“Many forms of Government have been tried and will be tried in this world of sin and woe. No one pretends that democracy is perfect or all-wise. Indeed, it has been said that democracy is the worst form of government except all those other forms that have been tried from time to time.” Aldus Winston Churchill. Ik moest aan deze uitspraak denken toen ik las dat verzet bieden binnen ons huidige politieke systeem niet genoeg is. Waaraan moet ik denken bij verzet ‘buiten het systeem’? Ik krijg er in ieder geval geen prettig gevoel bij.
“In elk geval is het niet genoeg om binnen het systeem verzet te bieden. Ik schreef hier eerder al dat een politiek systeem met vierjarige verkiezingen en partijen die vastomlijnde belangen en het grote geld vertegenwoordigen niet bestendig is, in een tijd van ecologische crisis en extreemrechtse macht. We hebben alternatieven nodig, zoals burgerberaden, luisterpraktijken en nieuwe publieke ruimtes. De taal kan ons hierin helpen, in gesprekken met elkaar en omdat we andere verhalen kunnen vertellen. Waarschijnlijk gaan we evengoed ten onder. Maar wel met opgeheven hoofd.” Woorden van Eva Meijer die ik las in een post op LinkedIn. Woorden die, zo las ik, afkomstig zijn uit een column van Eva Meijer bij de NRC. Weet Meijer wel waar ze over spreekt?
Ik kan de column niet lezen. Die is alleen voor abonnees toegankelijk. Dus het zou kunnen dat ik daardoor iets mis. ‘Het politieke systeem’ is volgens Meijer iedere vier jaar verkiezingen en partijen die vastomlijnde belangen en het grote geld vertegenwoordigen. In het kort staat hier democratie = verkiezingen. En dan ook nog verkiezingen waarbij het grote geld de uitkomst bepaalt. En ja, als er is gekozen dan staan we vier jaar aan de kant. Dit is wel een erg magere definitie van ons ‘democratische politiek systeem’. Daarom deze verdediging van democratische politiek aan de hand van de Franse denker Pierre Rosanvallon
Democratie is een bijzonder politiek systeem. Een systeem dat, zoals Pierre Rosanvallon constateert, zich doet kennen als zowel een belofte als een probleem: “De belofte van een stelsel dat afgestemd is op de behoeften van de samenleving die gebaseerd is op de verwerkelijking van de dubbele imperatief van gelijkheid en autonomie. En het probleem van een realiteit die deze nobele idealen verre van ingelost heeft.” Democratie is te vergelijken met de tiende symfonie van Beethoven, ze is om het op z’n Duits te zeggen ‘ein unvollendetes Werk’. “Het democratisch project (…) zelfs daar waar het was geproclameerd steeds onvoltooid (is) gebleven, of het nu ruw geperverteerd, subtiel versmald of als vanzelf tegengewerkt is. In zekere zin hebben we, in de sterkste betekenis van het woord, nooit volledig ‘democratische’ regimes gekend.[1]”
In 2012 gaf Rosanvallon de Spinozalezing. In die lezing constateert hij ‘democratische onbepaaldheid’ een begrip dat hij als volgt definieert: “het subject van de democratie, haar doel en procedures (gaan samen) met spanningen ambiguïteiten, paradoxen, aporieën, asymmetrie en overlappingen die de definitie en het begrip ervan problematisch maken en derhalve ook een bron zijn van de vele vormen van ontgoocheling.[2]” Rosanvallon onderscheidt er vijf spanningen.
Als eerste zijn er structurele spanningen. Die openbaren zich bij de keuze van de volksvertegenwoordigers. In een volksvertegenwoordiger zoeken we twee kwaliteiten. Als eerste ‘nabijheid’ kan ik me herkennen in de volksvertegenwoordiger of zoals Rosanvallon het beschrijft: “de vertegenwoordiger als valoriserende stand-in, getrouwe uitdrukking en stem van de vertegenwoordigde.” Het pleidooi van Pieter Omtzigt om een deel van de Kamerleden ‘regionaal’ te laten verkiezen kan worden gezien als een manier om invulling te geven aan ‘nabijheid’. De tweede kwaliteit die we zoeken in een volksvertegenwoordiger is ‘geschiktheid’: “de vertegenwoordiger als vertrouwensman, geïnformeerde afgevaardigde,” aldus Rosanvallon. Twee kwaliteiten die: “elkaar vaak uitsluiten en moeilijk in één vertegenwoordiger te verenigen zijn.” En, zo vervolgt hij: “Bovendien verwijzen ze vaak naar de waardering van twee verschillende politieke momenten: dat van de verkiezingscampagne en dat van de regeringsdaad.[3]” Daar komt een ander probleem bij en dat is dat een vertegenwoordiging nooit een afspiegeling van het gehele volk kan zijn.
De tweede ambiguïteit vloeit, volgens Rosanvallon: “voort uit het niet overlappen van twee constitutieve definities van hetzelfde object.” Dat object is ‘het volk’. “Het volk is zowel het korps van burgers, dat naar een idee van eenheid, een vorm van totaliteit verwijst, als een sociale vorm, die diversiteit, pluraliteit en zelfs verdeeldheid impliceert.[4]” Tegenwoordig spelen politici als Wilders met die ambiguïteit. Spelen door te spreken over ‘het volk’ als die eenheid terwijl ze slechts een klein deel van de diversiteit van de ‘sociale vorm’ bedoelen. Het volk in de sociale vorm spreekt nooit met één stem en bij onze besluitvorming moet een meerderheid worden gevonden door zoveel onderdelen van de ‘sociale vorm’ achter een voorstel te verzamelen dat er een meerderheid ontstaat.
Als derde constateert Roasanvallon ‘functionele asymmetrieën: “Als we in aanmerking nemen dat de democratie het dubbele doel heeft de bestuurders te legitimeren en de bestuurden te beschermen, dan moeten we wel vaststellen dat die twee functies elkaar niet kunnen dekken. De legitimering berust op het vormen van een vertrouwensband tussen bestuurders en bestuurden, terwijl de bescherming van de bestuurden juist uitnodigt tot het organiseren van het wantrouwen[5]” De coronapandemie bracht deze asymmetrie duidelijk naar voren. Maatregelen om de verspreiding van het virus tegen te gaan, roepen veel verzet en wantrouwen op en de legitimiteit van de maatregelen wordt ter discussie gesteld.
Als vierde moeten we democratie zien in haar tijd en ruimte. Volgens Rosanvallon: “is er een duidelijk verschil tussen een democratie op het moment van haar constitutie en een permanente democratie.” Wat democratisch is en welke instituties er nodig zijn verschilt in de tijd. Rosanvallon geeft een voorbeeld: “Op het moment van de Franse Revolutie leek het ondenkbaar om vertegenwoordigers te kiezen voor de duur van meer dan een jaar; bovendien werd er elke week een nieuwe voorzitter van het parlement gekozen!” Naast ‘tijd’ kan ook ‘ruimte’ variëren. Met ‘ruimte’ bedoelt hij dat wat de kern is van de democratie. Rosanvallon: “lange tijd heeft men gedacht dat het gezin de werkelijke school van de democratie was, omdat men in het gezin er het duidelijkst vorm aan geeft. Anderen zeiden dat het lokale niveau de school van de democratie is, omdat de vanzelfsprekendheid van de gemeenschap zich niet hoeft uit te drukken door middel van de oprichting van een institutie. De groep bestaat er direct als gemeenschap.[6]” De recente decentralisatie van verantwoordelijkheden naar gemeenten werd onderbouwd met argumenten in deze lijn. Sinds het midden van de negentiende eeuw is de natie echter dé, om Rosanvallons woord te gebruiken, school van de democratie. Tegenwoordig ondervindt die school concurrentie van een nieuwe supranationale, namelijk de Europese Unie maar ook van het lokale. Bij het aanpakken van de klimaatproblematiek speelt ‘ruimte’ een belangrijke rol. Klimaat trekt zich immers niets aan van door de mens verzonnen ‘fictionele feitelijkheden’ als landsgrenzen.
Als laatste kent democratie, zoals Rosanvallon het noemt: “pluraliteit van vormen en domeinen.” Wat moeten we hieronder verstaan? “De democratie is natuurlijk een politiek stelsel. Maar ze omschrijft ook vormen van burgeractiviteit, die verder reiken dan alleen deelname aan verkiezingen: debat, het woord nemen, informatie, participatie, betrokkenheid. Ze is ten slotte een samenlevingsvorm die gebaseerd is op het project een wereld van gelijken op te bouwen.[7]” Een wereld van gelijken waarbij iedereen betrokken is, iedereen het woord kan nemen, zich kan informeren.
Volgens Rosanvallon is het: “verkeerd begrijpen van de structuur van die onbepaaldheden (…) de motor van de democratische ontgoocheling. … Van die onbepaaldheden kan men zich op twee manieren rekenschap geven: ze reduceren door simplificerende definities van de politiek en de democratie, of juist door de democratie te compliceren.” Deze vijf punten maken, zo betoogt Rosanvallon dat: “de democratie (…) structureel problematisch en derhalve structureel onvoltooid is.[8]” Misschien is dit ook wat de Britse staatsman Winston Churchill bedoelde toen hij de uitspraak deed waarmee deze prikker begon.
Om met dat structureel problematische en onvoltooide om te kunnen gaan wordt er vooral gezocht naar ‘vereenvoudiging’ of zoals Rosanvallon het schrijft naar: “Pathologiën (die) kunnen begrepen worden als reducerende vormen van de complexiteit, van polarisatie of het vergeten van de structurele spanningen van haar verschillende figuren.” Rosanvallon ziet hierbij aan de ene kant versimpelingen: “van de vertegenwoordiging, berustend op een zogenaamde versimpeling van de relatie macht/samenleving.” Versimpeling die: “het handelen van de macht de adequate uitdrukking van de algemene wil maken … die het kamp dat als winnaar uit de stembus tevoorschijn komt gelijkstellen aan de stem van het volk; waan voorstellingen van één volk.” Deze versimpelingen kunnen in milde en extreme vorm (“Alleenheerschappij, populisme, totalitarisme”) voorkomen. Aan de andere kant ziet hij versimpelingen zoals: “De reductie van de democratie tot verkiezingen, de reductie tot haar liberale dimensie of de reductie tot haar institutionele definitie. [9]”
Het is menselijk om een complex en zeer moeilijk te omvatten probleem te versimpelen en terug te brengen tot behapbare brokken. Het terugbrengen van democratie tot ‘verkiezing’ of ‘referendum’ maakt het eenvoudig. Net zoals een beperking van ‘het volk’ tot de winnaar van de verkiezingen een versimpeling is. Zeker als die winnaar, zoals in Nederland de afgelopen decennia het geval is, nooit meer dan dertig procent van de stemmen kreeg. En sterker, de winnaar (grootste partij) ook wel tot de verliezers (minder zetels dan na de vorige verkiezingen) kan behoren. ‘Versimpeling’ is volgens Rosanvallon niet de manier. Volgens hem moet we: “De democratie compliceren om haar te voltooien.”
“Als het volk in de democratie structureel nergens te vinden is, hoe dan de structurele crisis van de vertegenwoordiging te boven te komen die eruit voortvloeit en onze gevoelens van in de steek gelaten zijn aanwakkert, die de ontgoocheling en het wantrouwen tegenover de instituties voeden?” Deze vraag stelt hij zich op het eerste gebied dat hij verder wil compliceren, het gebied van dat belangrijke begrip dat op meerdere manieren gedefinieerd wordt. Hij ziet vijf dimensies van het volk. Als eerste het ‘rekenkundige volk’, dat bezit : “een beslissende, zowel sociale als procedurele consistentie.” Immers: “We kunnen eindeloos discussiëren over de definitie van het algemeen belang, over wat de beste politiek is om op dit of dat gebied te voeren, maar het feit dat 51 meer is dan 49 maakt een einde aan alle discussies. … Maar het volk manifesteert zich ook als een historische constructie,” en daarmee zijn we bij de tweede dimensie van het volk.
De principes van deze dimensie zijn vooral vastgelegd in de grondwet: “Dit volk/principe laten leven betekent dus een juridisch volk laten leven, en niet slechts een electoraal of rekenkundig volk. Vandaar de rechtvaardiging van de superioriteit van de constitutionele orde boven de orde van de kortstondige meerderheid.” Als we in onze huidige wereld om ons heen kijken dan zien we dat op verschillende plekken wordt getornd aan de superioriteit van de constitutionele orde. De extreme politisering van de benoeming van rechters in de Verenigde Staten en de politisering van de rechtspraak in Hongarije en Polen onder de PiS regering, zijn hiervan voorbeelden.
Een derde dimensie van het begrip ‘volk’ is: “de figuur van de verwachtingen, ontgoochelingen, betwistingen of beproevingen van het gemeenschappelijke leven, dat op een gegeven moment over een stuk uit het collectieve leven vertelt of het tot uitdrukking brengt.” Dit volk bestaat volgens, Rosanvallon: “ofwel via instituties die handelen leiden – bijvoorbeeld syndicaten -, ofwel via zijn directie manifestatie in de revolutionaire momenten die verlengd worden door het verhaal dat ze vergezelt.”
De vierde dimensie: “is het volk bestaande uit ‘willekeurige individuen’.” Dit volk drukt zich uit: “via peilingen of van het toeval afhangende uitingen, waarderingsmechanismes van de een of ander.”
De laatste dimensie is: “het volk zowel als belofte als herinnering, het volk als bouwer van een toekomstige geschiedenis en als erfgenaam van een traditie.” Dit volk wordt vertegenwoordig door: “de kunst, de literatuur, de sociale wetenschappen, de onderzoeken en allerlei getuigenissen.”
Daarmee is de vraag naar het te boven komen van de structurele verantwoording nog niet beantwoord. Dat antwoord begint met het accepteren van de complexheid: “We moeten het volk dus begrijpen als een structureel onbepaald object, maar een waarvan de bepaling benaderd kan worden door vergroting van de erkenning van zijn verschillende vormen.” Accepteren want: “in deze vermeerdering ontstaat het leven, en niet simpelweg in het zoeken naar een enkel principe dat alle mogelijkheden ervan uitputtend zou bevatten. [10]” ‘Het volk’ spreekt zich op zeer veel verschillende manier uit. Zeer veel verschillende manieren, met veel verschillende stemmen en veel verschillende inhouden. Daar moet ruimte voor zijn, dat moeten we koesteren en niet versimpelen.
Een tweede vlak waarop Rosanvallon de democratie complexer wil maken is op het gebied van de soevereiniteit. Hij wil: “van de idee van directe volkssoevereiniteit over (…) stappen op de idee van een complexe soevereiniteit. De complexe soevereiniteit bestaat in het gelijktijdig vormgeven van de verschillende manieren waarop ze uitgeoefend wordt, namelijk de benoeming of de keuze, de beslissing, de controle en het toezicht, de evaluatie en het oordeel.[11]” Op dit punt komt hij met het begrip ‘tegendemocratie’. ‘Tegendemocratie’ omschrijft hij als volgt: “Deze tegendemocratie is niet het tegendeel van de democratie; zij is eerder de vorm van de democratie die de andere als een steunboog versterkt, de democratie van de in het sociale lichaam verstrooide indirecte machten, de permanente democratie van het wantrouwen tegenover de wisselende democratie van de electorale legitimering. Deze democratie vormt op die manier één geheel met de wettige democratische instituties.[12]” De media, onderzoekcollectieven, wetenschappers, vakbonden, actiegroepen enzovoorts die elk vanuit hun belang en interesse controleren, toezicht houden en evalueren. Die naar de rechter stappen om iets af te dwingen zoals Urgenda. Die aandacht vragen voor groot en klein recht en onrecht. De luizen in de pels van bestuurders en politici maken deel uit van deze voor de democratie onmisbare tegendemocratie. Tegendemocratie als: “institutionalisering van het begrip wantrouwen.” Diecomplexheid moeten we koesteren, niet versimpelen. Zij houdt ons scherp en zorgt ervoor dat het volk in al zijn verschillende dimensies uit de vorige alinea, zich kan uitspreken.
Soevereiniteit moet nog op een andere dimensie complexer worden gemaakt. Er moet, zo betoogt Rosanvallon, “een steeds groter onderscheid gemaakt (…) worden tussen verkiezing en stemming. In het gewone taalgebruik verwart men deze woorden vaak. Terwijl het heel verschillende zaken zijn. de verkiezing heeft tot doel personen te benoemen, de stemming heeft tot doel een positie tegenover een te nemen beslissing uit te drukken.” Volgens Rosanvallon staat: “de moderne democratie steeds minder aan de kant van de verkiezing (…), enschuift ze steeds meer: “naar de kant van de stemming, het referendum.” Dit levert problemen op: “de democratie kan niet alleen een stelsel van beslissingen zijn. Zij moet tegelijkertijd een stelsel van de wil zijn, van het toezicht en het oordeel.[13]” Democratie gaat over veel meer dan het nemen van beslissingen. Ze bestaat vooral uit het opbouwen van een gemeenschappelijke ruimte.
Een derde vlak waarop Rosanvallon de democratie complexer wil maken is op de scheiding der machten. Die is nog steeds gebaseerd op de Montesquieu en zijn drie te onderscheiden machten: de wetgevende, de uitvoerende en de rechtsprekende macht. Volgens Rosanvallon is die driedeling niet meer steekhoudend voor onze huidige tijd. Rosanvallon: “In alle moderne samenlevingen wordt het begrip ‘macht’ voortaan steeds in het enkelvoud opgevat. Er is overal maar een werkelijke sturende macht: de uitvoerende macht. Aan deze komen alle initiatieven en wezenlijke beslissingen toe.” Als we naar de Nederlandse praktijk kijken, dan zien we dit ook. We hebben een wetgevende macht, de Tweede Kamer, maar hoeveel initiatieven van wet komen er vanuit die Kamer en halen de eindstreep? De overgrote meerderheid van alle wetten en voorstellen daartoe worden opgesteld door de regering, de uitvoerende macht. Zelfs de begroting, een belangrijk ‘machtsinstrument’ van het parlement, wordt opgesteld door de regering waarna het parlement nog wat in de marge kan schuiven. De uitvoerende macht bindt de wetgevend al bij de kabinetsformatie omdat de coalitiepartijen zich binden aan een regeerakkoord en daarmee alle wezenlijke discussie beslechten waarna de kamer het kan ‘afstempelen’.
Volgens Rosanvallon bestaat ook de derde, de rechterlijke, macht: “als zodanig allang niet meer… Omdat zijn rol voortaan uitsluitend de contentieuze jurisdictie is.” Hij concludeert: “De term ‘scheiding der machten’ volgens de oude driedeling is dus niet meer gegrond.” Toch is het: “noodzakelijker dan ooit om in te gaan tegen de voortdurende neiging van de (uitvoerende)macht in het algemeen om zich zonder tegenwicht uit te oefenen en zich op te werpen als enige legitieme macht.” Het complexe evenwicht van drie machten is versimpeld tot een dominante (uitvoerende) macht. Dit moet, zo betoogt hij, weer complexer en dat kan op verschillende manieren. Als eerste: “moeten we de uitdrukkingsvormen van de algemene wil vermeerderen.” De huidige politieke macht ontleent haar legitimiteit aan verkiezingen. Daarbij worden twee verschillende dimensies vermengt: ‘een rechtvaardigheidsprincipe en een beslissingstechniek.” Een beslissingstechnische uitspraak (51 -49) valt niet automatisch samen: “met het idee van een legitimering die naar een grotere maatschappelijke consensus verwijst.” Voor dit laatste zijn andere instituties nodig. Instituties: “die vereenzelvigd worden met de principes van onpartijdigheid (de onafhankelijke autoriteit, het recht) en reflexiviteit (de constitutionele gerechtshoven die het volk/principe in de tijdsduur uitdrukken). Als democratisch geldt dan een stelsel dat die drie samenwerkende en complementaire uitdrukkingsvormen van de algemene wil in zich verenigd.” Hierbij spelen handelen (regering) en controle (oppositie) een onderscheidende rol waarbij met name de positie van ‘controle’ versterkt moet worden. Compliceren betekent niet verzwakken maar: “voortdurend dwingen uitleg te geven, rekenschap af te leggen, te evalueren en te controleren. Compliceren betekent ook afscheid nemen van de idee van simpele en directe democratie. De belangen van de macht en de samenleving zijn op de volgende manier met elkaar verbonden: om sterk te zijn zal een macht voortaan democratischer moeten zijn.[14]”
Een vierde vlak waarop we de complexiteit moeten aanvaarden betreft wat Rosanvallon noemt de ‘verschillende figuren van de democratie’: “Want er zijn vier complementaire definities van democratie: zij is een burgeractiviteit, een politiek stelsel, een samenlevingsvorm en een politieke kwaliteit.” Als burgeractiviteit impliceert zij het openbare debat en: “Ze vereist ook de organisatie van onafhankelijkheid van de macht, publiek, toezicht, kritiek, de uitdrukking van burgers in al haar vormen.” Als politiek stelsel is zij: “een verzameling van procedures en instituties.[15]” Ook is zij de manier waarop het gemeenschappelijke wordt ingericht, de democratie als samenlevingsvorm. Als politieke kwaliteit definieert zij de handelswijzen en het gedrag. Het ‘politieke stelsel’ van Meijer is maar één onderdeel van onze democratie.
Een laatste complexiteit betreft de democratie in de tijd. De democratie moet: “plaats bieden aan de verschillende ritmes van het sociale leven, de banden tussen het evenement en de geschiedenis, de herinnering en het bouwen aan een toekomst.” We moeten: het democratische gemeenschappelijke steeds onderscheiden van simpele homogeniteit. Identiteit is nooit alleen een erfenis, een natuurlijk gegeven, maar tekent zich af in de vele ervaringen van het probleem een gemeenschappelijke wereld in te richten.[16]”
Het lijkt mij dat er ‘binnen het systeem’, ook al is het ‘ein unvollendetes Werk’ meer dan voldoende mogelijkheden zij om ‘in verzet’ te komen. Verzetten kan door een gang naar de rechter, door onderzoek te doen naar en te schrijven of filmen over wat er in jouw ogen anders moet. Je kunt een actiegroep oprichten en jezelf vastlijmen aan de weg en zelfs, zoals de agro-industrie recentelijk deed, een politieke partij op te richten. Niemand let Meijer om een burgerberaad, luisterruimtes of nieuwe publieke ruimtes te beginnen. Ons politieke systeem biedt daar alle ruimte voor. Ik ken geen ander politiek systeem dat al deze mogelijkheden biedt. “All those other forms that have been tried from time to time,” waarover Churchill sprak boden minder mogelijkheden om invloed uit te oefenen.
[1] Pierre Raosanvallon, Counter-Democracy. Politics in an age of distrust, pagina 2 (eigen vertaling)
[2] Pierre Rosanvallon, Democratie en tegendemocratie, pagina 70-71
[3] Idem, pagina 71-72
[4] Idem, pagina 72
[5] Idem, pagina 73
[6] Idem, pagina 74-75
[7] Idem, pagina 76
[8] Idem, pagina 77
[9] Idem pagina 77-78
[10] Idem, pagina 79-82
[11] Idem, pagina 82
[12] Idem, pagina 99
[13] Idem, pagina 83-84
[14] Idem, pagina 84-87
[15] Idem, pagina 87-88
[16] Idem pagina 88
Vind-ik-leuk Aan het laden...