ze gebruikt vrijheid maar wil vooral verbieden en beperken wat haar niet bevalt. De andere, is de van oorsprong liberale partij de VVD. Een partij die zichzelf liberaal noemt, wat betekent dat zij: “een samenleving met zo veel mogelijk vrijheid voor mensen willen.” Een partij met vrijheid als eerste van haar vijf kernwaardes. Een partij waarvoor vrijheid betekent dat: “Ieder mens (…) recht (heeft) op een zo groot mogelijke vrijheid. Dat betekent dat je je leven mag leiden zoals je dat zelf wilt. Vrijheid is onmisbaar om jezelf te ontwikkelen en het beste uit jezelf te halen. De persoonlijke vrijheid wordt daarom alleen begrensd als je de vrijheid van een ander schaadt. Daarnaast moeten we rekening houden met toekomstige generaties.” En die dat toelicht met drie voorbeelden waarvan het eerste hier relevant is: “Je mening kunnen geven zonder gearresteerd te worden.” Met het aannemen van deze motie heeft de partij haar ‘liberale veren’ afgeschud en is ze verworden tot een bekrompen conservatieve partij.

Ephraims selectieve feiten

In een opiniërend artikel de Volkskrant geeft de Israelische ambassadeur Modi Ephraim een korte samenvatting van wat er in het Midden-Oosten is gebeurd. Hij doet dit omdat hij constateert dat veel van de mensen die nu protesteren, de groep die hij de volgers noemt, niet weten wat er speelt. Ephraim: “Veel leden van deze groep worden gekenmerkt door hun vrijwel totale gebrek aan rudimentaire informatie over de zaak waarvoor zij zogenaamd strijden. Of een zeer beperkte kennis, die grotendeels is ontleend aan simplistische berichten op sociale media en anti-Israëlische propaganda.” Ephraim geeft wel een heel bijzondere samenvatting in een bijzonder betoog.

Eerst even in het kort het betoog van Ephraim. Volgens Ephraim bestaat de groep die protesteert tegen Israël uit in de basis twee groepen. “De meest dominante groep in veel van de protesten zijn oproerkraaiers die een diepe vijandigheid jegens ‘zionisten’ uitstralen (hun codewoord voor Joden), en wier acties vaak bestaan uit intimidatie, bedreigingen en fysieke aanvallen, niet zelden gericht tegen Joodse studenten.” De andere groep zijn dus de hierboven geschetse groep van meelopers. De bedoeling van een samenvatting is dat er een goed beeld wordt gegeven van hetgeen dat wordt samengevat zonder te vervallen in details en uitweidingen: een “korte weergave”  aldus de omschrijving die de Van Dale bij samenvatting geeft. Ephraims samenvatting of beschrijving van de groep is wel een heel beknopt en eenzijdig . Het zijn jodenhatende oproerkraaiers en voor Ephraim lijken joden en Israël synoniem en ‘onnozelen’ die de feiten niet kennen en zich laten beïnvloeden. Dat er zeer veel mensen zijn die, in tegenstelling tot Ephraim, het onderscheid tussen joden en de staat Israël wel kunnen maken en die dus protesteren tegen het een, de acties van de staat Israël zonder joden te haten en dat dit de overgrote meerderheid is van allen die protesteren, lijkt hij niet te willen zien. Nu maken de acties van een kleine groep ‘jodenhatende oproerkraaiers’ die er ook zijn en die legitieme protesten gebruiken voor hun eigen agenda, het er ook niet gemakkelijker op. En ja, er zijn onder de demonstranten best ook ‘onnozelaars’ zijn die de feiten niet kennen.

Dan naar de samenvatting van de informatie. Ephraim: “Op 7 oktober pleegde Hamas een massale terreuraanval waarbij meer dan 1.200 Israëli’s werden vermoord op de gruwelijkst denkbare manieren. Onschuldige vrouwen en mannen werden verkracht en verminkt. En 240 mannen, vrouwen en kinderen werden naar Gaza ontvoerd. … Hamas heeft beloofd het bloedbad van 7 oktober keer op keer te herhalen, in lijn met zijn genocidale doelstellingen, namelijk gericht op het vernietigen van Israël om het te vervangen door een islamistisch kalifaat. … Hamas heeft de controle over de Gazastrook in handen sinds deze in 2007 met geweld de Palestijnse Autoriteit heeft verdreven. De aanval van 7 oktober was het begin van de huidige oorlog en sindsdien is Israël gedwongen in actie te komen om zijn burgers te verdedigen, de gijzelaars weer thuis te brengen en ervoor te zorgen dat Hamas zijn belofte om het bloedbad van 7 oktober te herhalen niet kan nakomen.”  Even voorop gesteld: alles wat Ephraim hier schrijft is feitelijk juist. Maar … Betekent dit ook dat het een goede samenvatting is van wat er aan de hand is? Het korte antwoord op deze vraag is NEE. Het lange antwoord met de uitleg waarom niet volgt hieronder

Ephraim begint op 7 oktober 2023, het moment van de verwerpelijke aanval van Hamas en ziet het als een strijd tussen Israël en Hamas. Daarom gaat hij terug naar 2007. Wat hij niet vermeld, is dat ‘7 oktober’ past in een reeks van gebeurtenissen die al meer dan honderd jaar teruggaat. Het al meer dan honderd jaar durend conflict tussen zionisten (en nee, een jood is niet gelijk aan een zionist) en Palestijnen. Een jood is iemand die de joodse religie aanhangt. Zionisme is: “het streven van een bep. Joodse groepering om een eigen staat te stichten en te behouden.” Zionisme is een nationalistische stroming die ontstond in de tweede helft van de negentiende eeuw. De eeuw van het nationalisme. Een stroming waar Theodor Herzl min of meer de ideologische vader is. Herzl verwoordde zijn ideeën in zijn boek Der Judenstaat uit 1896. Herzl zag ‘een eigen staat’ als enige oplossing voor de eind negentiende eeuw weer oplaaiende haat tegen joden. En waar moest die staat komen? Herzl noemde er twee: Argentinië en Palestina. Zijn betoog vond bij menig prominent Europese politicus een luisterend en gewillig oor. Een ‘oor’ dat enkele andere mogelijke locaties voor die Joodse staat voorstelden zoals Suriname. De voorkeur van het Zionistische Congres ging om religieuze redenen, uiteindelijk uit naar Palestina. Dit op aandringen van Oost- Europese joden die in die tijd het meeste te lijden hadden onder jodenhaat. Tot 1948 streefde het zionisme naar een eigen staat, na 1948 naar het behoud ervan, het behoud van de staat Israël.

Palestina dus. Vanaf begin twintigste eeuw trokken steeds meer Oost-Europese joden naar Palestina. Nu was Palestina geen leeg gebied. Het maakte al sinds het sultanaat van Selim I in het begin van de zestiende eeuw deel uit van het Ottomaanse Rijk. Een groot rijk waarin vele volkeren woonden dat op godsdienstig gebied redelijk tolerant was maar waar de islam de dominante godsdienst was. Er werd dus gesproken over een gebied waarover men niets te zeggen had en aan de inwoners waarvan men niets had gevraagd. Die inwoners waren overwegend islamiet met minderheden van verschillend christelijk pluimage en joden. Daar trokken zionisten naar toe met als doel om daar een eigen staat te stichten.

In 1917 kregen de zionisten een mooi presentje aangeboden door de Britse minister Arthur Balfour. Die schreef namens de Britse regering het volgende in een brief aan Lord Rottschild, een van de zionistische leiders: “Zijne Majesteits Regering staat positief tegenover de vestiging in Palestina van een nationaal tehuis voor het Joodse volk, en zal zich tot het uiterste inspannen om de verwezenlijking van dit doel te vergemakkelijken, met dien verstande dat niets zal worden gedaan dat afbreuk kan doen aan de burgerlijke en godsdienstige rechten van de bestaande niet-joodse gemeenschappen in Palestina, of aan de rechten en de politieke status die de Joden in enig ander land genieten.” Een brief geschreven om steun van de zionisten te krijgen in de strijd tegen het Duitse Keizerrijk en de met haar verbonden as-mogendheden. Het Ottomaanse Rijk was een van die as-mogendheden.

Na wat we nu de Eerste Wereldoorlog noemen, kregen de Britten van de opgerichte Volkenbond het mandaat over Palestina. In dat mandaatverdrag werd de brief van Balfour geïncorporeerd en kregen de Britten de opdracht om: “het land onder zodanige politieke, bestuurlijke en economische omstandigheden te brengen dat de vestiging van het joodse nationale tehuis, zoals vastgelegd in de preambule, en de ontwikkeling van zelfbesturende instellingen verzekerd zijn, en tevens de burgerlijke en religieuze rechten van alle inwoners van Palestina, ongeacht ras of godsdienst, te waarborgen.” Het verdrag bevatte geen soortgelijk artikel dat de overgrote meerderheid van de bevolking, de Palestijnen, eigen bestuur in het vooruitzicht stelde. Die 94% moesten het doen met de ‘garantie’ van artikel 6 dat stelde: “Het bestuur van Palestina zal, zonder afbreuk te doen aan de rechten en de positie van andere bevolkingsgroepen, de immigratie van joden onder passende voorwaarden vergemakkelijken en, in samenwerking met het in artikel 4 bedoelde joodse agentschap, nauwe vestiging van joden op het land aanmoedigen, met inbegrip van staatsgronden en braakliggende gronden die niet nodig zijn voor openbare doeleinden.” Met het verdrag werden de Palestijnen tweederangs burgers in hun eigen land. Een land dat het ‘joods nationale tehuis’ moest worden.

Aangemoedigd door de tekst in het mandaatverdrag vestigden steeds meer joden zich in Palestina. Die kwamen daarna in steeds grotere getalen en dat leidde tot steeds meer frictie met de er wonende bevolking. Niet vreemd want die frictie zien we ook in Europa met de komst van migranten. Zeker als die migranten jouw land zien als het hunne en dus jou als een lastige bijkomstigheid. En dat was de manier waarop de nieuwkomers, zionisten, naar de wereld keken. De migranten creëerden, gesteund door mandaathouder Groot Brittannië, een eigen parallelle samenleving. Dit leidde al snel, in 1920, tot  botsingen en de eerste doden en gewonden. De eerste echte grote clash vond plaats in 1936 toen de Palestijnen een algemene staking organiseerden in Jaffa en Nabloes. Een staking met drie eisen: stopzetting van de joodse migratie, een verbod op de verkoop van gronden aan joden en de instelling van een representatieve regering. Die staking liep uit in gewelddadigheden en een opstand toen de Britse politie het vuur opende op de protesterende Arabieren. Dit leidde tot een drie jaar durende opstand van de Palestijnen tegen het Britse bestuur. Bij het neerslaan van die opstand maakten de Britten gebruik van zionistische paramilitaire clubs als Hagana. Clubs die door de Britten werden getraind in moderne gevechtstechnieken en effectieve strafmaatregelen tegen mensen die zich verzetten.

Uiteindelijk stuurden de Britten 20.000 soldaten om een einde te maken aan de opstand. De manier waarop Israël nu in Gaza en eigenlijk al jaren tegen de Palestijnen optreedt, is een voortzetting van de manier waarop de Britten met verzet en dan vooral van Arabische kant, in Palestina omgingen: collectief straffen. Collectief straffen door het opleggen van boetes, het in bezit nemen van vee, het vernielen van huizen en soms hele dorpen en het detineren van groepen in concentratiekampen, die vervolgens de kans liepen om gemarteld en gedood te worden. Zo werden na de Arabische opstand onder andere 5.000 huizen vernietigend, 150 Arabische leiders ter dood veroordeeld en andere leiders verbannen. Resultaat van de opstand was dat de Arabieren zonder leiders zaten en door de Britten werden ontwapend. Dit terwijl de Britten  veiligheidsafspraken maakten met het joodse leiderschap, dit van wapens voorzag en een deel van de kosten ervan voor haar rekening nam. En net zoals  nu was een veelvoud van de doden en gewonden Arabier. Nog geen 1.000 doden aan Britse en joodse kant tegen ongeveer 5.000 aan Arabische kant.

Na de overwinning op nazi-Duitsland zochten veel Europese joden een veilig heenkomen. Een grote groep wilde naar de Verenigde Staten maar ook een flink deel naar die ‘eigen staat’ in Palestina. Alleen ging dat nog niet zo makkelijk want de Britten hadden na de Arabische Opstand besloten om de joodse migratie naar Palestina te beperken tot 25.000 eenmalig, 10.000 in de eerste vijf jaar na 1939 en in de vijf jaar daarna zou migratie afhankelijk worden gemaakt van toestemming van de Arabische gemeenschap. Dit zeer tegen het zere been van het joods leiderschap in Palestina. Daarom legde de diverse joodse strijdgroepen zich toe op het naar Palestina smokkelen van zoveel mogelijk joodse vluchtelingen. Een van die ‘smokkelacties’ heeft Leon Uris geromantiseerd in het boek Exodus. Dit boek is later verfilmd. Dit boek en de film hebben het beeld van Israël en ook van de Arabieren lang bepaald. De eerste ten positieve en de tweede ten negatieve. Die verboden migratie en het Britse optreden hiertegen maakte dat de zionisten zich nu ook tegen de Britten keerden: de Joodse Opstand van 1944-1947. Vooral Irgun, een van de joodse strijdgroepen onderscheidde zich met terreurdaden. Daar waar die voor de Tweede Wereldoorlog vooral gericht waren op Arabische doelen en dan vooral Arabieren in het algemeen, waren vanaf medio 1944 ook de Britten het slachtoffer en niet alleen in Palestina.

In 1947, het jaar vóór die terugtrekking, nam de opvolger van de Volkenbond en dus de mandaatgever, de Verenigde Naties, resolutie 181 aan. Een resolutie met een twee statenoplossing, een Joodse en aan Arabische,  die samen een economische unie zouden vormen. Jerusalem en omgeving zou door de VN worden bestuurd. De Arabische zijde zag niets in dit plan, zij wilden wat zij met goede argumenten als hun land zagen, niet verdelen en zeker geen genoegen nemen met 43% van het land terwijl ze twee derde van de bevolking besloegen. De andere zijde, het Joods Agentschap onder leiding van David Ben Goerion zag dit ook niet zitten en riep op 14 mei 1948 vlak voordat de Britten hun mandaat zouden beëindigen de onafhankelijke staat Israël uit en gaf de opdracht aan haar troepen om belangrijke gebieden te bezetten en indien nodig te vernietigen. Dit conform het hiervoor door de Hagana opgestelde plan Dalet. Het voormalige dorp Al-Tantoera is daarvan een schrijnend voorbeeld. Hiermee werd invulling gegeven aan het derde doel dat de Israëliërs zich hadden gesteld: zo min mogelijk Arabieren binnen de grenzen. De andere twee waren de oorlog overleven en als dat lukte zo ruim mogelijke veilige grenzen. De Arabieren in Palestina waren zonder leiderschap en bijna volledig ontwapend door de Britten, geen partij voor de Israëlische strijdkracht. Hulp moest van buiten komen.

Behalve de Arabische buren, erkende bijna alle landen Israël als onafhankelijke staat. Dit paste immers in het afgesproken verdelingsplan. Dat die staat in de erop volgende oorlog datzelfde verdelingsplan schond door zich een groter gebied toe te eigenen dan waarvan in het plan sprake was, leidde afgezien van de Arabische wereld, tot weinig protest. Voor de Arabische buurlanden was die uitroeping van de staat Israël aanleiding om in te grijpen. Zij stuurden hun legers maar dat werd geen succes omdat de invallende troepen niet samenwerkten en niet hetzelfde nastreefden. Dit conflict wordt nog steeds beschreven als David, de kleine nieuwe joodse staat Israël tegen Goliath, de gezamenlijke legers van de Arabische landen. De Palestijnse historicus Khalidi schets een ander beeld: “Ondanks het breed levend beeld van het Israëlische leger dat in het niet viel bij de zeven binnenvallende legers, weten we dat Israël in 1948 in werkelijkheid meer manschappen en meer wapens had dan zijn tegenstanders. Er waren in 1948 maar vijf reguliere Arabische militaire machten op de been, aangezien Saudi-Arabië en Jemen geen noemenswaardig leger hadden. Vier van die legers trokken het Mandaat Palestina binnen (het minuscule Libanese leger is nooit de grens over gegaan) en twee daarvan, het Arabische Legioen van Jordanië en de Irakese strijdkrachten, hadden van hun Britse bondgenoten het verbod gekregen om de grenzen van de gebieden die door de opdeling aan de joodse staat waren toegewezen, te overschrijden en voerden dan ook geen invasie in Israël uit.[1] Zo’n 700.000 Arabieren wachtten niet af en ontvluchtten de nieuwe staat Israël. Een andere ongeveer even grote groep maakte de omgekeerde tocht. Die verlieten Arabische landen omdat ze vreesden voor hun veiligheid maar ook omdat ze het beter hoopten te krijgen in de nieuwe staat Israël. Die 700.000 vluchtten naar de buurlanden en naar Gaza en de Westelijke Jordaanoever. Zij zijn de ouders van de nu ronde zes miljoen Palestijnse vluchtelingen

Deze strijd tussen eerst zionisten en later de staat Israël aan de ene kant en de Palestijnen aan de andere kant is al meer dan honderd jaar aan de gang. En al vanaf het begin is er sprake van een ongelijke strijd. Sinds de verklaring van Balfour staan de Palestijnen op achterstand en worden ze gezien als tweederangs inwoners. Sinds die tijd geldt iets wat Herzl in zijn dagboek schreef: “We moeten met zachte hand het particulier eigendom op de gebieden die ons worden toegekend, onteigenen. We zullen proberen de straatarme bewoners over de grenzen te laten verdwijnen, door in overgangslanden werkgelegenheid te scheppen en hun tegelijkertijd in ons land geen werk te geven. Zowel het proces van onteigening als het verwijderen van de armen moet  discreet en onopvallend gebeuren.[2] Het enige wat sinds die tijd is veranderd, is de zachte hand en de discretie. Wat in 1948 opging, ging op in 1956, 1967, 1972, 1982, in de jaren negentig en nul tijdens de verschillende Intifada’s en gaat nu nog steeds op. Israël is dé macht in het Midden-Oosten. De macht, met nucleaire slagkracht die naar goeddunken en met steun van een supermacht, eerst de Britten en sinds 1967 steeds met goedkeuring van de Verenigde Staten, oorlogen heeft uitgevochten met, en bombardementen heeft uitgevoerd op Egypte, Libanon, Syrië, Irak en Iran. Het bestaan van Israël is nooit bedreigd. Zeker niet op 7 oktober 2023. Israël was en is de bovenliggende partij die zich bovendien door dik en dun gesteund weet door de sterkste militaire en economische macht van de wereld, de Verenigde Staten.

“De feiten doen er niet toe voor de demonstranten.” Met die woorden begint de laatste alinea van Ephraims betoog. Of dat zo is, kan ik niet beoordelen. Wat ik wel kan beoordelen is dat Ephraim er met zijn samenvatting selectief in winkelt en Israël in de slachtofferrol positioneert. Ja, het land is slachtoffer van 7 oktober 2023 dat laat onverlet dat het dader is in de nu al meer dan honderd jaar durende oorlog tegen het Palestijnse volk. Een Palestijns volk waaraan Israël zich niets gelegen liet en laat liggen.


[1] Rashid Khalidi, De honderdjarige oorlog tegen Palestina. Een geschiedenis van kolonialisme en verzet, pagina 105

[2] Citaat is opgenomen in Rashid Khalidi, De honderdjarige oorlog tegen Palestina. Een geschiedenis van kolonialisme en verzet, pagina 15.

Zonder vrede geen veiligheid

‘Dan maken de kleinkinderen van Khalidi het einde van die oorlog niet mee’, dacht ik bij het lezen van een artikel van de directeur van het Centrum voor Informatie en Documentatie Israël (CIDI) Naomi Mestrum in Trouw. Rashid Khalidi draagt zijn boek De honderdjarige oorlog tegen Palestina. Een geschiedenis van kolonialisme en verzet uit 2020 op aan zijn: “kleinkinderen Tariq, Idris en Nur, die allemaal in de eenentwintigste eeuw geboren zijn en hopelijk het einde van deze honderdjarige oorlog zullen meemaken.”  Volgens Mestrum is, en daarmee sluit ze haar betoog af: “Een vredesproces in het Midden-Oosten (…) momenteel onhaalbaar, maar een veiligheidsproces is een must. De ambities van Iran en zijn bondgenoten stoppen namelijk niet bij de Middellandse Zee. De veiligheidssituatie in het Midden-Oosten gaat ons allemaal aan. Het is tijd dat dat besef leidend wordt in het westerse buitenlandbeleid.”  Mestrum legt het probleem bij anderen en dat is wat de Israëlische regering en haar voorlopers al meer dan 100 jaar doen. Anderen staan een oplossing in de weg want die vormen een acute bedreiging voor de staat Israël. Klopt dat?

Eigen foto

De jure ontstond die staat in 1948 toen Israël haar onafhankelijkheid verklaarde enkele uren voordat mandaathouder Groot Brittannië zich zou terugtrekken. Die onafhankelijkheid werd al snel door veel landen, de Verenigde Staten en de Sovjet Unie voorop, erkend. De facto ontstond die staat al eerder. In 1920 gaf de Volkenbond Palestina in mandaat aan de Britten. Het Britse mandaatverdrag voor Palestina bevatte in de preambule de volgende passage: “Overwegende dat de belangrijkste geallieerde mogendheden eveneens zijn overeengekomen dat het Mandaat verantwoordelijk is voor de tenuitvoerlegging van de verklaring die oorspronkelijk op 2 november 1917 door de regering van Zijne Britse Majesteit is afgelegd en door voornoemde mogendheden is aangenomen ten gunste van de vestiging in Palestina van een nationaal tehuis voor het joodse volk, met dien verstande dat niets mag worden ondernomen dat afbreuk zou kunnen doen aan de burgerlijke en godsdienstige rechten van bestaande niet-joodse gemeenschappen in Palestina of aan de rechten en de politieke status die de Joden in enig ander land genieten.”  Hoe dat moest, regelde artikel 3: “Voor zover de omstandigheden zulks toelaten, moedigt het Mandaat de plaatselijke autonomie aan.”  Het vierde artikel regelde dit verder: “Een geschikt joods bureau wordt erkend als openbaar lichaam met het doel het bestuur van Palestina te adviseren en met dit bestuur samen te werken in economische, sociale en andere aangelegenheden die van invloed kunnen zijn op de vestiging van het joodse nationale tehuis en de belangen van de joodse bevolking in Palestina, en, steeds onder toezicht van het bestuur, bijstand te verlenen en deel te nemen aan de ontwikkeling van het land. De Zionistische Organisatie wordt, zolang haar organisatie en statuten naar de mening van het Mandaathouder passend zijn, als zodanig erkend. Zij zal in overleg met de regering van Zijne Britse Majesteit stappen ondernemen om de medewerking te verkrijgen van alle Joden die bereid zijn te helpen bij de vestiging van het Joodse nationale tehuis.”  Er moest een joods nationaal tehuis komen. Een joodse staat waar joden zichzelf bestuurden en ook de andere inwoners zouden moeten besturen. Hiermee kregen de Joodse kolonisten in Palestina zelfbestuur.

Khalidi ziet dit op de Balfour verklaring geënt verdrag als een oorlogsverklaring aan de Palestijnen: “Veelzeggend was dat de overgrote Arabische meerderheid van de bevolking (rond de 94% in die tijd) door Balfour niet werd genoemd, behalve op een indirecte manier als de ‘bestaande niet joodse gemeenschappen in Palestina’. Ze werden omschreven als wat ze niet waren, en zeker niet als een natie of een volk – de woorden ‘Palestijn’ of ‘Arabier’ komen in de zevenenzestig woorden tellende verklaring niet voor. De overgrote meerderheid van de bevolking werd alleen ‘burgerlijke en religieuze rechten’ beloofd, geen politieke of nationale rechten. Bij wijze van contrast kende Balfour nationale rechten toe aan ‘het joodse volk, zoals hij het noemde, dat in 1917 een kleine minderheid – 6 procent van de inwoners van het land vormde.[1]  Het verdrag bevatte geen soortgelijk artikel dat de overgrote meerderheid van de bevolking, de Palestijnen, eigen bestuur in het vooruitzicht stelde. Die 94% moesten het doen met de ‘garantie’ van artikel 6 dat stelde: “Het bestuur van Palestina zal, zonder afbreuk te doen aan de rechten en de positie van andere bevolkingsgroepen, de immigratie van joden onder passende voorwaarden vergemakkelijken en, in samenwerking met het in artikel 4 bedoelde joodse agentschap, nauwe vestiging van joden op het land aanmoedigen, met inbegrip van staatsgronden en braakliggende gronden die niet nodig zijn voor openbare doeleinden.”

Dit mandaatverdrag plaatste het joodse deel van de bevolking in het voordeel. Vanaf het moment dat de Britten Palestina in 1918 veroverden op het Ottomaanse Rijk, konden de joodse kolonisten rekenen op de militaire macht van het machtige Britse rijk en vormden zij de bovenliggende partij. De joodse kolonisten kregen een eigen bestuur met politie en naarmate de tijd vorderde ook een eigen in de jaren dertig door de Britten bewapend en getrainde paramilitairen, de Haganah. Voor de Palestijnen was dat niet weggelegd. Zij werden bestuurd door de Britten. Britten die, in geval van een conflict tussen joodse kolonisten en autochtone Palestijnen de kant van de kolonisten kozen en die daarbij de hulp van de kolonisten inschakelden.  In 1936 organiseerde een arabische groep een algemene staking in Jaffa en Nabloes met drie eisen: stopzetting van de joodse migratie, een verbod op de verkoop van gronden aan joden en de instelling van een representatieve regering. Die staking liep uit in gewelddadigheden en een opstand  toen de Britse politie het vuur opende op de protesterende Arabieren.  Dit groeide uit tot een Palestijnse opstand die drie jaar duurde. Bij het neerslaan van die opstand maakten de Britten gebruik van de door hen getrainde Haganah. De manier waarop Israël nu in Gaza en eigenlijk al jaren tegen de Palestijnen optreedt, is een voorzetting van de manier waarop de Britten met verzet en dan vooral van Arabische kant, in Palestina omgingen, namelijk het collectief straffen. Collectief straffen door het opleggen van boetes, het in bezit nemen van vee, het vernielen van huizen en soms hele dorpen en het detineren van groepen in concentratiekampen, die vervolgens de kans liepen om gemarteld en gedood te worden. Zo werden na de Arabische opstand onder andere 5.000 huizen vernietigend, 150 Arabische leiders ter dood veroordeeld en andere leiders verbannen. Resultaat van de opstand was dat de Arabieren zonder leiders zaten en door de Britten werden ontwapend. Dit terwijl de Britten  veiligheidsafspraken maakten met het joodse leiderschap, dit van wapens voorzag en een deel van de kosten ervan voor haar rekening nam. En net zoals  nu was een veelvoud van de doden en gewonden Arabier. Nog geen 600 doden aan Britse en joodse kant tegen ongeveer 5.000 aan arabische kant.

Ook in de strijd die uitbrak na de uitroeping van de onafhankelijkheid in 1948, waren de Israëliërs vanaf het begin de bovenliggende partij. De Palestijnen waren na de hierboven genoemde opstand ontwapend en onthoofd terwijl de kolonisten versterkt uit de oorlog kwamen. Daar komt bij dat: “Ondanks het breed levend beeld van het Israëlische leger dat in het niet viel bij de zeven binnenvallende legers, weten we dat Israël in 1948 in werkelijkheid meer manschappen en meer wapens had dan zijn tegenstanders. Er waren in 1948 maar vijf reguliere Arabische militaire machten op de been, aangezien Saudi-Arabië en Jemen geen noemenswaardig leger hadden. Vier van die legers trokken het Mandaat Palestina binnen (het minuscule Libanese leger is nooit de grens over gegaan) en twee daarvan, het Arabische Legioen van Jordanië en de Irakese strijdkrachten, hadden van hun Britse bondgenoten het verbod gekregen om de grenzen van de gebieden die door de opdeling aan de joodse staat waren toegewezen, te overschrijden en voerden dan ook geen invasie in Israël uit.[2]En wat in 1948 opging, ging op in 1956, 1967, 1972, 1982 en gaat nu nog steeds op. Israël is dé macht in het Midden-Oosten. De macht, met nucleaire slagkracht die naar goeddunken en sinds 1967 steeds met goedkeuring van de Verenigde Staten oorlogen heeft uitgevochten met, en bombardementen heeft uitgevoerd op Egypte, Libanon, Syrië, Irak en Iran. Het bestaan van Israël is nooit bedreigd. Zeker niet op 7 oktober 2023. Israël was en is de bovenliggende partij die zich bovendien door dik en dun gesteund weet door de sterkste militaire en economische macht van de wereld, de Verenigde Staten.

De titel Honderdjarige oorlog tegen Palestina is een accurate omschrijving van wat er de afgelopen eeuw in Palestina is gebeurd. Khalidi beschrijft die 100 jaar aan de hand van zes oorlogsverklaringen. Hij is daarbij hard voor Israël en vooral voor eerst de Britten en later de Amerikanen die zich als machtigste mogendheden in hun tijd voor het eerst zionistische en later Israëlische karretje lieten en laten spannen en blind waren voor de Palestijnen. Met als meest pregnante voorbeeld het presidentschap van Donald Trump die na het erkennen van  Jeruzalem als hoofdstad van Israël tegen de Israëlische premier Netanyahu zei: “We hebben Jeruzalem nu van tafel gehaald , dus daar hoeven we niet meer over te praten. Je hebt nu je punt gewonnen en je zult wat punten moeten toegeven later in de onderhandelingen, als die er ooit komen. Ik weet niet of die er ooit komen.” Hiermee, zo betoogt Khalidi: “werd het centrum van de geschiedenis, identiteit, cultuur en religievan de Palestijnen kortweg afgedaan, zonder zelfs de pretentie dat er naar hun wensen werd gevraagd.[3]

Hij is echter net zo hard voor het leiderschap van de Palestijnen door de jaren heen. Dat had en heeft zich onvoldoende verdiept in het Westen in het algemeen en in de Verenigde Staten in het bijzonder. Khalidi”: “Toch lijkt de huidige, gespleten Palestijnse leiding geen beter inzicht te hebben in de finesses van de Amerikaanse samenleving en politiek te hebben dan de vroegere leiders.. De leden ervan hebben geen idee hoe ze de Amerikaanse publieke opinie moeten bespelen en hebben daar ook geen serieuze poging toe gedaan. Door dit gebrek aan kennis over het complexe Amerikaanse politieke stelsel konden ze geen bestendig programma opstellen om potentieel gunstig gestemde elementen van de burgermaatschappij aan te spreken.” Dit in tegenstelling tot: “Israël en zijn aanhangers (die) in de Verenigde Staten grote hoeveelheden geld uitgeven om hun zaak in de publieke arena te bepleiten, ook al hebben ze daar al een overheersende positie.[4] Dit leidde tot foute inschattingen die de Palestijnse zaak geen goed deden. In het boek geeft Khalidi hier veel voorbeelden van. Tot die fouten behoort, zo betoogt hij met goede argumenten, ook het sluiten van het akkoord van Oslo in 1993.

Terug naar Mestrum en het ‘veiligheidsproces’ dat nodig zou zijn. Als er in de nu al honderdjarige oorlog tegen Palestina iets nodig is, dan is het een vredesproces. Het door Mestrum gewenste ‘veiligheidsproces’ staat al honderd jaar centraal en maakt dat een einde aan de oorlog niet in beeld komt. Door te hameren op dat ‘veiligheidsproces’ zorgt Israël,  eerst gesteund door de Britten en nu door de Verenigde Staten en trouwens ook Nederland, er al honderd jaar voor dat het niet gaat over waar het eigenlijk over moet gaan. Dat veiligheidsproces levert steeds een nieuwe ‘vijand’ op die een existentiële bedreiging vormt voor Israël. Tussen 1948 en eind jaren tachtig waren dat de Arabische landen Egypte, Jordanië, Syrië en Irak. Waarbij er steeds eentje afviel. Sinds die tijd is het Iran en de door dat land gesteunde ‘terroristische organisaties’. Aan dat ‘veiligheidsproces’ zal nooit een einde komen zolang Israël het eigenlijke probleem negeert, en dat is dat er in wat voor 1948 het mandaatgebied Palestina was, ongeveer 14,3 miljoen mensen wonen. De helft van die inwoners identificeert zich als joods en behorend tot het joodse volk, de andere helft als Palestijns en behorend tot het Palestijnse volk. Het probleem is, en dat is het al honderd jaar, dat het Israëlische deel doet alsof het Palestijnse deel, het Palestijnse volk, niet bestaat. Vanaf het begin hebben de zionistische kolonisten hun eigen, parallelle samenleving opgericht. Een parallelle samenleving die steeds meer ruimte innam, zowel geografisch als psychologisch, en die zich niets gelegen liet liggen aan de Palestijnen.  En niet bestaan, betekent dat ze ook geen rechten hebben. Zelfs geen ‘burgerlijke en godsdienstige rechten’ die de Balfour verklaring en het Mandaatverdrag hen nog wel toekende. Zolang hier geen verandering in komt, zullen Palestijnen blijven opstaan en zich verzetten tegen het onrecht wat hen wordt aangedaan. Verzet dat door Israël weer ‘terroristisch’ zal worden genoemd en wordt de spiraal van geweld voortgezet. Want dat is wat er de afgelopen honderd jaar steeds is gebeurd.

Khalidi hoopt dat verandering van: “De mondiale ordening van macht,” ervoor gaat zorgen dat: “de Palestijnen, en ook de Israëliërs en anderen over de hele wereld die vrede en stabiliteit met gerechtigheid in Palestina willen,” voor een andere route gaan zorgen. Om af te sluiten met de woorden: “Alleen zo’n pad, op basis van gelijkheid en gerechtigheid, kan de honderdjarige oorlog tegen Palestina beëindigen met een blijvende vrede, een vrede waarmee de bevrijding komt die het Palestijnse volk verdient.[5]  In tegenstelling tot Mestrums laatste woorden is een veiligheidsproces in  het Midden-Oosten momenteel onhaalbaar, maar een vredesproces een must. De ambities van Israël staan dat in de weg. Het is tijd dat dat besef leidend wordt in het westers buitenlandbeleid.


[1] Rashid Khalidi, De honderdjarige oorlog tegen Palestina. Een geschiedenis van kolonialisme en verzet, pagina 39-40

[2] Idem, pagina 105

[3] Idem, 297

[4] Idem, pagina 315

[5] Idem, pagina 319

Bezet of niet?

Ik heb de plank mis geslagen met mijn prikker Dubbele moraal en de internationale rechtsorde. Dat kreeg ik van een van mijn lezers te horen. Of beter te lezen: “Gaza was een de facto onafhankelijke staat met een eigen leger, eigen regering. De afscheiding als muur was er niet voor niets. Hamas als het officiële leger van de de facto staat Gaza heeft de boel laten ontbranden.
Er was geen politie of bezettende macht in Gaza. De internationale rechtsorde had na 7 oktober moeten ingrijpen en Hamas er uit zetten voor oorlogsmisdaden. …. U hanteert hier zelf een dubbele moraal.”
Daar kan ik het mee doen. Zie ik het dan verkeerd en is Gaza een onafhankelijke staat?

Na de bezetting door Israël in 1967, werden er 21 Israëlische nederzettingen gesticht. De kolonisten werden, net als op de Westelijke Jordaanoever, door het IDF beschermd. Die nederzettingen werden in 2005 verlaten en het Israëlische leger trok zich terug uit de Gaza en bouwde er een groot hek omheen. Bij de verkiezingen voor het Palestijnse parlement in 2006, kwam Hamas als de grote winnaar naar voren. Hamas deed aan deze verkiezingen mee onder grote druk van het Westen. Het Westen dat vervolgens een bestuur onder leiding van Hamas niet erkende. Daarop werd een regering van nationale eenheid geformeerd waarin zowel Hamas als Fatah deelnamen. Die viel na drie maanden uit elkaar en in de daarop volgende strijd nam Hamas met geweld de controle over Gaza. Maar was Gaza daarmee een staat?

Even naar de Van Dale. Onafhankelijk is: “vrijheid, zelfstandigheid.” Hier wordt niet specifiek een staat bedoeld. Dan de Wikipedia en het begrip onafhankelijkheid (staatkunde) want daar hebben we het hierover, wordt als volgt omschreven: “is het volledig soeverein kunnen heersen door een land of staat over het eigen grondgebied, zelfstandig kunnen beslissen over het binnenlands en buitenlands beleid en niet worden bestuurd door een ander land.” Hoe bepaal je de onafhankelijkheid? Wikipedia: “De status van onafhankelijkheid wordt internationaal bepaald door de erkenning door andere staten. Alleen onafhankelijke landen kunnen volledig lid worden van de Verenigde Naties, maar hiertoe zijn zij niet verplicht.

Weer even terug in de tijd, naar het eerste Akkoord van Oslo van 1993. Daar kwamen Israël en de PLO overeen, de Declaration of Principles on Interim Self-Government Arrangements,  zoalshet akkoord officieel heet. Een akkoord bedoeld: to establish a Palestinian Interim Self Government Authority, the elected Council (the “Council”), for the Palestinian people in the  West Bank and  the Gaza Strip” Dit vooruitlopen op een definitieve vredesregeling die er binnen vijf jaar zou moeten zijn. Het zelfbestuur werd de Palestijnse Autoriteit genoemd. Die naam geeft de bijzonderheid van de zaak al aan. Het is geen staat, maar een autoriteit. Een autoriteit omdat ze belangrijke eigenschappen van een staat ontbeert.“In order to guarantee public order and internal security for the Palestinians of the West Bank and the Gaza Strip, the Council will establish a strong policeforce, while Israel will continue to carry the responsibility for defending against external threats, as well as the responsibility for overall security of Israelis for the purpose of safeguarding their internal security and public order.” Die Palestijnse Autoriteit had geen zeggenschap over haar eigen grenzen en mag zich niet bemoeien met Israëliërs die in het gebied wonen. Het ontbrak haar daarmee aan belangrijke kenmerken van een staat.

In dit akkoord werd ook de terugtrekking van Israël uit Gaza vastgelegd en net als het inrichten van: “An economic development and stabilization programme”, dat: “the establishment of an Emergency Fund, to encourage foreign investment and financial and economic support.” Beoogde. “Both sides will coordinate and cooperate jointly and unilaterally with regional and international parties to support these aims.” De Europese Unie en ook Nederland waren partijen die financieel bijdroegen aan dit economisch ontwikkelingsprogramma. Zo werd er met Nederlands geld en door een Nederlands bedrijf gewerkt aan het aanleggen van een zeehaven in Gaza. Die haven in aanbouw werd in 2001 door Israël platgebombardeerd. Iets dat ook de in 1998 geopende luchthaven van Gaza overkwam. Tot een definitieve oplossing is het nooit gekomen.

Als we naar een ander aspect van een staat kijken, de internationale erkenning, dan zien we dat 138 van de 193 lidstaten van de Verenigde Naties Palestina als staat erkennen en Gaza maakt daar onderdeel van uit. Nederland is net als België en de Verenigde Staten een van die 63 landen die Palestina niet erkennen. Palestina is waarnemend niet-lid van de Verenigde Naties. Gaza wordt door geen enkel land erkend als staat.

De Palestijnse Autoriteit ontbeert, ondanks haar erkenning door 138 landen, belangrijke kenmerken van een staat. Gaza wordt helemaal niet erkend als staat en mist ook die kenmerken. Hoe moeten we het gebied dan omschrijven? Op de genoemde Westoever zijn de Israëlische troepen nog present. Dus daar kunnen we van bezetting spreken. Maar hoe zit dat in Gaza? In 2005 trok Israël al haar troepen terug uit Gaza. Geen troepen dus ook geen bezetting?  “(W)anneer het grondgebied van een land geheel of deels wordt bestuurd door een ander land” aldus de Wikipedia.  Bezetting is, volgens deze definitie, breder dan alleen het fysiek stationeren van soldaten. Bezetting is ook aan de orde als het grondgebied van een land geheel of deels wordt bestuurd door een ander land. Voor deze definitie is veel te zeggen. Wat zien we als we met deze definitie naar Gaza kijken? Israël behield ook na terugtrekking van haar troepen en kolonisten de volledige zeggenschap over de in- en export van goederen in Gaza. Het controleerde en blokkeerde het luchtruim en de toegangen via water naar Gaza. Zo werd in 2010 een Turks schip dat de blokkade van Gaza wilde doorbreken, door Israëlische troepen geënterd.  Voor de Verenigde Naties was die blokkade al voldoende reden om van bezetting te spreken. Als er vanuit Gaza iemand een aanslag pleegde in Israël, dan trad het Israëlische leger op en ging op zoek naar de aanslagpleger en het netwerk eromheen. Het vroeg niet om een internationaal arrestatiebevel en vroeg niet om ‘uitlevering’. Israël implementeerde een veiligheidszone op het grondgebied van Gaza, een strook land waar niemand mocht komen en waar je het risico liep om doodgeschoten te worden.

Na het voorgaande laat ik het aan jullie om te concluderen of ik het verkeerd zie en me, zoals de genoemde lezer zegt, schuldig maak het hebben van een aan dubbele moraal.

Moraal en het Midden-Oosten

Rationele irrationaliteit, ik schreef er al vaker over. Ik las het voor het eerst in het boek Wat als de markt faalt  van John Cassidy. Hij definieert het als volgt: “Een situatie waarin handelen uit rationeel eigenbelang op de markt tot resultaten die maatschappelijk gezien irrationeel en inferieur zijn.[1] Hij gebruikt dit begrip in zijn boek Wat als de markt faalt om de economische situatie vóór de bankencrisis te beschrijven.  Ik moest er weer aan denken tijdens het lezen van het boek Moraal. Goed en kwaad van prehistorie tot polarisatie van Hanno Sauer.

“De geschiedenis schetst de fundamentele morele veranderingen van de mensheid van onze vroegste, nog niet menselijke, voorouders in Oost-Afrika tot en met de recentste conflicten rond identiteit, ongelijkheid, onderdrukking en duidingsmacht over het heden, die online in de metropolen van de moderne wereld worden beslecht[2],” aldus Sauer. In zijn boek schetst hij de reis die de mensheid hierin heeft gemaakt. Een reis waarin het leven van het groepsdier mens centraal staat. Een reis van de Oost-Afrikaanse vlakten zo’n vijf miljoen jaar geleden tot en met de digitaal, met zo ongeveer de hele wereld, verbonden mens van tegenwoordig.

Een reis waarin de mens en zijn relatie tot de te medemens centraal staat. Een reis die aantoont hoe afhankelijk de mens is van zijn medemens. Een reis waarin samenwerking en het aanpassingsvermogen centraal staat. Sauer: “Het beslissende van onze specifiek menselijke evolutie (…) vond plaats in een uiterst volatiele omgeving. … Een instabiele natuurlijke omgeving beloont een toeneming van flexibiliteit en plasticiteit, wat voeding, mobiliteit en vaste woonplaats betreft.” En om het wat beeldender te vertellen: “Als je slechts met minstens zes mensen op een olifant of zebra kunt jagen, is de keus tussen jagen met vijven en het jagen met zessen niet die tussen vijf of zes konijntjes, maar tussen vijf konijntjes en een olifant.[3] Sauer concludeert over dat samenwerken: “Vijf miljoen jaar geleden hebben we de voordelen van samenwerking ontdekt. Maar samenwerking is altijd duur, en niet-coöperatief gedrag blijft voordelig. Om evolutionair stabiel te worden, moesten we onze coöperatieve inspanningen beperken tot een kleine groep mensen: We werden altruïstisch en hulpvaardig, maar alleen in combinatie met een psychologie die mensen verdeelt in ‘wij’ en ‘zij daar.’[4]

Wat in die vijf miljoen jaar is gebeurd, is dat de ‘wij’ steeds groter werd. Dat begon met de directe familie en een groep van maximaal zo’n 150 individuen en is nu gegroeid tot hele grote groepen. Bij die groei speelt moraal een belangrijke rol. Die bepaalt welk gedrag acceptabel is en welk niet. Niet acceptabel gedrag werd, en wordt nog steeds gestraft. En met betrekking tot het straffen concludeert Sauer dat: Er (…) uitstekende redenen (bestaan)om onze behoefte aan straf te matigen – dat  blijkt vooral als we bijvoorbeeld politieke besluiten nemen, alleen omdat we ons verlangen naar vergelding bevredigd willen zien.”

En dan kom ik waar ik wilde zijn, en dat is een voorbeeld dat Sauer vervolgens geeft: “Zelfs als je de War on Terror oorspronkelijk voor gerechtvaardigd hebt gehouden, zou je je de vraag moeten stellen of de moord op drieduizend Amerikanen op 11 september 2001 passend is goedgemaakt door nog eens zesduizend Amerikanen de dood in te jagen – om maar te zwijgen van de honderdduizenden doden aan Afghaanse en Iraakse kant -, alleen om twintig jaar na het begin van de oorlog met de oorspronkelijke vijand een vredesverdrag te sluiten.[5]Toen  dacht ik aan rationele irrationaliteit van Cassidy: een rechtvaardig nagestreefd doel dat tot een dergelijk irrationeel resultaat leidt.

Zou de vraag die Sauer opwerpt niet ook leidend moeten zijn in het conflict tussen Israël en de Palestijnen? Israël heeft het recht om zichzelf te verdedigen, zoals premier Rutte ook betoogde. Maar wordt de moord op vijftienhonderd Israëliërs goedgemaakt door de dood van nog meer Israëliërs, het vermoorden van nu al meer dan tienduizend Palestijnen en het voor de komende jaren onleefbaar maken van de Gazastrook? Dit om uiteindelijk tot de conclusie te komen dat Hamas en haar ideeën niet weggebombardeerd en geschoten kan worden? Leidt de ‘rationele’ keuze tot zelfverdediging van Israël niet tot een irrationeel resultaat? Kunnen Hamas en haar ideeën niet alleen worden bestreden door de Palestijnen dat te geven wat Hamas niet kan geven en dat is een fatsoenlijk en menswaardig leven waarin zij meedenken, -praten en -beslissen over hun eigen toekomst. Een leven gelijkwaardig aan hetgeen de Israëliërs hebben? Of is zelfverdediging een irrationele reactie op hetgeen 7 oktober jongstleden gebeurde?

Of, en dat kan ook, is het doden van Palestijnen en het ‘naar het stenen tijdperk’ bombarderen van de Gazastrook een maatschappelijk gezien superieur en rationeel resultaat? Behalve als de ellende die we nu in Gaza zien superieur en rationeel is en die mening ben ik in iedere geval niet toegedaan, is er meer dan voldoende aanleiding om een andere aanpak te kiezen.


[1] John Cassidy, Wat als de markt faalt?  Pagina 159

[2] Hanno Sauer, Moraal. Goed en kwaad van prehistorie tot polarisatie, pagina 9

[3] Idem, pagina 28-29

[4] Idem, pagina 66

[5] Idem pagina 208

Erfelijk vluchtelingschap

“Historici zeggen graag dat wie zijn geschiedenis niet kent, gedoemd is deze te herhalen. In het Midden-Oosten is het eerder omgekeerd: daar zouden alle partijen gebaat zijn bij totaal historisch geheugenverlies.” Met die woorden eindigt een artikel van Arnout Jaspers bij Wynia’s Week. Jaspers windt zich erover op dat er grote woorden worden gebruikt zoals ‘genocide op de Palestijnen’ terwijl de Palestijnse bevolking tijdens al die conflicten alleen maar is gegroeid. Hij verbaast zich vooral over  het ‘erfelijk vluchtelingschap’ want dat  suggereert het recht op terugkeer en dat is: “na al die jaren (…) een dolzinnige eis, louter bedoeld om elke geweldloze oplossing onmogelijk te maken.” Dat ‘erfelijk vluchtelingschap’ is echter niet zo vreemd als Jaspers het doet voorkomen.

Eerst even Jaspers betoog. Palestijnen hebben “een in de wereld uniek privilege (…): erfelijk vluchtelingschap. Alle nakomelingen van degenen die in 1948 gevlucht zijn (de zogeheten Nakba), kunnen zich ook laten registreren als vluchteling. Je kunt zelfs door adoptie vluchteling worden. Dat erfelijk vluchtelingschap houdt nooit op: het zet zich van kinderen op kleinkinderen op achterkleinkinderen voort.”  Dat ‘erfelijk vluchtelingschap: “heeft een uiterst kwalijke consequentie: het pseudo-legitimeert ‘het recht op terugkeer’. Palestijnse jongeren van zestien, zeventien jaar eisen, desnoods met geweld, het land op waarvan hun grootouders of overgrootouders vijfenzeventig jaar geleden gevlucht zijn.”  Inderdaad hebben de Palestijnse vluchtelingen een unieke status gebaseerd op VN resolutie 302 van december 1949. Andere vluchtelingen, zoals de recente Oekraïense kunnen zich niet beroepen op zo’n unieke status. Van waar die ongelijkheid?

Die unieke status is een gevolg van de bijzondere verantwoordelijkheid van de Verenigde Naties voor die Palestijnse vluchtelingen. Voor die verantwoordelijkheid moeten we terug naar het einde van de negentiende eeuw. ‘Maar toen bestond de VN toch nog niet?’  Inderdaad die bestond toen nog niet en zelfs haar voorloper de Volkerenbond liet nog een decennium of drie op zich wachten. Toch moeten we, om die bijzondere situatie goed te begrijpen, terug naar het einde van de negentiende eeuw. Naar het boek Der Judenstaat van Theodor Herzl dat in 1896 wordt gepubliceerd en de zionistische beweging die hij vervolgens opricht. Herzl zag ‘een eigen staat’ als enige oplossing voor de eind negentiende eeuw weer oplaaiende haat tegen joden. En waar moest die staat komen? Herzl noemde er twee: Argentinië en Palestina. Zijn betoog vond bij menig prominent Europese politicus een luisterend en gewillig oor. Een ‘oor’ dat enkele andere mogelijke locaties voor die Joodse staat voorstelden zoals Suriname. De voorkeur van het Zionistische Congres ging om religieuze redenen, uiteindelijk uit naar Palestina. Dit op aandringen van Oost- Europese joden die in die tijd het meeste te lijden hadden onder jodenhaat.

Nu maakte Palestina al sinds het sultanaat van Selim I in het begin van de zestiende eeuw deel uit van het Ottomaanse Rijk. Een groot rijk waarin vele volkeren woonden dat op godsdienstig gebied redelijk tolerant was maar waar de islam de dominante godsdienst was. De sultan was naast sultan ook kalief, de leider van de islam. Die tolerantie blijkt uit het feit dat onderdrukte joden uit verschillende delen van Europa een veilig toevluchtsoord in het rijk vonden. Voor wie meer wil weten over het Ottomaanse Rijk kan ik het boek De Ottomanen. Khans, Keizers en Kaliefen van Marc David Baer aanbevelen. Er werd dus gesproken over een gebied waarover men niets te zeggen had en aan de inwoners waarvan men niets had gevraagd. Die inwoners waren overwegend islamiet met minderheden van verschillend christelijk pluimage en joden. Groepen die al eeuwen redelijk vreedzaam met elkaar samenleefden. Dat wil niet zeggen dat er niet af en toe conflicten waren en er bloed vloeide. Conflicten waarvan ook de joodse minderheid slachtoffer was.

Dit eens machtige rijk was, eind negentiende eeuw echter al zo’n 150 jaar in verval. De Ottomanen kozen in de Eerste Wereldoorlog de kant van de As-mogendheden (Duitsland, het Oostenrijks Hongaarse Rijk en hun bondgenoten. Frankrijk, Engeland en Rusland, de drie geallieerde mogendheden, waren al veel langer om verschillende redenen geïnteresseerd in stukken van het Ottomaanse Rijk. Redenen die met elkaar botsten maar die in deze oorlog even samenkwamen onder de vlag van ‘de vijand van mijn vijand’. Een vlag die gedurende de geschiedenis voor veel ellende heeft gezorgd. De drie mogendheden brachten de oorlog met meer en minder succes naar het Ottomaanse grondgebied. De door The Pogues in hun lied And the Band played  Waltzing Mathilda bezongen slag bij Gallipoli was die minder succesvolle. Een slag waar de latere Turkse leider Mustafa Kemal aan Ottomaanse kant een belangrijke heldenrol vervulde. Een van de manieren om de oorlog in hun voordeel te beslissen, was het beloven van zaken aan groepen. Zo boden de Britten de Arabieren zelfbeschikking als ze in opstand kwamen tegen de Ottomanen. Om zich te verzekeren van de steun van de joden, schreef minister  Arthur Balfour op 2 november 1917 een brief: “ Zijne Majesteits Regering staat positief tegenover de vestiging in Palestina van een nationaal tehuis voor het Joodse volk, en zal zich tot het uiterste inspannen om de verwezenlijking van dit doel te vergemakkelijken, met dien verstande dat niets zal worden gedaan dat afbreuk kan doen aan de burgerlijke en godsdienstige rechten van de bestaande niet-joodse gemeenschappen in Palestina, of aan de rechten en de politieke status die de Joden in enig ander land genieten. De brief was gericht aan een van de zionistische leiders Walter Rottschild. Op het moment van schrijven was Palestina nog steeds Ottomaans.

Dat veranderde in 1918 toen de Egyptische expeditie macht van het Britse Rijk samen met Arabische opstandelingen de Ottomanen verdreven. De Arabieren die de beloofde zelfbeschikking verwachtten, kwamen in Palestina bedrogen uit. Die zelfbeschikking zou er wellicht in de toekomst komen maar vooraleerst maakten de Britten er de dienst uit. Die ‘dienst’ werd in 1922 geformaliseerd met het verdrag van Sèvres, het vredesverdrag tussen het Ottomaanse Rijk en de geallieerden. Met dat verdrag tekenden de Ottomanen uiteindelijk hun doodvonnis en ontstond Turkije onder leiding van Mustafa Kemal. Het verdrag verdeelde het Arabische deel van het Ottomaanse Rijk onder tussen de Britten en de Fransen. Dit zoals beide mogendheden met het Sykes-Picot verdrag overeen waren gekomen. De laatsten kregen de gebieden die we nu Libanon en Syrië noemen in Mandaat. De eersten Palestina en Irak. Het gebied Palestina werd hierbij gesplitst in Palestina (het, huidige Israël inclusief de Gazastrook, de Westelijke Jordaanoever) en Trans-Jordanië (grofweg het huidige Jordanië). De Volkerenbond bekrachtigde dit met mandaatverdragen. Het Britse mandaatverdrag voor Palestina bevatte in de preambule de volgende passage: “Overwegende dat de belangrijkste geallieerde mogendheden eveneens zijn overeengekomen dat het Mandaat verantwoordelijk is voor de tenuitvoerlegging van de verklaring die oorspronkelijk op 2 november 1917 door de regering van Zijne Britse Majesteit is afgelegd en door voornoemde mogendheden is aangenomen ten gunste van de vestiging in Palestina van een nationaal tehuis voor het Joodse volk, met dien verstande dat niets mag worden ondernomen dat afbreuk zou kunnen doen aan de burgerlijke en godsdienstige rechten van bestaande niet-joodse  gemeenschappen in Palestina of aan de rechten en de politieke status die de Joden in enig ander land genieten.”  Die opdracht werd vastgelegd in het tweede artikel dat de Britten de opdracht gaf om: “het land onder zodanige politieke, bestuurlijke en economische omstandigheden te brengen dat de vestiging van het joodse nationale tehuis, zoals vastgelegd in de preambule, en de ontwikkeling van zelfbesturende instellingen verzekerd zijn, en tevens de burgerlijke en religieuze rechten van alle inwoners van Palestina, ongeacht ras of godsdienst, te waarborgen.[1]

In het mandaatgebied Palestina vestigden zicht na de Eerste Wereldoorlog steeds meer joden. Dit aangemoedigd door de tekst in het mandaatverdrag. Die kwamen daarna in steeds grotere getalen en dat leidde tot steeds meer frictie met de er wonende bevolking. Niet vreemd want die frictie zien we ook in Europa met de komst van migranten. Zeker als die migranten jouw land zien als het hunne en dus jou als een lastige bijkomstigheid. En dat was de manier waarop de nieuwkomers, zionisten, naar de wereld keken. Dit leidde al snel, in 1920, tot  botsingen en de eerste doden en gewonden. Die botsingen leidden tot de oprichting van zionistische paramilitaire organisaties zoals de Hagana en Arabische protest- en verzetsbewegingen. De Hagana werd in eerste instantie opgericht om de joden te beschermen tegen Arabisch geweld want daarvan was sprake. De Hagana werd na 1948 de ruggengraat van het Israëlische leger. De frustratie en druk over de steeds toenemende migratie van joden naar Palestina en de gevoelde voorkeurshandeling van joden door het Britse bestuur, leidde tot steeds meer frustratie bij de Palestijnen.

Enige voorkeur voor de joodse zaak was de Britten niet vreemd. De eerste handeling van de eerste civiele bestuurder van Palestina was het wijzigen van het landeigendomsrecht. Dat was traditioneel in handen van het collectief, de uitgebreide familie, de clan of het dorp en werd omgezet naar privé eigendom. Dit maakte het voor de joodse migranten makkelijker om grond te verwerven. makkelijker om grond in eigendom te verkrijgen. De wet maakte het mogelijk om onbebouwd (woning en landbouw) land in bezit te krijgen door er te gaan wonen en er iets te gaan verbouwen. Het ging verder. De Britten stelden een Wetgevende Raad in die hen moest adviseren. De leden van die raad werden via verkiezingen benoemd. De raad zou worden bezet door acht Arabische moslims, twee christelijke Arabieren, twee joden en tien door de Hoge Commissaris, het Britse bestuur, benoemde leden. De Arabieren boycotte deze verkiezingen omdat zij, slechts 45% van de zetels kregen terwijl ze 88% van de bevolking uitmaakten. De voorkeur bleek ook uit het gegeven dat Britten de Hagana ging trainen. Zij leerden de Hagana moderne gevechtstechnieken en effectieve strafmaatregelen tegen mensen die zich verzetten.

Daarmee komen we in het jaar 1936. In dat jaar organiseerde een Arabische groep een algemene staking in Jaffa en Nabloes. Een staking met drie eisen: stopzetting van de joodse migratie, een verbod op de verkoop van gronden aan joden en de instelling van een representatieve regering. Die staking liep uit in gewelddadigheden en een opstand  toen de Britse politie het vuur opende op de protesterende Arabieren.  In de drie jaar durende opstand maakten de Britten gebruik van het door hen getrainde Hagana bij het neerslaan van de opstand. Uiteindelijk stuurden de Britten 20.000 soldaten om een einde te maken aan de opstand. De manier waarop Israël nu in Gaza en eigenlijk al jaren tegen de Palestijnen optreedt, is een voorzetting van de manier waarop de Britten met verzet en dan vooral van Arabische kant, in Palestina omgingen, namelijk het collectief straffen. Collectief straffen door het opleggen van boetes, het in bezit nemen van vee, het vernielen van huizen en soms hele dorpen en het detineren van groepen in concentratiekampen, die vervolgens de kans liepen om gemarteld en gedood te worden. Zo werden na de Arabische opstand onder andere 5.000 huizen vernietigend, 150 Arabische leiders ter dood veroordeeld en andere leiders verbannen. Resultaat van de opstand was dat de Arabieren zonder leiders zaten en door de Britten werden ontwapend. Dit terwijl de Britten  veiligheidsafspraken maakten met het joodse leiderschap, dit van wapens voorzag en een deel van de kosten ervan voor haar rekening nam. En net zoals  nu was een veelvoud van de doden en gewonden Arabier. Nog geen 1.000 doden aan Britse en joodse kant tegen ongeveer 5.000 aan Arabische kant.

Toen brak de Tweede Wereldoorlog uit. Voor de zionisten was het duidelijk welke kant er gekozen moest worden: de geallieerden. De al bestaande samenwerking tussen de Britten en de joodse paramilitaire organisaties werden verstevigd en joodse strijdgroepen werden verder getraind en bewapend en vochten aan diverse fronten mee. Dit betrof zo’n 30.000 soldaten. Daarnaast vochten joden mee in de reguliere geallieerde troepen. In totaal ongeveer anderhalf miljoen. Voor de Arabieren lag dat anders. Zij herinnerden zich de beloften van een oorlog eerder en zagen hun werkelijkheid. Die twee verschilden behoorlijk van elkaar. Die waren verdeeld. Een deel had al tijdens de Arabische Opstand contact gezocht met nazi-Duitsland en zetten dat contact heimelijk voort. Een deel koos voor de geallieerde kant en vocht net als, en soms zelfs zij aan zij met, de joodse strijders tegen de Duitsers en Italianen. De rest hield zich stil en koos geen kant.

Na de overwinning op nazi-Duitsland zochten veel Europese joden een veilig heenkomen. Een grote groep wilde naar de Verenigde Staten maar ook een flink deel naar die ‘eigen staat’ in Palestina. Alleen ging dat nog niet zo makkelijk want de Britten hadden na de Arabische Opstand besloten om de joodse migratie naar Palestina te beperken tot 25.000 eenmalig, 10.000 in de eerste vijf jaar na 1939 en in de vijf jaar daarna zou migratie afhankelijk worden gemaakt van toestemming van de Arabische gemeenschap. Dit zeer tegen het zere been van het joods leiderschap in Palestina. Daarom legde de diverse joodse strijdgroepen zich toe op het naar Palestina smokkelen van zoveel mogelijk joodse vluchtelingen. Een van die ‘smokkelacties’ heeft Leon Uris geromantiseerd in het boek Exodus. Dit boek is later verfilmd. Dit boek en de film hebben het beeld van Israël en ook van de Arabieren lang bepaald. De eerste ten positieve en de tweede ten negatieve. Die verboden migratie en het Britse optreden hiertegen maakte dat de zionisten zich nu ook tegen de Britten keerden: de Joodse Opstand van 1944-1947. Vooral Irgun, een van de joodse strijdgroepen onderscheidde zich met terreurdaden. Daar waar die voor de Tweede Wereldoorlog vooral gericht waren op Arabische doelen en dan vooral Arabieren in het algemeen, waren vanaf medio 1944 ook de Britten het slachtoffer en niet alleen in Palestina. De meest bloedige was gericht tegen het dorp Deir Yassin op 8 en 9 april 1948. Een actie die vergelijkbaar is met de recente Hamasaanval. Die actie vond plaats vlak voor de vijftiende mei, de dag dat de Britten zich terugtrokken.

In 1947, het jaar vóór die terugtrekking, nam de opvolger van de Volkenbond en dus de mandaatgever, de Verenigde Naties, resolutie 181 aan. Een resolutie met een twee statenoplossing, een Joodse en aan Arabische,  die samen een economische unie zouden vormen. Jerusalem en omgeving zou door de VN worden bestuurd. De Arabische zijde zag niets in dit plan, zij wilden wat zij met goede argumenten als hun land zagen, niet verdelen en zeker geen genoegen nemen met 43% van het land terwijl ze twee derde van de bevolking besloegen. De andere zijde, het Joods Agentschap onder leiding van David Ben Goerion zag dit ook niet zitten en riep op 14 mei vlak voordat de Britten hun mandaat zouden beëindigen de onafhankelijke staat Israël uit en gaf de opdracht aan haar troepen om belangrijke gebieden te bezetten en indien nodig te vernietigen. Dit conform het hiervoor door de Hagana opgestelde plan Dalet. Het voormalige dorp Al-Tantoera is daarvan een schrijnend voorbeeld. Hiermee werd invulling gegeven aan het derde doel dat de Israëliërs zich hadden gesteld: zo min mogelijk Arabieren binnen de grenzen. De andere twee waren de oorlog overleven en als dat lukte zo ruim mogelijke veilige grenzen. De Arabieren in Palestina waren zonder leiderschap en bijna volledig ontwapend door de Britten, geen partij voor de Israëlische strijdkracht. Hulp moest van buiten komen.

Behalve de Arabische buren, erkende bijna alle landen Israël als onafhankelijke staat. Dit paste immers in het afgesproken verdelingsplan. Dat die staat in de erop volgende oorlog datzelfde verdelingsplan schond door zich een groter gebied toe te eigenen dan waarvan in het plan sprake was, leidde afgezien van de Arabische wereld, tot weinig protest. Voor de Arabische buurlanden Jordanië, Egypte, Syrië en Irak was die uitroeping van de staat Israël aanleiding om in te grijpen. Zij stuurden hun legers maar dat werd geen succes omdat de invallende troepen niet samenwerkten en niet hetzelfde nastreefden. Zo wilde Jordanië de Westelijke Jordaanoever die het dan ook veroverde en een jaar later annexeerde. Egypte bezette het zuidelijke deel van Palestina maar werd uiteindelijk overal, behalve uit de Gazastrook verdreven. De goed getrainde en door oorlog en strijd geharde en door de Britten en bewapende Israëlische troepen pakte vervolgens met geweld bijna de hele koek.

Zo’n 700.000 Arabieren wachtten niet af en ontvluchtten de nieuwe staat Israël. Een andere ongeveer even grote groep maakte de omgekeerde tocht. Die verlieten Arabische landen omdat ze vreesden voor hun veiligheid maar ook omdat ze het beter hoopten te krijgen in de nieuwe staat Israël. De Palestijnse vluchtelingen hadden geen staat waar ze naartoe konden vluchten. Die Palestijnen en hun nakomelingen waren inwoners van het VN mandaatgebied Palestina en dat verklaart de bijzondere door de VN gegarandeerde status van deze vluchtelingen. Zij zijn een verantwoordelijkheid van de Verenigde Naties. Het zijn inwoners van de staat Palestina die er tot op heden nog niet is: ze zijn stateloos.  Ze zijn stateloos door niet of halfslachtig optreden van de Verenigde Naties.


[1] https://web.archive.org/web/20060518044016/http://www.mtholyoke.edu/acad/intrel/britman.htm

Terrorisme revisited

Na de gebeurtenissen in het Midden-Oosten werden woorden als ‘terroristen’ en ‘terroristische organisatie’ gebruikt.  Onze overheid, de Nationaal coördinator terrorismebestrijding (Nctb), omschrijft terrorisme als volgt: “Terrorisme is het uit ideologische motieven dreigen met, voorbereiden of plegen van op mensen gericht ernstig geweld, dan wel daden gericht op het aanrichten van maatschappij ontwrichtende zaakschade, met als doel maatschappelijke veranderingen te bewerkstelligen, de bevolking ernstige vrees aan te jagen of politieke besluitvorming te beïnvloeden.” Ook terreurdeskundige Beatrice de Graaf lijkt terrorisme en terreur te zien als afkomstig van groepen die zich met geweld tegen de samenleving afzetten. In haar DWDD college noemt zij terroristen de ‘klunzen’ en de ‘losers van de geschiedenis’. Terreur als wapen van de zwakkeren. Door terrorisme en terreur op deze manier te framen blijft een heel belangrijk aspect van terreur buiten beschouwing. Een deel dat wel eens cruciaal zou kunnen zijn bij het bestrijden van terreur en het beëindigen van het opgelaaide conflict.

Terrorisme is, volgens de Van Dale“het onder druk zetten van een regering of bevolking door daden van terreur.” Een ‘daad van terreur’ is, volgens dezelfde Van Dale: “georganiseerd politiek geweld.” Terrorisme is daarmee het onder druk zetten van een regering of bevolking door daden van georganiseerd politiek geweld. Terrorisme kan volgens deze definitie gericht zijn tegen de regering of bevolking. Volgens deze definitie is terrorisme ook georganiseerd politiek geweld van een overheid tegen haar bevolking. De overheid als terrorist? Dat klinkt vreemd in de oren. Toch is het niet zo vreemd als het klinkt.

Als we iets meer dan twee eeuwen terug gaan in de tijd dan komen we uit bij la Terreur met een hoofdletter na de Franse revolutie van 1789. De belangrijkste vertegenwoordiger van het programma dat ten grondslag lag aan de periode die nu la Terreur heet was Maximilian Robespierre en die was: “vastbesloten … om een democratische republiek tot stand te brengen die bestaat uit goede burgers en eerlijke mannen.” Om zover te komen moest men af van ‘slechte burgers’ en ‘oneerlijke mensen.” Hoe doe je dat? “Er werd een Comité van Algemene Veiligheid opgericht als een soort opperste politieke politie. De Terreur had de opdracht om de Revolutionaire Republiek te beschermen tegen haar interne vijanden en richtte zich op degenen die samenspanden tegen de Republiek en degenen die alleen maar verdacht werden van vijandige activiteiten.” En dat was een uitgebreid palet aan mensen: “De slachtoffers varieerden van Marie Antoinette en andere koningsgezinden tot de voormalige revolutionaire collega’s van de Berg, de Girondijnse leiders; en voordat het jaar 1793-1794 voorbij was, gingen enkele van de oude Jakobijnen van de Berg die het programma hadden helpen inluiden ook naar de guillotine.[1]” in totaal verloren zo’n 40.000 mensen hun hoofd en honderdduizenden werden gearresteerd en vastgehouden.

La Terreur, de naam van deze periode is uiteindelijk in de negentiende eeuw als een leenwoord vanuit het Frans in het Nederlandse woordenboek verschenen. Terreur heeft haar naam dus te danken aan geweld van de overheid tegen haar burgers. Burgers die als een bedreiging werden gezien voor de Franse republiek. De Franse revolutionaire republiek is trouwens niet de enige die zich aan dergelijke terreur heeft bezondigd. De Russische, Chinese, Iraanse en anderen deden hetzelfde. Sterker, het lijkt min of meer eigen aan revoluties dat na de omwenteling een periode van terreur volgt. Terreur als middel van de machthebbers tegen de eigen bevolking. Stalin startte in 1934 met wat we nu de ‘grote zuivering’ noemen. Die periode volgde trouwens op een terreurcampagne tegen de ‘koelakken’, de boeren. Hitler startte in dezelfde periode met iets soortgelijks. Na de Rijksdagbrand van 1933 startte hij een terreurcampagne tegen zijn gevaarlijkste vijand, de communisten. Die verdwenen in het gevang en in speciaal ervoor gebouwde concentratiekampen. Kampen die later ook werden gevuld met socialisten en andere bedreigingen voor zijn regime. Mao deed het in China zelfs twee keer, eerst tussen 1952 en 1956 toen iedereen gelijkgeschakeld werd tot ‘nieuwe mens’ en vanaf 1966 onder de vlag van de ‘Culturele revolutie’.

In de ruim tweehonderd jaar dat we het woord terreur kennen, is de dader ineens het slachtoffer geworden. Door deze bijzondere gedaantewisseling verdwijnt terreur door de overheid buiten beeld. Dit terwijl terreur door de overheid veel gevaarlijker is dan terreur door ‘klunzen en losers van de geschiedenis’. De overheid heeft immers het machtsmonopolie.

Laten we eens met de originele bril van terreur, dus met de overheid als dader, naar reacties van overheden op aanslagen kijken. Na de aanslagen van 11 september 2001 verklaarden de Verenigde Staten de oorlog aan ‘terreur’ en Nederland ging hierin mee, net als alle andere westerse landen. Artikel 5 van de NAVO trad in werking: een aanval op één is een aanval op allen. In een oorlog gelden andere regels dan in een normale samenleving. Het normale recht wordt opzij gezet. Als we kijken naar de resultaten dan zien we dat dit tot zeer veel doden heeft geleid, dat past in het frame van een oorlog. In een oorlog schakel je je tegenstander uit en heten toevallige slachtoffers ‘collateral damage’. Het heeft tot heel weinig veroordelingen door een rechter geleid. Ook dat past in het oorlogsframe, daar geldt het oorlogsrecht. En dat werd, zie het voorbeeld van de gevangenen in Guantanamo Bay, zelfs opzij geschoven. 

“Zeker.” Dat was het antwoord van demissionair premier Rutte op de vraag of Nederland Israël onvoorwaardelijk steunt. “Heel veel, heel veel onschuldige slachtoffers en ook aan Palestijnse kant zijn heel veel slachtoffers door dit vreselijke geweld van Hamas. Nederland, zoals gezegd, erkent volledig het recht van Israël om zichzelf te verdedigen. Wij roepen op om dit geweld onmiddellijk te beëindigen en wij veroordelen het geweld.”  Ook premier Rutte bedient zich hier van het oorlogsframe en gaat daarmee mee in het Israëlische frame.  

Sinds 11 september 2001 worden organisaties die verandering in een gebied nastreven te pas en te onpas beplakt met het label terroristische organisatie. Eenmaal beplakt met het label ‘terroristische organisatie’ hoeft er niet meer serieus naar de grieven te worden gekeken. Dit terwijl er goede redenen kunnen zijn waarom een groep streeft naar, om de een deel van de Nctb-defenitie van hierboven aan te halen: “maatschappelijke veranderingen te bewerkstelligen.” Neem de situatie van de Palestijnen in de Gazastrook en op de Westelijke Jordaanoever. Ze wonen er maar hoe moeten we de plek waar ze wonen definiëren? Alhoewel 130 landen waaronder enkele EU-lidstaten maar Nederland niet, Palestina als staat erkennen, kun je het geen staat noemen. Daarvoor ontbreken enkele belangrijke kenmerken van een staat. Controle over de eigen grenzen, het eigen luchtruim en de eigen wateren ontbreekt. Zo lopen Gazanen het risico om in ‘eigen land’ te worden doodgeschoten als ze de grens met buurland Israël te dicht naderen. Natuurlijk mag een land een ‘buffer’ creëren tussen haarzelf en een buurland. Die zone vervolgens creëren op het grondgebied van dat andere land dat gaat veel te ver. Toch is dat wat Israël doet. Op de Westelijke Jordaanoever vestigen Israëlische burgers zich en stichten er nederzettingen. Hiervoor verdrijven ze met steun van de Israëlische overheid de op die grond wonende Palestijnen. Tegen geweld van kolonisten tegen Palestijnen wordt zelden opgetreden en bestraft. Het lijkt mij, om premier Rutte te parafraseren, dat we het volledige recht van de Palestijnen erkennen om zich te verzetten tegen deze door de staat Israël tegen de Palestijnen uitgeoefende staatsterreur. Aanleiding en reden genoeg om maatschappelijke verandering te bewerkstelligen’.

Ja, een oproep om geweld onmiddellijk te stoppen heeft mijn steun. Maar dan wel alle geweld en dus ook het staatsgeweld waarmee Israël de Palestijnen kleineert en koeioneert. En daarmee kom ik bij een tweede bezwaar tegen het mensen ‘terrorist’ noemen. Net zoals de soms terechte grieven van een als ‘terroristisch’ gelabelde organisatie uit beeld verdwijnen, verdwijnt de mens uit beeld als je hem ‘terrorist’ of ‘idiote barbaren en griezels’ zoals dezelfde premier Rutte de plegers van de aanslagen in Parijs noemde. Net zoals het discours is dat je met grieven van ‘terroristische organisaties’ niets hoeft te doen, is het discours ook dat je het met de rechten van een ‘terrorist’ niet zo nauw hoeft te nemen, ‘dat doen zij met jouw rechten immers ook niet’.

Terrorisme is een methode om de strijd aan te gaan. Een methode die niet zoveel verschilt van guerrilla, een gewapend conflict waarbij ongeregelde strijders een reguliere krijgsmacht trachten te ontregelen en uit te putten. Waarbij ze vanwege het verschil in vuurkracht een rechtstreekse confrontatie zoveel mogelijk vermijden. Voor ‘klunzen’ en de ‘losers van de geschiedenis’, om de woorden van De Graaf te herhalen is terrorisme een manier om de strijd aan te gaan met een sterkere tegenstander. Voor machthebbers is terrorisme een manier om zich te beschermen tegen interne vijanden, om Robespierre er weer bij te halen. Wat we nu, en eigenlijk al de afgelopen vijftig jaar, in Israël en in de door het land bezette en gedomineerde Gazastrook en  Westelijke Jordaanoever zien, is een spiraal van terreur waarin de beide partijen elkaar gevangen houden. ‘Het recht om zichzelf te verdedigen’ waar premier Rutte en Israël zich op beroepen, gaat deze spiraal niet beëindigen. Die gooit slechts olie op het vuur. Die spiraal kan alleen door de machtige partij worden beëindigd. Dus door Israël. En nee, dat kan niet met kogels, bommen en granaten. Dat kan alleen als de machtige inziet dat de machteloze een mens is net als de machthebber. Net zoals de slavernij alleen beëindigd kon worden door vrije mensen. Daarbij helpt het plakken van het label ‘terrorist’ niet, dat ontmenselijkt.


[1] Palmer and Colton, A History of the Modern. Sixth edition, pagina 376 eigen vertaling