Burgerschapsvorming en versplintering

Elma Drayer vindt, in haar column in de Volkskrant, dat minister Slob groot gelijk heeft dat hij aandacht voor burgerschapsvorming wil verplichten. Aandacht voor burgerschapsvorming om” toenemende ‘mentale segregatie,” te bestrijden. ‘Leerlingen met verschillende denkbeelden die wel bij elkaar in de klas zitten, staan soms lijnrecht tegenover elkaar en zijn daarnaast maar matig geïnteresseerd in elkaar.” Om: “de ‘versplinterde identiteiten’ en de ‘versnippering’,” die een directeur van een school die zij aanhaalt signaleerde. Volgens Drayer is burgerschapsvorming de oplossing: “Het zal niet eenvoudig zijn om ook deze loodzware klus te klaren. Maar een andere weg? Ik zie hem niet.”

CBC_Classroom_1932

Foto: Wikimedia Commons

Dat mensen mentaal gesegregeerd zijn en dat die segregatie groot is en het vermogen om je in de ander in te leven een schaars goed is, valt dagelijks te zien. Neem het voornemen van Pegida om voor moskeeën een barbecue met varkensvlees te houden. getuigt dat niet van een compleet gebrek aan respect en inlevingsvermogen? Zo zijn er vele voorbeelden te noemen. Voorbeelden van mensen die zwelgen in het gelijk van de bubbel waarin zij verkeren. Die zelfs zo ver gaan dat ze erover denken een ‘eigen zuil’ op te richten. Voorbeelden van mensen waar ‘identiteit’ betekent anderen buitensluiten en verketteren voorbeelden van links en rechts.

Segregatie die wordt ondersteund door taal beginnend met woorden als allochtoon en autochtoon. Woorden als ‘integratie’ of ‘inburgering waarmee mensen buiten de groep worden geplaatst. Woorden zoals ‘Nederlandse, Turkse of … identiteit’. Woorden die worden gebruikt om onderscheid tussen mensen te maken. Woorden als ‘tweede, derde generatie migranten’ voor mensen die gewoon hier geboren zijn.

Segregatie die wordt ondersteund met beleid. Beleid dat onderscheid maakt tussen mensen op basis van zaken waar zij niets aan kunnen doen, zoals het geboorteland van hun ouders. Beleid zoals inburgeringscursussen en -examens die tot niets leiden, want na het behalen van dat examen wordt je nog steeds als ‘niet ingeburgerd’ gezien. Een status die zelfs je verre nazaten blijven behouden.

Dat we kinderen: “wegwijs (moeten) maken in ‘de spelregels van onze democratie’, dat zij kennis op moeten doen over het functioneren van de maatschappij, staat buiten kijf.  Dat was altijd al de opdracht van het onderwijs. Zou de mentale segregatie werkelijk minder worden met burgerschapsvorming in het onderwijs?

Wat zou daarbij effectiever zijn, de ‘wet Slob’ of het doel van het onderwijs verschuiven van de nadruk op een plek op de arbeidsmarkt en dus ‘werk, werk, werk’ naar voorbereiden op het leven? En, in het verlengde daarvan, economie zien als een middel in plaats van het doel dat het nu is?

‘Loonslaven’ fabriek

In de Volkskrant werd de vraag gesteld hoe houdbaar het advies Ons Onderwijs 2032 is. Deze vraag wordt door verschillende mensen beantwoord; ook de door voorzitter van het Platform Onderwijs 2032 de opstellers van het advies, Paul Schnabel. Bij  De Correspondent wordt de vraag gesteld hoe inhoud te geven aan het vak burgerschapsvorming, een onderdeel van het kerncurriculum dat het advies voorstelt.

loonslavenFoto: www.brekend.nl

Burgerschapsvorming als kernvak? Is met dit vak het doel van het onderwijs verworden tot een middel? Want was het doel van het onderwijs niet om jeugdigen de bagage mee te geven om hun weg te vinden in hun leven. Een leven samen met anderen in onze democratische samenleving? Dus om volwaardig burger van die samenleving te kunnen zijn? Om ze de daarvoor benodigde kennis en vaardigheden bij te brengen? En zou het totale curriculum niet het middel zijn om dat doel te bereiken? Dit roept de vraag op, wat dan het nieuwe doel van het onderwijs is?

Een curriculum dat: “belangrijk (is) voor leerlingen die naar de universiteit willen, maar evengoed voor toekomstige loodgieters en cateraars,” aldus Schnabel en dat verder bestaat uit Nederlands, Engels, Wiskunde en Digitale Vaardigheden. Voor wat het laatste vak betreft de vraag wie er dan wie, wat moet leren? Want leren de ervaringen niet dat leerlingen dit zich makkelijk zelf eigen maken en hierin veel vaardiger zijn dan leraren? Is het doel dan de groei van de economie? En draagt het onderwijs bij door het leveren van voldoende arbeidskrachten? Is het met andere woorden een ’loonslaven’ fabriek?

Waarom zijn er nieuwe vaardigheden nodig? Waren, en zijn juist voor onze democratie, maar ook voor de economie, kritische, creatieve en zelfdenkende mensen nodig die zich in een ander kunnen inleven? Stimuleer je creativiteit niet juist door kinderen kennis te laten maken met andere culturen, of dat nu huidige of vergane culturen zijn? Zou dat ook de nieuwsgierigheid, verbeeldingskracht en het empathisch vermogen vergroten? Zijn dat, om Schnabel aan te halen, nu juist de vaardigheden die belangrijk zijn “voor leerlingen die naar de universiteit willen, maar evengoed voor toekomstige loodgieters en cateraars?” Die vooral van belang zijn voor toekomstige kritische, creatieve, zelf denkende burgers in een democratische samenleving?