Niet-Nederlands-Indië

Als ik ervoor zou pleiten dat de term Romeinse rijk geen geschikte term is om over de geschiedenis van het Romeinse rijk te spreken, dan word ik voor gek verklaard. De geschiedenis van het Romeinse rijk beschrijven zonder de term Romeinse rijk maar ook termen als senator, plebejer, tribuun enzovoorts, maakt het heel lastig om de Romeinse wereld te begrijpen. Toch pleit Jet Bussemaker, voorzitter van de Commissie versterking geschiedenis voormalig Nederlands-Indië voor zoiets in een artikel in de Volkskrant.  

De genoemde commissie presenteert vandaag haar eindrapport Deel en verbind. Belangrijkste advies: “geef de geschiedenis van voormalig Nederlands-Indië een prominentere plek in het onderwijs en op straat, en maak informatie erover toegankelijk online.” Niets mis met dit advies en ieder pleidooi voor meer aandacht voor geschiedenis kan op mijn steun rekenen. Op een prominente plek op straat kan Nederlands-Indië trouwens al rekenen. Menig straatnaam is vernoemd naar een van de eilanden van de Insulinde. Gezien de naam van de commissie trouwens geen verrassend advies. Het zou bijzonder zijn als een commissie met die naam tot de conclusie kwam dat het met die geschiedenis wel een onsje minder kon. Bijzonder wordt het als Bussemaker betoogt dat: “termen als ‘voormalig Nederlands-Indië’ en ‘Indisch’ eigenlijk geen geschikte termen zijn om over deze geschiedenis te spreken.”  Waarom niet? Omdat: “De term voormalig Nederlands-Indië is eigenlijk een koloniale term.” Bijzonder. Bijzonder dat je over koloniale geschiedenis niet in koloniale termen mag spreken. Die koloniale termen lijken mij juist noodzakelijk om het verleden te begrijpen.

Bron: Wikiwijs

Even wat geschiedenis om dit duidelijk te maken. Toen de drie handelsschepen Mauritius, Hollandia en de Amsterdam in 1595 samen met het kleine jacht Duyfken vanaf de rede van Texel naar Azië vertrokken, waarmee de bemoeienis met de Oost begon, bestond het land ‘Indonesië’ niet. Nederlands-Indië ook niet en Nederland trouwens ook niet. De namen van twee van de schepen geven aan van waaruit ze vertrokken namelijk uit Holland en Amsterdam. De term Nederlands-Indië is van begin negentiende eeuw. En pas zo vanaf halverwege die eeuw werd een echt begin gemaakt met het werkelijk ‘bezetten’ van de eilanden in de Oost. Voor die tijd en tot het midden van de negentiende eeuw was het veel meer een invloedssfeer. En nee, geen invloedsfeer om de erin wonende mensen te beïnvloeden. Nee, veeleer om andere Europese machten buiten de deur te houden. Dat gebeurde door een reeks forten op strategische punten en een sterke vloot. Bezet werd er, afgezien van die forten en hun directe omgeving, niet zoveel. Daarvoor ontbrak de mankracht maar vooral het geld. Het bezetten van grote gebieden is een kostbare aangelegenheid en waarom zou je dat geld eraan besteden als je vloot de concurrenten buiten de deur kon houden waardoor je met de heersers in de gebieden als monopolist kon handelen. Handel waar die inlandse vorsten stevig aan verdienden en die hun machtspositie ten opzichte van hun concurrenten konden versterken. En vorsten die contact zochten met buitenlandse concurrenten, kregen ook te maken met de kanonnen van die vloot. In het grootste deel van de archipel zag men de eerste Nederlander pas eind negentiende eeuw. Op sommige eilanden pas in het begin van de twintigste eeuw en dan zien we nog maar even af van het ‘Nederlandse’ deel van Nieuw Guinea, waarvan de Nederlanders om het cru te formuleren zo ongeveer alleen de kustlijn kenden.  Pas door ‘Nederlands-Indië’ werden al die meer dan 16.000 eilanden tot een staatkundig geheel gesmeed. Voor die tijd bestond het uit zeer veel vorstendommen die met elkaar streden om macht en invloed. Zonder ‘Nederlands-Indië’ is de Republiek Indonesia niet te verklaren. Zonder die koloniale geschiedenis geen Indonesië.

Een staatkundig geheel, maar Bussemaker constateert terecht dat: “als je Indisch zegt, dan verwijs je naar Nederlanders met ten minste één Europese ouder. Je mist dan de geschiedenis van de Molukkers, de Chinezen, de Papoea’s en de Indonesiërs. Er zijn vanuit heel veel verschillende invalshoeken verhalen over deze geschiedenis te vertellen.” Nu denk ik dat je als je Papoea’s en Molukkers zegt, dat je ook vanuit veel verschillende verhalen mist omdat ook dit weer samenstellingen zijn van kleinere delen. Zo heeft ieder eiland van de Molukken een eigen verhaal net zoals alle volken die Bussemaker onder de Papoea’s schaart. Net zoals ‘Nederlanders’ een samenstelling zijn van heel verschillende verhalen. Verhalen waarin voor vooral Holland, Zeeland en de VOC een belangrijke rol vervullen. Voor wat nu Limburg is, ligt dat heel anders. Indonesiërs zijn een wat vreemde eend in de bijt van dit rijtje. De republiek Indonesië bestaat in haar huidige vorm pas sinds 1950. Toen Soekarno de Verenigde Staten van Indonesië ophief en de andere zes republieken bij zijn ‘republiek Indonesia’ voegde die hij in 1945 uitriep. Voor die tijd bestond Indonesië in de hoofden van Soekarno en zijn aanhangers.

Alle geschiedenis is, zo betoogt de geschiedfilosoof R.G. Collingwood, geschiedenis van het denken. Om te begrijpen waarom voorouders handelden zoals ze handelden, moet je begrijpen wat ze dachten toen ze handelden. Je moet proberen te her- denken wat zij dachten: “De historicus van de filosofie probeert bij het lezen van Plato te weten wat Plato dacht toen hij zichzelf in bepaalde woorden uitdrukte. De enige manier waarop hij dat kan doen, is door het zelf te denken. Dit is in feite wat we bedoelen als we spreken van het ‘begrijpen’ van de woorden. Zo probeert de historicus van de politiek of oorlogvoering die een verslag van bepaalde handelingen van Julius Caesar onder ogen krijgt, deze handeling te begrijpen, dat wil zeggen door te ontdekken welke gedachten in Caesars geest hem ertoe brachten ze te verrichten. Dit houdt in dat hij voor zichzelf de situatie onder ogen ziet waarin Caesar zich bevond en voor zichzelf te denken wat Caesar omtrent de situatie dacht en de mogelijke manieren om zich ermee in te laten. De geschiedenis van gedachten en daarom alle geschiedenis, is de heropvoering van verleden gedachten in de eigen geest van de historicus.[1]Het beschrijven maar vooral het begrijpen van koloniale geschiedenis kan niet door koloniale termen buiten beschouwing te laten. Dan is her-denken onmogelijk.


[1] R.G. Collingwood, The idea of history, pagina  215 (vertaling Van der Dussen, Filosofie van de geschiedenis. Een inleiding, pagina 147)

Vlaggen en achtervolgd worden door je verleden

Deze week bezocht ik de Kick off bijeenkomst voor de implementatie van de Wet aanpak meervoudige problematiek sociaal domein. Een, zoals het op de site van de Tweede Kamer kort wordt samengevat: “Wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en enkele andere wetten met het oog op een integrale en gecoördineerde aanpak bij meervoudige problematiek en de daarvoor benodigde gegevensverwerking.” Een bijzondere gebeurtenis rond een bijzondere wet met een bijzondere redenering.

Bron: Flickr

Een bijzondere gebeurtenis die een déjà vu bij me opriep. De zoals de Wikipedia het omschrijft: “ervaring iets mee te maken waarvan men tegelijkertijd de indruk heeft het al eerder te hebben meegemaakt, terwijl men weet dat dat niet het geval is.” Ik weet dat dit niet het geval was omdat ik nog nooit in het betreffende zalencentrum in het midden van het land ben geweest. Ook het programma en de dagvoorzitter met de vrolijk gekleurde kleren had ik nooit eerder gezien. Het déjà vu gevoel betrof de inhoud van de bijeenkomst en het enthousiasme waarmee het werd verkondigd. De ‘kokers’ doorbreken met ‘integrale aanpak’, waardoor mensen met ‘meervoudige problematiek’ door naar ze te ‘luisteren’ en vervolgens dat ene gezin, met één plan onder  de bezielende aansturing van één regisseur echt met ‘maatwerk’ te ondersteunen. Enige verschil is dat die regisseur nu coördinator wordt genoemd. Door die woordenstroom waande ik me weer in 2013. Dat dit waan was, bleek na een blik in de spiegel. In 2013 was een grijze haar op mijn hoofd een uitzondering. Nu is er wellicht nog één niet grijze te vinden. In 2013 werden die woorden gesproken omdat de grootste ‘taakverschuiving’ uit de geschiedenis van het land eraan zat te komen, de drie decentralisaties zoals ze toen werden genoemd. Een operatie waarmee het rijk de hele zorg voor de jeugd en de ondersteuning van volwassenen over de heg van de gemeente kieperde met veel minder geld erbij dan het rijk er tot dan aan had uitgegeven. Dit omdat, zoals Tof Thissen op 20 februari 2016 in een column in Dagblad De Limburger schreef: “Gemeenten zijn de meest nabije overheid en zij kunnen het beste de zorg voor mensen organiseren.”  Een column die me toen verleidde tot de Prikker met de meest pakkende titel tot nu toe: Assumption is the mother of all fuck ups. Een uitspraak uit de film Under Siege 2: Dark Territory. Een film met actieheld Steven Seagal in de hoofdrol. Het karakter van Seagal lijkt onder de trein te zijn gekomen, maar als er toch nog bad guys dood worden gevonden, vraagt het personage gespeeld door de acteur Al Sapienza of ze het lijk hebben gezien. ‘Ik zag hem vallen en ik zag bloed, dus ik nam aan dat ….’  Waarop Sapienza’s personage de volgende legendarische uitspraak doet: “Assumption is the mother of all fuck ups!”  Maar ik val in herhaling terug naar mijn inhoudelijke déjà vu tijdens die bijeenkomst. Een déjà vu dat anderen, mensen die toen al dertig jaar in de jeugdzorg werkten, in 2013 ook al hadden. Een van hen vertelde op een van de toenmalige bijeenkomsten iets als: ‘dat zeiden ze 20 jaar geleden ook al. Ik ben benieuwd of het nu wel lukt’, of woorden van gelijke strekking.

Een bijzondere wet omdat die wet de uitwisseling van persoonsgegevens mogelijk moet maken: “Dit wetsvoorstel beoogt tegemoet te komen aan specifieke knelpunten in de privacywetgeving, zodat gemeenten meer ruimte ervaren bij de aanpak van meervoudige problematiek en de benodigde afstemming en samenwerking met derden.” Aldus de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel. Deze wet moet het makkelijker maken voor hulpverleners om persoonsgegevens met elkaar te delen als er sprake is van meervoudige problematiek. Dat delen is nodig omdat alleen als alle benodigde relevante informatie bij de betrokken hulpverleners bekend is, een goede afweging kan worden gemaakt voor de aanpak van die meervoudige problemen. Nu komt het te vaak voor dat hulpverleners informatie niet delen omdat ze bang zijn de regels rond de bescherming van persoonsgegevens te overtreden. Met de nieuwe Wams, zoals de wet ook wordt genoemd, wordt: “gestreefd naar het verminderen van de handelingsverlegenheid door professionals; zowel als het gaat om wat kan en mag met persoonsgegevens als het kader waarin de samenwerking binnen het buiten het sociaal domein en met de cliënt en gezinsleden moet plaatsvinden. Het wetsvoorstel geeft hiervoor de benodigde handvatten als het gaat om criteria en bevoegdheden.[1]

Of de wet hierbij werkelijk gaat helpen en vooral of deze wet er werkelijk voor zorgt dat ‘de kokers worden doorbroken’ met een ‘integrale aanpak’ met als kenmerk ‘één gezin, één plan, één regisseur, oh nee, één coördinator en dat dus een toekomstig déjà vu wordt vermeden? Ik hoop het hopen als dat correct Nederlands is, maar ik heb er een hard hoofd in. “De overheid probeert te transformeren via wetgeving die zich vooral bemoeit met de structuur. Het Rijk schuift verantwoordelijkheden van de ene naar de andere overheid en stuurt via de voor– en de achterkant. Via de voorkant door zaken vast te leggen in wet- en regelgeving en via de achterkant via benchmarks en verantwoordingsinstrumenten. Dus op een geel, blauwe manier.” Dit schreef ik in Winnen door te verliezen, een prikker waarin ik de maatschappelijke opgave en vooral de manier waarop de overheid die aanstuurt, analyseerde aan de hand van het boek Leren veranderen van Léon de Caluwé en Hans Vermaak. Dit terwijl de opgave vraagt om: “ een ‘veranderaar (in dit geval een overheid) die ‘mensen in beweging’ wil krijgen (groendruk) en een stap verder, een veranderaar die ‘ruimte creëert voor verandering’ door onder andere de kracht van mensen, hun ‘innerlijke zekerheid’ aan te spreken (witdruk). Een veranderaar die ‘leersituatie kan creëren’ en die ‘mensen motiveert tot leren’ (groendruk). Maar die vooral niet bang of ‘onzeker wordt’ van ‘dynamiek’ (witdruk).” Dit vraagt om vertrouwen en vertrouwen geef je niet bij wet.

 ‘Als informatie uitwisseling een probleem is dan vraag je toch toestemming aan de betrokken persoon om de jouw bekende informatie over die persoon met anderen te delen? Dan kan dat toch,’ zul je zeggen. Nou daar zijn vraagtekens bij gezet. Iemand kan je geen toestemming geven om de informatie te delen maar zelfs als die toestemming wel wordt gegeven, biedt dat geen voldoende basis, zo is in de memorie van Toelichting te lezen: “De AP (Autoriteit Persoonsgegevens) benadrukte daarbij ook dat gemeenten dit probleem niet kunnen ondervangen door toestemming te vragen aan betrokkenen voor het verwerken van hun gegevens, omdat er doorgaans sprake is van situaties waarin de betrokkenen afhankelijk zijn van de gemeente voor hulp. Daarbij wordt verondersteld dat betrokkenen toestemming niet in vrijheid kunnen geven.[2] En daarmee komen we bij de bijzondere redenering. Een toestemmingsverklaring is niet voldoende omdat de persoon aan wie je toestemming vraagt, in een afhankelijkheidsrelatie met de overheid zit. En dat wordt opgelost door geen toestemming meer te vragen maar gewoon uit te wisselen waardoor de afhankelijkheidspositie alleen nog maar groter wordt. Als betreffende burger heb je helemaal geen zicht en invloed meer op de informatie die anderen over je delen. Een van de gevolgen van de Toeslagenaffaire was dat de Belastingdienst ‘vlaggetjes’ bij mensen plaatste waardoor ze door andere overheidsdiensten met argwaan werden bekeken. Deze wet zou er wel eens kunnen zorgen voor een nieuwe ‘vlaggetjesaffaire’. Maar vooral herbergt de wet het risico dat mensen achtervolgd blijven door hun verleden.


[1] Memorie van Toelichting, pagina 4

[2] Memorie van Toelichting, pagina 5

Stemmen met zestien

In een artikel bij De Correspondent pleit Simon van Teutem ervoor om de leeftijd waarop je voor het eerst je stem mag uitbrengen, te verlagen naar zestien jaar. “Op 16-jarige leeftijd mag je fulltime werken, een tractor besturen, je eigen kind opvoeden en je verkiesbaar stellen voor de gemeenteraad. Waarom mag je dan niet stemmen? Tijd om dat – eindelijk – te veranderen,” aldus de opening boven het artikel. “Er is écht geen reden om het bij 18 te houden”, aldus een tussenkop in het artikel. Dat kan zo zijn. Het artikel bevat echter weinig steekhoudends om voor een andere leeftijd te kiezen.

Van Teutem: “Veel 18-minners dragen al bij aan de staatskas. De arbeidsmarkt heeft horecapersoneel, krantenbezorgers en kassamedewerkers nodig, en veel tieners nemen die taken op zich tegen een hongerloontje.  De helft van de middelbare scholieren boven de 15 jaar heeft een bijbaan, en er zijn duizenden 16- en 17-jarigen die al fulltime werken. Zij betalen niet alleen loonheffing, maar ook belasting over consumptie via btw. Vervolgens hebben ze dus geen inspraak over wat er met dat geld gebeurt. No taxation without representation”  Op die Engelse uitdrukking kom ik straks terug. Eerst dat bijdragen via loonheffing en het betalen van BTW.

Voor wat betreft de BTW kunnen we kort zijn. Als het betalen van BTW een reden is om mensen stemrecht te geven, dan zijn er nog veel meer groepen die het stemrecht zouden moeten krijgen. Statushouders, expats, arbeidsmigranten maar ook toeristen betalen over bijna al hun aankopen BTW dus die zouden dan ook stemrecht moeten krijgen. Als grensbewoner en regelmatige consument aan de andere kant van de grens, zou mij dan ook het kiesrecht daar toevallen. Dan het betalen van loonheffing. Het overgrote deel van de scholieren met een (bij)baantje draagt geen loonheffing bij. Pas vanaf ongeveer € 900 per maand ga je loonheffing betalen. Het lijkt mij dat er niet veel scholieren zijn die dit per maand verdienen met vakkenvullen of pizza’s bezorgen. Als je vervolgens in ogenschouw neemt dat het minimum jeugdloon voor een zeventienjarige € 764,10 per maand is en voor een zestienjarige een kleine € 100 lager, dan is de kans dat ze loonheffing betalen nihil.

Dan ‘no taxation without representation’. Die spreuk waarmee de dertien Noord-Amerikaanse koloniën zich verzetten tegen de inning van belastingen door de Engelsen. Die inwoners van die koloniën waren niet vertegenwoordigd in het Engelse parlement en daarom had het, zo betoogden de kolonisten, geen recht om hen te belasten. Daarbij vergaten ze dat ze niet zoveel anders werden behandeld dan de gemiddelde Engelsman. Die werd ook niet vertegenwoordigd in het parlement en moest ook gewoon belasting betalen. De Tea Party in de VS dankt haar naam nog aan reactie op een van die belastingen, namelijk de belasting op thee. Met deze Tea Act wilden de Engelsen de smokkel van thee tegengaan en tegelijkertijd een monopolie op de theehandel vestigen voor de Engelse East India Company. De kolonisten waren dol op thee. De wet leidde tot een reactie vanuit een deel van de kolonisten die zich de Sons of Liberty noemden. Op 16 december 1772 gingen zij aan boord van de eerste schepen met thee die aangemeerd lagen in de haven van Boston. De actie kreeg daarom de naam The Boston Tea Party. Maar ik dwaal af al is het verspreiden van een beetje kennis van het verleden niet echt afdwalen. Terug naar de leus. Kiesrecht verbinden aan belastingen kan leiden tot ‘geen representatie zonder belastingen’. Dit is namelijk zo’n 100 jaar de staande praktijk geweest. Daaraan kwam pas in 1917 een einde met de invoering van het algemeen kiesrecht. En bij die praktijk zal een groot deel niet mogen stemmen want een grote groep betaalt minder belastingen dan dat ze in uitkeringen en toelagen ontvangen. Stemmen aan belastingen verbinden kan uiteindelijk leiden tot, om een andere uit Amerika afkomstige uitdrukking te gebruiken, One dollar, one vote.

Een volgende argument van Van Teutem: “Want zelfs als de kiesleeftijd 16 is, hebben de tientallen (honderden?) miljoenen Nederlanders die nog geboren moeten worden geen stem in het debat of de verkiezingen. Wat wij nu beslissen raakt hen ook.” Inderdaad hebben al die toekomstige borelingen geen stem. Niet in het debat en ook niet tijdens verkiezingen. Maar is dat een reden om de ‘stemleeftijd’ te verlagen naar zestien jaar? Dan nog heeft die groep geen stemrecht en wordt ze niet vertegenwoordigd Tenzij iemand kan aantonen dat huidige zestienjarigen precies weten wat borelingen in bijvoorbeeld 2053 of 2368 willen en wat ze zouden stemmen, of in ieder geval veel beter dan een huidige 25 of 70 jarige, is dat geen reden de stemgerechtigde leeftijd te verlagen. Dat wil niet zeggen dat we met die belangen van de boreling in 2053 of 2368 geen rekening kunnen houden. Daarvoor biedt de ‘sluier van onwetendheid’ van John Rawls handvatten. Rawls denken is gebaseerd op de theorie van het sociale contract, de afspraken tussen de mensen van een samenleving over hoe met elkaar om te gaan en hoe de samenleving te besturen. Centraal in dit denken staat de absolute vrije mens die vrijheden inleverde in ruil voor vrede en veiligheid. Dit inleveren van vrijheid gebeurde op vrijwillige basis. Rawls was de eerste denker die inzichtelijk probeerde te maken hoe dat in zijn werk zou moeten gaan en wat dan een redelijke en vooral rechtvaardige uitkomst van die ‘contractonderhandelingen’ zou zijn. Rechtvaardig voor mensen in alle mogelijke posities in de samenleving maar ook tussen de opvolgende generaties. De ‘contractpartijen’ bij die onderhandeling, waren volgens Rawls onwetend van hun rol en positie in de samenleving en in de tijd en waren ook niet op de hoogte van hun eventuele geloofsovertuiging of voorkeuren. Zij handelden vanachter ‘de sluier van onwetendheid’ zoals Rawls het noemde. Rawls ging uit van rationele personen en rationeel handelen waarbij twee beginselen of uitgangspunten van rechtvaardigheid door alle partijen waren aanvaard: “1. Elke persoon dient gelijk recht te hebben op het meest uitgebreide totale systeem van gelijke fundamentele vrijheden, dat verenigbaar is met een vergelijkbaar systeem van vrijheid voor allen. 2. Sociale en economische ongelijkheden dienen zo te worden geordend dat ze: (a) het meest ten goede komen aan de minst bevoordeelden, in overeenstemming met het rechtvaardige spaarbeginsel, en (b) verbonden zijn aan ambten en posities die voor allen toegankelijk zijn onder voorwaarden van billijke gelijke kansen.[1] Door je bij het nemen van een maatregel in het heden te verschuilen achter die sluier en rekening te houden met de twee uitgangspunten, kom je een heel eind. Enig probleem is dat zaken vaak net iets anders uitpakken dan we met de kennis van het nu weten.

“Er zijn ongetwijfeld mensen die vandaag nog steeds vinden dat 16- en 17-jarigen te weinig weten over migratiebeleid, belastinghervormingen of de oorlog in Oekraïne om volksvertegenwoordigers te kiezen. Maar het bewijs is beperkt: niet alleen zijn de verschillen in politieke volwassenheid tussen 16- en 18-jarigen klein, maar ze kunnen ook verdwijnen door… het verlagen van de kiesleeftijd,” aldus Van Teutem. En daarmee kom ik bij een volgend punt. Inderdaad zijn er zestienjarige die inzake belangrijke onderwerpen beter onderbouwd en beargumenteerd hun standpunt kunnen geven en die: “goed complexe afwegingen kunnen maken tussen voor- en nadelen in situaties die geen acuut beroep doen op de controle van impulsiviteit,” dan een achttienjarige of zelfs dan een zestigjarige. Als ‘veel weten’ een reden is voor stemrecht, wat is dan veel? Of beter wat is dan ‘genoeg’ voor stemrecht? Als ‘complexe afwegingen kunnen maken’ een vereiste is voor stemrecht, wat is dan complex en wanneer is de afweging complex genoeg?

Als laatste: “Ook kan stemmen als tiener de kans vergroten dat die tieners later in hun leven naar de stembus gaan.” Dat kan, maar dat is een aanname. De opkomst bij Tweede Kamerverkiezingen schommelt sinds het begin van de jaren zeventig zo rond de 80%. In de jaren ervoor gold de opkomstplicht en lag de opkomst hoger. Dat betekent dat op termijn acht op de tien mensen naar de stembus gaan. Zou verlaging naar zestien jaar ervoor zorgen dat dit over vijftig jaar negen op de tien is? Als iemand dat overtuigend kan aan tonen, dan ben ik onmiddellijk voor.


[1] John Rawls, Een Theorie van Rechtvaardigheid, pagina 231

Van je familie moet je het hebben …

“Nu denk ik niet dat Máxima zich hiermee verraadt als lid van een gluiperig en geheim globalistenclubje – ik dicht leiders en royals niet zo’n groot organisatievermogen toe – maar haar bemoeienis geeft wel een slinger aan de complotmolentjes.” Aldus Emma Curvers in haar column de Volkskrant. Dat ‘gluiperig en geheim globalistenclubje’ is voor menigeen het World Economic Forum dat afgelopen week weer de jaarlijkse bijeenkomst in Davos hield. Het ‘hiermee’ verwijst naar ‘Máxima’s uitspraken over een digitale munt die een ‘powerful tool’ kan zijn voor ‘financiële inclusie’.

Vele regeringsleiders en topmensen van bedrijven ontmoetten elkaar daar de afgelopen week weer en bespraken van alles en nog wat. In hun kielzog een grote schare journalisten en ook de grote criticaster van de in Davos ‘complotterende elite’ Forum voor Democratieleider Thierry Baudet toog die kant op om verslag te doen en het ‘great reset complot’ te ontmaskeren. Maar vooral omdat ook die ‘digitale munt’ op de agenda stond en dat is, als Curvers hem goed citeert, volgens Baudet: “Het afpakken van ons geld.”  Nu dacht ik altijd dat complottisten er alles aan doen hun complot geheim te houden en dus pottenkijkers zouden weren. Dat is bij die bijeenkomst niet het geval. Zelfs als je, zoals Baudet, het complot wilt blootleggen, ben je er welkom. Dat lijkt me niet iets voor complottisten. Maar hier gaat het mij nu niet om. Het gaat mij er nu ook niet om dat de discussie over nut en noodzaak van een digitale munt steeds meer de complothoek wordt ingetrokken waardoor het steeds lastiger wordt om er legitieme vragen bij te stellen. Vragen zoals ik ze recentelijk in Giro blauw past bij joustelde.

Het gaat mij om het niet zo grote organisatievermogen van leiders en royals. Ik denk dat Curvers daar een punt heeft. Het gros van de regeringsleiders die de jaarlijkse bijeenkomsten bezoeken, zijn democratisch gekozen. Ze zijn er daarmee niet zeker van dat ze er na de volgende verkiezing nog zitten. Een Amerikaanse president zit er maximaal acht jaar. Dat komen en gaan van ‘leiders’ maakt het erg lastig bij het smeden van een ‘complot’. Zo zou het kunnen, ik hoop van niet, dat Baudet na de volgende verkiezingen premier is. Dan zou het complot met hem gesmeed moeten worden.

Nee, dan stonden de tekenen in vroeger tijden veel gunstiger. In tijden dat Europa nog werd geregeerd door ‘royals’. Royals die door huwelijken met elkaar waren verbonden. “Men heeft Edward, wiens begrafenis het doel was van deze weergaloze bijeenkomst, dikwijls de ‘oom van Europa’ genoemd. Ten aanzien van de regerende Europese families was deze betiteling letterlijk juist. Hij was niet alleen de oom van keizer Wilhelm, maar ook, door de zuster van zijn vrouw, van de keizerin-weduwe van Rusland. De tsarina was zijn eigen nicht Alix; zijn dochter Maud was koningin van Noorwegen, een andere nicht, Ena, koningin van Spanje en een derde, Marie, zou al gauw koningin van Roemenië worden. De Deense familie van zijn vrouw bezette niet alleen de troon van Denemarken, maar had ook nog koningen geleverd voor Griekenland en Noorwegen. Andere familieleden, afstammelingen in verschillende graden van de negen zoons en dochters van koningin Victoria, kon men in overvloed aan alle hoven van Europa ontmoeten.[1] Een passage uit het eerste hoofdstuk van het boek De Kanonnen van Augustus van de historica Barbara Tuchman. Een passage die de begrafenis van de op 6 mei 1910 overleden Engelse koning Edward VII beschrijft. In vroeger eeuwen was het niet anders dan nu en liggen er familiebanden tussen de royals. Dat bleek recentelijk weer toen Constantijn, de voormalige koning van Griekenland, werd begraven. Ja, de royals probeerden het ‘all-in the family’ te houden.

Helaas boden die familierelaties geen garantie op succes. In haar boek beschrijft Tuchman de mislukking. En dat is wat de Engelse The Great War en wat wij sinds 1945 de Eerste Wereldoorlog noemen. Als je naar de royals kijkt van de deelnemende landen, dan was het een uit de zeer hand gelopen familieruzie. De Duitse keizer Wilhelm II was een volle neef van tsaar Nicolaas II van Rusland.  Dat weerhield hen er niet van om de wapens tegen elkaar op te nemen. Alexander II kreeg hierbij de steun van  zijn volle neef George V, de opvolger van de in 1910 begraven Edward VII. Een oorlog die voor twee van hen, Wilhelm en Nicolaas, het einde van hun carrière als heerser betekende en voor Nicolaas zelfs het einde van zijn leven en dat van zijn familie. In dat laatste speelde George nog een rol omdat hij zijn neef Nicolaas geen asiel verleende. Behalve in dat laatste, was de invloed van George V op keuzes van de Britten zeer beperkt. Dat kan niet worden gezegd over Wilhelm en Nicolaas. Die stonden werkelijk aan het hoofd van de regering.

Dit was niet de enige, wel de laatste keer dat royals zich zo lieten gelden en zoveel invloed hadden. Ook in nog vroeger tijden lukte het de royals niet om als één club de wereld te regeren. Waarom niet? Ook daarop geeft Tuchman het antwoord vanuit de belevingswereld van de Duitse keizer Wilhelm II: “Hij was immers gekomen om Edward te begraven, Edward de vloek van zijn leven, Edward de aartsintrigant, die zoals Wilhelm het zag, de hoofdschuldige was van Duitslands “Einkreisung”. Edward de broer van zijn moeder, die hij nooit had kunnen intimideren of imponeren en wiens dikke lichaam een schaduw over Duitsland had geworpen. “Hij is een satan. U kunt zich niet voorstellen wat voor een satan hij is!” Deze uitspraak, door de keizer gedaan in 1907 tijdens een diner voor 300 gasten, was ingegeven door Edwards reizen door het vasteland van Europa, ondernomen met de kennelijke duivelse bedoeling de politiek van omsingeling nog verder door te voeren.[2]

Zou het tegenwoordig anders zijn? Zouden al die ‘captains of industry’ maar ook de al dan niet gekozen regeringsleiders samen streven naar ‘werelddominantie’? Het lijkt mij dat ze veeleer denken zoals Wilhelm en de ander als een bedreiging zien. De ‘rakettenrace’ tussen Musk, Bezos en Branson wijst in ieder geval die kant op. Die wijst niet op eenzelfde belang want dan zouden ze hun middelen bundelen en die voegen bij die van de NASA en de ESA. Dat zou meer resultaat opleveren voor veel minder geld. Het lijkt me veeleer dat ze ook doen wat Wilhelm deed tijdens de begrafenis van zijn ‘satan’ oom George en dat is in het openbaar keurig je rol volgens het protocol spelen en intern, net zoals Wilhelm tijdens het diner in 1907, de ander verketteren.


[1] Barbara Tuchman, De kanonnen van Augustus. De eerste oorlogsmaand van 1914 pagina 10.

[2] Idem, pagina 8

.

Openbare dronkenschap

In mijn vorige prikker besteedde ik aandacht aan BIJ1 en haar voorzitter Rebekka Timmer omdat ze tegen de liberale democratie zijn, terwijl een partij als BIJ1 alleen kan ontstaan in juist een liberale democratie. Timmer en haar partij zijn niet de enigen die een ander politiek systeem willen. Ook Thomas Oudman vindt dat ons politieke systeem moet veranderen. Schrijvend over de veeteelt schrijft hij: “als het politieke systeem niet fundamenteel verandert, dan zullen dergelijke fabrieken de positie van Cargill en consorten alleen maar verstevigen, en zo het mondiale voedselsysteem verder verzwakken.” Hij schrijft dit na het lezen van het boek Regenesis van George Monbiot. Bijzonder.

Monbiot pleit in zijn boek, als ik Oudman mag geloven want ik heb het zelf niet gelezen, voor: “veel efficiëntere manieren (…) om eiwitten en vetten te produceren,”  dan de huidige landbouw en vooral veeteelt. Namelijk: “met bacteriën. Hij gaat langs bij wetenschappers die bacteriën in fermentatietanks aan het werk zetten met het produceren van eiwitten en vetten. En wel op basis van waterstof; een goedje dat je met een flinke dot elektriciteit kan maken van water. De wetenschappers hopen in de toekomst alle aminozuren (de bouwstenen voor eiwitten) op deze manier te kunnen maken, vrijwel zonder andere grondstoffen te verbruiken dan lucht, water en zonlicht.  Eureka!” Oudman heeft twijfels bij die ‘bacteriële landbouw’: “Ik stoor me eraan dat Monbiot een technologisch toekomstvisioen vol haken en ogen centraal stelt als oplossing, in plaats van het veranderen van een politiek systeem waarin een overvloed aan voedsel samengaat met honderden miljoenen ondervoede mensen.  Want zoals hij zelf zegt: dat systeem moet sowieso veranderen.”

Ik vraag me vervolgens af welk alternatief systeem Oudman dan voor ogen heeft? Wil hij een naar een niet-liberale democratie naar het model Hongarije, Turkije of in nog extremere mate Rusland? Of naar het niet-liberale autocratische Chinese Xiïstische  model als dat de juiste benaming ervan is? Of naar dictatuur? Ik vraag me dat af omdat het niet nodig is om onze liberale democratie in te ruilen om de positie van Cargill en consorten te verzwakken, en zo het mondiale voedselsysteem te versterken. Daarvoor moeten we binnen het huidige systeem andere keuzes maken. Het is niet het systeem dat keuzes maakt, maar mensen binnen dat systeem. En wij zijn die mensen binnen dat systeem. Als we klimaat en milieu centraal willen stellen bij al ons handelen, dan is dat het enige wat we moeten doen. Daarvoor hoeft onze Grondwet niet te worden aangepast. Daarvoor hoeft de rechterlijke macht niet te veranderen. Daarvoor zijn geen ‘burgerberaden’ nodig. Het enige wat we moeten doen is conform de procedures van onze liberale democratie dat te besluiten. Het zijn namelijk niet de Cargills van deze wereld die ons regeren, maar wij zijn het zelf via de door ons gekozen volksvertegenwoordigers. De huidige lage belastingtarieven en geringe regulering van kapitaalstromen zijn via ons liberaal democratische systeem tot stand gekomen. De strenge regulering van kapitaalstromen direct na de Tweede Wereldoorlog en de toenmalige hoge belastingtarieven ook.

Onze liberale democratie is een middel waarmee we alle doelen kunnen bereiken. Het is als het ware een auto waarmee je naar elke gewenste bestemming kunt. Naar welke bestemming er wordt gereden is aan de chauffeur. Om die metafoor nog wat verder door te trekken. Volgens Oudman rijdt die auto nu gevaarlijk slingerend over de weg en daarom moet er een nieuwe auto komen die niet meer slingert. Die auto slingert echter omdat de chauffeur een glaasje teveel op heeft. Niet omdat de auto defect is.

Pleidooien zoals die van Oudman zijn gevaarlijk omdat ze de suggestie wekken dat onze liberale democratie er de oorzaak van is dat er slechte besluiten worden genomen. Dit ondermijnt het vertrouwen van mensen in die liberale democratie en haar instellingen terwijl we die juist moeten koesteren. Die twijfel komt bovenop de hoop van twijfel en regelrechte minachting die anderen zoals Baudet ,Wilders en consorten aan de ene kant, en Rebekka Timmer, waarover mijn vorige prikker handelde, en BIJ1 de club die zij voorzit aan de andere kant, ook al zaaien. De liberale democratie is namelijk het enige politieke systeem dat zichzelf kan corrigeren binnen haar regels. Andere systemen moeten omver geworpen worden om zaken te veranderen. Om bij die dronken bestuurder te blijven. Beneveld door de alcohol klaagt Oudman dat zijn auto niet doet wat hij wil en in plaats van zijn roes uit te slapen, vraagt hij om een andere auto. Het is openbaar dronkenschap.

“Timmertje, Timmertje wat ga je doen?”

“We zijn niet tegen de parlementaire democratie, wel tegen liberale democratie,” aldus Rebekka Timmer de voorzitter van BIJ1 in een interview bij De Kanttekening. Want: “De liberale democratie is een fopdemocratie. Het grootkapitaal regeert de westerse wereld.” Bijzondere uitspraken.

Bron Wikipedia

De partij gelooft: “dat er meerdere vormen van kennis bestaan dan alleen wetenschappelijke. Zo is onze partij bijvoorbeeld bij uitstek gebouwd op ervaringskennis.” De wetenschappelijke methode houdt in dat kennis is gebaseerd op empirisch bewijs, bewijs dat reproduceerbaar is. Op Aarde valt een bal altijd naar beneden. Ervaringskennis is dat niet. Mijn ervaringen met iets zijn niet reproduceerbaar voor een ander. Laat ik eens met wat kennis gebaseerd op empirisch bewijs, naar de uitspraak met betrekking tot de liberale democratie kijken.

BIJ1 is een partij die, zoals Timmer het noemt, staat voor: “pragmatisch intersectioneel socialisme.  Op haar site omschrijft de partij het als volgt: “We zijn ook een partij die intersectioneel denkt. Dat betekent dat we inzien dat racisme niet op zichzelf staat, maar dat alle problematiek in onze maatschappij met elkaar samenhangt. Armoede, discriminatie, LHBTQI+-haat, de klimaatcrisis, de crisis op de woningmarkt, in de gezondheidszorg en het onderwijs: niets staat op zichzelf. We kúnnen dus niet anders dan naast racisme ook andere onderwerpen aansnijden, omdat alles invloed op elkaar heeft. Niemand wordt vergeten en iedereen heeft het recht op een goed leven. We pakken dus alle onderwerpen aan. Gelijkwaardigheid, rechtvaardigheid en solidariteit is waar we ons sterk voor maken.”  

Dat de behandeling van LHBTQI+ mensen in liberale landen beter kan, ben ik meteen met BIJ1 eens. Maar kan Timmer mij één niet-liberaal land noemen waar de LHBTQI+ rechten zijn gegarandeerd?  

Dat de omgang met de leefomgeving in liberale landen veel beter kan, ben ik meteen met BIJ1 eens. Maar kan Timmer mij één niet-liberaal land noemen waar een rechter de regering terugfluit omdat ze niet voldoet aan de eigen wetten?

Dat racisme bestreden moet worden en dat dit in liberale landen aandacht vraagt, ben ik meteen met BIJ1 eens. Maar kan Timmer mij één niet-liberaal land noemen dat op dit gebied betere papieren weet te overleggen?

“Vanaf het moment dat BIJ1 werd verkozen tot de Tweede Kamer, hebben we niet alleen gepleit voor excuses voor het koloniale en slavernijverleden, maar ook voor herstelmaatregelen in het kader van reparatory justice (of herstelrechtvaardigheid).” Aldus de partij in haar reactie op de recente door het kabinet gemaakte excuses voor het slavernijverleden. Kan Timmer mij één niet-liberaal land noemen waar kritisch naar het eigen verleden wordt gekeken en een regering excuses voor daden begaan in dat verleden, aanbiedt?

Dat de armoedebestrijding en de verdeling van de welvaart in liberale landen veel beter kan, ben ik meteen met BIJ1 eens. Sterker nog er waren periodes dat de liberale landen het veel beter deden en een flinke economische groei realiseerden zonder al te drastische inkomensverschillen omdat de hoogste inkomens werden belast met percentages van 72% in Nederland tot meer dan 90% in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk en toch zeer innovatief waren. Mocht de BIJ1 aan de macht komen dan worden: “de productiemiddelen gecollectiviseerd en het privébezit afschaft, zoals Marx dat in de negentiende eeuw al voor ogen zag? ‘Jazeker, ‘(w)ij staan voor radicale democratisering van de economie,’” aldus Timmer. Nu zijn er landen, zoals Noord-Korea die dat hebben gedaan en in het verleden was de economie in de Oostbloklanden op die leest geschoeid. Qua inkomen en vermogen zeer gelijke samenlevingen. Helaas bleken ze wat minder goed in het voorzien in basisbehoeften van mensen. En nu we het toch over productiemiddelen hebben. Kan Timmer mij een niet-liberaal land noemen dat bekend staat om haar innovatiekracht en het uitvinden van nieuwe zaken?

En nu even terug naar dat intersectionele. Intersectioneel denken is denken over macht. Wie heeft macht en wie niet en dat denken wil vervolgens de macht evenwichtiger verdelen. Het richt zich daarbij vooral op degenen met de minste macht. Kan Timmer mij één niet-liberaal land noemen waar denken wordt getolereerd dat de macht in het land anders wil verdelen en de zittende macht ondermijnt?

Timmer lijkt zich niet te realiseren dat ze het kind met het badwater weg wil gooien. Bij het lezen van het interview moest ik terugdenken aan de 1.000 meter vrouwenschaatsen tijdens de Olympische Spelen van Nagano in 1998 toen commentator Frank Snoeks na de Olympische titel van Marianne Timmer uitriep: “Timmertje, Timmertje, wat ga je doen?”

De onvermijdelijke toekomst

Zucht … . Voor mijn vaste lezers geen origineel begin van een prikker want ik ben al vaker met dit woord begonnen. Toch kon ik een zucht, of eigenlijk meerdere, niet onderdrukken bij het lezen van een artikel van Serv Wiemers in de Volkskrant. “Het vloeit allemaal rechtstreeks voort uit de Nederlandse kolonisatiedrang,” aldus Wiemers en dat ‘het’ is dat: “Die kolonie groeide uit tot de Verenigde Staten; het Nederlandse stempel bleef. Twee Amerikaanse presidenten van Nederlandse komaf spanden de kroon wat betreft de indiaanse genocide. Martin van Buren (1837-1841) liet indianen deporteren via de beruchte Trail of Tears; zeker tienduizend kwamen daarbij om het leven. Theodoor Roosevelt (1901-1909) stelde dat de enige goede indiaan een dode indiaan is.”  Dus, zo betoogt Wiemers, ook daarvoor moeten excuses volgen.

Het beroemde wandtapijt dat de slag bij Hatstings afbeeld. Bron:WikimediaComons

Waarom die zucht? Wiemers hanteert een wel zeer mechanisch beeld van de geschiedenis. Het ene vloeit rechtstreeks voort uit het andere. Stuyvesant stichtte Nieuw Amsterdam en zette daarmee een reeks van gebeurtenissen in beweging die leidde tot onder andere die beruchte Trail of Tears. Daar was geen ontkomen aan. Een bijzondere redenering met een eraan tegenstrijdig advies om excuses aan te bieden.

Als die Trails of Tears voortvloeit uit de actie van Stuyvesant, dan zou dat betekenen dat je de toekomst kunt voorspellen. Een actie leidt dan immers onoverkomelijk tot een vaststaande reactie. Als je vervolgens de hele reeks van historische acties en reacties bestudeert en analyseert, dan zou je de ontwikkelingsrichting van de geschiedenis kunnen voorspellen en dus de toekomst. Om een voorbeeld te geven, dan zou Ceasar zij eigen dood, en de manier waarop, hebben kunnen voorspellen en had hij niet verbaasd uit hoeven roepen: ‘ook gij Brutus!’ Want zou hij dan lijdzaam afwachten tot ze hem die dolksteken toebrengen?

Deze manier van denken wordt historicisme genoemd. Ik schreef er al vaker over. Deze manier van denken ziet de mens: “als een marionet, als een min of meer onbeduidend instrument in de algemene ontwikkeling van de mensheid. En de werkelijk belangrijke acteurs op het toneel van de geschiedenis zijn voor hem grote naties en hun leiders of eventueel de grote klassen of de grote ideeën.” Historicisten proberen: “de betekenis van het toneelstuk dat op het toneel van de geschiedenis wordt gespeeld, (…) te begrijpen …. Als hij daarin slaagt, zal hij natuurlijk in staat zijn toekomstige ontwikkelingen trachten te voorspellen, en zo zou hij de politiek een solide basis verschaffen en ons praktische adviezen kunnen geven door ons te vertellen welke politieke ondernemingen waarschijnlijk succesvol zullen zijn en welke waarschijnlijk zullen mislukken,[1]Aldus de filosoof Karl Popper.

Alles wat je doet is dan voorgeprogrammeerd. Je hebt geen eigen keuze. Geen vrijheid van denken en handelen. Met een dergelijke manier van denken is het maken van excuses niet nodig. Je kon er immers niets aan doen. Stuyvesant had geen keus wat hij deed, vloeide dan immers ook net zo rechtstreeks voort uit de slag bij Hastings van 1066 alwaar Willem van Normandië de Engelsen versloeg en die weer uit de slag bij Poitiers in 732 waar Karel Martel de Moorse opmars stopte en die weer uit de val van Rome en het instorten van de Midden-Amerikaanse Olmeekse beschaving enzovoorts en zo terug tot aan de eerste mens. Of nee nog verder, de oerknal als alles daarmee begon.


[1] Karl Popper, De open samenleving en haar vijanden, pagina 35

Onvergelijkbaar onvergelijkbaar

In zijn column in de Volkskrant schrijft Ari Elshout over de strijd tussen universalisten en multiculturalisten in Europa. Volgens Elshout vinden universalisten dat rechten, plichten en wetten voor iedereen gelden. De multiculturalisten vinden dat er: “rekening (moet worden) gehouden met andere culturen, ook al accepteren die het gelijkheidsbeginsel voor vrouwen en homo’s niet. Hameren op de universele rechten leidt tot uitsluiting van bevolkingsgroepen met andere waarden, is het argument.” Hij ziet dat vooral ‘links’ het hier lastig mee heeft: “zo streng als links is voor een steenrijk emiraat ver weg, zo voorzichtig opereert het doorgaans in de omgang met minderheden thuis die vanuit hun geloof niet veel anders denken over vrouwen en lhbti-plus dan de Qatarezen.” Een bijzonder betoog.

Bijzonder omdat ‘minderheden thuis’ van een hele andere orde zijn dan ‘de Qatarezen’. De ‘minderheden’ thuis die ‘anders denken’ hebben in Nederland de vrijheid om te mogen denken wat ze willen. Er is geen wet in Nederland die zegt ‘gij moet zus en zo denken over vrouwen of lhbti+’. Gelukkig is die er niet. In Nederland hebben we de vrijheid om ergens anders over te denken dan alle anderen. Het staat al die anderen ook vrij om jouw manier van denken verwerpelijk te vinden. De ‘strengheid’ naar de Qatarezen is gericht tegen de Qatarese overheid en haar wetgeving. Niet tegen wat de inwoners van Qatar vinden. De Qatarese overheid en wetgeving probeert mensen juist wel op te dringen wat ze moeten denken en vinden. De Qatarese wetgeving beperkt de vrijheid van haar inwoners.

Bijna aan het einde van zijn column geeft hij een advies aan links: “Ik zou zeggen: wees consequent, veroordeel achterstelling van bepaalde groepen niet alleen daar maar ook hier. Protesteren tegen de hoofddoekplicht in Iran gaat moeilijk samen met het verdedigen van de hoofddoek hier.” Het probleem in Iran is niet dat vrouwen hoofddoeken dragen. Het probleem is dat de overheid hen dwingt tot iets. De Iraanse overheid decreteert: ‘gij zult een hoofddoek dragen.’ Het probleem met Nederlandse partijen die de hoofddoek willen verbieden, is dat ze willen dat de Nederlandse overheid hetzelfde doet als de Iraanse, namelijk mensen dwingen tot iets: ‘gij zult geen hoofddoek dragen’. Het recht van de Iraanse vrouw om geen hoofddoek te dragen en het recht van de Nederlandse vrouw om er wel een te dragen, baseren zich op dezelfde vrijheid, namelijk de vrijheid van het individu om zonder dwang van wie dan ook en zeker zonder overheidsdwang, te bepalen welke kleren de persoon draagt. Het probleem van ‘links’ is dat het meegaat in een discussie over onvergelijkbare onvergelijkbaarheden. Hameren op universele rechten laat zich prima combineren met andere waarden. Problemen ontstaan pas als ‘waarden’ worden opgedrongen via wettelijke ge- en verboden. Als de vrijheid van het individu wordt aangetast om bepaalde normen op te dringen.

Politiek correcte politieke incorrectheid

“Ook de linkse media weten er niet goed raad mee. Soms druipt de politieke correctheid er vanaf. In een tweekolommetje besteedt De Volkskrant op de binnenpagina aandacht aan de voetbalrellen, terwijl er dagenlang aandacht en verontwaardiging was voor de Sinterklaasrellen in de gemeente Staphorst.” Dit schrijft criminoloog en antropoloog Hans Werdmölder in een artikel op de site Wynia’s Week. Een artikel naar aanleiding van de rellen die uitbraken na de winst op de Belgen van het Marokkaanse voetbalelftal.

Bron: Flickr

Volgens Werdmölder waren die rellen een gevolg van ‘botsende culturen’: “de feminiene Nederlandse c.q. Belgische christelijke cultuur, de macho Riffijns-islamitische cultuur en de hedendaagse straatcultuur.” Dit leidt tot: “onzekerheid, geweld en criminaliteit,” bij de jeugdigen. Of dat zo is, weet ik niet en daar gaat het mij ook niet om. Het gaat mij om de uitspraak waarmee ik deze prikker begon.

De manier waarop media met de voetbal- en sinterklaasrellen omgingen en de ‘politieke correctheid’ die daarvan afdruipt. Dagenlange verontwaardiging over de ene rel, de Sinterklaasrellen, en twee kolommetje op de binnenpagina voor de andere, de voetbalrellen. Een bijzondere vergelijking van twee ongelijke gebeurtenissen. Bij beide gebeurtenissen werd de openbare orde geschonden en speelde de politie een belangrijke rol, dat hebben ze gemeen. Dat is dan ook de enige overeenkomst.

Aan de ene kant, al dan niet door ‘botsende culturen’ en daardoor ‘onzekere jongeren’ veroorzaakt geweld en crimineel gedrag met geen ander doel dan rotzooitrappen. Aan de andere kant intimidatie en geweld om te voorkomen dat een andere groep gebruik kan maken van het democratisch recht om via een demonstratie je mening ergens over te uiten.

Bij beide rellen speelde de politie een belangrijke, zij het niet gelijke rol. Bij de voetbalrellen speelde de politie de rol die we van haar mogen verwachten. De rol van handhaver van de openbare orde. Een handhaver die optreedt als die orde wordt geschonden en dat was het geval toen de blijdschap na de overwinning van het Marokkaanse elftal uitliep op vernielingen en geweld tegen de politie die hiertegen optrad. Bij de Sinterklaasrellen was die rol de rol van ‘toeschouwer aan de zijlijn’. Een toeschouwer die toekeek en niet ingreep bij intimidatie en geweld van de ene groep tegen de andere. Een toeschouwer die haar plicht, het garanderen van het recht om te demonstreren maar vooral het beschermen van burgers tegen intimidatie en geweld door anderen, verzaakte.

Dat verschil in doel tussen de doelloze voetbalrellen en de doelbewuste aantasting van het democratische recht van burgers maakt, de vergelijkbaarheid die Werdmölder suggereert, onhoudbaar. Onhoudbaarheid die nog wordt versterkt door de rol van de politie, handhaver van de openbare orde en veiligheid in het ene geval en plichtsverzaker in het andere. Dit maakt Werdmölders vergelijking een gotspe.

Dit maakt het verschil in media-aandacht niet meer dan terecht en laat zien dat ‘de linkse media’ juist goed raad weten met dergelijke rellen. Dat er niets ‘politiek corrects’ afdruipt van dat verschil in media-aandacht. Sterker nog, de politieke correcte  politieke incorrectheid van Werdmölder door deze twee ongelijke gebeurtenissen gelijk te verklaren, is stuitend.

Bregmans glazen bol

Wat zou het fijn zijn als we nu al wisten dat we in de ogen van onze verre nazaten iets doen wat barbaars of moreel verwerpelijks is. Dan zouden we kunnen ‘handelen met voorkennis’. Op de beurs is dat verboden maar als het gaat om het toekomstig rapportcijfer voor goed gedrag dan zou het heel mooi zijn als we zouden weten wat in de toekomst als goed gedrag wordt gezien. Gelukkig voorziet Rutger Bregman ons van een morele glazen bol in de vorm van, om de titel van zijn artikel bij De Correspondent aan te halen: “Zes tekenen dat je aan de verkeerde kant van de geschiedenis staat.”  

Je hoeft geen specialist te zijn want die zes tekenen zijn voor iedereen die ze wil zien, makkelijk te herkennen. Laten we ze eens na lopen. Als eerste hebben we de signalen dat iets verkeerd is allang gehoord. Bregman: “ Het is niet dat een stelletje activisten aan het einde van de achttiende eeuw ineens, voor het eerst in de geschiedenis, bedacht dat er misschien iets mis kon zijn met de slavernij. Die geluiden klonken al eeuwen, maar waren nooit uitgegroeid tot een beweging.” Als tweede omdat we het: “normaal, natuurlijk en noodzakelijk vinden” Slavernij was er al altijd en: “sommige mensen waren ‘van nature’ slaaf, en als je de slavernij verbood dan zou de economie instorten.” Als derde als: “mensen wegduiken voor onprettige feiten.” Feiten zoals: “Wie een goedkoop T-shirt aanschaft denkt liever niet aan een sweatshop in Bangladesh, en wie naar Ibiza vliegt denkt liever niet aan de stijgende zeespiegel, brandende oerbossen en miljoenen klimaatvluchtelingen.” Een vierde teken zijn: “de boze reacties die morele pioniers oproepen.” Als vijfde als we moeite hebben om het aan onze kinderen uit te leggen. Want kinderen hebben: “Juist omdat ze nog niet ‘volwassen’ zijn (…) een uniek talent om onze hypocrisie bloot te leggen.” Het zesde en laatste teken omdat: “We vermoeden dat toekomstige generaties het barbaars zullen vinden.”

Bregman gebruikt die zes tekenen om aan te tonen dat het eten van vlees moreel verwerpelijk is. Daar gaat het mij nu niet om. Het gaat mij er ook niet om dat Bregman zijn betoog onderbouwt door het ‘morele gezag’ dat hij aan voorouders toekent vanwege hun strijd tegen iets anders, laat afstralen op zijn betoog om geen vlees te eten. Zo aten enkele van zijn helden in de strijd tegen slavernij geen vlees. Als het moreel kompas in het ene geval goed stond, dan zal dat ook wel voor dat andere geval gelden. Maar als moreel goed in het ene ook tot moreel goed in het andere leidt, dan zou dat ook de andere kant op werken. Moreel fout in het ene en dus ook in het andere.  

Het gaat mij om die zes tekenen. Met die tekenen kun je alle kanten op. Je kunt er alles wat we nu doen als barbaars mee betitelen. Je kunt ermee bijvoorbeeld zowel abortus als ook een abortusverbod moreel barbaars noemen. Je kunt ermee verdedigen dat het enige recht van vrouwen het aanrecht is maar ook dat iedereen gelijke rechten heeft. En maakt bij nadere beschouwing het zesde teken de andere vijf niet overbodig? Immers als we nu al ‘vermoeden’ dat onze verre nazaten het barbaars zullen vinden, vinden we dat dan nu niet ook al barbaars? Zouden we er dan nu niet ook meteen iets aan doen? Het voelt immers niet goed om jezelf als barbaar te zien. Barbaren dat zijn altijd anderen. Voor de Grieken was iedere niet Griek een barbaar. De Romeinen zagen het min of meer hetzelfde. Wat uiteindelijk ‘de goede kant van de geschiedenis’ is, hangt daarmee helemaal af van je wereldbeeld.

Ook Bregmans glazen bol biedt geen garantie op een goed rapportcijfer voor ‘goed gedrag’ in de toekomst.