Trots op je land

Ik ben niet links, ik ben niet rechts, maar ik ben recht door zee!” Die woorden sprak Rita Verdonk toen zij zich in 2006 kandideerde voor het lijsttrekkerschap van de VVD. De strijd om dat lijsttrekkerschap verloor ze nipt van Mark Rutte. Bij de erop volgende verkiezingen haalde ze ongeveer net zoveel stemmen als lijstrekker Rutte en dat was een recept voor ellende in de partij en fractie. Uiteindelijk stapte Verdonk uit de partij maar behield haar Kamerzetel. Daarop richtte ze een nieuwe partij op: Trots op Nederland. In de peilingen deed die partij het eerst best aardig maar bij de verkiezingen in 2010 haalde de partij geen zetel. Wellicht een gevolg van interne strubbelingen in de jonge partij. Ik moest hieraan denken toen ik de column van Kiza Magendane bij dekanttekening las.

File:Trots op de Dam 1.jpg
Bron: Flickr

Magendane werd geboren in de Democratische Republiek Congo, een republiek die nog minder democratisch is dan de voormalige Duitse Democratische Republiek en bovendien veel gewelddadiger. Het is in potentie een van de rijkste landen van het Afrikaanse continent maar het wil maar geen land worden. Verschillende groeperingen in het land vechten elkaar de tent uit en worden daarbij gesteund door de diverse buurlanden. Dat je zo’n land vaarwel wilt zeggen, kan ik heel goed begrijpen. Op 1 juli woonde Magendane precies 14 jaar in Nederland en hij vindt het: “ de laatste jaren steeds ingewikkelder om zowel op mijzelf als op Nederland trots te zijn.“  

Beste meneer Magendane, maak u geen zorgen. Ik ben geboren en getogen in Nederland en ik ben ook niet trots op Nederland. Net zoals u kan ik: “dankbaar zijn dat ik mijn talenten in Nederland kan benutten en hier persoonlijke successen behaal.” Ook ik heb grote moeite met: “een overheid die zelfs actief bijdraagt aan het schrijven van nieuwe zwarte bladzijden.” Zwarte bladzijden zoals de omgang met vluchtelingen waarover ik al vaker schreef. Sterker nog, ik denk dat we eens af moeten van dat streven om ‘trots te zijn’ op ‘ons land’. Waarom moeten we ‘trots’ zijn op de plek waar we wonen? Waarom moeten we trots zijn op de ‘geschiedenis’ van die plek? Waarom moeten we trots zijn op acties van de bestuurders van die plek?

‘Trots’ zijn op het land waar je woont, is iets van recente datum. Het is nog geen 200 jaar oud en heeft in die korte tijd meer schade dan goed gedaan. In zijn boek Identiteit. Waardigheid, ressentiment en identiteitspolitiek beschrijft Francis Fukuyama het begin van dit trots aan de hand van Hans: “Neem de situatie van de jonge boer, Hans, die opgroeit in een klein Saksisch dorpje. Hans’ leven in het dorpje ligt vast: hij woont in hetzelfde huis als zijn ouders en grootouders; hij is verloofd met een meisje dat zijn ouders aanvaardbaar vonden; hij werd gedoopt door de plaatselijke priester; en hij is van plan om hetzelfde stukje land te bewerken als zijn vader. De vraag ‘wie ben ik?’ komt bij Hans niet op, omdat die al door de mensen in zijn omgeving is beantwoord.” Fukuyama vervolgt met een beschrijving van de ‘nieuwe wereld’ van Hans die naar het, in de negentiende eeuw snel industrialiserende, Ruhrgebied verhuisde.

In die nieuwe wereld is alles anders. Hans komt mensen tegen uit heel Noordwest-Duitsland en zelfs uit Nederland en Frankrijk. Die nieuwe omgeving brengt hem vrijheid, los van de dorpspriester, zijn ouders en dorpsgenoten. Met die vrijheid komt ook onzekerheid: op wie kan ik terugvallen als ik ziek ben of geen werk heb? Hans ziet mensen van verschillende politieke partijen en vraagt zich af of ze hem echt vertegenwoordigen of dat ze alleen maar aan hun eigen belang denken. “Voor het eerst in zijn leven kan Hans kiezen hoe hij zijn leven wil leiden, maar hij vraagt zich af wie hij werkelijk is en wat hij graag zou willen zijn. De vraag naar zijn identiteit, die in zijn dorp nooit een probleem zou zijn geweest, wordt nu heel belangrijk. [1]Hans ziet in zijn ‘beeldscherm’ een hem onbekende wereld. Een onbekende wereld die bij hem de vraag oproept: hoe verhoud ik me tot die wereld? Wie ben ik en welke rol speel ik in deze nieuwe wereld? Die vraag stelden zich vele mensen in Europa.

Uiteindelijk kreeg Hans een antwoord op de vraag ‘Wie ben ik?’ Fukuyama haakt bij dat antwoord aan bij de negentiende-eeuwse socioloog Ferdinand Tönnies die de ontwikkelingen omschreef als een overgang van ‘Gemeinschaft’ naar ‘Gesellschaft’:  “De psychologische ontregeling als gevolg van de overgang van Gemeinschaft naar Gesellschaft vormde de grondslag voor een nationalistische ideologie, die gebaseerd was op een intense heimwee naar het denkbeeldige verleden van een sterke gemeenschap, waarin verdeeldheid en verwarring van een pluralistische moderne samenleving niet bestonden.[2]

Het antwoord dat Hans kreeg luidde daarmee: “jij bent een trotse Duitser, erfgenaam van een oude cultuur, door je gemeenschappelijke taal verbonden met al die miljoenen andere Duitsers her en der in Midden- en Oost Europa.[3]Duits kan hierbij afhankelijk van de plek worden vervangen door Frans, Nederlands enzovoorts. Voor Hans, die ‘trotste Duitser’, en zijn tijdgenoten in dat Roergebied moest een bindend verhaal over een gezamenlijke cultuur en geschiedenis worden gefabriceerd en de eerste stap hierbij was het ‘vaststellen’ van de gezamenlijke taal want je gezamenlijke verhalen kun je alleen delen als je dezelfde taal spreekt. Voor dat gezamenlijk verhaal werd er vrolijk gewinkeld in de ‘rekwisietenkist’ van de geschiedenis. Hans moest leren van keizer Frederik I ‘Barbarossa’, die in de twaalfde eeuw een groot deel van de Duitse landen en nog veel meer onder zich verzamelde via, oorlog, huwelijken en andere slimmigheden. Die Frederik werd zo min of meer tot de ‘stichter van het Duitse rijk benoemd. Dat Barbarossa’s rijk na zijn dood verkruimelde, vergeten we dan maar even. 

In het nieuwe koninkrijk Nederland gebeurde in het midden van de negentiende eeuw hetzelfde. Er werd gezocht naar gebeurtenissen met grote impact en die werden tot ‘nationaal verleden’ gebombardeerd. Zo kwamen, om een voorbeeld te noemen, de Bataven in beeld. Een Germaans volk dat samen met de Frissii en de Canafaten en onder leiding van Julius Civilis in 69 CE opstond tegen de Romeinen. Julius Civilis was een Bataaf die in het Romeinse Rijk had gediend. Een opstand die na korte successen eindigde met een nederlaag in het jaar 70 CE. De Bataven woonden in een deel van wat nu Nederland is maar er is geen enkele relatie met het negentiende-eeuwse Nederland. Alleen het feit van de gedeelde maar in  tijd toch ruim 1800 jaar gescheiden woonplaats, maakt een opstand tegen het grote Romeinse Rijk iets om als negentiende-eeuwse Nederlander trots op te zijn en dat moet vervolgens een belangrijke plek krijgen in het ‘nationale verhaal’. Trots omdat die kleine Bataafse Calimero het zomaar, zij het zonder veel succes, durfde op te nemen tegen het grootse Romeinse Rijk. Die ‘trots’ moest vooral in het oudere verleden worden gezocht omdat het jongere verleden veel minder heldhaftig was dan men zou willen.

Voor het gemak wordt vergeten dat het ‘trotse’ Nederland na de nederlaag van Napoleon bij Leipzig alleen op de kaart verscheen omdat de toenmalige ‘Powers that Be’ Engeland, Rusland, het Habsburgse Rijk en Pruisen zochten naar een machtsevenwicht dat Frankrijk in toom moest houden. In de ‘herschikking’ die daarop volgende, werden de grenzen in Europa flink veranderd. Zo ontstond er een compleet nieuw land: het koninkrijk der Nederlanden. De oude Republiek uitgebreid met de Oostenrijkse Nederlanden. Oostenrijk kreeg als ‘compensatie’ wat gebieden in Italië. Weg waren ongeveer 200 jaar republikeins bewind omdat die ‘Powers that Be’ alleen vertrouwden in de oude adel. En dus werd het nieuwe land opgescheept met een koning die het land regeerde. Een compleet nieuw land ontstond na ‘hertekening’ van de grenzen en die hertekening was niet de eerste en ook niet de laatste. Voor de liefhebbers is er een animatie die de ‘grenswijzigingen’ van de afgelopen 4.000 jaar laat zien[4]. Bij de volgende grote grenswijziging ondervond het Habsburgse Rijk, de Oostenrijk-Hongaarse dubbelmonarchie, wat het betekende om niet meer tot de ‘Powers that Be’ te horen. Het Rijk viel onder goedkeurend geknik van de Powers that Be’ van dat moment uiteen en de onderdelen vielen terug in vergetelheid. De vergetelheid waaruit die machtige Republiek waarop je als Nederlander ook ‘trots’ moet zijn was opgekomen. Daarover meer in een volgende Prikker.

Er werd ‘trotst’ gekweekt op iets wat een groep mensen bindt. Wat die groep bindt, scheidt hen echter van anderen en dat van elkaar scheiden veroorzaakt veel schade.  


[1] Francis Fukuyama, Identiteit. Waardigheid, ressentiment en identiteitspolitiek, pagina 89

[2] Idem, pagina 91

[3] Idem, pagina 92

[4] https://youtu.be/TUWqYaEm4h8

Dictatuur van de minderheid

Bij de Kanttekening stuurt Kiza Magendane een ‘liefdesbrief’ aan de voorstanders van zwarte piet. Hij houdt ze, vanuit zijn ervaring als vluchteling, voor dat er leven is na het verlies van iets dierbaars. En mochten de voorstanders van zwarte piet het nodig hebben: “Als de coronacrisis is afgelopen, kunnen jullie bij mij een gratis knuffel ophalen,” aldus Magendane. Nu gaat het mij niet om die knuffel en ook niet om  zwarte piet. Het gaat mij om de zin: “Als de minderheid regelmatig hiertegen bezwaar aantekent, dan is het aan de meerderheid om zich aan te passen. Het gaat om een kwestie van beschaving.” Inderdaad is rekening houden met elkaar een kwestie of teken van beschaving. Maar is het daarbij altijd aan ‘de meerderheid’ om zich aan te passen?

Alexis de Toqueville. Bron: WikimediaCommons

Nu kan ik Magendane in het geval ‘zwarte piet’ volgen. Bezwaar tegen het uiterlijk van ‘piet’ en het gevoel dat dit mensen geeft, is aanleiding voor een goed gesprek. Een gesprek dat ertoe leidt dat ‘piet’ wordt aangepast. Dat wordt lastig als ‘piet’, zoals dat door sommigen gebeurt, tot het fundament van de Nederlandse samenleving wordt gemaakt. Dat fundament draagt dan immers het geheel. Zo zijn er meer kwesties waar een minderheid tegemoet kan worden gekomen door een aanpassing. Dit omdat ze niet tot de fundamentele waarden van onze samenleving behoren.

Er zijn echter ook zaken waar de meerderheid voet bij stuk moet houden en het de minderheid is die zich aan moet passen. Bij zaken die wel raken aan de fundamentele waarden van onze samenleving lijkt het mij niet verstandig dat de meerderheid zich aanpast aan bezwaren van een minderheid. Zo lijkt het mij niet dat we onze wetgeving moeten aanpassen aan wensen van religieuze fanaten die de wet van hun god boven de Nederlandse wet willen plaatsen. Het lijkt mij niet dat we toe moeten geven aan minderheden die vrouwen ondergeschikt vinden aan de man. Die mensen die houden van iemand van hetzelfde geslacht als minder zien of nog erger.

In een democratische samenleving worden besluiten genomen op basis van een meerderheid van stemmen. Dit zou, daar waarschuwde Alexis de Toqueville in de negentiende eeuw al voor, kunnen leiden tot een dictatuur van de meerderheid. Daarom wordt de eerste zin van deze alinea vaak aangevuld met ‘en houdt daarbij rekening met de belangen van de minderheid’. ‘Rekening houden met’ is echter niet synoniem aan ‘zich aanpassen’. Niet ieder bezwaar, ook niet als het geregeld door een minderheid wordt geuit, hoeft te leiden tot een meerderheid die zich aanpast. Als een meerderheid zich steeds zou moeten aanpassen aan bezwaren van een minderheid, is er dan niet sprake van een ‘dictatuur van de minderheid’?

Wachten op marsmannetjes

“Waarom worden in deze verbonden wereld nationaliteiten en grenzen heilig verklaard? De realiteit is dat dit mensenmaaksels zijn. Grenzen zitten tussen onze oren. Dat is een natuurwet.” De laatste zinnen van een column van Kiza Magendane bij de kanttekening. Een waarheid als een koe.

Als je ik over de Venlose Groote Heide loop in de richting van de Krickenbecker See dan zijn de enige zaken die duiden op een landsgrens van menselijke makelij. Voor een ree dat er toevallig rondloopt hebben die zaken in het geheel geen betekenis. Dat wandelt vrolijk door naar het gras aan de andere kant. Om het Klein Orkest aan te halen: “Alleen de volgels vliegen van West- naar Oost-Berlijn, worden niet teruggefloten ook niet neergeschoten.”

Die grens heeft alleen voor mensen betekenis, het is, zoals Magendane terecht opmerkt, een ‘mensenmaaksel’. Het is iets wat alleen voor mensen betekenis heeft en dan ook nog alleen voor mensen die ervan op de hoogte zijn. Ben je er niet van op de hoogte dan verandert er niets tijdens de wandeling, behalve dan het uitzicht.

Dat het ‘mensenmaaksels’ zijn en ‘tussen onze oren’ zitten, maakt ze voor mensen echter niet minder reëel. De kracht van de mens is nu juist zijn fantasie. Zijn mogelijkheid om een ‘verhaal’ te vertellen waarin soortgenoten gaan geloven en dat zo voor hen realiteit wordt. Die verhalen, die ’mensenmaaksels’ maken dat wij Homo Sapiens de wereld hebben kunnen domineren. Ze maken het mogelijk om in hele grote groepen van zelfs miljoenen mensen samen te werken. Die verhalen zorgen voor een gemeenschappelijke basis. Zonder die verhalen, die mensen binden en inspireren, hadden we waarschijnlijk nog in de ‘bomen gehangen’. Want echt een relatie opbouwen kan een mens maar met een beperkt aantal soortgenoten. 

Maar zoals alle menselijke uitvindingen, heeft ook het verhaal naast positieve, ook negatieve kanten. Verhalen kunnen binden, maar ook uitsluiten. Zo ook met verhalen over grenzen. Die verhalen kunnen mensen binnen die grenzen binden. Ze zorgen er bijvoorbeeld voor dat veel inwoners van Wales afgelopen zondag met een brede lach op hun gezicht liepen. Hun nationale trots, hun rugby-team, won immers de belangrijke wedstrijd op het Wereldkampioenschap tegen Australië. Voor mij als neutrale toeschouwer een bijzonder spannende en afwisselde wedstrijd (klik op deze link voor een samenvatting). Die verhalen kunnen ook mensen aan verschillende kanten van de grens tegen elkaar opzetten. Neem Trump die Mexicanen criminelen noemde. Of nog erger de nazis’s die bijvoorbeeld joden en Oost-Europeanen als ‘untermensch’ in verschillende gradaties zagen.

Om de ‘waarom-vraag’ van Magendane waarmee ik begon te beantwoorden: omdat er geen gezamenlijk verhaal is wat krachtig genoeg is om alle mensen te binden. Een gezamenlijke vijand zou de meest krachtige katalysator kunnen zijn voor zo’n gezamenlijk verhaal. De klimaatverandering is daarvoor, hoe urgent ook, niet urgent genoeg. Bovendien is er discussie over oorzaak, schuld en wat te doen. Nee een vijand zoals marsmannetjes’ of ander vijandig buitenaards gespuis zoals in films als War of the Worlds of Independence Day.

Stickertjes plakken

“Het afgelopen WK in Rusland heeft nog iets anders laten zien: het vermogen van sommige voetballers om moeiteloos tussen identiteitshokjes te navigeren.” Een zin uit een artikel van Kiza Magendane bij NRC. In zijn artikel geeft hij een klein overzicht van voetballers die voor het land van hun voorouders kiezen of die kiezen voor hun vaderland. Magendane sluit af met: “Wij zijn meer dan ons paspoort. Met hun hybride identiteiten hebben deze voetballers dat alvast bewezen.” Een bijzonder en verwarrend betoog van Magendane dat draait om het begrip identiteit. Of toch niet?

kleerkast

Foto: Flickr

Laten we eens beginnen met ‘identiteitshokjes’ waartussen sommige voetballers navigeren. Zo lijkt identiteit een kledingstuk en kun je iedere dag in je klerenkast kijken welke ‘identiteit’ je vandaag weer aantrekt. Verandert de identiteit van Ziyech, El Amadi,  Mbappé of Umtiti werkelijk met hun keuze voor welk land zij gaan voetballen? Een beeld dat wordt versterkt door het woord ‘hybride identiteiten’. Hybride, “bastaard. kruising”  volgens de Van Dale. Identiteit als een keuze, als de zon schijnt en je bent vrolijk, trek je een andere ‘identiteit’ aan dan op een regenachtige dag als je je somber voelt. Ben je, vrolijk of somber, niet gewoon dezelfde persoon? Behoren die vrolijke en sombere kanten niet allebei tot jouw persoonlijke identiteit? Een persoon met verschillende eigenschappen die ook andere personen kunnen hebben, maar waarvan de combinatie uniek is. Is iemand zijn ‘identiteit’ of persoonlijkheid niet juist die unieke combinatie van eigenschappen?

Hun nationaliteiten maken geen deel uit van die unieke combinatie van eigenschappen. Die zijn het gevolg van wetgeving in landen. Dezelfde wetgeving die hen de mogelijkheid biedt om te kiezen voor welk land je gaat voetballen. Zij hebben één identiteit en meerdere nationaliteiten. 

Zijn de ‘hokjes’ waartussen wordt genavigeerd of die hybride identiteiten niet categorieën waarin een ander iemand plaats om ‘orde’ te scheppen in zijn wereld? Wie navigeert er dan tussen identiteitshokjes? Zijn dat deze voetballers of is het, in dit geval Magendane, die stickertjes plakt op mensen? Stickertjes om zijn wereld weer enige orde te verschaffen.

Gevangen in het eigen web

“Ik ben meer dan mijn kleur,” aldus de titel boven een column van Kiza Magendane in de Volkskrant. Magendane schets zijn droombeeld: “Hierin schrijven en praten de zogenaamde allochtonen over iets anders dan uitsluitend over racisme, discriminatie, de islam en diversiteit.” Dat dit er voorlopig niet van gaat komen, is een gevolg van de ‘mentale tirannie’ die ‘biculturele’ intelligentsia teistert: “Ze verkeren in een ‘psychologisch gevangenis’ zoals ik dat zelf noem. Hun identiteit wordt gereduceerd  tot hun culturele en etnische hokjes.” Hierdoor wordt: “het cultuurverschil tussen diverse etnische groepen als de meest doorslaggevende factor gezien in het verklaren van maatschappelijke problemen.” Een analyse die tot nadenken stemt en die aansluit bij eerdere prikkers.

spin in web

Foto: Pixabay

Ik moest denken aan een eerdere prikker, Cultuur, die ik in 2015 schreef. In haar commentaar stelde Dagblad de Limburger dat de Friese of Groningse cultuur anders is dan de Brabantse of de Limburgse. Waarop ik me afvroeg of er dan ook verschil zou kunnen zijn tussen de Venlose en Maastrichtse cultuur of tussen de culturen binnen de Venlose gemeenschap? Magendane noemt zichzelf een biculturele Nederlander. Wanneer ben je een biculturele Nederlander? Ik ben geboren in Velden, woon in Venlo, die plaatsen liggen in Limburg, in Nederland, in de Europese Unie, in Europa en de wereld? Voldoe ik daarmee aan de criteria om biculturele Nederlander te worden genoemd? Of, als je het op de keper beschouwt, multiculturele Nederlander? Het zijn immers meer dan twee culturen.

Ik sloot de genoemde prikker af met de vraag: “Is cultuur daarmee een woord dat we gebruiken om anderen, al naar wat we willen bereiken, binnen of buiten te sluiten?”  Een interessante vraag die ook naar aanleiding van de column van Magendane gesteld kan worden. Sluit hij zichzelf niet op in een hokje? Of om zijn eigen woorden te gebruiken, ‘reduceert’ hij zichzelf door zich biculturele Nederlander te noemen  tot een ‘cultureel en etnisch hokje’? Zet hij zich zo, om hem te parafraseren, niet ‘gevangen in een ‘psychologische gevangenis’? Zit hij zo niet gevangen in zijn eigen web?