De utopie van de vrijhandel

Op de opinie-site Jalta houdt Joshua Livestro in zijn artikel Leve de globalisering een pleidooi voor de zegeningen van vrijhandel en globalisering. In een met grafieken gelardeerd betoog concludeert hij, dat internationale vrijhandel de hoeksteen moet blijven vormen van het denken over economie en intenationale aangelegenheden. Zijn betoog steunt op drie, zoals hij het noemt, kernfeiten: “1. het aantal allerarmsten is in dertig jaar tijd met meer dan een miljard mensen afgenomen; 2. de levensverwachting voor mensen geboren in landen die we vijftig jaar geleden nog ‘ontwikkelingslanden’ noemden is nadrukkelijk gestegen; en 3. in voormalige ontwikkelingslanden als China en India is een middenklasse ontstaan van vele honderden miljoenen mensen.” Die feiten staan niet ter discussie, wel het causale verband dat Livestro legt met de vrijhandel.

causaalIllustratie: eurolactatie.net

Als eerste vrijhandel en absolute armoede. Livestro noemt China en India als voorbeelden van landen waar de absolute armoede snel daalde. Inderdaad hebben China en India hun economieën geopend voor de wereld. Geopend maar niet voor vrijhandel. In beide landen zijn vele beperkende maatregelen van kracht. Maatregelen die de economie moeten beschermen. Maatregelen die de Chinese en Indiaase bedrijven beschermen. Zonder die maatregelen zouden de bedrijven in beide landen zijn weggevaagd door westerse bedrijven met funeste gevolgen voor de werkgelegenheid en de armoedebestrijding. Juist beschermde handel levert welvaart op. Zou het toevallig zijn dat de westerse economieën de grootste groei kenden juist in een periode (van 1945 tot ongeveer 1975) van gereguleerde wereldhandel?

Dan de stijgende levensverwachting, hygiene en schoon drinkwater spelen hier een belangrijke rol gevolgd door het terugdringen van kindersterfte. Is dit een gevolg van de wetenschappelijke ontwikkeling of van vrijhandel? Handel levert geen vaccins of medicijnen op, handel verdeelt ze slechts en soms ook nog eens slecht, omdat de uitvinder ervan de prijs zo hoog maakt dat ze voor de armen niet te betalen zijn.

Als laatste, de groeiende middenklasse. Ongereguleerde vrijhandel zorgt voor enkele zeer rijken en zeer veel armen. Iets wat we in Rusland zien en ook in toenemende mate in de Verenigde Staten waar juist de door Livestro bewierookte middenklasse, wordt uitgehold. Gereguleerde handel geeft de overheid een sterke positie. Een positie waardoor die overheid de welvaart eerlijker kan verdelen en waardoor juist die middenklasse kan ontstaan. Waardoor zij voor sociale rust kan zorgen.

Livestro moet met betere argumenten komen om zijn causale verband aan te tonen.

Paradoxale economie

Een paar jaar geleden gaf een Nederlandse politieke partij (de PVV) een ‘gerenommeerd onderzoeksbureau’ de opdracht om uit te zoeken wat het effect zou zijn als Nederland de Europese Unie  (EU) zou verlaten. In het kort was de conclusie: Nederland is economisch, politiek en maatschappelijk gezien, beter af bij het verlaten van de EU.

monopolieIllustratie: www.favrify.com

Nu heeft ons gerenommeerde Nederlandse Centraal Planbureau (CPB) onderzoek gedaan naar de effecten van een uittreden uit de EU van Groot Brittannië voor de Nederlandse economie. Conclusie in de Volkskrant: “De kosten van een Brexit – het uittreden van Groot-Brittannië uit de EU – kunnen oplopen tot 1.000 euro per Nederlander.” Dit wordt veroorzaakt door een vermindering van de handel, de innovatie en productiviteitsstijging. Alle EU-landen ondervinden economische nadelen van het uittreden van de Britten, Nederland na de Ieren en de Maltezers het meeste.

Zou de conclusie zijn dat uittreden winst oplevert en het verlies bij de achterblijvers terecht komt? Dan zou handel een ‘zero sum game’ zijn, de winst van de een is het verlies van de ander. Maar hoe is dat te rijmen met de economische theorie dat vrijhandel voor beide partijen tot winst leidt, een ‘win-win game’? Een Brexit belemmert handel tussen de Britten en de EU-landen. Het inrichten van handelsbelemmeringen zou dan een ‘lose-lose game zijn. Dan moeten de Britten, net als de andere EU-landen, ook verliezen.

Als dat het geval is, hoe kan het dan dat Nederland er, volgens het ‘PVV-onderzoek’ na het uittreden uit de EU op vooruitgaat? Dat is in het vrijhandelsdenken onmogelijk. Meer vrijhandel is win-win voor alle partijen. Het uittreden van Nederland betekent minder vrije handel en dus zouden alle betrokken partijen in meer of mindere mate moeten verliezen. Bij uittreden winnen kan immers alleen bij een ‘zero sum game’. 

Als de EU werkelijk een ‘zero sum game’ is, waarom stappen dan niet alle landen eruit? Maar wacht eens, als ze er allemaal tegelijk uitstappen, wie wint en wie verliest er dan? Als de EU een economische ‘zero sum game’  is, waarom zouden landen er dan lid van zijn geworden en willen er nog steeds landen bijhoren? Waarom dan steeds verdergaande vrijhandelsverdragen afsluiten zoals TTIP? Toetreden levert je dan immers economisch verlies op.

Of slaat een van de twee gerenommeerde onderzoeksbureaus de plank mis? Welk bureau? Dat zullen we weten als de Britten werkelijk besluiten om de EU te verlaten.

TTIP en welvaart

“Vrijhandel leidt tot meer welvaart.” Dit schrijft Hans Wansink in het Commentaar in de Volkskrant. In dit commentaar bespreekt hij het Transaltlantic Trade and Investment Partnership (TTIP), een handelsverdrag tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten. TTIP kwam in het nieuws nadat Arjen Lubach in zijn programma Zondag met Lubach een item eraan besteedde. Voor en tegenstanders vallen nu over elkaar heen zonder dat de inhoud van het verdrag bekend is. Die is namelijk geheim. Althans, dat was zo tot Greenpeace deze week grote delen van het verdrag onthulde.

Wansink pleit voor voorzetting van de onderhandelingen omdat vrijhandel tot meer welvaart leidt. Een argument dat in diverse vormen, waaronder economische groei en inkomensstijging, terugkomt in de discussie. Naast meer welvaart moet het ook goedkopere producten opleveren. Vrijhandel leidt tot welvaart, is dat een wetmatigheid?

Vrijhandel is iets van redelijk recente datum. Eigenlijk pas van na het ineenstorten van het systeem van vaste wisselkoersen in 1971. De vaste wisselkoersen, met de Amerikaanse dollar als spil, waren aan het einde van de Tweede Wereldoorlog ingevoerd om de financiële chaos van de vooroorlogse jaren te voorkomen. Deze zogenaamde ‘Bretton Woods afspraken’ boden landen de ruimte om hun eigen economie te stimuleren en beschermen zonder dat het verviel in het vooroorlogse protectionisme. En laat nu net die jaren van veel minder vrije handel, zich kenmerken door de grootste economische groei. En dat niet alleen, die groei werd ook nog eens eerlijk over de bevolking verdeeld. De ongelijkheid in inkomen en vermogen waren in die periode historisch laag, zo laat Piketty zien in Capital in de Twenty-First Century.  Sinds 1971 en vooral sinds 2000 is de economische groei zeer laag en neemt de ongelijkheid flink toe.

De econoom Ha-Joon Chang (23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme) laat zien dat nu succesvolle’ landen als China en India, die de ‘neoliberale vrijhandel’ niet aanhangen, het snelst groeien. En wat verder terug in de tijd: de Verenigde Staten zijn groot geworden door hun markt af te schermen voor buitenlandse (vooral Engelse) producten.

Maken deze feiten niet duidelijk dat vrijhandel niet automatisch tot meer welvaart leidt? En zeker niet tot meer gelijkheid. Want is de ongelijkheid sinds de jaren zeventig niet flink toegenomen, omdat dat beetje groei dat er was, ook nog bijzonder oneerlijk werd verdeeld? Wansink zal met betere argumenten moeten komen.