Voorkomen dat niemand meer protesteert

Het is weer bijna TOP2000 tijd. Het nummer Big Yellow Taxi  van Joni Mitchell zal er vast wel een plek hebben in de lijst. Het lied met erin de ijzersterke tekstpassage: “Don’t it always seem to go that you don’t know what you’ve got till it’s gone. They paved paradise and put up a parking lot.” Die passage kwam in me op bij het lezen het eindverslag van verkenner Ronald Plassterk.

Gedicht van Martin Niemöller

“Ik adviseer een informateur met de volgende opdracht te benoemen: Te onderzoeken of er overeenstemming is of kan worden bereikt tussen de partijen PVV, VVD, NSC en BBB over een gezamenlijke basislijn voor het waarborgen van de Grondwet, de grondrechten en de democratische rechtsstaat.  ‘Dan ben je professor doctor in de biologie. Ben je minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geweest en tussendoor nog lid van de Tweede Kamer en schrijf je zoiets met droge ogen en bloedserieus op.’ Dat was mijn eerste reactie.

Die ‘gezamenlijke basislijn’ voor wat betreft de grondrechten en de democratische rechtsstaat’ ligt er al. Dat noemen we de Grondwet. Die begint met artikel 1 het belangrijkste grondrecht: “Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, handicap, seksuele gerichtheid of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.” Die regelt in artikel 3 dat: “Alle Nederlanders (…) op gelijke voet in openbare dienst benoembaar”, zijn. Die regelt de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging in artikel 6. Die regelt de vrijheid van meningsuiting in artikel 7. Het recht vereniging in artikel 8. Het recht op vergadering en betoging in artikel 9. Het recht de persoonlijke levenssfeer in artikel 10. De onaantastbaarheid van je lichaam in artikel 11 en zo kunnen we verder gaan.

Dat de partijen, volgens Plassterk, overeenstemming moeten bereiken over een ‘gezamenlijke basislijn’ betekent niet dat de ‘gezamenlijke basislijn’ waarover overeenstemming wordt bereikt, hoger komt te liggen. Er zullen geen rechten worden toegevoegd. Voor het toevoegen van rechten is het niet nodig om tot overeenstemming te komen over een ‘gezamenlijke basislijn’. Dan is die ‘basislijn’ er namelijk al. Dat is de huidige Grondwet. Ook voor het eventueel toevoegen van instituten zoals Omtzigts Grondwettelijk hof, is overeenstemming over een gezamenlijke basislijn niet nodig. Ook dan ligt de ‘basislijn’ er, die wordt gevormd door de huidige instituten.

Onderhandelen over een ‘gezamenlijke basislijn’ van grondrechten en de democratische rechtsstaat brengt het grote risico met zich mee dat die ‘basislijn’ lager komt te liggen dan nu het geval is. Dat er rechten verdwijnen en dat er gemorreld gaat worden aan onze democratische rechtsstaat. Aan welke rechten eenmanspartij PVV hierbij onder andere denkt, daarover schreef ik recentelijk al een prikker. Zelfs als de partijen tot de overeenstemming komen dat die basislijn de huidige Grondwet en democratische rechtsorde zijn, dan nog is een gesprek aangaan over die ‘basislijn’, schadelijk voor onze grondrechten. Schadelijk omdat dit uitstraalt dat grondrechten ter discussie kunnen worden gesteld en inwisselbaar zijn.

Een zichzelf respecterende democratische politieke partij gaat niet in gesprek over een “gezamenlijke basislijn voor het waarborgen van de Grondwet, de grondrechten en de democratische rechtsstaat”. Een zichzelf respecterende politieke partij die handhaaft die basislijn en doet voorstellen om die basis daar waar nodig geacht te verhogen. Een zichzelf respecterende democratische politieke partij zegt NEE tegen zo’n gesprek.  Een zichzelf respecterende democratische politieke partij zegt NEE omdat de basisrechten niet onderhandelbaar zijn. Een zichzelf respecterende democratische politieke partij zegt NEE tegen partijen die aan de grondrechten willen tornen. Een zichzelf respecterende democratische politieke partij zegt NEE tegen zo’n onderzoek omdat het een hellend vlak is.

Een zichzelf respecterende democraat zou zoiets niet adviseren. Een zichzelf respecterende democraat zegt die basislijn is onze Grondwet. Een zichzelf respecterende democraat zegt dat de in de Grondwet opgenomen grondrechten niet ter discussie staan. Een zichzelf respecterende democraat adviseert niet samen te werken met een partij die de in de Grondwet opgenomen rechten wil beperken. Een zichzelf respecterende democraat waarschuwt voor dit hellend vlak in plaats van het te adviseren. 

En nee, dat is niet het uitsluiten van 25% van de kiezers. Dat is het uitsluiten van partijen en politici die mensen willen uitsluiten van grondrechten. Dat is niet het uitsluiten van mensen maar het voorkomen dat er mensen uitgesloten worden. Dat is voorkomen dat gaat zoals altijd  dat ‘we don’t know what we’ve got till it’s gone’ om Joni Mitchell te parafraseren en dat we op een dag wakker worden en ons geplaveide paradijs een parkeerplaats blijkt te zijn. Dat is voorkomen dat er ‘niemand meer is om te protesteren, als ze mij komen arresteren’ om de beroemde preek van de Duitse predikant Martin Niemöller aan te halen.

De jij-bak van Cliteur

”Pieter, wil je nu eens eindelijk met mij gaan praten?” Zo begint een artikel van rechtsfilosoof en voormalig lid van de Eerste Kamer namens het Forum voor Democratie Paul Cliteur bij De Dagelijkse Standaard. Het artikel is geschreven in de vorm van een dialoog tussen PVV -enigst-lid Geert Wilders en NSC-leider Pieter Omtzigt. “Nee, Geert, wat jij zegt is in strijd met de Grondwet, in strijd met de rechtsstaat,” zo laat Cliteur Omtzigt antwoorden. Een artikel waarin Cliteur zich bedient van jij-bak, maar wel eentje die als een tang op een varken slaat. Voor degenen die het niet weten. Een jij-bak is een redenering waarbij het standpunt van de tegenstrever niet wordt verworpen, maar waar hem wordt verweten boter op het hoofd te hebben.

In Cliteurs artikel laat Omtzigt Wilders raden naar uitspraken van Wilders die strijdig zijn met de Grondwet. Na wat gekibbel laat Cliteur Wilders zeggen: “Weet je wat? Ik ben klaar met jou. Ik zal jou eens wat puntjes laten formuleren waarop jouw programma in strijd is met de grondwet.”  Waarop Cliteur Omtzigt verbaast laat reageren met: “Bij ons? Strijd met de Grondwet? Hoe kom je daar nu bij?”  Waarop Cliteurs Wilders antwoordt: “Jij bent een groot voorstander van een Constitutioneel Hof. Dat wil zeggen een rechterlijke instantie die mag toetsen of de wetten die wij, volksvertegenwoordigers, maken wel in overeenstemming zijn met de Grondwet. Dat Hof komt straks helemaal vol te zitten met D66-rechters die alles gaan afhameren wat wij, vertegenwoordigers van het volk, tot wet hebben verheven. Dat plannetje van jou, dat Constitutioneel Hof, is in strijd met de Grondwet. De Grondwet verbiedt namelijk “constitutionele toetsing” in art. 120. Daar staat: “De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen”. Dat wil jij dus mogelijk maken: dat die rechters die beoordeling gaan plegen. In strijd met de Grondwet, Pieter, en dat artikel heeft men niet voor niets in Grondwet opgenomen.” Inderdaad stelt artikel 120 van de Nederlandse Grondwet: “De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen.” En precies beoordelen van de grondwettelijkheid is wat Omtzigt met zijn Grondwettelijk hof beoogt. Dus Cliteur heeft een punt?

Niet te snel concluderen! In zijn verkiezingsprogramma stelt ‘Pieter’ voor om: “het verbod op toetsing aan de Grondwet op (te) heffen en een constitutioneel hof in (te) stellen dat aangenomen wetten toetst aan de Grondwet.[1] Om dat mogelijk te maken, moet de Grondwet volgens worden gewijzigd. Een voorstel tot wijziging van de Grondwet is niet ongrondwettelijk. Zo’n voorstel moet twee keer door de Tweede – en Eerste Kamer worden behandeld. De eerste keer moet het voorstel worden aangenomen met een gewone meerderheid. De tweede keer met een twee derde meerderheid. Tussen die twee keren moeten verkiezingen voor de Tweede Kamer zitten. Op die manier heeft ook de kiezer de mogelijkheid om zich erover uit te spreken. Dat weet ‘Pieter’, dat zal ‘Geert’ ook weten en dat weet Cliteur ook.

Wat ‘Geert’ wil, is van een heel andere orde. ‘Geert’ wil: “geen islamitische scholen, korans en moskeeën.[2] Hij wil: “Behoud van artikel 23 van de Grondwet, de vrijheid van bijzonder onderwijs,  en: “Verbod op islamitisch onderwijs, omdat dat onze vrijheid en onze waarden bedreigt.[3] Die laatste twee staan direct onder elkaar in de opsomming. Ook dat kan en mag je willen en ook daarvoor is een wijziging van de Grondwet noodzakelijk. Alleen is die wijziging iets ingrijpender. Die vraagt om een grondige verbouwing van de Grondwet. Daarvoor is het nodig om in ieder geval artikel 1: “Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, handicap, seksuele gerichtheid of op welke grond dan ook, is niet toegestaan,” artikel 6 eerste lid:
Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet,”
 en artikel 8: “Het recht tot vereniging wordt erkend. Bij de wet kan dit recht worden beperkt in het belang van de openbare orde.” Artikel 9 eerste lid: “Het recht tot vergadering en betoging wordt erkend, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet,” en bizar genoeg ook artikel 23, dat de vrijheid van onderwijs regelt en dat ‘Geert’ wil behouden, moet worden aangepast. En ja, ook dat kan op de hierboven genoemde manier.

Dus toch een jij-bak: beiden willen de Grondwet wijzigen dus waarom zeurt ‘Pieter’ zo ? Waarom gaat hij niet ‘eens eindelijk met Geert praten’? Waar is dan die tang die op dat varken slaat? Wat ‘Pieter’ wil betreft de structuur van onze rechtsstaat, de instituties. Daar wil hij er eentje aan toevoegen. Over nut en noodzaak daarvan kun je van mening verschillen en daar kun je kanttekeningen bij plaatsen, zoals ik eerder deed. ‘Geert’ tornt niet aan de structuur van onze rechtsstaat, maar aan de cultuur. Hij wil verschil in behandeling. Hij wil eerste- en tweederangs burgers. Dat is van een heel andere orde en dat zou Cliteur, als rechtsfilosoof moeten weten.


[1] Tijd voor herstel, pagina 8

[2] Nederlanders weer op 1, pagina 8

[3] Idem, pagina 34

Too far and not far enough

“It is going too far!” Die woorden sprak Gabriel Sterling in een toespraak. Sterling is een verkiezingsfunctionaris namens de Republikeinse partij in de Amerikaanse staat Georgia. Sterling sprak zich duidelijk geëmotioneerd uit over het bedreigen van functionarissen en hun familie die een rol spelen in het Amerikaanse verkiezingsproces. Trouwens niet alleen van functionarissen. Sterling maakt gewag van bedreigingen aan het adres van een medewerker van een leverancier van stemmachines. Hij spreekt hierbij vooral de top van de republikeinse partij en in het bijzonder president Trump aan omdat die zich niet expliciet uitspreken tegen de bedreigingen. In tegendeel, hun zwijgen en soms zelf openlijke minachting ziet Sterling als een aanmoediging of goedkeuring van dat gedrag.

Ei, Hamer, Bedreigen, Geweld, Angst, Intimideren, Hit
Bron: Pixabay

“Een systeem dat van normen en gebruiken aan elkaar hangt, is makkelijk te breken door mensen die zich sowieso nooit aan afspraken houden.” Die woorden uit een interview met de Russische Masha Gessen herhaalt Olaf Tempelman in een artikel in de Volkskrant met de kwetsbaarheid van de rechtsstaat als onderwerp. Een artikel waarin de ‘casus Verenigde Staten’ uitgebreid wordt beschreven en een enkele keer aangevuld met een Nederlands voorbeeld. Het artikel laat zien wat er gebeurt als het bijzondere normaal wordt gemaakt en het normale bijzonder. Want dat is wat er gebeurt als mensen die zich niet aan de afspraken houden door een democratisch systeem banjeren. Nee, die houden, zoals Trump, een toespraak van drie kwartier waarin ze een ‘grafiek’ tonen en beweren dat ‘alles normaal’ was in het eerste deel toen hij op winst stond en abnormaal in het tweede toen hij begon te verliezen. Alsof het omgekeerde niet ook kan of het meest waarschijnlijke, dat de hele lijn normaal is. Vijfenveertig minuten leugens en complottheorieën die kant nog wal raken. Adam Smith zou meteen van zijn geloof afvallen dat: “De meest notoire leugenaar (…)(tenminste) twintig keer de zuivere waarheid (spreekt) tegen de ene keer dat hij in alle ernst en opzettelijk liegt, en zoals bij de voorzichtigste mensen de neiging te geloven meestal de overhand heeft op twijfel en wantrouwen, zo zegeviert bij mensen die zich het minst aantrekken van de waarheid in de meeste gevallen de natuurlijke neiging om de waarheid te spreken over de neiging om anderen te bedriegen, of de waarheid in enig opzicht te veranderen of te verhullen.” Smith schreef dit in zijn standaardwerk over moraal De theorie over morele gevoelens. Hij zou, als hij nu leefde, niet alleen twijfelen aan deze passage maar aan het grootste deel van de gedachten die hij in het boek verwoordt.

Een democratische rechtsstaat is kwetsbaar voor mensen die het spel niet volgens de ‘normen en gebruiken’ spelen. Die vergeten dat in een democratische rechtsstaat de meerderheid besluit en daarbij rekening houdt met de wensen, gevoelens en standpunten van de minderheid. Dit omdat iedereen wel eens bij de minderheid hoort. Iets wat Sterling zich heel goed lijkt te realiseren. Hij behoort nu bij de minderheid en volgens de ‘normen en gebruiken’ van het spel behoor je je verlies te erkennen, de winnaar te feliciteren en mee te werken aan een overdracht van de macht aan de winnaar. Helaas lijkt hij bij de minderheid van de minderheid te behoren die er zo over denkt.

De verdediging van de ‘normen en gebruiken’ van onze democratische rechtsstaat gaat ons allemaal aan. De grootste vijand van dit, om het zo te noemen ‘porselein’ in onze ‘democratisch rechtsstatelijke kast’ is niet de ‘banjerende olifant’. Die ‘olifant’ neemt slechts de ruimte in die hem wordt geboden. De ruimte die de ‘olifant’ krijgt, bepalen wij. Die bepalen wij, de inwoners van dit land, door de lijnen die wij trekken in het verdedigen van onze ‘kast met porselein’. De belangrijkste lijn is hierin dat mensen niet tegen elkaar worden opgezet. Door mensen die, om een passage uit het artikel van Tempelman aan te halen: “tegenstanders en institutionele hindermachten (…) af (…) schilderen als vijanden van ‘het volk’, en zichzelf neer (..) zetten als de enige waarachtige behartigers van de belangen van ‘het volk,”  Een ‘vijand van het volk’ kun je immers anders behandelen. Die wordt zo ‘ontmenselijkt’.

In die ‘wij’ spelen de mensen die we als onze vertegenwoordigers hebben gekozen, een belangrijke rol. Zij moeten staan voor die ‘normen en gebruiken’ en een ieder die zich hier niet aan houdt, ook al zit die in de Kamer, buiten de orde plaatsen. Daarmee worden geen zaken gedaan, geen coalities en verbonden mee gesmeed. Naar hen wordt niet geluisterd ook al winnen ze bij een verkiezing twintig zetels. Bij dat beschermen spelen ook wij, de ‘gewone burgers’ een belangrijke rol. Een belangrijke door onszelf aan te spreken op ‘ondemocratisch denken en handelen’. Een belangrijke rol door de mensen die een belangrijke rol vervullen binnen die democratische rechtsstaat met hand en tand te verdedigen. Mensen zoals politieagenten, brandweerlieden, advocaten, ambulancemedewerkers, zorgpersoneel, journalisten en politici. Mensen die op de politici na, maar daar kom ik zo o­­p terug, om Sterling aan te halen, ‘took a job’. Onmisbare ‘jobs’ in onze huidige samenleving. Zij verdienen bescherming van ons allemaal. Mensen die fouten kunnen maken, immers waar gewerkt wordt, worden fouten gemaakt. Fouten die, indie­n nodig, volgens de regels van het spel moeten worden bestraft. Die fouten zijn echter geen reden om hen te bedreigen en lastig te vallen. Bedreigingen aan hun adres bedreigen onze democratische rechtsstaat. Daar moet iedereen die onze democratische rechtsstaat een warm hart toedraagt zich tegen verzetten en bij dat verzetten horen onze vertegenwoordigers in de frontlinie te staan.

Met dat uitvoeren van de besluiten, kom ik bij de politici. Zij namen geen ‘job’, maar accepteerden de verantwoordelijkheid die wij hen gaven Wij hebben hen gekozen om namens ons te besluiten. Bijvoorbeeld besluiten dat we in binnenruimten een mondkapje op moeten zetten al kun je twijfelen aan het nut. En over nut en noodzaak ervan mag het debat worden gevoerd, maar dan wel zonder onze vertegenwoordigers te bedreigen.

De verantwoordelijkheid die wij hen geven, vraagt echter ook om verantwoordelijk gedrag. Nu werd deze week bekend dat leden van het Outbreak Management Team worden bedreigd. Zij zijn de zoveelste in de rij die worden bedreigd omdat ze hun werk doen in onze democratische rechtsstaat. Hun taak is namelijk om onze bestuurders vanuit hun expertise te adviseren over hoe te handelen in de coronapandemie. Adviseren, niet besluiten. Besluiten dat doen de verantwoordelijke ministers en die worden daarbij gecontroleerd door de door ons gekozen Kamerleden. De manier waarop premier Rutte in de bres sprong voor de leden van dit team, laat zeer te wensen over. Ja, het is ‘onacceptabel’ en ook ‘verschrikkelijk’ zoals premier Rutte het noemde. En ja: “Deze mensen doen goed en belangrijk werk, en doen dat naar eer een geweten. Het kan dat mensen het oneens zijn met de adviezen, maar intimidatie en bedreigingen zullen we nooit accepteren.”  Geen woord verkeerd, maar toch onvoldoende. Want er werd iets niet gezegd en dat wat niet werd gezegd, is veel belangrijker dan dat wat wel werd gezegd. Wat er niet werd gezegd is een boodschap waaruit leiderschap en verantwoordelijkheid blijkt. Wat er niet werd gezegd is iets zoals: ‘Bedreigers, als jullie iemand de schuld willen geven en willen bedreigen, dan moeten jullie bij mij en mijn ministers zijn. Wij zijn het namelijk die besluiten welke maatregelen er worden genomen. Dat is ons verantwoordelijkheid, niet die van het OMT.’

Helaas zei onze premier dit niet en daarmee bevestigt hij hetgeen Kustaw Bessems in zijn column in de Volkskrant schrijft: “Rutte zorgt altijd dat er minstens één persoon zit tussen hemzelf en een probleem.De enige lijn in zijn handelen: zijn plaats veiligstellen in de politieke geschiedenis, waarmee hij is geobsedeerd.”  De bedreigers gaan, om Sterling aan te halen ‘too far’. Onze premier gaat helaas ‘not far enough’ en toont een schromelijk gebrek aan leiderschap.

We had to destroy the village in order to save it

Gisteren schreef ik over ‘vluchtelingendeals’, in de Volkskrant deed Martin Sommer dat ook. Volgens Sommer was de Turkije-deal niet ideaal maar toch een succes: “ De opvang rammelt, de verdeling van statushouders komt niet van de grond. Wat Jesse Klaver zegt, is vast waar: Syrische kinderen krijgen in Turkije geen onderwijs en er zijn er die moeten werken in textielfabrieken. Dat mag niet van de UNHCR. Maar dit soort bijbelexegese helpt weinig tegen de verdrinkingsdood. En het is een feit dat de ongecontroleerde migratiestroom is gestopt. Dit is wat politiek vermag; van een naargeestige toestand is het beste gemaakt.”

vietnam

Foto: Listosaur

In zijn artikel haalt Sommer de Orde van Advocaten aan die de verkiezingsprogramma tegen het licht hield en die: “deelde rode vlaggen uit waar ze strijdig waren met de beginselen van de rechtsstaat. Het oordeel was ‘geschokt’ in verband met het aangetroffen Trump-gehalte; vijf rode vlaggen, terwijl het er de vorige keer maar twee waren. In de tussentijd was er weliswaar een asielcrisis geweest en een reeks bloedige aanslagen. Maar met dat soort storende omgevingsfactoren konden de voorvechters van de grondrechten geen rekening houden.” Die advocaten snappen er dus niets van, je moet toch begrijpen dat aantasting van de rechtsstaat na zo’n vluchtelingencrisis en een serie aanslagen niet vreemd is. Zo beschermen we immers onze verworvenheden zoals onze ‘banen en sociale zekerheid’ en houden we rekening met het draagvlak onder de bevolking. We beschermen zo immers onze verworvenheden.

Weegt het beperken van de instroom van vluchtelingen op tegen het, ik formuleer het scherp, afbreken van de rechtsstaat, want dat is wat Sommer lijkt te beweren? Is niet juist de rechtsstaat een van onze belangrijkste verworvenheden? Een verworvenheid die zorgt voor vrede, welvaart en welzijn? Verschillen we niet juist door die rechtsstaat van de landen van waaruit deze mensen vluchten en van de landen die nu door velen als ‘veilige derde landen’?

Bescherm je je verworvenheden het beste door ze zelf af te breken? Dit lijkt wel op de Amerikaanse legerwoordvoerder die tijdens de Vietnamoorlog de beroemde uitspraak deed: ‘We had to destroy the village in order to save it’. Heeft de politiek er werkelijk het beste van gemaakt als de maatregel die zij neemt strijdig zijn met de beginselen van de rechtsstaat?

Resistance is futile

Patriottisme, vaderlandsliefde, daarvoor pleit het CDA. In Trouw reageert Hans Janssens, hoofdcommunicatie van het CDA, in een warrig betoog op een column van Hans Goslinga in dezelfde krant. Als het erbij blijf de: “rechtsstaat, democratie, vrijheid en menselijke waardigheid te koesteren en uit te dragen,” dan zal Janssens op veel bijval kunnen rekenen.

BorgIllustratie: quotesgram.com

Blijft het daarbij? Goslinga bekritiseerde CDA leider Buma, die pleitte voor gezonde vaderlandsliefde met de dominantie van de joods-christelijke cultuur als fundament van onze samenleving. Volgens Goslinga moet de overheid zich verre houden van het uitdragen van een publieke moraal. Het publiek is immers pluriform. Volgens Janssens bieden: “Waarden en tradities (…) houvast in een wereld die razendsnel verandert en globaliseert.” En kan: “Alleen een samenleving die trots is op de eigen waarden en tradities, (…) van nieuwkomers verwachten dat zij deze ook willen delen.” Als die dominante joods-christelijke cultuur iets is wat bij het patriotisme hoort, gaan Janssens en Buma dan niet veel te ver? Hoe gezond is dergelijke vaderlandsliefde?

Is het niet veeleer ondanks, dan dankzij de christelijke cultuur dat  we trots kunnen zijn op de democratie, de rechtstaat, de vrijheid en de menselijke waardigheid? Zijn onze democratie, de rechtstaat, de vrijheid en menselijke waardigheid niet juist het resultaat van de strijd tegen de religie en tegen god? Een strijd om mensen zelf na te laten denken over hun leven en hun toekomst.

Verwachten zij dan ook dat ik die ‘waarden en tradities’ uitdraag? Dat ik daar trots op moet zijn? Welke christelijke en joodse waarden zijn dat dan? Hebben die twee stromingen niet een jarenlange niet zo fraaie geschiedenis? Zie bijvoorbeeld het denken van Luther over joden dat vorige week weer in het nieuws was. Maar ook welke tradities? Zijn dat die van de katholieke kerk, de joods orthodoxe, de remonstranten, de pinkstergemeente of nog andere?

Verwachten zij van nieuwkomers dan dat zij assimileren? Dat zij hun eigen waarden en tradities verloochenen? Of om de Borg, een van de vijanden van de Federation in de latere Start Trek reeksen, aan te halen: “We are the Borg. You will be assimilated. Resistance is futile.” Met als enig verschil dat de Borg: “biological and technological distinctiveness”  toevoegen aan hun eigen, het CDA lijkt die te willen uitbannen. Gelukkig weten captain Picard en zijn vrouwelijke collega Janeway, de Borg te verslaan. Waaruit blijkt dat ‘resistance’ niet ‘futile’ is. Als dit het streven van het CDA is, hoort u dan ook bij de resistance?