Zorgen over betaalbare zorg

Met de Tweede Kamerverkiezingen in aantocht komen de politieke partijen met hun plannen voor de toekomst. Een onderwerp dat veel voorkomt is de zorg en dan vooral het eigen risico. Diverse partijen (PVV, 50-plus, SP en GroenLinks) pleiten voor afschaffing van het eigen risico. Kees Kraaijeveld bepleit in Vrij Nederland juist voor het behoud van het eigen risico. Kraaijeveld: “Als Nederlanders zich zorgen maken over de betaalbaarheid van de zorg, is het schrappen van het eigen risico dan een goed idee? Natuurlijk niet. Het eigen risico is in 2008 juist ingevoerd om de zorg betaalbaar te houden.” Bovendien maakt het eigen risico mensen bewust van de kosten: “Het eigen risico is een manier om mensen die zorg consumeren te laten voelen dat zorg geld kost. Dat helpt. Zelfs een eenvoudig en relatief laag eigen risico als het onze voorkomt al ruim een half miljard euro per jaar aan zorguitgaven. ‘Remgeld’ noemen economen dat.” 

eigen-bijdrage

Illustratie: www.bbtk.org

Op enkele punten kunnen vragen worden gesteld bij het betoog van Kraaijeveld. Als eerste een aantal vragen bij de economische redenering. Economische redeneringen zijn valide als mensen een keus hebben: koop ik brood bij de bakker of de supermarkt? Hoeveel keus heb ik als ik een been breek? Heb ik dan de keus om niet naar de dokter te gaan? Is gezondheid niet té belangrijk om zo’n economische redenering op los te laten?

De ‘economische redenering’ is gebaseerd op de aanname dat mensen voor iedere scheet naar de dokter gaan en er zo veel kostbare tijd en geld wordt besteed aan mensen die eigenlijk niets mankeren, behalve dan misschien aandachtstekort. Klopt die aanname wel? En zouden er voor dat aandachtsprobleem geen andere oplossingen zijn?

Weegt het ‘remgeld’ en dus het niet of later naar een dokter gaan op tegen de mogelijke vervolgschade ervan? ‘Remgeld’ zou effectief zijn als het bij de toegangspoort wordt geheven, dus bij de huisarts, dat zou ook de ‘aandachtszoeker’ kunnen remmen. Een bezoek aan de huisarts is echter vrij van eigen bijdrage. Een eigen bijdrage is pas aan de orde als de huisarts doorverwijst naar een specialist of iets voorschrijft. Dus als er iets is geconstateerd en als ik die specialist niet bezoek of het medicijn niet haal, omdat ik de eigen bijdrage niet kan betalen. Vervolgschade omdat ik de penicillinekuur tegen de tekenbeet niet afhaal vanwege de eigenbijdrage en ik vervolgens ten prooi val aan lyme? Weegt die schade op tegen de extra inkomsten van de eigen bijdrage?

Als laatste vragen over de zorgen om de betaalbaarheid. In de zorg zijn er twee soorten betaalbaarheid. Kraaijeveld maakt zich zorgen om de macro-betaalbaarheid: kunnen we als land, de totale kosten van de zorg nog wel blijven betalen, de vijfduizend euro per hoofd van de bevolking waar Kraaijeveld het over heeft en waarvan het eigen risico maar een klein deel is, de rest is premie- en vooral belastinggeld. Zouden bij deze betaalbaarheid draagkracht en rechtvaardigheid centraal moeten staan?

De andere betaalbaarheid is de micro-betaalbaarheid. Kan ik als burger de vezekeringspremie en vooral de eigen bijdrage betalen? Als ik chronisch ziek ben en van een klein inkomen moet rondkomen, dan is driehondervijfentachtig euro, ruim dertig euro per maand, veel geld. Zeker omdat ik al van tevoren weet dat ik ze moet betalen en er dus van ‘remmen’ geen sprake is. Om welke betaalbaarheid zouden mensen zich het meeste zorgen maken?

Op uw gezondheid

In de Volkskrant zet Frank Kalshoven alvast wat aandachtspunten voor het nieuwe kabinet op een rijtje. Nummer één op de lijst, de zorgkosten. Kalshoven: “wat wil de partij met die zorgkosten doen? Ik zou zeggen: tem die beer. Zet het mes in de verwachte stijging van de zorgkosten om ruimte te scheppen voor andere dingen…”  Bij het lezen hiervan, moest ik denken aan het boek The Rise and Fall of American Growth van de Amerikaanse econoom Robert J. Gordon.

Gordon

Illustratie: press.princeton.edu

Gordon besteedt aan heel veel zaken aandacht, zo ook aan de ontwikkelingen in de gezondheidszorg. Natuurlijk beschrijft hij de Amerikaanse situatie, toch biedt het wel stof om over na te denken. Als eerste constateert hij dat commercie in de Verenigde Staten niet tot de beste, meest efficiënte en goedkope zorg heeft geleid. Toch opletten met verdere marktwerking?

Gordon laat zien dat de grote gezondheidswinst, die is bereikt tussen 1870 en nu, voor het grootste deel aan andere zaken is te danken dan pure gezondheidszorg. Collectieve investeringen als aanleg van waterleidingen met schoon drinkwater. De aanleg van rioleringen. Het gebruik van zeep. De komst van de auto. De auto? Ja, de auto want die zorgde ervoor dat het paard uit het straatbeeld verdween en met het paarden de mest, de paardenurine en de paardenlijken. Deze maatregelen zorgden voor een forse daling van de baby- en kindersterfte en daarmee een flinke stijging van de gemiddelde sterfteleeftijd. Vervolgens de toevallige uitvinding van de penicilline door Alexander Flemming en de vaccinaties voor diverse kinderziektes. Deze maatregelen zorgden ervoor dat er voor vele kinderen, vele gezonde levensjaren bijkwamen.

De laatste decennia (in de Verenigde Staten zo ongeveer sinds 1950, ligt de aandacht bij hart- en vaatziektes en kanker, omdat daaraan sinds die tijd de meeste mensen sterven. Verschil met die eerdere maatregelen, is volgens Gordon, dat deze ervoor zorgen dat aan het einde leven het leven een paar jaar worden toegevoegd.

In een tijd waar overgewicht een steeds groter probleem wordt, waar de jeugd steeds minder beweegt en de uittredend commandant der strijdkrachten signaleert dat jeugdige rekruten steeds minder sterk en beweeglijk zijn en de fijne motoriek afneemt. Wat zou dan het nieuwe kabinet van Gordons beschrijving en deze gegevens kunnen leren? In ieder geval dat investeren in  preventie loont.

Inzetten op preventie? Op veel meer sport en spel, bewegingsonderwijs voor kinderen op basis- en middelbare scholen? Sport en spel waarbij tevens aandacht is voor samenwerking en zo ook voor normen en waarden? Want zie je tijdens sport en spel niet het echte kind? Zou dat niet ook kunnen bijdragen aan betere prestaties van jongens?

Hoofdpijn van de Zorg

“De grote verzekeraars kunnen nog niet zeggen met welke ziekenhuizen ze volgend jaar een contract hebben.” Dit valt te lezen in de Volkskrant. Dit werk moest eigenlijk al voor 19 november gereed zijn, omdat dit een onderdeel vormt van het aanbod dat de verzekeraars hun klanten voor die datum moeten doen. De klanten moeten nu een keuze maken op basis van een incompleet aanbod. Een keuzeproces dat ieder jaar weer voorbij komt en miljoenen kost aan reclame-inspanningen. De ‘beschermheer van de markt’, de Nederlandse Zorgautoriteit, geeft aan niet te gaan handhaven.

Gezondheidszorg Illustratie:  www.vhcbv.com

Op een normale markt heb je vragers en aanbieders. In de zorg ligt het wat anders. Je hebt een klant die liever niet naar de ‘winkel’ gaat. Wie wil er immers ziek zijn. En als ze het wel zijn, hebben ze niet de sterkste onderhandelingspositie. Met je gebroken been vraag je niet eerst drie offertes op. Het been moet in het gips. Dan kom je al snel in het dichtstbijzijnde ziekenhuis terecht. De markt faalt, omdat echt vrije keus niet mogelijk is. Om dit marktfalen op te heffen, komt de zorgverzekeraar in beeld. Die moet ‘bemiddelen’ tussen vraag en aanbod en moet daaraan een boterham over houden.

Zo maken we er twee nieuwe markten bij om het oorspronkelijke marktfalen op te lossen. Op de ene markt vechten de zorgverzekeraars met elkaar om de verzekerde en op de andere de ‘dokters’ om de gunst van de zorgverzekeraars. De zorgverzekeraars vervullen zo een centrale rol waarin ze de ‘dokters’ uitknijpen door de tarieven te verlagen en de verzekerde door zaken uit het pakket te kieperen en met de premie te spelen. Hierover schreef ik al eerder in (Marktwerking en solidariteit).

Ongereguleerd werken ook deze markten niet goed. Daarom maakt de overheid wetten om de verzekerde te beschermen tegen de zorgverzekeraar en de ‘dokter’, de ‘dokter’ tegen de zorgverzekeraar en de zorgverzekeraar voldoende macht te geven tegenover de verzekerde en de ‘dokter’. De Nederlandse Zorgautoriteit mag toezien op deze wetten en laat het nu dus afweten.

Nieuwe, op zichzelf ook falende, markten creëren om initieel marktfalen op te heffen, is dat wel de manier? Zou het niet anders kunnen? Minder omslachtig en bureaucratisch? Gaan markt en zorg wel samen?