Er kop noch staart aan krijgen, een uitdrukking voor er geen verband in zien. In de eigen staart bijten, een uitdrukking voor iets waarmee je jezelf benadeelt. En als laatste een aal bij de staart hebben, een uitdrukking voor met iets bezig zijn dat bijna zeker zal mislukken. Aan die drie uitdrukkingen met een staart erin moest ik denken na het lezen van een interview met Siela Ardjosemito-Jethoe bij De Kanttekening. Ardjosemito-Jethoe is, zo lees ik: “een expert op het gebied (van) diversiteit, inclusie en gelijkwaardigheid.” Ze gaat vanaf februari aan de slag als bureauhoofd Inclusie en Diversiteit bij de gemeente Amsterdam en vervulde een soortgelijke rol in het directieteam van de Universiteit van Leiden en later bij Avans Creative Innovation.

“Er is sprake van een scheefgroei in systemen die er zijn opgebouwd. Die systemen werken voor mensen die deze systemen hebben gemaakt en voor mensen die op hen lijken. De ongelijkheid is verweven in deze systemen. Het is dus lastig om te herkennen dat de scheefgroei er is, sterker nog, we zien als samenleving de scheefgroei als normaal.” Zo beantwoordt de antropoloog en socioloog Ardjosemito-Jethoe in een interview bij De Kanttekening de vraag: “Hoe werken racisme en discriminatie door in de hedendaagse samenleving?” Daarom is het, zo betoogt ze: “belangrijk om de systemen ter discussie te stellen. Waar zit die ongelijkheid in de systemen? Hoe gaan we dit tegen? Wat is daarvoor nodig?”
Het eerste wat er nodig is, zo betoogt ze, is: “om de geschiedenis in te duiken. West-Europese samenlevingen maken al eeuwenlang onderscheid tussen mensen op basis van etniciteit; witheid werd verheerlijkt. In Europa was de rassenleer lange tijd een wetenschap. Johann Friedrich Blumenbach heeft reeds in de achttiende eeuw zijn ‘theorie’ hierop losgelaten. Later nam Arthur de Gobineau het stokje over en werd onder andere het antisemitisme hiermee vergoelijkt.” Inderdaad deelde Blumenbach de mensheid in wat hij vijf rassen noemde, in. Dat is echter wat anders dan een ‘rassenleer’ die het ene ras boven het andere plaatste. Dat is iets waar Blumenbach zich tegen verzette. Bijzonder om de rassenleer met hem te laten beginnen. Dit even terzijde.
Dat heeft geleid tot superioriteitsdenken: “Forum voor Democratie promoot deze ideeën. De PVV niet expliciet, toch laat deze partij zich leiden door superioriteitsdenken. … Denk aan die motie van Bente Becker. Of aan de opmerking van minister Mona Keijzer dat antisemitisme onderdeel is van de islamitische cultuur.” Maar: “Veel vaker is het zo dat het superioriteitsdenken in het onderbewuste een rol speelt. Het besluit van een werkgever om mensen met een Arabisch of Turks klinkende achternaam niet aan te nemen bijvoorbeeld. Of om studenten met een migratieachtergrond te discrimineren bij het vinden van een stageplek. Of denk aan een kunstdocent die GroenLinks stemt, maar van leerlingen van kleur verwacht dat ze minder goed presteren.” Die mensen: “vinden dat ze goede mensen zijn en daarom kunnen ze niet racistisch zijn. Maar als je ze vraagt wat ze hebben gedaan om antiracistisch te zijn, dan blijft het stil. Ze doen allerlei dingen die racistisch zijn, maar zeggen dan: ‘Ja, maar ik heb ook zwarte vrienden, mijn zwager is …’, enzovoort. Als je hen op racisme wijst worden ze boos en schieten ze meteen in de verdediging: ‘Ik ben geen racist.’” Van de systemen is zo nu het probleem verplaatst naar de personen. Aan deze redenering van Ardjosemito-Jethoe kan ik kop nog staart krijgen.
Die verplaatsing naar de personen bijt zich in de eigen staart als Ardjosemito-Jethoe naar oplossingen zoekt. Als de systemen het probleem zijn, dan zou je de oplossing moeten zoeken in de aanpassing van de systemen. Ardjosemito-Jethoe zoekt ze in: “gecontroleerde ruimtes, ruimtes waar je met elkaar afspraken kan maken, waarin men bekend is met elkaar. Denk aan de werkvloer, de school en de sportvereniging. Daar kan je alles zo organiseren met elkaar, dat alle mensen het gevoel krijgen er bij te horen. Wat is hiervoor nodig? Hoe word je een inclusieve school of een inclusieve werkplek? Hoe ontvang je feedback, hoe spreek je de ander aan op zijn gedrag? Hoe doen we dit samen?’” De systemen moeten worden veranderd door de mensen op inclusiviteits- en diversiteitstrainingen te sturen. Als het de mensen zijn die hun gedrag moeten veranderen, zijn dan niet de mensen racisten?
En daarmee zijn we er. Ja, er zijn mensen die racist zijn. Voor de overgrote meerderheid geldt dat echter niet. Die moeten echter wel op dergelijke trainingen. Trainingen met als theoretische basis het door Kimberlé Crenshaw ontwikkelde concept intersectionaliteit en dat Ardjosemito-Jethoe kort uitlegt: “Witte vrouwen, mensen van kleur, personen die lhbtq+ zijn of pan (mensen die aantrekking voelen naar personen, ongeacht of dit nou een vrouw, een man of non-binair iemand is, red.), mensen met een fysieke uitdaging, neurodiverse mensen et cetera en elke intersectie die je op deze marges maar kan bedenken,” al snel buiten de boot vallen ten opzichte van de witte man. Immers: “Je hebt een achterstand als je vrouw bent, of een persoon van kleur. En een dubbele achterstand als je het allebei bent. Het systeem benadeelt je als je werk, een woning, een stage of iets anders zoekt. Je kunt er bijna geen grip op krijgen.” En wie is het probleem bij een dergelijke manier van redeneren: iedere groep die onder je staat op wat ik éerder de ellende-ladder noemde. Onderaan die ladder staat de witte man, een treetje erboven de witte vrouw en die zitten daarmee al vrij snel in het beklaagdenbankje. Zij zijn het probleem. Zij hebben wit privilege. En daar zit je dan als witte in Amsterdam en krijg je van bureauhoofd Ardjosemito-Jethoe te horen dat jij het probleem bent en moet veranderen. En dan wordt er snel achteraan gezegd: ‘nee niet jij persoonlijk’. Maar wie dan? Wie is dan die ‘witte man’ die het probleem is? Wil de ‘witte man’ nu opstaan?
“Voor mij is het belangrijk dat deze grote theoretische concepten niet theorie blijven. Het is belangrijk om kennis in te zetten bij ‘normale’ gesprekken.” Aldus Ardjosemito-Jethoe. Als het theoretisch concepten zoals intersectionaliteit en begrippen als wit privilege de basis blijven voor het streven naar een prettige werkvloer en samenleving voor iedereen, dan hebben we de aal bij de staart. Ja, als je naar de Nederlandse samenleving kijkt, dan zijn ‘witte mannen’ oververtegenwoordigd op belangrijke posities in de samenleving. Dat komt echter niet door hun huidskleur maar door hun machtspositie en vooral door de machtsposities die hun voorouders wisten te bereiken. Zo kom je de naam Tjeenk-Willink of Korthals-Altes in politiek, bestuurlijk en juridisch Nederland in verschillende generaties tegen. En voor degenen die deze namen niets zeggen: we hebben inmiddels al drie generaties De Mol in televisieland en dat is daar niet de enige familie. Die ‘De Mols’ hebben hun werk niet te danken aan hun huidskleur maar aan John de Mol.
De De Mols zijn er een heel duidelijk voorbeeld van dat mensen een voorkeur hebben voor mensen die op hen lijken. Die voorkeur is een gevolg van miljoenen jaren evolutie en draaide niet zo zeer om het hebben van een voorkeur maar eerder om afkeur. Om te overleven moesten mensen samenwerken. Het risico van samenwerken is dat je bedrogen kunt worden. Om het risico op bedrog te verkleinen, dat kon immers tot je dood leiden, selecteerden onze voorouders onbewust op gelijkenis met henzelf. Dat gebeurde al in de eerste seconde dat mensen elkaar tegenkwamen. In die seconde werd bepaald of de ander een vriend of vijand zou kunnen zijn. Treuzelen, en dat doe je als je een dergelijke keuze maakt op basis van ratio, kon immers je dood betekenen. Die speer in de handen van de ander zit immers binnen een paar tellen in je lijf. En hoe meer de ander op je leek, hoe groter de kans was dat hij als ‘vriend’ werd ingedeeld. Dat mechanisme heeft onze voorouders goed geholpen en zit in ieder van ons ingeslepen. De eerste indruk is bepalend. Dat is het mechanisme dat ervoor zorgt dat ‘Mark’ meer kansen op een stageplek heeft dan ‘Mohammed’. ‘Mark’ heeft het geluk dat er meer ‘Marken’ zijn die een stagiaire zoeken dan ‘Mohammeds’. Dit mechanisme zorgt ervoor dat De Mol, De Mols kiezen en als er geen ‘De Mols’ zijn dan is er vast wel een ‘John’ en heeft ‘Jamal’ pech. Die irrationele keuze wordt daarna rationeel onderbouwd.
Dit discrimineren, onderscheid maken, doet ieder mens want het heeft ons, zoals gezegd, miljoenen jaren geholpen. Tegenwoordig zorgt het echter voor problemen. Het zorgt ervoor dat ‘Mohammed’ en ‘Jamal’ minder kansen hebben. Dat is te verhelpen. Bij dat verhelpen gaat intersectionaliteit en wit privilege niet helpen. Die zorgen er namelijk voor dat, zoals Ardjosemito-Jethoe constateert: “veel witte mensen (…) zich dit toch persoonlijk aan(trekken). Ze voelen zich aangevallen.” Ardjosemito-Jethoe vervolgt: “En dan heb je geen gesprek.” Daarbij gaat het volgens Ardjosemito-Jethoe: “niet zozeer om iemands intenties, maar om de consequenties.” Echter, door op dit menselijk gedrag het stempel ‘racisme’ te plakken en te spreken van ‘wit privilege’ gaat het gesprek juist over de intenties en niet over de consequenties.
Het is een wonderlijke insteek waarbij discriminatie en racisme wordt goedgepraat als het maar vanuit een andere groep gebeurt.
U bent niet duidelijk in de analyse en richt zich op de emotie.
Dat geeft geen richting aan een verbetering dan wel oplossing.
LikeGeliked door 1 persoon
Beste J.A. Karman,
Kunt u uitleggen hoe en/of waar mijn insteek ‘racisme en discriminatie goedkeurt als het maar vanuit een andere groep gebeurt”?
Kunt u uitleggen waar mijn analyse niet duidelijk is en waar ze zich richt op de emotie?
LikeLike
Ik neem de gemakkelijke insteek waar om te acteren op informatie welke breed uitgemeten wordt (de emotie). Op een of andere manier is de vraag naar of er een bias is en welk dat zou kunnen zijn verloren gegaan. Die begrijp ik niet.
Er is zoveel meer wat niet breed uitgemeten wordt waar wel van alles te achterhalen valt dat ik niet begrijp waarom dat en niet meegenomen wordt en niet mee geëvalueerd wordt. Een flinke zijstap, U kent vast de geschiedenis met Abraham Wald. In die is de achtergrond met de onverkwikkelijke wrijving met R.Fisher een voorbeeld hoe zoets niet zo moeten.
LikeLike
Ik neem de gemakkelijke insteek waar om te acteren op informatie welke breed uitgemeten wordt (de emotie). Op een of andere manier is de vraag naar of er een bias is en welk dat zou kunnen zijn verloren gegaan. Die begrijp ik niet.
Er is zoveel meer wat niet breed uitgemeten wordt waar wel van alles te achterhalen valt dat ik niet begrijp waarom dat en niet meegenomen wordt en niet mee geëvalueerd wordt. Een flinke zijstap, U kent vast de geschiedenis met Abraham Wald. In die is de achtergrond met de onverkwikkelijke wrijving met R.Fisher een voorbeeld hoe zoets niet zo moeten.
LikeLike
Kunt u toelichten wat u bedoelt. Wat wordt er breed uitgemeten waarop ik gemakkelijk acteer? en wat wordt er niet breed uitgemeten wat wel meegenomen moet worden?
LikeLike
Geopolitiek en de sociale beïnvloeding via media openbaar en gesloten is het betreffende speelveld waar u zich in bevindt.
LikeLike
Wat wilt u daarmee zeggen?
LikeLike
Wederom een scherpe column. Er gaan regelmatig dingen mis ten nadele van sommige groepen. Denk aan het etnisch profileren bij de toeslagenaffaire. Dat zat inderdaad in het systeem en vraagt om wijziging in combinatie met aanpassing van de attitude van de mensen die het systeem ontwerpen en uitvoeren. Waar de problemen in oorsprong vandaan komen wordt in de column helder uitgelegd. We geven het voordeel van de twijfel liever aan iemand die enigszins op ons lijkt. Dat speelt hier, maar ook in Afrika of Zuid-Amerika. Ik kom regelmatig in China en daar vinden ze mij een aliën die van veel dingen niets begrijpt. Het is niet alleen de witte man die nog prehistorische reflexen met zich meedraagt. Als ik solliciteer bij de gemeente Marrakesh of Lagos denken ze waarschijnlijk: wat kom jij hier doen? Dus niet alleen hier, maar overal is een aanpassing van de mindset nodig. Dar vraagt nog wat tijd.
LikeLike