Uitgelicht

Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet

Premier Rutte: “wees met name op 1 juli 2023, als het officieel 150 jaar geleden is dat de slavernij in het koninkrijk werd afgeschaft. ‘Maar het proces is pas echt klaar als de discriminatie van mensen vanwege hun huidskleur is gestopt,” zo lees ik in de Volkskrant. Een bijzondere soap rond excuses voor het slavernijverleden. Dat bijzondere is gelegen in het oorzakelijk verband dat er wordt gelegd tussen verschillende feitelijke constateringen.

De eerste feitelijke constatering is dat het begrip racisme een steeds ruimer wordt ingevuld. Volgens de Van Dale is racisme de: “opvatting dat mensen met een bepaalde huidskleur beter zouden zijn dan mensen met een andere kleur, gebruikt als rechtvaardiging om mensen met een andere kleur slecht te behandelen.” Racisme is daarmee een handeling, een actie op basis van een bewuste gedachte. Hier schreef ik al eens een prikker over naar aanleiding van een bijzonder gesprek onder een artikel van Vera Mulder bij De Correspondent met als titel Nog een blik, weer een opmerking: racisme is één plus één plus één. Een gesprek waarin ik Mulder vroeg naar haar definitie van racisme en die niet kwam, want: voor één alomvattende definitie is het onderwerp, het systeem, de ervaring te complex, maar het betrekken van systemisch en onbedoeld racisme in dit gesprek is onontbeerlijk in het ontmantelen ervan” Zonder een duidelijke definitie van is een zinvol gesprek onmogelijk omdat iedereen dan iets anders bedoeld. Dan wordt het zoiets als het partijtje ‘bunkertrefbal’ dat mijn aspiranten honkballers laatst speelden. Op mijn vraag wat ze het laatste half uur wilden doen, kwam het antwoord bunkertrefbal. Ik had geen idee wat het was, maar zij wisten precies wat er werd bedoeld. Totdat ze gingen spelen en er boze gezichten kwamen. Wat bleek, ze speelden met verschillende regels.

Feitelijke constatering twee: als jezelf, je ouders of grootouders van elders naar Nederland gekomen zijn, dan heb je niet dezelfde mogelijkheden als iemand bij wie dat wel het geval is. Als nieuwkomer mis ontbreekt het je aan kennis van de samenleving waar te naartoe migreert. Maar belangrijker dan het ontbreken van die kennis is het ontbreken van kennissen. Je mist een netwerk waardoor het zeer lastig wordt om een plek te vinden die bij je capaciteiten past. Dat laatste heb ik in een eerdere prikker ‘nieuwkomers nadeel’ genoemd. Het gebrek aan kennis is daarbij makkelijker op te lossen dan het gebrek aan die kennissen. Het ‘opklimmen in de rangen’ na migratie kost meerdere generaties tijd

Dan de vierde feitelijke constatering het feit dat Nederland koloniën had. Een feit dat niet is te ontkennen. Het woord kolonie kent een oud Griekse geschiedenis. Werd het te druk in een stad of gebied, dan trok een deel van de inwoners weg naar een leeg stuk land en stichtte daar een onafhankelijke ‘zusterstad’. Als er tegenwoordig over koloniaal verleden wordt gesproken, dan wordt vooral de periode na 1500 waarin Europa economisch en militair de wereld steeds meer ging overheersen[1]. Het streven naar een zo groot mogelijk rijk, was echter niets nieuws. Het enige nieuwe eraan was dat het op wereldschaal gebeurde. De diverse Chinese dynastieën, de Perzen, het Egypte van de farao’s, de Romein, de Magadha, de Olmeken, Inca’s, Azteken, het Islamitische rijk, de Mongoolse horden, allemaal streefden ze naar ‘werelddominantie’ in de hun bekende wereld. Dat Mongoolse rijk wordt qua omvang in de geschiedenis trouwens alleen overtroffen door het Britse Rijk. Tot de Russische inval in Oekraïne waren velen ervan overtuigd dat het veroveren van gebieden tot het verleden behoorde. Wat niet wil zeggen dat het streven naar ‘werelddominantie’ en als je die hebt het behoud ervan, tot het verleden behoort.

Als vijfde het feit dat slavernij is eeuwenlang een algemeen aanvaard maatschappelijk gebruik was. Wat hierbij onder invloed van het christendom en de islam ook geleidelijk algemeen gebruik werd, was dat je geloofsgenoten niet tot slaaf mocht maken. Algemeen aanvaard maar niet door iedereen. Vanaf het midden van de achttiende en versneld in de negentiende eeuw komt daar verandering in. Een bijzondere periode in de West-Europese geschiedenis. Bijzonder omdat heel veel zaken die tot de mores in vroeger eeuwen behoorden, ter discussie werden gesteld. Het is de periode dat Adam Smith zijn Theory of Moral Sentiment waarin hij de emoties en hoe die zich tot elkaar verhouden onderzocht en het beroemdste The Wealth of Nations waarin hij de economische ontwikkeling beschrijft. Met daarin de beroemde passage van de onzichtbare hand. De tijd waarin Immanuel Kant zijn drie ‘kritieken’ schreef[2] en Zum ewigen Frieden. Het tijdperk van de Verlichting, door diezelfde Kant omschreven als: “het uittreden van de mens uit zijn onmondigheid waaraan hij zelf schuldig is. Onmondigheid is het onvermogen gebruik te maken van zijn verstand zonder leiding van een ander. Aan deze onmondigheid is men zelf schuldig wanneer de oorzaak ervan niet ligt in gebrek aan verstand maar ligt in het gebrek aan beslissing en moed het verstand te gebruiken zonder leiding van een ander. ‘Sapere aude!’: ‘Heb de moed te weten’ (d.i. gebruik te maken van uw eigen verstand), is derhalve het devies van de Verlichting’.[3] De leiding van de ander waar de mens het zonder zou moeten doen, betrof vooral de religieuze dogma’s.

Dat ‘gebruik maken van het eigen verstand’ bleef niet zonder gevolgen. Smith, Kant en vele anderen schreven daardoor hun boeken. Het ‘door god gegeven recht’ van heersers werd ter discussie gesteld. Sterker nog, ze konden worden afgezet. Democratie’ werd onderdeel van het gesprek. Nadenken leidde tot de ‘stoommachine’ en ander uitvinding en via Smith tot het nadenken over en proberen te verklaren van iets wat we nu ‘de economie’ noemen. De verlichting leidde ertoe dat er zoiets als een ‘publieke ruimte’ ontstond alwaar over van alles en nog wat gedebatteerd kon worden, dat er kranten ontstonden. De Verlichting leidde tot het ter discussie stellen van god en de godsdienst. De Verlichting leidde er toe dat er allerlei emancipatie- en burgerrechtenbewegingen ontstonden en dus ook een beweging die de slavernij wilde beëindigen. Aan de andere kant leidde de Verlichting ook tot het nadenken over overeenkomsten en verschillen tussen mensen. Ze stond daarmee ook aan de wieg van wat we nu racisme noemen. Want zelf nadenken en willen weten, wil niet automatisch zeggen dat er hetzelfde wordt gedacht en dat voor fenomenen eenzelfde verklaring ‘gedacht’.

De Verlichting was een westers verschijnsel. Het deed zich niet voor in China, India of het Perzische Rijk. Dat slavernij nu in theorie overal is afgeschaft, is daarmee te danken het westen. Slavernij was geen ‘westerse’ uitvinding al zijn er mensen die lijken te geloven dat Europeanen slavernij uitvonden. Sterker nog, als je via google zoekt, kun je de bevestiging zien van die feitelijk onjuiste opvattingen zoals ik een klein half jaar geleden al schreef. Afrikanen, Arabieren, Chinzeen, Indiërs, authentieke Amerikanen, slavernij kwam overal voor. Het oudste ‘wetboek’ de Codex Hammurabi van zo’n 38 eeuwen geleden, spreekt op verschillende plekken over slaven. In de periode van 800 tot 1900 vonden minstens zoveel tot slaaf gemaakte Afrikanen hun weg naar de Arabische wereld. En nee, met die Codex werd slavernij niet ingevoerd. De Codex reguleerde de bestaande praktijk en gaf aan welke straf er op overtreding van die praktijk stond. De afschaffing ervan begon in Europa door het in wetboeken te verbieden en door het verbod ervan vervolgens ook in andere delen van de wereld af te dwingen.

Het wordt bijzonder als deze feitelijke constateringen worden gecombineerd tot een alles verklarende theorie. Die combinatie werd in 2021 beschreven door Fati Benkaddour in een artikel bij Joop: “Racisme is niet een gevolg van historische, militaristische, kapitalistische en economische bewegingen die door de tijd heen at random gebeurden en die de politieke status quo, tegenovergestelde culturele waarden en scheve machtsverhoudingen tussen bevolkingsgroepen, in Nederland hebben veroorzaakt. Racisme ís er de oorzaak van. En dat niet alleen, racisme is een vorm van antisociale persoonlijkheidsproblematiek: narcisme.”  Racisme is in Nederland de oorzaak van historische, militaristische, kapitalistische en economische beweging, aldus Bendakkour. Dus zonder racisme geen ‘geschiedenis’ in Nederland en ook geen kapitalisme, militarisme en economie. Zonder racisme zou het hier stilstaan. Zou dat alleen voor Nederland gelden? Zou er in andere delen van de wereld wel historische, militaristische, kapitalistische en economische beweging mogelijk zijn zonder racisme? Nederland als een soort uitzondering op de regel? Ik probeer me een voorstelling te maken van hoe Nederland er dan uit zou hebben gezien, maar een echt beeld kan ik me er niet bij voor de geest halen. Zouden we hier dan nog in de Middeleeuwen leven? Zou een deel van het land dan nog steeds door de Romeinen bezet zijn? Allebei zou erg lastig zijn als Nederland die uitzondering was. Het Romeinse Rijk zou dan immers nog alleen in Nederland bestaan en alleen Nederland zou dan nog last hebben van invallen van Noormannen. Alhoewel, dat zou niet kunnen, die Noormannen hebben immers wel een geschiedenis, militarisme, kapitalisme en economische ontwikkeling. Dit lijkt mij een heel onwaarschijnlijk scenario.

Een andere mogelijkheid is dat Nederland geen uitzondering op de regel is. Dat zou betekenen dat racisme de oorzaak is van ‘historische, militaristische, kapitalistische en economische bewegingen.’ Dat zou betekenen dat racisme de motor is achter alle menselijke ontwikkeling. Dan waren de Romeinen racisten net als de Qing-dynastie, de oude Egyptenaren, de Maya’s en de Azteken. Maar wacht eens, als we nog wat verder teruggaan in de geschiedenis van de homo sapiens dan zijn onze verre voorvaderen uit oost-Afrika weggetrokken en hebben ze zich over de hele wereld verspreid vanwege racisme. Ook dat lijkt mij heel onwaarschijnlijk want als we teruggaan naar de eerste afsplitsing van de eerste groep homo sapiens, dan was het familie die zich afsplitste. Zou racisme werkelijk ten grondslag liggen aan die eerste afscheiding? Ik was er, net als Benkaddour niet bij, maar ik waag het ernstig te betwijfelen.  Als Nederland geen uitzondering op de regel is en als de regel zelf vastloopt, dan rest er maar één andere mogelijkheid: Benkaddour verkoopt grote onzin. Haar bewering slaat als de welbekende tang op het varken.

Toch zijn er velen die deze tang toch in meer of mindere mate op een varken vinden lijken. Die noemen ‘racisme’ als verklaring voor het eerder behandelde nieuwkomers nadeel. Die zien slavernij doorwerken in de huidige sociale ongelijkheid in Nederland. Die zien overal racisme en institutioneel racisme en zien daarin een voorzetting van de ‘koloniale verhoudingen’. Die zijn als de welbekende hamer die in alles een spijker ziet. Die beweren in navolging van Gloria Wekker dat: West-Europese landen hebben eeuwen deelgehad aan een algemeen Europees ethos – een ‘cultureel archief,’ zoals Edward Said het noemt in zijn boek – waarbinnen ze de plicht hadden om zich buiten hun eigen gebied te begeven en andere volkeren aan zich te onderwerpen.”  Die betogen zoals Angélique Duindam in de Volkskrant dat er een: “systeem bedacht (is) waarin we andere mensen konden ontmenselijken.” Het ‘Risk- kaartje met Saids opdracht’ waar Wekker het overheeft en Duindams ‘bedenken’ verwijzen naar een ‘voorbedachte rade’ waarover mijn vorige prikker handelde. De feiten laten zien dat Europeanen zich over de wereld verspreidden, zich dus buiten hun ‘gebied’ begaven en daarbij volkeren aan zich onderwierpen. Wat Wekker hier doet, is vanuit het heden een ‘voorbedachte rade’ opleggen aan voorouders: ze bezitten koloniën en hebben de daar aanwezige mensen onderworpen dus dat zal dan wel de reden zijn dat ze de wijde wereld introkken. Een ‘voorbedachte rade’ waarvoor elk bewijs ontbreekt. Ze bevoeren de zeeën om de ‘tussenpersoon’ in de handel uit te schakelen en zoveel mogelijk rechtstreeks met de Chinese en Indische bron te handelen, niet omdat ze wilden ‘veroveren’. Dat veroveren en onderwerpen kwam er later bij en was in eerste instantie gericht op het uitschakelen van de ‘West-Europese concurrent’. Het bedachte ‘systeem’ van Duindam is een achterafverhaal om iets te beschrijven. Een achteraf verhaal waarin gebeurtenissen en keuzes van verschillende van onze voorouders op verschillende momenten in de tijd met elkaar in verband gebracht worden en worden gepresenteerd als een logische beschrijving en verklaring van iets. Deze verhalen zijn, om Tom Phillips aan te halen, het gevolg van problemen die ontstaan door short cuts in onze hersenen en dan vooral van de heen short cut  die altijd zoekt naar patronen. “Het probleem daarmee is dat onze hersenen daar zo op zijn gebrand dat ze overal patronen gaan zien, zelfs waar ze helemaal niet zijn.[4]


[1] Bij ‘Europa’ hoorden, na de onafhankelijkheid van Engeland, ook de Verenigde Staten

[2] Kritik der reinen Vernunft (1781), Kritik der praktischen Vernunft (1788) en Kritik der Urteilskraft (1790).

[3] Uit Immanuel Kant, Was ist Aufklärung. Geciteerd bij Historiek.net.

[4] Tom Phillips, De mens. Een kleine geschiedenis van onze allergrootste fuck-ups, pagina29

Uitgelicht

Onvergelijkbaar onvergelijkbaar

In zijn column in de Volkskrant schrijft Ari Elshout over de strijd tussen universalisten en multiculturalisten in Europa. Volgens Elshout vinden universalisten dat rechten, plichten en wetten voor iedereen gelden. De multiculturalisten vinden dat er: “rekening (moet worden) gehouden met andere culturen, ook al accepteren die het gelijkheidsbeginsel voor vrouwen en homo’s niet. Hameren op de universele rechten leidt tot uitsluiting van bevolkingsgroepen met andere waarden, is het argument.” Hij ziet dat vooral ‘links’ het hier lastig mee heeft: “zo streng als links is voor een steenrijk emiraat ver weg, zo voorzichtig opereert het doorgaans in de omgang met minderheden thuis die vanuit hun geloof niet veel anders denken over vrouwen en lhbti-plus dan de Qatarezen.” Een bijzonder betoog.

Bijzonder omdat ‘minderheden thuis’ van een hele andere orde zijn dan ‘de Qatarezen’. De ‘minderheden’ thuis die ‘anders denken’ hebben in Nederland de vrijheid om te mogen denken wat ze willen. Er is geen wet in Nederland die zegt ‘gij moet zus en zo denken over vrouwen of lhbti+’. Gelukkig is die er niet. In Nederland hebben we de vrijheid om ergens anders over te denken dan alle anderen. Het staat al die anderen ook vrij om jouw manier van denken verwerpelijk te vinden. De ‘strengheid’ naar de Qatarezen is gericht tegen de Qatarese overheid en haar wetgeving. Niet tegen wat de inwoners van Qatar vinden. De Qatarese overheid en wetgeving probeert mensen juist wel op te dringen wat ze moeten denken en vinden. De Qatarese wetgeving beperkt de vrijheid van haar inwoners.

Bijna aan het einde van zijn column geeft hij een advies aan links: “Ik zou zeggen: wees consequent, veroordeel achterstelling van bepaalde groepen niet alleen daar maar ook hier. Protesteren tegen de hoofddoekplicht in Iran gaat moeilijk samen met het verdedigen van de hoofddoek hier.” Het probleem in Iran is niet dat vrouwen hoofddoeken dragen. Het probleem is dat de overheid hen dwingt tot iets. De Iraanse overheid decreteert: ‘gij zult een hoofddoek dragen.’ Het probleem met Nederlandse partijen die de hoofddoek willen verbieden, is dat ze willen dat de Nederlandse overheid hetzelfde doet als de Iraanse, namelijk mensen dwingen tot iets: ‘gij zult geen hoofddoek dragen’. Het recht van de Iraanse vrouw om geen hoofddoek te dragen en het recht van de Nederlandse vrouw om er wel een te dragen, baseren zich op dezelfde vrijheid, namelijk de vrijheid van het individu om zonder dwang van wie dan ook en zeker zonder overheidsdwang, te bepalen welke kleren de persoon draagt. Het probleem van ‘links’ is dat het meegaat in een discussie over onvergelijkbare onvergelijkbaarheden. Hameren op universele rechten laat zich prima combineren met andere waarden. Problemen ontstaan pas als ‘waarden’ worden opgedrongen via wettelijke ge- en verboden. Als de vrijheid van het individu wordt aangetast om bepaalde normen op te dringen.

Uitgelicht

Politiek correcte politieke incorrectheid

“Ook de linkse media weten er niet goed raad mee. Soms druipt de politieke correctheid er vanaf. In een tweekolommetje besteedt De Volkskrant op de binnenpagina aandacht aan de voetbalrellen, terwijl er dagenlang aandacht en verontwaardiging was voor de Sinterklaasrellen in de gemeente Staphorst.” Dit schrijft criminoloog en antropoloog Hans Werdmölder in een artikel op de site Wynia’s Week. Een artikel naar aanleiding van de rellen die uitbraken na de winst op de Belgen van het Marokkaanse voetbalelftal.

Bron: Flickr

Volgens Werdmölder waren die rellen een gevolg van ‘botsende culturen’: “de feminiene Nederlandse c.q. Belgische christelijke cultuur, de macho Riffijns-islamitische cultuur en de hedendaagse straatcultuur.” Dit leidt tot: “onzekerheid, geweld en criminaliteit,” bij de jeugdigen. Of dat zo is, weet ik niet en daar gaat het mij ook niet om. Het gaat mij om de uitspraak waarmee ik deze prikker begon.

De manier waarop media met de voetbal- en sinterklaasrellen omgingen en de ‘politieke correctheid’ die daarvan afdruipt. Dagenlange verontwaardiging over de ene rel, de Sinterklaasrellen, en twee kolommetje op de binnenpagina voor de andere, de voetbalrellen. Een bijzondere vergelijking van twee ongelijke gebeurtenissen. Bij beide gebeurtenissen werd de openbare orde geschonden en speelde de politie een belangrijke rol, dat hebben ze gemeen. Dat is dan ook de enige overeenkomst.

Aan de ene kant, al dan niet door ‘botsende culturen’ en daardoor ‘onzekere jongeren’ veroorzaakt geweld en crimineel gedrag met geen ander doel dan rotzooitrappen. Aan de andere kant intimidatie en geweld om te voorkomen dat een andere groep gebruik kan maken van het democratisch recht om via een demonstratie je mening ergens over te uiten.

Bij beide rellen speelde de politie een belangrijke, zij het niet gelijke rol. Bij de voetbalrellen speelde de politie de rol die we van haar mogen verwachten. De rol van handhaver van de openbare orde. Een handhaver die optreedt als die orde wordt geschonden en dat was het geval toen de blijdschap na de overwinning van het Marokkaanse elftal uitliep op vernielingen en geweld tegen de politie die hiertegen optrad. Bij de Sinterklaasrellen was die rol de rol van ‘toeschouwer aan de zijlijn’. Een toeschouwer die toekeek en niet ingreep bij intimidatie en geweld van de ene groep tegen de andere. Een toeschouwer die haar plicht, het garanderen van het recht om te demonstreren maar vooral het beschermen van burgers tegen intimidatie en geweld door anderen, verzaakte.

Dat verschil in doel tussen de doelloze voetbalrellen en de doelbewuste aantasting van het democratische recht van burgers maakt, de vergelijkbaarheid die Werdmölder suggereert, onhoudbaar. Onhoudbaarheid die nog wordt versterkt door de rol van de politie, handhaver van de openbare orde en veiligheid in het ene geval en plichtsverzaker in het andere. Dit maakt Werdmölders vergelijking een gotspe.

Dit maakt het verschil in media-aandacht niet meer dan terecht en laat zien dat ‘de linkse media’ juist goed raad weten met dergelijke rellen. Dat er niets ‘politiek corrects’ afdruipt van dat verschil in media-aandacht. Sterker nog, de politieke correcte  politieke incorrectheid van Werdmölder door deze twee ongelijke gebeurtenissen gelijk te verklaren, is stuitend.

Uitgelicht

Institutionalized racisme denken

Films bevatten soms prachtige uitspraken. Neem het gesprek tussen de gevangenen in Shawshank redemption als ze te horen krijgen dat de na meer dan vijftig jaar gevangenschap vrijgelaten Brooks zich van het leven heeft benomen. Red, gespeeld door Morgan Freeman spreekt dan de woorden: “He’s just institutionalized. … The man lived here 50 years Heywood, 50 yeard. This is all he knows. In here, he’s an important man, He’s an educated man. Outside he’s nothing. Just a used-up con …” Ook in mindere films zitten soms mooie uitspraken. Aan een ervan moest ik denken bij het lezen van de column van Harriet Duurvoort in De Volkskrant: “assumption is the mother of all fuck ups.”

Brooks verlaat de gevangenis

De uitspraak is afkomstig uit de B-film Under Siege 2: Dark Territory. met actieheld Steven Seagal in de hoofdrol. Het karakter van Seagal lijkt onder de trein te zijn gekomen, maar als er toch nog bad guys dood worden gevonden, vraagt het personage gespeeld door de acteur Al Sapienza of ze het lijk hebben gezien. ‘Ik zag hem vallen en ik zag bloed, dus ik nam aan dat ….’ Waarop Sapienza’s personage de volgende legendarische uitspraak doet: “Assumption is the mother of all fuck ups!” 

Waarom moest ik hieraan denken? Recentelijk verscheen het statistisch onderzoek van het CBS naar de vraag of door de toeslagenaffaire gedupeerde ouders door die affaire ook hun kinderen kwijt raakten door uithuisplaatsing. Conclusie van dat onderzoek was dat toeslagenouders een bovengemiddelde kans hadden om met jeugdbescherming in aanraking te komen. “ Van alle niet-gedupeerde ouders krijgt ongeveer 1,07 procent over een periode van drie jaar te maken met een kinderbeschermingsmaatregel. Bij gedupeerden van de toeslagenaffaire was dat maar liefst 3,98 procent.” Zo is te lezen in een artikel van Jesse Frederik bij De Correspondent. Maar die affaire was hiervan niet de oorzaak. Uit de statistische analyse bleek namelijk dat de groep toeslagenouders in veel grotere mate dan de gemiddelde ouder in andere risicogroepen viel. “Zo stond maar liefst 24 procent van de gedupeerde ouders in het jaar vóór de terugvordering van kinderopvangtoeslag geregistreerd als wanbetaler in de zorgverzekeringswet (tegen 2 procent bij niet-gedupeerde ouders); 52,9 procent van de gedupeerde ouders was jonger dan 25 toen ze hun eerste kind kregen (11,9 procent bij niet-gedupeerde ouders); 48 procent was alleenstaand ouder (14 procent bij niet-gedupeerde ouders); 18,4 procent had een verdachte van een misdrijf in huis (4,6 procent bij niet-gedupeerde ouders), en 43,9 procent zat in de laagste 20 procent van de inkomensverdeling (11 procent bij niet-gedupeerde ouders).”

Volgens Duurvoort is er: “geen reden om de vlag uit te hangen.” Want er is een ander probleem: “Casper Albers, die als hoogleraar toegepaste statistiek aan de RUG in de begeleidingscommissie zat van het CBS-onderzoek, suggereert dat er bij uithuisplaatsingen ‘structureel en massaal gediscrimineerd’ wordt. Hij twitterde tamelijk emotioneel om de bevindingen van de begeleidingscommissie in een andere context te plaatsen dan ‘toeslagenslachtoffers zijn niet vaker slachtoffer van uithuisplaatsingen’. Uit Albers’ tweet: ‘Of je nu toeslagenaffaireouder bent of om een andere reden in de problemen zit; Turken worden 9x(!) zo vaak gepakt als Nederlanders. Surinamers 7,5x. Marokkanen, Antillianen, enz: 6 keer.’” Volgens Duurvoort aanleiding om: “na te gaan of (on)bewuste vooroordelen en culturele waardeoordelen een rol spelen in de jeugdbescherming,” want een: “racistisch vooroordeel is niet iets waar men zich überhaupt van bewust,” hoeft te zijn: “Maar daarom moet het wel bespreekbaar zijn.” Want: “institutioneel racisme is ontwrichtend voor het functioneren van de rechtsstaat.” Dat mensen vooroordelen kunnen hebben is een feit, dat dit bespreekbaar moet zijn en dat institutioneel racisme ontwrichtend is zijn ook feiten. Dat maakt echter nog niet dat als mensen met een niet-westerse achtergrond vaker ‘gepakt’ worden dat er dan sprake is van discriminatie.

Duurvoort redeneert van het CBS onderzoek naar ‘institutioneel racisme. Voor een mogelijke verklaring, gaat ze ‘buurten’ bij Black Lives Matter in het algemeen en ‘de prominentste pleitbezorger van deze beweging’, zoals Duurvoort Dorothy Roberts noemt, in het bijzonder. “Gezinnen uit gemarginaliseerde gemeenschappen, zoals inheemse Amerikanen en arme Afro-Amerikanen, worden met diepgewortelde racistische vooroordelen bejegend en hun kinderen worden met ‘astronomische aantallen’ uit huis geplaatst. … Het systeem is in haar ogen niet bedoeld als kinderbescherming, maar als ‘family policing’: controlerend en straffend ingrijpen in kwetsbare gezinnen.”  ‘Omdat het systeem in de Verenigde Staten zo werkt, zal het in Nederland ook wel zo werken,’ lijkt Duurvoort te concluderen. Nu is Duurvoort niet de enige die zich hieraan schuldig maakt. Ook Ruben Mersch maakte recentelijk zich hieraan schuldig in een artikel over pijn. Mersch: “Pijn lijden is vervelend, maar als je vrouw bent, zwart, of een pijnpatiënt waarbij ze geen duidelijke biomedische oorzaak vinden, dan heb je dubbele pech. Dan heb je niet alleen pijn, je wordt ook nog eens niet geloofd.” Voor wat dat ‘zwart’ zijn betreft, baseerde hij zich op onderzoeken op enkele Amerikaanse eerstehulpafdelingen. Conclusies trekken op bevindingen uit de Amerikaans context voor de Nederlandse situatie is niet verantwoord. Dat de context en de geschiedenis in de Verenigde Staten een heel andere is dan de Nederlandse, wordt daarmee voor het gemak even terzijde geschoven. Voor de geïnteresseerden in die andere context, lees het boek Wat we van de Duitsers kunnen leren van de Susan Neiman. Ik schreef er al eerder over.

Net zoals het CBS bij haar onderzoek aangeeft niet uit te kunnen sluiten dat in individuele gevallen het slachtofferschap van de toeslagenaffaire de oorzaak kan zijn voor een uithuisplaatsing, is niet uit te sluiten dat vooroordelen van een jeugdbeschermer in individuele gevallen een rol kan spelen. Van die eventuele individuele vooroordelen naar ‘massaal gediscrimineerd’ worden of institutioneel racisme is flink wat stappen verder. De oorzaak van dat vaker ‘gepakt’ worden zou wel eens met voor een deel dezelfde risicogroepen te maken kunnen hebben, dan bij uithuisplaatsing maar vooral met inkomen. Van de mensen met een migratieachtergrond heeft meer dan 51% een inkomen tot € 20.000. Van de mensen met een Nederlandse achtergrond nog geen 35%. Daar zou wel eens de belangrijkste oorzaak kunnen liggen van dat ‘vaker gepakt’ worden om de woorden van Albers te gebruiken. Helaas blijft dat buiten beeld in onderzoeken naar ‘institutioneel racisme’. Na enkele jaren zal vervolgens blijken dat de ingezette maatregelen, de eventuele ‘diversiteitscursus’, de aan te stellen ‘chief diversity officer’, de diversiteitsquota enzovoorts, niets hebben veranderd omdat mensen met een niet-westerse achtergrond nog steeds veel vaker ‘gepakt worden’. De ‘assumption’ dat er sprake is van racisme en discriminatie, leidt tot de ‘fuck up’ van maatregelen die het probleem niet aanpakken. Wellicht is Duurvoort ‘institutionalized’ in het (institutioneel) racisme denken en kan ze de een wereld zonder dit denken niet meer aan, net als Brooks in Shawshank Redemption een wereld zonder gevangenismuren niet meer aankon?

Uitgelicht

‘K.. op Dirk’

“Nu kan het zijn dat jij een van de mensen bent die geloven dat het breken van de wet altijd fout is. Bedenk dan óók: de democratie kan het zodanig bij het verkeerde eind hebben dat geweldloos verzet niet alleen geoorloofd, maar zelfs onmisbaar wordt.” Dit schrijft Simon van Teutem in een artikel bij De Correspondent. In dat artikel bespreekt hij het recente fenomeen van zich aan schilderijen vastlijmende en met soep of puree bekogelende activisten die aandacht vragen voor de ernstige toestand waarin het klimaat zich bevindt en de rol die de mens hierin speelt. In zijn betoog vergelijkt Van Teutem deze acties met historische voorbeelden van geweldloos verzet en dat leidt tot een bijzondere vergelijking. Even voorop stellen. Wat ik hier schrijf en dat ik het schrijf wil niet zeggen dat ik de urgentie die de ‘plaktivisten’ drijft niet begrijp.

Bron: wikipedia

Terug naar Van Teutem. “De Amerikaanse essayist Henry David Thoreau, uitvinder van het begrip ‘burgerlijke ongehoorzaamheid’, vertikte het om bij te dragen aan slavernij en weigerde daarom vanaf 1840 nog belasting te betalen. Zes jaar later sloeg de lokale sheriff hem in de boeien. Dat incident schrok hem niet af, maar zette hem aan tot het schrijven van zijn befaamde essay ‘On the Duty of Civil Disobedience’.” Hij vervolgt met: “68 jaar later werd precies die tekst gelezen in de gevangenis, door de Indiase vrijheidsstrijder Mahatma Gandhi. De burgerlijke ongehoorzaamheid van Gandhi – die mensen opriep te staken en mee te doen aan geweldloze marsen – bezielde weer een jonge Amerikaanse dominee. ‘We who engage in nonviolent direct action are not the creators of tension’, schreef Dr. Martin Luther King in zijn Letter from a Birmingham Jail. ‘We merely bring to the surface the hidden tension that is already alive.’” Daarmee plaatst hij de ‘plaktivisten’ in een rijtje met groten.

Gaat die vergelijking van de ‘plaktivisten’ met Thoreau, Gandhi en King niet heel erg ver en betreft het appels met peren vergelijken of het verkopen van knollen voor citroenen? Thoreau, Gandhi en King kwamen op voor mensen die werden onderdrukt en geen burgerlijke of politieke rechten hadden of waarvan die rechten flink werden beperkt. Die hun stem in de figuurlijke zin niet konden laten horen en waarvan de letterlijke stem vaak het zwijgen werd opgelegd. Die als ze toch hun stem lieten horen of zich verzetten in het gevang belandden of erger.

‘Maar deze activisten komen op voor toekomstige generaties die nog geen stem hebben’, kun je dan tegenwerpen. Maar werp ik dan tegen: ‘Iemand die het anders ziet kan met evenveel recht en rede beweren op te komen voor toekomstige generaties die hun stem nog niet kunnen laten horen. Daar hebben deze actievoerders niet het alleenrecht op.’

‘Maar ze doen het voor nobel doel en voor ons allemaal’, kun je dan weer tegenwerpen. Waarop ik weer tegenwerp: ‘De nobelheid van een doel is arbitrair. Het ene (schilderij plakken voor een beter milieu) en het andere (blokkeren van wegen, gier op straat laten lopen) zijn acties die je alleen maar ‘nobel’ vindt als het doel je nader aan het hart gaat. Acties voor een doel waar je sympathie voor hebt kunnen op meer sympathie rekenen dan soortgelijke acties voor een doel waar je geen sympathie voor hebt.’

Maar belangrijker. Thoreau, Gandhi en King verzetten zich tegen onrechtvaardige wetten. Rosa Parks ging in de bus op een plek zitten waar ze met haar huidskleur niet mocht zitten om zich tegen de regelgeving die dit onderscheid legitimeerde te verzetten. Gandhi spinde het garen voor zijn eigen kleren en riep iedereen op dit te doen om de Britse import van textiel en zo dus de beurs van de Britten te raken. Hij liep in 24 dagen vierhonderd kilometer om zout uit zee te winnen om het Britse zoutmonopolie aan de kaak te stellen. Thoreau betaalde geen belasting omdat een overheid die een deel van haar burgers rechteloos laat, geen overheid is. Nu was voor Thoreau, zoals voor bijna iedere Amerikaan: “That government is best which governs least;” and I should like to see it acted up to more rapidly and systematically. Carried out, it finally amounts to this, which also I believe—“That government is best which governs not at all,” zoals hij het in zijn On the Duty of Civil Disobedience verwoordde. En dat is precies wat overheden bij het bestrijden van de klimaatcrisis doen.

“I submit that an individual who breaks a law that conscience tells him is unjust, and who willingly accepts the penalty of imprisonment in order to arouse the conscience of the community over its injustice, is in reality expressing the highest respect for law.” Aldus Martin Luther King in zijn Letter from a Birmingham jail. Gandhi, King en Thoreau voerden actie om onrechtvaardige wetten en onrechtvaardig beleid aan de kaak te stellen en richtten hun acties op die wet of dat beleid. Welke onrechtvaardige wet of beleid, om King aan te halen, stel je aan de kaak door je aan een schilderij te plakken en/of er soep over te gooien? De enige wet die je overtreedt is de wet die het vernielen of beschadigen van eigendom van anderen verbiedt. Het lijkt mij niet dat de activisten de wet die het vernielen of beschadigen van andermans eigendom verbiedt, onrechtvaardig vinden. De ‘plaktivisten’ op deze manier naast Thoreau, Gandhi en King plaatsen slaat, om het cru uit te drukken, als ‘k.. op Dirk’.

Uitgelicht

Kapot nivelleren

In het Financieel Dagblad, houdt econoom Mathijs Bouman een pleidooi voor een voltijdsbonus. Eigenlijk wil hij liever een complete hervorming van het belastingstelsel maar dat zit er voorlopig niet in en dan is een voltijdsbonus nog niet zo slecht, aldus Bouman: “Juist in de huidige situatie wordt de deeltijder voorgetrokken, en niet zo’n beetje ook. Een voltijdsbonus zal dat een enigszins kunnen rechttrekken. Rijke voltijders betalen dan nog steeds veel meer belasting dan arme voltijders, maar de deeltijdsubsidie wordt minder.” Dat klinkt sympathiek. Maar even naar zijn analyse.

Heel in het kort is die verwoord in het tweede deel van de titel van het artikel: “Voer de voltijdsbonus in, want onze arbeidsmarkt is kapot genivelleerd.” Dat onderbouwt Bouman met een rekenvoorbeeld van een vol- en een deeltijder in voor de rest precies dezelfde situatie. Dan blijkt dat de deeltijder door allerlei toeslagen per gewerkt uur netto veel meer verdiend dan de voltijder, € 28,30 tegenover € 17,00. En als de deeltijder besluit om voltijds te gaan werken dan levert dat per gewerkt uur maar € 6,00 op aan extra koopkracht. Door het invoeren van een bonus bij voltijdswerken zou dat veel meer worden en zou voltijds gaan werken extra lonen en dus aantrekkelijker worden. Aangezien er een tekort is aan arbeidskrachten zouden die extra gewerkte uren zeer welkom zijn. Dus doen! Nou, niet zo snel.

Niet zo snel want wellicht zijn er meer manieren om hier iets aan te doen. Meer manieren waarbij het niet de belastingbetaler is die hiervoor opdraait want dat is de persoon die deze voltijdsbonus moet gaan betalen. Die bonus kan worden betaald door minder te nivelleren, dan betalen dus de armeren de rekening voor de rijken het kan ook door het benodigde extra geld bij hogere inkomens te halen en dan …. Is er sprake van nivellering. Nivelleren om ‘kapot nivellering’ te bestrijden? Een derde optie is om de belasting op winsten van bedrijven te verhogen. Daar is wat voor te zeggen omdat zij kunnen profiteren van die meerdere uren die er dan gewerkt worden. Dat betekent meer omzet en meer winst. Nou iets minder meer dan omdat ze die voltijdsbonus moeten betalen.

Maar wacht eens? Als het de bedrijven zijn die ervan profiteren, waarom dan een voltijdsbonus via de belastingen? Waarom de kosten niet direct bij de bedrijven leggen? Als bedrijven moeite hebben om aan personeel te komen is loonsverhoging dan niet dé manier om deeltijders te verleiden om meer te werken? Ja, dan zullen ook die voltijders meer loon vragen want gelijk werk moet gelijk worden beloond. Laat ik net als Bouman ook eens met wat cijfers rekenen. Als we kijken naar modaal inkomen dan was dat in 1995 € 22.235 en in 2021 € 37.000, een stijging van ruim 66%. Kijken we naar de ontwikkeling van de economie als geheel (het bbp) dan groeide dat in dezelfde periode met net geen 105%, van € 655,5 miljard naar € 1.341,2 miljard. Dat betekent dat de werkenden een steeds kleiner deel van de totale koek kregen en bedrijven een steeds groter deel. Als je je daarbij bedenkt dat de prijzen in dezelfde periode met 70% zijn gestegen dan is de gemiddelde loontrekker er in die periode op achteruit gegaan en viel alle groei aan de factor kapitaal. Als je het van die kant bekijkt, dan kun je concluderen dat het ‘kapot nivelleren’ nodig was om te voorkomen dat mensen met lagere inkomens zouden verhongeren. Lijkt het er zo niet op dat er is genivelleerd om de bedrijven winstgevender te maken?

Als dat zo is, is dan loonsverhoging en optrekking van het minimumloon niet ineens ook een mogelijke optie? Want wordt ‘nivelleren’ hierdoor niet minder noodzakelijk omdat er voldoende inkomen is om van te leven? Naast de verminderde noodzaak tot nivelleren kent deze optie nog meer voordelen. Zo wordt arbeid duurder en dat maakt het aantrekkelijker om werk te automatiseren. Dat komt de arbeidsproductiviteit weer ten  goede. Ook zal bepaald soort werk verdwijnen omdat de producten of diensten die ermee worden geleverd te duur worden en niemand er meer voor wil betalen. Het eerste wat mij daar te binnenschiet zijn de vele maaltijdbezorgers. Daar zullen er veel van verdwijnen behalve als de gebruikers ervan bereid zijn om de hogere lonen te betalen.

Uitgelicht

De actieve herinneringen van Cliteur

“Een historicus moet verschijnselen die hij wil begrijpen en verklaren niet benaderen vanuit het eindpunt- dat hij wel kent, maar de tijdgenoten die hij bestudeert niet. Dat vernauwt de blik.[1]Patrick Dassen in de inleiding van zijn boek De Weimarrepubliek 1918 – 1933. Over de kwetsbaarheid van de democratie. Ik moest hieraan denken bij het lezen van een artikel van Paul Cliteur bij De Dagelijkse Standaard.

Zoals we nu weten eindigde de Weimarrepubliek met de machtsovername door Hitler maar tijdgenoten in 1920 en zelfs op de dag die nu wordt gezien als het einde van de Weimar Republiek, 10 januari 1933 het moment dat Hitler door rijkspresident Hindenburg tot rijkskanselier werd benoemd, wist men dat niet. Hitler was immers de zoveelste kanselier van een nieuwe regering en die zou ook wel weer verdwijnen net zoals al die eerdere sinds 1918. Tegenwoordig lijkt het mode om verschijnselen in het verleden te verklaren en te begrijpen vanuit het eindpunt. Dan concludeer je dat vijftiende-eeuwse Europese voorouders die per boot een weg zochten naar Indië, in en in racistisch en koloniaal waren. Of dan verbaas je je erover dat, zoals Rutger Bregman onlangs in een artikel bij De Correspondent, er zo lang zo weinig mensen in opstand kwamen tegen slavernij.

Eigen foto

Het bestuderen van de geschiedenis vanuit het eindpunt zou je een bijzondere vorm van historicisme kunnen noemen. Historicisme ziet: “het individu als een marionet, als een min of meer onbeduidend instrument in de algemene ontwikkeling van de mensheid. En de werkelijk belangrijke acteurs op het toneel van de geschiedenis zijn voor hem grote naties en hun leiders of eventueel de grote klassen of de grote ideeën. Wat daar ook van zij, hij zal de betekenis van het toneelstuk dat op het toneel van de geschiedenis wordt gespeeld, proberen te begrijpen; hij zal wetten van historische ontwikkeling trachten te begrijpen.[2] Een bijzondere vorm omdat het historicisme nog één stap verder gaat, dat voorspelt op basis van die gevonden wetmatigheid ook nog de toekomst. Maar terug naar Cliteur en waarom ik hieraan moest denken.

Cliteur reageert op een artikel van Robin te Sla in de Volkskrant. Te Sla stelt de vraag in hoeverre het Forum voor Democratie als fascistisch moet worden beschouwd en concludeert dat: “Alhoewel het door de gehanteerde dogwhistles en het verhullend taalgebruik niet voor iedereen te herkennen is, (…) Baudet en zijn partij onbetwistbaar bepaalde kenmerken van het fascisme,” vertonen. Volgens Cliteur zijn die ‘hondefluitjes’ een win-win voor de ‘nazi-jager: “De hondenfluitjestheorie heeft één heel groot voordeel. Als iemand iets zegt dat overduidelijk lijkt op iets dat we kennen uit de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw dan is die persoon een “nazi” of “fascist”, omdat hij dat zelf heeft aangegeven. Als iemand iets zegt dat niet zo erg lijkt op iets dat in de jaren dertig en veertig als nazistisch of fascistisch werd gepresenteerd dan hanteert die persoon een hondenfluitje. Hij is dat een stiekeme nazi of fascist.” Nu gaat het mij niet om het al dan niet fascistisch zijn van Baudet, noch om die ‘hondenfluitjestheorie’. Dit even als achtergrond.

In zijn betoog schrijft Cliteur het volgende: “Opvallend aan dit soort beschouwingen is vaak dat ze niet zeggen: “persoon die of die is een fascist”. Maar het is insinuerend: de persoon “heeft kenmerken”. Hij of zij “zinspeelt”. Het gaat niet om fascisme, maar om een iets afgezwakte vorm: “fascistoïde”. Een van de vragen die dit soort beschouwingen oproept is dan: waarom zou de van fascisme beschuldigde persoon zichzelf niet gewoon “fascist” noemen? Of de van nazisme beschuldigde persoon een “nazi”? Een “echte fascist” kwam daar toch wel voor uit, zou je zeggen. Mussolini zei toch niet: “Wat? Een fascist? Hoe kom je daarbij?” En met die vergelijking met Mussolini ben ik op het punt waar ik jullie mee naartoe wil nemen.

Inderdaad zei Mussolini vol trots dat hij een fascist was. Niet zo vreemd want hij was min of meer de uitvinder van het fascisme en in ieder geval de eerste fascistische leider van een land. Behalve voor zijn communistische en socialistische tegenstanders die al vrij snel werden geraakt door de fascistische knuppel, had fascisme geen negatieve connotatie. Die negatieve connotatie kwam pas na een wereldoorlog en een Holocaust. Dat bezorgde fascisme en de Duitse variant ervan, het nationaalsocialisme een zeer negatieve connotatie. Iets waarmee je, als je maatschappelijk en politiek iets wilt betekenen, niet geassocieerd wilt worden omdat je dan niet verder komt dan de kantlijn van de samenleving.

Waar het tegenwoordig gebruik is om historische verschijnselen te verklaren vanuit het eindpunt, doet Cliteur iets anders bijzonders. Cliteur bestudeert een verschijnsel en heeft geen ‘actieve herinneringen’ aan de historie ervan. Wellicht helpt het Cliteur als hij Dassens boek leest.


[1] Patrick Dassen, De Weimarrepubliek 1918 – 1933. Over de kwetsbaarheid van de democratie, pagina 16

[2] Karl Popper, De open samenleving en haar vijanden, pagina 35

Uitgelicht

Bijzondere crisisbestrijding

Sinds eind 2019 waart COVID 19 in verschillende vormen rond op deze aardbol. Een ziekmakend virus waarin in den beginne veel mensen stierven en dat de zorginfrastructuren van bijna alle landen overbelastte. Regeringen van verschillende landen namen daarbij verschillenede maatregelen in de hoop het virus te stoppen. Nou ja, niet alle regeringen. Er waren ook leiders van landen (zoals in de Verenigde Staten en Brazilië) die geen problemen zagen en de zaak op hun beloop lieten. Of, en zo ja hoe effectief iedere maatregel was, kon men vooraf niet weten. Dat er tijdens een crisis maatregelen worden genomen op basis weinig informatie is eigen aan een crisis. Zeker bij een pandemie met een zich exponentieel ontwikkelend virus, is snel actie geboden.

Bron: Pix4free

Als leider roep je bij zo’n dreigende pandemie, de virologen bijeen en vraagt hen jou te adviseren wat te doen. Omdat er veel onbekend is aan het begin van de crisis vraag je hen drie scenario’s uit te werken: van grootste ellende, via ellende tot beperkte ellende en je vraagt hen welk scenario zij adviseren. Dat bespreek je met gedragsdeskundigen, economen, andere specialisten en communicatiedeskundigen. Dan neem je samen met je ministers een besluit. Dat moet binnen een periode van een week gepiept zijn

Er zijn echter politici of eigenlijk is er een, die een viruspandemie op een andere manier denken te bestrijden. Die zouden zich als leider van een land eerst twee weken opsluiten en 25 boeken lezen over virologie. Die zouden in diezelfde twee weken 200 gesprekken voeren met deskundigen. Nu vraag ik me af hoe je dat allemaal in die twee weken kunt doen Met 200 gesprekken van een uur zijn de eerste acht van die veertien dagen al helemaal opgegaan aan die gesprekken en heb je niet kunnen eten en slapen. Dan heb je nog net geen 6 dagen over om die boeken te lezen. Bij gemiddeld 500 pagina’s per boek,  250 woorden per pagina en een leessnelheid van ook 250 woorden, kost het iets meer dan acht dagen om die boeken te lezen. Dan heb ik er nog geen rekening mee gehouden dat het lezen van onbekende wetenschappelijk literatuur veel meer tijd kost om te lezen dan een boeketreeksboekje.

En daarmee is die politicus er nog niet want in die resterende tijd schrijft hij, het is een hij, ook nog een visie op de aanpak van die pandemie. Als je dat een beetje onderbouwd wilt doen dan kost dat schrijven je ook nog wel een dag of 5 onafgebroken werken. Onze politicus is daarmee zeker 22 dagen onafgebroken in touw. Als we bij die dagen 8 uur eten, slapen en jezelf verzorgen per dag tellen, dan komen er nog een dag of zeven bij.

Een visie die hij vervolgens via een referendum aan het volk wordt voorlegt. Om dat volk vervolgens ook nog de tijd te geven zich in de materie te verdiepen en er zich een oordeel over te vormen en omdat het referendum nog georganiseerd moet worden, ben je zeker nog een maand of twee verder voordat er duidelijk is of het volk de visie van die leider steunt. Als je dan van het positieve geval uitgaat dat het volk die visie steunt, dan kun je pas daarna aan de slag met het nemen van maatregelen. Al met al ruim dertien maanden voordat er ook maar iets gebeurt. Als het aantal besmettingen van het virus zich in een week verdubbeld, dan is iedere zieke er in de twaalf weken die deze ene politicus er meer over doet, uitgegroeid tot 2.048 zieken. Om maar te zwijgen over het scenario dat het volk de visie van deze politicus afwijst want dan gebeurt er na die dertien weken nog steeds niets en is die ene zieke een week later uitgegroeid tot 4.096 zieken.

Bijzonder aan deze politicus is dat hij, Baudet, in de eerste maanden van 2020 toen de pandemie uitbrak een heel andere toon uitsloeg. De Kamer kon hem toen niet snel genoeg bijeen worden geroepen om over de toen dreigende crisis te spreken. Hij trok zich niet terug om die 25 boeken te lezen en die 200 gesprekken met specialisten aan te gaan. Als deze aanpak die hij verkondigde in een interview bij Geopolitics&Empire1] de les is die hij heeft geleerd van de COVID 19 pandemie, maakt dat hem dan niet volledig ongeschikt als leider?


[1] https://www.bitchute.com/video/VI8I0rJjup8/  Zo rond minuut 15 verkondigd Baudet deze crisisaanpak

Uitgelicht

Europese vrijheden en waarden

De Oekraïners vechten voor onze vrijheid, voor de Europese waarden. Menig Europees en ook Nederlands politicus sprak die of soortgelijke woorden uit sinds de Russische inval in dat land. Dergelijke woorden gevolgd door iets als ‘want Poetin stopt niet bij Oekraïne’. Vormt Rusland werkelijk een bedreiging voor onze vrijheden en Europese waarden of zijn er andere, grotere bedreigingen voor die waarden?

Chileense vluchtelingen komen aan in Nederland in 1973. Bron: WikimediaCommons

Ik denk niet dat de Oekraïners voor onze vrijheid vechten. Ze vechten voor hun eigen vrijheid, dat is hun goed recht. Ook denk ik dat de Russische militaire dreiging schromelijk wordt overdreven. En nee, die gedachte is niet iets van de laatste weken waarin het Oekraïense leger successen boekt. Nee enkele dagen voor de Russische inval sprak ik al mijn twijfels uit over de Russische kansen Oekraïne te veroveren en vervolgens te bezetten. Twijfels gebaseerd op het aantal soldaten aan beide zijden. Nu zegt het aantal beschikbare troepen niet alles. Zo lukte het de troepen van de Korintische Bond onder leiding van Alexander de Grote om het Perzische leger onder leiding van Darius III te verslaan terwijl ze flink in de minderheid waren.

Sinds Poetin de mobilisatie heeft afgekondigd, vluchten Russen die het risico lopen opgeroepen te worden het land uit. Hierbij moeten we aantekenen dat het vooral de beter gesitueerden zijn die vluchten. Zij hebben middelen om een vlucht mogelijk te maken die het gros van de Russen niet heeft. Die vluchtende Russen vluchten ergens naar toe en dat leidt tot de vraag of we deze vluchtelingen op moeten vangen en asiel moeten verlenen. De regeringen van enkele lidstaten (Polen en de Baltische staten) van de Europese Unie geven NEE als antwoord. De Litouwse minister van buitenlandse zaken Gabrielius Landsbergis formuleerde het als volgt: “Russen moeten blijven en vechten tegen Poetin.”  Zijn Letse collega Rinkevics voegde eraan toe: “Er zijn genoeg landen buiten de EU om naar toe te gaan. Veel van de Russen die Rusland nu ontvluchten vanwege de mobilisatie, vonden het prima om Oekraïners te doden, ze protesteerden toen niet. Het is niet juist om ze te beschouwen als gewetensbezwaarde.”

Nu weet ik niet of veel Russen het prima vonden Oekraïners te doden. Hiervoor ontbreken betrouwbare opiniepeilingen. Zelfs als die er wel zijn, kun je je afvragen of ze betrouwbaar zijn in een land waar propaganda en indoctrinatie hoogtij vieren. Dit even terzijde.

Als Russen in Rusland moeten blijven om tegen Poetin te vechten en ze daarom niet als vluchteling mogen worden toegelaten, gaat dat dan niet ook op voor Oekraïners? Zouden die dan niet ook in Oekraïne moeten blijven om voor de vrijheid van hun land te vechten? Sterker nog, met dit argument hoeft er niemand als vluchteling te worden toegelaten. De politieke vluchteling uit Noord-Korea moet dan in Pyongyang blijven om te strijden tegen Kim Jong Un. De homo uit Iran moet daar blijven om te strijden tegen de ayatollahs en voor zijn recht om zichzelf te zijn.

Maar belangrijker, de andere kant, de vrijheden en waarden waar die leiders zich met woorden zo druk om maken. Wat zijn die waard als ze selectief worden toegepast? Als we ze gebruiken om anderen, zoals Rusland, China, Noord-Korea, mee om de oren te slaan maar ze, als puntje bij paaltje komt en we ernaar moeten handelen, negeren? Dat: “Er (..) aanzienlijke veiligheidsrisico’s als ze worden toegelaten,” zijn, zoals Rinkevics vreest, doet daar niets aan af. Vormt die selectieve toepassing niet een veel grotere bedreiging voor onze waarden en vrijheden?

Uitgelicht

Baudets idée fixe

De dag na Prinsjesdag is de dag van de algemene politieke beschouwingen. Tijdens deze beschouwingen geven de fractievoorzitters van de politieke partijen hun eerste reactie op de door het kabinet ingediende begroting en de erin opgenomen plannen voor het komende jaar. Het kabinet luister daarbij toe en antwoordt de volgende dag op de door diverse fractie ingebrachte zaken. Deze week gebeurde er iets bijzonders, het voltallige kabinet liep weg tijdens de bijdrage van FvD-leider Baudet. Baudet wil ons doen geloven in zijn idée fixe, een preoccupatie in zijn geest.

Bron: Flickr

Baudet terug wil naar het verleden: “… terugkeren naar een vrije samenwerking tussen soevereine natiestaten.”  Want de: “de natie en het gezin omdat het natuurlijke structuren zijn, die voortkomen uit het wezen van de menselijke natuur, en die dus niet het product kunnen zijn van menselijke planning.” Die woorden sprak Baudet niet uit in de Kamer omdat het kabinet midden in zijn bijdrage opstapte en hij zijn verhaal niet meer mocht afmaken. Baudet zat midden in een betoog waarin hij een wereldwijd elitair complot aan het ontmaskeren was. Want: “Volgens de diepste overtuiging van de elites die ons regeren, is de menselijke vrijheid een gevaar; is de menselijke natuur een gevaar. Inderdaad, de menselijke natuur moet worden veranderd en er moet een nieuwe mens worden geschapen.” Om die nieuwe mens te creëren: “willen ze ons controleren met sociaal krediet, QR-codes en algoritmes, zodat onze gevoelens en verlangens kunnen worden gemonitord en gemanipuleerd.” Om dat dus allemaal te voorkomen moeten ‘back tot he past’ toen ‘we’ nog leefden in die ‘natuurlijke orde’ van de ‘vrije samenwerking’ tussen ‘soevereine natiestaten zo wil hij ons doen geloven.

Een natiestaat: “of nationale staat is een staat met één dominante natie waarmee een soeverein territorium wordt geboden aan een bepaalde natie en haar culturele identiteit,” aldus Wikipedia. Om te weten wat hier staat moeten we eerst weten wat een natie is. Een natie is een: “groep van individuen van hetzelfde staatsburgerschap die in een begrensd gebied wonen.” Maar ook wat een culturele identiteit is. Een identiteit is het: “eigen karakter van een persoon of groep.” En cultuur“het geheel van normen, waarden, tradities, regels, kunstuitingen enz. van een land, volk of groep.” En nu in mijn woorden. Een natiestaat is een staat waarvan de mensen tot eenzelfde culturele groep behoren. Hoeveel naties zouden hieraan voldoen? Zo herkennen de Catalanen en Basken zich niet in natiestaat Spanje, hebben de Schotten moeite met de Britse om over culturele verschillen en verschillen in godsdienst maar te zwijgen. Nederland voldeed er nooit aan, zo liet ik in Een lesje geschiedenis deel 2 zien.

De natiestaat is, in tegenstelling tot wat Baudet ons wil doen geloven geen ‘natuurlijke structuur’. Van al die miljoenen jaren dat de mens, nee laat ik me beperken, van al die bijna 300.000 jaar dat ons soort, de Homo sapiens, op deze planeet rondloopt, is er pas een kleine 200 jaar sprake van natiestaten. Daarvoor even naar Francis Fukuyama’s boek Identiteit. Waardigheid, ressentiment en identiteitspolitiek. Fukuyama: “De Europese samenleving maakte een reeks ingrijpende economische en sociale veranderingen door, die leidden tot de materiële omstandigheden waardoor zulke ideeën zich konden verbreiden.[1]” Welke veranderingen dat waren? “Toen markten groeiden als gevolg van technologische veranderingen, ontstonden er nieuwe beroepen en kwamen er andere sociale klassen op. Steden werden machtiger en onafhankelijker en ze dienden als toevluchtsoorden voor boeren die aan de tirannie van hun heer probeerden te ontkomen.” Die veranderingen betekenden dat: “de mensen opeens meer keuzen en kansen hadden in hun leven. In de oude samenleving bepaalden hun beperkte sociale keuzemogelijkheden wie zij voor zichzelf waren; nu de bestaande grenzen werden doorbroken werd de vraag ‘Wie ben ik?’ opeens relevanter, evenals het gevoel dat er een enorme kloof bestond tussen de innerlijke mens en de uitwendige realiteit. Ideeën vormden de materiële wereld, en de materiële wereld creëerde omstandigheden voor de verspreiding van bepaalde ideeën.”[2] 

Om het wat duidelijker te maken, introduceert Fukuyama Hans. “Neem de situatie van de jonge boer, Hans, die opgroeit in een klein Saksisch dorpje. Hans’ leven in het dorpje ligt vast: hij woont in hetzelfde huis als zijn ouders en grootouders; hij is verloofd met een meisje dat zijn ouders aanvaardbaar vonden; hij werd gedoopt door de plaatselijke priester; en hij is van plan om hetzelfde stukje land te bewerken als zijn vader. De vraag ‘wie ben ik?’ komt bij Hans niet op, omdat die al door de mensen in zijn omgeving is beantwoord.” Fukuyama vervolgt met een beschrijving van de ‘nieuwe wereld’ van Hans die naar het, in de negentiende eeuw snel industrialiserende, Ruhrgebied verhuisde. In die nieuwe wereld is alles anders. Hans komt mensen tegen uit heel Noordwest-Duitsland en zelfs uit Nederland en Frankrijk. Die nieuwe omgeving brengt hem vrijheid, los van de dorpspriester, zijn ouders en dorpsgenoten. Met die vrijheid komt ook onzekerheid: op wie kan ik terugvallen als ik ziek ben of geen werk heb? Hans ziet mensen van verschillende politieke partijen en vraagt zich af of ze hem echt vertegenwoordigen of dat ze alleen maar aan hun eigen belang denken. “Voor het eerst in zijn leven kan Hans kiezen hoe hij zijn leven wil leiden, maar hij vraagt zich af wie hij werkelijk is en wat hij graag zou willen zijn. De vraag naar zijn identiteit, die in zijn dorp nooit een probleem zou zijn geweest, wordt nu heel belangrijk.[3]” Hans ziet in zijn ‘beeldscherm’ een hem onbekende wereld. Een onbekende wereld die bij hem de vraag oproept: hoe verhoud ik me tot die wereld? Wie ben ik en welke rol speel ik in deze nieuwe wereld? Die vraag stelden zich vele mensen in Europa.

Uiteindelijk kreeg Hans een antwoord op de vraag ‘Wie ben ik?’ Fukuyama haakt bij dat antwoord aan bij de negentiende-eeuwse socioloog Ferdinand Tönnies die de ontwikkelingen omschreef als een overgang van ‘Gemeinschaft’ naar ‘Gesellschaft’. Fukuyama: “De psychologische ontregeling als gevolg van de overgang van Gemeinschaft naar Gesellschaft vormde de grondslag voor een nationalistische ideologie, die gebaseerd was op een intense heimwee naar het denkbeeldige verleden van een sterke gemeenschap, waarin verdeeldheid en verwarring van een pluralistische moderne samenleving niet bestonden.” Het antwoord dat Hans kreeg: “jij bent een trotse Duitser, erfgenaam van een oude cultuur, door je gemeenschappelijke taal verbonden met al die miljoenen andere Duitsers her en der in Midden- en Oost Europa.[4]” Duits kan hierbij afhankelijk van de plek worden vervangen door Frans, Nederlands enzovoorts. Bij dat antwoord werden ‘verhalen’ geschreven om die ‘erfelijke lijn’ naar die ‘oude cultuur’ te leggen. Hiervoor werden standbeelden opgericht voor personen die een belangrijke rol speelden in die verhalen. Voor wie erop let of er onderzoek naar doet, het overgrote deel van die beelden zijn in de negentiende en begin twintigste eeuw geplaats. Neem bijvoorbeeld het nu omstreden beeld van Coen in Hoorn. Geplaatst in 1893, meer dan 260 jaar na zijn overlijden. Bij dat antwoord behoorde ook het afzetten tegen andere staten dat leidde tot twee gruwelijke Wereldoorlogen.

Het antwoord dat Hans kreeg, is het antwoord dat Baudet nu ook weer geeft: ‘je bent een trotse Nederlander met een oude cultuur en geschiedenis enzovoorts’. Je kunt je bovendien afvragen of een antwoord uit het verleden past bij de uitdagingen van het heden? Het bijzondere is dat Baudet terugverlangt naar de periode waarin Hans in onzekerheid verkeerde. Of beter gezegd naar een beeld van die tijd dat alleen in zijn hoofd bestaat. Een tijd waarin het met de menselijke vrijheid, waar hij zich druk maakt, erg slecht was gesteld.


[1] Francis Fukuyama, Identiteit. Waardigheid, ressentiment en identiteitspolitiek, pagina 55

[2] Idem, pagina 57

[3] Idem pagina 89

[4] Idem pagina 91-92