Zonder vrede geen veiligheid

‘Dan maken de kleinkinderen van Khalidi het einde van die oorlog niet mee’, dacht ik bij het lezen van een artikel van de directeur van het Centrum voor Informatie en Documentatie Israël (CIDI) Naomi Mestrum in Trouw. Rashid Khalidi draagt zijn boek De honderdjarige oorlog tegen Palestina. Een geschiedenis van kolonialisme en verzet uit 2020 op aan zijn: “kleinkinderen Tariq, Idris en Nur, die allemaal in de eenentwintigste eeuw geboren zijn en hopelijk het einde van deze honderdjarige oorlog zullen meemaken.”  Volgens Mestrum is, en daarmee sluit ze haar betoog af: “Een vredesproces in het Midden-Oosten (…) momenteel onhaalbaar, maar een veiligheidsproces is een must. De ambities van Iran en zijn bondgenoten stoppen namelijk niet bij de Middellandse Zee. De veiligheidssituatie in het Midden-Oosten gaat ons allemaal aan. Het is tijd dat dat besef leidend wordt in het westerse buitenlandbeleid.”  Mestrum legt het probleem bij anderen en dat is wat de Israëlische regering en haar voorlopers al meer dan 100 jaar doen. Anderen staan een oplossing in de weg want die vormen een acute bedreiging voor de staat Israël. Klopt dat?

Eigen foto

De jure ontstond die staat in 1948 toen Israël haar onafhankelijkheid verklaarde enkele uren voordat mandaathouder Groot Brittannië zich zou terugtrekken. Die onafhankelijkheid werd al snel door veel landen, de Verenigde Staten en de Sovjet Unie voorop, erkend. De facto ontstond die staat al eerder. In 1920 gaf de Volkenbond Palestina in mandaat aan de Britten. Het Britse mandaatverdrag voor Palestina bevatte in de preambule de volgende passage: “Overwegende dat de belangrijkste geallieerde mogendheden eveneens zijn overeengekomen dat het Mandaat verantwoordelijk is voor de tenuitvoerlegging van de verklaring die oorspronkelijk op 2 november 1917 door de regering van Zijne Britse Majesteit is afgelegd en door voornoemde mogendheden is aangenomen ten gunste van de vestiging in Palestina van een nationaal tehuis voor het joodse volk, met dien verstande dat niets mag worden ondernomen dat afbreuk zou kunnen doen aan de burgerlijke en godsdienstige rechten van bestaande niet-joodse gemeenschappen in Palestina of aan de rechten en de politieke status die de Joden in enig ander land genieten.”  Hoe dat moest, regelde artikel 3: “Voor zover de omstandigheden zulks toelaten, moedigt het Mandaat de plaatselijke autonomie aan.”  Het vierde artikel regelde dit verder: “Een geschikt joods bureau wordt erkend als openbaar lichaam met het doel het bestuur van Palestina te adviseren en met dit bestuur samen te werken in economische, sociale en andere aangelegenheden die van invloed kunnen zijn op de vestiging van het joodse nationale tehuis en de belangen van de joodse bevolking in Palestina, en, steeds onder toezicht van het bestuur, bijstand te verlenen en deel te nemen aan de ontwikkeling van het land. De Zionistische Organisatie wordt, zolang haar organisatie en statuten naar de mening van het Mandaathouder passend zijn, als zodanig erkend. Zij zal in overleg met de regering van Zijne Britse Majesteit stappen ondernemen om de medewerking te verkrijgen van alle Joden die bereid zijn te helpen bij de vestiging van het Joodse nationale tehuis.”  Er moest een joods nationaal tehuis komen. Een joodse staat waar joden zichzelf bestuurden en ook de andere inwoners zouden moeten besturen. Hiermee kregen de Joodse kolonisten in Palestina zelfbestuur.

Khalidi ziet dit op de Balfour verklaring geënt verdrag als een oorlogsverklaring aan de Palestijnen: “Veelzeggend was dat de overgrote Arabische meerderheid van de bevolking (rond de 94% in die tijd) door Balfour niet werd genoemd, behalve op een indirecte manier als de ‘bestaande niet joodse gemeenschappen in Palestina’. Ze werden omschreven als wat ze niet waren, en zeker niet als een natie of een volk – de woorden ‘Palestijn’ of ‘Arabier’ komen in de zevenenzestig woorden tellende verklaring niet voor. De overgrote meerderheid van de bevolking werd alleen ‘burgerlijke en religieuze rechten’ beloofd, geen politieke of nationale rechten. Bij wijze van contrast kende Balfour nationale rechten toe aan ‘het joodse volk, zoals hij het noemde, dat in 1917 een kleine minderheid – 6 procent van de inwoners van het land vormde.[1]  Het verdrag bevatte geen soortgelijk artikel dat de overgrote meerderheid van de bevolking, de Palestijnen, eigen bestuur in het vooruitzicht stelde. Die 94% moesten het doen met de ‘garantie’ van artikel 6 dat stelde: “Het bestuur van Palestina zal, zonder afbreuk te doen aan de rechten en de positie van andere bevolkingsgroepen, de immigratie van joden onder passende voorwaarden vergemakkelijken en, in samenwerking met het in artikel 4 bedoelde joodse agentschap, nauwe vestiging van joden op het land aanmoedigen, met inbegrip van staatsgronden en braakliggende gronden die niet nodig zijn voor openbare doeleinden.”

Dit mandaatverdrag plaatste het joodse deel van de bevolking in het voordeel. Vanaf het moment dat de Britten Palestina in 1918 veroverden op het Ottomaanse Rijk, konden de joodse kolonisten rekenen op de militaire macht van het machtige Britse rijk en vormden zij de bovenliggende partij. De joodse kolonisten kregen een eigen bestuur met politie en naarmate de tijd vorderde ook een eigen in de jaren dertig door de Britten bewapend en getrainde paramilitairen, de Haganah. Voor de Palestijnen was dat niet weggelegd. Zij werden bestuurd door de Britten. Britten die, in geval van een conflict tussen joodse kolonisten en autochtone Palestijnen de kant van de kolonisten kozen en die daarbij de hulp van de kolonisten inschakelden.  In 1936 organiseerde een arabische groep een algemene staking in Jaffa en Nabloes met drie eisen: stopzetting van de joodse migratie, een verbod op de verkoop van gronden aan joden en de instelling van een representatieve regering. Die staking liep uit in gewelddadigheden en een opstand  toen de Britse politie het vuur opende op de protesterende Arabieren.  Dit groeide uit tot een Palestijnse opstand die drie jaar duurde. Bij het neerslaan van die opstand maakten de Britten gebruik van de door hen getrainde Haganah. De manier waarop Israël nu in Gaza en eigenlijk al jaren tegen de Palestijnen optreedt, is een voorzetting van de manier waarop de Britten met verzet en dan vooral van Arabische kant, in Palestina omgingen, namelijk het collectief straffen. Collectief straffen door het opleggen van boetes, het in bezit nemen van vee, het vernielen van huizen en soms hele dorpen en het detineren van groepen in concentratiekampen, die vervolgens de kans liepen om gemarteld en gedood te worden. Zo werden na de Arabische opstand onder andere 5.000 huizen vernietigend, 150 Arabische leiders ter dood veroordeeld en andere leiders verbannen. Resultaat van de opstand was dat de Arabieren zonder leiders zaten en door de Britten werden ontwapend. Dit terwijl de Britten  veiligheidsafspraken maakten met het joodse leiderschap, dit van wapens voorzag en een deel van de kosten ervan voor haar rekening nam. En net zoals  nu was een veelvoud van de doden en gewonden Arabier. Nog geen 600 doden aan Britse en joodse kant tegen ongeveer 5.000 aan arabische kant.

Ook in de strijd die uitbrak na de uitroeping van de onafhankelijkheid in 1948, waren de Israëliërs vanaf het begin de bovenliggende partij. De Palestijnen waren na de hierboven genoemde opstand ontwapend en onthoofd terwijl de kolonisten versterkt uit de oorlog kwamen. Daar komt bij dat: “Ondanks het breed levend beeld van het Israëlische leger dat in het niet viel bij de zeven binnenvallende legers, weten we dat Israël in 1948 in werkelijkheid meer manschappen en meer wapens had dan zijn tegenstanders. Er waren in 1948 maar vijf reguliere Arabische militaire machten op de been, aangezien Saudi-Arabië en Jemen geen noemenswaardig leger hadden. Vier van die legers trokken het Mandaat Palestina binnen (het minuscule Libanese leger is nooit de grens over gegaan) en twee daarvan, het Arabische Legioen van Jordanië en de Irakese strijdkrachten, hadden van hun Britse bondgenoten het verbod gekregen om de grenzen van de gebieden die door de opdeling aan de joodse staat waren toegewezen, te overschrijden en voerden dan ook geen invasie in Israël uit.[2]En wat in 1948 opging, ging op in 1956, 1967, 1972, 1982 en gaat nu nog steeds op. Israël is dé macht in het Midden-Oosten. De macht, met nucleaire slagkracht die naar goeddunken en sinds 1967 steeds met goedkeuring van de Verenigde Staten oorlogen heeft uitgevochten met, en bombardementen heeft uitgevoerd op Egypte, Libanon, Syrië, Irak en Iran. Het bestaan van Israël is nooit bedreigd. Zeker niet op 7 oktober 2023. Israël was en is de bovenliggende partij die zich bovendien door dik en dun gesteund weet door de sterkste militaire en economische macht van de wereld, de Verenigde Staten.

De titel Honderdjarige oorlog tegen Palestina is een accurate omschrijving van wat er de afgelopen eeuw in Palestina is gebeurd. Khalidi beschrijft die 100 jaar aan de hand van zes oorlogsverklaringen. Hij is daarbij hard voor Israël en vooral voor eerst de Britten en later de Amerikanen die zich als machtigste mogendheden in hun tijd voor het eerst zionistische en later Israëlische karretje lieten en laten spannen en blind waren voor de Palestijnen. Met als meest pregnante voorbeeld het presidentschap van Donald Trump die na het erkennen van  Jeruzalem als hoofdstad van Israël tegen de Israëlische premier Netanyahu zei: “We hebben Jeruzalem nu van tafel gehaald , dus daar hoeven we niet meer over te praten. Je hebt nu je punt gewonnen en je zult wat punten moeten toegeven later in de onderhandelingen, als die er ooit komen. Ik weet niet of die er ooit komen.” Hiermee, zo betoogt Khalidi: “werd het centrum van de geschiedenis, identiteit, cultuur en religievan de Palestijnen kortweg afgedaan, zonder zelfs de pretentie dat er naar hun wensen werd gevraagd.[3]

Hij is echter net zo hard voor het leiderschap van de Palestijnen door de jaren heen. Dat had en heeft zich onvoldoende verdiept in het Westen in het algemeen en in de Verenigde Staten in het bijzonder. Khalidi”: “Toch lijkt de huidige, gespleten Palestijnse leiding geen beter inzicht te hebben in de finesses van de Amerikaanse samenleving en politiek te hebben dan de vroegere leiders.. De leden ervan hebben geen idee hoe ze de Amerikaanse publieke opinie moeten bespelen en hebben daar ook geen serieuze poging toe gedaan. Door dit gebrek aan kennis over het complexe Amerikaanse politieke stelsel konden ze geen bestendig programma opstellen om potentieel gunstig gestemde elementen van de burgermaatschappij aan te spreken.” Dit in tegenstelling tot: “Israël en zijn aanhangers (die) in de Verenigde Staten grote hoeveelheden geld uitgeven om hun zaak in de publieke arena te bepleiten, ook al hebben ze daar al een overheersende positie.[4] Dit leidde tot foute inschattingen die de Palestijnse zaak geen goed deden. In het boek geeft Khalidi hier veel voorbeelden van. Tot die fouten behoort, zo betoogt hij met goede argumenten, ook het sluiten van het akkoord van Oslo in 1993.

Terug naar Mestrum en het ‘veiligheidsproces’ dat nodig zou zijn. Als er in de nu al honderdjarige oorlog tegen Palestina iets nodig is, dan is het een vredesproces. Het door Mestrum gewenste ‘veiligheidsproces’ staat al honderd jaar centraal en maakt dat een einde aan de oorlog niet in beeld komt. Door te hameren op dat ‘veiligheidsproces’ zorgt Israël,  eerst gesteund door de Britten en nu door de Verenigde Staten en trouwens ook Nederland, er al honderd jaar voor dat het niet gaat over waar het eigenlijk over moet gaan. Dat veiligheidsproces levert steeds een nieuwe ‘vijand’ op die een existentiële bedreiging vormt voor Israël. Tussen 1948 en eind jaren tachtig waren dat de Arabische landen Egypte, Jordanië, Syrië en Irak. Waarbij er steeds eentje afviel. Sinds die tijd is het Iran en de door dat land gesteunde ‘terroristische organisaties’. Aan dat ‘veiligheidsproces’ zal nooit een einde komen zolang Israël het eigenlijke probleem negeert, en dat is dat er in wat voor 1948 het mandaatgebied Palestina was, ongeveer 14,3 miljoen mensen wonen. De helft van die inwoners identificeert zich als joods en behorend tot het joodse volk, de andere helft als Palestijns en behorend tot het Palestijnse volk. Het probleem is, en dat is het al honderd jaar, dat het Israëlische deel doet alsof het Palestijnse deel, het Palestijnse volk, niet bestaat. Vanaf het begin hebben de zionistische kolonisten hun eigen, parallelle samenleving opgericht. Een parallelle samenleving die steeds meer ruimte innam, zowel geografisch als psychologisch, en die zich niets gelegen liet liggen aan de Palestijnen.  En niet bestaan, betekent dat ze ook geen rechten hebben. Zelfs geen ‘burgerlijke en godsdienstige rechten’ die de Balfour verklaring en het Mandaatverdrag hen nog wel toekende. Zolang hier geen verandering in komt, zullen Palestijnen blijven opstaan en zich verzetten tegen het onrecht wat hen wordt aangedaan. Verzet dat door Israël weer ‘terroristisch’ zal worden genoemd en wordt de spiraal van geweld voortgezet. Want dat is wat er de afgelopen honderd jaar steeds is gebeurd.

Khalidi hoopt dat verandering van: “De mondiale ordening van macht,” ervoor gaat zorgen dat: “de Palestijnen, en ook de Israëliërs en anderen over de hele wereld die vrede en stabiliteit met gerechtigheid in Palestina willen,” voor een andere route gaan zorgen. Om af te sluiten met de woorden: “Alleen zo’n pad, op basis van gelijkheid en gerechtigheid, kan de honderdjarige oorlog tegen Palestina beëindigen met een blijvende vrede, een vrede waarmee de bevrijding komt die het Palestijnse volk verdient.[5]  In tegenstelling tot Mestrums laatste woorden is een veiligheidsproces in  het Midden-Oosten momenteel onhaalbaar, maar een vredesproces een must. De ambities van Israël staan dat in de weg. Het is tijd dat dat besef leidend wordt in het westers buitenlandbeleid.


[1] Rashid Khalidi, De honderdjarige oorlog tegen Palestina. Een geschiedenis van kolonialisme en verzet, pagina 39-40

[2] Idem, pagina 105

[3] Idem, 297

[4] Idem, pagina 315

[5] Idem, pagina 319

How to end the war?

Binnenkort is het een jaar geleden dat Rusland Oekraïne binnenviel. Een jaar van gevechten. Voor de spanningsboog van de zappende moderne burger is dat lang. Als we het in historisch perspectief bezien dan valt dat reuze mee. Maar hoe moet het eindigen?

De Tweede Wereldoorlog duurde afhankelijk van waar je woonde tussen de drieënhalf (de VS) tot acht jaar (China). De eerste van august 1914 tot en met november 1918. En dat zijn dan nog korte vergeleken met de Dertigjarige oorlog, die voor een deel weer samenviel met de Tachtigjarige oorlog.  De kroon werd wel gespannen door de 118 jaar durende Honderdjarige oorlog om de Franse troon die met relatief rustige tussenposen woedde van 1337 tot 1453 tussen aan de ene kant het Franse huis Anjou en aan de andere kant het huis Plantagenet dat het koningschap van Engeland combineerde met bezittingen in Frankrijk. Of je moet de drie Punische oorlogen tussen het Romeinse rijk en Carthago als een oorlog zien met twee relatief lange rustige tussenposen. Dan duurde die oorlog namelijk ook 118 jaar, van 264 tot 146 voor de start van onze jaartelling.

Slag bij Nieuwpoort van Jacob de Vos. Bron: WikimediaCommons.

Als we naar de ‘vroegere voorbeelden’ kijken, dan zijn er twee mogelijkheden: na jaren strijden komen de partijen tot een vergelijk waarin ze zich kunnen vinden en dat aantrekkelijker is dan de strijd voortzetten. Dat is de manier waarop de Dertig- en Tachtigjarige oorlog en de Eerste Wereldoorlog werden beëindigd. Iedereen wint en verliest wat. In het geval van de Eerste Wereldoorlog verloor de ene partij, Duitsland, meer dan ze wilde maar haar onderhandelingspositie was door de revolutionaire sfeer in het land dermate verzwakt dat wapenstilstand verwerd tot een nederlaag. De tweede mogelijkheid is een nederlaag van een van de partijen. Zo eindigden de Tweede Wereldoorlog, de Honderdjarige oorlog en de drie Punische oorlogen. Tenminste als je ze als één oorlog ziet want de laatste van de drie eindigde met de totale vernietiging van de stad Carthago en de overlevenden, zo’n 50.000 mensen, werden als slaaf verkocht.

De huidige oorlog via het tweede scenario beëindiging, door de totale nederlaag van een van de twee partijen, dat kan er wel eens iets worden van heel lange adem. Oekraïne is niet bij machte om Rusland op de knieën te dwingen en te bezetten. Zelfs met Amerikaanse en Europese steun is dat een onmogelijkheid. Daarvoor is Rusland te groot. Net zoals Rusland Oekraïne niet op de knieën kan dwingen en succesvol bezetten. Iets waaraan ik vorig jaar al, voor aanvang van de oorlog, twijfelde. Zeker niet als je de oorlog ziet als een oorlog tussen Rusland en de NAVO en de VS, zoals Van Russische kant met goede argumenten wordt betoogd. Als je met dat frame naar de oorlog kijkt, dan kun je ook beweren dat we in het 77ste jaar zitten van de oorlog tussen het Westen en Rusland. Geen bemoedigende gedachte maar ik kan niet uitsluiten dat historici uit komende eeuwen het in perspectief zien. Of, en dat kan ook, dat Poetins inval in Oekraïne wordt vergeleken met het schot van Gavrilo Princip dat de aanleiding vormde tot de Eerste Wereldoorlog en die inval zien als de aanleiding voor de Amerikaans-Chinese oorlog. Ook geen bemoedigend scenario.

Voor bemoedigender scenario’s moeten we naar het eerste einde van oorlogen, het vergelijk tussen partijen. Echter voordat we te enthousiast worden ook oorlogen die eindigden met een totale nederlaag kenden momenten van rust en aan die rust lag vaak een overeenkomst ten grondslag. Maar geen overeenkomst die permanent soelaas bood. Op die manier kun je ook de vrede van Versailles waarmee de Eerste Wereldoorlog eindigde bezien. Als je de Tweede tenminste als een voorzetting van de Eerste ziet en daar zijn argumenten voor te vinden.

Met die Eerste – en Tweede Wereldoorlog ben ik wel waar ik wezen wil. Die twee oorlogen maakten namelijk een einde aan de langdurige machtsstrijd in Europa tussen Frankrijk en Duitsland. Na de Eerste lukte dat niet omdat wraak en revanche voor de vernedering bij zowel de Duitsers als de Fransen overheerste. De Fransen wilden wraak en revanche voor de vernietigingen van die oorlog maar vooral voor de nederlaag een oorlog eerder, de verloren oorlog tegen de Duitsers van 1871. Bij een groot deel van de Duitsers lag het dictaat van Versailles zwaar en flinke delen van de bevolking riepen om wraak.

Na de Tweede lukte het wel. Niet omdat er toen geen roep om wraak, vernedering, vergelding en herstelbetalingen waren. Die waren er zeker, ook in Nederland waren er ideeën en plannen om de Duitsers uit te kleden. Het meest megalomane idee was het Bakker Schut-plan. Dat behelsde het uitbreiden van Nederland vanaf de huidige grens tot aan de Rijn en een strook van ongeveer gelijke breedte boven de Rijn. Liefst wel zonder de bewoners. De machtsstrijd werd beëindigd door Europese samenwerking. Door in structuren gegoten ‘Handel durch Wandel’ die de twee grote rivalen inkapselde en met elkaar verbond. En vervolgens door mensen naast Duitser, Fransman of Nederlander ook onderdeel te laten zijn van een groter verband. Door, om dat moderne woord te gebruiken, de mensen een Europese identiteit naast de nationale aan te meten. De Europese voor de wereldpolitiek en de nationale, om het wat cru te formuleren, voor de sport en cultuur. Of oorlog tussen de landen in de  Europese samenwerking daarmee definitief tot het verleden behoort, moet de toekomst uitwijzen. Helaas zijn er tegenwoordig partijen, zoals de FvD van Baudet, die aan dat verband, aan die Europese samenwerking op liberale en democratische grondslag, een einde aan willen maken. Liberaal zoals Fukuyama het definieert: ‘de  doctrine … waarin werd gepleit voor de beperking van de regeringsmacht door middel van wetten en uiteindelijk ook grondwetten en waarbij instituties in het leven werden geroepen waarmee de rechten van  burgers werden beschermd .[1]Maar nog bedreigender, landen zoals Polen en Hongarije, die de grondslagen onder die samenwerking, de liberale democratie, met voeten treden en zo het geheel ondermijnen.

Aangezien complete vernietiging en verkoop van de overlevenden als slaven geen realistisch scenario meer is, moet er een manier worden gevonden waarop alle betrokken partijen met elkaar samen kunnen en willen leven. Daarbij helpt het niet om de ander te ontmenselijken en te verketteren zoals nu vooral gebeurt. Daarbij helpt het wel om een beeld van de samenleving en de samenwerking na de oorlog te schetsen. Hoe zou die samenleving eruit moeten zien? Daarvoor biedt de Europese samenwerking een interessant voorbeeld. Zo’n soort samenwerking tussen de huidige EU samen met Rusland en Oekraïne met een liberale en democratische basis. Een  uitbreiding van de Duitse Handel durch Wandel politiek die nu wordt verketterd als ‘een tweede München’ met overheidsstructuren. Dat zou een win-win zijn voor alle betrokken partijen, een Euro-Russisch blok.Nu zal dat veel weerstand oproepen bij de Europese lidstaten die onder de Sovjet heerschappij vielen.

Op die manier wordt de Russen die van Poetin en zijn kliek af willen, een alternatief geboden dat er nu niet is. Want wat, behalve ‘wij willen niets met jullie te maken hebben’ heeft de EU de Russen nu te bieden? Zo’n samenwerking zou het tweede langjarige Europese conflict beëindigen. Het conflict met Rusland en haar voorgangers. Bovendien kan dit wel eens de manier zijn om te voorkomen dat de Russische inval in Oekraïne het ‘Pricip-moment’ wordt van een Amerikaans-Chinees conflict. Het alternatief zou wel eens een antiliberaal, autocratisch Chinees-Russisch blok aan onze grenzen kunnen zijn.


[1] Francis Fukuyama, Het liberalisme en zijn schaduwzijden. Verdediging van een klassiek ideaal, pagina7

Si vis pacem, para bellum?

Si vis pacem, para bellum’Ofwel: als je vrede wilt, bereid je dan voor op oorlog. Die spreuk heb ik de afgelopen weken al verschillende keren voorbij zien komen. Ik moest hierbij denken aan het vak polemologie dat ik tijdens mijn studie geschiedenis volgde. Polemologie is de studie naar de oorzaken van oorlog en vrede. Ik moest vooral denken aan de docent die het vak gaf, Leon Wecke. Die trok tijdens een van de colleges een pistool, richtte het op de zaal en zei iets als: ‘als je dreigt moet je ook geloofwaardig overkomen, dan moet je je dreigement ook waar durven maken.’ Waarna hij de trekker overhaalde en een losse flodder afvuurde. Hij deed dat ieder jaar weer en gelukkig is het nooit fout gegaan. Dat zoiets fout kan gaan, laat het incident rond Alec Baldwin zien.

‘Si vis pacem, para bellum’ dus, als je vrede wilt, bereid je dan voor op oorlog. En nog weer wat anders geformuleerd: er is geen vrede zonder effectieve afschrikking. Zo is hij tegenwoordig bekend. Flavius Vegetius Renatus schreef de spreuk in het jaar 390 net iets anders: ‘Qui desiderat pacem, bellum praeparet.’Een Latijnse spreuk die terug gaat op De Wetten van de Athener Plato. ‘Si vis pacem, para bellum’ en dan steeds gevolgd door zoiets als ‘Europa (of Nederland) is naïef geweest door haar defensie te verwaarlozen. Daarom zijn we nu een speelbal van de grote machten die zich wel op oorlog voorbereiden’. Het was ook het motto van de in 1896 opgerichtte Deutsche Waffen und Munitionsfabriken zo is te lezen op Wikipedia.

Een oude Latijnse spreuk met Antiek Atheense wortels heeft al snel iets waars. En inderdaad komt het geregeld voor dat landen (vroeger rijken) zich door een oorlog lieten verrassen. Dus voorbeelden genoeg van ‘naïeve landen’. Neem Nederland in de jaren dertig. Voorbereiden op een oorlog was niet nodig want we waren een neutraal land. Die gebrekkige voorbereiding maakte dat de Duitsers maar vijf dagen nodig hadden om de zaak onder de voet te lopen. En nu heeft bijna heel West-Europa zich laten verrassen door het Rusland van Poetin. Er is teveel ‘vredesdividend’ genoten. Dus als je vrede wilt, moet je je op oorlog voorbereiden zodat je eventuele aanvallers afschrikt. Als je de stappen rond een oorlog beziet, voorbereiden, beginnen, winnen en de naoorlogse vrede, dan richt de Romeinse spreuk zich in de basis op die voorbereiding, die moet voorkomen dat je wordt getroffen door stap twee. Mocht je dan toch worden getroffen dan betreed je goed voorbereid het slagveld.

Als de Romeinen ergens goed in waren, dan was het om zich voor te bereiden op oorlog. Alleen leidde die voorbereidingen pas tot vrede na een oorlog. Dan werd het veroverde gebied onder de Pax Romana, de Romeinse orde gebracht. Afgezien wellicht van de Mongoolse horden onder de grote Khan Dzjengis en zijn opvolgers, heeft de wereld geen oorlogszuchtiger volk gekend dan de Romeinen. Je werd geen groot rijk omdat anderen bij je wilden horen maar door anderen te veroveren en de veroverden in slavernij af te voeren. Ik ken maar één rijk waar anderen graag bij willen horen en dat noemt zichzelf geen rijk. Een rijk waar je zelfs uit kunt treden en waar inwoners van de onderdelen daar ook hartstochtelijk voor pleiten. Dat rijk is de Europese Unie. De geschiedenis laat zien dat landen en rijken die zich voorbereiden op oorlog krijgen waarop ze zich voorbereiden en dat is oorlog. Neem de hegemoniale macht van de afgelopen dertig jaar, de VS. Dat land was en is zo machtig dat geen enkel ander land het in het hoofd zal halen er een oorlog tegen te beginnen. De VS bereiden zich nog steeds voor op oorlog en voeren die ook met grote regelmaat. Vooral tegen landen die een bedreiging vormen voor de Pax Americana. Dat maakt het twijfelachtig of de strategie om vrede na te streven door je voor te bereiden op oorlog een goede is. Je gaat immers al snel op iemands tenen staan.

Op dezelfde Wikipedia-pagina is ook te lezen dat als Napoleon een kenner van het Latijn was geweest, hij er ‘si vis bellum, para pacem’ van zou hebben gemaakt zo schreef zijn biograaf De Bourienne. Of te wel ‘als je oorlog wilt, bereid je voor op vrede.’ Nu kun je hier op twee manieren naar kijken. Als eerste als een ironische versie van het origineel: zoiets als een naïeveling die vrede wil en zich ontwapent of niet bewapent, krijgt oorlog.

Interessanter is de tweede manier: bereid je voor op de wereld na de oorlog. Die voorbereiding kent twee kanten en daarvoor weer even terug naar de stappen in een oorlog en dan vooral de derde stap. De tweede stap is niet interessant in deze. Een oorlog beginnen is makkelijk. Je valt een ander aan en je hebt oorlog. De derde stap, de oorlog winnen is wat moeilijker. Beste voorbeeld hiervan is de Eerste Wereldoorlog. Alle strijdende partijen dachten dat ze een makkelijke en snelle overwinning zouden halen. In alle betrokken landen werd afscheid genomen van de soldaten die naar het front moesten in de veronderstelling dat ze voor de Kerst weer thuis zouden zijn met de overwinning op zak. En bij die Kerst werd niet gedacht aan de Kerst 1918, maar die van 1914. Bovendien kwam niet iedereen als winnaar uit het strijdperk. Je voorbereiden op de vrede na de oorlog betekent dat je voorbereid moet zijn op winst maar ook op verlies.

Dat laatste zal zelden (ik denk zelfs nooit) gebeuren, dat staat immers gelijk aan defaitisme en daarvan wil je niet worden beschuldigd. Bovendien stond in het grootste deel van de geschiedenis vast wat er met je gebeurde als je verloor, dan werd je gebied geplunderd en werden de overlevenden in slavernij afgevoerd en als het vrouwen waren vaak ook nog verkracht. Het veroverde gebied werd eigendom van de winnaar en die gaf zijn getrouwen er delen van voor hun bewezen en in de toekomst nog te leveren diensten. Zo betaalden de overwonnenen de kosten van de oorlog. Tegenwoordig ligt dat wat gecompliceerder. Slavernij is afgeschaft en bevolkingen zijn zo talrijk dat het afvoeren naar andere delen van je gebied een lastige optie is. Waar vind je ruimte om ze te hervestigen? Dat betekent dat je je moet voorbereiden op bezetting van het gebied dat je verovert.

De recente geschiedenis laat zien dat bezetting geen stabiele situatie oplevert. Sterker nog, de verloren oorlog en het opgelegde bezettende regime leiden onder de bevolking van het overwonnen gebied al snel tot haat tegen de bezetter en/of diens vertegenwoordigers. Haat die zich uit in tegenwerking en al dan niet gewapend verzet. De Israëliërs kunnen erover meepraten en ook de ervaringen van de Amerikanen in Vietnam, Irak en Afghanistan en de Sovjets in hetzelfde Afghanistan spreken voor zich. Trouwens ook de Nederlandse koloniale ervaring laat, net als die van andere voormalige koloniale mogendheden, zien dat bezetten geen garantie is voor stabiliteit en rust.

Wie er ook wint, het winnen van de vrede na het einde van oorlog in Oekraïne zal een gigantische opgave zijn. Ik hoop dat de leiders in Rusland, maar ook in het Westen zich realiseren dat het winnen van vrede na de oorlog lastiger is dan het winnen van een oorlog. Ik hoop dat ze zich hierbij niet laten leiden door een Latijnse spreuk die teruggaat op het denken van een oude Athener en zelfs niet van de Napoleontische variatie erop. Ik hoop dat ze duurzame vrede willen en zich daar ook op voorbereiden. Oftewel: si vis pacem, para pacem.

‘Kerstbestand’

Al enige tijd is er een spotje op tv waarmee aandacht wordt gevraagd voor ‘veteranen’. Binnenkort is het immers nationale veteranendag. Vandaag hoorde ik de radiovariant ervan en ik dacht hoor ik het goed? Dus thuis even gegoogeld enzo kwam ik op de site van veteranendag. En ja, wat ik hoorde wordt daar bevestigd: In Nederland wonen en werken 115.000 veteranen, mannen en vrouwen, jong en oud. Ingezet in dienst van de vrede van de Tweede Wereldoorlog tot nu. Op veteranendag bedanken we onze veteranen.”

Kerstbestand

Foto: Bouveloo

Op het eerste gehoor en oog een mooie tekst. Vanwaar dan die vraag of ik het goed hoorde? Die vraag werd opgeroepen door de woorden ‘in dienst van de vrede’. Wordt hier beweerd dat Nederland altijd aan de goede kant vecht, namelijk de kant die vrede wil? Zouden de Indonesiers daar ook zo over denken? De Irakezen in Al-Muthanna die na het avontuur van Bush jr de Nederlanders op bezoek kregen? Of de Afghanen in Uruzgan? Zou het kunnen dat die daar heel anders over denken?

Als het zo is dat Nederlandse soldaten altijd in dienst van de vrede vechten, zouden de soldaten van de tegenstanders zich dan inzetten voor ‘onvrede’, voor oorlog? Of zou het kunnen dat ook zij op een ‘veteranendag’ in het zonnetje worden gezet omdat ze zijn ingezet in dienst van de vrede? Dat zou betekenen dat iedere soldaat ‘in dienst van de vrede’ wordt ingezet en dat ze elkaar bestrijdend, allebei vrede nastreven. Als beide zijden ‘in dienst van de vrede’ worden ingezet, zou gewoon stoppen met vechten dan niet de snelste weg naar vrede zijn?

Dan zouden ze al voor dat ze beginnen met vechten een soort Eerste-Wereldoorlog-Kerstbestand kunnen uitroepen, maar dan een van permanente aard. Voor degenen die het niet weten, in 1914 staakten de soldaten in de loopgraven met Kerst de gevechten. Ze klommen uit de loopgraven en gingen bij en met elkaar Kerst vieren.

Wellicht is het waarschijnlijker dat elke partij voor de ‘eigen vrede’ vecht en dus eigenlijk voor de overwinning en zorgt dat juist voor de strijd. Zouden de veteranen niet beter bedankt kunnen worden voor hun inzet voor het vaderland, dat zou minder aanmatigend zijn dan ‘ingezet in dienst van de vrede’?