Risicoslavernij

                “Na jarenlang debat in de Tweede Kamer en onder meer een pleidooi van Albrecht Frederik Insinger voor een zo gunstig mogelijke financiële compensatie voor het bedrijf, keerde de Nederlandse overheid in 1863 300 gulden uit per ‘vrijgemaakte slaaf’ aan alle slavenbezitters.” Schrijft Karin Lurvink bij OneWorld over een gebeurtenis zo’n 150 jaar geleden. En die slaven moesten ook nog zo’n tien jaar doorwerken voor hun oude ‘eigenaar’. In haar artikel geeft Lurvink aan dat Nederlandse banken en verzekeringsmaatschappijen flink hebben verdiend aan de slavernij en daar moet voor haar meer aandacht voor zijn. Want door die aandacht: wordt de reikwijdte van de betrokkenheid bij en impact van slavernij pas echt duidelijk.”  Een andere vraag is echter veel interessanter: hoe komt het dat de slavendrijvers werden gecompenseerd en de voormalige slaven daarvan de schade nog tien jaar moesten betalen?

Bron: Pixabay

                Nu hebben die slaven nog geluk als je het vergelijkt met de Russische lijfeigenen. Lijf, leden en leven van een lijfeigenen stonden, net als dat van een slaaf, geheel ter beschikking van de eigenaar van het land. De lijfeigene was gebonden aan de grond. Werd de grond verkocht, dan werden de lijfeigenen mee verkocht. Aan dat lijfeigenschap kwam in 1861 een einde, twee jaar voordat Nederland de slavernij afschafte. Daarmee was de ellende van de lijfeigene echter nog niet voorbij. Zoals de historicus Michael Lynch het schrijft: “Impressive though these freedoms first looked, it soon became apparent that they had come at a heavy price for the peasants. It was not they, but the landlords, who were the beneficiaries. …  The compensation that the landowners received was far in advance of the market value of their property. They were also entitled to decide which part of their holdings they would give up. Unsurprisingly, they kept the best land for themselves. The serfs got the leftovers. The data shows that the landlords retained two-thirds of the land while the peasants received only one-third. So limited was the supply of affordable quality land to the peasants that they were reduced to buying narrow strips that proved difficult to maintain and which yielded little food or profit. Moreover, while the landowners were granted financial compensation for what they gave up, the peasants had to pay for their new property. Since they had no savings, they were advanced 100 per cent mortgages, 80 per cent provided by the State bank and the remaining 20 by the landlords. This appeared a generous offer, but as in any loan transaction the catch was in the repayments. The peasants found themselves saddled with redemption payments that became a lifelong burden that then had to be handed on to their children.”  Van overerfbaar lijfeigenschap naar overerfbaar schuldenaarschap.

                Terug naar de vraag. Hoe komt het dat de veroorzakers van schade een vergoeding krijgen? Een vergoeding betaald door degenen die er de meeste schade van ondervonden? Dat is een interessante vraag. Een vraag die we ons ook tegenwoordig nog steeds kunnen stellen. Zo werden na 2008 de banken en financiële instellingen die de crisis hadden veroorzaakt, gered. De rekening ervan werd afgewenteld op de burgers in de vorm van belastingen en bezuinigingen.

Een vraag die je ook kunt stellen bij het beperken van de maatschappelijke schade door de coronacrisis. Zo schrijft Jelmer Mommers bij De Correspondent over de eerste maanden na de uitbraak van de corona-pandemie: “De regering was ondertussen de oude, oneerlijke economie in zijn geheel aan het redden. Belastingontwijkers, grote vervuilers, luchtvaartmaatschappijen – iedereen kreeg steun.”  Niet dat het coronavirus een gevolg is van acties van die ‘belastingontwijker en vervuilers’. Nee, dat niet. Het zijn echter wel die ‘belastingontwijkers en vervuilers’ die de maatschappij grote schade toebrengen, die nu worden gecompenseerd.

                Het antwoord op de vraag waarom de schadeveroorzakers worden beloond en degenen die de schade ondergaan worden bestraft, is even logisch als simpel: ‘omdat ze het kunnen!’ En waarom kunnen ze het? ‘Omdat ze de macht hebben.’ De macht om zaken in een voor hen gunstige richting te sturen. De oude slavenhouders bevolkten de parlementen die de slavernij moesten afschaffen. De vervuilende en belastingontwijkende bedrijven van tegenwoordig zitten niet in de parlementen. Alhoewel niet? Hoeveel parlements- en kabinetsleden hebben niet een verleden bij grote bedrijven. En vooral, hoeveel van hen hopen niet op een toekomst bij een van die bedrijven? De huidige premier van Nederland heeft een verleden bij Unilever, oud-ministers zitten nu in de top bij banken. Een voormalig staatssecretaris is topman bij Schiphol. Bouwend Nederland wordt al decennia geleid door voormalig ministers. Om een paar voorbeelden te noemen.

                “Veel rechtsvoorgangers van oude Nederlandse bedrijven zijn betrokken geweest bij slavernij; het was onderdeel van business as usual. Als deze bedrijven hun lange geschiedenis belichten, zouden zij zich niet alleen moeten richten op het ‘glorieuze’ deel. Door hun slavernijgeschiedenis te benoemen kan in Nederland het besef toenemen dat verschillende bedrijfstakken bij slavernij betrokken waren en dat dit een grotere impact heeft gehad op de samenleving en economie dan tot nu toe wordt verondersteld.” Zo concludeert Lurvink. Als historicus juich ik het toe dat het verleden tegenwoordig veel aandacht krijgt. Alleen lijkt er hierbij geen aandacht te worden besteed aan het belangrijkste dat de bestudering van het verleden laat zien. Dat is dat het altijd om macht draaide en draait. Dat zij die de macht hebben, de zaken naar hun hand zetten. Daarbij heeft het weinig toegevoegde waarde om ‘de strijd tegen de vroegere slavenhouders’ nogmaals over te doen. Dan heeft het meer effect om te strijden tegen huidige ‘slavenhouders’. Echte slavenhouders maar ook ‘vervuilende en belastingontwijkende’ bedrijven die ons als hun ‘slaven’ gebruiken voor de risico’s die zij nemen.

Slavernijwetgeving

In de Volkskrant las ik een ingezonden brief waarin Annelies de Vries het volgende schrijft: “Het kolonialisme behoort ook tot de ­Nederlandse geschiedenis, waar racisme en discriminatie vaste onderdelen van waren. De wet- en regelgeving daarvoor werd gewoon door de Nederlandse regering en het parlement in Den Haag vastgesteld, nog niet eens zo lang geleden.” Ik dacht: niet lang geleden vastgestelde slavernij bij wet? Hoe komt ze daarbij? Daarop las ik een, naar blijkt, artikel van vorig jaar van Seada Nourhussen met als titel Met deze koloniale taal stoppen we. En dacht zou het daardoor komen?

Bron: Flickr

Misschien heb ik het vorig jaar gemist en nu stond het ineens weer prominent op de site. “Ook OneWorld heeft een verantwoordelijkheid om ons eigen taalgebruik tegen het licht te houden. Taal kan beeldvorming bepalen en machtsverhoudingen ontkrachten of bevestigen. De volgende termen zijn al uit ons woordenboek geschrapt – ‘Gouden Eeuw’ stond daar niet bij, en zo zijn er vast nog meer blinde vlekken. Denk je mee?” Eronder woorden en termen die volgens OneWorld niet meer kunnen. En ja, ik denk graag mee. In dit geval over het begrip moderne slavernij. OneWorld biedt “Extreme uitbuiting en/of gedwongen arbeid als alternatief. Nu lijkt mij ‘gedwongen arbeid’ toch echt hetzelfde als slavernij. De arbeider is immers niet vrij om te kiezen de arbeid wel of niet te verrichten. De rechten van de arbeider worden ernstig beknot en laat “iemand wiens vrijheden sterk beknot zijn” nu een van de twee omschrijvingen zijn die de Van Dale geeft voor het woord slaaf. De andere is “lijfeigene die geen persoonlijke rechten heeft.” Hierop kom ik straks nog terug.

Nu eerst de reden die OneWorld geeft om het begrip moderne slavernij niet te gebruiken. We lezen: “Het kenmerk van de trans-Atlantische slavernij was dat mensen in gevangenschap onbetaald werk verrichtten, geregeld bij wet. Wat tegenwoordig moderne slavernij wordt genoemd, is wel betaalde arbeid, maar dan extreem laag gehonoreerd. Vaak zijn er ook andere omstandigheden in het spel: de arbeid is doorgaans illegaal en dus strafbaar. Dat maakt het voor nazaten van tot slaaf gemaakten een oneerlijke vergelijking met het eeuwenlange, legale systeem waaronder hun voorouders leefden.” Nu is het ‘onbetaald’ zijn niet helemaal correct. Een slaaf kreeg onderdak en te eten in ruil voor zijn arbeid. Daarin verschilt hij niet zoveel van de extreem uitgebuite negentiende-eeuwse arbeider zoals is te lezen in Kapitaal van Karl Marx. Die kreeg een karig loon dat maar net en soms niet  voldoende was om onderdak en eten te betalen. Maar, hij kon na werktijd gaan en staan waar hij wilde en kon ook een andere baas kiezen. “Maar,” om Over de muur van het Klein Orkest aan te halen: “wat is nou die vrijheid zonder huis zonder baan. Zoveel Turken in Kreuzberg die amper kunnen bestaan. Goed, je mag demonstreren maar met je rug tegen de muur. En alleen als je geld hebt, dan is de vrijheid niet duur.” Geld had hij amper genoeg om te overleven en ook de vrije tijd was zeer beperkt. Want bij werkdagen van tussen de twaalf en soms wel achttien uur per dag was er niet zoveel tijd na het werk. De tijd was amper voldoende om te slapen en weer op krachten te komen voor de volgende dag. En bij een eventueel andere werkgever was het niet zoveel beter. Ik dwaal af. Of toch niet. Het antwoord komt straks.

Oneworld heeft wel een erg beperkt beeld van slavernij: de trans-Atlantische slavernij.  Slavernij kent een lange en ‘veelkleurige’ geschiedenis. Slavernij is geen zeventiende-eeuwse uitvinding. De trans-Atlantische slavernij was een nieuwe loot aan de slavernij-stam. Voor degenen die er meer over willen weten, lees bijvoorbeeld de Prikker Romeinen, Arabieren en Hollanders. Nu was ook een van de kenmerken van die andere vormen van slavernij dat er, uitzonderingen daargelaten, gewerkt moest worden. Slaaf werd je als je aan de verliezende kant in een oorlog had gevochten. Als je dorp was geplunderd en je gevangen was genomen. Dan kon je worden verhandeld net als een koe, geit of een aardewerken pot. Of je werd als kind van slaven geboren. En dan zijn we weer bij het begrip lijfeigene, de tweede betekenis van het woord slaaf. Dat is de naam die in het feodale stelsel in Europa voor slaaf werd gebruikt. Daarnaast had je nog horigen, die hadden hun eigen huis en stukje grond maar moesten verplicht een deel van hun tijd werken voor de landheer. Werk waarvoor ze niet betaald, nog te eten kregen. Die zijn bij OneWorld helemaal buitenbeeld.

Heel bijzonder is de bewering dat slavernij bij wet geregeld was. Er is in Nederland nooit een wet geweest die regelde wie slaaf kon zijn en wie niet. Een slaaf was eigendom en eigendom was heilig. Kinderen en vrouwen waren, om dezelfde redenen, trouwens ook ‘eigendom’ van de pater familas. De enige wetten die over slavernij zijn aangenomen, zijn wetten die het absolute eigendomsrecht beperkten. Zo werd er eind achttiende eeuw een wet van kracht die de verstrekking van voedsel, kleding en rusttijden voor slaven op Curaçao regelden. De wet van 1814 die de trans- Atlantische slavenhandel verbood en de wetten waarmee in de koloniën de slavernij werd verboden en dus afgeschaft. Het is dus precies andersom. Het was niet wetgeving die slavernij mogelijk maakte, het was wetgeving die slavernij onmogelijk maakte.

In  diezelfde periode, de jaren zeventig van de negentiende eeuw en daarmee zijn we weer bij Marx, werden ook de rechten van de ‘kapitalist’ op het lijf en vooral de tijd van de arbeider beperkt. Als eerste via het zogenaamde Kinderwetje van Van Houten waarmee in 1874 de arbeid van kinderen onder twaalf jaar werd verboden. Een wet die werd gevolgd door een hele serie wetten die de ‘rechten’ van de werkgever beperkten en het leven van de arbeider verbeterden. Wetten die de arbeidstijden regelden, de lengte van de werkdag en de werkweek, de omstandigheden waaronder gewerkt moest worden en uiteindelijk zelfs medezeggenschap. Net als de slavernijwetgeving is ook de wetgeving met betrekking tot arbeid wetgeving die de rechten van ‘kapitalisten’ en dus machtigen beperkt.

Ook tegenwoordig zijn er nog voldoende mensen wiens ‘vrijheden ernstig beknot’ zijn en die dus onder de categorie ‘slaaf’ vallen. Neem de arbeiders die in Qatar de voetbalstadions voor de WK bouwen. Ze krijgen wat betaald waarvan ze kunnen leven, maar hebben verdomd weinig vrijheden. Hun paspoorten zijn ingenomen en of ze hun loon krijgen is maar zeer de vraag. Of de vrouwen die met mooie verhalen worden verleid om naar hier te komen en waarvan het paspoort wordt afgenomen waarna ze in de prostitutie te werk worden gesteld. Dit om maar twee voorbeelden te noemen van wat ik toch echt gewoon bij de naam noem: moderne slavernij. Of beter nog, laat het woord modern weg: slavernij!

De grammofoon en Spotify

Lezers die de Ballonnendoorprikker al lange tijd volgen, zullen soms denken: ‘maar dat heeft hij toch al eens geschreven.’ En dat klopt dan meestal ook wel. Er zijn onderwerpen die geregeld terugkomen. Vandaag ook weer zo’n onderwerp. Toen ik het las, dacht ik: ‘laat maar voorbij gaan anders word je zo’n oude grammofoonplaat die steeds op eenzelfde plek overslaat.’ Het onderwerp: de rol van slaven, slavernij en slavernij producten in de Nederlandse geschiedenis.

Bron: Pixabay

Deze week berichtte de Volkskrant over een onderzoek van twee historici, Pepijn Brandon en Ulbe Bosma van het Internationale Instituut voor Sociale Geschiedenis, naar het ‘slaaf aandeel’ in de economie van de Republiek. Het Volkskrantartikel opent met: “Economisch gewicht slavernij veel groter dan gedacht; ‘verdiensten in 1770 ongeveer vergelijkbaar met haven Rotterdam nu.” In de erop volgende alinea wordt het toegelicht: “Slavernij leverde het gewest Holland op zijn toppunt zo’n 10 procent van het bbp op, en heel Nederland 5 procent, hebben historici berekend. Van scheepsbouwers tot notarissen en koffieverkopers: allemaal profiteerden ze van de handel in mensen en hun werk op plantages.” 

Vaste deelnemer in het debat, historicus Piet Emmer, reageerde snel: “Ze moesten wellicht stevige conclusies trekken om de NWO-financiering van hun onderzoek te rechtvaardigen, maar wetenschappelijk gezien vind ik dit te ver gaan. Ik heb ooit berekend dat de slavernij gedurende het tijdvak 1650-1850 gemiddeld zo’n 3 procent van het bbp heeft opgeleverd – en dat is waarschijnlijk nog te hoog. Ik zie geen reden om die conclusie bij te stellen naar aanleiding van dit onderzoek. De auteurs beweren dat het jaar 1770 representatief is voor een langere periode, maar ik betwijfel dat. Ze hebben een piekjaar gekozen en zijn van daaruit gaan extrapoleren.” 

Ongeveer op hetzelfde moment wil de meerderheid van de gemeenteraad van Amsterdam excuses aanbieden voor het slavernijverleden van de stad. Op de NOS-site is te lezen dat: “er volgend jaar op 1 juli, bij de herdenking van het slavernijverleden, excuses worden aangeboden namens de hoofdstad.” Of excuses iets toevoegen weet ik niet, wat ik wel weet is dat als je excuses aanbiedt dat je dan wel moet weten waarvoor en bij wie je excuses aanbiedt. 

Als we dan toch bezig zijn dan denk ik dat die 5% volgens de één en 3% volgens de ander veel te laag is. Als we toch breed van “scheepsbouwers tot notarissen en koffieverkopers” kijken, dan missen we in de discussie zoals die in Nederland wordt gevoerd nog het een en ander.

Om maar meteen met de deur in huis te vallen. Ik denk, zonder dat ik er specifiek onderzoek naar heb gedaan, dat het percentage van de economie van de Republiek dat ‘slaafgerelateerd’ was, veel hoger is. Dat denk ik niet omdat de onderzoekers naar de transatlantische ‘slavenbijdrage’ slecht werk hebben geleverd en ze iets vergeten zijn. 

Waarom ik dat denk? De hele discussie over slavernij spitst zich toe op het transatlantische deel. Het deel waarbij vanuit Afrika getransporteerde slaven een rol speelt. En of het nu 5% was of 3% zoals Emmer beweert, het concentreert zich op slechts een aspect van de handel. De bulk van de handel betrof de handel in onder andere granen en hout met het Baltisch gebied (Polen, Lijfland, Pruisen en Rusland). En waardoor kenmerkten die gebieden zich? Door het feodale stelsel. En wie verzorgde de bulk van het werk? De lijfeigenen en horigen. En wat was dat? Dat was een vorm van slavernij. Alleen lijkt het maar niet tot de huidige discussie te willen doordringen dat er ook héééél veel slaven waren die niet uit Afrika kwamen.

Het lijkt mij goed dat ook deze vorm van slavernij aandacht krijgt in een nog op te richten slavernij-museum. Immers om haar naam eer aan te doen zal dat museum de rol van slaven en het denken over slavernij door de gehele geschiedenis van de mensheid heen moeten laten zien. Dus ook de slavenhandel van de Noormannen, de rol van slaven in het oude Romeinse rijk om maar iets te noemen. In zijn boek de Zijderoutes wijdt Peter Frankonpan een hoofdstuk aan de slavenhandel. De Noormannen vervullen een hoofdrol in dat hoofdstuk en over het Romeinse rijk schrijft hij: “Recent onderzoek lijkt erop te wijzen dat het Romeinse rijk op het hoogtepunt van zijn macht elk jaar zo’n 250.000 à 400.000 nieuwe slaven nodig had om het slavenbestand op pijl te houden.” Maar ook de oude Grieken, China, India, Afrika, de Inca’s en Maya’s mogen er niet in ontbreken. 

Het museum zou ook aandacht moeten besteden aan hedendaagse slavernij. Zoals Qatar waar de voetbalstadions voor de WK van 2022 worden gebouwd onder omstandigheden die erg veel weg hebben van slavernij. Of de Noord-Koreanen die in Rusland werken onder dubieuze omstandigheden. Of de werkwijze in sommige fabrieken in Zuid-Oost Azië. Maar ook loonslavernij en schuldenslavernij zouden een plek moeten krijgen. De slavernij-discussie mag dan een oude haperende grammofoonplaat lijken. Het thema is verre van weg. Sterker nog, het is net zo actueel als een Spotify-playlist.

K(any)en (West) uw geschiedenis

RTLZ columnist Roderick Veelo beklaagt zich over zwakke ruggen van mensen aan de top van de samenleving. Een van de topmensen die een standje krijgt, is Kasper Rørsted de topman van Adidas omdat hij het sponsorcontract met Kanye West verbrak vanwege diens uitlatingen over slavernij. Die zwakke rug laat ik even links liggen, het gaat mij om de uitspraak van West: “Als je hoort dat de slavernij 400 jaar duurde, 400 jaar! Dat klinkt als een keuze.” Een om twee redenen bizarre uitspraak.

Boulanger_Gustave_Clarence_Rudolphe_The_Slave_Market

Illustratie: Der Sklavenmarkt – Wikipedia

Natuurlijk is slavernij geen vrijwillige keuze, de eerste reden waarom deze uitspraak bizar is. West deed deze uitspraak, zo lees ik in het AD, in een interview en de interviewer Van Lathan reageerde als volgt op deze opmerking: “Jij leidt misschien het luxeleven van een zanger, maar wij, de rest van de samenleving, worden nog steeds gemarginaliseerd door de gevolgen van 400 jaar slavernij.” Een, om de tweede reden, eveneens een bizarre uitspraak. Bizar omdat het denken en het historisch besef van beiden erg beperkt lijkt, zowel in tijd als in schaal. 

Zowel West als Lathan doelen op de slavernij van Afrikanen die naar Amerika werden vervoerd om daar te werk te worden gesteld op vooral plantages, de Atlantische slavenroute. Die slavernij besloeg een periode van bijna vierhonderd jaar, grofweg van 1500 tot de afschaffing van de slavernij in het derde kwart van de negentiende eeuw. Bizar is dat beide heren, en in het kielzog daarvan de vele reageerders op de uitspraken, niet op het idee lijken te komen dat slavernij een veel langere geschiedenis kent en dat het niet alleen Afrikanen waren die slaaf waren of het risico liepen het te worden. 

Iedereen met een beetje kennis van de geschiedenis weet dat slavernij niet beperkt was in kleur en tijd. Heel veel van onze Europese voorouders leidden een leven als horige (mensen die aan de grond waren gebonden) of nog erger lijfeigene. Het Romeinse rijk, net als alle andere oude rijken, steunde op slavernij. Slavernij die in aantallen de Atlantische route vaak overtroffen. 

Iedereen met een beetje kennis van het heden weet dat met de afschaffing van de slavernij, de slavernij niet tot het verleden behoort. Ook nu leven er nog vele mensen in slavernij of in een moderne vorm van ‘horigheid’. 

De domheid van de uitspraak van West is stuitend. Hoe zit het met de kennis van de geschiedenis van West en zijn vele criticasters? Is het gebrek daaraan niet nog veel stuitender? Want zou zo’n uitspraak niet voort kunnen komen uit een gebrek aan kennis?

Verantwoordelijkheid nemen

“Vrijheid heeft voor de Afro-Nederlander een andere betekenis, althans: voor mij zeker. In de eerste plaats gaat het over de wisselende rol tussen slachtoffers en daders en de hypocrisie van Nederland.” Dit schrijft Charlene Hiwat-Kortstam, hoofdredacteur van Ethnics.nl op de opiniesite Joop. Hypocriet is Nederland als het gaat om haar verleden als ‘slavenhandelaar en -houder’. Hiervoor heeft Nederland nooit haar verantwoordelijkheid genomen alhoewel het ieder jaar de kans krijgt hiertoe, aldus Hiwat-Kortstam.

SlavernijFoto: www.flickr.com

Geachte mevrouw Hiwat-Kortsstam, beste Charlene, slavernij bestond al ver voordat Nederland in zijn huidige vorm op het wereldtoneel verscheen. Slavernij was ook niet iets typisch Nederlands. Over de hele wereld trof men slaven aan en dus slavenhouders. Wellicht bent u bekend met het feodale stelsel. Ook dat stelsel was gebaseerd op een vorm van slavernij, alleen heetten de slaven horigen of lijfeigenen. Aan het lijfeigenschap is geleidelijk een einde gekomen. In Rusland hield dit het langste stand, daar werd het in 1861 afgeschaft. Dat afschaffen gebeurde door de verantwoordelijke, de hoogste landheer. Nam die daarmee zijn verantwoordelijkheid voor iets wat in toenemende mate als een misstand werd ervaren? Ook het houden van slaven werd in hetzelfde tijdsgewricht, door steeds meer mensen gezien als een misstand die moest worden beëindigd. Als hoogste gezag was de Nederlandse regering hiervoor verantwoordelijk en zij nam die verantwoordelijkheid door de slavernij in 1863 te verbieden en af te schaffen.

Uit uw betoog begrijp ik dat u meer wilt. Wat betekent verantwoordelijkheid nemen voor u? Wat wilt u dat de Nederlandse overheid doet? Wanneer heeft zij in uw ogen haar verantwoordelijkheid genomen voor de slavernij? U schrijft dat: “…de sporen van de slavernij iedere dag opnieuw zichtbaar (zijn) voor iedereen die ze wil zien of iedereen die ze ervaart.” En : “Vrijheid zou moeten betekenen dat er gelijke kansen zijn op het gebied van scholing en het vinden van een baan. Het zou moeten betekenen dat iemand niet door autoriteiten wordt beoordeeld op de kleur van zijn of haar huid en om die reden gecontroleerd wordt. Vrijheid betekent voor mij dat er geen sprake is van racisme of discriminatie, in welke zin dan ook. Dat je als mens gewoon kunt ‘zijn’, zonder dat je je daarvoor hoeft te verontschuldigen.” Wat zijn die sporen? Ik zie ongelijke behandeling van mensen, niet alleen vanwege een huidskleur. Ongelijke behandeling van mensen met een kleur, een hoofddoek, van mensen boven een bepaalde leeftijd, van werklozen en bijstandsgerechtigden, van het denken dat de mens ziet als grondstof, een ‘loonslaaf’ en nog veel andere vormen. Het lijkt mij dat wij daar samen wat aan moeten doen, daar zijn wij nu verantwoordelijk voor en die verantwoordelijkheid moeten wij nu nemen.

Pas dan zullen wij maximaal vrij zijn. Niet volledig vrij, daar kom ik morgen op terug. Tot morgen!