De bok van Van Bokhoven

‘De pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet’ een spreekwoord dat betekent dat iemand een ander iets verwijt waaraan de verwijter zichzelf ook schuldig maakt.. Daar moest ik aan denken bij een artikel van Ines van Bokhoven bij Opiniez. Daaraan en aan de splinter die je in het oog van de ander ziet terwijl je de balk in je eigen ogen niet opmerkt.

Bron: Wikipedia

Van Bokhoven gebruikt een tweet van een uitspraak van terrorisme-expert Beatrice de Graaf om haar punt te maken. In een reeks twitterberichten schreef Van der Graaf het volgende: “maandag heb ik blijkbaar bij @JinekLive geheel radicaalrechts in Nederland diep gekwetst. Ze voelen zich massaal geraakt over een item over de dreiging van extreemrechts in Duitsland, waar AfD geradicaliseerd is (volgens veiligheidsdiensten daar), en mee doet met neonazi’s.” In een tweede bericht gaat Van der Graaf verder: “Alle bekende en onbekende trollen, guurrrechtse “journalisten”, @DDStandaard, @wierduk, @NiniForNews hebben onthuld waarmee ze zich identificeren: met de extreem rechtse Duitse onderbuik.”

Van Bokhoven vindt het gebruik van radicaal rechts onnodig generaliserend en het wordt vooral gebruikt om: “zich achter te verschuilen.” Ook het gebruik van de woorden diep gekwetst bevallen haar niet: “Nou denk ik dat dat wel meevalt, maar stel dat het wel zo was: waarom daar dan zo laatdunkend over doen? Waarom daar de spot mee drijven? … Waarom zo stampen op de emoties van mensen waar je een samenleving mee deelt? Welk nut dient dat, naast jezelf het gevoel geven dat je zo ont-zet-tend veel beter bent – een volslagen misplaatst gevoel, want onderbouw het maar eens overtuigend na dat soort woorden.”   Van Bokhoven gaat verder: “De Graafs onderbuik: die van haar is prima, haar scheldpartijen en generalisaties en verwijten zijn de redelijkheid en rationaliteit zelve, en de rest van ons is een soort primaat als wij eens eerlijk zeggen, net als zij, op wie we zo kwaad zijn en waarom.”

Hiermee wordt, zo betoogt Van Bokhoven, onnodige verdeeldheid gezaaid in de samenleving. Daarom stelt ze de vraag: “wat verwachten ze toch? Wat denken ze dat er gebeurt als ze elke dag duidelijk maken zich niet verbonden te voelen met een steeds groter deel van de samenleving waar ook zij deel van uitmaken, net als wij? Waar hopen ze op? Dat we weggaan? Want we zijn hier, we delen die samenleving nu eenmaal met de De Graafjes van deze wereld, hoe onvoorstelbaar ze dat ook vinden – en we gaan nergens heen. We blijven gewoon hier en erger nog: we hebben exact dezelfde rechten en maken er gebruik van.”

Van Bokhoven heeft een punt. Het uitschelden van mensen is niet bevorderlijk voor het gesprek en dus ook niet voor het samen met elkaar leven van mensen die verschillend over zaken denken. Als ik jullie uitscheld dan zal dat jullie bereidheid om verder te lezen niet ten goede komen en is de kans dat mijn boodschap jullie bereikt klein.

Van Bokhoven heeft dus een punt. Alleen helpt ze dat punt vervolgens vakkundig om zeep door precies dat te doen waar ze De Graaf terecht van beschuldigd: “Willen mensen als Beatrice nog wel deel zijn van onze samenleving? Want terwijl zij het recht claimen onze wereld te mogen duiden, deze wereld als eigendom te behandelen, wordt de groep die zich van deze deugpronkers afkeert met de dag groter. Deze deugers moeten uitkijken: straks staan ze zelf buitenspel en het is nog maar de vraag of wij een samenleving willen delen met mensen die niet verder komen dan hun eigen bevooroordeelde, misplaatst verheven onderbuik waarmee ze deze samenleving zo ongelofelijk veel schade toebrachten en zo ontzettend veel kloven groeven.”

Nu, aan het einde van deze Prikker viel me, na de pot en de ketel en de splinter en de balk nog een spreekwoord in: heeft van Bokhoven met dit artikel niet een bok geschoten?

Cliteurs kletskoek

“Vervolgen is een politieke daad en voor de vervolging van het Kamerlid is uiteindelijk de minister van justitie verantwoordelijk. Dat maakt het al vreemd: de regering moet worden gecontroleerd door de Tweede Kamer (art. 42, lid 2 Gw). Wanneer de leden van de regering dan de bewoordingen die Kamerleden gebruiken bij de rechter kunnen laten beoordelen, ontstaat een onwenselijke situatie: een democratisch gelegitimeerd Kamerlid wordt belemmerd in zijn werk. Belemmerd door de instantie die hij moet controleren (de regering). Bovendien wordt de rechter gedwongen in een rol die de rechter niet past. De rechter moet zich gaan mengen in de politiek.” Aldus Paul Cliteur in een artikel bij De Dagelijkse Standaard. Dat is nogal een beschuldiging. Wat is er aan de hand? Waar gaat het fout?

De Sustainable Development Goals . Bron: devpolicy.org

Even voor de context. Cliteur doet deze uitspraak omdat het Openbaar Ministerie (OM) heeft besloten FvD-Kamerlid Pepijn van Houwelingen te vervolgen voor smaad en laster. De voormalige ministers Kuipers en Van Gennip hadden aangifte gedaan omdat Van Houwelingen in gemanipuleerde beelden beide ministers nazivlaggen liet hijsen. Volgens Cliteur is het: “zeer kinderachtig dat de ministers Kuipers en Van Gennip hebben lopen jeremiëren over de behandeling die hen (…) ten deel (is) gevallen door het Kamerlid. Waarom? Omdat zij zelf het initiatief hebben genomen tot het hijsen van een vlag met daarop de zogenaamde SDG doelen (Sustainable Development Goals) van de Verenigde Naties. Dit hoort een minister natuurlijk helemaal niet te doen. Voor het ministerie een vlag gaan hijsen met omstreden politieke doelstellingen en daarvan een filmpje laten maken om dat op social media te openbaren, is een ontduiking van het proces van politieke verantwoording tegenover de Tweede Kamer, zoals de Grondwet dat in art. 42, lid 2 voorschrijft. Verantwoording geschiedt tegenover de Tweede Kamer. Bijvoorbeeld in een debat.”

Nu even de feiten. Met het hijsen van die vlag vroegen de ministers aandacht voor Sustainable Development Goals, zoals Cliteur constateert. Omstreden zijn die doelen niet. Ze worden onderschreven door 193 landen van de Verenigde Naties. Nederland is een van die 193 landen die met deze, volgens Cliteur, omstreden doelen heeft ingestemd. Het proces van ‘politieke verantwoording tegenover de Tweede Kamer wordt hiermee in het geheel niet ontdoken. Als Van Houwelingen daarover met de minister in debat wil of er vragen over wil stellen, dan staat niets hem in de weg dat te doen. Sterker nog. Ieder jaar wordt de Kamer geïnformeerd over de voortgang met betrekking tot de doelen. Dat deze ministers “kennelijk  …  te zwak, te hooghartig, te weinig ingevoerd in de materie (zijn) om zich in een kamerdebat staande te kunnen houden.”  En daarom kiezen voor: “de gemakkelijke weg: een filmpje,” zoals Cliteur beweert, raakt kant nog wal.

Het staat iedere Nederlander, ook een minister, vrij om aangifte te doen tegen iemand als die zich, in de ogen van de aangever schuldig maakt aan smaad en laster. Het staat je vrij, je hoeft het niet te doen. Als er aangifte is gedaan dan moet het OM de aangifte onderzoeken en als dat onderzoek oplevert dat er een mogelijk strafbaar feit is gepleegd, dan moet het OM tot vervolging overgaan. En ja, de minister van Justitie is politiek verantwoordelijk voor politie en justitie en dus ook voor het OM. Dat het OM overgaat tot vervolging gebeurt daarmee onder politieke verantwoordelijkheid van de minister van Justitie. Dat is het enige politieke aan het besluit en dat is voor de zaak tegen Van Houwelingen niet anders dan bij een vervolging van de eerste de beste crimineel of voetbal hooligan. Dat wordt anders als de minister van Justitie zich hier actief mee bemoeit.

Dat een minister aangifte doet tegen Van Houwelingen, wil niet zeggen dat de regering een Kamerlid belemmert te werken en dus belemmert om de regering te controleren. Sterker. Het gemaakte filmpje heeft niets te maken met het werk van een Kamerlid. Van Houwelingen had zijn werk gedaan als hij Kamervragen had gesteld of een debat had aangevraagd. Dat is zijn werk. Bij het stellen van die vragen en in dat debat had hij, als hij daar werkelijk de behoefte toe voelde, straffeloos zijn nazi-vergelijking kunnen maken. In de Kamer is hij onschendbaar voor rechtsvervolging. In de Kamer wel. In een filmpje dat vervolgens op het web wordt geplaatst niet. Dan heeft hij even veel rechten en plichten als een gewone burger.

De rechter hoeft zich niet in ‘te mengen in de politiek’. Hij hoeft zich niet uit te spreken over het al dan niet omstreden zijn van de Sustainable Development Goals en of die, zoals Cliteur beweert: “alleen te verwerkelijken zijn in een totalitaire (communistische of nazistische) samenleving.” De rechter moet een uitspraak doen in de voorliggende zaak en daarmee antwoord geven op de vraag of Van Houwelingen zich schuldig heeft gemaakt aan smaad en laster. Smaad en laster aan het adres van de twee aangevers.

“Nu kan het zijn dat de ministers Kuipers en Van Gennip niet Hannah Arendt’s The Origins of Totalitarianism (1951) onder hun hoofdkussen hebben liggen. Zij zullen ook niet bekend zijn met Friedrich Hayek’s The Road to Serfdom (1944). Naar alle waarschijnlijkheid ontgaat hun de intelligentie achter Van Houwelingen’s vergelijking helemaal. En wat doe je dan? Dan doe je wat alle domme mensen doen, dan ben je beledigd.” Nu heb ik beide boeken gelezen en ook mij ontgaat de ‘intelligentie’ die er kennelijk in Van Houwelingens actie zit. Wellicht ben ik dan ook wel dom. Als ‘dom’ mens moet me dan wel van het hart dat een jurist, zeker iemand die hoogleraar encyclopedie van het recht is geweest, zo’n rammelend betoog houdt. Zo’n kletskoek.

Blaten voor de bühne

De PVV is, aldus Michael van der Galien in een artikel bij De Dagelijkse Standaard furieus omdat: “Oekraïense ‘vluchtelingen’ in ons land (ik zie trouwens dat veel ‘vluchtelingen’ man zijn, van ergens tussen de 20 en 40 jaar, en fit) geen eigen bijdrage betalen aan hun opvang. Dat is raar. Want dat moeten ze wél doen.”  Dat gebeurt niet omdat: “gemeenten te lui zijn de bijdrage te innen. Dat vinden ze maar lastig. En dus moeten gewone Nederlanders de héle rekening van de opvang van Oekraïners zelf bekostigen.” Oei dat klinkt ernstig. Daarom heeft  PVV-Kamerlid Marina Vondeling een reeks vragen ingediend.

Bron: Wikipedia

“”Hoe is het mogelijk dat vrijwel geen enkele gemeente de eigen bijdrage die Oekraïners moeten betalen voor hun opvang int?” Zo vraagt Vondeling. En: “Bent u het ermee eens dat het niet meer dan logisch is dat Oekraïners meebetalen aan hun opvang temeer omdat Nederlanders wel voor alles zelf moeten betalen?”  Ze vervolg met: “Gaat u ervoor zorgen dat alle gemeenten voor 1 januari 2025 de eigen bijdrage die Oekraïners moeten betalen voor de opvang gaan innen?” Als laatste: “wil Vondeling ook weten wanneer minister Faber “deze eigen bijdrage voor opvang, zoals afgesproken in het Hoofdlijnenakkoord, [gaat] verhogen?” Want ja, dat is immers ook met elkaar afgesproken. Bizar, eigenlijk, dat dit een afspraak is maar dat gemeenten het weigeren te innen – ook de lagere bijdrage.

Zo en nu even de lucht uit de ballon. Je bent Ballonnendoorprikker of niet. Voor degenen die het snelle antwoord willen: Vondeling en in haar spoor Van der Galien blaten voor de bühne. De gemeenten zijn niet te lui. Ze hebben zelf gevraagd om kosten in rekening te mogen brengen. Dit omdat het nogal scheef is dat een werkende Oekraïner gratis woont. De minister hoeft niets te doen om ervoor te zorgen dat per 1 januari alle Oekraïners met voldoende eigen inkomsten die vergoeding betalen. De wetgever heeft gemeenten namelijk de tijd gegeven om dit te regelen. Die tijd is gegeven omdat het besluit om die inning mogelijk te maken pas medio juni 2024 is genomen. Voor degenen die wat meer achtergrond willen, lees verder want de ballon bevat nog meer lucht. Die lucht is al oud. Al van voor de komst van de Oekraïners in maart 2022.

Gevluchte Oekraïners, in politiek bestuurlijke kringen ‘ontheemden’ genoemd, moeten worden opgevangen. Daar moet, aldus artikel 2 eerste lid van de Regeling opvang ontheemden Oekraïne, de burgemeester zorgdragen. Bijzonder omdat de opvang van vluchtelingen een Rijks verantwoordelijkheid is. Deze bijzonderheid is een gevolg jarenlange politieke onwil op Rijks niveau. Politieke onwil om de opvang van vluchtelingen goed te regelen. Politieke onwil die zich kenmerkt door hard schreeuwen dat het allemaal te veel is en niet investeren in oplossingen. Ik schreef er al eerder over. Dus toen er een oorlog in de regio uitbrak en de schreeuwers niet meer konden roepen dat de opvang toch echt in ‘de regio’ moest omdat we tot ‘de regio’ behoren, ontbrak het aan menskracht en locaties om de toestroom van Oekraïense vluchtelingen op te pakken.

Daarop speelde het Rijk de bal snel door naar de gemeenten. Die bal ging vergezeld van een zak geld waar je u tegen zegt en de boodschap: zoek het verder maar uit! Zoek het maar uit werd netjes in de regeling verwoord met de woorden ‘de burgemeester draagt zorg’, ‘-verstrekt’ of ‘zorgt voor’ dit al naar gelang het beste paste in de zin. Dus daarmee gingen de gemeenten aan de slag. Gevolg hiervan is dat de opvangplekken variëren van kamers in een klein kasteeltje via een woonhuis, een kamertje met een of meerdere personen in een hotel, met vier tot zes personen in een lokaal van een school die op de nominatie om gesloopt te worden staat tot een cel in een voormalige gevangenis.

Maar met een dak alleen waren de gemeenten er niet. Die vluchtelingen moesten ook ergens van leven. Het meest eenvoudige zou zijn om daarvoor aan te sluiten bij al bestaande regelingen, de regelingen rond asielzoekers of de bijstand. Die laatste lag het meeste voor de hand omdat iemand met een verblijfstatus mag werken en bij gebrek aan werk recht heeft op bijstand. Aangezien een vluchteling uit Oekraïne, in tegenstelling tot vluchtelingen uit andere landen die asiel aanvragen, meteen aan het werk mag. Meest eenvoudig omdat alles hiervoor is geregeld en georganiseerd. Hiervoor werd echter niet gekozen. Er werd een aparte leefgeldregeling opgetuigd. Extra werk en dus extra moeilijkheden want er kon geen gebruik worden gemaakt van bestaande systemen, procedures en afspraken. Daar werd niet voor gekozen want er zouden weleens ‘rechten’ aan ontleend kunnen worden. De hoogte van het leefgeld is trouwens afhankelijk van de gezinssituatie.

Gratis onderdak en wat geld om te leven was daarmee geregeld. Dat geld komt trouwens te vervallen als de vluchteling werkt en zelf voldoende geld verdient. Wat niet geregeld was, was het betalen van een eigen bijdrage aan dat onderdak als men voldoende verdiende. Huur in rekening brengen, daar wilde de regering niet aan. Dan zou immers het huurrecht gelden. Bovendien hoe hoog zou die huur dan moeten zijn? Is die voor die kamers in dat kasteeltje even hoog als voor die zes man in een schoollokaal?

Na lang wikken en wegen nam het kabinet in juni 2024 het besluit dat gemeenten vanaf 1 juli 2024 een vergoeding in rekening kunnen brengen voor gas, water en elektra: “De vergoeding bedraagt € 105,00 per maand per meerderjarige ontheemde en diens meerderjarige gezinslid tot een maximum van € 210,00,”  aldus artikel 8 tweede lid van de genoemde regeling. Gemeenten kunnen dus vanaf 1 juli een vergoeding in rekening brengen en dat gebeurt nog niet. Dat is echter geen onwil. Gemeenten hebben tot 31 december van dit jaar de tijd om de inning van de vergoeding te organiseren. Op Vondelings vraag wat de minister eraan gaat doen om ervoor te zorgen dat per 1 januari 2025 een vergoeding wordt betaald, kan de minister makkelijk antwoorden met NIETS want gemeenten hebben tot eind 2024 tijd om het te regelen.

Dat vervolg kan dan weer worden vervolgd met: en dat het nu nog niet gebeurd niet is, is niet omdat: “gemeenten te lui zijn de bijdrage te innen.” Lastig is het wel, en daarom krijgen gemeenten er ook een half jaar de tijd voor. Het moest eenvoudig worden maar eenvoudig is in dit geval niet zo eenvoudig als het lijkt. De ins en outs van de regeling en hoe ermee om te gaan werden op 28 juni 2024 door het Rijk gepubliceerd. Dat had de regering toch maar mooi net voor het zomerreces geregeld.

Het Rijk wel. Voor de gemeenten begon toen het werk. De vergoeding mag in rekening worden gebracht maar het mag niet gebeuren dat de persoon na betaling minder overhoudt dan er aan leefgeld zou zijn ontvangen. Dat lijkt vrij duidelijk. Verdient iemand afhankelijk van zijn gezinssituatie €105 of €210 meer dan aan leefgeld zou worden ontvangen, dan wordt de vergoeding in rekening gebracht. Simpel, tenminste op het eerste oog. Dan komt de vraag: moet werken lonen? Als je na betaling van die vergoeding net zoveeloverhoudt als iemand zonder werk, waarom zou je dan gaan werken? Dat is niet het enige. Voordat je een vergoeding in rekening brengt, moet eerst worden aangekondigd dat dit gaat gebeuren. Dit moet via een persoonlijke brief. Met die brief wordt de vluchteling gevraagd om informatie over zijn werkstatus aan te leveren. Op basis van die informatie moet een besluit worden genomen over het al dan niet in rekening brengen van een vergoeding. Als de vluchteling het niet eens is met het besluit, dan kan bezwaar worden aangetekend. Daarvoor moet een proces worden ingericht  en daar werken gemeenten aan. Gemeenten hebben tot en met 31 december de tijd om dit te organiseren en daar werken ze nu aan.

Vondeling blaat zoals gezegd voor de bühne. Wat ze vergeet te doen, is haar werk. Zoals gezegd stond het Rijk met haar handen omhoog en wentelde het probleem af op de gemeenten. Dit omdat ze na heeft gelaten haar verantwoordelijkheid voor de goede opvang van vluchtelingen te organiseren. Resultaat hiervan zoals gezegd dat de vluchtelingen uit Oekraïne ongelijk worden behandeld voor wat betreft hun huisvesting. Ze worden echter ook ongelijk behandeld in vergelijking met andere vluchtelingen. Daar doet Vondeling niets aan.

Waar ze ook niets aan doet is nadenken over de lange termijn en daar de regering op bevragen. Die blijft de opvang als tijdelijk zien en denkt niet na over de lange termijn. De oorlog waarvoor de Oekraïners zijn gevlucht duurt nu al, afhankelijk van wat je als beginpunt ziet tweeëneenhalf of ruim veertien jaar en is nog lang niet voorbij. De geschiedenis kent de Honderdjarige oorlog tussen Engeland en Frankrijk. Die duurde trouwens nog wat langer dan honderd jaar. De Atheners en Spartanen vochten tussen 460 en 404 BCE twee Peloponnesische oorlogen die je ook al één kunt zien. Ook kennen we de ons bekende Tachtigjarige oorlog. En in het Midden-Oosten woedt al meer dan honderd jaar een strijd/oorlog tussen Israël en de Palestijnen. Die tijdelijkheid kon wel eens heel lang duren. Nadenken over die lange termijn gebeurt nog steeds niet. Hoe lang kun je kinderen in een hotelkamer of met de hele familie in een klaslokaal opvangen of in een cel van een voormalige gevangenis? Wat doet dit met die kinderen? Kinderen waarvoor de gemeente de plicht heeft om ze, als dat nodig is jeugdhulp te verlenen. Kinderen die hier naar school gaan en vrienden maken en zelfs kinderen die hier geboren worden. Kinderen die hier hun leven gaan opbouwen. Worden die straks, wanneer dat straks ook is, allemaal teruggestuurd? En niet alleen kinderen? Helaas rijkt de blik van het nu regerende deel van politiek Nederland niet veel verder dan de eigen neus. PVV-Kamerlid Vondeling is daarvan een sprekend voorbeeld.

Van Meijeren bakt lucht

Als kind en jeugdige jongeman kon ik ieder jaar schaatsen op natuurijs. Niet dat de winters zo streng waren, na dat niet. Nee mijn vader had een boerderij, een ouderwets gemengd bedrijf en een van zijn weides lag langs een sloot die iedere winter overstroomde. Als het twee nachten redelijk vroor dan kon erop geschaatst worden. In diezelfde wei nestte ieder jaar wel een kievitenpaar. In het laatste deel van de jaren tachtig was het afgelopen met schaatsen en ook met de kievit. In het kader van de ruilverkaveling werd de beek omgelegd en het land opgehoogd. Ik moest hieraan denken toen ik in de Volkskrant las dat de Europese Commissie een zogenaamde inbreukprocedure is begonnen tegen Nederland.

Bron: Flickr

 Een sanctiemaatregel tegen lidstaten die zich niet aan de Europese wetten houden. “Nederland houdt zich volgens Sinkevicius niet aan de Vogelrichtlijn, de EU-wet ter bescherming van bedreigde vogels in de Europese Unie.”  In Nederland vooral de weidevogels. Volgens de Vogelbescherming wordt dit vooral veroorzaakt door de intensieve melkveehouderij. Forum voor Democratie Kamerlid Gideon van Meijeren noemt het in een tweet: “Echt schofterig om hier de boeren de schuld van te geven.”  Is de Vogelbescherming schofterig?

Wat is er aan de hand? Het aantal boerenlandvogels is in dertig jaar bijna gehalveerd. In een ander artikel in de Volkskrant wat staatjes. Uit die staatjes blijkt dat het aantal Grutto’s nog maar een-derde is van 1990. Kemphanen zijn met 98% afgenomen. Het aantal Watersnippen is nog maar 75% van wat het in 1990 was en scholeksters nog maar 26%. Volgens de Vogelbescherming ligt dit vooral aan de intensieve veehouderij: “Op veel weiden staat alleen nog snelgroeiend eiwitrijk gras dat dient als veevoedsel. Hierdoor zijn er minder insecten, het voedsel voor jonge vogels. ‘Het gras wordt al gemaaid voordat de kuikens kunnen vliegen’, aldus de Vogelbescherming.” Vooral maar niet alleen: “Ook roofdieren zoals vossen, kraaien, reigers en katten spelen een rol: zij eten eieren en jonge kuikens.”

Bijzonder hierbij is dat er: “tussen 2001 en 2020 circa 400 miljoen euro (is) uitgegeven om de leefomstandigheden van weidevogels te verbeteren.”  Waarbij: “Het gros van dat bedrag is opgegaan aan subsidies voor boeren, die in ruil daarvoor hun weilanden later maaien of kruidenrijk grasland inzaaien.” Een verkeerde keuze volgens de Algemene Rekenkamer omdat: “het geld verkeerd (wordt) besteed, namelijk aan ‘lichte’ beheersmaatregelen die geen zoden aan de dijk zetten, zoals het plaatsen van stokjes bij nesten (opdat de boer eromheen kan maaien) en het uitstellen van het maaien tot het eind van het broedseizoen. Dat lost het probleem van het eentonig, voedselarme grasland niet op. De kuikens gaan dood van de honger omdat hun ouders in die groene woestijnen geen insecten kunnen vinden.” Volgens de Algemene Rekenkamer is het: “effectiever om het waterpeil te verhogen en meer kruiden in te zaaien, maar dat is arbeidsintensiever en vanuit kostenoogpunt minder aantrekkelijk voor boeren dan ‘gewoon’ later maaien.” Daarom kiezen boeren daar niet voor. Bovendien worden: “de beschermingsmaatregelen niet altijd op de beste broedlocaties (…) genomen.” De subsidie bedoeld om vogels te beschermen verwordt: “op die manier tot een extra inkomstenbron voor boeren waar geen baten voor de natuur tegenover staan.”

Onzin aldus Van Meijeren. De boeren kunnen, volgens hem,  onmogelijk de oorzaak zijn. “De afgelopen 50 jaar is het aantal boerenbedrijven afgenomen van ong. 150.000 naar 50.000.” Hij ziet een andere oorzaak: “Weidegrond moet plaats maken voor woningen, zonnepaneelvelden en megawindturbines. Logisch dus dat het aantal weidevogels afneemt.” Aldus het Kamerlid in een tweet. Van Meijeren begint met een feitelijke bewering dat het aantal boeren in 50 jaar is gekrompen van 150.000 naar 5.0.000. Helaas voor hem klopt die niet helemaal. De werkelijkheid is nog veel drastischer. In 1950 telde Nederland zo’n 410.000 en dat halveerde sinds dien zo ongeveer iedere 25 jaar boerenbedrijven. Tussen 2000 en nu halveerde het aantal landbouwbedrijven tot het aantal dat Van Meijeren noemt Maar doet niet ter zaken. Het draait om weidegrond. Als we naar de weidegronden kijken dan zien we dat de krimp van het aantal hectares weidegrond sinds 2000 geen gelijke tred heeft gehouden met de afname van de bedrijven. Het areaal grasland voor agrarische doeleinden kromp met 6,3%, van 1.249.480 hectares naar 1.169.610 hectares. Het gemiddelde bedrijf groeide van 17,33 hectares naar 28,28 hectares.

Dan die velden met ‘zonnepanelen en windturbines’. De hierboven genoemde staatjes in de Volkskrant laten zien dat de daling van het aantal weidevogels iets is wat al meer dan dertig jaar aan de gang is. En inderdaad is in die dertig jaar de totale oppervlakte zonnepanelen gegroeid. Net als het aantal windturbines. Dat is echter iets van de laatste tien jaar In 1990 bedroeg het opgesteld vermogen van zonnestroom één megawatt. Genoeg om ongeveer 1.000 huishoudens van elektriciteit te voorzien. In 2010 was dat 90 megawatt. Pas daarna begon de grote groei naar 10.717 megawatt in 2020. Kijken we naar het aantal windturbines dan waren dat er in 1990 323 die stonden voornamelijk in de kustprovincies. In 2010 waren dat er 1.973 en het aantal groeide door tot 2.606 in 2020 waarvan er 462 op zee stonden. Dus het aantal windturbines op land bedroeg 2.144. Als ik voor mijn omgeving spreek, dan kwamen de eerste turbines op land aan de horizon in het begin van deze eeuw. Aan de oostelijke horizon welteverstaan, in Duitsland. Daar verschenen in die tijd ook de eerste zonnepanelen op daken van vooral de stallen van boeren. In Nederland volgenden de eerste zonnepanelen zo’n tien jaar later vooral op daken en de eerste windturbines staan er nu zo’n vijf jaar.

Zo rond 2010, het moment dat de groei van zonnepanelen begon en de windturbines hun opmars maakten in de ‘binnenlanden’ van Nederland was het aantal weidevogels al met 40% teruggelopen ten opzichte van 1990.  Dat maakt het zeer onwaarschijnlijk dat ‘zonnepaneelvelden en megawindturbines’ de oorzaak zijn van de teruggang in weidevogels. Van Meijeren mag het dan wel ‘schofterig’ vinden dat de boeren hiervan de schuld krijgen, zijn verklaring berust op gebakken lucht.

Hellend vlak

Mijn mond viel open van verbazing na het lezen van een bericht in de Volkskrant dat Mona Keijzer niet wordt vervolgd voor haar uitspraken die ze deed in een uitzending van Sophie & Jeroen Keijer in de uitzending: “Wat je ziet is dat veel asielmigranten komen uit landen met een islamitisch geloof. We weten dat daar jodenhaat onderdeel is bijna van de cultuur.” Niet het bericht dat het Openbaar Ministerie afziet van vervolging van Keijzer deed mijn mond openvallen, maar de onderbouwing van het besluit.

Bron: Flickr

Even voor de achtergrond. In de genoemde uitzending hield Keijzer een pleidooi voor het opnemen van kennis over de Holocaust in de inburgering. Ik schreef er eerder over en eindigde met de suggestie dat: “Als er dan toch ergens ‘nadrukkelijk kennis van de Holocaust’ bijgebracht moet worden, dan zijn de onderhandelaars van het coalitieakkoord een goede plek om te beginnen.” Dit even terzijde. Terug naar de onderbouwing van het Openbaar Ministerie.

In het bericht lees ik het volgende: “Het OM concludeert nu dat Keijzer inderdaad over de schreef is gegaan en ‘in beginsel’ strafbaar is vanwege groepsbelediging. Het toenmalig Kamerlid nam in de talkshow ‘onvoldoende verantwoordelijkheid om te voorkomen dat zij uitingen verspreidt die aanzetten tot onverdraagzaamheid’, oordeelt het OM. ‘Een politicus heeft een bijzondere verantwoordelijkheid om uitingen te vermijden die een voedingsbodem kunnen vormen voor intolerantie.’ Keijzer is hierin ‘onvoldoende zorgvuldig’ geweest, vindt het OM, ook omdat zij haar uitspraken bij Sophie & Jeroen niet onderbouwde.” Een bijzondere verantwoordelijkheid dus. Maar: “Tegelijkertijd stelt het OM vast dat het Europees mensenrechtenverdrag de lat bijzonder hoog legt voor de vervolging van politieke ambtsdragers die uitspraken doen in de context van het maatschappelijke debat. Als politici vervolgd kunnen worden voor hun politieke uitspraken, kan dat anderen afschrikken om publiekelijk hun mening te geven. Zulke afgedwongen zelfcensuur ondermijnt de vrijheid van meningsuiting die essentieel is voor een gezonde democratie, schrijft het OM. ‘Keijzer deed de uitingen in de hoedanigheid van volksvertegenwoordiger. Zij moet voldoende ruimte krijgen de plannen voor de integratie van asielmigranten uit te leggen, zonder strafrechtelijke gevolgen te vrezen.’”

Een wel heel bijzondere redenering. Aan de ene kant hebben politici een ‘bijzondere verantwoordelijkheid om uitingen te vermijden die een voedingsbodem kunnen vormen voor intolerantie. En aan de andere kant moeten ze meer ruimte hebben om uitspraken te doen omdat ‘zelfcensuur de vrijheid van meningsuiting ondermijnt die essentieel is voor een democratie’. En vervolging vanwege uitspraken kan leiden tot zelfcensuur. Want als ‘politici kunnen worden vervolgd voor hun uitspraken, dan kan dat anderen afschrikken om hun mening te uiten’.

Als ik het goed begrijp houdt die bijzondere verantwoordelijkheid van politici en ambtsdragers in de context van het maatschappelijk debat om intolerantie te voorkomen in dat ze intolerantie mogen verspreiden. Dat ze zich intoleranter mogen gedragen dan een ambteloos burger. Dat ze zich mogen bedienen van bijvoorbeeld antisemitische uitingen. Dat ze zich racistisch mogen uitlaten. Hiermee wordt een vrijkaart gegeven aan iedereen om maar te roepen wat in de persoon op komt. Om naar hartenlust te discrimineren en te stereotyperen. Om de meest ranzige drek te uiten. Het OM geeft politici een vrijbrief en geeft daarmee iedereen een vrijbrief. Iedereen is namelijk een politicus. Iedereen doet ‘aan politiek’ zoals Van Dale politicus definieert. Iedereen probeert namelijk op een of andere manier zijn doel te bereiken, een van de betekenissen politiek. Een burger die roept dat ‘alle … smerig zijn en het land uitgezet moeten worden’ doet aan politiek. Met zijn uitspraak probeert deze burger een doel te bereiken, Een doel dat te maken heeft met ‘het besturen van een land.’ Ook een van de betekenissen van politiek. Een wel heel bijzondere invulling van een voorbeeldfunctie. Een invulling die de vrijheid van meningsuiting absoluut maakt.

Ik hoop dat het Openbaar Ministerie zich nog eens bezint op deze argumentatie, want dit is een hellend vlak waar we niet op moeten willen gaan.  

Ratio en emotie

Afwijzing van een kabinet met de PVV is puur emotioneel en maatschappelijk onverantwoordelijk aldus de titel van een artikel van Arie Graafland bij Wynia’s Week. Een bijzondere titel voor een bijzonder betoog.

In het artikel schetst Graafland een beeld van de Nederlandse politiek aan de hand van twee manieren van politiekbedrijven die hij ontleent aan Max Weber. Aan de ene kant: “overtuigingsethiek, (Gesinnungsethik), een persoonlijke ethische opvatting over wat wel en wat niet toelaatbaar en wenselijk is.” En aan de andere kant: “‘verantwoordelijkheidsethiek’(Verantwortungsethik). Dat betreft je verhouding tot de maatschappij en daarbij gaat het niet langer alleen over wat jij persoonlijk verantwoord vindt. Dan gaat het om de consequenties van de te verwachten effecten van je handelen voor de maatschappij. En dan is het niet langer puur subjectief.”  Hij constateert dat: “De politiek (…) overtuigingsethisch (is) geworden en (weg) gaat (…)van verantwoordelijkheid voor de toekomstige vaak negatieve gevolgen van het politieke handelen.” Gelukkig lijkt daar: “nu verandering in te komen met het nieuwe kabinet.”

Het is, zo betoogt Graafland: “nu weer actueel (..) en het niet alleen de ambtenaren betreft maar, net als bij Weber, ook de politiek. De oppositie bij monde van Frans Timmermans, wil de PVV-leden Faber en Klever van het nieuwe kabinet naar huis sturen. Hun uitspraken ziet hij als ‘fascistisch’. Niet het probleem van de immigratie is voor Timmermans relevant, maar de woorden die gebruikt worden. En zijn oppositie is niet gebaseerd op de aanpak van het probleem, maar op het verbieden van de woorden.”  Voor degenen die niet zo blij zijn met dit kabinet, heeft hij het volgende advies: “Weber beschrijft hoe je kunt reageren als je een oorlog hebt verloren. ‘In plaats van als een stelletje oude wijven naar de “schuldige” te zoeken, terwijl de structuur van de maatschappij de oorlog veroorzaakte’, kun je ook op de vijand afstappen en zeggen: wij hebben de oorlog verloren, jullie hebben hem gewonnen. Laten we het er nu over hebben welke consequenties daaruit getrokken moeten worden, gelet op de verantwoordelijkheid voor de toekomst.”

Een bijzonder advies. De oorlogsmetafoor in het advies maakt duidelijk dat Graafland de politiek ziet als oorlog van wij tegen zij. Hij treedt daarmee in de voetsporen van Duitse filosoof Carl Schmitt die erg negatief stond ten opzichte van pluralisme omdat dit voor verdeeldheid zorgt. Het lijkt erop dat Graafland de partijen die niet in de regering zitten adviseert om op de rug te gaan liggen met de pootjes omhoog en te accepteren dat er nu partijen aan het stuur zitten die niets van die ‘overtuigingsethiek’ moeten hebben. Partijen die wel verantwoordelijkheid willen nemen en niet van het eigen gelijk uitgaan maar handelen voor de maatschappij.

Bijzonder vooral omdat je partijen die het kabinet met de PVV afwijzen kunt verwijten dat ze ‘puur emotioneel en maatschappelijk onverantwoord’ bezig zijn. Het suggereert dat de partijen die nu de regering vormen, de PVV voorop, niet handelen vanuit ethische principes en dat emoties daarbij geen rol spelen maar gewoon dat doen wat nodig is. Of omgekeerd, dat partijen die handelen vanuit ethische principes ‘huilers’ zijn en het contact met de werkelijkheid hebben verloren. Woorden van de ene groep tegenover de daden van de andere. Zo’n verwijt maakt jou handelen daarmee niet automatisch rationeel en maatschappelijk verantwoord.  Een oneigenlijke tegenstelling dus.

 Je kunt wel afgeven op: “ De adviesorganen van de overheid zoals de Wetenschappelijke Klimaatraad, en ngo’s als Urgenda die per definitie een beperkt doel nastreven, bedrijven.” Dat ze: “ook louter overtuigingsethiek,” bedrijven omdat een rapport van de Wetenschappelijke Klimaatraad: “drieënzeventig pagina’s vol directieven, maar niet één euroteken met informatie over de kosten,” bevat. De ‘directieven’ mogen dan niet voorzien van een prijskaartje, ze duiden wel op een probleem. Op een werkelijkheid die je kunt ontkennen zoals een flink deel van de huidige coalitie, de PVV voorop, doet. Ze ontkennen het hele probleem. Ze sluiten hun ogen ervoor. Wat het bedrag achter het euroteken van die ontkenning is, maken de partijen die ‘gewoon doen wat nodig is’ niet duidelijk.

Je kunt spreken over: “zendelingengedrag bij politici op het gebied van klimaat, energie, defensie en cultuurpolitiek,” en dan wijzen naar de Duitse leider van de Groenen en via hem op een deel van het Nederlands politieke spectrum. Dat laat onverlet dat de partijen die volgens Graafland ‘gewoon doen wat nodig is’ net zo goed ‘zendelingengedrag’ vertonen. Zendelingengedrag op het gebied van migratie maar ook, net zoals andere partijen op het gebied van klimaat, energie, defensie en cultuurpolitiek. Alleen zenden ze een andere boodschap op een andere golflengte.

Beide zijden, bezien de werkelijkheid en de problemen op een heel eigen wijze en claimen hun wijze als de ultieme waarheid. Wat voor de ene kant ‘rationeel’ is, is voor de andere kant praktisch onmogelijk ‘emotioneel geneuzel’. Het betoog van Graafland is hiervan een mooi voorbeeld.

Slavernijrekening vereffenen

Maar wat is ‘het juiste doen’? En wanneer is de ‘rekening vereffend’? Die vragen stelde ik onder een artikel van Phaedra Haringsma bij De Correspondent. Een artikel met als titelExcuses voor het slavernijverleden? Herstel is niet alleen het juiste zeggen, maar ook het juiste doen.”  Haringsma eindigt haar artikel met de woorden: “Ruttes handgebaar – eerherstel zonder een concreet plan voor écht herstel – is alsof je als eregast wordt uitgenodigd op een feestje van iemand aan wie je een tijd geleden zo veel geld hebt geleend dat je zelf niet meer kunt rondkomen. Attent, zeker. Maar vereffen eerst maar eens de rekening – dan kunnen we daarna misschien allemaal een feestje vieren.” Op mijn vraag kwam het volgende antwoord: “Ik weet niet of de rekening ooit vereffend kan worden, en of het zinnig is dat te gaan ‘proberen’.”

Voor mij en volgens mij zijn betogen om rekeningen van het verleden te vereffenen niet behulpzaam en zelfs contraproductief. Pogingen om de ‘rekening ervan te vereffenen’ van in het verleden aangedaan onrecht, leiden meestal alleen maar tot ontevredenheid of nog erger. Dat zien we nu bijvoorbeeld in Oekraïne en Gaza. Als een rekening niet te vereffenen is, wordt dan de ene groep niet moreel gegijzeld door de andere en kun je je dan niet afvragen of er niet sprake is van een bijzondere vorm van slavernij?

Sporen nalaten is het enige wat het verleden doet. Die sporen kun je niet uitwissen of herstellen. Het oversteken van de Rubicon door Julius Ceasar was en is met geen mogelijkheid meer te herstellen. Columbus voer na zijn ‘ontdekking’ terug naar Spanje maar zijn heenreis werd daarmee niet teniet gedaan. Little Boy, de naam van de atoombom die op Hiroshima werd gegooid, kan nooit meer ont-ontploffen en terug de bommenwerper Enola Gay invliegen. Met de gevolgen ervan moeten we leven. Excuses en schadevergoedingen maken deze daden niet ongedaan. Om een zeer recent voorbeeld te geven. De ‘streep’ die verschillende ministers onder hun verleden poogden te zetten, maken de gedane uitspraken en acties niet ongedaan. De streep maakt geen einde aan de gezaaide angst, gecreëerde onrust en het ontwikkelde wantrouwen.

“Voor mij ligt deze column in het verlengde van de audioreportage die vandaag is uitgekomen: Ga mee naar de binnenlanden van Suriname, waar een koloniale tragedie nog altijd haar sporen nalaat.” Zo vervolgde Haringsma haar antwoord op mijn vragen. En daarmee kom ik bij het ‘juiste’ doen. Maar wat is het juiste? Voor het juiste zoek ik graag aansluiting bij de filosoof John Rawls. In zijn boek Een theorie van rechtvaardigheid formuleert hij twee beginselen van rechtvaardigheid: “Elke persoon dient gelijk recht te hebben op het meest uitgebreide totale systeem van gelijke fundamentele vrijheden, dat verenigbaar is met een vergelijkbaar systeem van vrijheid voor allen. Sociale en economische ongelijkheden dienen zo te worden geordend dat ze: (a) het meest ten goede komen aan de minst bevoordeelden, in overeenstemming met het rechtvaardige spaarbeginsel, en (b) verbonden zijn aan ambten en posities die voor allen toegankelijk zijn onder voorwaarden van billijke gelijke kansen.[1] Mijn definitie van het ‘juiste’ komt overeen met het deel dat stelt dat sociaal economisch beleid zo geordend moet worden dat het meest ten goede komt aan de minst bevoordeelden. Daarbij doet het er niet toe hoe die situatie is ontstaan. Iemand in ellende in het binnenland van Suriname help je omdat het een mens is, niet om iets wat ooit een iemand zijn voorvaderen heeft aangedaan.

Bij dat juiste doen is bestuderen van het verleden van belang. Niet om ‘schuldigen’ aan te wijzen waarbij je een rekening kunt indienen. Wel omdat het verleden ons kan leren welk menselijk denken en handelen tot ongelijkwaardigheid leidt. Het kan ons helpen gedrag dat tot vormen van uitbuiting leidt te herkennen, te adresseren en er iets aan doen. Iets aan te doen voor mensen die er nu slachtoffer van zijn of dreigen te worden.

Het einde van de slavernij herdenken is goed. En na goed de komma waar voormalig premier Rutte oversprak na de komma vervolg de zin dan met: ‘om hedendaagse vormen van uitbuiting en slavernij te bestrijden. Niets meer en niets minder. Die herdenking koppelen aan ‘een echt plan voor herstel’ of ‘vereffening van een niet te vereffenen rekening’ zorgen alleen maar voor onnodige tweespalt.  


[1] John Rawls, Een theorie van rechtvaardigheid, pagina 321

Het eeuwige nu

Kernenergie: niet nodig , niet slim en niet te betalen, zo luidt de titel van een artikel van Jesse Frederik bij De Correspondent. In het artikel legt hij uit waarom hij vindt dat het bouwen van vier nieuwe kerncentrales geen goede keuze is. De titel van het artikel bevat heel in het kort zijn argumenten. Het gaat mij nu niet om al dan niet kerncentrales te bouwen en de argumenten van Frederik ertegen. Het gaat mij om een reactie die hij gaf op een bijdrage van een lezer die zich zorgen maakte over het kernafval omdat het zo’n 20.000 jaar duurt voordat het spul weer een beetje veilig is. Frederik: “ik maak me daar om eerlijk te zijn wat minder zorgen over. In Finland gaan ze het kernafval heel diep onder de grond stoppen in stabiele aardlagen, daar zie ik eigenlijk niet zo’n probleem mee, anders dan dat het – wederom – gruwelijk duur is.” Daar zie ik dan weer wel een probleem.

Het probleem dat ik zie heeft te maken met wat ik het eeuwige nu, noem. Wij leven nu, in het heden. Dat heden is voor ons: “belangrijker en bijzonderder dan alles wat in het verdere verleden was en ook belangrijker dan alles wat in de verre toekomst zal zijn,” zo schreef ik enkele jaren geleden in een prikker. En vervolgde met: “Een mens die leefde in 1438 vond waarschijnlijk ook dat het toenmalige heden de meest belangrijke en bijzondere periode was. Een mens die in 2238 leeft, zal dat waarschijnlijk ook vinden van de jaren dertig van de 23ste eeuw. Ook zij vinden de periode waarin zij leven de belangrijkste periode uit de geschiedenis van de mensheid. Een tijd die ze, zoals velen nu doen, omschrijven als de meest dynamische waarin de ontwikkelingen elkaar in een razend tempo opvolgen.”

Het nu bepaalt voor een belangrijk deel hoe wij naar het verleden en de toekomst kijken. Neem Rutger Bregman. Die stelde een jaar of twee geleden in een artikel in hetzelfde medium de vraag: “hoe is het mogelijk dat zo lang, zo weinig mensen in opstand kwamen tegen de slavernij?” Met onze ogen inderdaad bijzonder dat er zo weinig mensen protesteerden tegen slavernij en de trans-Atlantische slavenhandel. Als je die vraag twee eeuwen geleden stelde, dan had 90% van de mensen je aangekeken alsof ze water zagen branden. Het gros van de mensen leefde toen in omstandigheden die niet zoveel van slavernij verschilde en was ongeletterd.

Frederiks uitspraak verplaatst het eeuwige nu naar de toekomst. We stoppen het kernafval onder de grond, zetten er waarschuwingsborden bij en zorgen voor goede overheidscontrole. 20.000 jaar, dat zijn 800 generaties. Dat zijn de kinderen van de kinderen van …. en dat 800 keer. Dat is heel ver weg in de tijd. Net zo ver als de tijd van de ouders van onze ouders … en dat 800 keer. Die voorouders leefden nog in de tot nu toe laatste ijstijd, het Weichselien genoemd. Die voorouders leefden als jager-verzamelaars. Aan die ijstijd kwam zo’n 12.000 jaar geleden na 115.000 jaar een einde. Na het einde van die ijstijd gingen onze voorouders langzaam over op de landbouw, de zogenaamde neolithische of eerste agrarische revolutie. De Van Dale definieert revolutie als een: “plotselinge verandering in de bestaande toestand; algehele ommekeer,” en geeft erachter als voorbeeld de industriële revolutie en de wetenschappelijke revolutie. Die laatste duurde twee eeuwen, de 17e en 18e, de eerste voltrok zich binnen een eeuw. Allebei al niet erg plotseling maar vergeleken bij de neolithische was dat toch erg ‘plotseling’ die duurde een paar duizend jaar.

Betrouwbare regeringen waar je als burger op kunt vertrouwen en die je zelf kunt kiezen, zijn van nog recentere datum. In 1922 konden in Nederland voor het eest mannen en vrouwen gaan stemmen. Als ze tenminste 25 jaar of ouder waren. En als we terugkijken dan zien we dat rijken opkomen, floreren en weer vergaan. De Romeinen deden dat in bijna duizend jaar, het Britse rijk ‘where the sun never set’ in minder dan tweehonderd jaar en is, om The Pogues en hun lied Navigator  aan te halen: “now deep in darkness but the railway is there yet.” Betrouwbare democratische gekozen regeringen zijn geen gegeven. Het zijn eerder uitzonderingen op de regel.

Hoe onze voorouders 20.000 jaar geleden over het leven dachten, daarvan weten we bijna niets. We hebben wat voorwerpen gevonden en enkele wandschilderingen en op basis daarvan en van bestudering van mensen die nog als jager-verzamelaar leven, proberen we ons een beeld te vormen van het leven toen. Zo’n 5.000 jaar geleden begonnen mensen in wat we nu Egypte noemen, piramides te bouwen. Ze staan er nog steeds maar hoe ze precies werden gebouwd, weten we niet meer. Neem  Stonehenge. Hoe het is gebouwd weten we niet en we weten zelfs niet met welk doel. Van de hiërogliefen in de piramides weten we inmiddels wat ze betekenen. Dat geldt ook voor het spijkerschrift, Orakelbotschrift en het Lineair B. Het Lineair A, het Rongorono en het Espanca is nog steeds een groot raadsel.

“Hebban olla uogala nestas hagunnan hinase hi(c) (e)nda thu uuat unbidan uue nu,” schreef een West-Vlaamse kopiist aan het einde van de elfde eeuw. Een van de oudst gevonden teksten in het Oudnederlands: “’Alle vogels zijn nesten begonnen, behalve ik en jij. Waar wachten wij nu op?” Had u dit, zonder deze vertaling erbij, erin gelezen? Het einde van de elfde eeuw is nu bijna 1.000 jaar en dus 40 generaties geleden. Zouden onze nazaten 40 generaties verder nog kunnen lezen wat wij nu schrijven? Zouden ze onze pictogrammen zoals dat voor radioactief afval begrijpen? Of zouden zij, net zoals wij doen bij een opgraving uit de Middeleeuwen, nieuwsgierig ieder stukje materiaal voorzichtig afborstelen en in een museum leggen. Of wellicht wordt ons afval door hen verwerkt in iets. Of ze weet hebben van het gevaar dat ze lopen?

‘Maar er is toch veel meer informatie. Al die boeken en al die informatie op het internet. Daarvan zal toch wel iets blijven?’ Een goede vraag. Inderdaad zal daarvan wel iets blijven, maar weten we dan hoe we het moeten interpreteren? Een harde schijf kan veel informatie bevatten, maar je moet wel iets hebben om die informatie eraf te halen. Wellicht vinden onze verre nazaten allebei, maar weten ze dan dat het ene gebruikt moet worden om de informatie van het ander te halen? De ‘cloud’ bevat nog veel meer informatie van een harde schijf, maar juist die ‘cloud’ kun je niet vinden. Die is virtueel. Nee dan geef ik het boek nog de meeste kans om door onze nazaten begrepen te worden. Maar zelfs als onze verre nazate als door een wonder onze ‘cloud’ af weten te tappen, dan nog is de vraag wat ze met al die informatie kunnen. Wij hebben al moeite om digitale feiten van fictie te scheiden. Laat staan over duizend jaar. Over duizend jaar als kernenergie wellicht een technologie is die al achthonderd jaar niet meer wordt gebruikt. Dan is het zelfs lastig om een bouwplan van zo’n centrale te begrijpen.

Die stabiele onderaardse lagen zijn wellicht veilig. Maar of het afval er de komende 20.000 jaar veilig ligt?

Asiel voor Palestijnen

‘Wat zou er gebeurd zijn als …’ ?  En op de puntjes vul je dan iets in bijvoorbeeld ‘Hitler tijdens de Bierkellerputsch van 1923 het leven had gelaten. Wat zou er dan zijn gebeurd? Ik vroeg me dit af toen ik over de uitspraak van de Raad van Staten dat de asielprocedures voor Palestijnen weer moeten worden opgepakt. Iets wat De Dagelijkse Standaard: “ronduit absurd,” noemt. De site vindt het: “een onverantwoordelijke stap die niet alleen onze samenleving onder druk zet, maar ook de deur opent naar nog meer ellende, polarisatie en conflicten.”

Wat als Hitler? Hoe zou de wereld er dan hebben uitgezien? Dergelijke exercities veranderen niets aan de werkelijkheid. Die heeft zich immer ontplooid zoals ze zich heeft ontplooid. Je een beeld te vormen van hoe de wereld er dan nu, honderd jaar later zou hebben uitgezien, is lastig omdat je alles wat in die tussentijd is gebeurd, moet vergeten. Alles afgezien van natuurverschijnselen al kun je je van bijvoorbeeld weers- en klimaatverschijnselen ook afvragen of die wel zouden zijn opgetreden. De afgelopen honderd jaar heeft de mens immers aardig wat gedaan wat invloed had op het reilen en zeilen op de Aarde. Dit even terzijde. Terug naar de uitspraak van de Raad van Staten.

Het was mij ontgaan, maar de uitspraak van de Raad van Staten maakte dat ik er toch maar eens naar ben gaan kijken: het besluit van staatssecretaris Van der Burg van 19 december 2023 om een Besluit- en vertrekmoratorium in te stellen voor de Palestijnse gebieden. Van der Burg opent de Kamerbrief waarin hij zijn besluit kenbaar maakt met de woorden: “Gezien de actuele situatie in de Palestijnse Gebieden (Gaza en de Westelijke Jordaanoever) heb ik besloten een besluit- en vertrekmoratorium in te stellen voor de duur van zes maanden. Het besluitmoratorium geldt voor (staatloze) Palestijnse asielzoekers uit de Palestijnse Gebieden. Het vertrekmoratorium komt in de regel te gelden voor asielzoekers die naar de Palestijnse Gebieden moeten terugkeren.” Dit besluit houdt in dat er voorlopig geen besluiten op asielaanvragen van Palestijnen worden genomen en ook dat Palestijnen die terug zouden moeten, niet terug hoeven. Als reden voor zijn besluit geeft hij: De algemene (veiligheids)situatie in Gaza is zeer slecht. Voor de Westelijke Jordaanoever geldt dat momenteel in mindere mate, maar ook daar is de algemene (veiligheids)situatie sinds 7 oktober jl. verder verslechterd. Voor beide gebieden is ongewis hoe de (veiligheids)situatie zich de komende periode verder ontwikkelt. Het is op dit moment nog te vroeg om definitieve conclusies te verbinden aan de implicaties die de situatie aldaar heeft voor verzoeken om internationale bescherming. Het is immers niet mogelijk om te komen tot een formulering van de situatie, waar bestendig beleid op gebaseerd kan worden.”.”

Even terug naar 19 december 2023, het moment dat Van der Burg zijn besluit nam. Niet precies op dat moment, maar een week eerder. Op 11 december 2023 publiceerde de Verenigde Naties een feitenrelaas met betrekking tot Gaza: 18.205 doden, 49.645 gewonden, ongeveer 1,93 miljoen mensen op de vlucht binnen de Gazastrook. Meer dan 52.000 huizen verwoest en meer dan 253.000 beschadigd. Op dat moment. Daarmee mogen we concluderen dat Van der Burg terecht constateerde dat: “De algemene (veiligheids)situatie in Gaza (…)zeer slecht,” is en dat het: “ongewis (is) hoe de (veiligheids)situatie zich de komende periode verder ontwikkelt.” Dat is op het moment van schrijven van deze Prikker nog steeds het geval.

Het lijkt mij evident dat op 19 december 2023 een Palestijn, zeker eentje die in de Gazastrook woont: “ gegronde redenen (had)om te vrezen dat u slachtoffer wordt van willekeurig geweld door een gewapend conflict in uw land van herkomst .”  Die reden bestaat nu nog steeds. En laat die reden nu een van de vier voorwaarden zijn op grond waarvan je in Nederland asiel kunt aanvragen. Dat de minister op 19 december 2023 besloot om mensen niet terug te sturen was evident. Het besluit om de asielprocedure te bevriezen was dat niet. Om de woorden van De Dagelijkse Standaard te gebruiken: dit deel van het besluit van de minister was ronduit absurd. Het is  daarmee niet meer dan logisch dat de Raad van Staten hier een streep door heeft gezet. De Nederlandse overheid verzaakte met dat besluit immers haar verantwoordelijkheid en plicht. Het was immers precies het juiste moment om: “conclusies te verbinden aan de implicaties die de situatie aldaar heeft voor verzoeken om internationale bescherming.” De enige conclusie die je uit die situatie kon trekken was dat de asielaanvragers uit Palestina recht hadden en hebben op internationale bescherming en dus asiel in Nederland.

Bij de redenering van Van der Burg moest ik denken aan de oorlog in Oekraïne van februari 2022. Op dat moment, en dat geldt nu nog steeds, was: “ongewis hoe de (veiligheids)situatie zich de komende periode verder (zou) ontwikkel(en).” Wat zou er zijn gebeurd als de regering op dat moment had besloten dat het: “nog te vroeg (was) om definitieve conclusies te verbinden aan de implicaties die de situatie aldaar heeft voor verzoeken om internationale bescherming”?  

‘Pleisters plakken op een botbreuk’

Op 1 februari 2024 trad de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen in werking. De wat? Denk je wellicht. De wet wordt ook wel de Speidingswet genoemd. Een wet met als doel om te voorkomen dat het aanmeldcentrum voor asielzoekers in Ter Apel te vol raakt. Om dat te voorkomen worden gemeenten verplicht om asielzoekers op te vangen. Een bijzondere wet voor een bijzonder probleem.

Bron: Flickr

Eerst de wet. De wet bepaalt dat de minister iedere twee jaar aangeeft hoeveel plekken voor asielopvang er moeten zijn en hoeveel plekken iedere provincie en  gemeente moet realiseren. De verdeling per gemeente is grof naar rato van het aantal inwoners. Grofweg omdat er ook rekening wordt gehouden met de sociaal economische status van de inwoners van een gemeente. In het kort betekent dit dat gemeente A met 100.000 inwoners die gemiddeld een hoger inkomen hebben dan gemeente B met 100.000 inwoners, meer asielzoekers moet opvangen. De gemeente heeft vervolgens ongeveer anderhalf jaar om die plekken te realiseren. Gemeenten moeten hun oplossing aan de commissaris van koning aanbieden en die biedt het totale provinciale pakket aan de minister aan. Voldoet het aan de wensen van de minister dan wordt het vastgesteld. Voldoet het niet omdat er te weinig plaatsen worden gerealiseerd, dan kan de minister gemeenten het aantal te realiseren plaatsen opleggen. Een bijzondere procedure omdat er drie overheden bij zijn betrokkenen. Dat lijkt mij in ieder geval één overheid teveel. Tot zover de wet. Over naar het probleem.

Ja, wat is het probleem? Is dat werkelijk dat er in ‘Ter Apel’ mensen op het gras moesten slapen? Ja, dat is een probleem en vooral een schande dat mensen die bescherming aan ons vragen, geen fatsoenlijk dak boven hun hoofd kunnen aanbieden. Een schande omdat afgelopen jaar gemiddeld 1.000 mensen per week zich melden om asiel aan te vragen. Op jaar basis meldden zich in 2023 ongeveer 48.500 mensen voor een asielaanvraag. Van dat aantal zijn er 10.000 een ‘nareisaanvraag’. Met een nareisaanvraag kan een asielzoeker en machtiging tot voorlopig verblijf voor gezinsleden aanvragen (echtgenoot, partner, kind,  pleegkind of ouders als de aanvragen op het moment van zijn aanvraag jonger was dan 18 jaar. Als alles goed gaat, dan hoeven die nareizigers geen gebruik te maken van een opvangplek. Zij kunnen immers bij degene gaan wonen die hen heeft laten nareizen. Volgens de wet moet een asielaanvraag binnen een half jaar tot een besluit leiden. Dat besluit kan zijn: een asielstatus of geen status en het land verlaten. Hoe sneller je weet of je kunt blijven, hoe eerder je je leven weer kan oppakken. De Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) die de aanvraag behandelt, kan de beslistermijn verlengen met maximaal 9 maanden. Dat kan als de aanvraag complex is.

Met een beslistermijn van een halfjaar moeten er, om de 40.000 ‘eerste aanvragers’ op te vangen, 20.000 opvangplekken zijn. Maar dan moet alles perfect lopen en moeten er geen complexe aanvragen zijn. Omdat niet alles perfect loopt en er ook complexe gevallen zijn, moeten er meer opvangplekken zijn. Met 30.000 zou je het dan wel moeten redden. Reguliere COA-locaties op dit moment plek voor 33.415 opvangplekken[1]. Dus er zouden voldoende plekken moeten zijn. Waar gaat het fout? Waarom zitten er nog bijna 34.000 mensen in een nood- of andere vorm van opvang? En waarom krijgen gemeenten nu de opdracht om medio 2025 96.000 opvangplekken te realiseren? Dat zijn er 50.000 meer dan dat in 2023 mensen asiel aanvroegen. Waarom moeten er ruim drie keer zoveel opvangplekken worden ingericht dan nodig zijn als alles redelijk goed loopt.

Met dat ‘als alles goed gaat’ komen we bij de centrale vraag? Gaat alles goed? Dat er mensen op het gras moesten slapen in Ter Apel, maakt duidelijk dat niet alles goed gaat en dat er dus actie nodig is. Die actie is de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen geworden. Omdat gemeenten onvoldoende locaties aanboden om asielzoekers op te vangen, is er nu een wet gekomen die hen verplicht om voldoende plekken aan te bieden. Een passende oplossing voor het probleem? Het korte antwoord op deze vraag is NEE.  Het antwoord is NEE omdat het verkeerde probleem wordt aangepakt. Dat er mensen buiten sliepen in  Ter Apel was een probleem maar is niet hét probleem. Het is een gevolg van het eigenlijke probleem. Of beter gezegd, de eigenlijke problemen want er zijn er meer.

Zoals al aangegeven kan de beslistermijn met negen maanden worden verlengd als het een complexe aanvraag betreft. De termijn kan echter ook worden verlengd als er plotseling zeer veel mensen asiel aanvragen. In september 2022 heeft de regering besloten om de termijn standaard met die 9 maanden te verlengen. Dit vanwege een verhoogde instroom en personeelstekort bij de IND. Het aantal in 2023 is vergelijkbaar met 2022 en ongeveer 10.000 meer dan het gemiddelde over de afgelopen tien jaar. Personeelstekort dat ertoe leidde dat de termijn van een halfjaar zeer vaak overschreden werd en dat leidde er weer toe dat er dwangsommen voor te laat besluiten moesten worden uitbetaald. En daarmee komen we bij het eerste probleem: personeelstekort bij de IND. Gevolg hiervan is wel dat het leven van een asielzoeker in ieder geval een jaar en drie maanden op pauze staat.

Dat probleem is niet nieuw. Al in februari 2020 constateerde onderzoekers dat het grootste probleem van de IND een tekort aan besliscapaciteit is. En nu, vier jaar verder, is er nog steeds een tekort aan besliscapaciteit. Zorgen voor meer besliscapaciteit, zou je dus zeggen. Volgens de IND, in een schrijven van maart 2023, gaat dat niet helpen: “Meer medewerkers werven is zowel op korte als lange termijn geen oplossing. De IND zet in op werving van mensen die het hoor- en beslisproces kunnen ondersteunen. Maar om dat werk zelfstandig en zorgvuldig te kunnen doen is een intern opleidingstraject van negen maanden tot een jaar noodzakelijk. De capaciteit die de IND op dit moment inzet op werving en selectie, begeleiding van nieuwe collega’s en opleiding is groot en zorgt ervoor dat ervaren medewerkers niet ingezet kunnen worden voor horen en beslissen.”  En antwoord met een hoog gehalte aan ‘dweilen met de kraan open’.

Natuurlijk kan de winkel niet helemaal worden gesloten tijdens de verbouwing, in dit geval het opleiden van nieuwe beslissers. Maar toch. De IND geeft in het schrijven van maart 2023 aan: “22.000 beslissingen te nemen op asielaanvragen in de algemene en verlengde asielprocedure (spoor 4). Daarnaast kan de IND beslissen op enkele duizenden aanvragen van veilige landers en Dublin claimanten.” Als ik de cijfers van het CBS mag geloven, zijn er in 2022 bijna 30.000 verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd verleend. Dat moeten er 50% meer worden, dus 50% meer beslissers. Laat ik voor het gemak rekenen met een jaar opleiding. Als we 10% van de beslissers inzetten voor opleidingen en ieder beslisser kan in die periode vijf aspirant beslissers begeleiden. Dan is na één jaar het benodigde aantal beslissers bereikt. Sinds de constatering van de onderzoekers in 2022 zijn vier jaar verstreken. Voldoende tijd om dat probleem te hebben opgelost lijkt mij.   

Daarmee zijn we er nog niet. Er is nog een tweede probleem. Het Centraal Orgaan Asielzoekers (COA) vangt nu zo’n 67.000 mensen op, de 33.000 in reguliere opvangcentra en de rest in nood- en andere opvangvoorzieningen. Van de 67.000 hebben er zo’n 17.500 een asielstatus[2]. Deze mensen wachten op reguliere huisvesting maar omdat die er niet voldoende is, blijven ze een opvangplek bezetten. Voor deze mensen duurt het nog langer voordat ze hun leven weer kunnen oppakken.

En daarmee komen we bij het tweede probleem: woningnood. Een probleem waar niet alleen statushouders mee te maken hebben. De Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen biedt geen oplossing voor deze problemen. De wet maakt er in 340 gemeenten, in twaalf provincies gemeenten  en bij één rijksoverheid ambtenaren aan de slag gaan met ‘pleisters plakken op een botbreuk’. Pleisters omdat als dit werk niet leidt tot één extra beslisser bij de IND en ook niet tot één extra woning in een gemeente. Sterker nog, het zou er wel eens toe kunnen leiden dat de korte termijn de lange in de wielen gaat rijden. Een voorbeeld: een oud bejaardenhuis staat op de nominatie om gesloopt te worden om plaats te maken voor een flink aantal sociale huurwoningen. Om nu te voldoen aan de ‘opvangopgave’ wordt besloten om in het pand asielzoekers op te vangen voor een periode van vijf jaar, want dat is wat de minister ziet als structurele opvang’. Dat betekent dat het bouwplan voor die sociale huurwoningen nog minstens vijf jaar op zich laat wachten en de woningzoeker nog minstens zeven jaar. Sociale huurwoningen waar ook enkele van die 17.000 statushouders die nog in een COA-opvang zitten, een nieuw leven zou kunnen opbouwen. Een probleem waar gemeenten mee aan de slag zijn maar waarbij ze tegen verschillende problemen aanlopen die het probleem uiterst complex maken.

Een wet die niet bijdraagt aan het oplossen van de problemen is een verkeerde wet. Er is geen wet nodig om de problemen op te lossen. Er zijn mensen nodig bij de IND die ervoor zorgen dat er binnen een halfjaar wordt besloten. En er zijn huizen nodig om de woningnood op te lossen. Laten we ons op die problemen concentreren in plaats van energie en menskracht weg te laten vloeien naar een schijnoplossing. Een schijnoplossing waar politiek Den Haag meer dan een jaar tijd en energie heeft besteed.


[1] https://www.coa.nl/nl/lijst/capaciteit-en-bezetting

[2] https://www.coa.nl/nl/lijst/capaciteit-en-bezetting