Zonder vrede geen veiligheid

‘Dan maken de kleinkinderen van Khalidi het einde van die oorlog niet mee’, dacht ik bij het lezen van een artikel van de directeur van het Centrum voor Informatie en Documentatie Israël (CIDI) Naomi Mestrum in Trouw. Rashid Khalidi draagt zijn boek De honderdjarige oorlog tegen Palestina. Een geschiedenis van kolonialisme en verzet uit 2020 op aan zijn: “kleinkinderen Tariq, Idris en Nur, die allemaal in de eenentwintigste eeuw geboren zijn en hopelijk het einde van deze honderdjarige oorlog zullen meemaken.”  Volgens Mestrum is, en daarmee sluit ze haar betoog af: “Een vredesproces in het Midden-Oosten (…) momenteel onhaalbaar, maar een veiligheidsproces is een must. De ambities van Iran en zijn bondgenoten stoppen namelijk niet bij de Middellandse Zee. De veiligheidssituatie in het Midden-Oosten gaat ons allemaal aan. Het is tijd dat dat besef leidend wordt in het westerse buitenlandbeleid.”  Mestrum legt het probleem bij anderen en dat is wat de Israëlische regering en haar voorlopers al meer dan 100 jaar doen. Anderen staan een oplossing in de weg want die vormen een acute bedreiging voor de staat Israël. Klopt dat?

Eigen foto

De jure ontstond die staat in 1948 toen Israël haar onafhankelijkheid verklaarde enkele uren voordat mandaathouder Groot Brittannië zich zou terugtrekken. Die onafhankelijkheid werd al snel door veel landen, de Verenigde Staten en de Sovjet Unie voorop, erkend. De facto ontstond die staat al eerder. In 1920 gaf de Volkenbond Palestina in mandaat aan de Britten. Het Britse mandaatverdrag voor Palestina bevatte in de preambule de volgende passage: “Overwegende dat de belangrijkste geallieerde mogendheden eveneens zijn overeengekomen dat het Mandaat verantwoordelijk is voor de tenuitvoerlegging van de verklaring die oorspronkelijk op 2 november 1917 door de regering van Zijne Britse Majesteit is afgelegd en door voornoemde mogendheden is aangenomen ten gunste van de vestiging in Palestina van een nationaal tehuis voor het joodse volk, met dien verstande dat niets mag worden ondernomen dat afbreuk zou kunnen doen aan de burgerlijke en godsdienstige rechten van bestaande niet-joodse gemeenschappen in Palestina of aan de rechten en de politieke status die de Joden in enig ander land genieten.”  Hoe dat moest, regelde artikel 3: “Voor zover de omstandigheden zulks toelaten, moedigt het Mandaat de plaatselijke autonomie aan.”  Het vierde artikel regelde dit verder: “Een geschikt joods bureau wordt erkend als openbaar lichaam met het doel het bestuur van Palestina te adviseren en met dit bestuur samen te werken in economische, sociale en andere aangelegenheden die van invloed kunnen zijn op de vestiging van het joodse nationale tehuis en de belangen van de joodse bevolking in Palestina, en, steeds onder toezicht van het bestuur, bijstand te verlenen en deel te nemen aan de ontwikkeling van het land. De Zionistische Organisatie wordt, zolang haar organisatie en statuten naar de mening van het Mandaathouder passend zijn, als zodanig erkend. Zij zal in overleg met de regering van Zijne Britse Majesteit stappen ondernemen om de medewerking te verkrijgen van alle Joden die bereid zijn te helpen bij de vestiging van het Joodse nationale tehuis.”  Er moest een joods nationaal tehuis komen. Een joodse staat waar joden zichzelf bestuurden en ook de andere inwoners zouden moeten besturen. Hiermee kregen de Joodse kolonisten in Palestina zelfbestuur.

Khalidi ziet dit op de Balfour verklaring geënt verdrag als een oorlogsverklaring aan de Palestijnen: “Veelzeggend was dat de overgrote Arabische meerderheid van de bevolking (rond de 94% in die tijd) door Balfour niet werd genoemd, behalve op een indirecte manier als de ‘bestaande niet joodse gemeenschappen in Palestina’. Ze werden omschreven als wat ze niet waren, en zeker niet als een natie of een volk – de woorden ‘Palestijn’ of ‘Arabier’ komen in de zevenenzestig woorden tellende verklaring niet voor. De overgrote meerderheid van de bevolking werd alleen ‘burgerlijke en religieuze rechten’ beloofd, geen politieke of nationale rechten. Bij wijze van contrast kende Balfour nationale rechten toe aan ‘het joodse volk, zoals hij het noemde, dat in 1917 een kleine minderheid – 6 procent van de inwoners van het land vormde.[1]  Het verdrag bevatte geen soortgelijk artikel dat de overgrote meerderheid van de bevolking, de Palestijnen, eigen bestuur in het vooruitzicht stelde. Die 94% moesten het doen met de ‘garantie’ van artikel 6 dat stelde: “Het bestuur van Palestina zal, zonder afbreuk te doen aan de rechten en de positie van andere bevolkingsgroepen, de immigratie van joden onder passende voorwaarden vergemakkelijken en, in samenwerking met het in artikel 4 bedoelde joodse agentschap, nauwe vestiging van joden op het land aanmoedigen, met inbegrip van staatsgronden en braakliggende gronden die niet nodig zijn voor openbare doeleinden.”

Dit mandaatverdrag plaatste het joodse deel van de bevolking in het voordeel. Vanaf het moment dat de Britten Palestina in 1918 veroverden op het Ottomaanse Rijk, konden de joodse kolonisten rekenen op de militaire macht van het machtige Britse rijk en vormden zij de bovenliggende partij. De joodse kolonisten kregen een eigen bestuur met politie en naarmate de tijd vorderde ook een eigen in de jaren dertig door de Britten bewapend en getrainde paramilitairen, de Haganah. Voor de Palestijnen was dat niet weggelegd. Zij werden bestuurd door de Britten. Britten die, in geval van een conflict tussen joodse kolonisten en autochtone Palestijnen de kant van de kolonisten kozen en die daarbij de hulp van de kolonisten inschakelden.  In 1936 organiseerde een arabische groep een algemene staking in Jaffa en Nabloes met drie eisen: stopzetting van de joodse migratie, een verbod op de verkoop van gronden aan joden en de instelling van een representatieve regering. Die staking liep uit in gewelddadigheden en een opstand  toen de Britse politie het vuur opende op de protesterende Arabieren.  Dit groeide uit tot een Palestijnse opstand die drie jaar duurde. Bij het neerslaan van die opstand maakten de Britten gebruik van de door hen getrainde Haganah. De manier waarop Israël nu in Gaza en eigenlijk al jaren tegen de Palestijnen optreedt, is een voorzetting van de manier waarop de Britten met verzet en dan vooral van Arabische kant, in Palestina omgingen, namelijk het collectief straffen. Collectief straffen door het opleggen van boetes, het in bezit nemen van vee, het vernielen van huizen en soms hele dorpen en het detineren van groepen in concentratiekampen, die vervolgens de kans liepen om gemarteld en gedood te worden. Zo werden na de Arabische opstand onder andere 5.000 huizen vernietigend, 150 Arabische leiders ter dood veroordeeld en andere leiders verbannen. Resultaat van de opstand was dat de Arabieren zonder leiders zaten en door de Britten werden ontwapend. Dit terwijl de Britten  veiligheidsafspraken maakten met het joodse leiderschap, dit van wapens voorzag en een deel van de kosten ervan voor haar rekening nam. En net zoals  nu was een veelvoud van de doden en gewonden Arabier. Nog geen 600 doden aan Britse en joodse kant tegen ongeveer 5.000 aan arabische kant.

Ook in de strijd die uitbrak na de uitroeping van de onafhankelijkheid in 1948, waren de Israëliërs vanaf het begin de bovenliggende partij. De Palestijnen waren na de hierboven genoemde opstand ontwapend en onthoofd terwijl de kolonisten versterkt uit de oorlog kwamen. Daar komt bij dat: “Ondanks het breed levend beeld van het Israëlische leger dat in het niet viel bij de zeven binnenvallende legers, weten we dat Israël in 1948 in werkelijkheid meer manschappen en meer wapens had dan zijn tegenstanders. Er waren in 1948 maar vijf reguliere Arabische militaire machten op de been, aangezien Saudi-Arabië en Jemen geen noemenswaardig leger hadden. Vier van die legers trokken het Mandaat Palestina binnen (het minuscule Libanese leger is nooit de grens over gegaan) en twee daarvan, het Arabische Legioen van Jordanië en de Irakese strijdkrachten, hadden van hun Britse bondgenoten het verbod gekregen om de grenzen van de gebieden die door de opdeling aan de joodse staat waren toegewezen, te overschrijden en voerden dan ook geen invasie in Israël uit.[2]En wat in 1948 opging, ging op in 1956, 1967, 1972, 1982 en gaat nu nog steeds op. Israël is dé macht in het Midden-Oosten. De macht, met nucleaire slagkracht die naar goeddunken en sinds 1967 steeds met goedkeuring van de Verenigde Staten oorlogen heeft uitgevochten met, en bombardementen heeft uitgevoerd op Egypte, Libanon, Syrië, Irak en Iran. Het bestaan van Israël is nooit bedreigd. Zeker niet op 7 oktober 2023. Israël was en is de bovenliggende partij die zich bovendien door dik en dun gesteund weet door de sterkste militaire en economische macht van de wereld, de Verenigde Staten.

De titel Honderdjarige oorlog tegen Palestina is een accurate omschrijving van wat er de afgelopen eeuw in Palestina is gebeurd. Khalidi beschrijft die 100 jaar aan de hand van zes oorlogsverklaringen. Hij is daarbij hard voor Israël en vooral voor eerst de Britten en later de Amerikanen die zich als machtigste mogendheden in hun tijd voor het eerst zionistische en later Israëlische karretje lieten en laten spannen en blind waren voor de Palestijnen. Met als meest pregnante voorbeeld het presidentschap van Donald Trump die na het erkennen van  Jeruzalem als hoofdstad van Israël tegen de Israëlische premier Netanyahu zei: “We hebben Jeruzalem nu van tafel gehaald , dus daar hoeven we niet meer over te praten. Je hebt nu je punt gewonnen en je zult wat punten moeten toegeven later in de onderhandelingen, als die er ooit komen. Ik weet niet of die er ooit komen.” Hiermee, zo betoogt Khalidi: “werd het centrum van de geschiedenis, identiteit, cultuur en religievan de Palestijnen kortweg afgedaan, zonder zelfs de pretentie dat er naar hun wensen werd gevraagd.[3]

Hij is echter net zo hard voor het leiderschap van de Palestijnen door de jaren heen. Dat had en heeft zich onvoldoende verdiept in het Westen in het algemeen en in de Verenigde Staten in het bijzonder. Khalidi”: “Toch lijkt de huidige, gespleten Palestijnse leiding geen beter inzicht te hebben in de finesses van de Amerikaanse samenleving en politiek te hebben dan de vroegere leiders.. De leden ervan hebben geen idee hoe ze de Amerikaanse publieke opinie moeten bespelen en hebben daar ook geen serieuze poging toe gedaan. Door dit gebrek aan kennis over het complexe Amerikaanse politieke stelsel konden ze geen bestendig programma opstellen om potentieel gunstig gestemde elementen van de burgermaatschappij aan te spreken.” Dit in tegenstelling tot: “Israël en zijn aanhangers (die) in de Verenigde Staten grote hoeveelheden geld uitgeven om hun zaak in de publieke arena te bepleiten, ook al hebben ze daar al een overheersende positie.[4] Dit leidde tot foute inschattingen die de Palestijnse zaak geen goed deden. In het boek geeft Khalidi hier veel voorbeelden van. Tot die fouten behoort, zo betoogt hij met goede argumenten, ook het sluiten van het akkoord van Oslo in 1993.

Terug naar Mestrum en het ‘veiligheidsproces’ dat nodig zou zijn. Als er in de nu al honderdjarige oorlog tegen Palestina iets nodig is, dan is het een vredesproces. Het door Mestrum gewenste ‘veiligheidsproces’ staat al honderd jaar centraal en maakt dat een einde aan de oorlog niet in beeld komt. Door te hameren op dat ‘veiligheidsproces’ zorgt Israël,  eerst gesteund door de Britten en nu door de Verenigde Staten en trouwens ook Nederland, er al honderd jaar voor dat het niet gaat over waar het eigenlijk over moet gaan. Dat veiligheidsproces levert steeds een nieuwe ‘vijand’ op die een existentiële bedreiging vormt voor Israël. Tussen 1948 en eind jaren tachtig waren dat de Arabische landen Egypte, Jordanië, Syrië en Irak. Waarbij er steeds eentje afviel. Sinds die tijd is het Iran en de door dat land gesteunde ‘terroristische organisaties’. Aan dat ‘veiligheidsproces’ zal nooit een einde komen zolang Israël het eigenlijke probleem negeert, en dat is dat er in wat voor 1948 het mandaatgebied Palestina was, ongeveer 14,3 miljoen mensen wonen. De helft van die inwoners identificeert zich als joods en behorend tot het joodse volk, de andere helft als Palestijns en behorend tot het Palestijnse volk. Het probleem is, en dat is het al honderd jaar, dat het Israëlische deel doet alsof het Palestijnse deel, het Palestijnse volk, niet bestaat. Vanaf het begin hebben de zionistische kolonisten hun eigen, parallelle samenleving opgericht. Een parallelle samenleving die steeds meer ruimte innam, zowel geografisch als psychologisch, en die zich niets gelegen liet liggen aan de Palestijnen.  En niet bestaan, betekent dat ze ook geen rechten hebben. Zelfs geen ‘burgerlijke en godsdienstige rechten’ die de Balfour verklaring en het Mandaatverdrag hen nog wel toekende. Zolang hier geen verandering in komt, zullen Palestijnen blijven opstaan en zich verzetten tegen het onrecht wat hen wordt aangedaan. Verzet dat door Israël weer ‘terroristisch’ zal worden genoemd en wordt de spiraal van geweld voortgezet. Want dat is wat er de afgelopen honderd jaar steeds is gebeurd.

Khalidi hoopt dat verandering van: “De mondiale ordening van macht,” ervoor gaat zorgen dat: “de Palestijnen, en ook de Israëliërs en anderen over de hele wereld die vrede en stabiliteit met gerechtigheid in Palestina willen,” voor een andere route gaan zorgen. Om af te sluiten met de woorden: “Alleen zo’n pad, op basis van gelijkheid en gerechtigheid, kan de honderdjarige oorlog tegen Palestina beëindigen met een blijvende vrede, een vrede waarmee de bevrijding komt die het Palestijnse volk verdient.[5]  In tegenstelling tot Mestrums laatste woorden is een veiligheidsproces in  het Midden-Oosten momenteel onhaalbaar, maar een vredesproces een must. De ambities van Israël staan dat in de weg. Het is tijd dat dat besef leidend wordt in het westers buitenlandbeleid.


[1] Rashid Khalidi, De honderdjarige oorlog tegen Palestina. Een geschiedenis van kolonialisme en verzet, pagina 39-40

[2] Idem, pagina 105

[3] Idem, 297

[4] Idem, pagina 315

[5] Idem, pagina 319

Vreedzaam en veilig in Baudets Nederland

Soms lees je iets en dan denk je in deze ‘hittegolftijd: zou die een zonnesteek hebben opgelopen? “Ons Nederland was ooit zo veilig en vreedzaam. Het doet me pijn om te zien dat er in Nederland nu buurten zijn die onveilig zijn, buurten waar het tuig de politie zelfs kan wegjagen. En het had allemaal niet gehoeven; het is volledig zinloos.” Woorden van Thierry Baudet in een interview op de site De Dagelijkse Standaard. Dat vreedzame en veilige land is nu verleden tijd en dat is, aldus Baudet de schuld van: “allochtone jongeren die al drie of vier generaties in Nederland wonen, maar op geen enkele manier onderdeel van de Nederlandse samenleving willen zijn.”

Jantjes vegen de Dam schoon. Bron: Wikimedia

De eerste wedstrijd in het betaald voetbal die ik ooit bezocht was die tussen Fc VVV (zo heette VVV in de jaren zeventig en tachtig) en Fc Utrecht. Het was denk ik in 1978 of 1979. Vreedzaam was het in ieder geval niet. De fans uit Utrecht stonden bekend om hun gewelddadigheid en gingen flink te keer. Ik heb nog nooit zoveel ME gezien als toen. Nu was supportersgeweld in die tijd heel normaal en niet alleen in die tijd. Zo was er in 1997 de slag van Beverwijk tussen supporters van Ajax en Feijenoord. En ook menig kampioenschapsfeest werd ontsierd door geweld.

Een paar jaar later, begin jaren tachtig, begon ik met uitgaan. In mijn geboortedorp kende het jaar op dat gebied twee hoogtepunten: de Gekke maondaag en de kermis. Beide hoogtepunten werden door heethoofden uit andere dorpen aangegrepen om te komen vechten. En ja, daar waren ook Molukkers bij, maar het waren toch vooral ‘boerenkinkels’. En onder mijn dorpsgenoten waren er ook wel die van een knokpartijtje hielden, dus daar kwam het dan ook geregeld van. Dezelfde ‘heethoofdige’ dorpsgenoten trokken tijdens kermissen ook naar die andere dorpen met soortgelijke intenties. Aan mij was dit niet besteed. Wel werd ik geconfronteerd met de gevolgen ervan. De uitbater van mijn stamcafé De Bascule, wilde de rotzooi niet in zijn kroeg en daarom stonden er twee hele brede mannen in de deur.

Ook herinner ik me de berichtgeving over de jaarwisselingen. Steevast ging het over rellende en vechtende mensen. De stad Den Haag kwam altijd in de berichten voor. Daar liep het altijd uit de hand, maar niet alleen daar. Ook ‘boerengaten’ waarvan ik niet wist dat ze bestonden, kwamen in het nieuws vanwege ‘ongeregeldheden’. Of de ‘krakersrellen’ waarbij flink geweld werd gebruikt. En wie herinnert zich nog de kroning van Beatrix tot koningin?

De al wat ouderen onder ons, of degenen met iets meer kennis van de geschiedenis, weten vast nog wel van de hippies die ‘sit-ins’ hielden en op de Dam sliepen. Nadat het eerst oogluikend was toegestaan, verbood de Amsterdamse burgemeester het. Dit leidde tot heftige rellen. Daarop namen zo’n tachtig ‘Jantjes’, de populaire naam voor marinepersoneel, het recht in eigen handen en sloegen met knuppels en koppelriemen in op de ‘hippies’. En dit was niet de eerste keer dat de ‘Jantjes’ op deze manier van zich lieten horen. In 1967 veegden ze een groep Nozems uit het Amsterdamse Centraal Station. Of weer een jaar eerder, de rellen tijdens het huwelijk van Beatrix met Claus en de rellen bij het Telegraafgebouw in Amsterdam. Het optreden van de Stones in het Scheveningse Kurhaus. Of tien jaar eerder de bestorming van het gebouw van de Communistische Partij. En als we nog wat verder terug kijken, komen we onder andere het Jordaan-, het Aardappel- en het Palingoproer tegen. En wat te denken van Troelstra’s revolutiepoging in 1918? Diverse arbeidersoproeren en -twisten in de negentiende eeuw en zo kunnen we wel doorgaan tot de Bataafse Opstand tegen de Romeinen in de jaren 69 en 70.

Ik vraag me af hoe ver we moeten teruggaan voordat we ooit aankomen in dat ‘vreedzame en veilige’ land van Baudet. Hat land dat ruw is verstoord door die: “allochtone jongeren die al drie of vier generaties in Nederland wonen, maar op geen enkele manier onderdeel van de Nederlandse samenleving willen zijn.”

Goed en kwaad

“Het socialisme gaat namelijk uit van het idee dat de mens van nature goed is. Maar dat is helemaal niet zo. De mens is een egoïst, die tot alle kwaad geneigd is.” Die zin uit het betoog van Willem Melching over het socialisme, citeerde ik gisteren. Die zin liet mij niet los. De mens is een egoïst die tot het kwade geneigd is. Melching stapt hiermee in de voetsporen van Thomas Hobbes die hier in zijn boek Liviathan ook vanuit gaat. Volgens Hobbes was de het leven van de mens in de natuurtoestand kort en gewelddadig. Die toestand werd beëindigd toen de mensheid een ‘contract’ sloot met een almachtig heerser. Met dat contract werd vrijheid opgegeven in ruil voor veiligheid. 

liviathan

Illustratie: Flickr

Een beeld dat bevestigd lijkt te worden als we mensen zien plunderen na  rampen als er even geen gezag is. Maar toch, tegenover die vele bevestigingen van de theorie, zien we ook tal van en wellicht net zoveel voorbeelden van mensen die elkaar helpen in nood. Om die te vinden moet je wel wat meer moeite doen. Goed nieuws haalt de krant immers vaak niet. Als we de filosoof Karl Popper en zijn falsificatie-principe volgen, dan moeten we concluderen dat de uitspraak dat de mens een egoïst is en geneigd tot het kwaad, niet waar is. Voor het omgekeerde, dat de mens geneigd is tot het goede, geldt hetzelfde. Er zijn immers voldoende voorbeelden die het tegendeel aantonen. 

Leidt dit dan tot de conclusie dat de mens zowel tot het goede als het kwade is geneigd? Dat de mens afhankelijk van de persoonskenmerken en/of de omstandigheden acteert en dat die actie goed of kwaad kan zijn? En sterker nog, dat het soms erg lastig is om een bepaalde daad te beoordelen? 

Neem de plunderaar van een supermarkt na bijvoorbeeld een tropische storm. De plunderaar vernielt een ruit, gaat naar binnen en komt met water en voedsel naar buiten. Vervolgens gaat de persoon terug naar de plek waar zijn huis stond en deelt het water en eten met zijn familie en buren. Zij hadden niets meer te eten en drinken. Hoe beoordelen we de daad van de persoon. Zien we de persoon plunderen dan zien we bevestigd dat de mens geneigd is tot het kwaad. Zien we het delen, dan zien we een mens die het goede doet.

Voldoende aanleiding om op te passen met theorieën, beleid en besluiten die worden gebaseerd op de uitspraak dat de mens geneigd is tot het kwade. Net zoals we ook moeten oppassen met theorieën, beleid en besluiten die gebaseerd zijn op de uitspraak dat de mens is geneigd tot het goede.

Plek in de geschiedenis

Nepnieuws, er gaat bijna geen dag voorbij of er is weer iemand die het woord gebruikt om een ander te beschuldigen. Het lijkt wel of het een uitvinding is van de afgelopen twee jaar. Dat mensen elkaar proberen te beïnvloeden door zaken net wat anders voor te stellen dan ze in werkelijkheid zijn, dat ze zichzelf in een gunstig daglicht willen plaatsen, is echter niets nieuws. Het is van alle tijden, daarover schreef ik al eerder.

Peppi en Kokki (1974)

Foto: Wikimedia Commons

Jan Roos, de voormalig verslaggever van PowNed, of was hij nu entertainer want tijdens een verkiezingsdebat ontkende hij dat hij journalistiek bedreef. De Peppi, of was het Kokkie, die samen met zijn vriend Thierry (Baudet) het land doortrok om te voorkomen dat de Europese Unie een associatieverdrag met Oekraïne zou sluiten. Beiden gingen na deze campagne de politiek in als lijsttrekker van een partij. Roos met weinig succes en nu schrijft hij zijn gal iedere week van zich af in een column bij De Dagelijkse Standaard. In zijn column schrijft hij deze keer over nepnieuws.

De met publieke geld betaalde media krijgen er flink van langs: “Blijkbaar komen de dictaten uit Brussel eerst terecht op de burelen in Hilversum om het nodige kneedwerk te verrichten voordat het totalitaire denken als oplossing wordt verspreid. En allemaal in de zogenaamde strijd tegen nepnieuws uit Rusland.” Dit terwijl Rusland de ‘verkeerde vijand’ is. Volgens Roos is de strijd tegen nepnieuws: “een rookgordijn om de grip op burgers te vergroten.” Wie wil die grip vergroten? De Europese Unie natuurlijk, de ‘oude vijand’ uit zijn glorietijd als campagneleider Peppie, of was het Kokkie? De Europese Unie wil de rechten van vrije burgers schenden: “Niet nepnieuws uit Rusland is het startsein geweest voor deze schending van vrije rechten, maar het Oekraïnereferendum.” Immers: “juist toen zag de bestuurlijke elite het gevaar van internet in. Want zo is dat hele referendum er natuurlijk gekomen.”

Ik begrijp dat Roos zich zorgen maakt over vrijheden in het algemeen en op het internet in het bijzonder. Over ‘sleepwetten’ en andere aantastingen van mijn privacy en vrijheid, maak ik me ook zorgen. Het gemak waarmee privacy en vrijheid worden geofferd onder de vlag van ‘veiligheid’ en de ‘strijd tegen het terrorisme’ baart mij zorgen.

Die strijd is echt niet begonnen met Peppie (of toch Kokkie) die de strijd aanbond. Die strijd is al zo ‘oud als de weg naar de Peel’, zou mijn moeder zeggen. Het internet is echt niet het eerste middel dat aan de stoelpoten van machthebbers zaagt. Verhalen, liederen, toneelstukken, boeken, kranten, radio, televisie en nu vergeet ik vast nog wel iets, gingen het internet al voor.

Maar ja, wie kan het Roos kwalijk nemen dat hij probeert zijn eigen (plek in de) geschiedenis zo belangrijk mogelijk te maken?

Goed voor het milieu

Overheid en veiligheidsdiensten doen er alles aan om terreurdaden te voorkomen. Zo kwamen er na elf september bewapende air marshals, afgesloten deuren naar de cockpit, mochten vloeistoffen alleen een kleine hoeveelheid in de handbagage en zo zullen er nog wel wat maatregelen zijn. Treinstations worden beter bewaakt, alleen staande tassen en koffers doen alarmbellen rinkelen en Nederland verkeerd continu in de op één na hoogste staat van paraatheid voor wat betreft het ‘terreur dreigingsniveau’.

naakt vliegenIllustratie: Spotpen

In de Volkskrant valt te lezen dat dit de Amerikaanse regering niet ver genoeg gaat: “De VS voerden eerder deze maand al overleg met vertegenwoordigers van de Europese Unie over het verbieden van laptops, tablets en camera’s in de handbagage op vluchten naar de VS.” Die apparaten zouden niet meer in bij de handbagage mogen. Want: “Inlichtingen duiden erop dat terreurgroepen nog steeds proberen om de luchtvaart te treffen door explosieven aan boord te smokkelen in diverse apparaten.” Aan nut en noodzaak van dit ‘laptopverbod’ wordt getwijfeld. “Het zou natuurlijk zo kunnen zijn dat terroristen van plan zijn explosieven in laptops te stoppen. Maar wat is dan het effect om ze dan wel in het laadruim te leggen? Een bom kan ook daar gewoon ontploffen,” aldus Joost van Doesburg van de Vereniging van Nederlandse Verkeersvliegers ook in de Volkskrant. Volgens Van Doesburg wordt het juist onveiliger: “Een laptop in de handbagage moet je bij de veiligheidscontrole uit je tas of koffertje halen. Op de scan voor de koffers in het laadruim zijn explosieven veel moeilijker te zien.”

Als een ‘laptopverbod’ de veiligheid verhoogt, dan moet dat maar, zou je kunnen redeneren. Maar wat dan te doen met schoenen en onderbroeken, er zijn immers ook al explosieven in gevonden? En als een onderbroek al een bom kan bevatten, dan kan een handige knutselaar ook best wel een bom in een jeans, een broodje kaas of een boek verwerken. Allemaal weren uit cabine en dan ook maar het laadruim? Waarom dan niet verplicht naakt in het vliegtuig, dan zijn er geen kleren meer om iets in of onder te verbergen?

Een andere optie zou een ‘mensverbod’ in het vliegtuig kunnen zijn. Alle terreurdaden werden immers gepleegd door mensen. Geen mensen en dus geen vluchten meer. Bijkomend voordeel: het is ook nog eens goed voor het milieu.

Vooruitgang

Op het moment van schrijven van deze prikker, moet het nog beginnen. Het leukste festival van de wereld, oké ik overdrijf, van Venlo en omstreken. Het gratis toegankelijke vier dagen durende Zomerparkfeest in het Julianapark. Vier dagen met muziek, theater, literatuur, cabaret en nog veel meer. Een festival georganiseerd door een hele grote groep vrijwilligers. Het festival wordt dit jaar voor de veertigste keer georganiseerd.

ZomerparkfeestIllustratie: www.zomerparkfeest.nl

Dit jaar ook weer een gevarieerd programma. Voor de tieners komen bijvoorbeeld Ronnie Flex en Lil’ Kleine. Voor de oude punkers komt The Gang of Four, al komen ze met maar één lid van de orginele bezetting. Jeff Mills treedt op met de Philharmonie Zuid Nederland. En ik verheug me, sinds gisteravond, op Andy Frasco. Alleen als je dit leest, kun je hem al niet meer zien. Hij trad donderdagavond op. Sinds gisteren omdat woensdagavond de speciale vriendenavond was en daar zagen we Andy al als een klein voorproefje. Voor een klein bedrag van vijfendertig euro ben je vriend en steun je het festival. Steun die nodig is omdat het weer het soms laat afweten en dan de belangrijkste inkomstenbron (de drankconsumptie) tegenvalt.

Mijn eerste bezoek dateert van de jaren tachtig toen de legendarische post-punkband The Sound optrad. In al die jaren is er veel veranderd. Daar waar het podium die eerste keer bestond uit een oplegger, is het nu een groot en mooi vormgegeven geheel aangevuld met diverse kleinere podia in de openlucht en mooie tenten. En daar waar in de jaren tachtig de Venlose goegemeente het Zomerparkfeest meewarig bekeek en het publiek vooral uit ‘alternatieve’ jongelui bestond, zit het festival nu in de harten van jong en oud.

Al denk ik ook met weemoed terug aan die ‘goeie ouwe tijd’ toen ik nog jong was. Het park was toen nog geheel open en je kon het festivalterrein van alle kanten oplopen. Die openheid had en gaf charme. Nu is het park omzoomd door hoge hekken en is er slechts één ingang. Hekken nodig voor de veiligheid van spullen en mensen, al had ik niet het idee dat dit bij het Zomerparkfeest ooit een probleem was. Zou het tegenwoordig nog kunnen, zo’n open terrein? Kunnen wellicht wel, maar mogen niet. Regelgeving en voorwaarden van verzekeraars en  vergunningverleners maken dat onmogelijk. Misschien is het veiliger, maar of het ook vooruitgang is?

Voor nu genieten van  het programma en praatjes met oude bekenden en minder bekenden.

Oorlog der parlementen

Het  D66-Kamerlid Stientje van Veldhoven maakt zich in het AD druk over de verouderde Belgische kerncentrales. Deze staan in het spotlicht omdat er de laatste tijd steeds meer storingen zijn. Het kamerlid staat niet alleen in haar zorgen. Die leven niet alleen bij Nederlandse politici en bestuurders, ook Belgische en Duitse politici maken zich zorgen. Van Veldhoven doet een vergaand voorstel: Als de belangen zo groot zijn, is het niet meer dan logisch dat Nederland ook mee beslist over de vraag of die centrales open of dicht moeten.” 

Terechte zorgen. Natuurlijk heeft Nederland net als de Belgen zelf belang bij veilige Belgische kerncentrales. Vrijkomende straling trekt zich bij een ongeluk immers niets aan van een landsgrens. Maar waarom dan alleen kerncentrales dicht bij de grens? Liet de ramp bij Tsjernobyl niet zien dat gevolgen ook duizenden kilometers verder nog te voelen waren? Waarom geen beslissingsrecht bij alle Europese kerncentrales? En dan ook gespiegeld, beslissingsrecht van die andere landen op onze kerncentrales?

Hoe groot moeten de belangen zijn alvorens een buurland mee mag beslissen? En bij welke onderwerpen? Zou de in het artikel genoemde milieuminister van de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen zich met de Chemelot-campus in Limburg mogen bemoeien? Zou België bijvoorbeeld de uitbreiding van Schiphol kunnen tegenhouden vanwege de wellicht grote economische gevolgen voor de luchthaven van Zaventem? Mag bijvoorbeeld Polen zich bemoeien met eventuele Nederlandse bezuinigingen op defensie? We zitten immers samen in een bondgenootschap. Mogen andere landen zich ook met het Nederlandse belastingbeleid bemoeien? Beleid waardoor Duitse, Franse en Belgische bedrijven via de Amsterdamse Zuidas belasting in eigen land ontwijken?

Of en dat zou wel heel erg zijn, heeft Van Veldhoven geen vertrouwen in haar Belgische collega’s? En moeten daarvoor de bevoegdheden van de nationale parlementen worden vergroot? Hoe bestuurbaar worden landen dan? Zou er dan ‘oorlog’ tussen de parlementen kunnen uitbreken? Zou Van Veldhoven er, ter voorkoming van de ‘oorlog’ tussen parlementen, niet beter voor kunnen pleiten om het- Europees Parlement verantwoordelijk te maken voor het toezicht op de veiligheid van kerncentrales?