Onder de knie krijgen

Bij De Kanttekening las ik een wel heel bijzondere column van hoogleraar radicaliseringsstudies in Leiden Tahir Abbas. Volgens Abbas brengt: “Het verbranden van een koran (…) niet alleen tekortkomingen in het Zweedse rechtssysteem aan het licht, maar laat ook de uitdagingen zien waarvoor de Zweedse overheid staat in een steeds diverser wordende samenleving.” Het land: “dat voorheen bekend stond om zijn diplomatieke en pragmatische aanpak, worstelt met zijn identiteit.” Ik verslikte me pardoes in mijn kopje thee toen ik dit las.

Abbas: “De koranverbrandingen brengen het ontbreken van een duidelijke visie op de multiculturele samenleving aan het licht, de veranderende demografie en integratieproblemen waarmee West-Europese landen worden geconfronteerd.” De schuld van het ontbreken van zo’n visie: “kun je toeschrijven aan de bredere tekortkomingen van de neoliberale economie, die in haar streven om globalisering te bevorderen onbedoeld sociaaleconomische ongelijkheden heeft aangemoedigd, de effectiviteit van regeringen heeft ondermijnd en het geloof in de ongereguleerde markten heeft bestendigd.” Ja, de: “vrijheid van meningsuiting is absoluut noodzakelijk; maar je mag de vrijheid van meningsuiting niet misbruiken om te beledigen of om haat te zaaien. De vrijheid van meningsuiting mag alleen bestaan in combinatie met inspanningen om empathie, begrip en de bloei van diversiteit te bevorderen.” 

Identiteit doet er hier niet toe. Wat er toe doet is dat Zweden, net als Nederland trouwens, een democratische rechtstaat is. Een staat met een grondwet die ons rechten geeft en wetgeving die aangeeft waar die rechten worden begrensd. Een van de belangrijkste van die rechten is het recht van vrije meningsuiting, artikel 7 van onze Grondwet. Dat recht wordt hier in Nederland wettelijk begrensd via artikel 137d dat het Wetboek van strafrecht stelt dat: “het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, aanzet tot haat tegen of discriminatie van mensen of gewelddadig optreden tegen persoon of goed van mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun geslacht, hun hetero- of homoseksuele gerichtheid of hun lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap, wordt gestraft.” Ook de artikelen 131 en 132 die het tot oproepen tot geweld verbieden.

Volgens Abbas onderstrepen: “De koranverbrandingen en de verontwaardiging hierover, in Zweden en wereldwijd, (…) dat je rekening moet houden met culturele en religieuze gevoeligheden en de fijne kneepjes hiervan onder de knie moet krijgen. Tevens weerspiegelt de situatie in het land de moeilijkheid waarmee veel landen momenteel worden geconfronteerd bij hun pogingen om binnen de complexiteit van diversiteit, integratie en identiteit te navigeren.”  Het verbranden of verscheuren van een heilig boek als een manier om je mening te uiten, is geen aanzetten tot discriminatie of haat.

Er is in deze geen sprake van: ‘rekening houden met culturele en religieuze gevoeligheden en de fijne kneepjes hiervan onder de knie krijgen.’ Daarvoor pleiten richting overheid, is pleiten voor speciale behandeling van specifieke groepen. Wat er ‘onder de knie gekregen’ moet worden, is dat onze mores zijn dat je iedere godsdienst naar keuze mag aanhangen, artikel 6 van onze Grondwet. Dat recht geldt voor iedereen en dat betekent dat je buurman een heel andere godsdienst mag aanhangen. Dat allemaal binnen de grenzen van de wet. Je mag een godsdienst aanhangen, je hoeft het niet dus. Jij mag openbaar verkondigen dat jouw god de enige is en dat de rest een stelletje ongelovigen zijn. Je buurman met die andere godsdienst mag dat ook en die ongelovige mag tegen jullie allebei zeggen dat jullie, om het in goed Venloos te zeggen ‘en pan aaf hebbe’. Voor degenen die het Venloos niet machtig zijn, dat jullie niet goed bij jullie hoofd zijn. Dat mag allemaal. Of het slim is om elkaar zo te bejegen, is een tweede.

Er hoeft niet ‘genavigeerd te worden binnen de complexiteit van diversiteit, integratie en identiteit.’ Er moet genavigeerd worden binnen de wettelijke grenzen van ons bestel en binnen de grenzen van het fatsoen. Dat er mensen onder ons zijn, zoals Pegida voorman Edwin Wagensveld, die voor wat dit betreft geen grenzen van fatsoen hebben, maakt nog niet dat de ‘overheid’ iets moet. Die moet pas iets als de wet wordt overtreden en als iemand denkt dat dit gebeurt dan moet die persoon aangifte doen. Die grenzen van fatsoen en wellicht ook nog enkele wettelijke grenzen, worden ook overschreden als anderen iemand bekogelen met stenen uit protest tegen het verscheuren van een heiligboek.

Even een tip voor Abbas en anderen, vooral mensen die werkzaam zijn bij de media. De beste manier om met acties als die van Wagensveld om te gaan, is er geen aandacht aan te besteden. Media hebben niet de plicht om van iedere oprisping van elke idioot verslag te doen. Ik ben geen kenner van heilige boeken maar ik denk dat ze allemaal wel een of andere passage bevatten waarin staat dat het goed is om iemand die je iets aandoet of kwetst te vergeven en/of iets zoals ‘wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet’.

Grondrechten, meningen en fatsoensnormen?

In een artikel bij De Kanttekening stelt Mariska Jansen de vraag of het verbranden of verscheuren van de koran verboden moet worden. In het artikel doet, hoogleraar rechtsfilosofie Andreas Kinneging de volgende uitspraak: “Bij het verscheuren en verbranden van de koran raken twee grondrechten in botsing. De vrijheid van meningsuiting om te kunnen zeggen wat je wil, versus de vrijheid van godsdienst.” Botsen er twee grondrechten bij het verbranden van een koran of welk heilig boek dan ook?

Artikel 6 van onze grondwet regelt dat ieder in ons land het recht heeft: “zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.” Het volgende, zevende, artikel regelt de vrijheid van meningsuiting. In het eerste lid de vrijheid van drukpers, het tweede de inhoudelijke vrijheid voor het uiten van meningen via tv of radio en het derde via welk ander middel dan ook. Het vierde lid regelt dat de eerste drie niet van toepassing zijn op het maken van handelsreclame[1].

Als iemand een bijbel of een koran verscheurt en verbrandt omdat die persoon vindt dat deze boeken mensen bedriegen of niet deugen of wat dan ook, dan uit de persoon zijn mening. Dit verscheuren en verbranden belet niemand om christen of islamiet te zijn en dat geloof te belijden. Beide artikelen geven het individu rechten. Van een botsing van grondrechten is, naar mijn opvatting, geen sprake. Ze zouden botsen als ze een individu voor het blok zetten. Niet als twee individuen met elkaar botsen. Beide individuen hebben immers dezelfde rechten. In dit geval worden de grondrechten van beide personen gerespecteerd. De vrijheid van meningsuiting van een persoon kunnen niet botsen met de vrijheid van godsdienst van een ander. Net zoals mijn vrijheid van meningsuiting niet kan botsen met die van jou. Er botsen geen grondrechten.

Wat er wel botsen, zijn meningen. De mening van de een dat een boek heilig is met de mening van een ander dat het mensen bedriegt. Beide meningen mogen er zijn en mogen worden geuit. Wat er ook botst, zijn fatsoensnormen. Fatsoensnormen over hoe we met elkaar en elkaars meningen en met boeken omgaan.  


[1] https://wetten.overheid.nl/BWBR0001840/2023-02-22

God en vrijheid

 Ja. Dat is het korte en simpele antwoord op de vraag die G. van Veldhuizen en A. Heemskerk aan het eind van hun artikel in Trouw stellen. De auteurs zijn docenten in het voortgezet onderwijs en werken op een school met een reformatorische grondslag. De vraag waarop ja het antwoord is, luidt: “Als wij God en Zijn Waarheid maar mogen houden.” Jullie mogen ‘God en zijn Waarheid’ houden. Net zoals iedere andere persoon het recht op een eigen god met bijbehorende waarheid, of alleen een eigen waarheid mag hebben en houden. Ik vraag me af of de beide auteurs vinden dat mensen ook zonder god hun waarheid mogen hebben. Het lijkt erop alsof zij god boven de wet plaatsen. En vervolgens de wet vanuit hun god uitleggen.

God, De Heer, Oorlog, Harmonie, Verschijning
Bron: Pixabay

Ze schrijven: “Godsdienst is God dienen. Hem op de eerste plaats zetten.” Tot zo ver niets bijzonders. Iemand zonder god hoeft god niet op de eerste plaats te zetten. Dat wordt het als ze hun betoog vervolgen en van het individuele naar het algemene gaan: “Het spreken over ‘vrijheid van godsdienst’ kan alleen binnen die context.” Beweren de beide auteurs dat spreken over godsdienstvrijheid alleen kan door god te dienen en hem op de eerste plaats te zetten? Betekent dit dat iemand die geen god aanhangt geen godsdienstvrijheid heeft? Dat is wel een heel bijzondere uitleg van godsdienstvrijheid.

Nu is het eigen aan gelovigen dat ze de wet van hun god het allerbelangrijkste vinden: die moeten ze volgen. In een land waar iedereen dezelfde god aanhangt en dat ‘aanhangen’ ook op eenzelfde manier doet, kan ‘godswet’ ook de ‘landswet’ zijn. Dat wordt alleen heel erg lastig in een land als Nederland waar mensen wonen die verschillende goden aanhangen en een heel grote groep zelfs geen god aanhangt. Trouwens niet alleen worden er verschillen goden aangehangen. Ook de aanhangers van eenzelfde god, hangen die op verschillende manieren aan. Als in zo’n land ieder de regels van zijn eigen god volgt, dan wordt het een puinhoop.

Onze grondwet bepaalt in artikel 6 in het eerste lid de godsdienstvrijheid: “Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.” En in tegenstelling tot de dienst aan god, bepaalt dit artikel de context van de godsdienstvrijheid. Het artikel bepaalt dat iedereen zijn eigen god mag dienen maar dan wel binnen de door de overheid gestelde wetten. God, en vooral zijn aanhangers in dit land, hebben zich aan de wet te houden. Of zoals het in de toelichting op dit artikel staat: Het artikel staat toe dat de wetgever bepaalde ontoelaatbare gedragingen, ook indien die een uiting zijn van godsdienstig of levensbeschouwelijk belijden, strafbaar stelt.” Wat ontoelaatbare gedragingen zijn, bepaalt de wetgever, niet god of zijn vertegenwoordigers op deze aardkloot. Haat zaaiende en tot geweld oproepende dominees, pastoors, rabbijnen en imams kunnen worden aangepakt en kunnen zich niet verschuilen achter hun god.

“Als wij vrijheid van godsdienst hebben, mogen individuele ouders kiezen voor een school waar hun overtuiging vrij uitgedragen wordt. Nederland is geen dictatuur van de meerderheid.” Zo vervolgen ze hun betoog. Inderdaad is Nederland geen dictatuur van de meerderheid. Trouwens ook niet van de minderheid. En ja, ouders mogen zelf een school voor hun kind kiezen waar hun overtuigingen uitgedragen worden. Ik laat hier bewust één woord weg dat de beide auteurs wel gebruiken, namelijk het woord ‘vrij’. Overtuigingen mogen, zo zagen we hierboven, worden uitgedragen binnen de grenzen van de wet. Die wet begrenst het ‘vrij uitdragen’ van geloofsovertuigingen.

En dan komen we bij de aanleiding voor hun artikel: “Onze scholen zijn in het nieuws gekomen omdat homoseksualiteit daar afgewezen zou worden. Daar wordt veel omheen gedraaid, maar laten we maar even duidelijk zijn: dat klopt en dat wist iedereen allang.” Volgens de beide auteurs is dit geen discriminatie: “Wij wijzen namelijk nooit één enkele groep af, wij wijzen steeds weer zowel onszelf als ook alle anderen af, omdat we allemaal op de één of andere manier van Gods doel afgeweken zijn.” En daarom zien ze: “geen andere mogelijkheid dan om homoseksualiteit af te wijzen op grond van de Bijbel, maar op grond van datzelfde Woord wijzen we evenzogoed een kerkgang af die alleen maar vanuit gewoonte is, omdat die dan geen liefdedienst is.” Een bijzonder redenering: we discrimineren niet als we homo’s afwijzen omdat we iedereen afwijzen inclusief onszelf. Alsof er niet een verschil is tussen iets wat een keuze is, kerkgang uit gewoonte, en iets wat geen keuze is, homoseksualiteit. Dat de gereformeerde god homoseksualiteit afwijst en dat de beide auteurs dat ook doen, staat hen vrij. Dat zijn hun persoonlijke opvattingen. En een dominee mag dat zelfs vanaf de kansel prediken.

Dit afwijzen wordt echter een probleem als het op scholen wordt onderwezen in andere dan de godsdienstlessen. Het wordt dus een probleem als schoolbesturen dit afwijzen. Het staat scholen niet vrij te onderwijzen wat zij willen. En artikel 23 van de grondwet dan, dat regelt toch de vrijheid van onderwijs? Hoor ik al mensen roepen. Dat artikel wordt inderdaad gekoppeld aan de ‘vrijheid van onderwijs’. Dat is echter iets anders dan de ‘vrijheid om te onderwijzen wat je wilt’. Die vrijheid is er niet. Het eerste lid van dit artikel luidt niet voor niets: “Het onderwijs is een voorwerp van de aanhoudende zorg der regering.” In het tweede lid wordt die ‘zorg’ nader toegelicht: “Het geven van onderwijs is vrij, behoudens het toezicht van de overheid en, voor wat bij de wet aangewezen vormen van onderwijs betreft, het onderzoek naar de bekwaamheid en de zedelijkheid van hen die onderwijs geven, een en ander bij de wet te regelen.” Deze zorg betreft alle scholen. Openbare scholen moeten hierbij ‘ieders godsdienst of levensovertuiging eerbiedigen’ en bijzondere scholen, zoals de gereformeerde school van de beide auteurs, moeten voldoen aan ‘eisen van deugdelijkheid’. En die eisen worden door de wetgever bepaald. Als de wetgever bepaalt dat mensen afwijzen op basis van seksuele geaardheid niet mag, dan mogen scholen dat ook niet. Dan moeten zelfs de beide auteurs die homoseksualiteit afwijzen, onderwijzen dat het afwijzen van iemand op basis van zijn geaardheid niet mag.

Kerkgebouw en godsdienstvrijheid

 Op de site van de NOS las ik het bericht dat er in verschillende kerken in het land meer dan dertig mensen aanwezig waren. Soms wel meer dan 200. “Wij willen ons aan Gods woord houden om de onderlinge bijeenkomsten niet na te laten,” aldus een bestuurder van een kerk en vervolgt:“ Wij hebben zo’n grote kerk. Met tweehonderd man erin heb je bijna een verrekijker nodig om elkaar te zien.” Kerken beroepen zich hierbij op de vrijheid van godsdienst. Hierbij krijgen ze bijval van onze regering. Dat de overheid zich niet mag bemoeien met jouw godsbeleving, staat buiten kijf. Een niveau hoger mag de overheid zich niet bemoeien met de leer van een godsdienst en met de benoeming of aanwijzing van voorgangers. Of dit zich ook uitstrekt tot hoeveel mensen er in een kerkgebouw mogen, waag ik ernstig te betwijfelen.

File:Kerk - Venlo - 20241198 - RCE.jpg - Wikimedia Commons
Joriskerk Venlo. Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed via WikimediaCommons

Ik ben geen rechtsgeleerde en ook geen specialist Grondwet. Dus wellicht kan een specialist op dit gebied, mij aanvullen, corrigeren of verklaren dat ik grote onzin verkondig. De maatregel om maar dertig man in een gesloten ruimte toe te laten ter bestrijding van het coronavirus, bemoeit zich niet met de inhoud van de godsdienst. Ze bemoeit zich alleen met het gebruik van het gebouw. En laat dat nu iets zijn waar een overheid zich al mee bemoeit. Tot medio 2010 moest iedereen die een gebouw wil (gaan) gebruiken waarin mensen komen, een gebruiksvergunning hebben. In die vergunning werd geregeld hoe het gebouw gebruikt mocht worden, wat er wel en niet mocht en hoeveel mensen erin mochten. Nu is deze vergunning onderdeel geworden van een omgevingsvergunning. Ook kerken ontkomen hier niet aan. Hoeveel mensen mogen erin en hoe zit het met vluchtroutes? Voor de bouw van een nieuwe kerk of moskee moet je ook een omgevingsvergunning aanvragen.

Als VVV-gelovige zou ik de kerkbestuurder na kunnen zeggen dat ‘wij onderlinge bijeenkomsten niet willen nalaten om de voetbalgoden te eren’. Waarna een voetbalhater Karl Marx kan parafraseren maar de geest van diens uitspraak wel in ere houdend kan zeggen: voetbal is opium voor het volk. Mijn voetbalclubje VVV heeft voor haar activiteiten ook zo’n vergunning om haar wedstrijden te kunnen spelen in stadion De Koel. In die vergunning staan vast ook hoeveel bezoekers en maximaal in het stadion mogen. Alleen heeft de club er nu niets aan omdat gebruik, zoals in die vergunning is opgenomen, nu niet mag. Er mag wel gevoetbald worden, maar ik en met mij alle andere fans mogen er niet bij zijn. Het ‘gebruik’ van De Koel is tijdelijk niet mogelijk zoals het in die vergunning is opgenomen. Zo kan ook het ‘gebruik’ van een kerk tijdelijk worden aangepast. Er wordt een dienst gehouden waarbij nog dertig mensen mogen zijn. De vrijheid van godsdienst wordt hierdoor niet aangetast. Het enige wat wordt beperkt is het gebruik van het gebouw.

Dit handhaven hoeft geen probleem te zijn. Daarvoor hoeft de kerk niet te worden betreden. Daarvoor hoeft alleen maar te worden gecontroleerd hoeveel mensen er naar binnen of naar buiten gaan. Zijn dat er meer dan dertig, dan wordt de uitbater van het gebouw, het kerkbestuur, beboet. Dit is geen boete op het uitoefen van een religie maar op het overtreden van de regels voor gebruik van het gebouw. Bij herhaaldelijke overtreding, kan het gebouw voor bezoekers worden gesloten. Let wel voor bezoekers, de pastoor of dominee kan er nog steeds een dienst in verzorgen. Een dienst die via een livestream kan worden uitgezonden.