“It is going too far!” Die woorden sprak Gabriel Sterling in een toespraak. Sterling is een verkiezingsfunctionaris namens de Republikeinse partij in de Amerikaanse staat Georgia. Sterling sprak zich duidelijk geëmotioneerd uit over het bedreigen van functionarissen en hun familie die een rol spelen in het Amerikaanse verkiezingsproces. Trouwens niet alleen van functionarissen. Sterling maakt gewag van bedreigingen aan het adres van een medewerker van een leverancier van stemmachines. Hij spreekt hierbij vooral de top van de republikeinse partij en in het bijzonder president Trump aan omdat die zich niet expliciet uitspreken tegen de bedreigingen. In tegendeel, hun zwijgen en soms zelf openlijke minachting ziet Sterling als een aanmoediging of goedkeuring van dat gedrag.

“Een systeem dat van normen en gebruiken aan elkaar hangt, is makkelijk te breken door mensen die zich sowieso nooit aan afspraken houden.” Die woorden uit een interview met de Russische Masha Gessen herhaalt Olaf Tempelman in een artikel in de Volkskrant met de kwetsbaarheid van de rechtsstaat als onderwerp. Een artikel waarin de ‘casus Verenigde Staten’ uitgebreid wordt beschreven en een enkele keer aangevuld met een Nederlands voorbeeld. Het artikel laat zien wat er gebeurt als het bijzondere normaal wordt gemaakt en het normale bijzonder. Want dat is wat er gebeurt als mensen die zich niet aan de afspraken houden door een democratisch systeem banjeren. Nee, die houden, zoals Trump, een toespraak van drie kwartier waarin ze een ‘grafiek’ tonen en beweren dat ‘alles normaal’ was in het eerste deel toen hij op winst stond en abnormaal in het tweede toen hij begon te verliezen. Alsof het omgekeerde niet ook kan of het meest waarschijnlijke, dat de hele lijn normaal is. Vijfenveertig minuten leugens en complottheorieën die kant nog wal raken. Adam Smith zou meteen van zijn geloof afvallen dat: “De meest notoire leugenaar (…)(tenminste) twintig keer de zuivere waarheid (spreekt) tegen de ene keer dat hij in alle ernst en opzettelijk liegt, en zoals bij de voorzichtigste mensen de neiging te geloven meestal de overhand heeft op twijfel en wantrouwen, zo zegeviert bij mensen die zich het minst aantrekken van de waarheid in de meeste gevallen de natuurlijke neiging om de waarheid te spreken over de neiging om anderen te bedriegen, of de waarheid in enig opzicht te veranderen of te verhullen.” Smith schreef dit in zijn standaardwerk over moraal De theorie over morele gevoelens. Hij zou, als hij nu leefde, niet alleen twijfelen aan deze passage maar aan het grootste deel van de gedachten die hij in het boek verwoordt.
Een democratische rechtsstaat is kwetsbaar voor mensen die het spel niet volgens de ‘normen en gebruiken’ spelen. Die vergeten dat in een democratische rechtsstaat de meerderheid besluit en daarbij rekening houdt met de wensen, gevoelens en standpunten van de minderheid. Dit omdat iedereen wel eens bij de minderheid hoort. Iets wat Sterling zich heel goed lijkt te realiseren. Hij behoort nu bij de minderheid en volgens de ‘normen en gebruiken’ van het spel behoor je je verlies te erkennen, de winnaar te feliciteren en mee te werken aan een overdracht van de macht aan de winnaar. Helaas lijkt hij bij de minderheid van de minderheid te behoren die er zo over denkt.
De verdediging van de ‘normen en gebruiken’ van onze democratische rechtsstaat gaat ons allemaal aan. De grootste vijand van dit, om het zo te noemen ‘porselein’ in onze ‘democratisch rechtsstatelijke kast’ is niet de ‘banjerende olifant’. Die ‘olifant’ neemt slechts de ruimte in die hem wordt geboden. De ruimte die de ‘olifant’ krijgt, bepalen wij. Die bepalen wij, de inwoners van dit land, door de lijnen die wij trekken in het verdedigen van onze ‘kast met porselein’. De belangrijkste lijn is hierin dat mensen niet tegen elkaar worden opgezet. Door mensen die, om een passage uit het artikel van Tempelman aan te halen: “tegenstanders en institutionele hindermachten (…) af (…) schilderen als vijanden van ‘het volk’, en zichzelf neer (..) zetten als de enige waarachtige behartigers van de belangen van ‘het volk,” Een ‘vijand van het volk’ kun je immers anders behandelen. Die wordt zo ‘ontmenselijkt’.
In die ‘wij’ spelen de mensen die we als onze vertegenwoordigers hebben gekozen, een belangrijke rol. Zij moeten staan voor die ‘normen en gebruiken’ en een ieder die zich hier niet aan houdt, ook al zit die in de Kamer, buiten de orde plaatsen. Daarmee worden geen zaken gedaan, geen coalities en verbonden mee gesmeed. Naar hen wordt niet geluisterd ook al winnen ze bij een verkiezing twintig zetels. Bij dat beschermen spelen ook wij, de ‘gewone burgers’ een belangrijke rol. Een belangrijke door onszelf aan te spreken op ‘ondemocratisch denken en handelen’. Een belangrijke rol door de mensen die een belangrijke rol vervullen binnen die democratische rechtsstaat met hand en tand te verdedigen. Mensen zoals politieagenten, brandweerlieden, advocaten, ambulancemedewerkers, zorgpersoneel, journalisten en politici. Mensen die op de politici na, maar daar kom ik zo op terug, om Sterling aan te halen, ‘took a job’. Onmisbare ‘jobs’ in onze huidige samenleving. Zij verdienen bescherming van ons allemaal. Mensen die fouten kunnen maken, immers waar gewerkt wordt, worden fouten gemaakt. Fouten die, indien nodig, volgens de regels van het spel moeten worden bestraft. Die fouten zijn echter geen reden om hen te bedreigen en lastig te vallen. Bedreigingen aan hun adres bedreigen onze democratische rechtsstaat. Daar moet iedereen die onze democratische rechtsstaat een warm hart toedraagt zich tegen verzetten en bij dat verzetten horen onze vertegenwoordigers in de frontlinie te staan.
Met dat uitvoeren van de besluiten, kom ik bij de politici. Zij namen geen ‘job’, maar accepteerden de verantwoordelijkheid die wij hen gaven Wij hebben hen gekozen om namens ons te besluiten. Bijvoorbeeld besluiten dat we in binnenruimten een mondkapje op moeten zetten al kun je twijfelen aan het nut. En over nut en noodzaak ervan mag het debat worden gevoerd, maar dan wel zonder onze vertegenwoordigers te bedreigen.
De verantwoordelijkheid die wij hen geven, vraagt echter ook om verantwoordelijk gedrag. Nu werd deze week bekend dat leden van het Outbreak Management Team worden bedreigd. Zij zijn de zoveelste in de rij die worden bedreigd omdat ze hun werk doen in onze democratische rechtsstaat. Hun taak is namelijk om onze bestuurders vanuit hun expertise te adviseren over hoe te handelen in de coronapandemie. Adviseren, niet besluiten. Besluiten dat doen de verantwoordelijke ministers en die worden daarbij gecontroleerd door de door ons gekozen Kamerleden. De manier waarop premier Rutte in de bres sprong voor de leden van dit team, laat zeer te wensen over. Ja, het is ‘onacceptabel’ en ook ‘verschrikkelijk’ zoals premier Rutte het noemde. En ja: “Deze mensen doen goed en belangrijk werk, en doen dat naar eer een geweten. Het kan dat mensen het oneens zijn met de adviezen, maar intimidatie en bedreigingen zullen we nooit accepteren.” Geen woord verkeerd, maar toch onvoldoende. Want er werd iets niet gezegd en dat wat niet werd gezegd, is veel belangrijker dan dat wat wel werd gezegd. Wat er niet werd gezegd is een boodschap waaruit leiderschap en verantwoordelijkheid blijkt. Wat er niet werd gezegd is iets zoals: ‘Bedreigers, als jullie iemand de schuld willen geven en willen bedreigen, dan moeten jullie bij mij en mijn ministers zijn. Wij zijn het namelijk die besluiten welke maatregelen er worden genomen. Dat is ons verantwoordelijkheid, niet die van het OMT.’
Helaas zei onze premier dit niet en daarmee bevestigt hij hetgeen Kustaw Bessems in zijn column in de Volkskrant schrijft: “Rutte zorgt altijd dat er minstens één persoon zit tussen hemzelf en een probleem. … De enige lijn in zijn handelen: zijn plaats veiligstellen in de politieke geschiedenis, waarmee hij is geobsedeerd.” De bedreigers gaan, om Sterling aan te halen ‘too far’. Onze premier gaat helaas ‘not far enough’ en toont een schromelijk gebrek aan leiderschap.