Uitgelicht

De kip met de gouden, rotte eieren

“Wilders moet van de PVV nu een volwaardige politieke partij maken met een eigen verhaal.” De titel van een artikel van Bart Jan Spruyt bij Wynia’s Week. Een partij met een consistente visie, een organisatie met leden en vergaderingen en een wetenschappelijk instituut. Een bijzonder betoog.

Wilders zou dit, volgens Spruyt, om twee redenen moeten doen: “In de eerste plaats omdat, als het goed is, de partij er niet voor hem is maar hij voor de partij. Wilders is inmiddels een zestiger en kan dus nog één of twee rondes mee. Dat vraagt van hem om niet alleen zijn opvolging te regelen maar ook een stabiele partij na te laten die na zijn vertrek verder kan.” En als tweede; “omdat iedere politieke partij weliswaar populistisch begint maar daarna iets van een ideologische bedding moet vinden. Iedere nieuwe partij moet een kloof blootleggen, aantonen waarom een bepaald deel van de bevolking niet in het parlement wordt gerepresenteerd en daarmee uitleggen waarom zij als nieuwe partij nodig is.” De PVV is een eenmanspartij en dat heeft één duidelijke reden. Wilders is er niet voor die partij maar die partij is er voor Wilders.

Het vehikel PVV is er voor Wilders en voor Wilders alleen. Een partij met leden en vergaderingen daar gaat Wilders nooit aan beginnen. Dat laat Tom-Jan Meeus duidelijk zien in Duidelijkheid. Wilders: “vreest zijn eigen wantrouwen” aldus Meeus naar aanleiding van een mogelijke opstand tegen hem in 2013 waarover de NRC berichtte. Meeus citeert vervolgens uit Wilders’ correspondentie: “De inhoud van het artikel overleven we wel hoor. Het ergste is dat die journalist niet alles verzonnen heeft en met mensen heeft gesproken. Dat vind ik het ergste althans. Niet weten wie je wel en niet kan vertrouwen. Ik haat mensen die paranoïde zijn -zoals veel Arabieren die het combineren met conspiracy theorieën- en wil het zelf niet worden.[1]

Ideologische inbedding komt er ook niet. Dat betekent dat je visie en ideeën moet hebben en die moet vertalen in ambitieuze maar wel haalbare voorstellen voor beleid. Ideologische inbedding betekent dat er een einde komt aan het succesmodel van Wilders. Dat model is op basis van opiniepeilingen feitenvrij iets roepen wat stemmen oplevert. Ideologische inbedding betekent dat je de democratie omarmt. En de democratie omarmen is, zo laat Tim Fransen goed zien in zijn boek In onze tijd. Leven in het calamiteitperk¸ veelmeer dan verkiezingen. Een democratie: “vraagt om inspanningen van haar burgers. Dat is haar zwakke plek,” zo betoogt Fransen terecht en vervolgt: “Slechts wanneer die inspanning aanwezig is , wordt democratie een kracht. Ons netjes aan de wet houden is niet genoeg. Een samenleving die voornamelijk bestaat uit burgers die zich bekommeren om hun, cryptowallet, nooit een krant open slaan, genoegen nemen met desinformatie die de sociale media voorschotelt, en die zich meer betrokken voelen bij de series die ze kijken dan bij de maatschappij waarin ze leven, is weinig weerbaar.[2]Hieraan werken betekent het einde van het Wilders’ verdien model.

Hieraan werken betekent dat Wilders tegen zijn kiezers moet zeggen dat ze zelf deel van het probleem en de oplossing zijn. Want “In een gezonde democratie zou de burgersamenleving- de civil society – het hart moeten zijn. Het publieke domein is dat wat ons als privé persoon verbindt aan het politieke… . De burgersamenleving is met andere woorden nodig om te voorkomen dat ‘de politiek’ verwordt tot een vreemde macht die tegenover ons komt te staan,[3] aldus Franssen.  Dat: “Als we het over politiek hebben,” er meer bedoeld wordt dan: “‘de overheid’ of ‘de politici in Den Haag’[4]Dat als we het overpolitiek hebben: “we accepteren dat we met z’n allen eindverantwoordelijk zijn -hét cruciale uitgangspunt van democratisch zelfbestuur.[5] In zo’n samenleving heeft men geen behoefte aan een Wilders. Aan een ‘sterke leider’ die ‘zegt wat hij doet en doet wat hij zegt’ om een voorloper van Wilders aan te halen.

Dan moet Wilders gaan uitleggen dat vrijheid iets anders is dan ‘op vakantie naar waar je wil’, kiezen en zestig uit soorten boter. Iets anders dan doen wat je wilt. Dan moet hij uitleggen dat vrijheid verantwoordelijkheid betekent. Verantwoordelijkheid voor jezelf maar vooral ook voor anderen op deze wereld. Dat we samen verantwoordelijk zijn vooronze samenleving. Dat we, zoals Franssen schrijft, ons moeten: “realiseren dat we in hetzelfde schuitje zitten. (Of voor wie meer pessimistisch is aangelegd: hetzelfde zinkende schip.)” en niet, omdat: “In onze samenleving (…) de nadruk op individuele vrijheid goeddeels te (lijkt) zijn omgeslagen in maatschappelijke onverschilligheid. … in ons eigen bootje.[6] Dan zou Wilders de kip die zijn gouden, en voor de samenleving als geheel rotte eieren legt, slachten.


[1] Tom-Jan-Meeus, Duidelijkheid, pagina 12

[2] Tim Fransen, In onze tijd. Leven in het calamiteitperk, pagina187

[3] Idem pagina 222

[4] Idem, pagina 220

[5] Idem, pagina 225

[6] Idem, pagina 185

Uitgelicht

Schoof ziet het verkeerd

Eén en één is twee. Dat weet iedereen. Maar wat als een kwart van de mensen beweert dat het drie is? Keuren we dat antwoord dan goed? Natuurlijk niet. De corrector zet een dikke rode streep door het antwoord. Het zou wat zijn als ook drie werd goed gerekend omdat een kwart van de mensen dat antwoord gaf. Dit goed rekenen kan leiden tot grote ongelukken. Tot constructiefouten in gebouwen waardoor ze instorten. Tot een lege tank benzine terwijl je nog een derde van afstand moet afleggen. Hier moest ik aan denken toen ik hoorde dat Dick Schoof, de beoogd premier van dit land, in een interview met de Groene Amsterdammer het volgende heeft gezegd:“ En het is natuurlijk niet zo dat als een kwart van de mensen op de PVV stemt, dat dan ineens een kwart het verkeerd heeft gezien.”

Driekwart heeft anders gestemd. Die driekwart stemde in meer of mindere mate op allemaal verschillende partijen van Groen Links/PvdA tot Jesus Leeft en van DENK tot SGP. Heeft die driekwart het dan ‘verkeerd’ gezien? Of slechts een deel van hen? Als maar 10% op de PVV had gestemd was het dan wel ‘verkeerd’? Wie heeft het dan verkeerd gezien? Of beter gezegd, wie bepaalt wat ‘verkeerd’ is en wat niet en dus goed is gezien?

Je kunt vinden dat er teveel migranten naar ons land komen en dat daar wat aan gedaan moet worden. Dat het ‘verkeerd’ is dat er zoveel mensen ons land binnenkomen. Om minder migratie te bereiken mag je op een partij stemmen die de grenzen voor migranten wil sluiten. Dat mag en is niet ‘verkeerd’. Een ander mag dat niet vinden en dat is ook niet ‘verkeerd.’ Verschillende opvattingen hierover zijn niet ‘verkeerd’, die zijn eigen aan een samenleving en zeker aan een democratische samenleving. We mogen van mening verschillen. Wie het ‘verkeerd’ heeft gezien is een morele vraag. Op dergelijke vragen zijn verschillende antwoorden mogelijk.

In tegenstelling tot Schoof ben ik van mening dat die kwart die op de PVV stemde het moreel gezien wel verkeerd heeft gezien. Om welke redenen ze ook op de eenmanspartij van Wilders hebben gestemd, doet er daarbij niet toe. Wat ertoe doet is dat Wilders zaagt aan de wortels van onze democratische rechtsstaat. Dat er een ‘basislijn van grondrechten’ moest worden afgesproken zegt al voldoende. Die basislijn ligt namelijk vast in de eerste artikelen van onze grondwet: gelijke behandeling, niet discrimineren, vrije meningsuiting, de vrijheid van levensovertuiging (inclusief godsdienst). Een partij die hieraan morrelt, is verkeerd. Mensen die op zo’n partij stemmen zien het verkeerd. Welke grieven je ook hebt, waar je ook ontevreden over bent en hoe slecht je je ook behandeld voelt dat is allemaal geen reden om te stemmen op een partij die aan de grondrechten morrelt.

Zoals ik al eerder schreef: “Een zichzelf respecterende democratische politieke partij gaat niet in gesprek over een “gezamenlijke basislijn voor het waarborgen van de Grondwet, de grondrechten en de democratische rechtsstaat”. Een zichzelf respecterende politieke partij die handhaaft die basislijn en doet voorstellen om die basis daar waar nodig geacht te verhogen.” Helaas zijn er drie partijen die dat wel hebben gedaan. Vindt de overgrote meerderheid van de achterbannen van deze partijen dat ‘niet verkeerd’ en lijkt een meerderheid van de Nederlandse bevolking, als ik de opiniepeilingen mag geloven het ‘niet verkeerd’ te vinden. En nu is er dus een beoogd premier, Dick Schoof, die dit ook ‘niet verkeerd’ vindt. Het lijkt erop dat er is gebeurd waar John Stuart Mill in zijn boek Over Vrijheid voor waarschuwde, en dat is dat: “de opvattingen van de massa … de heersende macht zijn geworden.”   Volgens Mill moeten: “Juist in deze omstandigheden  (…) Uitzonderlijke personen niet afgeschrikt maar aangemoedigd worden om anders te handelen dan de massa.” Helaas is dat maar zeer beperkt het geval en maakt de: ”tirannie van de publieke opinie van excentriciteit een verwijt.” Spreek je de massa met argumenten tegen dan wordt er op je persoon gespeeld en ben je ‘zuur’. “Dat nu maar zo weinig mensen excentriek durven zijn, tekent het grootste gevaar voor onze tijd,[1] schreef Mill in 1859 over zijn tijd en dat lijkt nu ook weer voor onze tijd te gelden.

Ik zie het anders. De PVV-stemmers zien het verkeerd, de VVD, NSC en BBB zien het verkeerd, de hen steunende achterbannen zien het verkeerd en Dick Schoof ziet het ook verkeerd. De weg die de VVD, BBB en NSC zijn ingeslagen is moreel gezien de verkeerde: je onderhandelt niet met een partij die grondrechten wil schenden. Wat er vervolgens ook uit die onderhandelingen voortkomt, doet er niet toe. Het is gebouwd op een verkeerde basis.


[1] John Stuart Mill, Over vrijheid Uitgeverij Boom 2009, pagina 115-116

Uitgelicht

Don Quichot

Als ik Wilders mag geloven dan ‘gaat de zon weer schijnen’ in Nederland. Dit vertelde hij tijdens de presentatie van het hoofdlijnenakkoord HOOP, LEF EN TROTS . Ja, de titel is net als bijna alles wat Wilders twittert, of heet dat tegenwoordig xt, geschreven in kapitalen. Hij lijkt zich niet te realiseren dat als je overal de nadruk oplegt, en dat doe je door woorden met kapitalen te schrijven, je niets benadrukt. Nu heeft het de afgelopen jaren niet ontbroken aan zonneschijn, maar echt zonlicht zal Wilders niet hebben bedoeld. Hij zal hebben bedoeld dat we na eerst tien jaar Paars en de, om Fortuyn aan te halen, puinhopen die dat meebracht, vervolgens acht jaar een bak ellende met Balkenende, gevolg door veertien jaar rommel van Rutte er eindelijk een goed plan voor het land ligt. Ik moest denken aan Don Quichot bij de presentatie van het akkoord en de woorden die de vier leiders van de partijen erover spraken.

Don Quixote and Sancho Pansa, door Jacques Lagniet. Bron: wikigallery.org

Don Quichot, de hoofdpersoon uit de roman van Miguel de Cervantes geschreven in het begin van de zeventiende eeuw. Don Quichot is eigenlijk geen Don (hoge adel) maar een hidalgo, iemand van de laagste adel. Hij heet ook geen Quichot maar Alonso Quijano en is zijn verstand kwijt geraakt en beeldt zich in een dolende ridder te zijn: Don Quichot. Een dolende ridder die op zijn strijdpaard Rocinant door Spanje dwaalt en strijd tegen allerlei vormen van onrechtvaardigheid en onrecht. Hierdoor hoopt hij in de gunst te komen bij zijn geliefde de prinses Dulcinea  Nu is dat strijdpaard een afgesleten boerenknol en Dulcinea een eenvoudige boerendochter. Ook bestrijdt hij geen onrecht maar vecht hij tegen windmolens die hij aanziet voor reuzen en tegen kuddes schapen die hij voor legers houdt. Tijdens zijn tocht wordt hij begeleid door Sancho Panza, zijn buurman en dienaar, een eenvoudige boer. Sancho is niet dom en weet dat zijn meester meer dan een steekje los heeft zitten maar vergezelt hem toch omdat hij hoopt dat de grote beloning die hem in het vooruitzicht is gesteld, werkelijkheid wordt.

Ik moest aan Don Quichot denken omdat het een allegorie en een parodie is. Een allegorie is een, zoals de Van Dale het omschrijft: “symbolische voorstelling, samenhangende reeks beelden uit één gebied die dient om een samenhangende reeks gedachten op een ander gebied uit te drukken.” Een parodie is, volgens dezelfde Van Dale een: “grappige nabootsing om iets bespottelijk te maken.”  Cervantes gebruikt de hoofse ridderroman juist om het ridderlijke leven te bekritiseren en te bespotten. De vier partijen gebruiken de ‘samenhangende reeks beelden’ van een coalitieakkoord en drukken er iets heel anders mee uit. Ze bespotten de werkelijkheid ermee. In tegenstelling tot de Don Quichot van Cervantes kent dit verhaal twee dolende ridders.

Als eerste vecht ridder Wilders tegen een ‘leger van vijandige asielzoekers’. Cijfers aandragen dat Nederland een beneden gemiddeld land is in Europa voor wat betreft de opvang van asielzoekers, worden genegeerd. In dit gevecht worden de beginselen van de rechtsstaat geweld aangedaan met plannen om de bewijslast om te draaien waardoor de asielzoeker moet aantonen recht te hebben op asiel en de staat niet hoeft aan te tonen dat iemand geen recht heeft op asiel. Een gevaarlijke omkering. Ons rechtsstelsel piept en kraakt immers ook en door het omkeren van de bewijslast kan die worden vlotgetrokken. Het zou heel wat tijd en geld hebben gescheeld als Ridouan T. zijn onschuld had moeten aantonen en niet het Openbaar Ministerie zijn schuld. Bij dat aantonen van zijn recht hoeft de asielzoeker niet te rekenen op rechtsbijstand, want die wordt zoveel mogelijk beperkt en je kunt nog maar één keer naar de rechter, hoger beroep is niet mogelijk. Ook wordt de termijn waarbinnen je beroep kunt aantekenen verkort. Daar komt nog bij dat het begrip veilig land wordt verruimd en zelfs zo dat ook delen van landen veilig kunnen worden verklaard. De partijen begeven zich op een hellend vlak om een niet bestaand ‘leger van vijandige asielzoekers’ te bestrijden[1]. Hiermee is niet gezegd dat er geen problemen zijn in de asielketen. Die zijn er zeker. Alleen liggen ze veeleer bij de door- en uitstroom. Door dertig jaar jojobeleid is er een chronisch tekort aan beslisambtenaren bij de IND waardoor mensen veel langer dan nodig in de opvang zitten. Ook is er door meer dan tien jaar geen volkshuisvestingsbeleid te voeren een gebrek aan woonruimte waardoor statushouders in de opvang moeten blijven omdat er nog geen woonruimte is.

Als tweede  ridder, Donña Van der Plas. “De Nederlandse natuur en ons, door boeren gecreëerde en onderhouden cultuurlandschap is prachtig ,” aldus Van der Plas. Menig planten en dierensoort te land, te lucht en te water denkt daar anders over en ook menig mens kan de  pracht van de eindeloze velden met monotoon Engels raaigras en mais niet waarderen en maakt zich zorgen over de verslechterende natuur en de afnemende waterkwaliteit. Volgens jonkvrouwe moeten we vooral op de landbouwers vertrouwen: “Boeren en tuinders (…) al eeuwen met de bodem, dieren, omgeving en natuur” werken. Iets wat niet kan worden ontkend. Dat wil echter niet zeggen dat de boeren ook weten wat het beste is voor bodem, dier, omgeving en natuur. Zo wil Van der Plas het areaal door nutriënten verontreinigde gebieden terugbrengen. Dat klinkt positief. Hoe de partijen dat willen doen is niet door minder nutriënten aan de bodem toe te voegen maar door: “In plaats van de aanwijzing van heel Nederland als kwetsbaar gebied (komen tot) een aanwijzing per gebied.”  Want: “Dit is belangrijk omdat de norm van 170 kilogram stikstof per hectare uit dierlijke mest alleen geldt in kwetsbare gebieden.” En als je een gebied als niet kwetsbaar aanmerkt dan: “resulteert (dit) in meer plaatsingsruimte voor mest.” Het werken met de omgeving en de natuur door de boeren betekent voor Van der Plas de bodem volgooien met mest. Ook op het land van akkerbouwers want de samenwerking tussen de akkerbouw en veeteelt moet worden gestimuleerd door, zo valt te lezen: “het uitrijden van mest op bouwland met een staand gewas zoals wintertarwe in het voorjaar (toe te staan) zonder inwerkplicht (dat de mest niet gelijk in de grond gewerkt hoeft te worden). Grasland heeft deze inwerkplicht niet.”  Maar waar het eigenlijk om draait: “gelijk beleid zou ook meer mesttoepassingsruimte betekenen.”   Mest heeft de problemen met de natuur en waterkwaliteit veroorzaakt en mest is ook de oplossing voor de jonkvrouwe Van der Plas.[2]

Sancho Panza Omtzigt staat erbij, kijkt ernaar en denkt het zijne van die vreemde ideeën. Hij spreekt de ridders echter niet aan op hun dwaze gedrag. Hem is een ‘goed bestuur’ beloofd een kijkt verlekkerd uit naar die beloning. Dat ‘fatsoenlijk bestuur’ bestaat onder ander uit een soort districtenstelsel, een grondwettelijk hof  en nog wat meer van dat lekkers[3]. Als kenner van de Nederlandse grondwet en het staatsbestel zal hij toch weten dat die beloning zeer onzeker is. Die vraagt om wijziging van de Grondwet. Wellicht lukt hem dat in eerste lezing in de Tweede Kamer. Daarna is echter de Eerste Kamer aan zet. Daar hebben de regeringspartijen 30 zetels en als ze de SGP en Baudet zo ver krijgen, komen ze tot 34. Maar mochten ze dat toch halen, dan moet het voorstel na verkiezingen nogmaals, en nu met tweederde meerderheid door de Tweede Kamer worden vastgesteld. Dat gaat niet lukken. Zeker niet omdat er maar één partij is die hierop zit te wachten en die partij zou na die verkiezingen wel eens buiten de boot kunnen vallen. Dat de plannen van ridder Wilders en jonkvrouwe Van der Plas knellen met fatsoenlijk bestuur waar hij zo’n belang aan hecht, ziet hij, met het oog op dat voorgespiegelde lekkers,  door de vingers

Blijft over de laatste speler in de klucht: Yeşilgöz. Zij vervult met verve de rol van Rocinant. Als ze in de spiegel kijkt ziet ze een prachtige rijzige strijdros die staat voor degelijke overheidsfinanciën en een goed vestigingsklimaat voor bedrijven. Onder het mom van ‘solide overheidsfinanciën accepteert ze dat er wordt gerekend met een fors verlaagde Nederlandse bijdrage aan de Europese Unie zonder dat daar ook maar enig zicht op is. Iets soortgelijks gaat ook op voor de ingeboekte revenuen van de verminderde instroom van asielzoekers waar ridder Wilders op rekent. Ze verheugt zich op de ‘koop’ van vier kerncentrales voor maar 10 miljard in totaal. Dit terwijl de Britten er nu eentje bouwen bij Hinkley Point waarvan de verwachte kosten volgens de bouwer tussen de 31 en 35 miljard Britse ponden bedragen en volgens de BBC zouden de kosten zelfs op kunnen lopen naar 46 miljard pond (bijna € 54 miljard). De prachtige strijdros Rocinant Yeşilgöz blijkt een oude bijna kreupele boerenknol.


[1] HOOP,LEF en TROTS, pagina 3 – 6

[2] Idem, pagina 9 – 12

[3] Idem pagina 176-18

Uitgelicht

Dag Geert,

“Wanneer heeft de Nederlandse bevolking gestemd om al die jodenhaters met stokken en baarden hier binnen te laten? In welk verkiezingsprogramma stond dat? Waarom laten we ze Nederland kapot maken?” Een tweet van jou met erbij een foto van een man met een baard en een Palestijnse sjaal om het hoofd. Wie vraagt kan een antwoord verwachten.

L’histoire se répète: een protest van gastarbeiders op 12 december 1970 tegen hun slechte behuizing. Bron: nationaal fotoarchief

Maar eerst even een vraagje. Hoe weet jij dat die man met die sjaal en stok joden haat? Waaruit leid je dat af? De man heeft sympathieën voor de Palestijnen in Gaza, hij was immers bij de recente actie in Amsterdam. Ik neem tenminste aan dat de foto bij die gelegenheid is genomen. Een actie waarbij de Amsterdamse universiteiten werden opgeroepen om de banden met hun Israëlische collega’s te verbreken. Maar wil sympathie voor de Palestijnen in Gaza meteen zeggen dat je joden haat?  Ook suggereer je dat de man op de foto een migrant is, hij is immers ‘binnengelaten’. Heb je daar bewijzen voor?

Dan het binnenlaten van jodenhaters. Beste Geert, die  hoefden niet te worden binnengelaten. Die kwamen niet van buiten. De eerste pogrom op wat nu Nederlandse bodem is, vond, volgens Wikipedia, plaats in Born in 1309 toen daar 110 Joodse vluchtelingen afkomstig uit Sittard en Susteren werden vermoord. Als je de omvang van de bevolking in acht neemt is dit een gebeurtenis vergelijkbaar met die van 7 oktober 2023. Jodenhaat was er al veel eerder dan dat het moment dat we kennis maakten met die Palestijnse sjaal en dat de eerste moslim voet op Nederlandse bodem zette. De door jou bejubelde joods-christelijke cultuur is een spinsel in je hoofd. Het is een verzinsel. Als er al een joods-christelijke cultuur was, dan was dat er een waarbij het christelijke deel het joodse onderdrukte, het leven zuur maakte en bij tijd en wijlen vervolgde en vermoordde. En Jodenhaat is er nog steeds daar hoeven en hoefden geen mensen voor ‘binnen gelaten’ te worden. Net zoals er haat tegen moslims is maar daar hoef ik jou niets over te vertellen. Daar weet jij alles van.

En daarmee kom ik bij de suggestie die je wekt. Een zwarte ‘baard’ en die sjaal staan voor jou symbool voor een asielzoekende moslim. Je stelt daarmee de vraag: wanneer heeft de Nederlandse bevolking ingestemd met het binnenlaten van moslims? En als vervolgvraag, in welk verkiezingsprogramma dat stond. Daarvoor moeten we terug naar de jaren zestig. De wederopbouw was zo goed als voltooid, de economie was als kool gegroeid en leek ‘eeuwig’ door te groeien. Er was echter één probleem een probleem dat we nu ook hebben: meer werk dan mensen.

Waar er, sinds de val van de muur naar het Oosten wordt gekeken voor goedkope arbeidskrachten, keken de generaties van je ouders en grootouders naar het Zuiden. Het Oosten lag door het IJzeren gordijn buiten bereik, Of beter gezegd, het Westen lag voor mensen uit het oosten buiten bereik. De generaties van je ouders en grootouders, keek naar het Zuiden. Eerst naar Italië en Spanje en wat later naar Turkije en Marokko. Naar armlastige Marokkanen en Turken. Die moesten het werk komen doen en zouden dan na een paar jaar weer vertrekken. Net zoals nu van de Polen en Roemenen wordt verwacht. Ze kwamen hier als gast arbeiden en na de arbeid zouden ze wel weer vertrekken. Om dit mogelijk te maken sloot de Nederlandse regering in 1964, na sterk aandringen van het bedrijfsleven, een overeenkomst met Turkije en in 1969 volgde Marokko. In 1964 en trouwens ook in 1969, vormden de KVP, de ARP, de CHU en de VVD de regering. Of die hiermee hun verkiezingsprogramma uitvoerden, weet ik niet. In 1973 maakte het kabinet,  je weet wel het kabinet van PvdA’er Joop den Uyl, een einde aan die door de staat gesteunde werving van gastarbeiders uit Turkije en Marokko.

Aan de VVD heb jij je carrière te danken en als je het niet meer weet, die eerste drie gingen in de jaren zeventig op in het CDA.  En met wie zit jij nu aan tafel om een kabinet te vormen? Met de VVD en met twee nakomelingen van het CDA. Dus als je een gesprek met de opvolgers van de ‘schuldigen’ wilt voeren, kijk dan eens om je heen tijdens de formatiegesprekken. Het uitroepen van de ‘asielcrisis’ die geen crisis is maar een gevolg van jarenlange politieke keuzes uit angst voor jou, gaat daar niets aan veranderen.

Uitgelicht

Geen Geert of hij scheert

‘Zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten.’ Een bekend Nederlands spreekwoord dat uitdrukt, aldus het Genootschap Onze Taal: “dat je oordeel over iemand vooral afhangt van hoe je zelf in elkaar zit.” Het genootschap vervolgt met: “Het spreekwoord wordt altijd negatief gebruikt: ‘als jijzelf niet te vertrouwen bent, ben je geneigd anderen ook niet te vertrouwen’. Je negatieve oordeel zegt dus eigenlijk meer over jezelf dan over de ander.” Na een kleine week bezinning op de gebeurtenis van de week, de aanvaring tussen GroenLinks-PvdA-leider Frans Timmermans en Geert Wilders, moest ik aan dit spreekwoord denken.

Het Genootschap Onze Taal vraagt zich vervolgens af waarom het de waard, de herbergier, is die in dit spreekwoord terecht is gekomen en niet bijvoorbeeld de kleermaker of veehandelaar. Dat is niet duidelijk maar: “Misschien stonden waarden in lager aanzien, maar daar hebben we geen bewijs voor gevonden.”

Terug naar de aanleiding. “Niets nalaten? Niets? Dus ook geen geweld? Ik ga aangifte doen.” De reactie van geert Wilders op de uitspraak van GroenLinks-PvdA-leider Frans Timmermans op het congres van partijen dat de taak van de partijen helder is: “Wij zullen niets nalaten om te voorkomen dat Wilders in dit land aan de macht komt.  In een vervolgtweet voegde Wilders er nog aan toe: “En help mij een einde te maken aan deze levensgevaarlijke linkse ophitserij, ze hebben niets geleerd van de moord op Pim Fortuyn!”  Wat volgde was commotie en veel mediadrukte. Timmermans reageerde hierop met de woorden: “Mijn middelen zijn altijd parlementair en niets anders. Iedere andere suggestie werp ik verre van me. Dit doet Wilders altijd als hij kritiek krijgt. Dan slaat hij om zich heen.”  

Nu is sinds de Tweede-Kamer-verkiezingen van november 2023 de ‘koelkast’ van Wilders, een bekend begrip. Het eerste wat hij in die koelkast plaatste was het verbieden van de islam. Daarna volgde nog veel meer. Iets wat mij er niet geruster op maakte. Zoals ik in een eerdere Prikker schreef is een koelkast immers bedoeld om iets: “langer vers te houden en het later op te eten.” In die koelkast staan vooral ‘producten’ van belabberde kwaliteit. Producten die in strijd zijn met onze Grondwet en die onze rechtsstaat aantasten. Vanwege die ‘producten’ adviseerde  verkenner Plassterk op zoek naar een: “Te onderzoeken of er overeenstemming is of kan worden bereikt tussen de partijen PVV, VVD, NSC en BBB over een gezamenlijke basislijn voor het waarborgen van de Grondwet, de grondrechten en de democratische rechtsstaat.” Een, in  mijn ogen overbodig advies omdat, zoals ik eerder schreef: “Een zichzelf respecterende democraat zou zoiets niet adviseren. Een zichzelf respecterende democraat zegt: die basislijn is onze Grondwet. Een zichzelf respecterende democraat zegt dat de in de Grondwet opgenomen grondrechten niet ter discussie staan. Een zichzelf respecterende democraat adviseert niet samen te werken met een partij die de in de Grondwet opgenomen rechten wil beperken. Een zichzelf respecterende democraat waarschuwt voor dit hellend vlak in plaats van het te adviseren.” Als informateur ging hij vervolgens op zoek naar die basislijn. En als we de recente berichten mogen geloven dat de vier partijen de ‘asielcrisis’ willen uitroepen, dan ligt die basislijn erg laag.

Wilders is de waard die denkt dat zijn ‘gast’ ook lak heeft aan de Grondweten de rechtsstaat, die journalisten: “uitzonderingen daargelaten – gewoon tuig van de richel,” noemt, die de Tweede Kamer een nepparlement noemt, die ‘gaat regelen’ dat er ‘minder Marokkanen’ in dit land komen, die een specifieke religie een totalitaire ideologie noemt, die mensen zonder tussenkomst van een rechter ‘preventief wil opsluiten’[1].

Zegt dat Wilders de uitspraak van Timmermans ziet als een oproep tot geweld niet meer over het wereldbeeld van Wilders dan over dat van Timmermans? Om een ander spreekwoord dat Genootschap Onze Taal bij de toelichting geeft“ ‘Geen weerd of hij scheert’, waarmee bedoeld wordt: ‘elke herbergier bedriegt zijn gasten’,” wat te verhaspelen: ‘Geen Geert of hij scheert’.


[1] PVV-Verkiezingsprogramma-2023.pdf, pagina 14: Jihad-sympathisanten preventief opsluiten via administratieve detentie

Uitgelicht

Niet standpunten maar identiteit

“De kiezers van de PVV stemmen op de PVV vanwege de standpunten. Dat moet je er altijd even bij zeggen, omdat het een tijdje in de mode is geweest om ze andere motieven toe te kennen.” Aldus Sheila Sitalsing in een column in de Volkskrant. In die column verbaast ze zich over Wilders’. Terwijl er nog niet eens is onderhandeld: “heeft Wilders nu al driekwart van zijn verkiezingsprogramma publiekelijk uit het raam moeten gooien. Er is elke week wel een draai, zo veel inmiddels dat hij er duizelig van moet zijn.”  maar om dat gedraai gaat het mij niet. Het gaat mij om de uitspraak dat mensen op de PVV stemmen vanwege de standpunten van die partij. Zou het werkelijk?

Stemmen mensen op een partij vanwege de standpunten van die partij? Ja, is het populaire antwoord. Bij verkiezingen bestudeer je de programma’s van de partijen, je wikt en weegt en bepaalt vervolgens welke partij het beste aansluit bij jou standpunten en dat is de partij waar je op stemt. Maar gaat het werkelijk zo? Het Nederland van de twintigste eeuw werd gekenmerkt door het begrip verzuiling. Het was de periode waarin wat we, in navolging van de politicoloog Arend Lijphart, de ‘pacificatie-politiek noemen, hoogtij vierde. 

Eigen foto

Nederland kende drie grote zuilen: “De drie zuilen kwamen voort uit de geestelijke stromingen van het Rooms-Katholicisme, het Humanisme en de Hervorming.[1] Binnen deze zuilen liepen sociaaleconomische scheidslijnen. Cru gezegd kende Nederland drie parallelle samenlevingen die weinig met elkaar hadden. Als katholiek ging je naar een katholieke school. Lag je in een katholiek ziekenhuis. Voetbalde je katholiek. Was je bij een katholieke vakbond of werkgeversvereniging. Vlogen je duiven katholiek. En stemde je katholiek. Voor protestanten gold, afgezien van dat mandement, hetzelfde. Je ‘karakter, talent en moraal’ deden er hooguit binnen ‘je eigen zuil’ toe. Als protestant kreeg je geen werk bij een katholieke werkgever. Huwelijken met andersgelovigen waren zeer zeldzaam. Immers: twee geloven op een kussen, daar slaapt de duivel tussen.

Volgens Lijphart, en de geschiedenis geeft hem daarin gelijk, was “Het nationaal saamhorigheidsgevoel in Nederland (niet) sterk, maar sterk genoeg om aan de centrifugale neigingen van de zuilen weerstand te bieden.[2] Die saamhorigheid zag er als volgt uit: “De pacificatie-politiek was het proces, waarin de problemen die in de onderlinge betrekkingen tussen de zuilen grote spanningen opleverden, toch op vreedzame manier werden opgelost. Het was een proces van vredestichting en de schepping van een zekere mate van consensus tussen de zuilen, waar oorspronkelijk weinig consensus bestond. … De pacificatie-politiek heeft veel weg van politiek op internationaal niveau. In beide gevallen is de consensus gering en moeten alle strijdvragen door ‘nationale’ (of zuilen-) leiders worden onderhandeld. [3]  Een katholieke arbeider mocht dan wellicht overeenkomstige belangen hebben met een uit de algemene zuil. Die laatste behoorde dan bij het socialistische deel van de algemeen zuil, ze trokken niet samen op tegen de werkgever.

Voor de overgrote meerderheid van de kiezers, bestond kiezen uit het kleuren van het vakje van de partij van jouw zuil. Een katholiek stemde voor 1940 op de RKSP en na 1945 op de opvolger, de KVP en niet op een partij die voor de arbeiders opkwam.  Een protestantse ondernemer stemde op de CHU of de ARP en niet op een partij die voor ondernemers opkwam. Om het met een huidig begrip te beschrijven, het gros van de kiezers stemde op het belangrijkste kenmerk van hun identiteit en dat was hun religie. In de jaren zestig van de vorige eeuw, begon dit te veranderen. Voor steeds meer mensen werd het geloof een steeds minder belangrijk iets en de kerkgang liep terug. Mensen zochten naar een andere manier dan religie om zichzelf te omschrijven. Met name de op religie gebaseerde zuilen ondervonden hiervan de gevolgen. Tot de Kamerverkiezingen van  1963 haalden de drie grote op religie gebaseerde partijen, de KVP, ARP en de CHU steevast de helft van de zetels. In 1976 waren deze partijen gefuseerd in het CDA en behaalden nog maar een derde van de zetels en vanaf de jaren negentig werden dat er steeds minder.

Ik heb het niet onderzocht maar ik denk dat ik er niet ver naast zit als ik schrijf dat die neergang geen gevolg is van kiezers die de partij verlieten vanwege de standpunten. De neergang is, naar mijn inschatting, veeleer een gevolg van uitsterven van hun traditionele kiezer. De ouderen die nog met de verzuiling waren opgevoed en trouw op de partij van hun zuil stemden, stierven successievelijk. Van een soortgelijke ontwikkeling is ook de PvdA het slachtoffer geworden. Een niet op religie gebaseerde partij die opkomt voor de arbeiders, zou wel moeten varen bij die ontkerkelijking en ontzuiling. Dat zou inderdaad zijn gebeurd als er voor de rest niets was veranderd. Vanaf het midden van de twintigste eeuw, begon het percentage mensen dat werkzaam was in de industrie te dalen van 42% van de bevolking naar onder de 20%. Het aantal mensen met ‘Arbeider’ als belangrijkste kenmerk van hun identiteit nam af.

‘Protestant’ of ‘arbeider’ voldoen tegenwoordig niet meer als beschrijving van je persoonlijkheid. ‘We’ moeten dus op zoek naar een andere manier om onszelf te beschrijven. Een andere manier om onze identiteit te bepalen. De Vandale geeft twee betekenissen voor identiteit: ‘gelijkheid: je identiteit bewijzen’. Bewijzen dat je de persoon bent voor wie je je uitgeeft’ en als tweede: ‘eigen karakter’. De eerste verklaring heeft te maken met je paspoort: is iemand de persoon die hij zegt dat hij is. Over het gebruik van het woord in deze betekenis gaat het hier niet. Als we het over de ‘… identiteit’ hebben, dan hebben we het over de tweede betekenis: karakter. Maar wat is karakter? De Van Dale geeft vier betekenissen. De eerste, ‘figuur of letterteken’, valt af dan resteren er nog drie. Als eerste ‘iemands eigenschappen, aard, inborst’. Als tweede ‘goede eigenschappen’. De laatste ‘het eigenaardige, typische’. Van Dale gebruikt de betekenis vooral gericht op individuen. Identiteit zegt iets over jou maar ook over de anderen. Of zoals de Vlaamse psycholoog Paul in zijn boek Identiteit schrijft: “het verschuivende beeldscherm van de buitenwereld, die steevast als spiegel voor die identiteit fungeert.[4]” Dus de vraag hoe het ‘ik’ zich verhoudt tot de ‘buitenwereld’. Dat verhouden tot de buitenwereld betekent bepalen bij welke groep je hoort en bij welke groep je niet hoort.

Hoe sturend de groep is waar je jezelf bij vindt horen, maakt Lilliana Mason duidelijk in haar boek Uncivil  Agreement. How politics became our identety. Mason levert, zoals ze schrijft, voor de Verenigde Staten: “het bewijs geleverd van de huidige staat van sociale polarisatie, waarin onze politieke identiteiten rondjes draaien om onze beleidsvoorkeuren in het aansturen van onze politieke gedachten, emoties en acties[5]alhoewel haar boek de huidige staat van de politiek in Amerikaanse samenleving probeert te verklaren, kan het ook een licht schijnen op Nederland.

Mason geeft een verklaring voor de ontstane bijna onbestuurbaarheid van de Verenigde Staten. “Hoewel het de aard van mensen is om zichzelf in te delen in op zichzelf staande groepen en de aard van die groepen is om verdeeldheid en conflicten te veroorzaken, worden maatschappijen gekenmerkt door het grote aantal verschillende groepsindelingen. Hoe meer verdeeldheid, hoe vrediger en coöperatiever een samenleving kan zijn.[6] Door die verschillende groepen was er altijd wel een productieve meerderheid te vinden bestaande uit politici uit beide grote partijen. Wat zij in de Verenigde  Staten constateert is dat die verschillende groepen de afgelopen jaren steeds mee ‘in lijn’ zijn gevallen met partijlijnen en er in toenemende mate maar een groepsverdeling ontstaat: Republikeins versus Democratisch. Gevolg hiervan is dat productieve meerderheden op inhoud wellicht nog wel mogelijk zijn maar er niet gaan komen omdat de partij die aan de macht is wint en de andere verliest. Dat is precies wat we de afgelopen maanden zagen rond migratie. Inhoudelijk was er een akkoord, maar het kwam er niet omdat Biden dan zou winnen en die winst zou de Republikeinse ster (van in dit geval Trump) verbleken.

Het antwoord op een identiteitsvraag wordt door de groep gegeven. “Jij bent een trotse Duitser.”  Dat antwoord kreeg ‘Hans’, de fictieve persoon in Francis Fukuyama’s boek Identiteit. Waardigheid, ressentiment en identiteitspolitiek in de negentiende eeuw als antwoord op de vraag ‘wie ben ik’. En dat werd nader ingevuld met: “ erfgenaam van een oude cultuur, door je gemeenschappelijke taal verbonden met al die miljoenen andere Duitsers her en der in Midden- en Oost Europa.[7] Duits kan hierbij afhankelijk van de plek worden vervangen door Frans, Nederlands enzovoorts.

Door het wegvallen van ‘protestant’ of ‘arbeider’ moesten mensen op zoek naar een nieuwe beschrijving van hun identiteit. Daarbij zijn er twee mogelijkheden. Kwame Anthony Appiah beschrijft ze in een interview met de Volkskrant . De eerste is een lichte identiteit: “Het is de kunst je niet in dat verhaal vast te bijten en je identiteit flexibel te houden, om onnodige polarisatie tussen bevolkingsgroepen te vermijden.”  De andere is een zware, uitsluitende vorm van identiteit: “Als je een nationale identiteit bouwt die doet alsof iedereen al duizend jaar in Nederland woont, sluit je mensen uit die niet ergens anders naartoe zullen gaan. Maar het is perfectly fair om bijvoorbeeld te zeggen: Nederland is een land dat niet wordt gedefinieerd door religie.’” 

De oude ‘verzuilde’ identiteiten waren zwaar en uitsluitend. De periode sinds het wegvallen ervan kenmerkte zich door, om  Mason te aan te halen: “grote aantal verschillende groepsindelingen.”  Maar net als in de Verenigde Staten, lijken in Nederland die verschillende groepsindelingen in toenemende mate in lijn te vallen met politieke hoofdstromingen. Ik zeg bewust hoofdstromingen en niet partijen want in tegenstelling tot in de Verenigde Staten met twee partijen, kent Nederland een keur aan partijen. Die hoofdstromingen zijn aan de ene kant nationalistisch en conservatief en aan de andere kant internationalistisch, individualistisch en progressief.

Polarisering die, naar mijn mening, een gevolg is van aan de ene kant het ‘Nederlandse identiteitsnationalisme’ en aan de andere kant het intersectionele denken over identiteit. Beide manieren van denken zorgen ervoor dat identiteit zwaar en uitsluitend wordt. Voor identiteitsnationalisten tellen alleen de ‘echte Nederlanders’ en tot die groep behoor je alleen als je het met hen eens bent. Voor intersectionele identiteitsdenkers tel je alleen als je ‘geen privilege’ hebt. Beide manieren van denken trekken als waren het magneten aan die  verschillende groepsindelingen. En daarbij harmoniseren de standpunten van mensen naar de extremen toe en zorgen ervoor dat de twee hoofdstromingen steeds verder polariseren. De eigen opvattingen worden aangepast aan de groep waartoe ze behoren.

Het grote risico van deze ontwikkeling is in de Verenigde Staten al naar voren gekomen en dat is dat de groepen steeds vijandiger tegenover elkaar staan en het algemene belang ondergeschikt raakt aan de ‘winst’ van de eigen partij. Neem voorbeeld van het migratieakkoord dat er niet kwam dat ik hierboven al noemende, maar ook: “een wet om de prijzen van medicijnen te limiteren, een verkiezingsbelofte van Donald Trump in 2016,” Dat door de regering Biden ingediende voorstel: “kreeg van de Republikeinen geen enkele steun,” zoals de Volkskrant in haar Commentaar schrijft.In Nederland zien we ook al ontwikkelingen in die richting. Een voorbeeld hiervan is het op voorhand al niet in zee willen gaan van bijvoorbeeld de VVD en NSC met de combinatie GroenLinks/PvdA en de verkettering Frans Timmermans de leider van die combinatie.

Tijd om ‘identiteit’ minder belangrijk te maken. Tijd om de nationale identiteit inclusief te maken op de lichte ‘Appiah’ manier en dus: “je identiteit flexibel te houden, om onnodige polarisatie tussen bevolkingsgroepen te vermijden.” In plaats van je vast te bijten:  “in dat verhaal,” waarbij je er pas bij hoort als je: “duizend jaar in Nederland woont.” Maar ook tijd om te stoppen met je identiteit beschrijven als een verzameling ‘kruispunten’ van onveranderlijke kenmerken van iemand, zoals man, zwart, hetero, cis enzovoorts met de bijbehorende machtsstructuren maar de persoon als geheel te zien.

Het waren, naar mijn mening, niet de standpunten van Wilders die kiezers op hem deden stemmen, maar de groep waartoe ze naar eigen gevoel behoorden. De groep die hen een half jaar eerder op de BBB deed stemmen, in 2019 op de FvD van Baudet en in 2021 op de VVD. Die laatste partij loopt een groot risico op een splitsing tussen de twee vleugels die de partij van oudsher in zich combineert namelijk de conservatieve en de liberale. Die laatste is van oudsher internationalistisch en gericht op individuele ontplooiing en dat staat haaks op de kant die de partij op is gegaan. Dat het niet om de standpunten ging lijkt te worden bevestigd door peilingen die laten zien dat hij nog meer zetels zou krijgen ondanks het ‘in de koelkast’ zetten van driekwart van zijn programma.


[1] A. Lijphart, Verzuiling, pacificatie en kentering in de Nederlandse politiek,, pagina 29

[2] Idem, pagina 99

[3] Idem, pagina 99

[4] Paul Verhaeghe, Identiteit, pagina 14

[5] Lilliana Mason, Uncivil agreement. How politics became our identity,  pagina 16 (eigen vertaling)

[6] Idem 24 (eigen vertaling)

[7] Francis Fukuyama, Identiteit. Waardigheid, ressentiment en identiteitspolitiek, pagina 91

Uitgelicht

Meesterzet! Maar van wie?

Koning Willem de Tweede zou in één nacht zijn veranderd van een conservatief in een liberaal toen hij de Grondwet van 1848 onderschreef. Een Grondwet die de koning slechts een ceremoniële functie toekende. De oorzaak van die koninklijke kleurverandering kan worden gevonden in de revolutionaire ontwikkelingen in het jaar 1848. Zo werd de laatste Franse koning Lodewijk Fillips I afgezet en werden andere vorsten met geweld tot vergaande concessie gedwongen. Voor wie meer over dit revolutionaire jaar wil weten, lees het boek Europese Lente. De strijd voor een nieuwe wereld 1848-1849 van Christopher Clark. Ik moest hieraan denken bij het lezen van twee artikelen van Mark Jongeneel bij De Dagelijkse Standaard.

Standbeeld koning Willem II Den Haaf. Bron: flickr.com

Op 14 februari prees hij in een artikel enigst PVV-lid Wilders: “door juist een PvdA’er aan te wijzen als informateur, bewijst Wilders dat hij boven de partijpolitieke spelletjes staat en het landsbelang vooropstelt. Het lijkt ook op een uitgestoken hand naar onze twijfelaar, Pieter Omtzigt.” Desite kwam superlatieven tekort: “Dit is niet zomaar een politieke zet; dit is een meesterzet. In de huidige politieke impasse, waarbij de formatiegesprekken keer op keer vastlopen op onverzoenlijke verschillen, is het cruciaal dat er iemand met een frisse blik en buiten het gebruikelijke partijpolitieke spectrum komt om de boel vlot te trekken.” Wilders geeft hiermee, zo wordt betoogt: “een duidelijk signaal uit naar de rest van politiek Nederland: de PVV is bereid om over haar eigen schaduw heen te springen en onconventionele keuzes te maken in het belang van het land. Dit is een krachtig statement in een tijd waarin politieke starheid en ideologische scherpslijperij vaak de overhand hebben.”  En: “Bovendien plaatst Wilders hiermee de bal bij de andere partijen, en met name bij de NSC van Pieter Omtzigt. Door een bekwaam en gematigd figuur als Putters voor te dragen, maakt Wilders het voor Omtzigt en consorten moeilijker om zich afzijdig te houden. Het is nu aan hen om te bewijzen dat zij ook het landsbelang boven partijbelang kunnen stellen.” Afsluitend worden Wilders nog wat pluimen op de hoed gezet: “In de complexe en vaak onvoorspelbare wereld van de Nederlandse politiek heeft Geert Wilders wederom bewezen een strategisch denker te zijn, die bereid is om de conventies te doorbreken.” Hij is, om het zwak uit te drukken, erg te spreken over Wilders’ keuze voor Kim Putters. Tenminste op 14 februari.

 Een dag later hangt de vlag er ineens heel anders bij. Jongeneel in een volgende artikel: “PARTIJKARTEL ALERT! Nieuwe informateur Kim Putters schakelt “experts” in: De zoveelste draaimolen van de politieke elite,” aldus de kop boven een artikel. “Kim Putters beweert dat zijn “opdracht duidelijk is”, maar geeft toe dat het “iets minder duidelijk” is hoe de politieke partijen hierover denken. Dit lijkt weer eens typisch politiek taalgebruik te zijn dat nietszeggendheid tot kunst verheft. Putters benadrukt de noodzaak van het vinden van de juiste vorm voor een nieuw kabinet, alsof de vorm het probleem is en niet de inhoud van beleid dat onze samenleving raakt,”  zo begint het artikel. En vervolgt iets verder met: “We staan “als land voor grote uitdagingen”, zegt Putters. Maar zijn woorden klinken hol tegen de achtergrond van een politiek landschap dat meer verdeeld lijkt dan ooit. Grote tegenstellingen in het parlement worden als excuus gebruikt voor langdurige formatieprocessen, terwijl de echte kwesties – zoals immigratie, economische stabiliteit, en het behoud van onze nationale identiteit – op de achtergrond raken.” In de volgende alinea wordt het er niet beter op: “Het inschakelen van mastodonten zoals Tjeenk Willink en De Graaf is symptomatisch voor de wijze waarop de politieke elite blijft rondcirkelen binnen haar eigen kringetje, terwijl de stem van het volk naar de achtergrond verdwijnt. De formatie wordt een lastige klus genoemd, maar misschien is het wel de zelfgenoegzaamheid van onze politieke leiders die het werkelijke obstakel vormt.” Om af te sluiten met: “In de komende weken zal blijken of Putters en zijn team van ‘experts’ daadwerkelijk in staat zijn om iets te veranderen, of dat dit slechts de zoveelste aflevering wordt in de eindeloze soap die de Nederlandse politiek is geworden. Eén ding is zeker: de Nederlandse burger verdient beter dan deze eeuwige politieke carrousel.”  

De Jongeneel van de 14e februari is het met de Jongeneel van de 15e februari eens dat er sprake is van een meesterzet. Wie die meesterzet heeft bedacht daarover denken ze verschillend. Voor die van de 14e februari is Wilders het genie dat deze zet heeft bedacht. Voor die van de 15e is een geniale zet het ‘partijkartel’. Of Jongeneel is, net als koning Willem II in 1858, in één nacht tot bezinning gekomen. Of hij lijdt aan een dissociatieve identiteitsstoornis. Of zijn kortetermijngeheugen is aangetast. Of hij behoort tot de categorie mensen die iedere oprisping met wereld deelt en daarbij niet kijkt naar consistentie in wat er wordt gezegd. Aangezien hij in het artikel van de 15e geen woord rept over zijn artikel van een dag eerder, liggen aantasting van het kortetermijngeheugen en ‘iedere oprisping delen zonder consistentie’ het meest voor de hand.

Uitgelicht

Ouderdomsgebreken?

 “Wilders verdedigde het model van de democratische rechtsstaat tegenover de op de sharia gebaseerde theocratie. Hij heeft zich dus niet tégen de rechtsstaat gekeerd, maar deze juist verdedigd. Verdedigd tegenover het constitutionele sjiitische model van de Iraanse Republiek. Of het soennitische model van het koninkrijk van Saoedi-Arabië.” Aldus Paul Cliteur in een artikel van bij De Dagelijkse Standaard. Bij het lezen van het artikel moest ik denken aan twee volkswijsheden. Als eerste ‘wijsheid komt met de jaren’ en als tweede ‘ouderdom met gebreken’. Cliteur lijkt de eerste volkswijsheid te ontkennen en de laatste te bevestigen.

Volgens Cliteur is het: “een hypocriete schijnvertoning die gesprekken over Wilders’s ijskast en wat erin moet of eruit mag.”  Want: “Laten we de zaak eens in historisch perspectief plaatsen. Dit jaar is het 20 jaar geleden dat Theo van Gogh werd vermoord door een jihadist. Inmiddels (20 jaar later) is duidelijk geworden dat de moord op Van Gogh niet een “incident” was, maar een “precedent” voor vele andere moorden die vanuit hetzelfde motief werden gepleegd.” Dus zou je: “verwachten dat de ministers van justitie en veiligheid (Hirsch-Ballin, Donner, Grapperhaus, vaak dus van CDA-huize) visies zouden hebben ontwikkeld op hoe deze nieuwe ideologisch-religieus gemotiveerde aanslagen het hoofd kan worden geboden. Dat gebeurde niet.”  Wat er volgens Cliteur wel gebeurde: “te beginnen met de toenmalige burgemeester van Amsterdam, Job Cohen, is dat een enorme stilte over Nederland neerdaalde. Het bespreken van dit onderwerp werd een taboe. Nu de discussie in Frankrijk na de vele aanslagen in volle hevigheid is losgebarsten (en niet alleen bij “extreemrechts”, maar ook bij de regering-Macron) wordt het contrast duidelijk: in Nederland is het nog steeds stilstaand water op dit onderwerp.”  Alleen Wilders is de uitzondering aldus de passage waarmee ik begon. Een probleem: “Vaak waren de oplossingen van Wilders onhaalbaar of onwenselijk of schofferend of alle drie.” Dit tegenstaande doet dat, aldus Cliteur: “niets af aan de enorme verdiensten die Wilders had, en nog steeds heeft, in het pogen het onderwerp van het jihadistisch terrorisme op de agenda te krijgen.

Op één punt heeft Cliteur een punt en dat is dat de gesprekken over ‘de ijskast’ een hypocriete schijnvertoning zijn, Iedere: “zichzelf respecterende democratische politieke partij zegt NEE tegen partijen die aan de grondrechten willen tornen. Een zichzelf respecterende democratische politieke partij zegt NEE tegen zo’n onderzoek omdat het een hellend vlak is,” schreef ik naar aanleiding van het advies van de verkenner Plassterk om zo’n gesprek te gaan voeren. Dit omdat zo’n gesprek: “schadelijk ( is) voor onze grondrechten. Schadelijk omdat dit uitstraalt dat grondrechten ter discussie kunnen worden gesteld en inwisselbaar zijn.”  

Waar hij geen punt heeft en de zaken verkeerd voorstelt, is dat onze democratische rechtstaat niet werd of wordt aangevallen door een op de ‘sharia gebaseerde theocratie’. De moord op Van Gogh, hoe treurig ook, was geen ‘aanval op onze democratische rechtstaat’. Het was geen poging om een ‘sharia theocratie’ in te voeren. Het was een schendig van de rechtsorde zoals iedere moord een schending van de rechtsorde is. Een schending van de rechtsorde door een eenling, een persoon die zijn eigen morele opvattingen boven de wet stelde. Onze democratische rechtstaat, en dan vooral het deel rechtstaat, reageerde daar adequaat op door de dader op te pakken en voor een onafhankelijke rechter te brengen. Een rechter die de dader vervolgens heeft veroordeeld.

De manier waarop Wilders de democratische rechtstaat, in de woorden van Cliteur, ‘verdedigt’ is juist wel een aanval op onze democratische rechtstaat. Neem het wetsvoorstel op het verbod van bepaalde islamitische uitingen dat Wilders recentelijk heeft ingetrokken: “De islam is geen godsdienst of levensbeschouwing, maar een gewelddadige, totalitaire ideologie,” aldus het eerste lid van het artikel en onderbouwd in de memorie van toelichting met: “De islam is bovendien een allesomvattende ideologie, die ieder aspect van het menselijk bestaan bepaalt. Het is een politiek, juridisch, militair, cultureel en sociaal systeem. Er is in de islam geen scheiding van machten, geen gelijkwaardigheid tussen man en vrouw en tussen moslims en niet-moslims.” Kenmerk van iedere godsdienst is dat het een allesomvattende ideologie is die alle aspecten van het menselijk bestaan bepaalt: politiek, militair, cultureel en sociaal. Geen enkele godsdienst kent een ‘scheiding van machten’. De gelijkheid tussen man en vrouw is bij iedere godsdienst een probleem en discrimineert niet-gelovigen. Dit voorstel tornt aan de vrijheid van godsdienst omdat de staat, als dit voorstel wordt aangenomen, net als in theocratieën, gaat bepalen wat een godsdienst. Dat is een terrein waarop de democratische rechtstaat zich niet moet begeven want daarmee legt ze de bijl aan haar wortels. Mochten we een Grondwettelijk hof zoals Omtzigt voorstelt, hebben dan zou dit deze wet naar de prullenbak verwijzen. Iets waarvoor zo’n hof niet nodig is omdat de Raad van Staten, het hoogste adviesorgaan van de overheid die conclusie ook al trok en in haar advies met betrekking tot dit voorstel schreef: “Het van overheidswege «weg» definiëren van een religie is echter onverenigbaar met de neutraliteit en terughoudendheid die overheidsorganen in acht dienen te nemen.”

Ook met het Wetsvoorstel verandering in de Grondwet, strekkende tot uitbreiding van de uitsluitingsgronden van het kiesrecht en een verbod op meervoudige nationaliteit bij bepaalde ambtsdragers. Als dit voorstel wordt aangenomen dan verworden Nederlanders met een tweede nationaliteit tweederangs burgers. Het wordt hen dan onmogelijk gemaakt om bepaalde bestuurlijke functies te vervullen. Bijzonder aan het voorstel is dat het met geen woord rept over de aanpassing van artikel 3 van de Grondwet. Dat bepaalt dat: “Alle Nederlanders zijn op gelijke voet in openbare dienst benoembaar.”  Het voorstel schenkt alleen maar aandacht aan de wijziging van artikel 43 van de Grondwet . Het creëren van tweederangs burgers is een democratische rechtstaat onwaardig. Met betrekking tot dit voorstel concludeerde de Raad van Staten, dat het onverenigbaar is: “met de uitgangspunten van de democratische rechtsstaat, zoals uitgewerkt in de Nederlandse Grondwet en verschillende verdragen. Het uitsluiten van personen van het kiesrecht op grond van het enkele feit dat zij een dubbele nationaliteit bezitten is in strijd met de in de Grondwet en verdragen vervatte discriminatieverboden. Dat is nog meer evident als van die andere nationaliteit geen afstand kan worden gedaan, zoals in het geval van de Marokkaanse nationaliteit. Het uitsluiten van bevolkingsgroepen met de Nederlandse nationaliteit van het politieke besluitvormingsproces, zonder op de individuele persoon toegespitste gronden, houdt in dat deze groepen als tweederangsburgers worden behandeld en creëert het risico dat zij zich gaan afkeren van de Nederlandse samenleving. Het tegengaan van mogelijke loyaliteitsconflicten kan deze uitsluiting niet rechtvaardigen, nu op geen enkele wijze is aangetoond dat het feit op zich dat iemand een dubbele nationaliteit heeft in negatieve zin verband houdt met zijn loyaliteit aan Nederland.”

Deze twee voorbeelden tonen aan dat Wilders’ verdediging van de democratische rechtstaat zoals Cliteur het noemt, niet alleen: “onhaalbaar of onwenselijk of schofferend of alle drie” maar een aanval juist op die democratische rechtstaat. Het ‘jihadistisch terrorisme’ hoeft niet geagendeerd te worden. Er is geen visie nodig hoe ‘nieuwe ideologisch-religieus gemotiveerde aanslagen’ het hoofd te bieden. Daarvoor is onze democratische rechtstaat uitstekend toegerust met de veiligheidsdiensten, politie, justitie en de onafhankelijke rechtspraak.

Onze democratische rechtstaat wordt niet aangevallen door het een ‘sharia theocratie’ noch door het ‘jihadistisch terrorisme. Ze wordt aangevallen door voorstellen zoals Wilders ze doet. En onze democratische rechtstaat wordt verzwakt door deze aanvallen, zoals Cliteur in zijn artikel doet, te betitelen als ‘het verdedigen van onze democratische rechtstaat’. Als rechtsgeleerde en filosoof zou Cliteur beter moeten weten.

Uitgelicht

De jij-bak van Cliteur

”Pieter, wil je nu eens eindelijk met mij gaan praten?” Zo begint een artikel van rechtsfilosoof en voormalig lid van de Eerste Kamer namens het Forum voor Democratie Paul Cliteur bij De Dagelijkse Standaard. Het artikel is geschreven in de vorm van een dialoog tussen PVV -enigst-lid Geert Wilders en NSC-leider Pieter Omtzigt. “Nee, Geert, wat jij zegt is in strijd met de Grondwet, in strijd met de rechtsstaat,” zo laat Cliteur Omtzigt antwoorden. Een artikel waarin Cliteur zich bedient van jij-bak, maar wel eentje die als een tang op een varken slaat. Voor degenen die het niet weten. Een jij-bak is een redenering waarbij het standpunt van de tegenstrever niet wordt verworpen, maar waar hem wordt verweten boter op het hoofd te hebben.

In Cliteurs artikel laat Omtzigt Wilders raden naar uitspraken van Wilders die strijdig zijn met de Grondwet. Na wat gekibbel laat Cliteur Wilders zeggen: “Weet je wat? Ik ben klaar met jou. Ik zal jou eens wat puntjes laten formuleren waarop jouw programma in strijd is met de grondwet.”  Waarop Cliteur Omtzigt verbaast laat reageren met: “Bij ons? Strijd met de Grondwet? Hoe kom je daar nu bij?”  Waarop Cliteurs Wilders antwoordt: “Jij bent een groot voorstander van een Constitutioneel Hof. Dat wil zeggen een rechterlijke instantie die mag toetsen of de wetten die wij, volksvertegenwoordigers, maken wel in overeenstemming zijn met de Grondwet. Dat Hof komt straks helemaal vol te zitten met D66-rechters die alles gaan afhameren wat wij, vertegenwoordigers van het volk, tot wet hebben verheven. Dat plannetje van jou, dat Constitutioneel Hof, is in strijd met de Grondwet. De Grondwet verbiedt namelijk “constitutionele toetsing” in art. 120. Daar staat: “De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen”. Dat wil jij dus mogelijk maken: dat die rechters die beoordeling gaan plegen. In strijd met de Grondwet, Pieter, en dat artikel heeft men niet voor niets in Grondwet opgenomen.” Inderdaad stelt artikel 120 van de Nederlandse Grondwet: “De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen.” En precies beoordelen van de grondwettelijkheid is wat Omtzigt met zijn Grondwettelijk hof beoogt. Dus Cliteur heeft een punt?

Niet te snel concluderen! In zijn verkiezingsprogramma stelt ‘Pieter’ voor om: “het verbod op toetsing aan de Grondwet op (te) heffen en een constitutioneel hof in (te) stellen dat aangenomen wetten toetst aan de Grondwet.[1] Om dat mogelijk te maken, moet de Grondwet volgens worden gewijzigd. Een voorstel tot wijziging van de Grondwet is niet ongrondwettelijk. Zo’n voorstel moet twee keer door de Tweede – en Eerste Kamer worden behandeld. De eerste keer moet het voorstel worden aangenomen met een gewone meerderheid. De tweede keer met een twee derde meerderheid. Tussen die twee keren moeten verkiezingen voor de Tweede Kamer zitten. Op die manier heeft ook de kiezer de mogelijkheid om zich erover uit te spreken. Dat weet ‘Pieter’, dat zal ‘Geert’ ook weten en dat weet Cliteur ook.

Wat ‘Geert’ wil, is van een heel andere orde. ‘Geert’ wil: “geen islamitische scholen, korans en moskeeën.[2] Hij wil: “Behoud van artikel 23 van de Grondwet, de vrijheid van bijzonder onderwijs,  en: “Verbod op islamitisch onderwijs, omdat dat onze vrijheid en onze waarden bedreigt.[3] Die laatste twee staan direct onder elkaar in de opsomming. Ook dat kan en mag je willen en ook daarvoor is een wijziging van de Grondwet noodzakelijk. Alleen is die wijziging iets ingrijpender. Die vraagt om een grondige verbouwing van de Grondwet. Daarvoor is het nodig om in ieder geval artikel 1: “Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, handicap, seksuele gerichtheid of op welke grond dan ook, is niet toegestaan,” artikel 6 eerste lid:
Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet,”
 en artikel 8: “Het recht tot vereniging wordt erkend. Bij de wet kan dit recht worden beperkt in het belang van de openbare orde.” Artikel 9 eerste lid: “Het recht tot vergadering en betoging wordt erkend, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet,” en bizar genoeg ook artikel 23, dat de vrijheid van onderwijs regelt en dat ‘Geert’ wil behouden, moet worden aangepast. En ja, ook dat kan op de hierboven genoemde manier.

Dus toch een jij-bak: beiden willen de Grondwet wijzigen dus waarom zeurt ‘Pieter’ zo ? Waarom gaat hij niet ‘eens eindelijk met Geert praten’? Waar is dan die tang die op dat varken slaat? Wat ‘Pieter’ wil betreft de structuur van onze rechtsstaat, de instituties. Daar wil hij er eentje aan toevoegen. Over nut en noodzaak daarvan kun je van mening verschillen en daar kun je kanttekeningen bij plaatsen, zoals ik eerder deed. ‘Geert’ tornt niet aan de structuur van onze rechtsstaat, maar aan de cultuur. Hij wil verschil in behandeling. Hij wil eerste- en tweederangs burgers. Dat is van een heel andere orde en dat zou Cliteur, als rechtsfilosoof moeten weten.


[1] Tijd voor herstel, pagina 8

[2] Nederlanders weer op 1, pagina 8

[3] Idem, pagina 34

In het verleden behaalde resultaten…

“Het is tijd voor opstand. Een regering die op zoveel fronten faalt en bezopen maatregelen uitvaardigt teneinde haar eigen incompetentie te verbloemen, verdient het niet om gehoorzaamd te worden.” Dit schrijft iemand die zich Me, myself and I noemt, onder een artikeltje bij Joop. Het artikel handelt over de dwangsom van € 2.500 die de gemeente Haarlem heeft opgelegd aan theater De Liefde. In dat theater bezochten teveel mensen een try-out van cabaretier Theo Maassen. Toen ik dit las moest ik denken aan het gesprek dat ik vlak voordat ik dit las, had met mijn vrouw.  Als ‘eindredacteur’ leest mijn vrouw al mijn Prikkers als eerste en ze haalde na het lezen van mijn laatste prikker aan dat het al de derde keer was dat ik schreef dat we zuinig moeten zijn op onze overheid en democratie en dat we beiden zelfs moeten versterken. ‘Wat verliezen we dan?’ Schrijf daar maar eens over’. Een mooie koe om bij de hoorns te vatten.

Tiananmen Square protests of 1989 | As seen on en.wikipedia.… | Flickr
Bron: flickr

Hoe ziet die koe die we kunnen verliezen eruit? Daarvoor een uitstapje naar De oorsprong van onze politiek een boek in twee delen van de Amerikaan Francis Fukuyama. Hij geeft een ‘geschiedenis van de ‘wereldpolitiek’. Hij beschrijft die geschiedenis aan de hand van drie eigenschappen. De eerste eigenschap is de moderniteit van de staat. De tweede eigenschap betreft de rechtsorde en als laatste de verantwoordelijkheid. Als we Nederland langs de drie eigenschappen van Fukuyama leggen, wat zien we dan?

Dan zien we een moderne staat en overheid. Een overheid die haar dienaren selecteert op basis van hun kwaliteiten en kennis en niet op basis van hun ouders of kennissen zoals in patrimoniale en tribale samenlevingen om twee andere samenlevingsvormen die Fukuyama onderscheidt te noemen. Dat we een moderne staat zijn is veel waard want dat is niet overal in deze wereld zo. In een moderne staat spelen nog steeds ‘tribale’ en vooral familiaire krachten een belangrijke rol en vooral in tijden van crisis worden die sterker. Dan vertrouwen we onze ‘eigen stam’ meer en de eigen familie nog meer. Dat Nederland een moderne staat is, biedt geen garantie dat dit altijd zo zal blijven. Want ‘in het verleden behaalde resultaten …’. Zo kun je beargumenteren dat Turkije onder president Erdogan van een moderne een patrimoniale staat aan het worden is en ook de Verenigde Staten onder Trump kregen trekken van een patrimoniale staat. Trouwens, over dat verleden gesproken, de ‘moderniteit’ van onze samenleving is pas de laatste paar honderd jaar gegroeid en dus van vrij recente datum.

Dan de tweede eigenschap. Nederland is een rechtsstaat met een sterke rechtsorde waaraan iedere inwoner, bedrijf, instelling maar ook de overheid ondergeschikt is. Iets wat niet vanzelfsprekend is en wat ook niet als vanzelf samen gaat met het zijn van een moderne staat. Zo was de eerste moderne staat, het Qin China van 2.200 jaar geleden. Een rechtsorde was het echter niet omdat de wil van de keizer wet was. Het verschilt hierin niet van het huidige communistische China. Dat heeft dan wel een grondwet en wetten maar die binden de nieuwe keizer, de communistische partij, niet. Die staat boven de wet. Dat Nederland nu een rechtsorde is heeft het, zo betoogt Fukuyama, te danken aan de strijd tussen de kerk en de staat. Maar hier ook geen garantie dat het altijd zo zal blijven. Ook hier weer: ‘in het verleden behaalde resultaten…’. Een rechtsorde kan worden afgebroken en ondermijnd. Zo kun je beargumenteren dat de activiteiten van Erdogan in Turkije, Orbán in Hongarije en de Poolse PiS partij de rechtsorde ondermijnen.

Daarmee komen we bij de derde eigenschap de verantwoordelijkheid of beter gezegd: de verantwoordelijke overheid. “Verantwoordelijk bestuur betekent dat de heersers menen dat ze zich moeten verantwoorden tegenover het door hen geregeerde volk en de belangen van het volk boven die van zichzelf moeten stellen.[1] aldus Fukuyama. ‘Nogal logisch’ is een eerste reactie vanuit een luie stoel in Nederland. Toch is dat niet zo logisch. Inderdaad zijn we in Nederland gewend dat de regering zich voor het volk, vertegenwoordigd in de Tweede Kamer, verantwoordt en regelmatig, in ieder geval een keer per vier jaar, voor het gehele volk. Ook de landen om ons heen kennen een soortgelijke manier van verantwoorden. Toch zijn dit uitzonderingen. Uitzonderingen omdat het overgrote deel van de heersers in het verleden, maar ook in het heden er heel anders over dachten en denken. Een Egyptische Farao, de Chinese keizer of Genghis Khan dacht niet in termen van verantwoording. Het volk werkte voor hen, niet omgekeerd. Ook die verantwoordelijke overheid is van recente datum. Ze ontwikkelde zich zo vanaf 1500. Al moeten we ons bij ‘het volk’ in die begintijd niet al te veel voorstellen. Dat bestond uit de hoge adel. Pas in de negentiende eeuw ging het grotere delen van de bevolking omvatten en pas sinds begin twintigste eeuw (in Nederland sinds 1917) omvatte het volk alle volwassen mannen en vrouwen. Maar ook hier bieden de ‘in het verleden behaalde resultaten, …’.

Wij mogen ons gelukkig prijzen met een moderne overheid in een land met een rechtsorde waar de regerenden verantwoording afleggen en weggestuurd kunnen worden door de geregeerden. En alhoewel niet perfect, het mag voor ons dan vanzelfsprekend zijn, dat is het niet. Dit hele huis is gebaseerd op jaren en op sommige gebieden eeuwenlang opgebouwd vertrouwen. En zoals het spreekwoord luidt: vertrouwen komt te voet en gaat te paard. En het lijkt het erop het vertrouwen gestopt is met lopen en bezig is het paard te zadelen. Een burger die oproept tot een opstand is tot daaraantoe. Maar partijleiders die niet verliezen bij de volgende verkiezingen belangrijker vinden dan het besturen van het land en daarom het vormen van een nieuwe regering traineren maar onderwijl wel gewoon door regeren, vormen wel een bedreiging. En nog veel erger PVV-leider en enigst lid die al jaren roept dat onze rechtspraak een farce is en de Kamer een ‘nepparlement. Kamerleden zoals Gideon van Meijeren van het FvD die onze democratie dood verklaart en goedkeurend wordt gadegeslagen door zijn politiek leider Baudet.’ Dit draagt niet bij aan het versterken van vertrouwen. Het lijkt erop dat het vertrouwen al op het paard zit en de draf versnelt.

Een moderne overheid kan nog zonder vertrouwen, maar ik weet niet of dat zo’n prettige landen zijn om in te wonen. Zonder vertrouwen echter geen verantwoordelijke overheid. Zonder vertrouwen geen rechtsorde. En als het vertrouwen eenmaal weg is, dan is het zomaar nog niet terug. Een moderne democratische rechtstaat met een verantwoordelijke overheid afbreken is snel gedaan, er eentje opbouwen is veel lastiger zoals de casus Afghanistan laat zien. Dat vergt een lange, heel lange wandeling zonder garantie op succes. Immers ‘in het verleden behaalde resultaten …’.


[1] Francis Fukuyama, De oorsprong van onze politiek Deel 1: van de prehistorie tot de verlichting, pagina 369