Uitgelicht

Election Files 12: Iets nieuws doen

Doe iets nieuws is de titel van het verkiezingsprogramma van Volt. Voor degenen die op de bespreking van de programma’s van het CDA en D66 zitten te wachten, die moeten nog even langer wachten; eerst Volt. Want met de bespreking van het programma van Volt kom ik een belofte aan mijn zoon na. Hij leest de besprekingen van de programma’s voordat ze worden gepubliceerd. Toen ik aangaf dat ik niet van plan was om ze allemaal te bespreken, vroeg hij of ik het programma van Volt wel wilde bespreken. Daarop zei ik JA en belofte maakt schuld. Terug naar Doe iets nieuws, en iets nieuws doet Volt. Het programma bevat enkele keuzes die we, zeker in vergelijking met de andere partijen, ‘nieuw’ mogen noemen. “Wij kiezen voor nieuwe onverwachte ideeën om de vastgelopen politiek definitief uit het slop te halen. Kneiterprogressieve ideeën voorbij de waan van de dag.”1 aldus partijleider Laurens Dassen in zijn inleiding. Dus dan maar eens beoordelen of die ideeën ‘de vastgelopen politiek uit het slop halen.’ En zoals bij alle besprekingen, begin ik met de conclusie.

Bron: Flickr

Conclusie

Om het programma te lezen, moet je even de tijd nemen. 145 pagina’s waarvan vier pagina’s inhoudsopgave. De overige pagina’s betreft de inhoud met redelijk veel tekst maar wel voor het overgrote deel in korte duidelijke zinnen. Zoveel pagina’s en toch ontbreekt het belangrijkste en dat is een analyse. Als je ‘de vastgelopen politiek uit het slop wilt halen’ zoals de partij wil, dan met je duidelijk maken hoe de politiek in dat slop is gekomen. Welke keuzes, gebeurtenissen en reacties op gebeurtenissen hebben gemaakt dat we nu ‘in het slop’ zitten. Maken dus duidelijk waaruit ‘het slop’ bestaat. Pas als we dat duidelijk hebben, kunnen we goed beoordelen of het ‘nieuws’ dat Volt voorstelt het juiste is om uit het slop te komen.

Het belangrijkste ‘nieuwe’ van Volt is de radicale keuze voor de Europese Unie als schaal waar de oplossing wordt gezocht. Daar zijn goede redenen voor te geven, alleen wordt niet onderbouwd waarom dat de beste keuze is. Het ontbreekt aan een analyse. Ook herbergt die keuze een risico. We kiezen op 29 oktober een nieuwe Tweede Kamer die aan de slag moet voor Nederland. Wat doet Volt als haar Europese keuze onmogelijk wordt omdat andere landen een andere keuze maken. Als die niet gaan voor een Europees leger of ‘Silicon Europa’ maar voor een landelijke variant?

Ook ‘nieuw’ is het basisinkomen. Een idee waarmee meerdere ‘vliegen in een klap’ worden geslagen. Alleen worden het ‘verhaal achter die klap’ niet verteld. Niet verteld wordt dat een onvoorwaardelijk basisinkomen, een gift van de gemeenschap aan het individu, een morele vertrouwensband en verplichting schept op een manier die in de menselijke geschiedenis een belangrijke rol heeft gespeeld. Een vertrouwensband in een samenleving waar vertrouwen dun gezaaid is. Ook wordt onvoldoende tot niet uitgelegd hoe de invoering van een basisinkomen meerdere actuele problemen van een oplossing voorziet.

Volt zet fors in op de verbindende kracht van kunst en cultuur. En dan niet van cultuur als iets statisch, maar cultuur als iets wat steeds in ontwikkeling is en waar het verleden in lijn wordt gebracht met de hedendaagse verwachtingen voor de toekomst. En ja, kunst en cultuur kunnen verbinden. Dat is echter geen wet van Meden en Perzen. Kunst en cultuur kunnen ook verdelen en vervreemden.

Als laatste (in deze bespreking) wil Volt onze democratie aanvullen en verbeteren. Van 150 naar 250 Kamerleden, een permanent burgerberaad dat incidentele burger beraden kan instellen, met ondersteuning voor Kamerleden. Allemaal aardige ideeën maar het wordt niet duidelijk welke problemen ermee worden opgelost. Ook wordt niet duidelijk hoe ze zich tot elkaar verhouden. Het ontbreekt ook hier aan een analyse,

Nu is Doe iets nieuws niet het enige programma dat lijdt onder een gebrek aan analyse. Daar lijden alle programma’s die ik tot nu toe heb besproken aan. Bij Doe iets nieuws is dat bijzonder jammer omdat het programma werkelijk andere plannen en ideeën bevat dan de andere partijen. Plannen en ideeën die goed zouden kunnen werken, of in ieder geval beter dan de wat traditionelere plannen en ideeën van andere partijen. Dat maakt het jammer dat een goede analyse en dus onderbouwing ontbreekt. Want die goede onderbouwing zou de ideeën sterker kunnen maken en meer mensen kunnen overtuigen en enthousiasmeren.

Het slop

“De hitte brak deze zomer weer alle records met fikse bosbranden overal in Europa. … Vervuilende industrieën en de intensieve landbouw worden nog steeds uit de wind gehouden. De welvaart is ongelijker verdeeld dan ooit. Het ontbreekt aan nieuwe huizen voor jonge mensen en starters, en de vermogensverschillen nemen hand over hand toe. Terwijl Europa zich door de onbetrouwbaarheid van Trump, de agressie van Poetin en de genocide van Netanyahu uit elkaar laat spelen, verstopt Nederland zich achter de dijken. De tech bro’s Musk, Bezos en Zuckerberg krijgen alle ruimte om AI voor hun eigen businessmodel in te zetten. Om vervolgens op hun sociale media nog meer haatberichten en politieke leugens te verspreiden om onze democratieën te ondermijnen,” aldus Dassen in zijn inleiding, en hij verzucht: “En wat doet de oude politiek? Helemaal niets.” Hij vraagt zich af: “Waar (…) de wilskracht en de overtuiging (is) om onze Europese waarden te beschermen? De oude politiek met hun belangen in het establishment doet helemaal niets. Ze zijn niet in staat om nieuwe oplossingen te bieden waar we al zo lang naar snakken. De politiek zit muurvast. We gaan eerder achter- dan vooruit.” Een conclusie waar veel voor is te zeggen. Wat echter ontbreekt is een goede analyse. Een ontbrekende analyse zagen we al bij meer – en eigenlijk alle – partijen. Waaraan ligt het dat er ‘niets’ gebeurt? Dat er geen oplossingen komen? Wat zorgt ervoor dat vervuilende bedrijven uit de wind worden gehouden? Dat de Tech-bro’s alle ruimte krijgen om AI in te zetten om ons te overstelpen met ‘haatberichten en politieke leugens’? Helaas ontbreekt die analyse in het programma. Wellicht is ze wel gemaakt want ‘het nieuws’ dat Volt wil wijst wel in die richting. Met de analyse erbij, zou dat ‘nieuws’ met meer kracht worden gebracht. En nee, die analyse opnemen zou niet tot meer dan de nu al 145 pagina’s hoeven te leiden. Die had ervoor kunnen zorgen dat de vele pagina’s met puntsgewijze opsommingen van detailmaatregelen veel korter had gekund. Wellicht iets voor de volgende keer. Over naar het ‘nieuws’ dat Volt voorstelt.

Stop TATA Steel

Het eerste nieuws: “Tata Steel moet zo snel mogelijk sluiten. Waarom miljarden aan belastinggeld pompen in een bedrijf dat ons ziek maakt, vervuilt en enorm veel water verspilt? Er zijn andere plekken in de EU waar wel op korte termijn groen staal gemaakt kan worden. Als we Tata Steel sluiten, verminderen we in een klap de CO₂-uitstoot en maken we ruimte voor Tata-stad met duurzame bedrijven en klimaatvriendelijke woningen. Zo zorgen we voor nieuwe banen in deze toekomstgerichte stad. We laten zien hoe het wél kan.”2 Dat is inderdaad iets nieuws en een duidelijke keuze. Een duidelijke keuze in een rijtje duidelijke keuzes gericht op het klimaatneutraal zijn van Nederland en de Europese Unie in 2040: “We kiezen daarom voor een helder en ambitieus klimaatbeleid. We leggen wettelijk vast dat we in 2040 klimaatneutraal zijn. Geen vage beloften, maar duidelijke afspraken. In Nederland en in de EU. Het klimaatbeleid wordt eerlijker. We stoppen met fossiele energie. We maken ons continent beter bestand tegen de gevolgen van het veranderende klimaat. Niet afwachten, maar samen bouwen aan die leefbare toekomst.” De partij kiest voor een gezamenlijke Europese aanpak. Dat betekent: “investeren in één gecoördineerde Europese aanpak om klimaatneutraliteit en energieonafhankelijkheid te bereiken in plaats van de 27 verschillende nationale aanpakken. Zo voorkomen we dat armere lidstaten achterblijven.”3 Stoppen met TATA is daarvan een voorbeeld. Als het elders in Europa sneller schoon kan, dan kiest de partij daarvoor. Dat is inderdaad ‘nieuw’ ten opzicht van alle andere partijen. De partij kiest voor de Europese ‘wij’, niet voor de Nederlandse ‘ik’. Dat is vernieuwend en aantrekkelijk. Op Europese schaal zijn oplossingen mogelijk die we op nationale schaal niet kunnen realiseren en dat is een interessante en aantrekkelijke keuze. Dat het kan werken, laat het Nederlandse verleden zien. Neem de waterschappen, onze oudste democratische bestuurslaag waarin landeigenaren samenwerkten om droge voeten te houden. Samenwerking maakte betere oplossingen mogelijk tegen lagere kosten. Of neem de Republiek, een samenraapsel van zeven provinciën dat gezamenlijk de Spaanse wereldmacht versloeg. Iets wat ze zonder samenwerking niet was gelukt. Samen waren ze sterker en een sterke overheid is onmisbaar. De keuze voor Europa biedt kansen en mogelijkheden om zaken los te trekken.

Radicaal Europees

Iets nieuws dat de partij niet noemt, maar wat het programma wel uitstraalt, is de keuze voor de Europese Unie. Niet alleen op het gebied van klimaat zet vol in op de Europese samenwerking. Zo wil de partij, ook een van de ‘nieuwe’ zaken: “bouwen aan een Europees leger, want samen staan we sterker dan alleen.”4 En iets anders ‘nieuws’, wil de partij ook op Europees niveau: “Wij bouwen onze eigen Silicon Europa. Wij kiezen voor een Europees Tech Fund dat risicovolle investeringen doet in innovaties zoals AI, kwantumtechnologie en biotech. Van Brainport in Eindhoven tot Halicon Valley in Finland: samen maken we één digitale krachtbron.”5 Ook komt er: “een Europese organisatie die het spoor coördineert. Deze organisatie onderzoekt welke knelpunten er zijn en waar we moeten investeren.”6 Komt Frontex: “los te staan van nationale regeringen en legt verantwoording af aan het Europees Parlement,” en vormen: “ Open grenzen (…) de kern van een verenigd, vreedzaam en solidair Europa.”7 Moet de Europese Unie: “een sterke speler zijn die haar waarden en belangen kan beschermen in een wereld waar grootmachten steeds meer inzetten op machtspolitiek en invloedssferen.” En daarvoor is: “een Europese minister van Buitenlandse Zaken met een groot mandaat om namens de EU de wereld in te gaan.”8 Ook strijdt de partij: “voor een sterk, democratisch, federaal Europa.” Dat federaal Europa moet worden bestuurd door: “een regering die verantwoording aflegt aan democratisch gekozen volksvertegenwoordigers. De Europese Commissie wordt opgeheven. Er wordt na de Europese verkiezingen een meerderheidscoalitie gevormd met partijen uit het Europees Parlement, aangestuurd door een Europese minister-president. Zij vormen een regering en sluiten een regeerakkoord.” Ook moet de kiezer: “kunnen stemmen op alle kandidaten binnen de EU. Er komt één Europese kandidatenlijst met genderpariteit.”9 Radicale keuzes die veel verder gaan dan andere partijen voorstellen. Keuzes die de kans vergroten dat zaken worden vlotgetrokken. Keuzes die de Europese democratie versterken en dat is nodig. Want zonder een sterke overheid kan er geen sterke markt zijn, aldus de politiek-econoom Dani Rodrik: “governments are necessary to establish peace and security, protect property rights enforce contract, and manage de macroeconomy.” En ook omdat: “they are needed to reserve the legitimacy of markets by protecting people from risks that insecure markets bring with them.”10 Sociale wetgeving en zekerheden voor mensen zijn volgens Rodrik de andere kant van de medaille van een open economie. Rodrik signaleert hierbij een spanningsveld. Hij schets hier wat hij noemt het The Political Trilemma of the World Economy. Dat trilemma bestaat erin een balans te vinden tussen de natiestaat, de hyperglobalisering en democratische politiek die ieder een punt van een driehoek vormen. Daarmee kom ik weer bij het ontbreken van een analyse van het probleem.

Rodrik biedt met zijn trilemma zo’n analyse. De economie van landen zijn via de wereldmarkt steeds meer met elkaar verbonden. Handel levert welvaart op en hoe minder kosten ermee zijn gemoeid (handelsbelemmeringen), hoe meer welvaart het oplevert. Daarom er diverse vrijhandelsverdragen afgesloten. Hoe meer van dergelijke afspraken en hoe opener een land zich hierin opstelt, hoe aantrekkelijker het is voor bedrijven. Rodrik noemt dit hyperglobalization. Een nieuwe vorm van globalisatie waarbij het managen van de binnenlandse economie ondergeschikt is aan de internationale handel en de kapitaalmarkt. Een ontwikkeling die zijn aanvang neemt met het liberaliseren van de kapitaalmarkt in het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw en de oprichting van de WTO.11

De keerzijde hiervan is dat de welvaart die een gevolg is van deze vrijhandel, scheef wordt verdeeld. Een kleine groep profiteert, terwijl het grootste deel van de bevolking van een land er de nadelen van ondervind. Die nadelen zijn minder werk, lagere salarissen, afbrokkelende sociale zekerheid en grotere onzekerheid voor werknemers. Ontwikkelingen die worden verkocht door ze in een positief ‘frame’ te plaatsten. Zo worden de toenemende onzekerheden voor werknemers verkocht met de term flexibilisering van de arbeidsmarkt. Het tegenovergestelde van flexibel is immers star en wie wil er nou star genoemd worden? De afbraak van de sociale zekerheid wordt modernisering genoemd. Ook hier weer: wie wil er van het tegenovergestelde (ouderwets) worden beschuldigd? De neoliberalen blinken uit in het gebruik van taal en het gebruik van framing.

Door diezelfde internationale handelsverdragen nemen de mogelijkheden van landen om mensen te beschermen af. Dit terwijl die landen onder democratische druk worden gezet door haar bevolking om die bescherming wel te leveren en aan de andere kant door de multinationals onder druk wordt gezet om nog meer belemmeringen weg te nemen. We moeten kiezen tussen twee van de drie hoekpunten; alle drie is, volgens Rodrik, niet mogelijk. Tot nu toe is er gekozen voor de hoekpunten hyperglobalizering en de natiestaat. Alleen blijken die natiestaten individueel te klein om potten te breken en is de manier waarop er nu wordt samengewerkt, te onmachtig. Volt lijkt te kiezen voor de Europese Unie als natiestaat aan de ene kant en voor democratische politiek als de andere hoek. De keuze voor een Silicon Europa wijst in die richting. De partij wil zo: “een autonoom Europa,”12 bouwen. Een keuze die veel van de huidige problemen van een oplossing en antwoord voorziet. Alleen laat de partij bij het versterken van Europa een instituut buiten beschouwing en dat is de Europese raad van ministers. De geregelde vergadering van ministers en uiteindelijke leiders van landen, die een belangrijke rol spelen in de besluitvorming. Hoe die raad in de voorgestelde structuur past, wordt niet duidelijk. En daarmee zijn we weer bij het ontbreken van een analyse. Want pas dan kun je goed beoordelen of de oplossing het geconstateerde probleem oplost.

Radicaal kiezen voor Europa kent een belangrijke maar. We kiezen in 29 oktober de Nederlandse Tweede Kamer. Die moet aan de slag met het aanpakken van problemen waar we in Nederland mee kampen. Nu zijn dat veelal dezelfde problemen die ook in andere landen spelen. Daarom is samenwerken bij het aanpakken ervan zeer aan te bevelen. Om te kunnen samenwerken heb je echter de ander nodig. In dit geval de andere 26 Europese landen. Wat als die dat niet willen?

Basisinkomen

Het tweede ‘nieuws’ betreft het toewerken naar een basisinkomen. In de bespreking van het programma van GroenLinks-PvdA refereerde ik er al aan. “Een basisinkomen zorgt ervoor dat mensen de ruimte krijgen om in alle vrijheid hun keuzes te maken om zo hun talenten te ontwikkelen en schulden te vermijden. … Toen de partij het basisinkomen meenam in de CPB-doorrekeningen van 2023 halveerde dit plan de armoede van 6.1% naar 2.8% en daalde de werkloosheid. Een basisinkomen zorgt ervoor dat mensen centraal staan in de samenleving.”13 Dat basisinkomen: “zorgt voor goede startkansen voor jonge mensen en geeft iedereen de vrijheid om de juiste keuzes te maken in het leven. Het complexe systeem van toeslagen kan de prullenbak in. … Al deze regelingen worden afgedekt door invoering van het nieuwe basisinkomen en door uitbreiding van de inkomstenbelasting met een aantal schijven.”14 Die belastingschijven worden op zo’n manier: “aan(gepast) dat niemand meer onder het sociaal minimum hoeft te leven. Over het algemeen zullen de tarieven lager worden, om de belastingdruk op arbeid te verminderen.” Hierbij maakt het: “voor het belastingtarief (niet uit) of inkomsten worden verkregen uit arbeid, onderneming, winst uit een vennootschap of winst uit vermogen.”15 Niet alleen het basisinkomen is hierbij nieuw. Het hangt samen met een heel nieuw belastingstelsel en stelsel van sociale zekerheid. Een logische keuze omdat het principe van een basisinkomen voor iedereen, een heel andere manier is van het bieden van sociale zekerheid dan regelingen voor specifieke gevallen.

Het principe van een basisinkomen en de manier waarop Volt het wil invoeren, trekt verschillende problemen waar politiek en bestuurlijk Nederland al lange tijd tegenaan kijkt uit ‘het slop’. Zo vergt ons huidige sociale zekerheidsstelsel veel menskracht om het uit te voeren. Is het zo complex dat veel burgers erin verdwalen. Is het sinds Rudings ‘tante Truus’ in toenemende mate gestoeld op wantrouwen. Is ons toeslagenstelsel zo vormgegeven dat meer inkomen uit arbeid lang niet altijd meer netto te besteden inkomen betekent. Is ons belastingstelsel zo vormgegeven dat inkomen uit arbeid anders en vooral zwaarder wordt belast dan inkomsten uit vermogen waardoor het niet de sterkste schouders zijn die de zwaarste lasten dragen. Het voorstel van Volt pakt al deze zaken aan. Bij de invoering van een basisinkomen zullen zich vast nog wat hobbels voordoen. In de basis is het een interessant idee. Een idee waarmee aan genoemde drie problemen waar we al jaren tegenaan kijken, wordt gewerkt. Bovendien biedt het een mogelijkheid om ook iets te doen aan een vierde probleem en dat is het gebrek aan ‘samen’ in onze samenleving. Een basisinkomen straalt uit dat je erbij hoort. En dan hebben we nog niet gesproken over de gevolgen van een basisinkomen voor de (geestelijke) gezondheid.

Jammer genoeg ontbreekt dat bredere verhaal. Het verhaal dat de filosofen Hans Achterhuis en Nico Koning schetsten in hun boek De kunst van het vreedzaam vechten. Het verhaal dat ermee begint dat een gift in traditionele samenlevingen een belangrijke rol vervulde. Een gift was geen individuele handeling was, maar een maatschappelijke verplichting waaraan een individu zich niet kon onttrekken zonder uitgestoten te worden. Bij een giftrelatie ontstond een schuldbalans tussen gever en nemer. Iemand kreeg iets van de gemeenschap en dat gaf de zekerheid erbij te horen en dat erbij horen kwam met de morele plicht. De gift versterkte de onderlinge betrokkenheid binnen de groep. En iemand die de code of vrijgevigheid van de groep negeert, snijdt zichzelf af van de gemeenschap en wordt een buitenstaander.

Achterhuis en Koning onderscheiden zes manier waarop een mens kan komen aan die zaken die nodig zijn om te overleven. Zes manieren van toe-eigening zoals zij het noemen, dat zijn:

  1. De individuele productie: dat wat het individu zelf maakt, produceert, jaagt of verzamelt. Aangezien de mens van nature een ‘groepsdier’ is, is deze vorm van verwerven niet zo belangrijk als we zouden denken.
  2. Het huishouden: de gemeenschappelijke huishouding is gedurende eeuwen de meest belangrijke vorm van samenleven en dus verwerven geweest. Hierin staat de groep centraal, niet het individu. Verlangens waren daarmee bijna altijd verlangens van het huishouden. Hierbij moeten we het huishouden niet eng opvatten, het huishouden kon bestaan uit het dorp, de clan of de groep.
  3. Toedeling: een manier passend bij de hiërarchische samenlevingsvorm. Een vorm waarbij de hoogst geplaatste toedeelt aan de lager geplaatsten. Tussen hoogste en laagste kunnen meerdere niveaus zitten waarbij het hogere niveau steeds toedeelt aan het lagere. De tegenprestatie bij toedeling bestaat uit onderwerping.
  4. Schenking: hiermee wordt een band gecreëerd tussen schenker en ontvanger. Met een schenking ontstaat een blijvende relatie, een verplichting, tussen de twee partijen. de relatie wordt verzwaard.
  5. Handel (ruilen): kenmerk van ruil (en dat is handel) is dat de beide partijen in de ruil gelijk zijn en er geen verplichting of verzwaring ontstaat in de relatie.
  6. Roof: daar waar er bij de eerste vijf vormen van toe-eigening voordeel is voor alle betrokken partijen, is dat bij roof niet het geval. Roof is het verwerven ten kosten van anderen.

De markt is tegenwoordig de dominantste vorm van toe-eigening, een vorm die niet inzet op de relatie. Meer markt betekent minder relatie, minder samenleven en dus een ander soort samenleving.16 Een onvoorwaardelijk basisinkomen is een gift van de gemeenschap aan het individu en benadrukt daarmee de relatie tussen de gemeenschap en het individu. Helaas ontbreekt zo’n soort analyse.

Liefdevolle samenleving

Een liefdevolle samenleving. Nu lijkt mij dat er geen enkele partij een ‘liefdeloze samenleving’ beoogt. Dat maakt het streven naar een liefdevolle samenleving niet ‘nieuw’. Ook de manier waarop de partij liefdevol invult is niet nieuw. Dat: “Mensenrechten (…) voorop (staan) in alles wat we doen. Zodat iedereen zich thuis voelt in Nederland, ook in de toekomst.” onderstrepen veel meer partijen en dat onderstrepen ze ook al veel langer.

Een ander nieuws ‘kunst en cultuur belangrijk maken’ is een middel om tot de samenleving liefdevoller te maken, al kun je je ook daarvan afvragen hoe nieuw het is. “Muziek, theater, de fanfare, het poppodium, het boek op je nachtkastje of een mooie film. Het inspireert tot nieuwe ideeën en brengt ons samen. Kunst zet je aan tot denken. Laat ons ervaren hoe het leven van een ander eruitziet. En we genieten ervan. Kunst en cultuur zijn belangrijk. Daarom maken we hier meer geld voor vrij. Dat is nodig voor een verbonden toekomst.”17 het programma bevat een uitgebreide kunst en cultuur paragraaf. Nieuw is dit echter niet, eerder hernieuwend na jaren waarin kunst in partijprogramma’s alleen maar werd genoemd in combinatie met bezuiniging. De partij kiest ervoor omdat: “Kunst, muziek, theater en literatuur verrijken ons leven. Ze geven plezier, verbinden mensen, bieden een nieuwe blik op de wereld en maken moeilijke onderwerpen bespreekbaar. Kunst kan troosten, uitdagen en inspireren. In een tijd waarin we zoeken naar nieuwe ideeën en meer samenhang in de samenleving, is kunst geen luxe, maar pure noodzaak.” En in een tijdsgewricht waar mensen steeds vaker tegenover elkaar staan omdat de nadruk wordt gelegd op wat ons scheidt in plaats van bindt. Van de programma’s die ik tot nu toe heb besproken heeft Doe iets nieuws de meest uitgebreide kunst en cultuur paragraaf. De partij wil dat: “kunst toegankelijk is voor iedereen.” Ze wil dat de: “ rijke cultuursector (…) meegroeit met onze veranderende wereld en waarmee we ons verleden een plek geven in de toekomst. Ze vormt het hart van onze samenleving.”18 En ook dit wil de partij weer Europees aanpakken.

Dat cultuur het hart van de samenleving is, is voor mij een open deur. Dat cultuur meer is dan de ‘sinterklaastraditie’ en ‘vuurwerk afsteken’ en ‘koningsdag’, staat voor mij als een paal boven water. Net zoals het feit dat cultuur zich ontwikkelt. Ze verandert en vernieuwt zich. Zo zal een Venlose Vastelaovesvierder uit 1950 zich verbazen over de manier waarop het feest nu wordt gevierd. En die verbazing zal veel verder strekken dan zijn verbazing over het gebrek aan mensen die op woensdag in de kerk ‘ut assekruutske’ gaan halen. Hij zal zich er niet over verbazen dat de Vastelaovend nog steeds een belangrijke plek inneemt in de Venlose cultuur. Tradities die zich niet ontwikkelen, zijn ten dode opgeschreven.

Toch zou iets meer uitleg of analyse over de plek die cultuur inneemt in het leven van de mens en de rol die kunst hierbij speelt, het pleidooi versterken. Vooral de relatie tussen kunst en cultuur en die liefdevollere samenleving verdient nadere uitleg. Kunst en cultuur zijn namelijk niet per definitie liefdevol en verbinden. Cultuur vormde namelijk ook het hart van slavensamenlevingen. Ze vormde ook het hart van het martiale oude Sparta en van Hitler Duitsland. Cultuur verbindt, maar verbindt het ook automatisch iedereen?

Onze democratie

Dan iets ‘nieuws’ dat niet in de opsomming van nieuwe zaken staat in het begin van het programma: “Ga voor democratie.” Het zesde hoofdstuk van het programma. De hierboven al genoemde hervorming van de Europse Unie is onderdeel van dit hoofdstuk. Omdat ik die hierboven al heb besproken, laat ik die hier verder buiten beschouwing en concentreer ik me op wat de partij in Nederland wil. “Vrijheid, gelijkheid en solidariteit vormen de kern van onze democratie. Maar die waarden staan wereldwijd onder druk. Ook in Nederland en de Europese Unie (EU). In Hongarije onderdrukt Orbán de rechten van lhbtqia+’ers. Italië zet vluchtelingen zonder oog voor menselijkheid het land uit. En in Nederland zetten rechtsextremisme en polarisatie onze democratie onder druk. Waar andere partijen kiezen voor verdeeldheid, kiezen wij voor verbinding. We kijken niet toe. Met nieuwe ideeën maken we onze democratie klaar voor de toekomst.” Zo opent het hoofdstuk.

Als eerste wil de partij: “de Tweede Kamer uit(breiden) van 150 naar 250 zetels. Onze Tweede Kamer is namelijk te klein, zeker in vergelijking met andere Europese landen. Een grotere Tweede Kamer is nodig om de wetgevende en controlerende taak van de Tweede Kamer te versterken, en vooral om de taak van volksvertegenwoordiging beter te vervullen.”19 Dat kan. Het Nederlandse parlement is klein in vergelijking met parlementen in andere landen. Volgens deze logica zou een groter parlement beter functioneren. Maar als we naar de resultaten in die andere landen kijken, dan zien we dat de resultaten daar ook te wensen over laten. Het probleem zou wel eens kunnen zijn dat het vervullen van de wetgevende en controlerende taak je als politicus geen herverkiezing oplevert.

Ook wil Volt: “het allereerste, nationale, permanente burgerberaad ter wereld op(richten).” Dit burgerberaad wordt: “verantwoordelijk voor het organiseren van burgerberaden in Nederland.” Dat permanente burgerberaad is:“Een groep ingelote inwoners (…) – al dan niet in samenspraak met de politiek – burgerberaden agenderen over onderwerpen die hen na aan het hart liggen, zoals zorg, het klimaat of pensioenen.” Een soort agendaclub die een vraag uitzet. Een vraag die wordt beantwoord door een burgerberaad dat zich specifiek met dat thema gaat bezighouden. En waarvan de: “aanbevelingen (…) door de politiek serieus (worden) meegenomen in de besluitvorming.” En op dat serieus nemen ziet: “Het permanente burgerberaad (…)toe.”20 Dat is inderdaad iets ‘nieuws’. Maar voor welk probleem is het een oplossingen en hoe verhoudt het zich tot het eerste voorstel om de Kamer te vergroten tot 250 leden en het voorstel om: “op elk bestuursniveau een minimumnorm voor ondersteuning van fracties vast te stellen, ten minste gelijk aan het Europese gemiddelde”​? Of tot: “het invoeren van een parlementaire wetsverkenning.” Waarmee: “de Tweede Kamer bij het ontwikkelen van nieuwe wetgeving al vroeg de gelegenheid om de beoogde wetgeving op hoofdlijnen te (laten) onderzoeken en adviezen van uitvoeringsorganisaties en de samenleving te verzamelen. Informatie die zo verkregen is, kan dan meegenomen worden bij de behandeling in de Kamer”21 Dat maakt het programma niet duidelijk en dat is jammer. De analyse met daarin de samenhang ontbreekt.

Een democratie is nooit af of perfect. Dus dat partijen voorstellen doen eraan te werken is niet verkeerd. Maar dan wel met een onderbouwing. De Franse denker over democratie Pierre Rosanvallon biedt aanknopingspunten. Democratie herbergt, volgens Roasanvallon, een belofte en een probleem:“a promise insofar as democracy reflected the needs of societies founded on the dual imperative of equality an autonomy; and problem, insofar as these noble ideals were al long way from being realised.” En overal waar: “democracy was tried, it remained incomplete – in some places grossly perverted, in others subtly constricted, in still others systematically thwarted. In a sense there has never been a fully ‘democratic’ regime, if we take the word in its fullest sense.”22 Nooit af en dus kan er altijd ontwikkeld worden. In zijn Spinozalezing van 2012 constateert Rosanvallon ‘democratische onbepaaldheid’ een begrip dat hij als volgt definieert: “het subject van de democratie, haar doel en procedures (gaan samen) met spanningen ambiguïteiten, paradoxen, aporieën, asymmetrie en overlappingen die de definitie en het begrip ervan problematisch maken en derhalve ook een bron zijn van de vele vormen van ontgoocheling.”23 Rosanvallon onderscheidt er vijf.

Als eerste zijn er structurele spanningen. Die openbaren zich bij de keuze van de volksvertegenwoordigers. In een volksvertegenwoordiger zoeken we twee kwaliteiten. Als eerste ‘nabijheid’: kan ik me herkennen in de volksvertegenwoordiger, of zoals Rosanvallon het beschrijft: “de vertegenwoordiger als valoriserende stand-in, getrouwe uitdrukking en stem van de vertegenwoordigde.” De partij GeenPeil zette tijdens de verkiezingen van 2017 extreem in op ‘nabijheid’. De partij beloofde alle stemmingen via digitale peiling aan het volk voor te leggen en in de Kamer vervolgens te stemmen naar de uitkomst van de peiling. De tweede kwaliteit die we zoeken in een volksvertegenwoordiger is ‘geschiktheid’: “de vertegenwoordiger als vertrouwensman, geïnformeerde afgevaardigde,” aldus Rosanvallon. Twee kwaliteiten die: “elkaar vaak uitsluiten en moeilijk in één vertegenwoordiger te verenigen zijn.” En, zo vervolgt hij: “Bovendien verwijzen ze vaak naar de waardering van twee verschillende politieke momenten: dat van de verkiezingscampagne en dat van de regeringsdaad.” Probleem is dat we allebei zoeken. Het vergroten van de Kamer naar 250 leden verandert hier niets aan. Sterker nog, het zou wel eens averechts kunnen werken omdat er dan 250 in plaats van 150 mensen de aandacht op zich willen vestigen. Die vooraan willen staan bij het ‘vragenuurtje’, Kamervragen stellen en moties in dienen om ergens aandacht op te vestigen.

De tweede ambiguïteit vloeit, volgens Rosanvallon: “voort uit het niet overlappen van twee constitutieve definities van hetzelfde object.” Dat object is ‘het volk’. “Het volk is zowel het korps van burgers, dat naar een idee van eenheid, een vorm van totaliteit verwijst, als een sociale vorm, die diversiteit, pluraliteit en zelfs verdeeldheid impliceert.” Volgens Rosanvallon is het volk onmisbaar in een democratie, ook al is het zoals hij beweert: “in de democratie structureel nergens te vinden.” 1n de eerste prikker in deze Election Files serie besteedde ik aandacht aan de verschillende betekenissen van het begrip volk. Die sloot ik af met de woorden: “‘Het volk’ zit op veel meer plekken, wordt op veel verschillende manieren vertegenwoordigt en spreekt zich op veel verschillende manieren uit.” Een burgerberaad lost de diversiteit, pluraliteit en zelfs verdeeldheid niet op. Het kan helpen om bij het komen tot een meer gedragen oplossing. Maar dat kun je ook op andere manier bereiken. Bijvoorbeeld door het idee om de Kamer al vroeg de hoofdlijnen te laten onderzoeken.

Als derde constateert Roasanvallon ‘functionele asymmetrieën: “Als we in aanmerking nemen dat de democratie het dubbele doel heeft de bestuurders te legitimeren en de bestuurden te beschermen, dan moeten we wel vaststellen dat die twee functies elkaar niet kunnen dekken. De legitimering berust op het vormen van een vertrouwensband tussen bestuurders en bestuurden, terwijl de bescherming van de bestuurden juist uitnodigt tot het organiseren van het wantrouwen” De coronapandemie bracht deze asymmetrie duidelijk naar voren. Maatregelen om de verspreiding van het virus tegen te gaan, roepen veel verzet en wantrouwen op en de legitimiteit van de maatregelen wordt ter discussie gesteld.

Als vierde moeten we democratie zien in haar tijd en ruimte. Volgens Rosanvallon: “is er een duidelijk verschil tussen een democratie op het moment van haar constitutie en een permanente democratie.” Wat democratisch is en welke instituties er nodig zijn verschilt in de tijd. Rosanvallon geeft een voorbeeld: “Op het moment van de Franse Revolutie leek het ondenkbaar om vertegenwoordigers te kiezen voor de duur van meer dan een jaar; bovendien werd er elke week een nieuwe voorzitter van het parlement gekozen!” Naast ‘tijd’ kan ook ‘ruimte’ variëren. Met ‘ruimte’ bedoelt hij dat wat de kern is van de democratie: “lange tijd heeft men gedacht dat het gezin de werkelijke school van de democratie was, omdat men in het gezin er het duidelijkst vorm aan geeft. Anderen zeiden dat het lokale niveau de school van de democratie is, omdat de vanzelfsprekendheid van de gemeenschap zich niet hoeft uit te drukken door middel van de oprichting van een institutie. De groep bestaat er direct als gemeenschap.” De recente decentralisatie van verantwoordelijkheden naar gemeenten werd onderbouwd met argumenten in deze lijn. Sinds het midden van de negentiende eeuw is de natie echter, om Rosanvallons woorden te gebruiken, dé school van de democratie. Tegenwoordig ondervindt die school concurrentie van het nieuwe supranationale, namelijk de Europese Unie maar ook van het lokale. Bij het aanpakken van de klimaatproblematiek speelt ‘ruimte’ een belangrijke rol. Klimaat trekt zich immers niets aan van door de mens verzonnen zaken als landsgrenzen.

Als laatste kent democratie, zoals Rosanvallon het noemt: “pluraliteit van vormen en domeinen.” Wat moeten we hieronder verstaan? “De democratie is natuurlijk een politiek stelsel. Maar ze omschrijft ook vormen van burgeractiviteit, die verder reiken dan alleen deelname aan verkiezingen: debat, het woord nemen, informatie, participatie, betrokkenheid. Ze is ten slotte een samenlevingsvorm die gebaseerd is op het project een wereld van gelijken op te bouwen.” Een wereld van gelijken waarbij iedereen betrokken is, iedereen het woord kan nemen, zich kan informeren en kan deelnemen.

De plannen van Volt grijpen hierin in en zullen, als we Rosanvallon mogen geloven, niet leiden tot de ultieme en eeuwige democratie. Maar andere tijden vragen om een anders vormgegeven democratie. Hoe anders, dat moet onderwerp van discussie zijn maar dan wel op basis van een gedegen analyse.

1 Doe iets nieuws, pagina 2. Doe iets nieuws is te vinden via: https://voltnederland.org/storage/doc/volt_concept_verkiezingsprogramma_2025.pdf

2 Idem, pagina 4

3 Idem, pagina 12

4 Idem, pagina 105

5 Idem, pagina 4

6 Idem, pagina 27

7 Idem, pagina 74-75

8 Idem, pagina 108

9 Idem, pagina 129

10 Dani Rodrik,The Globalization Paradox. Democracy and the Future of the World Economy, pagina 19

11 Idem, pagina 76

12 I Doe iets nieuws ,pagina 4

13 Idem, pagina 4

14 Idem, pagina 43

15Idem, pagina 46

16 Hans Achterhuis en Nico Koning, De kunst van het vreedzaam vechten, pagina 406-419

17Doe iets nieuws, pagina 5

18 Idem, pagina 68

19 Idem, pagina 133

20 Idem, pagina 133

21 Idem. Pagina 133

22 Pierre Rosanvallon, Counter-democracy. Politics in an Age of Distrust, pagina 2

23De Spinozalezing waaruit ik hierin en ook hieronder citeer is opgenomen in: Pierre Rosanvallon, Democratie en Tegendemocratie, pagina 65-89.

Uitgelicht

Election Files 11: werken en tegenwerken

Dit is úw land! Nederland is vol, overvol, bomvol. De PVV komt in democratisch verzet. Tegen azc’s, tegen de massa-immigratie en islamisering, tegen overlast en criminaliteit – en tegen het decennialange links-liberale beleid dat de erbarmelijke staat van ons land heeft veroorzaakt.”1 De eerste woorden uit Dit is uw land, het verkiezingsprogramma van de PVV. Daarmee mag duidelijk zijn dat in deze Prikker het verkiezingsprogramma van de PVV wordt besproken. Het programma bevat geen visie, geen belangrijke uitgangspunten voor het handelen waaraan het getoetst kan worden. Daarom een wat andere manier van bespreken. In deze openingszin zegt enige partijlid Wilders dat de PVV in democratisch verzet komt. Daarmee heb ik een punt ter beoordeling van het programma. Een tweede voor de partij belangrijk punt is vrijheid: “De PVV heeft niet voor niets “vrijheid” in haar naam staan. Wij vinden dat iedereen zijn of haar leven moet kunnen leiden zoals hij of zij zelf wil – of iemand nu hetero, homo of anders is. Helaas staat die vrijheid onder druk.”2 In hoeverre bieden de plannen van de PVV iedereen de mogelijkheid om een leven te leiden wat de persoon zelf wil. Dat bespreken ga ik doen aan de hand van de geschiedenis van Nederland. Want, zo schrijft Wilders in zijn programma: “Nederland is een prachtig land. Zie ons unieke landschap, onze eeuwenoude molens en onze kerken. Zie ook onze rijke Nederlandse geschiedenis, cultuur en identiteit.”3 Laten we eens kijken hoe het programma zich verhoudt tot die rijke geschiedenis, cultuur en identiteit. Die bespreking begint met een stukje geschiedenis in het algemeen en van wat nu Nederland is, in het bijzonder. Maar zoals bij iedere bespreking van een verkiezingsprogramma begin ik met de conclusie.

Conclusie

Wilders en de PVV trekken heel bijzondere conclusies uit ‘onze rijke Nederlandse geschiedenis’. Die geschiedenis laat een open blik op de wereld, een tolerante en uitnodigende houding naar mensen van elders en geen van boven af opgelegde dogmatiek maar een vrije uitwisseling van kennis, ideeën en opvattingen zien. De partij concludeert daaruit dat het voor de welvaart van het land en het welzijn van haar bevolking nodig is om de grenzen en de luiken te sluiten. Dat de welvaart en het welzijn van Nederland het beste af zijn als het land op zichzelf is teruggeworpen. Ook bijzonder is dat een partij die, zoals ze zelf zegt, vrijheid niet voor niets in haar naam heeft, die vrijheid vooral geweld aan doet. Ze beperkt vrijheid om de vrijheid te beschermen.

Een kleine geschiedenis van wat nu Nederland is

Waar te beginnen? Ieder beginpunt is willekeurig maar je moet ergens beginnen. Dus dan maar zo volledig mogelijk. De eerste bewoners van het gebied dat nu Nederland is, waren waarschijnlijk Neanderthalers maar er zouden ook zomaar al eerdere mensensoorten in deze omgeving hebben kunnen geleefd. Als we daar even van afzien en ons concentreren op de laatste 10.000 jaar dan weten we dat de jager-verzamelaars die hier rondliepen zo’n 8.000 jaar geleden begonnen aan de overstap naar de landbouw. Hierdoor nam de bevolking toe en ontstonden de eerste culturen, de Bandkeramische en de Rössencultuur. Naast deze agrarische culturen leefden er ook nog steeds jager-verzamelaars. Zo rond 5.000 jaar geleden werden deze voorouders verrast door migranten van de Jamnacultuur die vanuit de steppen van wat nu Oekraïne en Zuid-Rusland is, naar het westen trokken. Aan hen hebben we onze taal te danken, net zoals bijna alle andere Europese talen. Ze brachten ook het wiel en de wagen mee. Net zoals trouwens de lichte huidskleur en blonde haren. De tot dan toe hier levende mensen hadden een donkerdere huidskleur. Dus ja, ‘we’ hebben het een en ander te danken aan migranten. Ten tijden van de verovering van het zuidelijke deel van wat nu Nederland is door de Romeinen, leefden hier verschillende Germaanse stammen zoals de Batuwen, Kanaveden en Friezen. Veel van deze volkeren verdwenen met de val van het Romeinse rijk. Boven de rivieren bleven de Friezen. Al was dat boven de rivieren een vooral ontoegankelijk moeraslandschap.

En zo rond 1400 begon de geschiedenis zich te herhalen. Het huidige Nederland was een gebied, om Johan Norberg te citeren, met: “weinig mensen (…) er was geen verenigde kerk of machtige aristocratie, er waren weinig natuurlijke hulpbronnen, geen leger en geen marine. Ze hadden geen vorst, geen staat en geen grondwet, alleen soevereine provincies die vooral onderling vochten. Ze hadden zelfs niet veel land om op te wonen en voedsel te verbouwen; ze moesten het terugwinnen op de oceaan.” Maar in de tweede helft van de zestiende eeuw nam dit: “onverteerbaar braaksel uit de zee (zoals een Engelse satiricus de regio noemde),”4 het op tegen het machtigste rijk van het moment en het won. Het won, zo betoogt Norberg omdat: “De Nederlanders (…) de kunst van openheid (moesten) perfectioneren, juist omdat ze in het begin zo weinig hadden. Alles moest worden gecreëerd, gebouwd, ontwikkeld en geïmporteerd.”5 En wat er vooral ‘geïmporteerd’ werden, waren mensen. Mensen die vanwege hun geloof naar de Republiek trokken. “Nederland werd een republiek van vluchtelingen. … Het heeft zelfs geleid tot de vraag hoe ‘Nederlands’ de Nederlandse Gouden Eeuw werkelijk was. … Joden vluchtten erheen voor de Inquisitie, Hugenoten voor de Franse onderdrukking en Duitsers voor de Dertigjarige Oorlog, en in de volgende generatie werden migranten aangetrokken door economische kansen. In het midden van de zeventiende eeuw blijkt uit de huwelijksregisters van Amsterdam dat ongeveer een op de drie burgers een immigrant was, wat waarschijnlijk een onderschatting is van hun aandeel in de bevolking.”6

Die Republiek versloeg, zoals gezegd, de toenmalige supermacht Spanje en werd de supermacht. Een supermacht met de blik gericht op de wereld. Ze bouwde in heel korte tijd een handelsimperium op dat haar weerga niet kende. Holland dreef op handel in goederen met relatief lage waarde zoals graan en hout. Aan het einde van de zestiende eeuw deed zich een kans voor: “Spanje vond dat het zijn havens moest openstellen voor de Nederlandse handel om te kunnen overleven. De Nederlanders stortten zich onmiddellijk op de ‘rijke handel’ in het Middellandse Zeegebied en begonnen fruit, wijn, specerijen, suiker, zijde en verfstoffen te vervoeren in een handelsnetwerk dat zich uitstrekte van de Levant tot Archangelsk aan de Witte Zee.”7 Toen de Spanjaarden zich in 1598 realiseerden dat het openstellen van hun havens voor hun grootste lastposten, de ‘Hollanders’, die Hollanders meer rijkdom bracht dan Spanje zelf, wilden ze die fout herstellen. Besloten de Hollanders dat: “ze het Iberisch schiereiland moesten omzeilen en rechtstreeks naar Afrika en Indië moesten varen om hun handel niet te verliezen. Dit was het begin van de mondiale ambities en het koloniale rijk van deze kleine republiek. Met een enorme handelsvloot en diepe financiële markten heersten de Nederlanders al snel over de zeeën. Tot dan toe waren de Nederlanders nog niet voorbij Kaap de Goede Hoop gekomen. In de zeventiende eeuw passeerden meer Nederlandse schepen de Kaap dan alle andere Europese landen samen.”8 De Republiek en dan vooral haar kooplui en handelaren, hadden hun blik op de wereld gericht en waren altijd op zoek naar goede handel.

Immigratie, een nieuwsgierige, open houding en welvaart gingen niet alleen samen in de Republiek van de zestiende en zeventiende eeuw. Dat gold – zo laat Norberg in zijn boek Peak Human zien – ook voor de andere zeven beschavingen die voor een gouden tijdperk zorgden. Angst voor migranten en een gesloten, dogmatische houding betekent weinig goeds. Of zoals de historicus Dan Jones over het Romeinse Rijk concludeert: “Het Romeinse Rijk was ooit een grote verspreider van de klassieke geleerdheid in al zijn uitgestrekte gebieden. Maar toen het Westen uiteenviel en het Oosten steeds meer geobsedeerd raakte door leerstellige vraagstukken werd het een actieve blokkade voor de kennisoverdracht door de eeuwen heen, en de doorgifte van de klassieke geleerdheid in het Rijk begon te stokken.”9 Het oostelijke deel van het Rijk dat vanaf die tijd het Byzantijnse Rijk werd, hield het steeds verder krimpend, nog zo’n duizend jaar vol. Afgezien van pracht en praal, zoals de Hagia Sofia, leverde het niets vernieuwends op. Aan het einde van de zeventiende eeuw verviel de Republiek in religieuze orthodoxie en sloten de luiken voor de buitenwereld. Om de koninklijke ambities van stadhouder Willem III te verbloemen: “verbood de Staten-Generaal uit veiligheidsoverwegingen iedereen te beweren dat de stadhouder naar soevereiniteit over de provincies streefde. Godslastering en aanvallen op de kerk waren al eerder verboden. Zelfs in Holland waren boeken die God of de goddelijkheid van Christus ontkenden verboden (hoewel regenten de impact ervan verzachtten door boekverkopers vaak van tevoren te waarschuwen dat er een inval zou komen). Maar dit was de eerste keer dat het openbare debat door de Staten werd gecensureerd.” Iets wat nu in de Verenigde Staten kunnen zien: Republikeinse politici die uit angst voor Trump, diens leugens verkondigen. En net zoals we nu in de VS zien, werd in de Republiek de wetenschappelijke vrijheid beknot: “In 1674 verboden de Staten van Holland boeken van verschillende onruststokers. Spinoza werd als bijzonder gevaarlijk beschouwd, omdat hij ontkende dat de Bijbel een goddelijke openbaring was en omdat hij God op een manier had beschreven die door velen als atheïsme werd geïnterpreteerd. Pierre Bayle, die al lang door hardline calvinisten werd veracht, werd in 1693 zijn leerstoel in Rotterdam ontnomen.”10 Een periode die tot het midden van de negentiende eeuw duurde. De Republiek raakte: “in verval, van de economische, politieke en militaire grandeur bleven alleen de schimmen over.”11

Maar voordat er in het midden van de negentiende eeuw weer iets van dynamiek terugkwam, moest er eerst nog heel wat water door de Maas. Onderdeel van dat verval was dat de macht verschoof van de Staten Generaal naar de stadhouder. De Republiek bestond toen alleen nog in naam. Aan het einde van de achttiende eeuw had een deel van de gegoede burgers genoeg van wat zij zagen als het ‘absolutistische bestuur’ van stadhouder Willem V. Zij noemden zich Patriotten en streefden naar democratisering en naar het herstel van de macht en positie van de Republiek, ze wilden terug naar de republiek van de eerste helft van de zeventiende eeuw de economische militaire, politieke en culturele wereldmacht. Terug gaan naar het verleden is altijd een slecht idee. Zeker als: “De ontwikkeling van de zeventiende eeuw (te danken) was aan de samenwerking van een aantal gelukkige omstandigheden, die nu niet meer bestonden… . De basis ervan was de functie van Holland, en speciaal natuurlijk Amsterdam, als stapelmarkt. De hele economische structuur van Nederland rustte daarop. En juist deze brokkelde af. Betere communicatiemiddelen te land en ter zee, de strijdbare concurrentie van Engeland en Frankrijk, vernieuwingen op het gebied van prijsvorming en commissiehandel die de behoefte aan een stapelmarkt verminderden, maakten het in veel gevallen mogelijk om het dure Amsterdam te vermijden en de goederenstroom direct van koper naar verkoper te leiden.” Deze ontwikkeling had: “ernstige sociale gevolgen (…), aangezien bij een waarschijnlijk groeiende bevolking de werkgelegenheid en de spreiding van de welvaart er, naar men moet aannemen, door inkrompen.”12 Patriottische opstanden drongen Willem V in het defensief. Hij werd echter gered door en Pruisisch leger dat in 1787 de republiek binnen viel en voor dat moment een einde maakte aan de opstanden van de patriotten. Na de Franse revolutie kregen de Patriotten steun van de Fransen, een land waar velen van hen naar toe waren gevlucht. En na de Franse veldtocht in de Nederlanden brak de Bataafse Revolutie uit. Die maakte en 1795 een einde aan het stadhouderschap. Willem V vluchtte naar Engeland. Hierdoor vielen: “veel oude zekerheden weg , onervaren mensen kregen verantwoordelijkheden die ze niet konden dragen en de snelle opbouw van een ideale democratische maatschappij werd een chaos.”13 Dit schrijvend bedacht ik me dat onze huidige politieke situatie hier redelijk wat overeenkomsten mee vertoont. Er moet ‘geluisterd worden’ naar het volk en dan komt er een kabinet van die ‘luisteraars’ en dan blijkt dat ze de verantwoordelijkheid niet kunnen dragen en er een chaos van maken. Bij het vormgeven van die democratische maatschappij werd vooral naar Frankrijk gekeken en Frankrijk keek ook terug. Alleen was het democratische daar vastgelopen en viel de macht in 1799 toe aan Napoleon Bonaparte. Diens geduld met Nederland raakte op en in 1805 benoemde hij zijn broer Louis, in het Nederlands Lodewijk tot koning van het koninkrijk Holland. Dat was van redelijk korte duur want op 9 juli 1810 werd dat koninkrijk opgeheven en ingelijfd bij Frankrijk.

Na de voor Napoleon desastreus verlopen veldtocht naar Rusland probeerde Napoleon zijn gezag te herstellen. Hiervoor trok hij met een troepenmacht op naar het Oosten. Dit eindigde met de door de Fransen verloren Volkerenslag bij Leipzig van oktober 1813. De Fransen vochten daar tegen een coalitie van Rusland, Pruissen, Oostenrijk en Zweden. Zij verzwakten de Franse teugels. Napoleon trok zich terug en de coalitietroepen vielen Frankrijk binnen. Daarop trokken de Fransen hun troepen terug uit het voormalige koninkrijk Holland. Een driemanschap bestaand uit Gijsbert Karel van Hogendorp, Frans Adam van der Duyn van Maasdam en Leopold van Limburg Stirum sprong in het bestuurlijk vacuüm en nam het bestuur op zich. Een van de eerste daden betrof het sturen van een brief aan, Willem Frederik, de zoon van de gevluchte stadhouder Willem V met het verzoek om naar Den Haag te komen en als soeverein vorst de regering op zich te nemen. Willem Frederik accepteerde die uitnodiging maar al te graag en hoopte op veel meer dan alleen het grondgebied van de oude Republiek. Het geluk was aan zijn zijde want de grote mogendheden verzameld in Wenen zagen een Europa voor zich geregeerd door vorsten. De meeste overwinnaars werden geregeerd door een vorst. Alleen in Engeland moest die vorst buigen voor een parlement. Republieken en zeker democratieën hadden afgedaan en alle partijen zagen wel wat in een een sterke buffer tussen Frankrijk en Duitsland. Die buffer werd het Koninkrijk der Nederlanden dat bestond uit het huidige Nederland en België. Naast koning van de Nederlanden werd de zich nu Willem I noemende Willem Frederik ook groothertog van Luxemburg. Luxemburg bleef, net als de provincie Limburg onderdeel uitmaken van de Duitse bond.

Willem regeerde wel met een grondwet: “maar dat betekent niet dat Nederland dan een rechtsstaat is,” zoals Ybo Buruma terecht constateert en vervolgt met: “De koning stelt zich op als een absolute vorst, of als een verlicht despoot over de pas tot stand gekomen eenheidsstaat.”14 Nederland als eenheidsstaat, maar: “’Nederlanders’ zijn er niet: dat komt pas later met de nationaliteitswetgeving na de Grondwet van 1848. Dat is niet louter juristerij. De meesten van de circa twee miljoen inwoners voelen zich meer verbonden met de eigen woonplaats en de oude gewesten dan met het land.”15 Het je Nederlander voelen is daarmee van vrij recente datum. Pas vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw werd er gewerkt een een ‘Nederlands verhaal’ waar je ‘trots’ op moest zijn. Het is niet voor niets dat het gros van de standbeelden van zee- en landhelden vanaf het einde van de negentiende eeuw zijn geplaatst. Pas vanaf dat moment werden de ‘grote daden’ van de man met de kleine naam, Piet Hein, bezongen. Voor het katholieke deel van het land lag het allemaal net wat anders. Die werden niet als echte Nederlander gezien. Ze werden tot het midden van de twintigste eeuw gewantrouwd want waren die niet loyaal aan Rome? En zouden die door hun hoge geboortecijfers het land niet ‘omvolken’ om een tegenwoordig door rechtse partijen gebruikte term te gebruiken?

De regeerstijl van Willem I valt vooral in de Zuidelijke Nederlanden slecht. Dat Zuiden is katholiek en de gegoede burgers, veelal industriëlen, zijn liberaal. Na de Belgische opstand van 1830, scheidden de Zuidelijke Nederlanden zich af. Willem I treedt af en zijn zoon Willem II neemt de troon over. Als in heel Europa in 1848 een revolutionaire wind waait en menig vorst wordt afgezet, accepteert Willem II dat zijn macht wordt beperkt. Hij mag de troon behouden maar voortaan ligt de macht bij het parlement en wordt de ministeriële verantwoordelijkheid ingevoerd. Hij veranderde, zoals het vaker wordt beschreven ‘in een nacht van conservatief in een liberaal’. Met de Grondwet van 1848 ontstond er voor het eerst iets wat op een democratie leek. Maar dan wel een democratie waaraan slechts een klein deel van het volk kon deelnemen. Alleen als je voldoende belasting betaalde, mocht je stemmen en kon je verkozen worden. Een omkering van het ‘no taxation without representation’ dat in de Amerikaanse revolutie belangrijk was. In Nederland was het ‘no representation without taxation’. Pas in 1922 toen ook vrouwen voor het eerst hun stem voor de Tweede Kamer mochten uitbrengen, was er sprake van een democratie waarin iedereen mocht meebeslissen. Dat was vier jaar nadat voor het eerst ook alle mannen van 25 jaar en ouder mochten stemmen.

Zoals hierboven al gezegd kwam er vanaf het midden van de negentiende eeuw weer iets van dynamiek terug. Een echte economische opleving liet echter nog een eeuw op zich wachten. Na het verlies van de belangrijkste kolonie Nederlands-Indië trok de bedrijvigheid aan. Nederland zocht zijn toekomst over de grens. In eerste instantie vooral in Europa. Mede afgedwongen door de Marshallhulp koos Nederland voor samenwerking met de buren. Eerst in de Benelux, daarna in de Europese Gemeenschap en later in de Europese Unie. Dit zorgde voor grote bedrijvigheid en met die bedrijvigheid kwam ook de immigratie weer opgang. Eerst uit Italië en Spanje en later uit Turkije en Marokko kwamen mensen om in de Nederlandse industrie te werken. Ze werden ‘gastarbeiders’ genoemd omdat men enigszins naïef verwachtte dat ze na verloop van tijd wel weer terug zouden gaan. Dat viel tegen. Een flink deel bleef hier en arbeiders uit Turkije en Marokko haalden hun familie naar hier. Zelfs toen een groot deel van hen in de loop van de jaren zeventig werkloos werd, gingen ze niet terug.

Wat leren we van deze korte geschiedenis? We leren dat een open blik, tolerantie ten opzichte van andersdenkenden en vrijheid om zaken naar eigen inzicht op te pakken voorwaarden zijn voor ‘gouden eeuwen’. Dat wil echter niet zeggen dat voldoen aan die voorwaarden automatisch tot een ‘gouden eeuw’ leiden. Zeker is wel dat hieraan tornen een ‘gouden eeuw’ onmogelijk maakt. We leren dat die trots op Nederland, het Nederlands nationalisme, van een recente datum is. We leren dat die tegenwoordig zo bejubelde ‘identiteit’, die joods-christelijke cultuur tot voor kort vooral bestond uit groepen die op z’n best met de rug naar elkaar stonden. En wat zien we als we met deze bevindingen het PVV-verkiezingsprogramma doornemen?

Immigratie

Het immigratie verleden van wat nu Nederland is, behoort, als we de PVV mogen geloven, niet tot de rijke Nederlandse geschiedenis. De PVV wil in feit een einde aan migratie. “De afgelopen decennia zijn er meer dan een miljoen niet-westerse immigranten ons land binnengekomen; onze bevolking groeit alleen nog door immigratie. In grote steden als Amsterdam, Den Haag en Rotterdam is de allochtone bevolking al in de meerderheid.”16 Daaruit wordt geconcludeerd dat: “We (…) te veel vreemdelingen, te veel asielzoekers, te veel islam en veel te veel azc’s,” hebben binnengelaten. “Het opengrenzenbeleid maakt ons land helemaal kapot. De PVV is er klaar mee. Het roer moet drastisch om.”17 De partij wil een: “Totale asielstop: alle asielzoekers worden aan de grens geweigerd.” Door: “Geen immigratie uit islamitische landen.” Ze wil een: “Verbod dubbele nationaliteit.”18 Ze wil doen, wat volgens de partij: “jarenlang is nagelaten. Wij sluiten de grenzen.”19 Grenzen die door soldaten bewaakt moeten worden want: “Wij willen dus geen buitenlandse militaire missies, maar militaire inzet aan onze eigen grenzen: grensbewaking.”20

Dat immigratie voor problemen en wrijving zorgt, zal ik niet ontkennen. Maar immigratie en welvaart gingen niet alleen samen in de Republiek van de zestiende en zeventiende eeuw. Dat gold – zo laat Norberg in zijn boek Peak Human zien – ook voor de andere zeven beschavingen die voor een gouden tijdperk zorgden. En het sluiten van grenzen voor migranten leidde in alle gevallen ook tot een periode van verval. Ook vanaf midden jaren vijftig ging migratie en welvaart hand in hand. De wrijving door migratie ging gepaard met glans en ook tegenwoordig gaat die wrijving gepaard met glans. De gesloten grenzen waar de PVV voor pleit verkleinen de kans op welvaart en welzijn. Om die kans op glans te vergroten en om problemen te verkleinen, moet die immigratie en dan vooral de arbeidsmigratie wel gereguleerd worden. Dit is uw land bevat echter geen enkele maatregel, zelfs geen enkel woord over arbeidsmigratie. Het woord arbeid komt welgeteld één keer voor in het programma: “Gevangenen moeten een uniform dragen en minstens 40 uur per week arbeid verrichten.”21

De grenzen moeten dicht voor mensen die veiligheid zoeken. De arbeidsmigratie blijft onaangeroerd en dus ook de wantoestanden en problemen waar deze groep mee te maken krijgt. Net als de overlast die deze problemen voor de rest van de samenleving veroorzaken. Dit afgezien van de ‘bemiddelaar’ en de werkgever van de arbeidsmigrant die ervan profiteren. Studiemigratie moet wel worden aangepakt: “De PVV wil een maximale inperking van studiemigratie naar ons land. Ons onderwijs is er voor de Nederlanders, niet voor buitenlandse studenten die na hun studie weer vertrekken.”22 Dus het liefst niemand naar hier en als er toch eentje komt dan moet die na zijn studie snel weer opkrassen. Dit terwijl een open ideeënuitwisseling en wederzijdse beïnvloeding bouwstenen zijn die ‘gouden eeuwen’ mogelijk maken. Het beleid van de PVV maakt dit zeer moeilijk tot onmogelijk. Geen moderne equivalenten van Pierre Bayle, René Descartes en John Locke.

Blik op de wereld

Die Republiek versloeg, zoals gezegd, de toenmalige supermacht Spanje en werd de supermacht. Een supermacht met de blik gericht op de wereld, met een open houding en dito grenzen en tolerant. De PVV wil migranten weg en de luiken sluiten. “Alle Syriërs terug naar Syrië,” want: “Delen van Syrië zijn weer veilig,” en zijn: “handelssancties (…) opgeheven.” Zij moeten: “terug om hun eigen land weer op te bouwen.” En als dat niet lukt, moeten ze naar: “andere Arabische landen waarmee we afspraken maken.”23 Hoe ze vanuit die andere landen hun land dan weer moeten opbouwen is mij een raadsel. Voor de PVV is het enige wat telt dat ze hier weg zijn. En daar, waar dat dan ook is, moeten ze het zelf maar uitzoeken want: “geen cent meer naar kansloze projecten, corrupte regimes en activistische ngo’s. Geen cent meer naar Afrika, het Midden-Oosten of Azië. Nederland is geen pinautomaat voor de rest van de wereld. Ontwikkelingshulp wordt volledig afgeschaft.”24 Ook moeten de: “Volwassen mannelijke Oekraïense ontheemden terug naar Oekraïne.” Want: “Oekraïne heeft zijn eigen mannen hard nodig. … Zij kunnen dan hun eigen land helpen, zoals door de Oekraïense regering gevraagd.”25 En op steun uit Nederland hoeven ze bij dat helpen niet te rekenen. De PVV steunt: “Oekraïne ( dan wel) omdat het een soeverein land is dat door de Russische agressor onrechtmatig is binnengevallen,” maar: “Ondertussen hebben we al ruim € 20 miljard aan Oekraïne betaald. Laat andere landen nu wat meer doen, dan hebben wij meer geld voor de Nederlanders.”26

We trekken ons terug uit het VN-Klimaatakkoord van Parijs,” aldus de PVV. En: “niet nóg meer bevoegdheden en miljarden overhevelen naar Brussel, maar juist terughalen. Onze vetorechten behouden we, herstellen we in ere én zetten we in: Nederland moet al het mogelijke vetoën, waaronder de EU-begroting, om zo een opt-out op asiel en immigratie en soepeler natuur- en stikstofbeleid te dwingen en de EU van binnenuit op de schop te nemen.”27 De luiken gaan dicht. Die dichte luiken verhouden zich slecht met het streven om Schiphol te laten groeien omdat het: “van groot belang voor ons vestigingsklimaat, onze economie en onze internationale handelspositie,”28 is. Zelfs voor de wolf want als die problemen veroorzaakt dan wordt hij of zij verjaagd en: “bij ernstige incidenten volgt onverbiddelijk afschot.”29Als vestigingsplaats ben je aantrekkelijk met open venster, een welwillende houding ten opzicht van immigranten. De PVV zegt te: “kiezen voor de Nederlanders, hun portemonnee, hun koopkracht en hun welzijn.”30 De gesloten luiken, zouden wel eens nadelige gevolgen kunnen hebben voor juist de portemonnee, de koopkracht en het welzijn. Ook daarvoor biedt het verleden voorbeelden. “In de late zeventiende eeuw keerde het tij, … In de achttiende eeuw raakte de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën in verval, van de economische, politieke en militaire grandeur bleven alleen schimmen over.”31 De oorzaken van dat verval: “net als zoveel andere gouden eeuwen begon de Nederlandse neergang met despotische ambities, politieke centralisatie en censuur. Het land dat wereldwijd voorop liep in open debat begon de teugels aan te halen. De kerk begon een calvinistische orthodoxie op te leggen, boeken werden verboden en universiteiten werden gezuiverd van seculiere ideeën. De immigratie nam af en buitenlandse studenten begonnen de voorheen toonaangevende Nederlandse universiteiten te verlaten. De groep waaruit de stedelijke elite werd gekozen, kromp in, en al snel krompen ook de steden zelf.”32

Voor de PVV lijkt de wereld op te houden voorbij de landsgrens. Zelfs samenwerken met de Europese buren lijkt een brug te ver want: “niet nóg meer bevoegdheden en miljarden overhevelen naar Brussel, maar juist terughalen. Onze vetorechten behouden we, herstellen we in ere én zetten we in: Nederland moet al het mogelijke vetoën, waaronder de EU-begroting, om zo een opt-out op asiel en immigratie en soepeler natuur- en stikstofbeleid te dwingen en de EU van binnenuit op de schop te nemen.”33

Democratie en Vrijheid

De PVV heeft niet voor niets “vrijheid” in haar naam staan. Wij vinden dat iedereen zijn of haar leven moet kunnen leiden zoals hij of zij zelf wil – of iemand nu hetero, homo of anders is. Helaas staat die vrijheid onder druk. Vandaag de dag kunnen homo’s vooral in de grote steden niet meer hand in hand over straat lopen zonder uitgescholden, bespuugd of zelfs in elkaar geslagen te worden, vaak door niet-westerse allochtonen.”34 Daarom, zo betoogt de partij: “gaan (wij) ons land en onze wijken en straten terugwinnen, onze vrijheid herpakken en onze toekomst veiligstellen – voor onze kinderen, voor onze samenleving, voor alles wat ons dierbaar is.”35 Bij dat herpakken kan ook de automobilist op steun rekenen want: “Autorijden is een vorm van vrijheid en welvaart, maar het wordt de automobilist al jarenlang steeds moeilijker gemaakt.” De PVV presenteert zich hier als de partij die zich inzet voor uw vrijheid. Maar dan wel uw individuele vrijheid. En dan ook nog niet eens voor eenieders individuele vrijheid.

Want als ik in alle vrijheid ‘From the river to the sea, Palestine will be free’ wil zeggen, dan ben ik strafbaar. En als ik me inzet voor Extinction Rebellion of Antifa dan zet ik me in voor een terroristische organisatie.36 Als een docent zijn klas kennis wil laten maken met seksualiteit dan wordt het risico gelopen je schuldig te maken aan: “links-liberale seksuele indoctrinatie via het onderwijs.” Ik vraag me dan meteen af of ‘rechts-conservatieve’ indoctrinatie over Adam en Eva wel mogen. En we: “Stoppen met wokebeleid: er zijn slechts twee geslachten – man en vrouw – en het biologische geslacht is leidend, dus geen “X” in het paspoort” Helaas voor de hermafrodieten onder ons. En als een moslim heb je pech want er komt een: “Verbod op het afleggen van de eed op Allah voor overheidspersoneel en militairen,” een christen mag zijn god aanroepen, een moslim de zijn niet. Ook worden de islamitische gebedsoproep en de boerka verboden.”37 Over ‘woke’ in de klas had ik het al, maar wat voor ‘woke’ opgaat, geldt voor de PVV ook voor ‘klimaat’, ook dat mag niet geïndoctrineerd worden. Ook moeten leraren politiek neutraal zijn: een onmogelijkheid. Niemand is politiek neutraal. Bovendien zou dit een beperking van de vrijheid van leraar zijn. Ook wil Wilders het verplichten om op het schoolplein Nederlands te spreken. Fries en Venloos mag dus niet meer? De: “Opvoeding is aan de ouders.” en: “Orde, rust en gezag terug in de klas.” Dan mag je als docent ook verwachten dat de kinderen worden opgevoed. Dat ze het gezag in de klas accepteren, braaf met de armen over elkaar zitten en stil zijn als de leraar het vraagt. Stemt de partij er dan mee in dat de leerkracht een slecht opgevoed kind naar huis stuurt?38 Voor een partij die vrijheid in haar naam draagt en vrijheid uitlegt als kunnen doen wat je wilt, zijn dit erg veel beperkingen.

Wat zien we als we naar de politieke vrijheid kijken? De vrijheid om als burger deel te nemen aan besluitvorming over zaken die jou raken? Om de besluitvorming te beïnvloeden? Dan zien we dat de PVV vooral mensen met een andere dan de eigen mening, de mond wil snoeren. XR en antifa werden al genoemd. “Bij gewelddadige demonstraties draaien de daders op voor alle schade. Buitenlandse studenten, docenten, bestuurders en directieleden die meedoen of dit gedogen, gaan zonder pardon terug naar hun thuisland. Nederlandse docenten, bestuurders en directieleden die zich hier schuldig aan maken, worden per direct ontslagen.”39 Dat lijkt een heel reëel standpunt. Totdat je je realiseert dat gewelddadigheid van twee partijen af kan hangen. Neem de anti-zwartepiet demonstraties van enkele jaren geleden. De demonstranten demonstreerden vreedzaam maar kregen te maken met geweld vanuit het publiek en soms ook de politie. Totdat je je realiseert dat de PVV dergelijke harde woorden spreekt bij demonstraties van XR of tegen het Israëlische geweld in Palestina. Bij eveneens gewelddadige en vernielzuchtige protesten van boeren en tegen asielzoekers, zwijgt hij als het graf. Dit maakt een dergelijke maatregel erg gevoelig voor willekeur. Willekeur die ook het wetsvoorstel dat het verheerlijken van terrorisme moet verbieden omgeeft.

Niet alleen vrijheid lijkt bij de PVV in verkeerde handen. Ook de gelijkheid, geregeld in artikel 1 van onze Grondwet komt er bekaaid af. De partij discrimineert er met haar voorstellen vrolijk op los. Geen eed op Allah, wel op God. Links-liberale indoctrinatie mag niet maar zwijgen over indoctrinatie vanuit andere hoeken. “Mensen met een dubbele nationaliteit die zijn veroordeeld voor één ernstig misdrijf, worden na het uitzitten van de straf gedenaturaliseerd en moeten Nederland verlaten.” En: “Nooit meer voorrang op sociale huurwoningen voor statushouders – ook niet met urgentie.”40 Dit zijn maatregelen of straffen die niet aan iedereen kunnen worden opgelegd. Ze discrimineren op oneigenlijke gronden. De partij wil een: “Verbod op Arabische en andere niet-westerse teksten in onze (winkel)straten.”41 Waarom wel Engelse, Franse of Spaanse teksten en geen Russische, Chinese of Arabische? Discriminatie op basis van oneigenlijke gronden. Pleit dan voor alleen Nederlandse teksten. Wilders wil terecht een: “Snoeiharde aanpak van antisemitisme.” Antisemitisme is immers een vorm van discriminatie. Die oproep zou veel krachtiger zijn als zijn programma niet vol stond met discriminerende voorstellen die vooral islamieten treffen. Want hoe hard bestrijd je discriminatie als je discrimineert?

Wilders houdt er een heel bijzondere manier van redeneren op na.“Wij zijn tegen dubbele loyaliteiten en dus tegen dubbele nationaliteiten.”42 heel bijzonder omdat iedereen er meerdere loyaliteiten op na houdt. Zo ben ik loyaal supporter van VVV-Venlo maar heb ik ook een zwak voor bijvoorbeeld Borussia Mönchengladbach. Maar wat nationaliteit met loyaliteit te maken heeft ontgaat mij. Ik heb de Nederlandse nationaliteit maar wat betekent dat voor wat betreft mij loyaliteit? Als de Nederlandse regering in mijn ogen de verkeerde dingen doet, dan zal ik me daar tegen verzetten. En laten we wel wezen, de recent gevallen regering waar Wilders’ PVV onderdeel van uitmaakte, blonk uit in belachelijke uitspraken en verkeerde besluiten. Waaraan ik loyaal ben is mijn keuze en die keuze heeft niets te maken met mijn paspoort.

Oh ja, ook dat nog of nog een keer

Even terug naar het SBS debat voor de verkiezingen van november 2023. De verkiezingen waaraan we het Walking Dead kabinet Schoof met als deelnemer de PVV te danken hebben. Dat kabinet dat al dood was voordat het begon en vervolgens als een zombie begon aan haar ziekmakende werk. In dat debat trad een mevrouw op die naar later bleek een bekende van Wilders was. Die mevrouw had het erg moeilijk en werd door de programmamakers gebruikt om Timmermans, de leider van GroenLinks-PvdA onder druk te zetten. Timmermans begon daar uit te leggen dat het afschaffen van de eigenbijdrage bij de ziektekosten afschaffen niet van vandaag op morgen kon. Maar die mevrouw, zo sprak Wilders, had niet de tijd om te wachten ze had nu dat geld nodig. Helaas voor die mevrouw, bleek Timmermans gelijk te hebben want het levende dode kabinet kwam niet verder dan een halvering van de eigenbijdrage per 2027. Wilders heeft er niet van geleerd want ook nu weer: “schaffen wij het eigen risico volledig af, zodat niemand zorg mijdt door geldzorgen.”43 Ik hoop dat de mevrouw ervan heeft geleerd. Ik vrees echter het ergste. Ik vrees het ergste want de mantra dat ‘de PVV is tegengewerkt’ lijkt het erg goed te doen. Dan toch even. Om tegengewerkt te kunnen worden moet je eerst werken. En dat heeft de PVV niet gedaan.

1 Dit is uw land, pagina 3. Dit is uw land is te vinden via: https://www.pvv.nl/images/2025/PVV_Programma_Digi_2025.pdf

2 Idem, pagina 27

3 Idem, pagina 27

4 Johan Norberg, Peak Human. What we Can Learn from the Rise and Fall of Golden Ages, pagina 288

5 Idem, pagina 337

6 Idem, pagina 305

7 Idem, pagina 305-306

8 Idem, pagina 306-307

9 Dan Jones, De Middeleeuwen. Een Nieuwe Geschiedenis, pagina 102

10Johan Norberg, Peak Human. What we can Learn from the Rise and Fall of Golden Ages, pagina 334-335

11 Auke van der Woud, de steden de mensen. Nederland 1850-1950, pagina 17

12 E.H. Kossmann, De Lage Landen 170/1980. Twee eeuwen Nederland en België, pagina 41-42

13 Auke van der Woud, de steden de mensen. Nederland 1850-1950, pagina 17

14 Ybo Buruma, De onvoltooide rechtsstaat. Tijdgeest en recht 1813-2025, pagina 26

15 Idem, pagina 27

16 Dit is uw land, pagina 6

17 Idem, pagina 6

18 Idem, pagina 8-9

19 Idem, pagina 8

20 Idem, pagina 31

21 Idem, pagina 12

22 Idem, pagina 34

23 Idem, pagina 7

24 Idem, pagina 30

25 Idem, pagina 8

26 Idem, pagina 31

27 Idem, pagina 30

28 Idem, pagina 36

29 Idem, pagina 25

30 Idem, pagina 4

31 Auke van de Woud,De steden de mensen. Nederland 1850-1900 pagina 17

32 Johan Norberg, Peak Human. What we can Learn from the Rise and Fall of Golden Ages,Pagina 339

33 Dit is uw land, pagina 30

34 Idem, pagina 27

35 Idem, pagina 8

36 Idem, pagina 12

37 Idem, pagina 28

38 Idem, pagina 34

39 Idem, pagina 34

40 Idem, pagina 9

41 idem, pagina 28

42 Idem, pagina 8

43 Idem, pagina 17

Uitgelicht

Election files 8: de SP geanalyseerd

In de vorige prikker in de serie Election Files besprak ik het verkiezingsprogramma van de VVD. Nu is Nu de mensen, het verkiezingsprogramma van de Socialistische Partij (SP) aan de beurt1. “ Wij maken analyses en we doen voorstellen, we controleren de macht en besturen waar mogelijk graag mee,” 2 schrijft de partij. Aangezien Nederland tot op heden altijd door een coalitie van twee of meer partijen werd geregeerd en de SP nog nooit heeft mogen deelnemen aan een regering, heeft de partij nooit naar compromissen hoeven te zoeken. Dit betekent dat ze in haar daden op landelijk niveau altijd recht in haar eigen leer kon blijven. Omdat de partij de nadruk legt op het maken van analyses, concentreer ik me daarop. Daarop en op de voorstellen die ze daarbij doen. Het programma van de SP bevat tien hoofdstukken waarbij ieder hoofdstuk op een voor de partij belangrijke waarde bevat.

Om maar meteen met de deur in huis te vallen. Aan die analyse schort wat. Of correcter geformuleerd, het schort aan analyse. Het programma staat vol met voorstellen maar het ontbreekt aan:“onderzoek dat of uitleg die duidelijk maakt hoe iets in elkaar zit,” zoals de Van Dale het woord analyse uitlegt. Die analyse ontbreekt bij de diverse onderwerpen en op het totaal. Dat gaat knellen in de combinatie van voorstellen die inzet van menskracht vraagt: extra docenten, artsen, verplegenden en verzorgenden, politieagenten, rechters en zelfs boeren. Waar dat personeel vandaan moet komen blijft in het ongewisse. Ook blijft in het ongewisse wie alles gaat betalen. Bij de milieu paragraaf wordt duidelijk dat het niet ‘de mensen’ zijn die gaan betalen. Het eerste wat me daarbij te binnen schoot was een cynisch: gaan ze dan de dieren vragen om de rekening te betalen? Dit maakt dat het programma een soort wensenlijst is waar je verlekkerd naar kijkt, maar waarvan de rekening toch betaald moet worden en omdat het niet aannemelijk is dat dit de dieren zijn, zullen dat toch de mensen zijn. De bedrijven en dan vooral de grote bedrijven klinkt sympathiek maar die leggen de rekening door naar ‘de mensen’. Voor de goedkopere energie die de partij wil geldt hetzelfde ook die betalen de ‘de mensen’. Betalen als consument, belastingbetaler (burger), als werknemer of als aandeelhouder.

“Is de politiek nog te vertrouwen?” 3 Die vraag stelt de SP in haar programma. De partij constateert dat het“In verkiezingstijd gaat (…) over personen; wie het meest populair is. Verkiezingen zouden echter moeten gaan over de koers van het land; waar we naartoe willen.” Een constatering die sterker geformuleerd kan worden: ‘verkiezingen gaan over de koers van het land’. De rest is overbodig en maakt het minder sterk. Ik mis echter de onderbouwing, de analyse. Waarom gaan verkiezingen over de koers van het land? Gaan ze wel over de koers van het land? Wie kiezen we en wie kiezen we niet? En waar zouden we daarbij op moeten letten? We kiezen mensen die ons vertegenwoordigen en noemen ze volksvertegenwoordigers. Zij vertegenwoordigen ons maar niet in alles. Zij vertegenwoordigen ons bij het stellen van kaders of wetten. Zij zijn de enigen die wetten mogen vaststellen. Wetten die ons en de overheid binden. Zij vertegenwoordigen ons bij het toezien op de naleving van die wetten. Als laatste vertegenwoordigen ze ons bij het benoemen van een regering.

De laatste dertig jaar is geleidelijk iets veranderd. Vertegenwoordiger werd steeds meer ‘spreken namens’ het volk in de zin van de mening van het volk met betrekking tot iets verwoorden. Een verandering die ertoe heeft geleid dat er aan de ene kant partijen zijn die ‘dicteren’ wat ‘het volk’ vindt en dat zolang herhalen dat een deel van de mensen dat ook gaat vinden en aan de andere kant heeft geleid tot het proberen een afspiegeling van het volk te zijn: evenveel mannen als vrouwen, als 10% van de mensen religie X aanhangt, dan moet ook 10% van de volksvertegenwoordigers religie X aanhangen. En juist dat ‘willen spreken namens het volk’, zou wel eens de oorzaak kunnen zijn van vertrouwensverlies. Want door het willen zijn van spreekbuis van het volk, komt de eigenlijke rol van de volksvertegenwoordigers in de knel. Daar ontstaat de ervaarde kloof tussen ‘het land en de Haagse stolp.’ De kloof tussen de grote woorden die nodig zijn om als vertegenwoordiger gehoord te worden en de realiteit van het maximaal haalbare compromis. Als je het vertrouwen in volksvertegenwoordigers wilt herstellen, dan moet je eerst onderzoeken waardoor dat vertrouwen is verdwenen. Want pas dan kun je bepalen of: “ volledige openheid geven over alle giften en (…) (het in)voeren een verbod in op sponsoring door bedrijven en op financiering vanuit het buitenland,” 4 een goed middel is om het vertrouwen in volksvertegenwoordigers te herstellen. Een begin van een analyse, geen complete maar toch. In het SP-programma ontbreekt de analyse.

In het eerste hoofdstuk – Een democratisch land – gaat de partij meteen naar de voorstellen. Als eerste: “ We willen Nederland radicaal democratiseren. Niet politici maar burgers horen het laatste woord te hebben. Te vaak zien we bestuurders dingen doen waar mensen nooit voor hebben gekozen.” Om daar een einde aan te maken, krijgen we: “het recht om de politiek terug te fluiten, op het moment dat die besluiten neemt die mensen echt niet willen. Een bindend en correctief referendum op nationaal, provinciaal en lokaal niveau is een speerpunt van onze partij.” 5 Hier wordt een oplossing gepresenteerd, zonder analyse. Inderdaad gebeuren er dingen waar mensen niet voor hebben gekozen, meestal zijn er echter ook mensen die wel voor die dingen hebben gekozen. De meeste besluiten en dus zaken die bestuurders doen, zijn compromissen waarbij verschillende belangen worden afgewogen. Een nadeel van een compromis is dat niemand zijn zin krijgt en er dus altijd wel iets is waar je bezwaar tegen hebt. Wij kiezen onze volksvertegenwoordigers om die afweging voor ons te maken. Op dat gebied vertegenwoordigen zij ons. Een correctief referendum fietst daar dwars doorheen. Het zaagt aan de poten van de volksvertegenwoordiging. Die kan dan alleen nog maar besluiten nemen onder voorbehoud. Onder voorbehoud dat er geen referendum komt dat het besluit ongedaan maakt. En als het besluit ongedaan is gemaakt, kan het hele circus weer opnieuw beginnen. Bij een correctief referendum wordt alleen JA of NEE gezegd tegen bijvoorbeeld een wet. Als het antwoord NEE is, is er geen wet maar dat wil niet zeggen dat het probleem waarvoor de wet een oplossing moest bieden niet meer bestaat. Dat bestaat nog steeds en er moet weer een nieuwe wet worden gemaakt. Een nieuwe wet die ook weer weggestemd kan worden. Het recent gevallen kabinet Schoof maakte duidelijk dat draagvlak belangrijk is voordat je een besluit neemt. Gebrek aan draagvlak voor het besluit leidt tot ellende, stagnatie en ruzie. Het leidt tot stilstand juist bij onderwerpen waar de meningen sterk verdeeld zijn. In ieder geval ontbreekt een goede analyse van waar het aan schort en een onderbouwing waarom het correctieve referendum daar de beste oplossing voor is. Dus of: “referenda zijn niet populistisch, maar een versterking van onze democratie,’ is geen wet van Meden en Perzen.

De tweede maatregel gaat verder dan corrigeren: “We geven bewoners echte zeggenschap over hun buurt, hun eigen leefomgeving. Participatie of inspraak wordt nu te vaak niet serieus genomen door gemeenten en/of organisaties en moet daarom beter verankerd worden. Bewoners die zelf voorzieningen als ontmoetingsplekken of parken willen inrichten en beheren, moeten daar financieel en organisatorisch toe in staat gesteld worden en worden altijd verkozen boven organisaties van buitenaf.” 6 Als je Nederland dan werkelijk radicaal wilt democratiseren, dan biedt de weg die Roslyn Fuller in haar boek In Defence of Democracy beschrijft meer perspectief. Zij pleit ervoor om democratie door te ontwikkelen van een vertegenwoordigende naar een directe. En nee, geen directe democratie via referenda maar door samen het gesprek aan te gaan en samen naar oplossingen te zoeken. In een directe democratie: “Kiezers hebben geen goedkeuring van anderen nodig om hun eigen stem uit te brengen, noch zijn ze verplicht om het met anderen eens te zijn over een lange lijst van kwesties om invloed te kunnen uitoefenen. Als je hard wilt optreden tegen criminaliteit, maar drugsbezit daar niet onder verstaat, dan is dat jouw keuze.” 7 Dus niet alleen het parkje en bij bedrijven maar ook directe zeggenschap in het bestuur van het land, de provincie en de gemeente. Dan hoeft het vertrouwen in volksvertegenwoordigers niet meer te worden gewonnen.

“In grote delen van het land verdwijnen belangrijke voorzieningen zoals bibliotheken, wijkcentra en zwembaden, omdat die niet ‘rendabel’ zouden zijn. Wij stoppen deze kaalslag. Gemeenten krijgen voldoende geld om te investeren in toegankelijke voorzieningen voor alle inwoners. Dat geldt in het bijzonder voor regio’s waar de bevolking krimpt en voorzieningen al jaren onder druk staan. Het zal voor iedere gemeente verplicht worden om een openbare bibliotheek beschikbaar te stellen voor haar inwoners. Uitvoeringsdiensten van de overheid gaan hun diensten weer in de buurt aanbieden.” 8 Toegankelijke voorzieningen voor alle inwoners, daar kan niemand op tegen zijn. Iedere gemeente verplichten om bepaalde voorzieningen, zoals een bibliotheek, beschikbaar te stellen is de oplossing. Maar is dat wel de beste oplossing? Neem die bibliotheek. Het plan van de SP komt naadloos overeen met het Wetsvoorstel wijziging stelsel openbare bibliotheken9 waar eind vorig jaar een internetconsultatie voor werd gehouden. Op dat moment werkte ik voor een kleine Midden Limburgse gemeente zonder fysieke bibliotheekvoorziening waar dat voorstel voor grote onrust zorgde. In deze gemeente was de fysieke bieb een jaar of zes eerder opgeheven omdat er maar zeer beperkt gebruik van werd gemaakt. Een gemeente met zes kernen met een jeugdbibliotheek op iedere basisschool en in iedere kern een burger bibliotheek gerund door vrijwilligers en een afspraak met de bibliotheek uit de grootste buurgemeente dat inwoners uit de zes dorpen hun bij de bibliotheek geleende boeken konden ophalen bij die burger bibliotheken. Een aanpak die de SP aan zou moeten spreken. Dit werkte naar tevredenheid van iedereen. De beoogde wijziging van de wet, en dus ook het voorstel van de SP, zou betekenen dat die gemeente haar middelen zou moeten inzetten voor een werkwijze die zes jaar eerder is verlaten en die niet werkte. Niet werkte omdat gemeentegrenzen voor het leven van mensen weinig relevantie hebben. Die gaan gewoon naar de bieb in de naburige stad omdat ze daar toch al werken of er geregeld boodschappen doen. En vanwege mijn betrokkenheid hierbij kwam ik in contact met ambtenaren van enkele grote gemeenten in het land. Ook die vreesden de nieuwe wet. De bibliotheken in die gemeenten hadden meerdere vestigingen. De ambtenaren vreesden dat het noemen van één bibliotheek per gemeente in donkere financiële tijden wel eens kon leiden tot het fiks snijden in dat aanbod. Meest bijzonder echter was dat er voorbij werd gegaan aan de belangrijkste belemmering van mensen om gebruik te maken van een bibliotheek en dat was geld. Mensen met voldoende middelen kopen hun boeken en zijn soms ook nog lid van een bibliotheek. Voor mensen met iets minder ‘slappe was’ vormde de bibliotheek een goed alternatief maar mensen met te weinig middelen konden het lidmaatschap niet betalen. En juist in die groep zijn weinig geletterde mensen oververtegenwoordigd. Tot zover een voorbeeld dat, hoop ik, duidelijk maakt dat een betere analyse nodig is. ‘Diensten in de buurt aanbieden’ klinkt sympathiek het suggereert nabijheid en is dat op fysiek gebied ook. Emotionele nabijheid is echter iets heel anders. Zoals ik ooit al in een Prikker schreef, moet je voor nabijheid eens met McDonalds gaan praten want die: “worden centraal aangestuurd vanuit Chicago maar weten toch nabijheid op te wekken. Ze doen zaken op wereldschaal maar andere zaken laten ze aan lokale franchisers over omdat dit vanuit Chicago niet te regelen is.”10 Helaas ontbreekt ook hier de analyse.

Nu de Mensen staat vol met plannen om de markt terug te dringen “Wat niet failliet mag gaan, hoort niet thuis op de markt. We stoppen de uitverkoop van publieke diensten en nationaliseren onze vitale infrastructuur, zoals de energievoorziening. Op deze manier kunnen wij sneller de economie verduurzamen en de prijzen verlagen.” 11 Op de slakken dat uitvoering door de overheid niet automatisch betekent dat je sneller kunt verduurzamen en dat lagere prijzen niet wil zeggen lagere kosten voor de maatschappij als geheel, zal ik niet meer zout leggen dan dit, en de opmerking dat deze zaken werden geprivatiseerd met hetzelfde argument namelijk dat private bedrijven sneller innoveren en voor lagere prijzen zouden zorgen.Volgens de SP is: “Energievoorziening (…)een publieke taak, die dan ook in publieke handen moet zijn. … Daarom gaan we energiebedrijven weer nationaliseren of lokaal zelf organiseren” 12 Wat wordt het nationaliseren of zelf organiseren? Nationaliseren betekent dat de energievoorziening een overheidsdienst wordt. Dat zal dan in de vorm zijn van een uitvoeringsorganisatie. Zelf organiseren in de meest extreme vorm is dat iedereen verantwoordelijk is voor zijn eigen energievoorziening. Daartussen zitten hele werelden zoals een groep mensen die een energiecoöperatie opricht tot de vroegere gemeentelijke energiebedrijven. Gemeentelijke energiebedrijven die later opgingen in provinciale omdat het efficiënter en goedkoper was om enkele grote centrales te bouwen. Zelf of collectief organiseren vraagt inspanning van iedere burger. Dat vraagt om meer ‘gemeen’ in de zin van samen, dan waar onze huidige gemeenschap zich door kenmerkt. Hiervoor is vertrouwen het allerbelangrijkste. Dat houdt in dat de wederzijdse afhankelijkheden binnen de groep duidelijk zijn. Een van die afhankelijkheden is de verwachting dat de deelnemers nog lang in de toekomst met elkaar op trekken. Dat ze waarden delen, leren samenwerken en collectief te handelen en dat ze elkaar face-to-face ontmoeten. Eigenlijk precies de eigenschappen die aan de basis lagen van de commons of in Nederlands de gemene gronden of meent. Een meent was een grondgebied, een weidegebied, bos of vijver waar meerdere mensen, meestal de bewoners van een dorpje het gezamenlijke gebruiksrecht op hadden en met dat recht ook de plicht om het te verzorgen. In onze huidige individualistische en door en door kapitalistische samenleving zijn dat weinig voorkomende eigenschappen. Om met je buren samen iets op te zetten, moet je ze kennen en moet je erop vertrouwen dat ze nog heel lang je buren blijven. Want je kunt als: “Bewoners,” wel, “zelf voorzieningen als ontmoetingsplekken of parken willen inrichten en beheren,” daar al dan niet, “financieel en organisatorisch toe in staat gesteld,” 13, dat werkt alleen als je erop kunt vertrouwen dat je medebewoners nog lang je medebewoners zijn en eventuele nieuwe medebewoners zich schikken in de aangegane verplichtingen. Want als je niet uitkijkt, sta je na een paar jaar alleen dat park te schoffelen. De meent werkte eeuwenlang goed omdat dezelfde families het dorp bleven bewonen. De analyse, dat de basisvoorwaarden voor het functioneren van meenten tegenwoordig afwezig zijn, ontbreekt net als maatregelen om die basisvoorwaarden te stimuleren.

De SP vindt: “Het bevorderen van open source-technologie en open standaarden is noodzakelijk. Internet is een moderne nutsvoorziening en moet voor iedereen beschikbaar en betaalbaar zijn.” Niet duidelijk is of ‘moderne nutsvoorziening ‘ hetzelfde is als ‘vitale infrastructuur’ en dus een publieke taak. Houdt bevorderen in dat de overheid erin gaat investeren? Dat wordt niet duidelijk want de SP wil: “geen staatscontrole en ook niet dat Big Tech onze keuzes bepaalt.” Die controle moet, zo lijkt het, liggen bij de Autoriteit persoonsgegevens want die wordt versterkt: “om misstanden aan te pakken.” Die autoriteit heeft een overheidsopdracht en is daarmee onderdeel van de staat. Bijzonder aan die autoriteit is dat deze de rollen die hrt strafrecht toekomen aan het openbaar ministerie en de rechter, combineert. De Autoriteit spoort op en straft en de vraag is of dat een goede combinatie is. Een vraag die je bij meerdere toezichthouders kunt stellen. Echt bijzonder is het idee om: “de volksvertegenwoordiging met een permanent onderzoeksinstituut dat adviseert over de maatschappelijke gevolgen van technologische ontwikkelingen en voorstellen doet voor aanvullende burgerrechten in het digitale tijdperk. Nieuwe technologieën worden eerst onderworpen aan een ethische toets.”14 De geschiedenis leert ons dat wat wordt uitgevonden ook gebruikt wordt en dat het gebruik van een uitvinding soms een kant opgaat die niet was voorzien. Ongeveer iedere uitvinding kan ten goede of ten kwade worden aangewend. Met een mes kun je brood snijden maar ook iemand vermoorden. Kernsplitsing kun je gebruiken voor de energievoorziening maar ook voor een bom. De ethische component van uitvindingen zit in de mens die er gebruik van maakt. Voor wat betreft de burgerrechten is het probleem niet dat er nieuwe moeten komen maar dat de oude gehandhaafd moeten worden. Bij die handhaving wordt nu uitgegaan van de goedertierenheid van de Techbedrijven.

Als het aan de SP ligt komt er een: “Nationaal ZorgFonds, waardoor de huidige wildgroei aan zorgpolissen en zorgverzekeraars overbodig wordt.” En: “De zorg is geen markt. Ondernemers die streven naar winst krijgen geen kans meer in de zorg. We stoppen met de aanbestedingen, ook voor de gemeentelijke zorgtaken.” Wat het alternatief is voor die aanbesteding ontbreekt. Een: “kleinschalig Zorgbuurthuis, met een inloopfunctie voor de hele buurt,” al dan niet met: “De ggz-ondersteuning,” als, vast onderdeel,” organiseert zich niet vanzelf. En dat als een soort ‘meent’ organiseren, vraagt meer zoals ik hierboven betoog. In de zorgparagraaf ontbreekt meer. De SP vindt dat: “De wachtlijsten in de ouderenzorg, jeugdzorg en transgenderzorg zijn onacceptabel lang,” zijn en moeten worden weggewerkt. Worden er: “geen wachtlijsten voor verpleeghuizen,” geaccepteerd en worden: “de personele bezettingsnorm voor voldoende personeel in het verpleeghuis,” gehandhaafd. Daarbij moeten mensen kunnen: “kiezen tussen goede zorg thuis of voor een fijne plek in een kleinschalig Zorgbuurthuis, met een inloopfunctie voor de hele buurt.” Daarbij wordt: “De ggz-ondersteuning (…) een vast onderdeel van de zorg in de buurt. De wachtlijsten dringen we terug door voldoende opnameplaatsen en ambulante behandelplaatsen in iedere regio, met voldoende en goed geschoold personeel.” Verdient: “ Elke regio in Nederland (…) een volwaardig ziekenhuis, ook voor spoedeisende zorg (waaronder acute verloskunde). Er verdwijnen geen ziekenhuizen of afdelingen meer en daar waar dat nodig is gaan we reeds gesloten afdelingen weer openen.” Als laatste moeten: “ mensen (…) kunnen rekenen op goede zorg van hun huisarts in hun eigen regio. We lossen het huisartsentekort op en bestrijden de hoge werkdruk bij huisartsen. Dit kan onder andere door de bureaucratie in de huisartsenzorg te verminderen en de toegang tot specialistische zorg te vergemakkelijken.” 15 In mijn bespreking van Sterker uit de storm, het verkiezingsprogramma van de VVD schreef ik over het ontbreken van een analyse op basis waarvan kan worden bekeken welke ‘bureaucratie’ er dan geschrapt wordt. Ook het SP programma maakt dit niet duidelijk. Belangrijker is echter dat de SP eraan voorbijgaat dat er een tekort is aan zorgpersoneel. Een tekort dat de komende jaren als maar toeneemt vanwege de vergrijzing van de bevolking. Je kunt gesloten afdelingen wel weer willen openen, volwaardige ziekenhuizen in iedere regio willen en voldoende opname en behandelplaatsen om wachtlijsten terug te dringen. Daarvoor is personeel nodig. Waar dat personeel vandaan moet komen, maakt het programma niet duidelijk. Inhoudelijk zijn de plannen van de SP goed te onderbouwen, maar zonder de aandacht voor de personele component, blijft het zweven.

Hetzelfde gebeurt in meerdere hoofdstukken. In Een lerend land het onderwijshoofdstuk. Die begint met: “Er is een groeiend tekort aan leraren. Het vak van leerkracht maken wij daarom veel aantrekkelijker. Docenten krijgen een hoger salaris en de lonen worden landelijk uitbetaald. Daarbij worden over de hele linie de lonen van docenten verhoogd.” Dat aantrekkelijk maken gebeurt via: “ een kleine klassenstrijd. We werken naar klassen van maximaal 23 kinderen, te beginnen op scholen met veel kinderen uit armere gezinnen. Zo verlagen we de werkdruk voor docenten, terwijl ieder kind meer aandacht kan krijgen.” Ook wil de SP: “ meer gymlessen en sportbeoefening op school, onder leiding van vakleerkrachten. Ook zwemveiligheid moet meer prioriteit krijgen, onder andere door het invoeren van meer schoolzwemmen in het basisonderwijs.” Inhoudelijk voorstellen waar zeer veel mensen zich in kunnen vinden, maar ook hier ontbreekt de personele component. Maar ook in Een schoon land, het milieuhoofdstuk. Daarin is te lezen dat we: “Voor een andere landbouw (…)meer, in plaats van minder, boeren nodig hebben.” 16 In het hoofdstuk Een veilig land van hetzelfde laken een pak: “We willen meer politiebureaus en wijkagenten in de buurt.”17 Ook de rechtspraak moet: “ veel dichter bij de mensen, met Huizen van het Recht door het hele land.” 18 en iets verderop in het hoofdstuk een solidair land krijgen: (D)e politie en het OM (…) meer mensen en mogelijkheden om discriminatie te onderzoeken en te vervolgen,” en:(D)e arbeidsinspectie krijgt meer mogelijkheden en middelen om discriminatie op de arbeidsmarkt aan te pakken.” 19 Het enige wat de partij over de personele component schrijft, verergert het personeelsprobleem want de partij verlaagt: “de AOW-leeftijd naar 65 jaar, zodat iedereen voortaan vanaf 65 jaar kan stoppen met werken.” Wie wil mag langer20.

En nu ik het toch over het milieuhoofdstuk heb. “(O)m het klimaatprobleem terug te dringen, moeten we het kapitalisme terugdringen. We verzetten ons tegen maatregelen waarvan de kosten alleen bij mensen komen te liggen.”Verhoging van de belastingen, zoals een plastic taks of een vliegtaks, worden niet gevoeld door mensen met een hoog inkomen, die relatief veel uitstoot veroorzaken. Hoge prijzen maken het leven wel onbetaalbaar voor mensen met een laag en gemiddeld inkomen. 21 Als de mensen de kosten niet dragen, wie dan wel? In deze wereld wordt alles door de mensen betaald. Dat betalen gebeurt als consument, arbeider, aandeelhouder of als belastingbetaler. In een van die hoedanigheden betalen wij als mens alles. Een vliegtaks betaal je als consument als je gaat vliegen en inderdaad drukt dat zwaarder op mensen met een laag en gemiddeld inkomen dan op de Dagobert Ducks van deze wereld. Dat:“Twintig multinationals (…) verantwoordelijk (zijn) voor een derde van de uitstoot van broeikasgassen in de wereld,” kan best kloppen. Dit bestrijden met: “een CO2-heffing die alle vervuilende bedrijven gaan betalen, zonder vrijstellingen,” en, “(d)e energiebelasting (..) omhoog voor grootgebruikers en

omlaag voor huishoudens en het mkb,” maakt nog niet dat bedrijven de rekening gaan betalen. Die heffingen worden doorberekend aan ons als consument. Die extra boeren, die volgens de SP nodig zijn, moeten ergens van worden betaald en zullen leiden tot een stijging van de prijzen van ons eten. Wil je die als overheid laag houden, dan moet je subsidiëren en dan betaalt de mens het als belastingbetaler.

Dat het klimaatprobleem samenhangt met de kapitalistische productiewijze laat Andreas Malm zien in zijn boek Fossil Capital. Als je werkelijk die ‘twintig multinationals’ wilt aanpakken, dan moet je iets aan de kapitaalmarkt doen want zoals Malm schrijft: “Wereldwijd mobiel kapitaal zal fabrieken verplaatsen naar plaatsen waar arbeidskrachten goedkoop en gedisciplineerd zijn – waar de meerwaarde het grootst lijkt te zijn – door middel van nieuwe rondes van massaal verbruik van fossiele energie.”22 Als je daar niets aan doet dan zullen die bedrijven steeds verkassen naar plekken met die gedisciplineerde en goedkope arbeidskrachten en dat zijn precies die plekken waar energie op de meest vervuilende manier wordt opgewekt. Dat aanpakken en kapitaal aan banden leggen, leidt tot lagere rendementen omdat het aantal plekken waar kapitaal rendement kan zoeken, kleiner wordt. Dit betaalt de mens als aandeelhouder en de meeste van ons zijn via een pensioenfonds aandeelhouder. Alles in eigen land of in de Europese Unie produceren, betekent dat producten duurder worden. Een eigen Nederlandse autofabriek, laat staan meerdere omdat je wat te kiezen wilt, leidt tot zeer dure auto’s voor de consument. Als je daarvan de prijzen wilt verlagen door alles te mechaniseren en automatiseren zodat er zonder ook maar een mens wordt geproduceerd, betaalt de arbeider de prijs. Die verliest zijn baan. Als overheid kun je de prijs drukken door het bedrijf te subsidiëren, dan betaalt de mens als belastingbetaler. Als je het ‘van de markt haalt’, zoals de SP energie, zorg en openbaar vervoer wil, dan moet nog steeds de mens het betalen.Nu de mensen staat vol met maatregelen op dit gebied maar wat ontbreekt is de samenhang en analyse. Analyse die duidelijk maakt waarom welke maatregel wordt genomen en wat daarvan de gevolgen voor de mens in zijn verschillende rollen.

Als laatste in deze bespreking van Nu de mensen een heel bijzondere passage in het laatste hoofdstuk Een soeverein land. Daar is het volgende te lezen: “We willen samenwerken in Europa, voor onder meer de aanpak van internationale criminaliteit, een goede opvang van vluchtelingen en een effectief klimaatbeleid.” Tot zover niets aan de hand . Maar dan: “Maar we willen geen beleid opgelegd krijgen door ongekozen ambtenaren uit Brussel.” Dit is een karikatuur van de werkelijkheid of beter nog een stropop. Er wordt vanuit Brussel niets opgelegd door ‘ongekozen ambtenaren’. De landen van de Europese Unie hebben via verdragen waar die de landen via de in hun land geldende procedure mee hebben ingestemd, bevoegdheden op bepaalde terreinen overgedragen naar de Europese Unie. Op die terreinen maakt de Europese Unie beleid. Beleid waarover op de in de Unieverdragen vastgelegde manier wordt besloten. Dat de Unie niets oplegt, bleek toen COVID 19 uitbrak. Toen verbaasde jan en alleman zich erover dat je in het ene land een mondkapje op moest en anderhalve meter afstand moest houden en in het andere land twee meter en geen kapje hoefde te dragen. “Als doordringt dat we in tijden van een crisis als de huidige van de EU geen antwoord hoeven te verwachten en de lidstaten op zichzelf worden teruggeworpen, verdient nationaal beleid een herwaardering. Waarom geld stoppen in EU-beleid dat niet werkt?” 23 Schreef bijvoorbeeld Johannes Vervloed bij De Dagelijkse Standaard. Hij realiseerde zich daarbij niet dat de EU geen enkele rol had op het gebied van (openbare) gezondheidszorg.

De passage gaat verder: De lobby van grote bedrijven en banken in Brussel moet drastisch worden ingeperkt.” Dat mensen en bedrijven pleiten voor een voor hen gunstig beleid, kun je deze mensen en bedrijven niet verwijten. Sterker nog, dat hoort bij een democratie. Dat bedrijven wetsartikelen en soms delen van wetten aan parlementsleden aanbieden, ook niet. De lobby is niet het probleem, het probleem zijn de mensen die zich laten meevoeren door die lobby, de parlementsleden die de wetsartikelen en delen van wetten overnemen zonder te vermelden dat ze van een bedrijf afkomstig zijn. Niet de lobby moet worden beperkt maar de parlementsleden en bestuurders van de Europese Unie moeten, net zoals de SP dat van: “Ministers en andere bestuurders,” eist, “openheid geven over al hun contacten met lobbyisten.”24 Bijzonder is dat de SP dit in haar programma niet aan Tweede Kamerleden oplegt.

En dan wordt het echt bijzonder: ‘”De Europese Commissie als politiek orgaan kan worden afgeschaft, landen kunnen heel goed zelf samenwerken. Het Europees Parlement wordt een plek waar parlementariërs van lidstaten afspraken kunnen maken en het recht krijgen gezamenlijk Europese initiatiefwetten te maken.” 25 Het Europees parlement als ‘plek waar parlementariërs van de lidstaten afspraken kunnen maken’? Hoe moet ik me dat voorstellen? Een vergadering van alle leden van de parlementen van de lidstaten? Dus daar komen de 630 leden van de bondsdag samen met de 150 leden van onze Tweede Kamer, de 577 leden van de Frans Assemblée nationale enzovoorts. Of mogen de Eerste Kamerleden en de leden van de Duitse Bundersrat daar dan ook bij aanschuiven? Het lijkt me dat dit een Poolse landdag wordt maar dan met niet alleen Polen. Op basis van welke analyse wordt dit voorgesteld? Welk probleem wordt hiermee opgelost? Ik heb geen idee. Wat ik vrees is dat dit net als het afschaffen van de Europese Commissie tot stilstand leidt en de bijl zet aan de wortel van de Europese samenwerking. De Europese samenwerking zou juist gebaat zijn met minder bemoeienis vanuit de landen. Bevoegdheden die de deelnemende landen naar het Unie niveau hebben gedelegeerd, daar moeten de landen zich niet meer mee bemoeien. Dat is het pakkie-an van de Europese Commissie (de Europese regering) en het Europees parlement. En om dat beleid te betalen, zou de Unie een eigen belastinggebied moeten hebben. Bij voorkeur een gebied dat de financiële markten en de multinationale bedrijven raakt. Voor mij is dat een onderdeel van: “ het eigen huis eerst op orde maken,” wat de EU zo bepleit de SP, moet doen maar dat wordt verder niet onderbouwd. Ook hier ontbreekt alweer de analyse.

1Nu de mensen is te vinden op https://sp-mediabucket.s3.eu-north-1.amazonaws.com/2025/01/OfSgfA5C-sp_verkiezingsprogramma_2023-2027.pdf

2Nu de Mensen, pagina 7

3Idem, pagina 7

4Idem, pagina 11

5Nu de Mensen, pagina 11

6Nu de Mensen, pagina 11

7Roslyn Fuller, In defence of democracy, pagina 211 eigen vertaling.

8Nu de Mensen, pagina 12

9Het voorstel is hier te vinden: https://www.internetconsultatie.nl/wsob/b1

10https://ballonnendoorprikker.nl/2021/04/09/mcdonalds-en-de-jeugdhulp/

11Nu de mensen,pagina 13

12Idem, pagina 15

13Idem, pagina 11

14Idem, pagina 14

15Idem, pagina 18-19

16Idem, pagina 15

17Idem, pagina 26

18Idem pagina 27

19Idem, pagina 28

20Idem, pagina 20

21Idem, pagina 15

22Andreas Malm, Fossil Capital. The Rise of Steam Power and the Roots of Global Warming,pagina 333

23Idem, pagina 30

24Idem, pagina 11

25Idem, pagina 30

Uitgelicht

Election files 1: Wo ist das Volk?

Op 29 oktober 2025 gaan we in Nederland weer naar de stembus om een nieuwe Tweede Kamer te kiezen. Weer, want het is de derde keer in vierenhalf jaar. Dit terwijl de Grondwet in artikel 52 stelt dat de zittingsduur van de Kamer vier jaar is. In de periode tot en met de verkiezingen zal ik onder de noemer van de ‘verkiezingsfiles’ aandacht besteden aan deze verkiezingen en onze parlementaire democratie en democratische rechtsstaat. Vandaag de eerste in deze rij. Deze eerste handelt over het begrip volk.

Het volk wil …’ en dan er iets achteraan. En de wil van het volk moet dan koste wat het kost uitgevoerd worden. “De wil van het volk’ moet triomferen. Maar wat wil het volk? Voor het woord volk kan ook ‘de kiezer’ of ‘de Nederlander’ worden ingevuld. Volgens Wilders en met hem de leiders van de VVD, BBB en NSC was dat het ‘ strengste asielbeleid ooit’. Deze partijen bezetten samen 88 van de 150 Kamerzetels. Een meerderheid en daarmee bepaalden zij ‘wat het volk wil’. Sterker nog, PVV-leider en enigst lid Wilders ziet het nog anders: het volk wil wat hij wil want zijn partij behaalde de meeste zetels. Laten we eens wat nader naar het begrip volk kijken. Dit doe ik met de vraag ‘ wo ist das Volk’ als begin. Want zo duidelijk als in de dagen van de val van de Duitse muur, toen de demonstranten ‘wir sind das volk’ riepen, is het niet.

Bron: Wikipedia

Volk: de digitale Van Dale geeft zes betekenissen waarvan er twee relevant zijn voor deze nadere studie. Als eerste de: “historisch gegroeide gemeenschap van erfelijk verwante mensen met min of meer gelijke taal en gewoonten: het Engelse volk.” Als tweede: “de gezamenlijke bewoners van een staat.” Door de woorden erfelijke leest de eerste betekenis als een zeer uitgebreide familie. Dit is de manier waarop Wilders, Trump, Orban en in hun spoor veel anderen het volk zien. Het volk dat zijn de ‘echte Nederlanders’ en wie ‘echt’ is, bepaalt vooral degene die zich erop beroept. Bij de tweede betekenis ontbreekt die historische context. Het volk zijn de mensen die in het hier en nu in een staat wonen.

In zijn Spinoza-lezing uit 2012 kent de Franse denker over democratie Pierre Rosanvallon het volk veel meer dimensies toe. Volgens Rosanvallon is het volk onmisbaar in een democratie, ook al is het zoals hij beweert: “in de democratie structureel nergens te vinden.” Het volk is onmisbaar. Het beroep dat politici erop doen is gevaarlijk. Gevaarlijk voor mensen en voor de democratie. Als het volk nergens te vinden is: “hoe dan de structurele crisis van de vertegenwoordiging te boven te komen die eruit voortvloeit en onze gevoelens van in de steek gelaten zijn aanwakkert, die de ontgoocheling en het wantrouwen tegenover de instituties voeden?1”.

Veel politici zoeken die in de versimpeling. Het volk is wat de meerderheid wil: 50 procent plus één. Weer andere politici versimpelen door het volk te beperken tot specifieke groepen. Ze hanteren de eerste betekenis uit de digitale Van Dale. Weer anderen, zoals Trump en zijn aanhangers, combineren die twee; Omdat Trump tot president is verkozen, is hij samengesmolten met het volk: zijn wil is de volkswil. Als hij spreekt over het volk, dan wordt ‘het volk’ beperkt tot ‘echte Amerikanen’ en wie dat zijn is vaag. Een transgender behoort er in ieder geval niet toe. Iemand met een donkere huidskleur of een Spaanstalige moet zich zorgen maken net als iemand die op de democraten stemde. Rosanvallon kiest bij zijn zoektocht naar het volk voor een andere weg. In plaats van de versimpeling zoekt hij de simplificering. Hij ziet vijf dimensies van het volk.

Als eerste, ook al in de vorige alinea genoemd, het ‘rekenkundige volk’, dat bezit: “een beslissende, zowel sociale als procedurele consistentie.” Immers: “We kunnen eindeloos discussiëren over de definitie van het algemeen belang, over wat de beste politiek is om op dit of dat gebied te voeren, maar het feit dat 51 meer is dan 49 maakt een einde aan alle discussies.” Hij gaat verder met zijn tweede dimensie: “Maar het volk manifesteert zich ook als een historische constructie,” en daarmee zijn we bij de grondwet: “Dit volk/principe laten leven betekent dus een juridisch volk laten leven, en niet slechts een electoraal of rekenkundig volk. Vandaar de rechtvaardiging van de superioriteit van de constitutionele orde boven de orde van de kortstondige meerderheid.” Als we in onze huidige wereld om ons heen kijken, dan zien we dat op verschillende plekken wordt getornd aan de superioriteit van de constitutionele orde. We zien dat tornen in meer en minder gevorderde staat in Hongarije, de Verenigde Staten en Polen. Maar ook Nederland is er niet van gevrijwaard. Dat de vier partijen die de recentelijk gevallen regering vormden eerst een rechtsstatelijke verklaring opstelden, wijst op tornen aan die orde. Een derde dimensie van het begrip ‘volk’ is: “de figuur van de verwachtingen, ontgoochelingen, betwistingen of beproevingen van het gemeenschappelijke leven, dat op een gegeven moment over een stuk uit het collectieve leven vertelt of het tot uitdrukking brengt.” Dit volk bestaat volgens, Rosanvallon: “ofwel via instituties die handelen leiden – bijvoorbeeld syndicaten -, ofwel via zijn directie manifestatie in de revolutionaire momenten die verlengd worden door het verhaal dat ze vergezelt.” De vierde dimensie:“is het volk bestaande uit ‘willekeurige individuen’.” Dit volk drukt zich uit:“via peilingen of van het toeval afhangende uitingen, waarderingsmechanismes van de een of ander.” De laatste dimensie is:“het volk zowel als belofte als herinnering, het volk als bouwer van een toekomstige geschiedenis en als erfgenaam van een traditie.” Dit volk wordt vertegenwoordigd door:“de kunst, de literatuur, de sociale wetenschappen, de onderzoeken en allerlei getuigenissen.” Dit is het volk waar politici zich op beroepen als ze over waarden en tradities spreken. Het volk waar Wilders en Trump het over hebben als ze over ‘het volk spreken, de ‘echte’ Nederlander of Amerikaan.

Daarmee is de vraag naar het hoe de structurele crisis van vertegenwoordiging te boven te komen, niet beantwoord. Dat antwoord begint, zo betoogt Rosanvallon, met het accepteren van de complexheid:“We moeten het volk dus begrijpen als een structureel onbepaald object, maar een waarvan de bepaling benaderd kan worden door vergroting van de erkenning van zijn verschillende vormen.” Accepteren want: “in deze vermeerdering ontstaat het leven, en niet simpelweg in het zoeken naar een enkel principe dat alle mogelijkheden ervan uitputtend zou bevatten.” ‘Het volk’ spreekt zich op zeer veel verschillende manier uit. Zeer veel verschillende manieren, met veel verschillende stemmen en veel verschillende inhouden. Daar moet ruimte voor zijn, dat moeten we koesteren en niet versimpelen.

Die complexiteit vraagt om terughoudendheid van mensen die het volk vertegenwoordigen: onze volksvertegenwoordigers en bestuurders. Terughoudendheid die ermee begint je te realiseren welke dimensie van het volk ze vertegenwoordigen. Ze vertegenwoordigen het volk in de eerste twee dimensies van Rosanvallon: ze besluiten namens het volk bij meerderheid en ze vertegenwoordigen de constitutionele orde.

Twee dimensies die elkaar raken maar die ook met elkaar kunnen conflicteren. In de eerste dimensie beslist de meerderheid maar wat die meerderheid beslist kan het volk in de tweede dimensie aantasten. Neem de roep om het demonstratierecht te beperken. Een besluit bij meerderheid om het demonstratierecht te beperken tast het volk, de constitutionele orde, aan. Een extreem voorbeeld hiervan is het ontnemen van de Nederlandse nationaliteit van mensen met een dubbele nationaliteit als zij zich schuldig maken aan gewelds en zedendelicten. Iets waar Wilders in een van zijn tien punten die het kabinet Schoof deed vallen voor pleitte. Dit tast de constitutionele orde aan omdat het bij het straffen van mensen voor misdaden, onderscheid maakt op basis van iets wat niet ter zake doet.

In hun boek How Democracies Die betogen Steven Levitsky en Daniel Ziblatt dat er twee basisnormen zijn die voorkomen dat een democratie op dit punt ontspoort. Zij onderzoeken de Amerikaanse democratie maar deze twee basisnormen zijn universeel voor iedere democratie. Die normen zijn: “Wederzijdse tolerantie, of begrip dat concurrerende partijen elkaar accepteren als legitieme rivalen, en tolerantie, of het idee dat politici terughoudendheid moeten betrachten bij het inzetten van hun institutionele bevoegdheden.2Tolerantie en terughoudendheid moeten voorkomen dat onze samenleving uit het lood slaat.

Een voorbeeld om dit duidelijk te maken. In Nederland worden rechters op voorspraak en advies van de Landelijke selectiecommissie rechters voor het leven benoemd door de Kroon en dus door de regering. Tot op heden is die benoeming een formaliteit en bemoeit de regering zich hier inhoudelijke niet mee. Een voorbeeld van het terughoudend inzetten van een institutionele bevoegdheid. Die terughoudendheid heeft er tot op heden voor gezorgd dat de politieke voorkeur van rechters geen rol speelt bij hun benoeming. Niets staat echter een toekomstige regering in de weg om de terughoudendheid te laten varen en rechters te benoemen op grond van hun politieke voorkeur. Dit met alle gevolgen voor de constitutionele orde.

Als we naar onze Nederlandse democratie kijken dan zien we dat deze basisnormen onder druk staan. Het dedain en zelfs de haat waarmee bijvoorbeeld GroenLinks/PvdA leider Timmermans wordt benaderd door het grootste deel van de rechterkant van het politieke spectrum getuigt van weinig tolerantie. Het willen regelen van zaken via een noodwet getuigt niet van terughoudendheid om institutionele bevoegdheden in te zetten. Net zoals de manier waarop Wilders met zijn ‘10 punten’ zijn zin wilde doordrijven, getuigt niet van terughoudendheid. Maar ook besluiten van beperktere orde, zoals het niet meer nakomen van bestuurlijke afspraken en convenanten die door een eerder kabinet zijn gemaakt, getuigen niet echt van terughoudendheid.

Ook een andere dimensie van het volk staat onder druk door gebrek aan terughoudendheid. Dat is het volk handelend via instituties. Instituties zoals actiegroepen die zich voor specifieke doelen inzetten. Kamerleden, zoals SGP-leider Stoffer, die dergelijke organisaties willen belemmeren te procederen tegen de staat omdat ze het, zoals in de Volkskrant van 26 juni 2024 verwoordt: “onverteerbaar (vinden) dat kleine (linkse) milieuorganisaties met een onduidelijke achterban via de rechtbank besluiten van de democratisch gekozen (rechtse) volksvertegenwoordiging kunnen ‘overrulen’. ‘Hoeveel leden heeft Urgenda? De representativiteit zit hier in deze Kamer. Wíj controleren het kabinet en niet clubs als Urgenda, gesponsord en gesubsidieerd door de Postcodeloterij’, zei Stoffer vorig jaar tijdens dat klimaatdebat.” Stoffer stond hierin niet alleen want dit belande in het Hoofdlijnenakkoord in de passage: “Er wordt onderzocht of en hoe nadere vereisten gesteld kunnen worden aan de representativiteit van belangenorganisaties met een ideëel doel.3Die passage heeft nog niet tot wetgeving geleid. De schade is daarmee nog beperkt. Maar dat er over dergelijke zaken wordt nagedacht laat zien dat basisnormen onder druk staan.

Anders dan Stoffer beweert, zit het volk niet alleen in het parlement waar Stoffer onderdeel van uitmaakt. Het volk kent meerdere gedaanten en al die gedaanten hebben een plek in een democratische en rechtsstatelijke samenleving. ‘Het volk’ zit op veel meer plekken, wordt op veel verschillende manieren vertegenwoordigt en spreekt zich op veel verschillende manieren uit.

1 De Spinozalezing is opgenomen in: Pierre Rosanvallon, Democratie en Tegendemocratie, pagina 65-89. De verschillende dimensies van het begrip volk waarnaar in deze Prikker wordt verwezen, worden beschreven op pagina 78-82

2 Steven Levitsky, Daniel Ziblatt, How Democracies Die. What History Reveals About our Future, pagina 8 (eigen vertaling)

3 Zie het Hoofdlijnenakkoord pagina 18

Een pleidooi voor Dilan junior,

Beste mevrouw Yeşilgöz-Zegerius. Even over dat ‘meisje van acht jaar oud dat vandaag als vluchteling in Nederland’ aankomt. Dat meisje speelt een belangrijke rol in het vluchtelingenbeleid van de partij die u leidt. Bij mij roept dit wat vragen op over de vluchtelingen- en migratieparagraaf van het verkiezingsprogramma Ruimte geven. Grenzen stellen. Keuzes voor een optimistische toekomst van uw partij de VVD. Omdat die tijdens al die debatten die er al zijn gevoerd, nog niet aan bod zijn gekomen, stel ik ze in deze brief.

Bron: Flickr

“Immigranten maken Nederland alleen sterker als iedereen die hier mag blijven, ook echt integreert in onze samenleving.” Zo lees ik op pagina 6 van het verkiezingsprogramma van uw partij de VVD. Daar is, zo gaat het verder, nog wel wat te winnen. “Op scholen in ons land wordt zichtbaar hoeveel werk er nog te verzetten” is. En waar blijkt dat uit? “Bijvoorbeeld (uit)de achterstanden waarmee kinderen op school verschijnen. Of botsingen in de klas rond zaken als gelijke rechten tussen vrouw en man en ontkenning van de holocaust.” Dat kinderen van migranten met een achterstand aan hun Nederlandse onderwijs carrière beginnen, vraagt inderdaad aandacht. Voor wat betreft die botsingen wat vragen. Zijn het alleen migranten die de gelijkheid tussen man en vrouw ter discussie stellen en de Holocaust ontkennen? Met deze passage suggereert uw partij dat migranten de oorzaak zijn van die botsingen. Nu bent uzelf, volgens de definitie van de Van Dale een migrant. U bent namelijk iemand die: “naar een andere streek of ander land is) verhuisd.”  Of ziet u zichzelf niet meer als migrant? Of, nee laat ik dezelfde vraag anders stellen? Wie is voor u een migrant? Of nog anders geformuleerd, wanneer ben je geen migrant meer? Als ik migrant was, dan zou ik me door de suggestie die uw programma wekt, in de hoek gezet voelen. In de hoek van de minder ‘verlichte dan ons’ personen. Dit terwijl een deel van die ‘ons’ in een donkerdere omgeving verkeert dan menig migrant. Recentelijk gaf u aan de partij van de belangrijkste vertegenwoordiger van die donkere omgeving niet uit te willen sluiten van regeringsdeelname.

Dan dat meisje van acht, waarvoor uzelf model staat. Dat meisje, laten we haar Dilan noemen, heeft, zo lees ik in het verkiezingsprogramma van uw partij: “geen redelijke kans om later uit te groeien tot ingenieur, verpleegkundige, politievrouw of minister en VVD-leider.”  Dat is niet wat u wilt want, zo gaat het verder: “Terwijl dat is wat we zouden moeten willen. Dus moeten we nog een aantal dingen doen. Het is ten eerste noodzakelijk dat de Europese buitengrens wordt verstevigd. Ten tweede moet Nederland altijd blijven aandringen op opvang in de regio, zoals wij dat ook voor de Oekraïners hebben gedaan. Ten derde moet Nederland minder aantrekkelijk worden als eindbestemming voor mensen van buiten onze regio.”  Hierbij een aantal vragen. Als eerste, hoe draagt het verstevigen van de buitengrens van Europa eraan bij dat de kans van Dilan om VVD-leider te worden, toeneemt? Als zij al in Nederland is, verandert een stevige  buitengrens niets aan haar kansen hier in Nederland. Die grens verandert niets aan haar situatie. Als u haar situatie wilt veranderen, dan moet u in Nederland iets voor haar doen. Of zie ik dit verkeerd?

Nu de volgende situatie. U wint komende woensdag de verkiezingen en uw vluchtelingen- en migratiebeleid wordt werkelijkheid. Die stevige buitengrens is er. Uw pleidooi voor opvang in de regio is succesvol. Zo succesvol dat alle vluchtelingen ‘in de regio’ worden opgevangen. Het is 2028 en een meisje van acht met de mooie naam Dilan, is met haar ouders op de vlucht vanuit een land ‘in de regio’. Welke regio doet er even niet toe maar het is in ieder geval niet de regio die u als ‘onze regio’ ziet. Wat is voor u trouwens ‘onze regio’? behoort Israël bijvoorbeeld tot ‘onze regio’? Als Israël bij onze regio hoort, horen de in hetzelfde gebied wonende Palestijnen dan ook tot ‘onze regio’?  En als Israël niet tot onze regio behoort, waar moeten de Israëliërs dan vluchten als het hen te heet onder de voeten wordt? Maar ik dwaal af. Ontneemt uw succesvolle beleid deze Dilan dan niet de kans om ergens in 2060 leider van de VVD te worden, als die partij dan nog bestaat? Ontnemen omdat Dilan ergens in ‘de regio’ blijft hangen?

Afsluitend. Het is het goede recht van uw partij om hardvochtig te zijn tegenover vluchtelingen en migranten. Het is niet mijn keuze maar het mag. Wel is het, in mijn ogen, bijzonder cru en schaamteloos een sentimenteel pleidooi te houden voor de kansen van uw opvolger Dilan ter verdediging van beleid dat niets doet voor de  kansen van Dilan van acht van nu en dat de kansen voor een toekomstige Dilan volkomen de grond in boort.  

Verkiezingen: wat inzichten deel 2

‘Zijn ‘asiel en bestaanszekerheid’ twee totaal verschillende onderwerpen of toch niet. Met die vraag begon mijn vorige Prikker. “Toch niet want als je het op de keper beschouwd, dan draait het bij beide onderwerpen, net zoals bij het gros van de punten in al die gepresenteerde verkiezingsprogramma’s, om drie begrippen. Het draait om vrijheid, gelijkheid en broederschap,” zo stelde ik waarna ik naar beiden keek met ‘vrijheid’ als uitgangspunt. Ik sloot af met de woorden: “Tot zover vrijheid. De volgende keer gelijkheid.” Die volgende keer is nu aangebroken.

Op 4 juli 1776 namen dertien Staten in Amerika een verklaring aan waarmee zij zich onafhankelijk verklaarden van het Britse rijk. “We hold these truths to be self-evident, that all men are created equal, that they are endowed by their Creator with certain unalienable Rights, that among these are Life, Liberty and the pursuit of Happiness,” aldus de tweede alinea van de verklaring. In de eerste alinea verbraken de staten hun banden met het Britse rijk. God heeft alle mensen gelijk geschapen. De eerste keer in de geschiedenis dat alle mensen gelijk worden verklaard. Dertien jaar later, in Frankrijk, zette een tweede land een soortgelijke stap. Op 26 augustus 1789, iets meer dan een maand na de bestorming van de Bastille, nam Franse Assemblée Nationale de Déclaration des Droits de l’Homme et du Citoyen aan. Het eerste artikel luidde: “Mensen worden geboren en blijven vrij en gelijk in rechten. Sociaal onderscheid kan alleen gebaseerd zijn op het algemeen belang.” In goed Nederlands: ‘De mensen worden vrij en met gelijke rechten geboren en blijven dit. Maatschappelijke verschillen kunnen slechts op het algemeen welzijn gebaseerd worden.’ Waaruit die vrijheid bestaat maakt het vierde artikel duidelijk: “Vrijheid bestaat uit de mogelijkheid om alles te doen wat anderen niet schaadt: de uitoefening van de natuurlijke rechten van ieder mens kent dus geen andere grenzen dan die welke het genot van dezelfde rechten door de andere leden van de samenleving garanderen. Deze grenzen kunnen alleen door de wet worden bepaald.” Hier kunnen we het schadebeginsel van Mill herkennen uit de vorige Prikker.

Zo ‘self-evident’ als de opstellers van de Declaration of Independence  vonden, was in die tijd de gelijk(waardig)heid van alle mensen niet. Waarschijnlijk ook niet voor de opstellers. Zij zullen ermee hebben bedoeld dat alle mannen gelijk waren, vrouwen waren immers ondergeschikt aan de man. Zo waren alle ondertekenaars van de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring man. Trouwens ook niet alle mannen. Je had natuurlijk ook de zwarte slaven, die waren toch wel iets minder ‘gelijk’. Het grootste deel van Europa leefde nog in feodale tijden. Dit hield in dat een groot deel van de mensen als horige of lijfeigene een stukje gepacht land bewerkte voor het eigen levensonderhoud. Daarnaast verrichten ze de ‘gratis’ herendienst. Dit hield in dat ze gratis en voor niets ook nog het land van de landheer moesten bewerken. Dat stukje gepacht land mochten ze trouwens niet verlaten en voor bijna alles moest toestemming worden gevraagd aan de landheer. Een soort van slavernij. In Frankrijk werd die met  la Déclaration in 1789 afgeschaft, ten minste in theorie. In grote delen van Europa pas in de tweede helft van de negentiende eeuw ongeveer gelijktijdig met de afschaffing van slavernij.

Met het verklaren en het ‘self-evident’ noemen, is gelijkwaardigheid nog geen feit. In haar recente boek Tegen Terreur. Hoe Europa veilig werd na Napoleon beschrijft Beatrice de Graaf hoe de ‘Powers that Be’, die Napoleon hadden verslagen en daarmee een einde hadden gemaakt aan het revolutionair experiment in Frankrijk, over gelijkheid en gelijkwaardigheid dachten. Die leken alles wat niet in hun straatje paste op één hoop te gooien: “bonapartisten, Jokobijnen en régicides (parlementleden die voor de onthoofding van Lodewijk XVI hadden gestemd) … soms met de gematigde liberalen er nog bij. Het waren, volgens Metternich immers allemaal radicalen – erfgenamen van de Franse revolutie, de aanhangers van de terreur die in de tekst van Thomas Pain, The Rights of man, hun grondwet zagen.[1]” Pain verdedigde in zijn boek de idealen van de Franse revolutie en dus van de Déclaration. De Oostenrijker Metternich stond hierin niet alleen, zijn ‘baas’ keizer Frans I en ook de Russische Tsaar Alexander I, dachten er precies hetzelfde over en drukten ieder streven naar gelijkheid, en in het verlengde ervan democratie, de kop in. 

Als we ons richten op de Nederlandse situatie dan heeft die gelijkwaardigheid nog lang op zich laten wachten. Pas in 1917 mochten voor het eerst alle mannelijke inwoners van 25 jaar en ouder stemmen en twee jaar later mochten ook vrouwen stemmen. Tot 1956 waren vrouwen nog volledig afhankelijk van mannen. Op 14 juni in dat jaar kwam er een einde aan de wet die vrouwen handelingsonbekwaam verklaarde. Ook was het regel dat je als vrouw werd ontslagen op het moment dat je trouwde. Hiermee kwam nog steeds geen einde aan de ongelijke behandeling van mannen en vrouwen. De strijd om economische gelijkwaardigheid. De ondervertegenwoordiging van vrouwen in bestuurlijke topfuncties bij overheid en bedrijfsleven duurt nog steeds voort. Het ‘glazenplafond’ haalt nog geregeld de kranten. 

Andere signalen dat volledige gelijkwaardigheid nog niet is bereikt, zijn de aanhoudende discussies over ‘institutionele discriminatie’ en whiteprivilege’. Of er hier werkelijk sprake is van bewuste discriminatie en achterstelling is een vraag die ik hier buiten beschouwing laat. Dat mensen zich achtergesteld voelen is in ieder geval wel een signaal dat niet iedereen zich even gelijkwaardig voelt en gelijke kansen heeft. Op dit punt is er nog een wereld te winnen.

Vrijheid kent een positieve en een negatieve variant. Gelijkwaardigheid kent iets soortgelijks. Tot nu toe heb ik het alleen nog maar gehad over politieke gelijkwaardigheid, laat ik dit negatieve gelijkwaardigheid noemen analoog aan negatieve vrijheid die in mijn vorige prikker een rol speelde. Dan is naast deze negatieve gelijkwaardigheid, het voor de wet gelijk zijn, ook zoiets als positieve gelijkwaardigheid, de economische mogelijkheid om op een redelijk gelijkwaardig niveau te kunnen leven.

In Nederland groeide de aandacht voor ongelijkheid met het boek Capital in the Twenty-First Century van de Franse econoom Thomas Piketty. In zijn boek beschrijft Piketty een toenemende ongelijkheid in vermogen. Piketty betoogt, en toont dit aan met cijfers, dat vermogens in toenemende mate ongelijk zijn verdeeld. De top 10% bezit een steeds groter aandeel in het totale vermogen en binnen die 10% bezit de bovenste 10% (dus 1% van de totale bevolking) een steeds groter deel van het vermogen. Vermogen groeit, zo betoogt Piketty, sneller dan de economie en het inkomen. Daar waar tot begin twintigste eeuw het totale kapitaal in de grote Europese landen zes tot zeven keer zo groot was als het jaarinkomen van het betreffende land, daalde dat naar twee tot drie keer het nationaal inkomen. Nu komt het weer in de buurt van verhouding van voor de wereldoorlogen. Zie hiervoor de hoofdstukken drie en vier van Capital in the Twenty-First Century.    

De gevolgen hiervan beschrijft de Amerikaanse econoom Joseph Stiglitz in zijn boek The Price of Inequality. Stiglitz spreekt over de 1% van de Amerikaanse samenleving die in feite bepaalt wat er gebeurt. Die 1% meest vermogenden hebben de mogelijkheid en gebruiken die ook om de zaken in hun voordeel te beïnvloeden. Dit doen zij door invloed te ‘kopen’ bij politici onder andere door hen aanlokkelijke carrièreperspectieven te bieden. Bovendien zijn zij de financiers van de media, de belangrijke universiteiten en denktanks en ook via dit kanaal beïnvloeden zij de beeldvorming en de samenleving in een voor hun belangen gunstige richting. Als laatste kunnen zij met hun kapitaal ook hun ‘recht’ kopen, ook als zij niet in hun recht staan. Met diepe zakken kun je iemand die er niet over beschikt immers ‘failliet’ procederen. Stiglitz spreekt over ‘one dollar, one vote’.

In Nederland ziet het er nog anders uit dan in de door Stiglitz beschreven VS. Dat biedt echter geen garantie dat het zo blijft. Gelukkig kennen wij een sterkere publieke omroep dan in de Verenigde Staten, maar voor die publieke omroep zijn de kijkcijfers steeds belangrijker waardoor programma’s die tot denken aanzetten (anders dan een quiz) steeds meer op een onmogelijk tijdstip worden uitgezonden. Bovendien wordt er steeds luider geageerd tegen het publieke stelsel. Donaties aan partijen zijn gelukkig aan regels gebonden. Maar, via de andere route (die in de verenigde Staten ook bekend is) kopen bedrijven invloed, Dat is de route van het inhuren en indienstneming van oud-politici. Denk hierbij aan de oud-premiers Kok (ING) en Balkenende (partner bij EY), oud-ministers van financiën Zalm (DSB en later ABN-AMRO), Ruding (Citi-group) en De Jager (KPN) en Weijers (Akzo Nobel om maar enkele voorbeelden te noemen. Het niet verwerkelijkte voornemen tot afschaffing van de dividendbelasting is het voorbeeld van de grote invloed van het ‘kopen van invloed’. Gelukkig is het onderwijs nog steeds publiek gefinancierd en nog redelijk toegankelijk voor iedereen. En gelukkig wordt het onderwijs hier nog vooral door de overheid bekostigd. Al wordt het voor studenten zonder ouders die bijbetalen, steeds duurder om te studeren. Studeren kan, maar leidt dan tot een forse studieschuld die hen weer hindert in het vervolg van hun carrière. Ook zijn er signalen die in de richting van ‘elite onderwijs’. Zie de opkomst van University Colleges waarvoor het collegegeld fors hoger is dan voor een reguliere universitaire studie. 

Als, en de signalen wijzen in die richting, ‘one dollar’, werkelijk ‘one vote’ aan het worden is, dan benaderen we het punt dat we de maximale negatieve gelijkwaardigheid hebben bereikt terwijl de positieve gelijkwaardigheid, de mogelijkheid om ook werkelijk een gelijkwaardige invloed op de samenleving te hebben, juist steeds kleiner wordt.

Bij vrijheid is het de kunst, zoals ik in mijn vorige Prikker betoogde, om een evenwicht te vinden tussen de negatieve en positieve variant. Voor gelijkwaardigheid ligt dat anders. De negatieve gelijkwaardigheid moet maximaal zijn. Voor de wet is en moet iedereen immers gelijk zijn. Voor de tweede variant van gelijkwaardigheid, die ik de positieve gelijkwaardigheid noem, ligt dat anders. Ieder mens heeft immers andere capaciteiten en ook een andere motivatie. Die mogen worden beloond en dat zorgt ervoor dat op dit gebied niet iedereen even gelijkwaardig is. Volledige gelijkwaardigheid op dit gebied is een utopie die in het voormalige Oostblok werd nagestreefd. Dat leidt niet tot de meest prettige samenleving en nodigde niet uit om er voor jezelf en de samenleving het beste van te maken. Het andere uiterste, extreme verschillen in positieve gelijkwaardigheid, leidt ook niet tot de meest prettige samenleving. De meest prettige samenleving ligt ergens in het midden.

            Dat ‘bestaanszekerheid’ een verkiezingsthema is, laat zien dat de Nederlandse samenleving niet in dat midden zit maar dat er sprake is van groeiende en te grote positieve ongelijkheid. In zijn boek   Great Leveler. Violence and the History of Inequality from the Stone Age to the Twenty-first Century onderzoekt Walter Scheidel ongelijkheid door de eeuwen heen: wat maakt dat ongelijkheid groeit maar ook hoe wordt het weer recht getrokken. Hij laat zien dat ongelijkheid groeit door een samenspel van politieke en economische macht. Een machthebber die zijn vriendjes bedeelt met land en privileges en die vriendjes doen er vervolgens alles aan om dit aan hun kinderen door te geven. Belangrijk privilege was in vroeger tijden het niet hoeven te betalen van belastingen. Een tweede belangrijke privilege was het recht om namens de vorst belasting te heffen bij de mensen die op je land woonden. Een deel ervan ging naar de vorst de rest blijft bij het ‘vriendje’. Scheidel: “Het domesticeren van voedselbronnen domesticeerde ook mensen. De vorming van staten als een zeer competitieve vorm van organisatie vestigde steile hiërarchieën van macht en dwang die de toegang tot inkomen en rijkdom scheef trok. Politieke ongelijkheid versterkte en versterkte economische ongelijkheid. Gedurende het grootste deel van de agrarische periode verrijkte de staat enkelen ten koste van velen: winsten uit lonen en voordelen voor openbare diensten vielen vaak in het niet bij winsten uit corruptie, afpersing en plundering.[2]Een ‘vriendje’ dat er alles aan deed om het deel voor de vorst zo klein mogelijk te laten zijn. Zo werd de macht van de vorst langzaam uitgehold ten faveure van de nazaten van de ‘vriendjes’. Die vroegere 1% in de voormoderne tijd, hadden:  “hun zeer grote fortuinen meestal meer te danken (…) aan politieke macht dan aan economische dapperheid.[3]In de moderne tijd in liberaal democratische samenlevingen lijkt het omgekeerde het geval en wordt economische macht omgezet in politieke macht: de ‘one dollar, one vote’ van Stiglitz. Die politieke macht wordt vervolgens weer gebruikt voor economisch gewin en dat gebeurt, net als vroeger, door belastingvrijstellingen en -ontwijkingen en bijvoorbeeld door hun klanten, de moderne ‘onderdanen’, tot digitale slaven te maken.

Voor wat betreft het ‘rechttrekken’ van die ongelijkheid heeft Scheidel een sombere boodschap. De geschiedenis laat zien dat dit gebeurt door, zoals hij de noemt, de vier ruiters van de Apocalyps: “Vier verschillende soorten gewelddadige breuken hebben ongelijkheid uitgevlakt: massale mobilisatie oorlogen, trans formatieve revoluties, het falen van de staat en dodelijke pandemieën. Ik noem deze de vier ruiters van nivellering.[4]  Soms kwam een ‘ruiter’ alleen, soms werkten ze samen. Het had anders gekund: “In principe zouden instituties de opkomende ongelijkheden hebben kunnen afvlakken door interventies die waren ontworpen om de verdeling van materiële middelen en de vrucht van arbeid weer in evenwicht te brengen, zoals sommige premoderne samenlevingen naar verluidt hadden gedaan. In de praktijk had sociale evolutie echter vaak het tegenovergestelde effect.[5]Om uit de ervaringen uit verleden als ‘rendement voor de toekomst’ te concluderen dat afvlakking via instituties zinloos is, gaat mij veel te ver. Mij lijkt het ‘rendement’ juist gelegen in het gegeven dat die 1% zich realiseert dat afvlakking via institutie kan voorkomen dat ze het slachtoffer worden van Scheidels ruiters.

Nadenken over bestaanszekerheid betekent nadenken over gelijkheid. Het lijkt mij goed om de geschiedenisles van Scheidel in het achterhoofd te houden bij het thema ‘bestaanszekerheid’ en hoe die te realiseren. Trouwens niet alleen met betrekking tot bestaanszekerheid, ook bij het nadenken over asiel en migratie. Het ontbreken van negatieve gelijkwaardigheid in het land waar ze wonen is waarschijnlijk een van de redenen waarom mensen huis en haard verlaten. Ook de zeer scheve verdeling van de positieve gelijkwaardigheid tussen landen is een van de drijfveren achter migratie.


[1] Beatrice de Graaf, Tegen Terreur. Hoe Europa veilig werd na Napoleon, pagina 225

[2] Walter Scheidel, The Great Leveler. Violence and the History of Inequality from the Stone Age to the Twenty-first Century, pagina 5. Eigen vertaling

[3], Idem pagina 84. Eigen vertaling

[4] Idem, pagina 6. Eigen vertaling

[5] Idem, pagina 5. Eigen vertaling

Verkiezingen: wat inzichten

Op woensdag 22 november 2023 mag Nederland weer naar de stembus. Dit omdat toenmalig VVD-leider en premier Mark Rutte de stekker uit zijn kabinet trok omdat hij geen voor hem bevredigende asieldeal binnen het kabinet kon bereiken. De afgelopen week presenteerden verschillende partijen hun verkiezingsprogramma’s. Anderen zullen snel volgen en dan barst de campagne in volle hevigheid los Rutte’s partij en zijn opvolger Dilan Yeşilgöz-Zegerius hopen dat ‘asiel’ het thema wordt. Weer andere gaan voor ‘bestaanszekerheid’. Twee totaal verschillende onderwerpen. Of toch niet?

Toch niet want als je het op de keper beschouwd, dan draait het bij beide onderwerpen, net zoals bij het gros van de punten in al die gepresenteerde verkiezingsprogramma’s, om drie begrippen. Het draait om vrijheid, gelijkheid en broederschap. Om Liberté, egalité, fraternité de lijfspreuk van Frankrijk en trouwens ook van Haïti, De spreuk is gemunt tijdens de Franse revolutie. Naar het schijnt was Maximilian Robespierre de eerste die deze woorden uitsprak. Een bijzondere persoon deze Robespierre. “Robespierre is een van de meest bediscussieerde en minst begrepen mannen van de moderne tijd. Mensen die gewend zijn aan stabiele omstandigheden doen hem huiverend af als een bloeddorstige fanaticus, dictator en demagoog. Anderen beschouwen hem als een idealist, een visionair en een vurige patriot wiens doelen en idealen op zijn minst openlijk democratisch waren. Allen zijn het eens over zijn persoonlijke eerlijkheid en integriteit en zijn revolutionaire ijver.[1]” Robespierre was een belangrijke architect achter de periode in de revolutie die de Terreur wordt genoemd. Doel van die Terreur was: “om anarchie, burgertwisten en contrarevolutie in eigen land de kop in te drukken en de oorlog te winnen door een grote nationale mobilisatie van het volk en de middelen van het land.[2] Dit allemaal om het land klaar te maken voor de democratie van het gewone volk.

De terreur bestond eruit om tegenstanders van de revolutie op te sporen en te elimineren. In die periode maakte de guillotine overuren. Een programma waaraan Lenin een voorbeeld nam na de Oktoberrevolutie in Rusland en waarmee hij op zijn manier invulling gaf aan het begrip ‘dictatuur van het proletariaat’ van Marx en Engels maar dat zij niet verder uitwerkten. Stalin deed het daarna nog eens ‘dunnetjes’ over met zijn ‘grote zuiveringen’. Een periode van dictatuur en terreur als tussenstap. Alleen, en dat lijkt eigen aan dergelijke tussenstappen, werd niet duidelijk geformuleerd wanneer die tussenstap succesvol zou zijn en kon worden beëindigd. Dus wanneer het land gereed was voor de democratie van het gewone volk. Een periode van onzekerheid want je kon zomaar worden beschuldigd van het zijn van ‘tegenstander van de revolutie’ en dus in aanmerking komen voor amputatie van je hoofd.  Zo at deze revolutie, net als de Russische, ook haar kinderen op. Robespierre werd uiteindelijk ook opgegeten nadat de periode van de Terreur aan haar einde kwam.

De drie woorden werden pas veel later de Franse lijfspreuk. De gewelddadige oorsprong van de spreuk en de afkeer van alles wat ‘revolutionair’ was na de nederlaag van Napoleon I, zal er zeker aan hebben bijgedragen dat de spreuk meer dan dertig jaar in een verdomhoekje zat. Pas twee revoluties later, tijdens de revolutie van 1848, werd het de Franse nationale spreuk. Het was er de overwinnaars van Napoleon alles aan gelegen om de ruim 25 jaar revolutionair Frankrijk te vergeten en liefst uit de geschiedenis te verwijderen. De revoluties van 1830 en 1848 zijn er een bewijs van dat die poging mislukte.

Tot zover. Nu naar het eerste van de drie begrippen: vrijheid. De filosoof Isaiah Berlin weidde zijn inaugurale rede aan een uiteenzetting van het begrip vrijheid. Hij onderscheidt, om de titel van de rede aan te halen  Twee opvattingen over vrijheid.  Twee betekenissen van vrijheid waarbij het: “niet (gaat) om twee interpretaties van één begrip, maar om sterk afwijkende, onverenigbare houdingen ten opzichte van de doeleinden van het leven.[3]  Een ‘negatieve’ en een ‘positieve’ opvatting.

Negatieve vrijheid wordt door Berlin omschreven als: “Gewoonlijk wordt gezegd dat ik vrij ben in die mate waarin geen mens of instantie van mensen zich met mijn handelen bemoeit,[4]” de afwezigheid van dwang. Positieve vrijheid, die: “spruit voort uit de wens van het individu om meester over zichzelf te zijn,[5] een welbewust besluit tot handelen.

Wie een samenleving wil die is gebaseerd op volledige negatieve vrijheid, moet zich realiseren dat die negatieve vrijheid dan ook voor anderen geldt. Die genieten dan dezelfde vrijheid om te kunnen doen wat ze willen en daar kun jij wel eens last van hebben. Berlin spreekt over het ‘domein waarbinnen’ en daar kunnen we uit concluderen dat Berlin ook wel inzag dat dit niet de complete samenleving zou kunnen zijn. Hij zal zijn klassiekers ook wel hebben gekend, in dit geval John Stuart Mill en zijn boek Over vrijheid. Een klassiek werk over vrijheid en de beperkingen ervan. Mill over die beperking: “Zodra een deel van iemands handelen nadelig is voor de belangen van anderen, valt het onder de jurisdictie van de maatschappij, en wordt het een punt van discussie of het algemeen belang al dan niet gediend zal zijn als men ingrijpt.[6] ‘Jurisdictie van de maatschappij’ is een mooie manier om te zeggen dat een overheid mag ingrijpen. Cruciaal zijn de woorden ‘nadelig voor anderen’. Als iets nadelig is voor anderen dan kan de overheid haar machtsmiddelen gebruiken om in te grijpen en de anderen te beschermen tegen het individu. Dat beschermen hoeft niet te betekenen dat iets wordt verboden. Sterker nog, dat is niet nodig als er maar voldoende maatregelen worden genomen om het nadelige effect voor de ander weg te nemen.

Laten we eens naar wat voorbeelden kijken.  Roken in de publieke ruimte. Behoort dit tot het domein waarbinnen iedereen zijn gang kan gaan? Dat je mag roken staat voor mij buiten kijf net zoals ook andere genotsmiddelen zoals alcohol en drugs gebruikt zouden mogen worden. Zo’n keuze is een voorbeeld van positieve vrijheid. Betekent dit dan automatisch dat je overal mag roken? Daarvoor moeten we naar Mills schadebeginsel. De schade die een persoon door te roken aan zichzelf toebrengt is geen reden voor overheidsingrijpen. Maar, roken verschilt hierbij van alcohol en bijvoorbeeld een pilletje xtc, omdat de rook door anderen kan worden ingeademd en die rook kan hun gezondheid schade toebrengen. Die schade is aantoonbaar en berekenbaar in een verhoogde kans op kanker en minder lang leven. Die verhoogde kans op kanker leidt tot hogere uitgaven voor gezondheidszorg. Roken kan anderen dus schade toebrengen. Dit kan overheidsingrijpen rechtvaardigen en dus de negatieve vrijheid van de roker beperken. Om die hogere gezondheidskosten te betalen kan de prijs van het genotsmiddel kunstmatig worden verhoogd door het extra te belasten. Dat doet onze overheid ook bij tabak en alcohol. Het kortere leven bij meeroken wordt hier niet door voorkomen. Daaraan draagt een verbod op roken in publieke ruimtes wel bij. Dit voorkomt immers dat iemand ongewild meerookt. Een beperking van vrijheid van de roker die je kunt verdedigen.

Een tweede voorbeeld: maatregelen om klimaatverandering tegen te gaan. Daarvoor kun je een soortgelijke redenering hanteren. Uitstoot van bijvoorbeeld koolstofdioxide kan schadelijk zijn voor land, levensstijl, lijf en leden van anderen. Het beperken van de ‘negatieve vrijheid’ om op dit gebied te doen en laten wat iemand wil, kan daarom verdedigen dat er maatregelen worden genomen om de schade van anderen te voorkomen of te compenseren. Het beprijzen van de uitstoot van koolstofdioxide en de opbrengsten ervan gebruiken om die nadelen voor anderen te compenseren is goed verdedigbaar voor een aanhanger van negatieve vrijheid. Zelfs de meest vergaande beperking van de negatieve vrijheid om op dit gebied te doen en laten  wat je wilt, het verbieden van alle behalve de natuurlijke uitstoot, behoort tot de mogelijkheden. Het verbieden van natuurlijke uitstoot kan niet omdat hiermee alle dierlijk leven en dus ook dat van ons mensen, onmogelijk wordt.

Nu kun je denken, wat een theoretisch geneuzel op de vierkante centimeter. Dat geneuzel ligt in de Verenigde Staten ten grondslag aan alle discussies over een verplichte ziektekostenverzekering in het algemeen en Obamacare in het bijzonder. Amerika kent een grote groep mensen die niets van de overheid moeten hebben. Mensen die liefst geen overheid en dus maximale negatieve vrijheid zouden hebben. Deze mensen zijn niet tegen een ziektekostenverzekering, maar wel tegen het verplichtende karakter ervan. Dat is voor hen een te grote aanslag op hun vrijheid. Zij willen zelf bepalen of en zo ja welke ziektekostenverzekering zij nemen. Nu kennen de VS ook een grote groep mensen die zich graag willen verzekeren tegen ziekte maar die de premie niet kan betalen of die iets markeert waardoor geen verzekeraar ze als klant wil. Die groep zou zijn geholpen met een betaalbare verplichte ziektekostenverzekering. Die zou hun positieve vrijheid vergroten. Negatieve of positieve vrijheid, beiden kunnen grote invloed hebben op ons leven. Zo zijn veel overheidsmaatregelen die de negatieve vrijheid verkleinen gericht op het vergroten van de positieve vrijheid. Neem de AOW en de andere sociale wetgeving die bestaanszekerheid bieden. Die beperken de negatieve vrijheid omdat ze beslag leggen op een deel van iemands inkomen. De AOW was immers, net als de werkloosheidswetgeving, bedoeld om een onafhankelijk leven mogelijk te maken. Onafhankelijk van de goedertierenheid van anderen.

Bijzonder zijn maatregelen zoals het bij de PVV en de Fvd populaire boerkaverbod. Een boerka beperkt de drager in haar mogelijkheden. De kansen op de arbeidsmarkt en op aansluiting bij het grootste deel van de samenleving, zijn beperkt. De boerka beperkt hierin net zoals het niet kunnen lezen en schrijven iemand beperkt. Je kunt vanuit dit standpunt verdedigen dat een boerkaverbod de kans vergroot dat iemand werk vindt. Dus dat het haar positieve vrijheid op werk vergroot. Een vrijwillig boerkadraagster zal daar met recht en reden tegenin kunnen brengen dat haar positieve vrijheid, haar wens om ‘meester over zichzelf te zijn’wordt beperkt.  Maar wat als die boerka onder druk wordt gedragen? Dan is een verbod toch een oplossing? Als dat het geval is, is het dan niet vreemd dat het slachtoffer van de druk wordt gestraft en niet de dader? Bijzonder hierbij is dat vooral partijen die voor een zo groot mogelijke, vooral negatieve vrijheid zijn, de PVV en de FvD, voor een boerkaverbod zijn.

Ook bij het asielvraagstuk staat vrijheid centraal. In haar bemoeienis met positieve vrijheid kan een overheid ook doorschieten. Dan wordt het betuttelend en gaat het te veel ten koste van de negatieve vrijheid. Zo kan een fervent aanhanger van het oude Sovjetregime met recht en rede beweren dat het regime de vrijheid van mensen bevorderde terwijl het voor de mensen onder het regime kon voelen als een beknotting van hun vrijheid, maar ook een land met geen of minimale negatieve vrijheid is geen pretje. Maar tussen geen en maximale positieve en of negatieve vrijheid zitten hele werelden.  De prettigste samenlevingen in deze wereld hebben een evenwicht gevonden tussen binnen en tussen de twee vormen van vrijheid. Ontbreekt dat evenwicht dan kan dat een reden zijn om elders je geluk te beproeven. Daarmee zijn we bij migratie en asielvraagstuk. Geen asielzoekers opvangen betekent dat we mensen in negatieve onvrijheid vastzetten. Economische migratie moeilijker maken betekent dat we mensen de kans ontzeggen om  te ‘worden wat ze willen’.

Via die economische migratie komen we weer bij bestaanszekerheid. Dat ‘willen worden’ van deze migranten kan wel een belemmering zijn om ‘te worden wat je wilt’ voor de Nederlander. Dus de bestaanszekerheid beperken. Een strijd tussen ‘hun’ en ‘onze’ bestaanszekerheid? Dat is een manier om ernaar te kijken. In plaats van dit als een strijd te zien, kun je ook de nadruk leggen op waar beide zijden zich zorgen om maken: de bestaanszekerheid. Via eerlijke handel en dus eerlijke prijzen waar ‘hen’ in hun eigen land een redelijk zeker bestaan geeft, kunnen we ervoor zorgen dat het ‘hier’ geen strijd wordt. Daarmee zijn we bij economische beleid aanbeland en de keuzes die we daar kunnen en moeten maken.

Tot zover vrijheid. De volgende keer gelijkheid.


[1] Palmer en Colton, A History of the Modern World zesde editie, pagina 375-376, eigen vertaling.

[2] Idem, pagina 376, eigen vertaling 

[3] Isaiah Berlin, Twee opvattingen over vrijheid, kaft van de uitgave uit 2010 van de Boom reeks Kleine Klassieken

[4] Idem, pagina 12

[5] Idem, pagina 25

[6] John Stuart Mill, Over vrijheid, pagina127

Holdomor

“De hongersnood in Oekraïne van de jaren 30 zou door de Tweede Kamer kunnen worden bestempeld als genocide ‘naar hedendaagse maatstaven’. Dat adviseert de Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken (CAVV) in een rapport over de Holodomor, zoals de hongersnood wordt genoemd.” Zo lees ik op de site van de NOS. Geïnteresseerd, zocht ik het genoemde rapport erbij en sloeg aan het lezen. Het blijkt toch net wat anders te liggen.

Daily Express 6 augustus 1934. Bron: Wikipedia

Voor dat anders hoef je niet ver te lezen: “Voorop wordt gesteld dat de CAVV niet aan feitenonderzoek doet. Dit betekent dat de CAVV niet nagaat of de gebeurtenissen in 1932-1933 als genocide kunnen worden gekwalificeerd,” aldus de eerste zin van de tweede alinea. De Commissie heeft dus niet onderzocht of er in het betreffende geval sprake is van genocide. Wat heeft ze dan wel onderzocht? Het volgende: “De Tweede Kamer heeft de CAVV gevraagd de tijdsdimensie te onderzoeken en daarbij in te gaan op het toepasselijk recht ten tijde van de Holodomor, in het licht van de omstandigheid dat het Genocideverdrag pas in 1948 is aangenomen.” Deze zinnen volgden op die eerste zin. De Commissie heeft onderzocht of je een gebeurtenis die plaatsvond voordat het woord genocide bestond, genocide kunt noemen. Daarop kwam het antwoord dat je iets in het verleden een ‘genocide naar hedendaagse maatstaven kunt noemen. Of zoals de Commissie het formuleert in haar advies: “Hoewel genocide ten tijde van de Holodomor nog niet als internationaal misdrijf was erkend, kan de Tweede Kamer zich op het standpunt stellen dat de Holodomor naar hedendaagse maatstaven als genocide (dan wel misdrijf tegen de menselijkheid) kan worden beschouwd, voor zover de Holodomor inderdaad aan de vereisten van deze misdrijven voldoet.” Een cruciale stukje tekst ontbreekt in de berichtgeving van de NOS en dat is de tekst vanaf ‘voor zover’.

Genocide, een woord dat we te danken hebben aan de Pools-joodse rechtsgeleerde Raphael Lemke en dat in het Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide als volgt is gedefinieerd als: “een van de volgende handelingen, gepleegd met de bedoeling om een nationale, etnische, godsdienstige groep, dan wel een groep, behorende tot een bepaald ras, geheel of gedeeltelijk als zodanig te vernietigen door het doden van leden van de groep, het toebrengen van ernstig lichamelijk of geestelijk letsel aan leden van de groep, het opzettelijk aan de groep opleggen van levensvoorwaarden die gericht zijn op haar gehele of gedeeltelijke lichamelijke vernietiging,het nemen van maatregelen, bedoeld om geboorten binnen de groep te voorkomen en  het gewelddadig overbrengen van kinderen van de groep naar een andere groep.”  Als hier in het geval van de Holdomor sprake van is, dan zou je dit, zo adviseert de commissie als genocide ‘naar hedendaagse maatstaven’.

Wat gebeurde er in de Sovjetrepubliek Oekraïne? Waarom vielen er in de periode 1932-1933 miljoenen doden door honger? Dat is eigenlijk de verkeerde vraag. Want wat er gebeurde, gebeurde niet alleen in de Sovjetrepubliek Oekraïne maar in de gehele Sovjet Unie. De leiders van de Sovjet Unie wilden  in het begin van de jaren twintig van de vorige eeuw, de boeren, het grootste deel van de inwoners van het land was boer, naar het socialisme toe laten groeien door ze er de voordelen van te laten ervaren en ze wilden de landbouwproductie verhogen. Dit met de hongersnood van 1922 en het terugvallen van de graanoogst tot slechts twee derde van wat het voor de Eerste Wereldoorlog was. Dat toegroeien betekende ze te bewegen in de richting van coöperatieve organisatievormen. Echter, om de voedselproductie niet in gevaar te laten komen mochten boeren eigen bedrijfjes hebben en na betaling van belasting in nature, mochten ze het overschot op de markt verkopen. Hierbij bepaalde de markt de prijs van de producten. De belangrijkste koper van de landbouwproductie was echter de staat. Die kocht in 1925 55% en twee jaar later zelfs 85% van de oogst op.

Midden jaren twintig werd de markt echter weer losgelaten en werd de graanprijs met 20-25% verlaagd. Daarop gingen de boeren minder voor de markt produceren en meer als veevoer. “De graanproductie ten behoeve van staatsaankopen zakte eind 1927 met dertig procent in. Stalin cum suis namen alleen dat laatste gegeven serieus en concludeerden ten onrechte dat de boeren het weer lieten afweten,”  aldus Ditrich en van Goudoever in hun boek de geschiedenis van de Sovjet Unie. Stalin cum suis: “gingen tot de aanval over en lieten graan net als in de tijd van het oorlogscommunisme in beslag nemen.”  De graanproductie daalde hierdoor nog verder en daarop koos de partijleiding: “voor de grootschalige landbouw, de collectivisatie. Was in 1928 en 1929 al op enige schaal gecollectiviseerd, vanaf eind 1929 geschiedde dit massaal. De boeren werden gewelddadig en collectieve eenheden samengedreven door tienduizenden arbeiders en partijfunctionarissen. De meesten kwamen in collectieve boerderijen, de kolchozen, een klein deel in staatslandbouwbedrijven, de sovchozen, terecht. Wie zich verzette heette een koelak te zijn en werd gedeporteerd.” Dit leidde tot: “tussen de een en twee miljoen slachtoffers. Op korte termijn leidde de collectivisatie tot ernstige productievermindering, massale vee slachting en uiteindelijk in 1932-1933 opnieuw tot een vreselijke hongersnood die acht à tien miljoen mensenlevens vergde. Daartegenover stond het papieren succes van een schier totale collectivisatie. [1]

Ja, slachtoffers van de collectivisatie van de landbouw ondervonden ‘ernstig lichamelijk of geestelijk letsel’. De collectivisatie van de landbouw in de Sovjet  had niet  tot doel ‘om een nationale, etnische, godsdienstige groep, dan wel een groep, behorende tot een bepaald ras, geheel of gedeeltelijk als zodanig te vernietigen door het doden van leden van de groep’.  Nationale etnische groepen en rassen waren tijdens de Holdomor zowel dader als slachtoffer en ook godsdienst speelde geen hierin geen enkele rol. De leiders van de Sovjet Unie waren Rus zoals Molotov en Kamenev, Georgiër zoals Stalin en Beria en ook Oekraïner zoals Zinovjev en Trotski. De slachtoffers van de collectivisatie waren Rus, Georgiër, Oekraïner, Litouwer, Kazach, Armeniër. De ‘nationale etniciteit’ was niet de reden van hun slachtofferschap van de collectivisatie. Een verschrikking die Oekraïne hard trof maar dat had niets met hun nationaliteit of etniciteit te maken. De reden was hun verzet tegen de collectivisatie. In Oekraïne was die groot omdat het gebied pas in 1922 onder Sovjet controle kwam en daarmee de verplichte graanlevering onder het oorlogscommunisme niet hadden meegemaakt en dat had in de rest van het land al tot die hongersnood van 1922 geleid. Er is daarmee ook met de huidige maatstaven geen sprake van genocide.

Dat de Oekraïense ambassade, zoals is te lezen in een bericht van een jaar geleden bij de NOS: “ hoopt dat ook Nederland “deze belangrijkste stap zal zetten,”  omdat, zo betoogt die ambassade:  “Juist nu (…) de internationale erkenning van historisch belang (is), omdat Oekraïners opnieuw heldhaftig de vrijheid verdedigen ten koste van hun eigen leven,” doet daarbij niet ter zaken. Ja, wat Oekraïne nu overkomt is verschrikkelijk. En ja wat de slachtoffers van de collectivisatie overkwam was ook verschrikkelijk. Die collectivisatie was en is, hoe graag de Oekraïense regering het ook wil, geen ‘heldhaftige strijd van Oekraïners voor hun vrijheid.’ Het zo willen zien is het herschrijven van de geschiedenis voor gebruik in het heden. Dat is iets waar deze historicus grote moeite mee heeft.


[1] Z.R. Ditrich en A.P. van Goudoever, de geschiedenis van de Sovjet Unie, pagina 63

BBB opportunisme

Begin 2016 overleed Antonin Scalia een van de negen opperrechters in de Verenigde Staten. Volgens de regels van het Amerikaanse spel was het aan toenmalig president Barack Obama om een opvolger te benoemen. Die poging werd gefrustreerd door de Republikeinse senatoren. Zij gaven hiervoor als reden dat Obama was begonnen aan zijn laatste jaar als president en het benoemen van een rechter zou moeten overlaten aan zijn opvolger die toen nog onbekend was. Zij hielden voet bij stuk en uiteindelijk benoemde Trump Neil Gorush als opvolger. Ik moest hieraan denken toen ik las dat de BBB wil dat de oude Eerste Kamer niet meer stemt over twee wetsvoorstellen.

Het betreft hierbij een voorstel om de Wet publieke gezondheid te veranderen en zo een wettelijke basis te bieden voor een deel van de maatregelen die werden benut bij de bestrijding van de Covid-19 pandemie en de nieuwe Pensioenwet. De partij is tegen deze wetten en omdat ze succesvol was in de recente verkiezingen groeit haar gewicht in de nieuwe Eerste Kamer. “Resultaten van onderzoeken over het vertrouwen in de politiek vragen juist nu om zorgvuldige processen en volledige erkenning van de laatste verkiezingsuitslag,” zo onderbouwt de partij haar betoog. Nu wordt die verkiezingsuitslag door niemand betwist en door iedereen erkend, dus dat hoeft geen belemmering te zijn. Ook wordt de wet geheel volgens de geldende procedure behandeld. Het proces is daarmee zorgvuldig.

De partij ziet het anders: “Wij hebben bij deze gang van zaken grote bedenkingen: ingrijpende besluiten worden op de valreep genomen en bij de pensioenwet is de stemming nu gepland NA de verkiezingen voor de Eerste Kamer en VOOR benoeming van de nieuwe Eerste Kamer leden die hun eerste vergadering hebben op 13 juni 2023. Dit is ongepast en berooft onze toekomstige fractie om bij belangrijke besluiten voor Nederland het democratisch mandaat uit te oefenen. Wij verzoeken u dus de behandeling van deze beide wetsvoorstellen niet af te ronden in de samenstelling van de oude Kamer.”  En omdat het bij Tweede Kamerverkiezingen gebruikelijk is dat de: “oude Kamer na de verkiezingen geen enkel besluit van enige importantie meer,” neemt, wil de partij dit ook toepassen op de Eerste Kamer. Op het eerste gezicht een plausibel pleidooi maar is het dat ook?

Inderdaad is het gebruik dat er tijdens een verkiezingsperiode voor de Tweede Kamer geen zwaarwegende zaken meer worden voorgelegd aan de Tweede Kamer. De BBB stelt nu voor dit ook voor de Eerste Kamer te laten gelden. Er is echter één groot verschil tussen de Tweede en de Eerste Kamer en dat is de manier waarop haar leden worden gekozen. De leden van de Tweede Kamer worden rechtstreeks door de kiezer gekozen. Die verkiezingen vormen tevens de basis voor het vormen van een regering. Partijen en haar leden profileren zich in die verkiezingen met een programma waarin ze aangeven wat zij vinden dat het beste is voor het land.

De leden van de Eerste Kamer worden gekozen door de  Provinciale Staten van de twaalf Nederlandse provincies en sinds dit jaar een dertiende provincie bestaande uit kiesgerechtigde Nederlanders in het buitenland. Dit gebeurt zo’n twee maanden nadat wij als kiezers die leden van Provinciale Staten hebben verkozen. Aan die verkiezingen voor Provinciale Staten nemen andere partijen deel maar dat is nog niet eens zo belangrijk. Belangrijker is dat de aan de provinciale verkiezingen deelnemende partijen, zich profileren op provinciale thema’s, niet op landelijke thema’s. Pensioenen en publieke gezondheidszorg zijn geen thema’s voor provinciale verkiezingen simpelweg omdat de provincies hier niet over gaan. Dat zijn thema’s voor landelijke verkiezingen en dat waren het ook bij de verkiezingen van maart 2021. Zou het voor het vertrouwen in de politiek en de zorgvuldigheid van procedures helpen om de uitstel van de behandeling van wetten op te schorten?

Er is meer. BBB betoogt dat een Eerste Kamer in de periode tussen de verkiezingen van Provinciale Staten en de benoeming van de nieuwe Eerste Kamer, geen zwaarwegende besluiten meer mag nemen. Die periode is drie maanden want de nieuwe Eerste Kamer wordt in de tweede helft van juni benoemt Dit analoog aan de gang van zaken bij de Tweede Kamer. De partij heeft hierbij de klok horen luiden maar weet niet waar de klepel hangt. Kenmerkend voor Tweede Kamerverkiezingen is dat een kabinet dan demissionair is, het heeft geen missie meer. Dat kan omdat het kabinet is gevallen, de breuk niet meer te lijmen is en er geen andere regering geformeerd kan worden, maar ook omdat haar wettelijke termijn van vier jaar is verstreken en de verkiezingen zijn uitgeschreven. Dan is het gebruik dat het kabinet geen besluiten meer neemt over zwaarwegende, controversiële zaken en de Tweede Kamer eenzelfde houding hanteert. Dat ligt bij de Eerste Kamer anders. Er is nog steeds een kabinet met een missie, of het een goede missie is daarover kun je van mening verschillen maar dat doet er voor het proces niet toe. Ook is er nog steeds een rechtstreeks door de kiezer gekozen Tweede Kamer, een Kamer met missie. Er is dus geen reden om het wetgevende werk ‘on hold’ te zetten.

Belangrijkste bezwaar is dat met gehoorgeven aan de wens van BBB een hellend vlak wordt betreden. Een hellend vlak dat de bestuurbaarheid van Nederland aantast. En daarmee kom ik uiteindelijk bij de opvolging van Scalia. Bij navolging van het idee van BBB ontstaat er een tweede moment dat er in ons land niet wordt besloten. Nu is dat alleen rond de landelijke verkiezingen. Dat moment duurde na de verkiezingen van 2021 meer dan een jaar. Het kabinet Rutte 3 viel op 10 januari 2021 en de opvolger Rutte 2 stond precies een jaar later op het bordes. De BBB wil daar nu de periode tussen de provinciale verkiezingen en de verkiezing van de Eerste Kamer aan  toevoegen. Dat zijn drie maanden maar wat let een partij die er in ‘de peilingen’ goed voorstaat om die periode niet op te rekken tot de verkiezingsstrijd en zelfs nog verder?

Het hellende vlak kan ook tot andere ellende leiden. Namelijk tot opportunisme en als de oproep van BBB ergens van getuigt dan is het opportunisme en daarmee ben ik bij de opvolging van Scalia. Obama mocht niet ‘over zijn graf regeren’ door in zijn laatste jaar nog een rechter te benoemen. Een rechter die voor de rest van zijn of haar leven wordt benoemd. Iets meer dan vier jaar later op 18 september 2020 overleed Ruth Bader Ginsburg, ook opperrechter, minder dan twee manden voor de verkiezingen. Dit keer zagen de Republikeinen onder leiding van Trump geen reden om de benoeming uit te stellen tot na de verkiezingen.

Directe democratie

“Welke maatregel zou jij nemen om de Tweede Kamer beter in staat te stellen om zijn werk goed uit te voeren?” Die vraag stelt Simon van Teutem onder een artikel bij De Correspondent waarin hij concludeert dat de Kamer geen tanden heeft. Zelf stelt hij het volgende voor: “ Verdubbel daarom het aantal leden en vervijfvoudig stapsgewijs de ondersteuning. Ook zouden we serieus moeten nadenken over een kiesdrempel, om de wildgroei aan minifracties tegen te gaan. Bovendien hebben partijen zelf een verantwoordelijkheid – zij zouden meer moeten doen om hun meest ervaren volksvertegenwoordigers in de Kamer te houden.” Een goed idee?

Pericles in gesprek met de Atheners. Bron: Flickr

Om te beoordelen of het een goed idee is, moeten we eerst een beeld van het probleem hebben waarvoor het een oplossing moet zijn. “De Tweede Kamer moet het beleid van de regering controleren en wetten maken,” zoals Van Teutem terecht schrijft. “Een Kamerlid heeft gemiddeld twee medewerkers,” aldus Van Teutem terwijl de regering wordt gesteund door zo’n 124.000 fte aan ambtenaren. Dat is, zo schrijft Van Teutem:“ Alsof je het leger van Luxemburg vraagt om de grens van Oekraïne te bewaken tegen een aanval van de Russen.” Wat daarbij niet helpt is dat het aantal fracties steeds talrijker en kleiner wordt: “Door de wildgroei aan kleine partijen is het gemiddelde zetelaantal per fractie de afgelopen twintig jaar gehalveerd.” De steeds grotere rol van sociale media maakt het er niet makkelijker op. Die zorgen ervoor dat een Kamerlid meer bezig is met beeldvorming: “Steeds meer tijd besteedt de moderne politicus aan het markeren en uitstallen van ideeën, steeds minder aan het opbouwen van dossierkennis.” Dat gebeurt vooral door het stellen van vragen en indienen van kansloze moties: “Ooit waren moties bedoeld om inhoudelijk beleid te beïnvloeden, maar nu worden ze gretig gebruikt om de eigen standpunten te etaleren. Slaagt de motie, dan is dat mooi meegenomen. Wordt de motie geblokkeerd, dan kan de initiatiefnemer de concurrent publiekelijk aanvallen op haar stemgedrag. Een screenshot van de uitslag en 280 tekens aan geveinsde verontwaardiging zijn voldoende.” Ook neemt de tijd dat een Kamerlid in functie is af: “Het ambt verandert langzaam in een springplank voor andere beroepen. Bijna de helft (!) van de voormalig Tweede Kamerleden gaat aan de slag als belangenbehartiger of lobbyist.” Concluderend sluit hij af met: “Het speelveld van de machtscontrole staat op dit moment niet scheef, maar verticaal. Dat verander je niet met gerommel in de marge.” Zouden de oplossingen die Van Teutem voorstelt de verticale machtscontrole weer horizontaal kunnen krijgen?

Daarom even terug in de tijd. In 1814 werden de Staten Generaal de volksvertegenwoordiging in het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden en vanaf 1815 bestond die volksvertegenwoordiging uit twee kamers. Nu moeten we het begrip ‘volk’ niet al te breed zien. Tot 1848 werden de leden van de Eerste Kamer door de koning benoemd en de leden van de Tweede Kamer gekozen door de Provinciale Staten waarvan de leden weer uit de ‘edelen en notabelen’ bestonden. In het geheel niet ‘volks’ dus. Vanaf 1848 worden de leden van de Eerste Kamer door Provinciale Staten gekozen en de leden van de Tweede Kamer rechtstreeks door het volk. Nou ja het volk, alleen als je voldoende belasting betaalde, behoorde je tot het volk en mocht je stemmen. Pas sinds 1917 kennen we algemeen kiesrecht voor mannen vanaf 25 jaar en vanaf 1919 ook voor vrouwen. In deze strijd voor meer democratie wijkt Nederland niet zo veel af van andere Europese landen. De eerste keer dat het gehele volk mocht stemmen was in 1923.

De volksvertegenwoordiging is een oplossing voor een probleem uit de negentiende eeuw. Maar wat was dat probleem? Of beter wat waren die problemen? Het eerste probleem was dat het lastig was om het gehele kiesgerechtigde volk met elkaar in gesprek te laten gaan en vervolgens een besluit te laten nemen, ondanks dat het in eerste instantie slechts een beperkte groep was. Lastig omdat je met een diligence er al gauw een dag over deed om van Maastricht in Den Haag te komen. Dat maakte het kiezen van vertegenwoordigers een goede optie. Zeker als de belangen van kiezer en gekozene redelijk één op één lopen.

Uit de manier waarop het volk dat mocht kiezen is gegroeid, kun je opmaken dat het belangrijkste probleem eruit bestond dat de machtigen hun macht wilden behouden. Het volk dat waren de gegoede burgers en niet het gepeupel en de keuterboeren. Dus werd het kiesrecht beperkt. Door druk vanuit vooral de emancipatiebewegingen van arbeiders en vrouwen in de negentiende eeuw, werd het recht om te mogen stemmen steeds verder uitgebreid totdat in 1923 voor het eerst iedereen mocht stemmen. Met het groter worden van de groep kiezers moesten de rijken en machtigen op zoek naar een andere manier om hun rijkdom en macht te beschermen. Dat werd, wat we nu de verzuilde samenleving noemen. Via de pastoor en de dominee werden de machtelozen opgeroepen om op geloofsgenoten te stemmen en niet op die goddeloze socialisten. In de top van die zuilen zaten de ‘edelen en notabelen’ die ervoor zorgden dat hun belangen goed werden beschermd. Daar waar ze hun ‘kiesvolk’ zoveel mogelijk probeerden te behoeden voor contacten met de andere ‘geloven’, gold dat niet voor henzelf. Zo konden de ‘edelen en notabelen’ hun belangen goed borgen en de macht behouden en bleven de machtelozen wat ze waren machteloos. Na de Tweede Wereldoorlog en zeker vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw werd dat ‘bekonkelen’ steeds lastiger. De kerken liepen leeg, de ‘kiezer’ werd steeds mobieler en daarmee werden de partijen van de notabelen steeds kleiner en de mogelijkheid  om hun belangen via de democratie te beschermen steeds geringer. De huidige vrijhandelsverdragen en het vrij laten bewegen van kapitaal over de wereld kun je zien als een manier van de huidige ‘edelen en notabelen’ om hun belangen veilig te stellen. Die verdragen en de bijbehorende organisaties vallen onder geen enkele vorm van democratische controle. Hierop kom ik binnenkort een keer terug want dat gaat voor waar ik het nu over wil hebben te ver. Voor nu is het genoeg dat we ons realiseren dat de volksvertegenwoordiging zoals die in de negentiende eeuw in het leven is geroepen vooral een construct was om het volk machteloos te houden. Dus om de democratie zoveel mogelijk te beperken.

Onze voorouders in de negentiende eeuw hebben een parlementaire democratie gevormd waarin: “de regering verantwoording verschuldigd is aan een parlement van door het volk gekozen vertegenwoordigers,”  zoals de Van Dale het omschrijft. Ze hebben niet gekozen voor een directe democratie. Een getrapte democratie vanwege de voor die tijd grote afstand tussen Groningen en Den Haag. Maar vooral omdat de ‘edelen en notabelen’ hun macht wilden behouden. Dat is makkelijker als je gelijken tot de volksvertegenwoordigers behoren. Het afstandscriterium is inmiddels achterhaald. In drie uur ben je van Groningen in Den Haag en via de digitale snelweg is het slecht één muisklik. Dus dat staat een directe democratie niet meer in de weg.

‘Maar je kunt toch niet met 13 miljoen[1] mensen tegelijk in debat over een onderwerp? Als je al een zaal kunt vinden waar zoveel mensen in kunnen.’ Zo’n grote zaal vinden is lastig en als je al zo’n zaal vindt dan zal het nagenoeg onmogelijk zijn om in die zaal een fatsoenlijk gesprek te voeren. Laat staan een gesprek dat moet leiden tot een besluit. De moderne informatie en communicatietechnologie maakt het echter in toenemende mate overbodig om allemaal op een zelfde plek te zijn om een gesprek te voeren. Die techniek maakt het ook in toenemende mate mogelijk om met veel mensen in gesprek te gaan.

Begin dit jaar schreef ik een Prikker met als titel In defence of democracy. Aanleiding voor die Prikker was de vraag (h)oe bescherm je de democratische rechtsstaat tegen hen die haar af willen schaffen?” Die vraag stelde GroenLinks leider Jesse Klaver zich op de website van zijn partij. Klaver pleitte onder meer voor een zo groot mogelijk democratisch ‘WIJ’. Iets waar ik me in kan vinden maar dan wel aangevuld met het versterken van dat WIJ door ons onderwijs te richten op het versterken van democratische vaardigheden. Toen ik die Prikker schreef, wist ik niet dat de Canadees Ierse Roslyn Fuller een boek had geschreven met dezelfde titel. Een boek waarin ze een vlammend betoog houdt voor directe democratie en waarin ze de bezwaren hiertegen fileert.

Directe democratie lost het probleem dat Van Teutem signaleert ook op. Directe democratie lost trouwens verschillende problemen van onze vertegenwoordigende democratie op. Politici willen worden herkozen en hebben daarom een fixatie op de korte termijn. Directe democratie lost dit probleem op, zo betoogt Fuller terecht omdat: “it does not have electoral cycles and therefore no arbitrary deadlines by when a policy needs to be a proven succes.[2] Directe democratie maakt de echte verhoudingen met betrekking tot een onderwerp duidelijk. Nu stemmen we op een partij maar niemand is het eens met alles wat die partij verkondigd. Zelfs de meest verstokte leden van een partij denken op punten anders. Dit zorgt ervoor dat er zaken gebeuren waarvoor in de samenleving geen meerderheid is en dat andere zaken niet gebeuren terwijl er wel een meerderheid voor is. In een directe democratie gebeurt dat niet: “voters don’t need the approval of others in order to cast their own votes, nor are they obliged to agree with others on a long list of issues in order to have an impact. If you want to be tough on crime but don’t include drug possession in that, that’s up to you.[3]Ook voorkomt het abrupte wijzigingen van beleid na verkiezingen.

Ook het probleem dat Van Teutem signaleert, is in één klap opgelost. Opgelost omdat het niet meer bestaat. Opgelost omdat de macht dan bij het volk ligt en het volk de regering controleert. Van Teutem wil het aantal Kamerleden verdubbelen en hun ondersteuning vervijfvoudigen. Dat betekent van 150 naar 300 Kamerleden en van 300 naar 1.500 ondersteuners. Een verviervoudiging van de ‘regeringscontrole. Vier keer zoveel is flink. Ik denk dat iedereen blij zou zijn met een verviervoudiging van zijn salaris. Een directe democratie betekent een toename van de ‘regeringscontrole’ van 450 naar 13.000.000, dat is bijna 28.900 keer zo veel. Ik denk dat de toeslagenaffaire dan veel eerder aan de orde zou zijn gesteld. Sterker nog, het zou zomaar kunnen dat die niet eens had plaatsgevonden.

Wordt het niet eens tijd dat we de slag naar directe democratie gaan maken? Daarbij meteen aangetekend dat we dit niet van de ene op de andere dag moeten doen. In haar boek beschrijft Fuller verschillende interessante technische hulpmiddelen die directe democratie kunnen ondersteunen. Hiermee moeten we experimenteren zodat we die technieken kunnen verbeteren. Zou het klimaatbeleid niet een interessant onderwerp zijn om hiervoor als pilot te dienen? Dus geen burgerberaad met 1.000 via het lot geselecteerde burgers, maar een beraad met 13.000.000 burgers van dit land? “De democratie is natuurlijk een politiek stelsel. Maar ze omschrijft ook vormen van burgeractiviteit, die verder reiken dan alleen deelname aan verkiezingen: debat, het woord nemen, informatie, participatie, betrokkenheid. Ze is ten slotte een samenlevingsvorm die gebaseerd is op het project een wereld van gelijken op te bouwen.[4] Zo sprak Pierre Rosanvallon in zijn Spinozalezing van 2012. Via de directe democratie geven we daar op de meest uitgebreide manier handen en voeten aan. Op die manier vergroten we het WIJ maximaal en versterken we ook onze democratie maximaal. De moeite van het proberen waard!


[1] Nederland kent ruim 13 miljoen kiesgerechtigde inwoners. Bron:  https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2021/09/kiesgerechtigden-2021

[2] Roslyn Fuller, In defence of democracy, pagina 211

[3] Idem

[4] Pierre Rosanvallon, Democratie en tegendemocratie, pagina 76