Meerdere minderheden

“Milieugroepen zeggen dat ze het algemeen belang dienen, kinderrechtenclubs ijveren voor ruimhartig asiel, gefortuneerde stichtingen werpen zich op als bewakers van de open samenleving namens – ja namens wie eigenlijk?”  Die vraag stelt Martin Sommer in zijn column in de Volkskrant. “Hun bezigheden roepen anders dan die van Shell of Unilever weinig vragen op.” Aanleiding voor zijn column: Georges Soros die via zijn stichting invloed probeert uit te oefenen en dat is tegen het zere been van Sommer: “Deze vorm van privatisering van de macht leidt net zo goed tot daling van het vertrouwen als de bemoeienis van het bedrijfsleven.”  Want het levert: “onevenwichtige besluiten, ook omdat het ontbreekt aan belangstelling voor de overgrote groep die geen Open Society Foundation heeft.” De meerderheid als slachtoffer van de minderheid?

Foto:  Wikimedia Commons 

Voordat ik daarop inga, eerst even het betoog van Sommer: “De mooie pluralistische theorie zegt dat democratie er vooral is voor de bescherming van minderheden tegen de meerderheid,” zo schrijft Sommer: “Maar dat is niet de praktijk. In werkelijkheid weten goed georganiseerde minderheden hun privébelangen beter te verkopen dan de meerderheid.” Minderheden die: “zich niet om vervelende afwegingen die politici moeten maken, om de beperkingen van de schatkist, of om onbedoelde gevolgen.”

Sommer heeft een punt met zijn beweging dat al deze actiegroepen en stichtingen net als de lobby van bedrijven niet de hoeders zijn van de open samenleving. Het zijn behartigers van een specifiek belang dat wordt ‘omgekat’ tot het algemeen belang. Maar geldt dat niet ook voor de programma’s van politieke partijen? Hebben ze niet allemaal gemeen dat ze zeggen het algemeen belang na te streven? Dat ‘toevallig’ het algemeen belang het beste gediend is met hun specifieke belang, dat is is toch ‘logisch’. Kun je hen dat verwijten? Moet je Soros verwijten dat hij strijdt en betaalt voor zijn ideeën? Is dat niet wat iedereen doet? 

Ja, echte democratie is inderdaad het beschermen van de minderheid tegen de meerderheid. Maar is er hier wel sprake van ‘de’ meerderheid die het aflegt tegen een minderheid?  Ja er is een club die haar belang wil doorzetten, maar is er aan de andere kant een meerderheid? Bestaat die meerderheid niet gewoon uit een verzameling minderheden met ook allemaal ‘eigen belangen’ of soms zelfs geen belangen? 

Als dit tot ‘onevenwichtige besluiten’ leidt, ligt dat dan niet aan degenen die het besluit moeten nemen?

‘Pak ze waar het pijn doet’

“Formaties duren voort totdat VNO-NCW en hun grote leden tevreden zijn.” Dit schrijft Syp Wynia in Elsevier in een artikel waarin hij de dominante invloed van de grote bedrijven op het kabinetsbeleid bekritiseert. “zo daalde de vennootschapsbelasting in Nederland deze eeuw van 35 procent naar 25 procent en gaat het derde kabinet-Rutte daar weer 4 procent vanaf halen. Daarbovenop wordt de dividendbelasting afgeschaft, uitsluitend om de multinationals en hun buitenlandse aandeelhouders te plezieren.” De slachtoffers? “Het midden- en kleinbedrijf verpietert onder de lobby- en chantagekracht van VNO-NCW,” en: “de welvaart van een land als Nederland.” De leidende politici winnen omdat ze: “als (ze) uitgeregeerd zijn, (…) plaats(nemen) in de lobbymachine van de multinationals. Zo zijn de Nederlandse manieren.” 

johan-falk-tyst-diplomati.36448

Illustratie: Subscene

Dat dit niet alleen de Nederlandse manier is, lieten Joseph Stiglitz in The Price of Inequality en Joseph Vogl in Het Financiële regime al zien. Vogl voegde er voor de financiële sector al een historische component aan toe door terug te gaan naar de tijden van de Republiek. Een historische component die in De onzichtbare hand van Bas van Bavel centraal staat. Een boek dat ik kort geleden behandelde. Het afschaffen van de dividendbelasting is hiervan een mooi voorbeeld. Geen onderwerp van welk verkiezingsprogramma dan ook en wel een van de eerste maatregelen die een nieuw kabinet neemt. Als kiezer en burger sta je machteloos. Je enige kans ligt bij de volgende verkiezingen alleen duurt het nog een jaar of vier voordat het zover is en wie denkt er dan nog aan?

Nu keek ik gisteren een aflevering van de Zweedse politieserie Johan Falk. Een serie waar iedere aflevering ongeveer de lengte heeft van een speelfilm. In deze aflevering was de stiefdochter van politieman Johan Falk gegijzeld door Estse criminelen die haar biologische vader afpersten. Als kijker weet je dan dat ze dat beter niet hadden kunnen doen. ‘We moeten ze pakken waar het pijn doet’, sprak de leider van de politie-eenheid van Falk. Dat bleken drugs te zijn, zo bleek uit informatie van een Zweedse crimineel die inmiddels als informant voor de politie werkte. Hij wist te vertellen dat de Esten het grote geld verdienden met drugs en dat er een grote zending onderweg was per veerboot.

Hoe het afliep, vertel ik niet. Waar het mij om gaat is de uitspraak: ‘We moeten ze pakken waar het pijn doet.’ Zou dat niet ook voor die multinationals gelden? Als kiezer en burger is onze macht beperkt, maar hoe zit het met onze macht als consument? Hoe zouden die multinationals reageren als we hun producten inruilen voor die van een ander? Voor producten van kleine lokale bedrijven?

Het leven onder de Haagse stolp

“Een derde van de ondervraagde kiezers overwoog om op de PVV te stemmen. De PVV kan dus, zoals het er nu uitziet, maximaal 50 zetels halen. Van die 50 heeft Wilders er in de wekelijkse peilingen van De Hond al 38 binnengehaald. Dat is heel veel. En omdat veel PVV sympathisanten in het stemhokje op het laatste moment toch nog voor VVD of CDA zullen kiezen lijkt de electorale grens van de PVV met 38 zetels wel bereikt.” Dit schrijft Mijndert Fennema. Het potentieel voor de PVV is daarmee groot. Belangrijker dan het aantal stemmen en zetels tijdens de verkiezingen, is het aantal zetels erna en wat er vervolgens met die zetels wordt gedaan en bereikt.

MeeusStabiliteit is bij de PVV immers ver te zoeken. De partij zelf is ontstaan toen kamerlid Wilders in 2004 uit de VVD stapte, als de groep Wilders verder ging en die groeide uit tot de eenmanspartij PVV. Sinds 2006 zit de partij in de kamer en hebben zich diverse afscheidingen voor gedaan. Het begon in 2012 met Hero Brinkman, niet lang daarna gevolgd door de Wim Kortenhoeven en Marcial Hernandez. Hiermee verloor de fractie 3 van de 24 zetels. Iets dat zich na de verkiezingen van 2012 voortzette. In 2014 verliet Roland van Vliet de fractie en ging voor zichzelf verder. Niet veel later stapten Louis Bontes en Joram van Klaveren uit de fractie en gingen samen verder. Hiermee gingen 3 van de 15 zetels verloren. En ook op lokaal en provinciaal niveau kent de partij een baaierd aan afscheidingen.

In zijn boek Haagse invloeden. Hoe de Nederlandse politiek echt werkt, besteed Tom-Jan Meeus het eerste hoofdstuk aan de paranoia in de PVV.  Meeus neemt de lezer in een prettig leesbaar boek met een ironische ondertoon mee door de Haagse werkelijkheid. Dit levert een onthutsend beeld op van politiek met een hele, hele, hele kleine p. Meeus noemt het mini-politiek: “Net als in de reclame draait politiek tegenwoordig primair om message control. Dit valt niet alleen de politiek te verwijten, de oude en nieuwe media werken hier stevig aan mee, net als de burger. Door de grote hoeveelheid makkelijke en digitale media ontstaat: “het fenomeen dat mensen bijna alleen nog nieuws afnemen van bronnen die hun opvattingen delen.” Veel mensen komen hierdoor niet meer in aanraking met andere opvattingen en met misstappen van hun politieke helden.

Meeus neemt de lezer in het eerste hoofdstuk mee in de krochten van de PVV en daaruit stijgt een beeld op van paranoïde personen die vooral bezig zijn met de eigen macht en positie. Een partij die intern uiterst verdeeld is over  de te volgen lijn en een partijleider die alleen uit is op effect en aandacht in de media. Het bereiken van iets voor zijn kiezers, laat staan de Nederlanders, is daarna ver ondergeschikt, zelfs bijna afwezig. PVV-stemmers lees het boek! Al vraag ik me af of dit stukje, laat staan het boek passen bij hun opvattingen.

Andere partijen zijn ook niet gevrijwaard van kortzichtig korte termijn effect najagen, de mini-politiek. Een vorm van politiek gericht op effect bij de eigen achterban en het voorkomen van gezichtsverlies, vandaar het streven naar message control. Het compromis (gepolder) is hierdoor in een slecht daglicht komen te staan, terwijl dit, aldus Meeus, toch echt nodig is om het land te regeren. Maar ja, wie durft er compromissen te sluiten die in Nederland nodig zijn om te regeren, als je de dag erna door Maurice de Hond wordt geconfronteerd met een potentiële en bij de volgende verkiezingen een werkelijke electorale afstraffing? Zo wordt het belang van het land ondergeschikt aan zetelwinst in de peilingen en bij de volgende verkiezingen.

Dan de Haagse draaideur. Van lobbyist word je kamerlid en later minister en vice versa en welk belang je waar vertegenwoordigd, wordt steeds onduidelijker. Of van journalist naar voorlichter, kamerlid en ‘mediapersoonlijkheid’. Neem het voorbeeld van  het inmiddels oud VVD-kamerlid Bart de Liefde die is gaan lobbyen voor Uber. Wellicht nog ernstiger is een nieuwe lobby-generatie, die stukken schrijven voor kamerleden en verkiezingsprogramma’s.

De zucht naar ‘message control’  heeft ook zijn uitwerking op de adviesorganen en de ambtenarij. Topambtenaren die van de hoed en de rand weten en aan het publieke debat deelnemen, bestaan niet meer. Afwijkende meningen maken het immers lastig om de boodschap te controleren. De ambtenaar. Ook de invloed op en van adviesorganen komt vaak slecht uit en daarom worden er ander topmensen benoemt. Kritische geesten die deelnemen aan het publieke debat, worden vervangen. Een laatste voorbeeld hiervan is de vervanging van de Kinderombudsman. het moest allemaal wat minder activistisch, dus wat minder kritisch. De ambtenaar en adviseur is: “Minder public, meer servant.” 

Verder komt in het boek aan de orde hoe de politiek de greep op de media vergroot, hoe beleid struikelt over de gevolgen van de uitvoering voor de burger. De burger die bescherming en enige zekerheid vraagt en vol in een onzeker wind wordt gezet. Dit met alle onvrede tot gevolg. En hoe mensen met geld invloed en nu vooral nog raadszetels kopen.

Al met al schetst Meeus een treurig beeld van onze democratie. Een beeld dat hij lardeert met voorbeelden. Klagen is mooi, maar hoe anders? Meeus komt niet veel verder dan het fuseren van partijen, het anders kiezen van de senaat. Hij stelt voor terug naar het oude: een senator gekozen voor zes jaar en iedere drie jaar de helft van de senatoren vervangen. Aanpassingen aan de structuur die niets doen aan de mini-politiek, de ‘message control en de ijzeren greep waarin politiek en media elkaar houden: de scoringsdrang waardoor de korte termijn het wint van de lange en het onbelangrijke van het belangrijke. Want is de cultuur niet veeleer het probleem? En dan bedoel ik het gebrek aan sterke persoonlijkheden? Aan leiders met visie die de discussie sturen in plaats van volgen? Die zich niets gelegen laten liggen aan peilingen?